Professional Documents
Culture Documents
Handeleiding
Handeleiding
Titel Propedeuseprogramma
‘Beroeps- en onderzoeksvaardigheden’
.......................................................................................................................
De UPP heeft een aantal kritische basisvaardigheden nodig en een deel daarvan zal aan de orde
komen in het programma ‘Beroeps- en onderzoeksvaardigheden van de UPP’. De vaardigheden kun
je zien als het gereedschap van de UPP’er. Tijdens de lessen ben je in de gelegenheid om deze
vaardigheden te oefenen als voorbereiding op de toepassing ervan in allerlei praktijksituaties.
Kenmerken van een specifieke situatie kunnen van invloed zijn op de toepassingsmogelijkheden van
deze vaardigheden. Daarom zullen dezelfde beroepsvaardigheden tijdens de opleiding in diverse
beroepssituaties worden getoetst.
In het eerste blok maak je kennis met het vak. Je leert hoe je een samenvatting moet maken, hoe je
desk-research doet en naar wetenschappelijke artikelen moet verwijzen. Je leert hoe je een
literatuurverslag schrijft en een theoretisch kader maakt. Uiteindelijk schrijf je samen met een
onderzoekspartner een onderzoeksvoorstel.
Lees-, schrijf- en onderzoeksvaardigheden zijn essentieel gedurende de studie en later als UPP’er.
Tijdens de studie moet je in staat zijn om toetsvragen te kunnen beantwoorden en moet je
schrijfopdrachten zoals essays en onderzoeksverslagen naar behoren kunnen schrijven.
Schrijfvaardigheden zijn echter niet enkel een doel. Door te schrijven werk je aan de
communicatieve vaardigheden, leer je hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden (analyseren), leer
je denken vanuit meerdere perspectieven en vergroot je je kennis en betrokkenheid bij het
publieke domein.
Hetzelfde geldt voor de onderzoeksvaardigheden. Als UPP’er moet je wetenschappelijke inzichten
kunnen toepassen in je eigen beroepspraktijk. Je moet leren wetenschappelijke inzichten op
kritische wijze te te verzamelen, analyseren en interpreteren. Het kan ook voorkomen dat je in je
later baan zelf onderzoek moet doen. Je zult dan in staat moeten zijn om gerichte
onderzoeksvragen te stellen, een onderzoek op te zetten, op basis van wetenschappelijke literatuur
een theoretisch kader te maken, je onderzoeksvragen te operationaliseren en door middel van
dataverzameling je vragen te beantwoorden. Terwijl je kennis maakt met het doen van onderzoek
en je een aantal basale methodologische begrippen eigen maakt, oefen je ook met het kritische
nadenken en analyseren van complexe maatschappelijke vraagstukken. Je werkt ook aan je eigen
persoonlijke ontwikkeling, je onderzoekt immers die vraagstukken die jijzelf het meest interessant
vindt.
‘Beroeps- en onderzoeksvaardigheden van de UPP’ wordt gedurende de hele propedeuse
aangeboden. Je ontwikkelt competenties op een steeds hoger niveau. Het is de bedoeling dat je de
UPP competenties aan het eind van de propedeuse beheerst op minimaal het niveau
‘hoofdfasebekwaam’ (zie ook handleiding studieloopbaanbegeleiding, blok 1)
Tabel 1: leeropbrengsten.
Blok 1 Leeropbrengsten Competenties
4 Toetsing en beoordeling
Tijdens het programma leg je regelmatig praktische toetsen af, zodat de docent kan beoordelen dat
je voldoende bekwaam bent in de (deel) beroepsvaardigheid. Het grootste deel van de toetsen
wordt tijdens de practica afgenomen als integraal onderdeel van de lessen, maar je zult ook
huiswerkopdrachten maken die worden beoordeeld. Pas als de (huiswerk-)opdracht voldoende is
gemaakt én je aanwezig bent geweest, is aan de aanwezigheidseis voldaan.
Je mag maximaal twee keer verzaken. Verzaken wil zeggen een werkgroep (zonder geldige reden)
missen en/of een tussentijdse opdracht niet inleveren. In totaal zijn er zeven bijeenkomsten en zes
opdrachten die je moet inleveren.
Als je bijvoorbeeld 1 les mist en twee opdrachten niet inlevert, dan krijg je géén eindcijfer. Je kunt
alleen punten verdienen door aanwezig te zijn in de lessen, actief deel te nemen (opdrachten maken
en op tijd komen) én de eindopdrachten voldoende te maken. De opdrachten moeten bovendien
voldoen aan de taal- en inleverprotocollen. Hier zal streng op worden gecontroleerd!
Herkansing: Jij blijft als student verantwoordelijk voor het aanwezig zijn bij alle practica voor het
maken van de opdrachten die worden aangeboden. Bij een practicum moet je aanwezig zijn om te
kunnen demonstreren dat je de kennis en vaardigheden je eigen hebt gemaakt.
Als je hebt voldaan aan de aanwezigheids- en deelnameplicht, dan kan je deelnemen aan de
eindtoets. De eindtoets bestaat uit een onderzoeksvoorstel. Als je hiervoor een onvoldoende haalt,
dan kan je herkansen. Lever de herkansing uiterlijk 29 november 24.00 in op DLWO.
5 Studiebelasting
In blokken 1 en 4
7 lessen van 150 minuten = 17,5 uur
Voorbereiding, maken en verwerking opdrachten = 66,5 uur
6 Literatuur en materiaal
Voor het vak ‘beroeps- en onderzoeksvaardigheden’ krijg je per week teksten die je moet lezen. Deze
teksten zullen op DLWO worden geplaatst. De gelezen literatuur wordt in de lessen gebruikt en/of
getoetst. Je krijgt ook literatuur aangereikt in de lessen, aansluitend op de opdrachten. Je gaat ook
een aantal (soms Engelstalige) videofilmpjes bekijken ter voorbereiding op of tijdens de workshops.
Neem, als dat kan, je laptop mee naar de les!
Hierna volgt voor blok 1 een weekoverzicht van de bijeenkomsten met inhoud, toetsvorm en het
gewicht in het eindcijfer. Aan het begin van de les geeft de docent de eisen waaraan het
beroepsproduct moet voldoen, zodat je weet hoe en waarop je beoordeeld zult worden. De te lezen
literatuur zal gedurende het blok worden aangepast en aangevuld. In dat geval zul je dit uiterlijk één
week van te voren weten.
4 september
9 september
aantekeningen, inclusief
inleiding.
16 september
25 september doelstelling en
onderzoeksvragen.
23 september
2015), Oriënteren op
monografie.
7 oktober
16 oktober onderzoeksvoorstel
14 oktober
Toetsweek Opdracht 7:
Onderzoeksvoorstel.
19 oktober
De les begint met een bespreking van de samenvattingen. Je leest een samenvatting van een
medestudent en geeft feedback. Vervolgens bespreek je klassikaal je ervaringen: wat ging goed bij
het samen vatten en wat niet? Wat vond je moeilijk en wat beheers je al goed?
Tijdens je opleiding en latere carrière is niet alleen het samenvatten van teksten van belang. Wil je
echt wat hebben aan de hoorcolleges bij de kennisvakken, dan is het belangrijk om ook die samen
te vatten. Over de kunst van het maken van aantekeningen van colleges en werkgroepen, gaat het
Zowel citeren, parafraseren als bronvermelden ga je met verschillende opdrachten oefenen tijdens
deze les.
Het vermelden van je bron is vrij simpel zolang je de APA-richtlijnen volgt. Op internet staan
talloze voorbeelden van de toepassing van APA. In het begin zal je daar vaak gebruik van moeten
maken, maar naarmate je dit vaker doet, zul je merken dat het je steeds makkelijker afgaat. Let
op: als je geen of op de verkeerde manier gebruik maakt van APA, dan voldoet je ingeleverde
product niet aan het inleverprotocol. In dat geval geldt je product als niet ingeleverd. Je krijgt dan
een GR (geen resultaat).
Het eerste deel van de les lees je elkaars samenvatting van de stof en college-aantekeningen. Je
geeft elkaar hier ook feedback op. Zijn de samenvatting en aantekeningen helder? Staan de
hoofdzaken er duidelijk in? Hebben de stukken een duidelijke verhaallijn, met een begin-midden-
einde? Wordt er goed verwezen en goed gebruik gemaakt van de APA-richtlijnen? Opmerking: bij
de opdracht maak je gebruik van het formulier dat ook zal worden gebruikt bij het beoordelen van
de samenvatting door de docenten.
Wanneer je als gelijken elkaars producten van feedback voorziet, dan heet dat een peer-review.
Een peer-review is een kritische beoordeling van een door gelijken. Het doel van het peer-review is
om van elkaar te leren, elkaars kracht te benoemen maar ook de verbeterpunten.
Nadat jullie elkaars stukken hebben gelezen, elkaar van feedback hebben voorzien, bespreek je
samen met de docent klassikaal de belangrijkste punten nog na. Hoe is het samenvatten van de
literatuur bevallen? Kon je met de Cornell-methode uit de voeten? Denk je dat je door gaat met
het maken van samenvattingen en aantekeningen? Waarom wel/niet? Is er iets wat je in de
toekomst anders gaat doen?
Na de pauze begint het onderzoek gedeelte van Beroep- en Onderzoeksvaardigheden. In blok 2 ga
je van start met een zelfstandig kwalitatief onderzoek. Je gaat dan mensen interviewen over een
maatschappelijk vraagstuk. Voordat het zover is, moet je bedenken wat je wilt onderzoeken. Je
moet een onderwerp bedenken, nadenken waarom dit een belangrijk onderwerp is en hier vragen
bij formuleren. Lees en bespreek daarom pagina 15 tot en met 20 uit Basisboek Methoden en
Technieken (Baarda, 2012) 3. Hierin wordt uitgelegd dat elk onderzoek een probleem- en
doelstelling heeft. Uit deze probleem- en doelstelling volgen de onderzoeksvragen.
Bedenk nu een aantal onderwerpen die je interessant vindt. Schrijf er minimaal vijf op. Dat mag
van alles zijn, zolang het maar je fascinatie en nieuwsgierigheid prikkelt en enige maatschappelijke
In het derde deel van deze les begin je samen met je onderzoekspartner aan de formulering van
jullie probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvragen. Een eerste versie hiervan moeten jullie
volgende week inleveren. Bedenk daarbij wat jullie zelf al weten over het onderwerp en wat jullie
nog willen weten. Ga ook op zoek naar journalistieke bronnen om de probleemstelling van jullie
onderzoek te beschrijven. Gedurende de rest van de les mag je hieraan werken. Vraag waar nodig
je docent om hulp.
Het tweede deel van de les gaat over het theoretisch kader. Wanneer je onderzoek doet, maak je
gebruik van de kennis van anderen. In deze werkgroep legt de docent uit waarom je gebruik moet
maken van de kennis van anderen en hoe je gebruik moet maken van de kennis van anderen. De
docent doet dit op basis van de eigen onderzoekservaring.
Je docent laat je oefenen met het gebruik van een theoretisch kader.
In het derde deel ga je samen met je onderzoekspartner nadenken over jullie eigen theoretisch
kader. In je theoretisch kader operationaliseer je de belangrijkste begrippen uit de
Je theoretisch kader geeft structuur aan je onderzoek en het maakt duidelijk wat je gaat
onderzoeken. Je laat ook zien dat je goed op de hoogte bent van al bestaande kennis. Dankzij je
theoretisch kader wordt ook duidelijk waarom je welke vragen gaat onderzoeken. Je theoretisch
kader vormt een analytisch kader om de data die je in blok 2 gaat verzamelen, te analyseren.
Bedenk samen met je onderzoekspartner welke complexe en abstracte begrippen je moet
verduidelijken. Schrijf deze op en bespreek ze met elkaar en met je docent.
Opdracht 4 (beroepsproduct). Lees Fasen van kwalitatief onderzoek (Van den Berg, 2015),
Afstuderen Stap 2: Theoretisch kader (Taalwinkel, 2015), Theoretisch kader schrijven
(Scriptiemaster, 2015), Oriënteren op onderwerp (Buis, Visser, & Post, 2014, pp. 36-43) en
Literatuur zoeken (Buis, Visser, & Post, 2014, pp. 44-51).
Schrijf op basis van deze vier bronnen een literatuurverslag. Je moet de ‘losse’ informatie in deze
vier artikelen verwerken tot een geheel. Je literatuurverslag geeft ten minste antwoord op de
volgende vier vragen:
Bij elke deelvraag maak je aantoonbaar gebruik van alle bronnen. Je doet dit door middel van
bronvermelding (APA), parafrasering en het gebruik van citaten. Zorg ervoor dat uit elk artikel
minimaal 1 citaat is verwerkt in je literatuurverslag.
Je literatuurverslag moet een lopend verhaal zijn, met een duidelijk begin-midden-einde. Je geeft
ten minste antwoord op de vier deelvragen. Je toont op basis van deze opdracht aan dat je goed
kan samen vatten en de kern van de verschillende artikelen weet te benoemen. Je laat tevens zien
dat je in staat bent om informatie uit verschillende artikelen bijeen te brengen om een vraag te
beantwoorden. Dit zijn allemaal vaardigheden die je noodzakelijk zijn wanneer je een theoretisch
kader schrijft.
Schrijf het theoretisch kader voor een andere onderzoeker zodat z/hij deze kan peer reviewen.
Lever de opdracht uiterlijk 30 september om 24.00 in. Deze opdracht maakt 20% uit van je
eindcijfer. Zorg ervoor dat je opdracht voldoet aan het inleverprotocol. Opdrachten die niet voldoen
aan het inleverprotocol, worden NIET nagekeken.
Deze opdracht maak je samen met je onderzoekspartner.
In het tweede deel van de les, ga je naar de bibliotheek. Daar wordt uitgelegd hoe je het beste de
verschillende soorten bronnen kan zoeken en vinden.
Vervolgens ga je samen met je onderzoekspartner op zoek naar ten minste een wetenschappelijk
artikel en een wetenschappelijk boek dat jullie kunnen gebruiken voor je eigen onderzoek.
Opdracht 5 (studieproduct): Schrijf een samenvatting van ten minste een wetenschappelijk artikel
dat jullie hebben hebben gevonden. Leg uit waarom het artikel van toepassing is op jullie
onderzoek (relevantie). Schrijf ook een samenvatting van ten minste een hoofdstuk uit een
wetenschappelijk boek (monografie). Leg uit waarom het hoofdstuk van toepassing is op jullie
onderzoek (relevantie).
Schrijf de samenvattingen voor een medestudent. Deze student moet begrijpen wie de tekst heeft
geschreven, wat de belangrijkste punten zijn uit de tekst en waarom de tekst relevant is voor jullie
onderzoek op basis van de samenvatting. Zorg er bij een dergelijk brongebruik voor dat je niet
alleen beschrijft welke argumenten in het gelezen stuk naar voren worden gebracht door de
auteur, maar dat duidelijk wordt welke definities, theorieën, bewijzen, feiten en cijfers de auteur
gebruikt om zijn/haar vraag te beantwoorden of argumenten te onderbouwen.
Stel dat je een artikel hebt gelezen over verkeersongelukken, dan is het niet voldoende om in je
samenvatting te stellen dat auto rijden volgens de auteur gevaarlijk is. Je moet in je samenvatting
de inhoudelijke argumenten die de auteur aandraagt kernachtig benoemen. Bijvoorbeeld: ‘De
auteur stelt dat autorijden levensgevaarlijk. De auteur haalt hiervoor een onderzoek aan van de
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) waaruit blijkt dat er in 2013
102.160 verkeersongevallen hebben plaatsgevonden, waarvan 456 dodelijk. (vergeet niet naar de
bron te verwijzen!)
Lever zowel de samenvattingen uiterlijk 7 oktober voor 24.00 in op DLWO.
Opdracht 6 (beroepsproduct): Schrijf op basis van de gevonden bronnen een eerste versie van
jullie theoretisch kader. Neem hierbij ook jullie probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvragen
op. Zorg ervoor dat de opdracht voldoet aan het inleverprotocol. Lever de opdracht uiterlijk 14
oktober op DLWO in. Neem de opdracht uitgeprint mee naar de volgende les.