Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 41

21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 10/21/2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van


steenconstructies

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 1/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Voorwoord
1 Onderwerp
2 Toepassingsgebied
3 Termen en definities
3.1 Wanden
3.2 Constructies
3.3 Constructiedelen
4 Symbolen
5 Materialen en materiaaleigenschappen
5.1 Stenen, blokken en elementen
5.2 Mortels
5.3 Metselwerk
6 Belastingsgevallen en belastingscombinaties
6.1 Belastingen volgens NEN 6702
6.2 Aanvullingen met betrekking tot de windbelasting
7 Schematisering en krachtsverdeling
7.1 Schematisering van de constructie
7.2 Theorieën en rekenmethoden
7.3 Krachtsverdeling algemeen
7.4 Krachtsverdeling in wanden in geschoorde raamwerken
7.5 Krachtsverdeling in ongeschoorde en schorende raamwerken
7.6 Krachtsverdeling in overige schorende constructies
7.7 Schijfwerking van de vloeren
7.8 Stabiliteit van kopgevel
8 Toetsing
8.1 Toetsing van passieve wanden
8.2 Toetsing van neutrale wanden
8.3 Toetsing van actieve wanden en kernen
8.4 Toetsing van de stabiliteit van constructies waarbij de weerstand wordt verzekerd door de kantelweerstand
van de bouwmuren
9 Detailleringseisen
9.1 Algemeen
9.2 Ondersteuning van wanden op vloerranden
9.3 Aansluiting van actieve wanden aan de onderzijde van vloeren
Titels van vermelde normen en andere documenten
Bijlage A Bepaling van E f voor L- en T-vormige doorsneden
Auteursrechten en aansprakelijkheid
Auteursrechten
Aansprakelijkheid

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 2/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

Voorwoord
CUR-Aanbevelingen hebben veelal betrekking op nieuwe materialen en/of nieuwe bouwconstructies. In deze
Aanbeveling 'Stabiliteit van steenconstructies' is dit echter niet het geval. In de huidige TGB-Steenconstructies (NEN
6790) wordt al het nodige gezegd over de stabiliteit van steenconstructies. In CUR-rapport 94-4 'Stabiliteit
woningbouw' worden reeds meer uitgebreide theorieën beschreven, waarbij het begrip neutraIe wanden wordt
geïntroduceerd.

In het kader van het CUR-metselwerkonderzoek is het stabiliteitsgedrag van steenconstructies onderzocht. Ais
resultaat hiervan kon een aantal aannamen uit CUR-rapport 94-4 beter worden onderbouwd. Daardoor is het nu
mogelijk om het principe van de stabiliteitsbeschouwingen die in CUR-rapport 94-4 zijn beschreven, te formaliseren
in deze CUR-Aanbeveling. Tevens zijn verschillende methoden ten behoeve van de Aanbeveling verder ontwikkeld.

Ontegenzeggelijk zijn er overeenkomsten tussen steen- en betonconstructies. Er zijn duidelijke verschillen tussen de
materiaaleigenschappen, maar de schematisering van constructies en de wijze van toetsen ervan vertonen grote
overeenkomsten. Het in de huidige normen NEN 6720 (VBC 1995) en NEN 6790 aangetroffen onderscheid bij de
beschouwing van de stabiliteit van deze constructies is onnodig. Bij het opstellen van deze Aanbeveling is daarom
gestreefd naar het creëren van grote overeenkomsten tussen het beschouwen van de stabiliteit van steen- en
betonconstructies. Daarom worden in deze Aanbeveling zowel de in NEN 6720 gehanteerde symbolen als een deel
van de rekenregels voor het toetsen van de stabiliteit overgenomen.

Deze CUR-Aanbeveling is, in het kader van het CUR-project 'ConstructiefMetselwerk', opgesteld door CUR-
commissie C 105 'Utilisatie metselwerkonderzoek'. De samenstelling van deze commissie was bij het verschijnen van
deze Aanbeveling als volgt:

ir. J. Stroband (voorzitter)


ir. S.N.M. Wijte (rapporteur)
ir. A.Th. Vermeltfoort (secretaris)
ing. A.M.H.M.A. Claessens
R.J. van der Ham
ir. P. de Jong
ir. M.H.M. Nieuwenhuys
ing. M.J. Oversteegen
dr.ir. R. van der Pluijm
ing. G.J. Roelofsen
ing. A.E.M. van der Waart
ing. A. Brink (corresponderend lid)
ir. J.H.M. Lavrijssen (corresponderend lid)
P.A. Timperman (corresponderend lid)
prof.ir. C.S. Kleinman (mentor)
ir. M.L. Ywema (coördinator)

Deze Aanbeveling is goedgekeurd door de Algemene Voorschriftencommissie 'Metselwerk' en heeft in stemming van
NEN-commissie 351 001 04 'TGB Steenconstructies' .

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 3/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

1 Onderwerp
Deze CUR-Aanbeveling bevat regels voor het toetsen van de stabiliteit van draagconstructies bestaande uit dragende
wanden van metselwerk. De Aanbeveling is een aanvulling op de bestaande norm en voor het beoordelen van
steenconstructies.

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 4/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

2 Toepassingsgebied
De CUR-Aanbeveling is van toepassing op draagconstructies samengesteld uit dragende wanden van metselwerk en
steenachtige vloeren.

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 5/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

3 Termen en definities

3.1 Wanden

Actieve wand:
Dragende wand die deel uitmaakt van een schorende constructie of een ongeschoorde constructie.

Neutrale wand:
Dragende wand die deel uitmaakt van een geschoorde constructie en waarvan is aangetoond dat deze ten gevolge van
de beperkte vervormingen van de schorende constructie niet gaat aanpendelen.

Passieve wand:
Dragende wand die deel uitmaakt van een geschoorde constructie en waarvan de normaalkracht in de wand voor de
schorende constructie beschouwd moet worden als een aanpendelende last.

3.2 Constructies

Geschoorde constructies:
Constructies waarvan de horizontale belasting wordt opgenomen door tot hetzelfde samenstel van constructies
behorende schorende constructies.

Ongeschoorde constructies:
Constructies waarvan de horizontale belasting wordt opgenomen door de constructie zelf en waarin ten gevolge van
de daardoor optredende uitbuigingen tweede-ordemomenten en -krachten ontstaan.

Schorende constructies:
Constructies waarvan zowel de eigen horizontale belasting als de horizontale belasting van de tot hetzelfde samenstel
van constructies behorende geschoorde constructies wordt opgenomen en waarin ten gevolge van de daardoor
optredende uitbuigingen tweede- orde-momenten en -krachten ontstaan.

3.3 Constructiedelen

Raamwerk:
Draagconstructie bestaande uit een samenstel van lineaire constructiedelen en ten behoeve van de berekening tot
lineaire constructiedelen geschematiseerde vlakke constructiedelen, waarvan de systeemlijnen ter plaatse van de
knopen op elkaar aansluiten en zogenoemde stijve knopen vormen.

Stijve knopen:
Stijve knopen zijn verbindingen tussen vloeren en wanden in een raamwerk waar bij een tussenwand sprake is van een
doorgaande vloer en bij een eindwand van een over de gehele dikte van de wand opgelegde vloer. Tevens moeten de
verbindingen voldoende sterk zijn om de krachten ten gevolge van de voorgeschreven belastingen te kunnen
opnemen.

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 6/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

4 Symbolen
a. Latijnse hoofdletters

C rotatie-veerconstante
Ef fictieve elasticiteitsmodulus
(EI) k buigstijfheid van de beschouwde wand volgens de lineaire elasticiteitstheorie
(EI) d rekenwaarde van de buigstijfheid volgens de quasi-lineaire elasticiteitstheorie
F v;d rekenwaarde van de langsschuifkracht
F v;u rekenwaarde van de uiterst opneembare langsschuifkracht
F vl;u rekenwaarde van de deuvelweerstand van een opgesloten vloer
F h;d rekenwaarde van de horizontale kracht
F h;u rekenwaarde van de weerstand tegen kantelen
G rep representatieve waarde van het eigen gewicht van de wand
H hoogte van de constructie
I kwadratisch oppervlaktemoment van een doorsnede
L 1,L 2 dagmaten tussen de lijven van de aangrenzende wanden
Md rekenwaarde van het moment
Mu rekenwaarde van het uiterst opneembare moment
N 'd rekenwaarde van de normaalkracht
N 'v;d rekenwaarde van de totale verticale belasting
N 'u;d rekenwaarde van de uiterst opneembare normaaldrukkracht

b. Latijnse kleine letters

b breedte van de beschouwde doorsnede


be meewerkende flensbreedte
bv breedte van de aansluiting tussen penant en bouwmuur
b0 lijfdikte; breedte van de oplegging
b 1, b 2 breedte van de meewerkende flensdelen
e0 (grootste) beginexcentriciteit
e1 beginexcentriciteit
ec toeslagexcentriciteit
et totale excentriciteit
ƒ rep representatieve waarde van de druksterkte van metselwerk
ƒ 'b;rep representatieve waarde van de splijttreksterkte van de steen
ƒ v;v;rep representatieve waarde van de schuifsterkte van de aansluiting penant-bouwmuur
h hoogte van de beschouwde doorsnede
l hoogte van de wand
lc kniklengte
lv lengte van de loodvoeg

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 7/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

c. Griekse letters

α benuttingsgraad
γm materiaalfactor
δ optr optredend horizontale verplaatsingsverschil tussen de onder- en bovenzijde van de wand, veroorzaakt
door de rekenwaarde van de voorgeschreven windbelasting
δu uiterst toelaatbare horizontale verplaatsingsverschil tussen de onder- en bovenzijde van de wand
λ slankheid van de wand
ξ factor voor niet-lineariteit
φ hoekverdraaiing
ψ vormfactor

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 8/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

5 Materialen en materiaaleigenschappen

5.1 Stenen, blokken en elementen

Stenen, blokken en elementen moeten voldoen aan de in de desbetreffende productnormen opgenomen eisen en regels
voor keuring en beproeving:

metselbaksteen moet voldoen aan NEN 2489;


kalkzandstenen en kalkzandsteenblokken moeten voldoen aan NEN 3836;
kalkzandsteenelementen moeten voldoen aan NEN 3837;
bouwblokken en -stenen van beton moeten voldoen aan NEN 7027.

Van de genoemde productnormen zijn niet van toepassing artike17 van NEN 3836:1978 en artikel 7 van NEN
3837:1985 (Rekenwaarde voor de druksterkte van metselwerk; hiervoor geldt NEN 6790).
Een productnorm mag worden vervangen door overeenkomende Europese productnormen op het moment dat deze
normen verschijnen als NEN-EN norm.

Toelichting

Voor metselwerk in bouwblokken en -stenen van beton kan naast NEN 7027 gebruikgemaakt worden van BRL
2340 'Nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO-productcertificaat voor Bouwblokken en -stenen van beton
(1998)'.

5.2 Mortels

Mortels voor metselwerk moeten voldoen aan NEN 3835. In de literatuurlijst zijn de Europese normen vermeld die
deze Nederlandse norm in de toekomst zullen vervangen.

5.3 Metselwerk

5.3.1 Algemeen

De eigenschappen van metselwerk kunnen worden afgeleid uit de eigenschappen van de componenten zoals
beschreven in artikel 9 van NEN 6790:1991. Indien gewenst mogen de materiaaleigenschappen van metselwerk ook
proefondervindelijk worden bepaald, zoals beschreven in NEN 6790.
In aanvulling op NEN 6790 gelden de volgende materiaaleigenschappen of grootheden zoals genoemd in 5.3.2.

5.3.2 Schuifsterkte van de aansluiting penant-bouwmuur

5.3.2.1 Rekenwaarde

Voar de rekenwaarde van de schuifsterkte van de in verband gemetselde aansluiting tussen penant en bouwmuur en
voor gelijmde loodvoegen in stabiliteitskernen van kalkzandsteen geldt:

waarin:

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 9/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

ƒ v;v;d is de rekenwaarde van de schuifsterkte van de aansluiting penant-bouwmuur;


ƒ v;v;rep is de representatieve waarde van de schuifsterkte van de aansluiting penant-bouwmuur
volgens 5.3.2.2 of 5.3.2.3;
γm is de materiaalfactor; γm = 1,8.

5.3.2.2 Representatieve waarde van in verband uitgevoerde aansluitingen

Voar de representatieve waarde van de schuifsterkte van de in verband gemetselde aansluiting penant-bouwmuur
geldt:

waarin:

ƒ v;v;rep is de representatieve waarde van de schuifsterkte van de aansluiting penant-bouwmuur;


ƒ b;rep is de representatieve waarde van de splijttreksterkte van de steen bepaald volgens ontwerp
NEN 2871 (de representatieve splijttreksterkte mag gelijk worden gesteld aan de 5%
karakteristieke ondergrens).

Toelichting

Voor bakstenen mogen de volgende waarden voor de splijttreksterkte worden aangehouden.


Voor vormstenen:

ƒ b;rep is 1/16 maal de gemiddelde druksterkte van de stenen volgens 8.3 van NEN 2489:1976.

Voor strengpersstenen:

ƒ b;rep is 1/22 maal de gemiddelde druksterkte van de stenen volgens 8.3 van NEN 2489:1976.

Voor kalkzandsteen met een gemiddelde steendruksterkte van ten minste 15 N/mm2, bepaald volgens NEN 3836
voor stenen en blokken of volgens NEN 3837 voor elementen, mag de volgende waarde voor de splijttreksterkte
worden aangehouden:

ƒ b;rep = 1,4 N/mm2.

5.3.2.3 Representatieve waarde van de schuifsterkte van een loodvoeg in kalkzandsteen

Een gelijmde verbinding in een loodvoeg bij kalkzandsteenmetselwerk heeft een representatieve waarde van de
afschuifsterkte gelijk aan:

bv is de breedte van de gelijmde loodvoeg in mm.

Daarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

de verticale lijmvoeg tussen bouwmuur en penant wordt vol en zat gemetseld;


de aansluiting tussen penant en bovenliggende vloer voldoet aan artikel 9.3;
de lijmmortel voldoet aan de eisen vermeld in tabel 5 van NEN 3835:1991;
de gemiddelde steendrukstrerkte bepaald volgens NEN 3836 voor stenen en blokken of volgens NEN 3837 voor
elementen bedraagt minimaal 15 N/mm2;
in de verbinding worden horizontale stripankers (doorsnede 22 x 0,75 mm2, kwaliteit AISI 304 of gelijkwaardig)
aangebracht, die zowel in de penant als in de bouwmuur ten minste 120 mm zijn verankerd; de verticale afstand
tussen de ankers mag niet groter zijn dan 650 mm;
https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 10/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

5.3.3 Steenverband

In aanvulling op artikel 9.7 van NEN 6790:1991 geldt dat ook bij hoeken of aansluitingen waar de overlapping van de
stenen niet minder is dan de wanddikte van de wand waarop wordt aangesloten, gesproken mag warden van
metselwerk dat in verband is uitgevoerd.

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 11/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

6 Belastingsgevallen en belastingscombinaties

6.1 Belastingen volgens NEN 6702

De belastingsgevallen en belastingscombinaties die bij het toetsen van de stabiliteit van een steenconstructie worden
beschouwd, moeten worden ontleend aan NEN 6702:1991. De belastingscombinaties die van belang zijn voor het
toetsen van de stabiliteit van een steenconstructie zijn de fundamentele combinaties die in tabel 2 van NEN 6702:1991
zijn omschreven.

Toelichting

Er wardt op gewezen dat γ f;q voor een veranderlijke belasting die gunstig werkt, gelijk moet worden gesteld aan 0.

6.2 Aanvullingen met betrekking tot de windbelasting

Als er een buitenblad aanwezig is dan mag bij steenconstructies die onderdeel uitmaken van een bouwwerk dat is
ingedeeld in veiligheidsklasse 1 of 2, worden aangenomen dat de belasting veroorzaakt door windwrijving op de gevel
door het buitenblad van de gevel wordt opgenomen. Dit geldt uitsluitend als het beschouwde buitenblad direct op de
fundering is geplaatst. Deze belasting levert dan geen bijdrage aan de horizontale belasting die door de
hoofddraagconstructie moet kunnen worden opgenomen.

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 12/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

7 Schematisering en krachtsverdeling

7.1 Schematisering van de constructie

7.1.1 Algemeen

Bij de berekening van de krachtsverdeling in de constructie en de toetsing op overschrijding van de uiterste


grenstoestand, moet de constructie worden geschematiseerd tot een systeem van constructiedelen volgens de leer van
de toegepaste mechanica. De schematisering bestaat uit het vaststellen van het systeem van de constructie.

De krachtsverdeling die wordt gevonden in een deel van de schematisering, als resultaat van de schematisering en de
voorgeschreven belastingen, moet door dit onderdeel kunnen worden opgenomen.
Als voorbeeld wordt hier verwezen naar de sterkte van de vloer en de funderingsbalken onder de langsgevels. Bij
gebruik van een schematisering met stabiliserende penanten in de gevel moeten de begane-grondvloer waarop de
penant is geplaatst en de funderingsbalk in staat zijn de reactiekrachten uit de penant met voldoende veiligheid en
duurzaamheid te dragen.

Het vaststellen van het systeem van de constructie omvat het bepalen van de systeemlijnen van de onderdelen. Daarbij
mag worden uitgegaan van de nominale waarden van de doorsnede-afmetingen van de constructie. Daarnaast omvat
het de bepaling van de geometrische grootheden zoals de systeemlengten of theoretische overspanningen en de
doorsnedegrootheden. Het bepalen van het systeem van de constructie moet als volgt worden uitgevoerd:

de systeemlijn van een onderdeel van de constructie moet zoveel mogelijk samenvallen met de zwaartepunten van
de opeenvolgende doorsneden;
als de systeemlengte of theoretische overspanning van een onderdeel moet de afstand tussen de snijpunten van de
systeemlijnen worden genomen.

7.1.2 Type-indeling van dragende wanden

Bij het bepalen van het schema voor het toetsen van de stabiliteit van een steenconstructie moet een dragende wand
worden geschematiseerd als een van de volgende drie typen:

A. ongeschoorde en schorende wanden (actieve wanden);


B. geschoorde wanden:
B1 aanpendelende geschoorde wanden (passieve wanden);
B2 niet-aanpendelende geschoorde wanden (neutrale
wanden).

De keuze voor een bepaald type wand is vrij. Elke wand moet echter worden getoetst aan de eisen die zijn opgesteld
voor het type waarbij de wand is ingedeeld.

7.1.3 Meewerkende flensbreedte bij L- en T-vormige stabiliteitskernen

7.1.3.1 Beginsel

Voor de bepaling van de mate van samenwerking van onderling loodrecht op elkaar staande wanden en vloeren mogen
de horizontale doorsneden van deze wanden worden geschematiseerd tot L-en T-vormige profielen en daaruit
samengestelde profielen. Deze profielen worden onderscheiden in:

profielen met volledige samenwerking;


profielen met niet-volledige samenwerking.

Er zijn twee typen van samenwerking mogelijk:

samenwerking door deuvelwerking van de vloeren;


https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 13/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

samenwerking door het in verband uitvoeren van de hoek tussen de loodrecht op elkaar staande wanden.

Er is sprake van volledige samenwerking als beide hiervoor beschreven typen van samenwerking aanwezig zijn. Is
slechts een van beide aanwezig, dan is sprake van nietvolledige samenwerking.

Als de loodrecht op elkaar staande wanden over de gehele verdiepingshoogte op een andere manier zijn verbonden
dan door het in verband uitvoeren van het metselwerk, mag dit als gelijkwaardig worden beschouwd. Dan moet echter
bij het toetsen van de uiterste grenstoestand de capaciteit van de verbinding worden getoetst op de optredende
langsschuifkracht volgens 8.3.3.

7.1.3.2 Profielen met volledige samenwerking

De meewerkende flensbreedte bij een T-vormige doorsnede is:

be=b0+b1+b2

De meewerkende flensbreedte bij een L-vormige doorsnede is:

be=b0+b1

waarin:

be is de meewerkende flensbreedte;
b0 is de lijfdikte;
b 1, b 2 is de breedte van de meewerkende flensdelen, voor zover aanwezig, gemeten vanuit de
dagzijden van het Iijf;
b1 = 0,2 H 0,5 L1;
b2 = 0,2 H 0,5 L2;
H is de hoogte van de constructie;
L 1, L 2 zijn de dagmaten tussen de lijven van de aangrenzende wanden.

Voor de verklaring van de gebruikte symbolen wordt verwezen naar figuur 1.

Figuur 1 Meewerkende flensbreedte bij stabiliteitskernen

7.1.3.3 Profielen met niet-volledige samenwerking

Voor het bepalen van de meewerkende flensbreedte be gelden de formules van 7.1.3.2, waarin:

b1 = 0,1 H 0,5 L1;


b2 = 0,1 H 0,5 L2;

7.1.3.4 Extra toename van normaalkracht in T- en L-vormige doorsneden

Ais bij buiging van een T- of L-vormige doorsnede de meewerkende flensbreedte zich in de getrokken zone bevindt,
mag de aanwezige normaalkracht in de beschouwde doorsnede worden vergroot. Bij de verhoging van de
normaalkracht gelden de volgende uitgangspunten:

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 14/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

a. de normaalkracht wordt geleverd door het naast de meewerkende flensbreedte gelegen driehoekig deel van de
bouwmuur waarvoor geldt: tan γ = 0,5, waarin γ volgt uit figuur 2;
b. een deel van de bouwmuur mag slechts voor één kern een bijdrage aan de normaalkracht leveren;
c. de langsschuifkrachten die in de uiterste grenstoestand in de kern zullen ontstaan, moeten worden getoetst volgens
8.3.3.

Figuur 2 Hoek γ bij T- en L-vormige doorsneden

7.2 Theorieën en rekenmethoden

7.2.1 Algemene theorieën

De krachtsverdeling in de constructie moet worden bepaald volgens de leer van de toegepaste mechanica. Hierbij
moet gebruik worden gemaakt van een van de volgende theorieën:

niet-lineaire elasticiteitstheorie (NLE);


quasi-lineaire elasticiteitstheorie (QLE);
lineaire elasticiteitstheorie (LE).

In 7.2.2 tot en met 7.2.4 zijn de uitgangspunten van deze theorieën gegeven. Bij de bepaling van de krachtsverdeling
in en het draagvermogen van op druk en buiging belaste wanden en kolommen, moet in het algemeen de invloed van
de slankheid op de sterkte van het beschouwde constructiedeel in rekening worden gebracht. Dit kan door gebruik te
maken van een tweede-orde theorie volgens de uitgangspunten die zijn beschreven in 7.2.2 of 7.2.3, waarbij de
invloed van de uitbuigingen en het niet-lineaire materiaalgedrag zijn verdisconteerd. In 7.6.2.1 zijn uitzonderingen
beschreven waarbij het toepassen van een tweede-orde theorie achterwege mag blijven.

Ook mag gebruik worden gemaakt van de lineaire elasticiteitstheorie. De maatgevende doorsneden moeten daarbij
worden berekend op:

de rekenwaarde van de normaaldrukkracht N' d' bepaald volgens 7.2.4;


de rekenwaarde van het buigend moment M d waarvoor geldt:

M d = N' d e t

waarbij e t is gebaseerd op de eerste-orde excentriciteit e o' de toeslagexcentriciteit e c volgens 7.5 of 7.6 en een
toeslagfactor ξ volgens 7.5 en 7.6.

7.2.2 Niet-lineaire elasticiteitstheorie

Bij de niet-lineaire elasticiteitstheorie is, behalve aan het statische evenwicht, tevens voldaan aan de voorwaarde van
samenhang tussen de opeenvolgende doorsneden (compatibiliteit). Bij de berekening moet worden aangenomen dat:

het metselwerk geen trekspanningen kan opnemen;


de verlengingen en verkortingen die de vezels ondergaan, recht evenredig zijn met de afstand tot de neutrale Iijn;
voor het verband tussen σ' en ε' het gestelde in artikel 9.5 van NEN 6790:1991 geldt.

7.2.3 Quasi-Iineaire elasticiteitstheorie

Bij de quasi-lineaire elasticiteitstheorie is, behalve aan het statische evenwicht, tevens voldaan aan de voorwaarde van
samenhang tussen de opeenvolgende doorsneden (compatibiliteit). Bij de berekening moet worden aangenomen dat:

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 15/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

metselwerk geen trekspanningen kan opnemen;


het verband tussen het moment en de kromming bi-lineair is; voor momenten kleiner dan 0,8 M u wordt dit
uitgedrukt in de buigstijfheid (EI)d.

De buigstijfheid kan op verschillende wijzen worden bepaaId:

a. De buigstijfheid (EI)d wordt bepaald door een rechte Iijn door de oorsprong en het punt met coördinaten (0,8 M
u;d; κ0,8 Mu;d) (fig. 3). Vervolgens mag een rechte lijn naar het punt met coördinaten (Mu;d; κu) worden getrokken.
De genoemde coördinaten worden bepaald door het M-N-κ -diagram dat is bepaald met behulp van het in artikel
9.5 van NEN 6790:1991 genoemde verband tussen σ' en ε'.

Figuur 3 Bepaling buigstijfheid voor de QLE

b. Voor rechthoekige doorsneden waarvoor geldt α ≤ 0,8 mag de buigstijfheid (EI)d als volgt worden bepaald:

(EI)d = E f I

waarin:

I is het kwadratisch oppervlaktemoment van de ongescheurde doorsnede;


Ef is de fictieve elasticiteitsmodulus volgens tabeI 1;

N' d is de rekenwaarde van de normaalkracht in de beschouwde doorsnede;


b is de breedte van de beschouwde doorsnede;
h is de hoogte van de beschouwde doorsnede;
ƒ' d is de rekenwaarde van de druksterkte van het metselwerk.

c.
Voor L-vormige doorsneden met α ≤ 0,8 mag de buigstijfheid (EI)d als voIgt worden bepaaId:

(EI)d = E f I

waarin:

I is het kwadratisch oppervlaktemoment van de ongescheurde doorsnede;


Ef is de fictieve elasticiteitsmodulus volgens tabel 2 of bijlage A. Voor het mogen toepassen van tabel 2
moet worden voldaan aan de in de tabel vermeide voorwaarden.

Tabel 1 Fictieve elasticiteitsmodulus

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 16/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

α E'f
0,01 93 ƒ'd
0,10 160 ƒ'd
0,20 233 ƒ'd

0,30 312 ƒ'd


0,40 369 ƒ'd
0,50 396 ƒ'd

0,60 387 ƒ'd


0,70 375 ƒ'd
0,80 356 ƒ'd

Tabel 2 Minimale waarden van E f afgeleid uit bijlage A van deze Aanbeveling

α E'f
0,1 191 ƒ'd
0,2 297 ƒ'd
0,3 362 ƒ'd
0,4 391 ƒ'd

0,5 386 ƒ'd


0,6 376 ƒ'd
0,7 359 ƒ'd
0,8 324 ƒ'd

voorwaarden:

h k ≥ 400 mm b e ≥ 640 mm
h b ≥ 100 mm b k ≥ 100 mm

Voor verklaring van de gehanteerde symbolen wordt verwezen naar figuur A1 in bijlage A.

Toelichting

De waarden in tabel 2 zijn minimale waarden die uit bijlage A zijn afgeleid.

7.2.4 Lineaire elasticiteitstheorie

Bij de lineaire elasticiteitstheorie is, behalve aan het statische evenwicht, tevens voldaan aan de voorwaarde van
samenhang tussen de opeenvolgende doorsneden (compatibiliteit). Bij de berekening moet worden aangenomen dat:

het metselwerk in staat is zowel druk- als trekspanningen op te nemen;


de verlengingen en verkortingen die de vezels ondergaan, recht evenredig zijn met de afstand tot de neutrale lijn;
het verband tussen σ' en ε', respectievelijk σ en ε , geschematiseerd wordt door een rechte door de oorsprong,
waarvan de helling wordt bepaald door de rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus E volgens artikel 9.4.1 van
NEN 6790:1991.

7.2.5 Stabiliteit uit de kante/weerstand van bouwmuren

Bij het toetsen van de stabiliteit mag, als er sprake is van niet-doorgaande vloeren, gebruik worden gemaakt van de
kantelweerstand van de bouwmuren. Deze methode mag niet worden gecombineerd met een van de andere methoden
https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 17/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

die in deze CURAanbeveling zijn beschreven.

Bij deze methode wordt de weerstand tegen kantelen van de bouwmuren bepaald als functie van de horizontale
verplaatsing die optreedt aan de bovenzijde van de bouwmuur. De weerstand tegen kantelen neemt af bij een
toenemende verplaatsing. Tevens wordt de optredende horizontale verplaatsing bepaald bij de voorgeschreven
belasting. Als de weerstand bij de optredende horizontale verplaatsing groter is dan de voorgeschreven belasting, is de
constructie voldoende stabiel. Een en ander is in figuur 4 weergegeven.

Figuur 4 Grafische weergave van methode op basis van kantelweerstand

Voor het bepalen van de horizontale verplaatsing aan de bovenzijde van de wand moet worden uitgegaan van de
theorie zoals beschreven in 7.2.3, waarbij rekening moet worden gehouden met de invloed van de uitbuigingen
(geometrisch niet-lineair). Een voorbeeld van de toe te passen schematisering is gegeven in figuur 5. Uit de
schematisering blijkt dat een constructie uitsluitend stabiel kan zijn als de fundering een voldoende stijve inklemming
kan leveren. De posities van de oplegkrachten uit de vloeren moeten worden ontleend aan artikel 8.4.2.

Figuur 5 Voorbeeld van de schematisering voor het bepalen van de horizontale verplaatsingen

Toelichting

Deze methode zal uitsluitend bij de bouw van een relatief groot aantal woningen op een rij tot acceptabele
resultaten leiden.

7.3 Krachtsverdeling algemeen

7.3.1 Rekenmethode

Voor het bepalen van de krachtsverdeling in een constructie moet ten minste worden uitgegaan van de voorgeschreven
belastingscombinaties volgens hoofdstuk 6, de schematisering van de constructie volgens 7.1 en van een van de
theorieën volgens 7.2. Voldaan moet worden aan de algemene bepalingen zoals vermeld in 7.3.2 en 7.3.3. Als wordt
voldaan aan de in 7.4 tot en met 7.6 vermelde voorwaarden, mag gebruik worden gemaakt van de in die artikelen
beschreven rekenmethoden.
https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 18/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

7.3.2 Scheefstand

Als de krachtsverdeling in de constructie wordt bepaald met behulp van de niet-lineaire elasticiteitstheorie, moet in
het schema voor het bepalen van de krachtsverdeling een initiële scheefstand van van 1/300 worden aangebracht.
Als de krachtsverdeling in de constructie wordt bepaald met de quasi-lineaire elasticiteitstheorie of met de combinatie
van de lineaire-elasticiteitstheorie en de e c-methode, hoeft geen initiële scheefstand te worden aangehouden.

7.3.3 Minimale excentriciteit

Voor iedere actieve wand of kern moet voor de grootste beginexcentriciteit een minimaIe waarde e 0 worden
aangehouden van l/300 10 mm. Hierin is I de ongesteunde lengte van het beschouwde constructiedeel.

7.4 Krachtsverdeling in wanden in geschoorde raamwerken

Wanden in een geschoord raamwerk zijn passieve of neutrale wanden. Voor het bepalen van de krachtsverdeling in
deze wanden bij de fundamentele belastingscombinatie met wind ais extreme veranderlijke belasting, mogen de
aansluitingen tussen de wanden en de vloeren worden beschouwd ais scharnier.

Toelichting

In het algemeen zal de fundamentele belastingscombinatie met wind als extreme veranderlijke belasting niet
maatgevend zijn. De fundamentele combinaties met uitsluitend permanente belasting of met extreme veranderlijke
verticale belasting zullen maatgevend zijn. De krachtsverdeling bij deze combinaties moet worden bepaald volgens
artikel 10.3.2.2 van NEN 6790:1991.
Als wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 2 van NPR 6791:1991, kan van het bepalen van de
krachtsverdeling worden afgezien en kan een toets volgens dat artikel worden uitgevoerd.

7.5 Krachtsverdeling in ongeschoorde en schorende raamwerken

7.5.1 Algemeen

De krachtsverdeling in ongeschoorde en schorende raamwerken moet worden bepaald volgens 7.3.1. Een tweede-orde
berekening moet volgens de niet-lineaire- of de quasi- Iineaire elasticiteitstheorie worden uitgevoerd. De totale
krachtsverdeling in ongeschoorde raamwerken mag ook worden bepaald met behulp van de e c-methode volgens
7.5.2. De totale krachtsverdeling van schorende raamwerken met passieve en/of neutraIe kopwanden mag ook worden
bepaald met behulp van de e c-methode volgens 7.5.3.

7.5.2 Bepaling van de krachtsverdeling in een ongeschoord raamwerk met behulp van de e c-methode

7.5.2.1 Algemeen

Raamwerken mogen op de onderste bouwlaag opgebouwd worden gedacht uit verend ingeklemde constructiedelen en
op de overige bouwlagen uit kruisvormige constructiedelen. Bij de berekening wordt aangenomen dat deze
constructiedelen onderling scharnierend zijn verbonden (fig. 6). Voor de plaats van de scharnieren geldt het volgende:

a.
de scharnieren mogen in een raamwerk met ten minste twee bouwlagen en ten minste vier traveeën worden
aangenomen op de helft van de hoogte van de wanden en in het midden van de overspanning van de liggers, als
wordt voldaan aan:

waarin:

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 19/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Er is de elasticiteitsmodulus van de ligger die geldt voor berekeningen volgens de lineaire


elasticiteitstheorie;
Es is de elasticiteitsmodulus van de wand die geldt voor berekeningen volgens de lineaire
elasticiteitstheorie;
I rm is het gemiddeide kwadratisch oppervlaktemoment van de Iiggers;
I sm is het gemiddelde kwadratisch opperviaktemoment van de wanden;
I rm is de gemiddelde theoretische overs panning van de liggers;
I sm is de gemiddeide theoretische overs panning van de wanden.

Bij het bepalen van de gemiddelde waarden mag worden gemiddeld over alle kolommen of wanden respectievelijk
liggers, die in het beschouwde gebouwdeel voorkomen. In de onderste wanden moeten de scharnieren worden
aangenomen ter plaatse van de momentennulpunten die volgen uit de berekening van de eerste-orde momenten ten
gevolge van een horizontale belasting, met dien verstande dat (fig. 7):

1. voor de berekening van het onderste kruisvormige constructiedeel de afstand van het onderste scharnier tot de
bovenzijde van de fundering niet groter mag worden aangenomen dan 0,5 I s;
2. voor de berekening van het onderste gedeeltelijk ingeklemde constructiedeel de afstand van het scharnier tot
aan de bovenzijde van de fundering ten minste moet worden aangenomen op 0,7 is;
waarin:
I s is de afstand van de bovenzijde van de fundering tot het hart van de ligger boven de onderste bouwlaag;

b.
als niet aan de onder a. gestelde voorwaarden wordt voldaan, komt de plaats van de scharnieren overeen met die
van de momentennulpunten ten gevolge van een horizontale belasting bepaald met de lineaire elasticiteitstheorie
volgens 7.2.4. Voor de berekening van het onderste kruisvormige en van het onderste verend ingeklemde
constructiedeel blijven de bepalingen genoemd onder a.1 en a.2 van kracht.

De krachtsverdeling moet worden bepaald:

in de verend ingeklemde constructiedelen volgens 7.5.2.2;


in de kruisvormige constructiedelen volgens 7.5.2.3 en 7.5.2.4.

Figuur 6 Raamwerk met kruisjes

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 20/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Figuur 7 Kruisjes uit raamwerk


b

7.5.2.2 Verend ingeklemde contructiedelen

De totale excentriciteit e t, waarin de tweede-orde effecten zijn verwerkt, moet bij ongeschoorde raamwerken worden
bepaald uit:

e t = (e 0 + e c) ξ e 0

Bij schorende raamwerken geldt dezelfde formule, echter met dien verstande dat e c moet worden vervangen door e' c.
waarin:

e0 is de grootste beginexcentriciteit in het onderdeel van de constructie, bepaald met de lineaire


elasticiteitstheorie volgens 7.2.4 en met inachtneming van de minimale waarde volgens 7.3.3;
ec is de toeslagexcentriciteit volgens de formules van tabel 3;
C = M/φ is de veerconstante van de inklemming;
M is het inklemmingsmoment;
φ is de bij M behorende hoekverdraaiing van de inklemmingsconstructie;
Ψ is de vormfactor volgens 7.5.2.5;

e'c

N' vd is de rekenwaarde van de totale verticale belasting op dat gedeelte van het bouwwerk waarvoor het
schorende raamwerk de stabiliteit verzorgt;
(EI)k is de buigstijfheid van de beschouwde wand volgens de lineaire elasticiteitstheorie;
Σ(EI)k is de som van de buigstijfheden van alle wanden van het schorende raamwerk;
ξ is de factor volgens tabel 3 met dien verstande dat bij schorende raamwerken N'd moet worden vervangen
door:

Tabel 3 Formules vaar de bepaling van e c en ξ

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 21/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Belastingsschema ξ
ec

e c is de kleinste waarde van:

en

C=∞→ξ=1

7.5.2.3 Volledig kruisvormige constructiedelen

Achtereenvolgens moeten worden bepaald:

a. Beginexcentriciteiten e 01 en e 01
De beginexcentriciteiten moeten worden bepaald uit:

waarin:

e 01, e 02 is de beginexcentriciteit in een wand aan de boven- respectievelijk onderzijde van het kruisvormig
constructiedeel met lengte l 1 respectievelijk l 2 volgens 7.5.2.1;
M 1d, M 2d is het eerste-orde moment ter plaatse van de inklemming van de wand met lengte l 1 respectievelijk l
2;
N' 1d, N' 1d is de bij N' 1d respectievelijk N' 2d behorende normaalkracht.

b.
Totale excentriciteit
De totale excentriciteit e t1 en e t2 waarin de tweede-orde effecten zijn verwerkt, moeten worden bepaald uit:

e t1 = (e 01 + e C1) ξ e 01 en e t2 = (e 02 + e C2) ξ2 e 02

Bij schorende raamwerken geld en dezelfde formules, met dien verstande echter dat e c1 en e c2 moeten worden
veranderd in respectievelijk e´c1en e´c2·

waarin:

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 22/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

e 01, e 02 is de beginexcentriciteit volgens a.;


e c1, e c2 is de toeslagexcentriciteit volgens de formules in tabel 3;
e´c1, e´c2
is respectievelijk
N´vd is de rekenwaarde van de totale verticale belasting op dat gedeelte van het bouwwerk waarvoor het
schorende raamwerk de stabiliteit verzorgt;
N´d is de rekenwaarde van de totale verticale belasting op funderingsniveau in de beschouwde wand;
(EI)k is de buigstijfheid van de beschouwde wand volgens de lineaire elasticiteitstheorie;
Σ(EI)k is de som van de buigstijfheden van alle wanden van het schorende raamwerk;
ξ 1, ξ 2 is de factor ξ volgens tabel 3, met dien verstande dat bij schorende raamwerken de grootheid N'd moet
worden vervangen door:

C 1, C 2 is de veerconstante van de inklemming waarvoor moet worden aangehouden:

en

Ca = en Cb =
(EI)da,
is de rekenwaarde van de buigstijfheid van de liggers volgens de quasilineaire elasticiteitstheorie;
(EI)db
l a, l b is de lengte van de liggers van het kruisvormig constructiedeel volgens 7.5.2.1.

c. Door de aansluitende liggers op te nemen toeslagmoment Med Voor het door de aansluitende liggers op te nemen
toeslagmoment moet worden aangehouden:

M cd = N'1d (e t1 - e 01) + N'2d (e t2 - e 02).

Voor het toeslagmoment M cda respectievelijk M cdb ter plaatse van de wand, op te nemen door de ligger met
lengte l a respectievelijk l b moet worden aangehouden:

Het toeslagmoment neemt rechtlijnig over de ligger af tot nul bij het aangenomen scharnier.

d. Door de aansluitende liggers op te nemen totale moment M td Voor de door de aansluitende liggers op te nemen
totale momenten M tda en M tdb moet worden aangehouden:

M tda = M da + M cda en M tdb = M db + M cdb

waarin:

M da, M db is het eerste-ordemoment berekend met de lineaire elasticiteitstheorie van 7.2.4;


M cda, M is het toeslagmoment volgens c.;
cdb

Het verloop van het totale moment over de ligger is de som van het verloop van het eerste-orde moment en het
rechtlijnig aflopend verloop van het toeslagmoment.

7.5.2.4 Onvolledig kruisvormige constructiedelen

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 23/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Onvolledig kruisvormige constructiedelen mogen worden berekend met de bepalingen van 7.5.2.3, waarbij niet
aanwezige normaalkrachten en excentriciteiten gelijk aan nul worden gesteld.

7.5.2.5 Vormfactor

De invloed van de vorm van een niet-rechthoekige doorsnede op de grootte van de toeslagexcentriciteit e c wordt in
rekening gebracht met behulp van de vormfactor Ψ, die volgt uit:

waarin:

zb is de afstand van de meest gedrukte vezel tot de buigingsas;


b is de grootste gesommeerde breedte van uitsluitend de metselwerkdoorsnede loodrecht op de
buigingsrichting.

7.5.3 Bepaling van de krachtsverdeling in een schorend raamwerk met passieve en/of neutrale kopwanden met
behulp van de ec -methode

Schorende raamwerken met pas sieve en/of neutrale kopwanden mogen op de onderste bouwlaag opgebouwd worden
gedacht uit verend ingeklemde constructiedelen en op de overige bouwlagen uit kruisvormige constructiedelen. Bij de
berekening wordt aangenomen dat deze constructiedelen onderling scharnierend zijn verbonden. Voor de plaats van de
scharnieren geldt het volgende:

a. als wordt voldaan aan:

mogen de scharnieren in een raamwerk met ten minste twee bouwlagen en ten minste twee traveëen worden
aangenomen op de helft van de hoogte van de traveëen scheidende wanden. Voor verklaring van de variabelen in
de voorwaarde wordt verwezen naar 7.5.2.1.
De kopwanden zijn scharnierend met de vloer verbonden. De posities van de scharnieren moeten worden ontleend
aan figuur 8.

In de bovenste bouwlaag moeten de scharnieren in de wanden worden aangenomen op 0,5 I s van de onderzijde
van de wand.
In de onderste wanden moeten de schanieren worden aangenomen ter plaatse van de momentennulpunten die
volgen uit de berekening van de eerste-orde momenten ten gevolge van een horizontale belasting, met dien
verstande dat:

1. voor de berekening van het onderste kruisvormige constructiedeel de afstand van het onderste scharnier tot de
bovenzijde van de fundering niet groter mag worden aangenomen dan 0,5 I 8.

2. voor de berekening van het onderste gedeeltelijk ingeklemde constructiedeel de afstand van het scharnier tot
aan de bovenzijde van de fundering ten minste moet worden aangenomen op 0,7 I s

waarin:

ls is de afstand van de bovenzijde van de fundering tot het hart van de ligger boven de onderste
bouwlaag;

b.
als niet aan de onder a. gestelde voorwaarden wordt voldaan, komt de plaats van de scharnieren overeen met die
van de momentennulpunten ten gevolge van een horizontale belasting bepaald met de lineaire elasticiteitstheorie
volgens 7.2.4. Voor de berekening van het onderste kruisvormige en van het onderste verend ingeklemde
constructiedeel blijven de bepalingen genoemd onder a.1 en a.2 van kracht.

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 24/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

De krachtsverdeling moet worden bepaald:

in de verend ingeklemde constructiedelen volgens 7.5.2.2


in de kruisvormige constructiedelen volgens 7.5.2.3 en 7.5.2.4

Figuur 8 Posities van momentennulpunten in vloeren bij toepassing van de ec -methode

7.6 Krachtsverdeling in overige schorende constructies

7.6.1 Algemeen

De krachtsverdeling in schorende constructies moet worden bepaald volgens 7.3.1. Onder voorwaarden zoals
genoemd in 7.6.2.1 mag worden afgezien van een tweede-orde berekening. Indien niet aan deze voorwaarden wordt
voldaan, moet een tweede-orde berekening volgens de niet-lineaire of quasi-lineaire elasticiteitstheorie worden
uitgevoerd. De totale krachtsverdeling mag onder voorwaarden zoals genoemd in 7.6.3.1 ook worden bepaald met
behulp van de e c-methode volgens 7.6.3.
Op druk belaste onderdelen van schorende constructies moeten worden gecontroleerd op partiële instabiliteit. Daartoe
moet de krachtsverdeling in deze onderdelen worden bepaald volgens 10.3.2.2 van NEN 6790:1991.

7.6.2 Krachtsverdeling zonder tweede-orde

7.6.2.1 Voorwaarden

Actieve wanden behoeven niet op tweede-orde momenten te worden berekend, indien voldaan wordt aan de
voorwaarde:

waarin:

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 25/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

(EI)d is de rekenwaarde van de buigstijfheid volgens 7.2.3;


N'vd is de rekenwaarde van de totale verticale belasting in de actieve wand en in het deel van de passieve
wanden waarvoor de actieve wand de stabiliteit verzorgt;
lc is de kniklengte volgens 7.6.2.2.

7.6.2.2 Kniklengte

De kniklengte Ic moet worden bepaald uit:

a. bij een normaalkracht aan de top van de actieve wand, zoals bij wanden over een bouwlaag:

b. bij actieve wanden over 2, 3 of 4 bouwlagen:

c. bij een gelijkmatig over de hoogte van de actieve wand verdeelde normaalkracht zoals bij wanden over vijf
bouwlagen mag worden aangenomen:

waarin:

l is de totale lengte van de actieve wand;

ρ
C is de veerconstante van de inklemming. Daar waar de inklemming is ontleend aan een
betonconstructie moet de buigstijfheid worden bepaald volgens 7.2.3 van NEN 6720:1995 en daar
waar geotechnische constructies van belang zijn moet de buigstijfheid worden bepaald volgens NEN
6740:1991;
(EI)d is de rekenwaarde van de buigstijfheid volgens 7.2.3;
n is het aantal bouwlagen.

7.6.3 Bepaling van de krachtsverdeling met behulp van de e c-methode

7.6.3.1 Voorwaarden

De afmetingen van de doorsnede mogen over de lengte van de actieve wand niet variëren.

7.6.3.2 Totale excentriciteit

De totale excentriciteit e t' waarin de tweede-orde effecten zijn verwerkt, moet worden bepaald uit:

e t = (e 0 + e c) ξ e 0

waarin:

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 26/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

e0 is de beginexcentriciteit, volgend uit het maximale moment bepaald met de lineaire elasticiteitstheorie
volgens 7.2.4, met inachtneming van de minimale waarde volgens 7.3.3;
ec is de toeslagexcentriciteit volgens de formules van tabel 4;
ξ is de factor volgens de formules van tabel 4;
C = M / φ is de veerconstante van de inklemming;
M is het inklemmingsmoment
φ is de bij M behorende hoekverdraaiing van de inklemmingsconstructie;
ψ is de vormfactor volgens 7.5.2.5.

Tabel4 Formules voor de bepaling van e c en ξ

belastingsschema ξ
ec

de kleinste waarde van:

C=∞→ξ=1

en

C=∞→ξ=1

7.7 Schijfwerking van de vloeren

Schijfwerking van de vloeren is essentieel om de horizontale krachten over meer actieve wanden te verdelen en om de
horizontale verplaatsingen van de actieve wanden en de eventueel aanwezige neutrale wanden gelijk te laten zijn.
Afhankelijk van de gekozen schematisering zal dit ook bij vloerschijven die ter plaatse van ankerloze spouwmuren
zijn onderbroken, noodzakelijk zijn. De schijfwerking moet dan worden verzekerd door het toepassen van voldoend
duurzame koppelingen. Schematisering en toetsing van de schijfwerking bij betonnen vloeren moet worden
uitgevoerd conform NEN 6720 en CUR-rapport 136 'Voegen in geprefabriceerde vloeren'.

7.8 Stabiliteit van kopgevel

Voor de kopgevels moet worden aangetoond dat zij voldoende sterk en stabiel zijn. Hiervoor kan gebruik worden
gemaakt van CUR-Aanbeveling 71 'Constructieve aspecten bij ontwerp, berekening en detaillering van gevels in
metselwerk'.

Toelichting

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 27/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

In de regel zullen de sterkte en de stabiliteit van de topgevel gewaarborgd kunnen worden als deze door de
dakconstructie horizontaal wordt gesteund. Aangetoond moet kunnen worden dat de op de topgevel werkzame
krachten kunnen worden afgevoerd.

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 28/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

8 Toetsing

8.1 Toetsing van passieve wanden

Voor het toetsen van de sterkte van passieve wanden wordt verwezen naar 11.1 van NEN 6790:1991 of 2 van NPR
6791:1991.

8.2 Toetsing van neutrale wanden

8.2.1 Algemeen

Neutrale wanden moeten worden getoetst op sterkte en op verplaatsing. Voor het toetsen van de sterkte zal de in deze
Aanbeveling beschouwde fundamentele combinatie met wind als extreme veranderlijke belasting niet maatgevend
zijn. Voor het toetsen van de sterkte van neutrale wanden wordt verwezen naar 11.1 van NEN 6790:1991 of 2 van
NPR 6791:1991. De toets van de verplaatsing is nodig om aan te tonen dat neutrale wanden niet aanpendelen.

8.2.2 Posities van krachten werkzaam op een neutrale wand

8.2.2.1 Excentriciteit aan de bovenzijde van de wand

De grootte van de excentriciteit aan de bovenzijde van de wand moet worden bepaald door de positie van de werklijn
van de resulterende kracht te bepalen op basis van de posities van de afzonderlijke krachten zoals zijn aangegeven in
de figuren 9a tot en met 9c.

Figuur 9a Kopwand of blad van een ankerloze spouwmuur aan loefzijde en aan lijzijde

Figuur 9b Tussenwand met niet-doorgaande vloeren

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 29/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Figuur 9c Tussenwand met doorgaande vloeren

8.2.2.2 Excentriciteit aan de onderzijde van de wand

De sterkte van de neutrale wand is bepalend voor de uiterst opneembare excentriciteit aan de onderzijde van de wand
e 0' Voor het bepalen van de uiterst opneembare excentriciteit aan de onderzijde van de wand kan gebruik worden
gemaakt van figuur 10,
waarin:

e1 is de excentriciteit van de belasting aan de bovenzijde van de wand volgens 8.2.3;


e0 is de excentriciteit van de belasting aan de onderzijde van de wand;
α
=
λ = l / h;
l is de hoogte van de wand tussen de vloeren;
N'd is de gemiddelde normaalkracht in de wand ten gevolge van de beschouwde fundamentele
belastingscombinatie;
h is de dikte van de wand;
b is de breedte van het beschouwde deel van de wand;
ƒ'd is de rekenwaarde van de druksterkte van het metselwerk.

Figuur 10a Grafiek voor het bepalen van de uiterst opneembare excentriciteit, λ = 10

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 30/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Figuur 10b Grafieken voor het bepalen van de uiterst opneembare excentriciteit, λ = 15, 20 en 25

8.2.3 Verplaatsingseis

8.2.3.1 Algemeen

De eis ten aanzien van de verplaatsing van een neutrale wand luidt:

δ optr ≤ δ u

waarin:

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 31/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

δ optr is het optredend horizontale verplaatsingsverschil tussen de onder- en bovenzijde van de


wand, veroorzaakt door de rekenwaarde van de voorgeschreven windbelasting volgens
8.2.3.2;
δu is het uiterst toelaatbare horizontale verplaatsingsverschil tussen de onder- en bovenzijde van
de wand volgens 8.2.3.3.

8.2.3.2 Bepaling van het optredende verplaatsingsverschil

Het optredende verplaatsingsverschil over de hoogte van een wand is gelijk aan het verplaatsingsverschil tussen de
aan de wand aansluitende vloeren. De verplaatsingen van de vloeren moeten worden bepaald door de verplaatsing van
de schorende constructie ten gevolge van de rekenwaarde van de windbelasting te bepalen. De stijfheid van de
schorende constructie, bestaande uit actieve wanden en de betonnen vloeren en fundering, mag worden aangehouden
op (EI)d

waarin:

(EI)d is de stijfheid van de actieve wand volgens 7.2.3 en/of de stijfheid van de betonnen
constructieonderdelen volgens 7.2.3 van NEN 6720:1995.

Daar waar geotechnische constructies van belang zijn bij het bepalen van de optredende vervormingen moet het
gedrag van deze constructie worden beschreven zoals dat volgens NEN 6740 voor grenstoestand 1B gebruikelijk is.

8.2.3.3 Bepalen van het uiterst toelaatbare verplaatsingsverschil

Het uiterst toelaatbare verplaatsingsverschil voor een neutrale wand voIgt uit een kantelberekening waarbij het
verplaatsingsverschil over de wand de variabele is. Het uiterst toelaatbare verplaatsingsverschil wordt bepaald door de
situatie waarbij sprake is van een labiel evenwicht. De aangrijpingspunten van de diverse krachten volgen uit 8.2.2.1
en 8.2.2.2.

waarin:

N'd is de rekenwaarde van de normaalkracht aan


de bovenzijde van de wand;

Gd is de rekenwaarde van het eigen gewicht van


de wand;

is de excentriciteit van N'd aan de bovenzijde


e1
van de wand volgens 8.2.2.1;

is de excentriciteit van N'd + G d aan de


e0 onderzijde van de wand volgens 8.2.2.2, zoals
weergegeven in figuur 11. Figuur 11 Variabelen bij het bepalen van δ u

Als meerdere neutrale wanden via een schijf gekoppeld zijn, zodat voor al die wanden de waarde van δ optr gelijk is,
mag δ u worden bepaald met de volgende formule:

8.3 Toetsing van actieve wanden en kernen


https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 32/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

8.3.1 Toetsen van de momentcapaciteit

8.3.1.1 Algemeen

Bij het toetsen van de momenten in actieve wanden en kernen wordt onderscheid gemaakt tussen actieve wanden en
kernen in een constructie zonder neutrale wanden en actieve wanden en kernen in een constructie met neutrale
wanden.

8.3.1.2 Toetsen van actieve wanden en kernen in een constructie zonder neutrale wanden

Het toetsen van actieve wanden en kernen in een constructie zonder neutrale wanden moet worden uitgevoerd volgens
11.1 van NEN 6790:1991.

8.3.1.3 Toetsen van actieve wanden en kernen in een constructie met neutrale wanden

Bij het toetsen van actieve wanden en kernen in een constructie met neutrale wanden moet worden aangetoond dat:

Md≤Mu

waarin:

Md is de rekenwaarde van het optredende moment;


Mu is de rekenwaarde van het uiterst opneembare moment = 0,8 e t, N' u;d;
N'u;d is de rekenwaarde van de uiterst opneembare normaaldrukkracht volgens 11.1 van NEN
6790:1991.

8.3.3 Toetsen van langsschuifkrachten in de aansluiting penant-bouwmuur

8.3.3.1 Algemeen

Er moet worden voldaan aan:

F v;d ≤ F v;u + ΣF vl;u

waarin:

F v;d is de rekenwaarde van de door de aansluiting penant-bouwmuur op te nemen


langsschuifkracht;
F v;u = b v l v ƒv;v;d is de rekenwaarde van de door de aansluiting penant-bouwmuur uiterst
opneembare langsschuifkracht;
ΣF vl;u is de sommatie van de deuvelweerstand van het aantal opgesloten vloeren waar bij de
deuvelweerstand wordt ontleend uit 8.3.3.2;
bv is de breedte van de aansluiting tussen penant en bouwmuur;
lv is de lengte van de loodvoeg over de volledige hoogte van de beschouwde kern;
ƒ v;v;d is de rekenwaarde van de schuifsterkte van de aansluiting penant-bouwmuur volgens 5.3.2.1.

Als de loodvoeg niet in verband is uitgevoerd, mag op basis van gelijkwaardigheid een afschuifsterkte van de
loodvoeg worden bepaald.

8.3.3.2 Deuvelweerstand

Ais rekenwaarde voor de deuvelweerstand van een volledig opgesloten betonvloer F v1;u mag een waarde van 40 kN
worden aangenomen. Een volledig opgesloten betonvloer is een vloer waarbij de dragende wand zowel onder als
boven de vloer aanwezig is en waarbij de penant overeenkomstig artikel 9.3 aansluit tegen de onderzijde van de vloer
(fig.12). De bijdrage aan de schuifkracht in de Ioodvoeg door de belasting uit een niet-opgesloten vloer mag worden
gereduceerd met de belasting die vanuit deze vloer rechtstreeks op de penant kan worden afgedragen.

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 33/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Figuur 12 Schematische weergave van de schuifkrachtoverdracht tussen bouwmuren en penanten bij opgesloten en
niet-opgesloten vloeren

Toelichting

De afschuifsterkte van een betonvloer is groter dan de hier genoemde 40 kN. Uit onderzoek blijkt echter dat het ten
gevolge van compatibiliteitsvoorwaarden niet verantwoord is om in combinatie met de schuifsterkte van het
metselwerk een hogere waarde dan 40 kN te hanteren.

8.4 Toetsing van de stabiliteit van constructies waarbij de weerstand wordt verzekerd door de
kantelweerstand van de bouwmuren

8.4.1 Algemeen

De eis ten aanzien van de stabiliteit van constmcties waarbij de weerstand wordt verzekerd door de kantelweerstand
van de bouwmuren Iuidt:

F h;d ≤ F h;u

waarin:

F h;d is de rekenwaarde van de horizontale belasting op de constructie volgens hoofdstuk 6;


F h;u is de rekenwaarde van de weerstand tegen kantelen volgens 8.4.2 bij de verplaatsing δ aan de
bovenzijde van de wand bepaald volgens 7.2.5.

8.4.2 Bepaling van de weerstand tegen kante/en van een constructie

De weerstand tegen kantelen van een constructie bestaande uit verschillende bouwmuren bij een verplaatsing 8 is
gelijk aan:

F h;d = ΣF h;u;i

waarin fig. 13):

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 34/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

F h;u;i is de weerstand tegen kantelen van wand i bij een verplaatsing δ;

i is het aantal wanden;


N'd;i is de rekenwaarde van de normaalkracht aan de bovenzijde van wand i;
G d;i is de rekenwaarde van het eigen gewicht van wand i;
e 0;i is de uiterste opneembare excentriciteit van de normaalkracht aan de onderzijde van wand i
volgens 8.2.2.2;
e 1;i is de excentriciteit van N'd;i aan de bovenzijde van wand i volgens 8.2.2.1;
δ is de verplaatsing van de bovenzijde van de wanden volgens 7.2.5;
l is de hoogte van de wand.

Figuur 13 Overzicht van variabelen voor het bepalen van F h;u

Door schijfwerking van de vloeren moet worden verzekerd dat de horizontale verplaatsingen van de bouwmuren op
een bouwlaag voor al deze beschouwde bouwmuren gelijk zijn.

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 35/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

9 Detailleringseisen

9.1 Algemeen

Als de stabiliteit van een constructie wordt ontleend aan de schijfwerking van de vloeren en de aanwezige
steenconstructie, dienen alle aansluitingen tussen de vloeren en de actieve delen van de steenconstructie in staat te zijn
de in de betreffende sneden bepaalde krachten op te nemen.
Naar aanleiding van dit principe zijn hierna voor twee aansluitingen specifieke detailleringseisen opgesteld. Andere
typen aansluitingen moeten op basis van hetzelfde principe worden beschouwd.

9.2 Ondersteuning van wanden op vloerranden

9.2.1 Algemeen

Als uit de detaillering blijkt dat dragende wanden niet over de gehele breedte zijn ondersteund, moet de invloed
hiervan worden beschouwd in de beoordeling van de stabiliteit.

9.2.2 Actieve wanden in een constructie zonder neutrale wanden

Bij het toetsen van actieve wanden in een constructie zonder neutrale wanden moet:

bij het toetsen van de momentcapaciteit volgens 11.1 van NEN 6790:1991 voor b de breedte van de oplegging b o
worden ingevoerd (fig. 14);
bij het toetsen van de dwarskracht in de aansluiting voor b de breedte van de oplegging b o worden ingevoerd.

9.2.3 Actieve wanden in een constructie met neutrale wanden

Bij het toetsen van actieve wanden in een constructie met neutrale wanden moet:

bij het toetsen van de momentcapaciteit volgens 8.3.1.3 voor b de breedte van de oplegging b o worden ingevoerd,
als de breedte van de oplegging van de wand kleiner is dan 80% van b;
bij het toetsen van de dwarskracht in de aansluiting voor b de breedte van de oplegging b o worden ingevoerd.

Figuur 14 Breedte van de wand b en de aplegbreedte b o

Toelichting

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 36/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Bij actieve wanden in een constructie met neutrale wanden wordt de momentcapaciteit beperkt tot 80% van de
volledige capaciteit. Dit wordt gedaan om nog enige stijfheid te behouden. Als in de snede ter plaatse van de
aansluiting wandvloer de momentcapaciteit beperkt is tot 80% van de volledige capaciteit, dan is de
momentcapaciteit voldoende. Als b o = 0,8 b dan is de momentcapaciteit van de aansluiting ten minste gelijk aan
80% van die van de volle doorsnede. De beperkte capaciteit in één snede heeft geen gevolgen voor de stijfheid van
de penant.

9.3 Aansluiting van actieve wanden aan de onderzijde van vloeren

De voeg ter plaatse van de aansluiting tussen actieve wanden en de onderzijde van de boven de wand gelegen vloer
moet in de detaillering volledig gesloten zijn of, als de voeg niet gesloten is, volledig worden opgevuld met een mortel
waarvan de druksterkte ten minste gelijk is aan de druksterkte van het metselwerk (fig. 15). Dit geldt ook voor
nietdragende actieve wanden zoals stabiliteitspenanten in de gevel.

Figuur 15 Aanzicht van de aansluiting van actieve wanden aan de anderzijde van een vloer

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 37/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

Titels van vermelde normen en andere documenten


NEN 2489:1976 Metselbaksteen
NEN 2871:1975 Beproevingsmethoden voor vormvaste steenachtige bouwmaterialen -
mechanische en fysische eigenschappen
NEN 3835:1991 Mortels voor metselwerk van stenen, blokken of elementen van baksteen,
kalkzandsteen, beton en gasbeton
NEN 3836:1978 Kalkzandstenen en kalkzandsteenblokken
NEN 3837:1985 Kalkzandsteenelementen
NEN 6702:1991 TGB 1990 - Belastingen en vervormingen (met wijzigingsblad Al van mei 1997)
NEN 6720:1995 TGB 1990 - Voorschriften beton - Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC
1995) (met wijzigingsblad A1 vanmei 1997)
NEN 6740:1991 TG B 1990 - Geotechniek - Basiseisen en belastingen (met wijzigingsblad Al van
mei 1997)
NEN 6790:1991 TGB 1990 - Steenconstructies - Basiseisen en bepalingsmethoden (met
wijzigingsblad A1 van mei 1997)
NEN 7027:1973 Bouwblokken en -stenen van beton
NPR 6791:1991 Steenconstructies - Eenvoudige ontwerpregels gebaseerd op NEN 6790 (met
wijzigingsblad C1 van september 1993)
BRL 2340 Nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO-productcertificaat voor
Bouwblokken en -stenen van beton (1998).
CUR-Aanbeveling 71 Constructieve aspecten bij ontwerp, berekening en detaillering van gevels in
metselwerk (2000)
CUR-rapport 94-4 Stabiliteit woningbouw (1994)
CUR-rapport 136 Voegen in geprefabriceerde vloeren (1988)

Nederlandse normen, voornormen en NAD's zijn een uitgave van de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut,
Vlinderweg 6, postbus 5059, 2600 GB Delft (bestellingen bij NEN, verkoop- en informatielijn, telefoon 015-
2690391).

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 38/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

Bijlage A Bepaling van E f voor L- en T-vormige doorsneden


In deze bijlage wordt in versehillende tabellen de waarde voor E f gegeven voor situaties zoals besehreven in artikel
7.2.3 (e). In figuur A1 zijn de verschillende variabelen bij L-vormige en T-vormige doorsneden weergegeven.

Figuur A1 Variabelen bij L- en T-vormige doorsneden

Voor tabel A1 tot en met A5 geldt:


b k = 100mm;

A is het oppervlak van de L- of T-vormige doorsnede.

Per tabel wordt de waarde van h k gevarieerd.

Tabel A1 E f / ƒ' d bij h k = 400 mm

hk= b e (mm) 640 640 640 1180 1180 1180 2260 2260 2260
400mm h b (mm) 100 120 300 100 120 300 100 120 300
0,1 300 305 191 340 325 203 363 350 212
0,2 376 374 297 397 395 302 399 400 304
0,3 399 399 362 398 397 364 397 397 365
0,4 396 396 393 396 395 394 395 394 395
α
0,5 393 392 391 393 391 393 392 389 396
0,6 388 387 385 387 385 390 385 381 394
0,7 379 377 379 378 373 386 373 366 392
0,8 363 358 366 360 348 375 348 332 381

Tabel A2 E f / ƒ' d bij h k = 600 mm

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 39/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

hk= b e (mm) 640 640 640 1180 1180 1180 2260 2260 2260
600mm h b (mm) 100 120 300 100 120 300 100 120 300
0,1 254 273 240 341 348 261 375 369 274
0,2 375 377 353 395 396 368 399 399 375
0,3 399 399 397 398 398 398 398 398 397
0,4 396 396 393 396 396 391 397 396 392
α
0,5 393 393 387 393 393 386 394 393 387
0,6 388 388 379 389 389 377 389 388 379
0,7 380 380 362 381 381 361 382 380 367
0,8 365 365 330 369 366 332 369 362 346

Tabel A3 E f / ƒ' d bij h k = 800 mm

hk= b e (mm) 640 640 640 1180 1180 1180 2260 2260 2260
800mm h b (mm) 100 120 300 100 120 300 100 120 300
0,1 228 244 285 296 323 304 378 377 323
0,2 351 371 371 394 395 389 399 399 396
0,3 399 399 399 398 398 397 398 398 395
0,4 396 396 395 396 396 393 397 397 392
α
0,5 393 393 391 393 393 389 394 394 386
0,6 387 388 384 389 389 380 390 390 376
0,7 379 379 371 381 381 365 383 383 359
0,8 364 365 345 369 369 331 372 371 324

Tabel A4 E f / ƒ' d bij h k = 1000 mm

hk= b e (mm) 640 640 640 1180 1180 1180 2260 2260 2260
1000mm h b (mm) 100 120 300 100 120 300 100 120 300
0,1 212 225 305 268 290 325 369 377 350
0,2 325 346 374 391 394 395 400 400 400
0,3 397 398 399 399 398 397 398 398 397
0,4 396 396 396 396 396 395 397 396 394
α
0,5 392 392 392 393 393 391 394 394 389
0,6 387 387 387 388 389 385 390 390 381
0,7 378 379 377 381 382 373 383 384 366
0,8 363 364 358 368 369 348 372 372 332

Tabel A5 E f / ƒ' d bij h k = 1200 mm

hk= b e (mm) 640 640 640 1180 1180 1180 2260 2260 2260
1200mm h b (mm) 100 120 300 100 120 300 100 120 300
0,1 201 212 300 248 268 340 336 369 363
0,2 307 325 376 384 391 397 400 400 399
0,3 392 397 399 400 399 398 398 398 397
0,4 398 397 396 396 396 396 396 397 395
α
0,5 392 392 393 393 393 393 394 394 392
0,6 387 387 388 388 388 387 389 390 385
0,7 378 378 379 380 381 378 383 383 373
0,8 362 363 363 366 368 360 371 372 348

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 40/41
21-10-2019 CUR-Aanbeveling 73:2000 Stabiliteit van steenconstructies

Afgedrukt via BRISwarenhuis op 21-10-2019


Deze afdruk is uitsluitend bedoeld voor licentiehouder bris@vanrossum.nl

Auteursrechten en aansprakelijkheid
Met nadruk wordt erop gewezen dat deze CUR-Aanbeveling de stand van techniek en kennis weergeeft op moment
van uitgifte. De CUR houdt zich dan ook aanbevolen te worden geïnformeerd over ervaringen die met het gebruik van
deze Aanbeveling worden opgedaan.
CUR-Aanbevelingen worden drie jaar na publicatie geëvalueerd en, indien daartoe aanleiding bestaat, geactualiseerd.
Hiervan wordt melding gemaakt in de vakpers.

Auteursrechten

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door
fotokopieën, opnamen of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CUR.
Het is toegestaan overeenkomstig artikel 15a Auteurswet 1912 gegevens uit deze uitgave te citeren in artikelen,
scripties en boeken, mits de bron op duidelijke wijze wordt vermeld, alsmede de aanduiding van de maker, indien
deze in de bron voorkomt. 'CURAanbeveling 73 "Stabiliteit van steenconstructies", september 2000, Stichting CUR,
Gouda'.

Aansprakelijkheid

De CUR en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid
betracht bij het samenstellen van deze uitgave. Nochtans moet de mogelijkheid niet worden uitgesloten dat er toch
fouten en onvolledigheden in deze uitgave voorkomen. leder gebruik van deze uitgave en gegevens daaruit is geheel
voor eigen risico van de gebruiker, en de CUR sluit - mede ten behoeve van al degenen die aan deze uitgave hebben
meegewerkt - iedere aansprakelijkheid uit voor schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van deze uitgave en de
daarin opgenomen gegevens, tenzij de schade mocht voortvloeien uit opzet of grove schuld zijdens CUR en/of
degenen die aan deze uitgave hebben meegewerkt.

Gouda, september 2000

Het bestuur van de CUR

Stichting CUR, Büchnerweg 1, Postbus 420, 2800 AK GOUDA, tel. (0182) 540600

https://www.briswarenhuis.nl/docs/cur/aanb73 41/41

You might also like