Professional Documents
Culture Documents
Recensies
Recensies
Recensies
Theatergezelschap Dogtroep had vorige week genoeg aan één ambassadeur - tv-maker
Guilly Koster - om de zaal eenmalig te vullen met allochtonen....
Regisseur Gerrit Timmers liet het verhaal naar het Arabisch vertalen en verplaatste het naar het
Midden-Oosten waar een Nederlandse legeraanvoerder een islamitische vrouw trouwt. Op Bert
Luppes (Othello) na is de cast geheel Marokkaans, deels gerecruteerd uit Nederland, deels uit
Noord-Afrika. 'Ook wij hebben een ambassadeur, Mahdjoub Benmoussa, bestuurslid van het
Migranten Platform en in Rotterdam een vooraanstaand Marokkaan', vertelt Timmers. 'Hij speelt
Desdemona's vader. Zijn vrouw werft mee. Vanaf de eerste repetitie hebben we Marokkaanse
gemeentevoorlichters erbij betrokken, leden van de Rotterdamse studentenvereniging Eurabia,
allochtone vrouwenverenigingen en het bedrijfje BAF, dat jarenlange ervaring heeft in het scouten
van dit publiek.'
Toch is succes niet verzekerd. Timmers: 'Drie jaar geleden probeerden we hetzelfde met A love
story van de Algerijnse schrijver Mimouni. Ook in het Arabisch met Nederlandse boventiteling.
Bleek de titel te gewaagd. Slechts vijftien vrouwen reageerden. Veel Marokkaanse mannen zien
theater nog als hoererij.' Vanmiddag verwacht Onafhankelijk Toneel minimaal tachtig vrouwen,
gebracht door hun zoon of in groepsverband. Timmers: ''Veel Marokkaanse vrouwen huilen van
herkenning na het zien van Othello. Iemand schreef in het gastenboek: ''Othello hoeft Desdemona
niet te vermoorden. Een islamitische vrouw die door haar westerse man wordt verstoten, bestaat niet
meer.'' Daarom praten we na. Alleen mag ik daar als man niet bij zijn.'
-----------------------------------
Opinie
Ontheemde Othello leert Van der Ploeg de les
Een witte Othello en een donkerhuidige Jago. Bij het Onafhankelijk Toneel zijn de rollen
omgedraaid. En dat is goddank geen gekunstelde variant op het ongelukkige begrip
allochtonentheater. Het is een artistieke keuze.
Na vijf jaar vond hij het tijd om de speelruimte op te rekken. Gekozen werd voor een westerse
klassieker als Shakespeare's 'Othello' en de Marokkaanse spelers werden gemengd met in Nederland
wonende Arabische acteurs. In zo'n gezelschap zou 'de Moor' geen aparte positie innemen, wel een
Nederlandse acteur in de titelrol. 'De Moor' is hier 'die bleke Hollander' en het effect is
confronterend.
De redeloze jaloezie waartoe Othello zich laat opzwepen door Jago's insinuaties over Desdemona's
ontrouw, is niet meer de blinde nijd van een vreemde die minder nuchter op dergelijke laster
reageert dan wij westerlingen (denken dat wij) zouden doen. Hier zien we éeé van ons als eenling,
als buitenstaander in een wereld waarvan hij de taal niet machtig is, noch de zeden en gewoontes
kent. Het maakt hem kwetsbaar, onzeker en dus zeer vatbaar voor argwaan. Zo gemakkelijk is een
mens in een geïsoleerde positie te bespelen. Niet zijn karakter of cultuur, maar de situatie maakt
Othello tot gevangene van list en twijfel.
De voorstelling maakt het publiek er van bewust hoe bepalend onwillekeurige identificatie kan zijn
bij het beoordelen van gedrag. Pikant te bedenken dat Marokkaanse toeschouwers nu op 'onze'
manier tegen Othello aankijken. Een theatraal middel bij uitstek als de taal zet de situatie op scherp.
In deze O.T.-versie speelt 'Othello' in een tegenwoordige tijd en is de titelheld een westerse generaal
die door de Arabische wereld is ingehuurd om een intern conflict ('Desert Storm'!) te beslechten. Er
wordt Arabisch gesproken, alleen met Othello onderhoudt men zich noodgedwongen in het Frans.
Het maakt de omstandigheden voor hem nog minder beheersbaar. Als bijvoorbeeld Desdemona zich
van hem tot vertrouwelinge Emilia wendt, gaat zij als vanzelf over op het Arabisch. Zelf verliest
Othello na zijn eerste verwarring over Jago's verdachtmakingen allengs de greep op de voertaal, en
hakkelt er steeds meer Nederlands tussendoor. Boventiteling houdt het publiek bij de les, wat iets
afleidt, maar je tegelijk verrukt met beeldspraken die Shakespeare zelf hadden plezierd.
Temidden van het wisselende acteerniveau is Hassan El Fad als Jago een ware ontdekking. Het
vileine gemak waarmee hij het publiek bij de intriges betrekt én inpakt, is adembenemend. Daar kan
Bert Luppes als Othello niet tegenop. Binnen het van bravoure blakende Arabische ensemble lijkt
hij als acteur al even ontheemd als zijn personage. Ook in dat opzicht is dit een heel bijzondere
'Othello', als onverhuld kijkje in de klippen van intercultureel theater. Van der Ploeg zou ervan
kunnen leren dat niet trendy richtlijnen zo'n nieuwe theatervorm kunnen afdwingen, maar alleen de
wezenlijke interesse van een theatermaker zelf.
-----------------------------------------------
MOOSE
OTHELLO
Onafhankelijk Toneel
Gewei voor Hassan El Fad, die een geweldige Jago neerzet. De rest, zelfs Bert Luppes, valt daar
een beetje bij weg en dat is erg jammer want de bewerking/omkering is erg intelligent.
SvdB gezien 04/02/2000
Bert Luppes kan zijn medespelers niet verstaan, ja dat kan zeer komische situaties opleveren. Maar
leuk is het niet. Het is makkelijk, plat en saai. Terwijl het uitgangspunt toch zoveel potentie had.
Jammer, jammer.
MvA gezien 04/02/2000
12/01/2000 – 27/02/2000
Shakespeare in het Arabisch en Frans (en een beetje Nederlands), voor hen die dit niet spreken is er
Nederlandse boventiteling. Othello wordt gespeeld door Bert Luppes, de rest van het ensemble
bestaat uit gastacteurs uit Marokko en Nederlandse acteurs van Marokkaanse afkomst. Eind februari
wordt de voorstelling gespeeld in Casablanca. Benieuwd of zij Shakespeare in het Nederlands net
zo exotisch vinden...
138
TERZIJDE
NEEDCOMPANY'S KING LEAR
Jan Lauwers is oorspronkelijk een beeldend kunstenaar, en net als bij Jan Fabre,
heeft dit aspect van zijn artistieke persoonlijkheid zijn theaterwerk sterk
gekleurd. Overigens creëert Lauwers met zijn Needcompany meestal eigen
werk, waarvoor hij uitgaat van een lege ruimte, net zoals een schilder dat doet
van een wit doek. Alleen met het Shakespeare-repertoire is Lauwers reeds enkele
malen de confrontatie aangegaan, die telkens tot sterk visuele interpretaties
leidde. Na Julius Caesar, Antonius und Cleopatra en Macbeth, boog Lauwers
zich nu over Shakespeares grootste tragedie, King Lear. Dit is zo'n sterke,
overweldigende tekst dat hij een zekere behoedzaamheid oproept. Het is niet
toevallig dat een iconoclastisch bewerker als Hugo Claus precies van dit stuk een
zeer getrouwe vertaling maakte. Het is trouwens deze vertaling die ook in
Lauwers' productie gebruikt werd.
Dat er ook een flinke portie Engels gesproken werd, kon soms verantwoord
worden. Bij Edgar bijvoorbeeld (Misha Downey) versterkte dit het isolement en
de desintegratie van zijn persoonlijkheid. "Edgar I nothing am" zegt hij wanneer
hij besluit zich als gekke Tom voor te doen.
Terloops moet hier wel aangestipt worden dat de verstaanbaarheid vaak leed
onder de merkwaardige taalsituatie. De tekst van Grace Ellen Barkey als Goneril
ging vaak de mist in.
139
Needcompany's King Lear (Foto: Maarten Vanden Abeele)
Om de Babelse spraakverwarring en het feit dat Lauwers naar het einde van het
stuk de Shakespeareaanse tekst steeds meer los liet, enigszins op te vangen, werd
de vertaling van Hugo Claus op een tekstband boven de scène getoond. Claus'
vertaling verdient een beter lot.
Het beeldend aspect van deze productie kwam vooral tot uiting in de combinatie
met voortreffelijke hedendaagse choreografische fragmenten (Carlotta Sagna).
Het probleem hierbij was dat deze als het ware naast de tekst geplaatst waren. De
voorstelling begon op een fascinerende wijze met een dans waarin men een
gepijnigd lichaam en een getormenteerde geest — van Cordelia — kon
herkennen. Wanneer in deze visuele proloog de rockmuziek van de Amerikaanse
groep The Residents de boventoon kreeg, was dit wellicht bedoeld als een
voorafschaduwing van de totale chaos waar het stuk uiteindelijk in uitmondt. In
een interview met De Financieel-Economische Tijd (12 januari 2000) gaf Jan
Lauwers zelf enige commentaar bij zijn gebruik van deze muziek:
Ik werd vooral geraakt door "The Third Reich N' Roll". ( . . . ) "Swastikas
On Parade", het stuk dat ik in de voorstelling gebruik, vind ik één van de
mooiste hedendaagse composities. (. . . ) The Residents gebruiken de
popcultuur en gooien 17 minuten lang bekende popsongs uit de jaren
zestig door elkaar in een aanklacht tegen de oorlog. Die 17 minuten
zeggen voor mij precies wat "King Lear" zegt. Daarom heb ik ze met
elkaar geconfronteerd.
De scenografie was uiterst sober. In een donkere ruimte zaten de acteurs meestal
opzij. Centraal vooraan was er een klein plateau van misschien een vierkante
meter waarop Lear plaats nam en zich bijna de hele tijd bevond. Pas in de storm,
als hij zich één gaat voelen met de verworpenen der aarde, kwam hij letterlijk
van zijn voetstuk.
Het pleit enorm voor de vertolking van Tom Jansen dat hij ondanks zulk een
beperking van de beweeglijkheid een sterke Lear wist uit te tekenen. Hij was 141
gekleed in een sober hedendaags pak met alleen een opvallend sieraad op de
borst als teken van zijn koninklijke waardigheid. Aanvankelijk was hij vooral de
140
autoritaire heerser die zijn bevelen in het rond schreeuwde. Later vertolkte hij
overtuigend hoe razernij en waanzin bezit van hem namen. Wat de toeschouwer
echter miste was de groei naar wijsheid en inzicht. Dit had alles te maken met
het haast helse tempo van de voorstelling. Ook de scènes met de Nar, die
cruciaal zijn voor Lears evolutie — de professionele gek duwt Lear met zijn
neus op zijn eigen waanzin — hadden te weinig reliëf. Een erg treffend moment
wil ik echter niet onvermeld laten. De storm en de waanzin die in het hoofd van
Lear woedden werden weergegeven door een verschrikkelijk lawaai dat plots
stilviel wanneer de Nar zijn zotskap op het hoofd van Lear plaatste. Hier werd
de omkering van de rollen plots in één visueel sterk moment tot uitdrukking
gebracht.
Eveneens helemaal op visuele effecten afgestemd was het ganse vijfde bedrijf.
Aan het slot van het stuk, wanneer Lear met het lichaam van Cordelia in de
armen op de scène komt, zegt Kent: "Is this the promised end?'' (V, 3, 238),
waarmee hij wellicht naar het Laatste Oordeel verwijst. Inspireerde deze frase
Lauwers om een gedeelte van het vierde en het ganse vijfde bedrijf visueel
samen te ballen tot een overweldigend pandemonium waarin enerzijds de
theater-metafoor ("this great stage of fools") doorgetrokken werd en anderzijds
een compacte versie van de afwikkeling van de handeling mogelijk werd? Dirk
Roofthooft die de Nar en Kent in één personage verenigde, verscheen plots als
regisseur met een script in de hand aan een lange tafel die nu centraal in de
breedte van het podium opgesteld stond. Als een nieuwe Lear beval hij de
acteurs en schreeuwde hen zijn instructies toe. Dit was de inzet van een
apocalyptische scène waarin geweld en waanzin domineerden. Terwijl een
oorverdovende kakofonie weerklonk, schreeuwden acteurs flarden tekst in een
microfoon. Uit deze immense chaos doemden vooral beelden van
getormenteerde lichamen op. Uiteindelijk lagen Regan en Goneril als gevelde
hellevegen op de scène. Zij voerden in deze slotepisode nog een symbolisch
attribuut, een opgezette zwarte kraai, met zich mee: roofdieren die de dood
aankondigden. Deze totale razernij kwam pas tot stilte om de aandacht te richten
op het beeld van de herenigde Lear en Cordelia. Het geheel van deze
'Apocalyps' kon onmogelijk een equivalent zijn voor de ondraaglijk tragische
ontwikkeling van het stuk en was uiteindelijk symptomatisch voor het al te
reducerend karakter van de productie.
Die aanpak en het snelle tempo beperkten ook de acteurs aanzienlijk in hun
mogelijkheden. Dat Albany en Cornwall door één acteur gespeeld werden (Dick
Crane) die een bordje op zich droeg waarop aan weerskanten een verschillende
naam stond en dat hij kon omdraaien naargelang van de rol die hij vertolkte, is
wellicht nog aanvaardbaar. Iets dergelijks deed ook Jan Decorte al in zijn
fameuze productie in 1983. Erger is dat het personage van Edmund zo goed als
afwezig was. De hele plot rond Gloucester en zijn zonen kwam trouwens zo
fragmentarisch en snel aan bod dat zij uit het vizier van de toeschouwers dreigde
te verdwijnen. Nochtans is de parallel met het drama van Lear essentieel voor de
werking van het stuk. Gloucester (Simon Versnel) zat bijna de ganse
voorstelling op een stoel uiterst links van de scène. Bij de blindmaking van
Gloucester beten Regan en Cornwall elk een oog uit waarop Cornwall vrijwel
onmiddellijk ziek werd. In de versie van Jan Lauwers was er geen nood aan de
interventie van de knechten: het kwaad veroorzaakt zelf zijn val. Ook Kent en
Cordelia — de positieve krachten in het stuk — werden grotendeels
teruggebracht tot een functie in het verhaal. De wereld van deze King Lear was
simpelweg de hel. Zoals voor het negentiende-eeuwse theater van Charles Lamb
en A.C. Bradley is King Lear ook voor Needcompany duidelijk "too huge".
Jozef DE VOS
-----------------------------------------------------
RECENSIE TONEEL
★★★★☆
Sander Janssens
14 oktober 2017
‘Lanoye, in ’t vervolg speelt ge uw rollen maar zelf’, zei Els Dottermans ergens
in de try-outfase van Ten Oorlog. Dat zou vandaag zo maar eens precies twintig
jaar geleden kunnen zijn geweest: in november 1997 ging de zesdelige
toneeltekst op basis van Shakespeares War of the Roses in première bij de
Blauwe Maandag Compagnie, in regie van Luk Perceval – na een repetitieproces
van maar liefst achttien maanden. De tekst werd in 2015 door academici en
142
theaterliefhebbers verkozen tot best speelbare stuk in de ‘canon der
Nederlandstalige stukken’.
Twaalf uur duurde de integrale opvoering van Ten Oorlog destijds. Tom Lanoye
– literaire popster: in de ene hand de boekcassette, in de ander een microfoon –
koos anderhalf uur aan tekstfragmenten om ons door de acht koningsdrama’s
heen te loodsen. Amicaal praat hij de fragmenten aan elkaar, regelmatig wijst hij
ons op de schoonheid van taal.
Net als de bard zelf schreef Lanoye dit epos volledig in de jambische pentameter
(‘tadá tadá tadá tadá tadá’), waarbij het belangrijkste woord idealiter op de vierde
lettergreep valt. Ter illustratie en als opwarmertje voor de zaal neemt hij een zin
uit zijn Hamlet-bewerking voor Guy Cassiers, die bij wijze van meezinger met
het hele publiek een aantal keer wordt herhaald: ‘er zijn of nie/ er is geen vraag
als die’.
Lanoye bewijst eens te meer meester te zijn in voordracht uit eigen werk.
Trefzeker en zonder zich in te houden spuugt, schreeuwt en fluistert hij zijn
zinnen de zaal in. Hij neemt tijd en stilte waar je het niet verwacht, en schreeuwt
en brult waar nodig. Soms verlies je de draad in deze sneltreinvaart door de
Rozenoorlogen, maar ook zonder context blijft de taal, dankzij Lanoye’s
meeslepende performance, floreren. Hoogtepunt van de solo is de scène in de
toren, waar ‘de Modderfokker’ – en ik citeer de regie-aanwijzing – ‘knort, graait,
drabt en sabbelt aan twee kinderkadavers, reeds tamelijk leeggevreten, waarvan
de ribben uitsteken.’ Lanoye lijkt steeds meer in de roes van zijn eigen taal te
komen, en dat komt hier – ‘godbloddiemodderfokking ranzig rottenis/ of
alabaster arms vol merg en innocence’ – tot een mooi sober, en heerlijk walgelijk
hoogtepunt.
Taal en muziek is hetzelfde in het theater, zegt Lanoye op een gegeven moment.
In dat licht is Solo Ten Oorlog het best te omschrijven als een concert, waarin
Lanoye als eenmansorkest verschillende nummers uit zijn meest omvangrijke
album ten gehore brengt. Nummers die voortdurend afwisselen van klankkleur,
monologen die swingen, dialogen die raken, en Lanoye zelf die zich als
popicoon laat meevoeren door zijn eigen taal.
‘In ’t vervolg speelt ge uw rollen maar zelf’, zei Dottermans dus. Voilà, Lanoye
antwoordt haar met Richaard Deuzième: ‘Zo speel ik veel personen in mijn
eentje,/ En geen voelt zich voldaan noch recht gedaan./ Maar wat het is, dat ik
ook ben: noch ik/ Noch enig mens die mens is en niets meer,/ Kan ooit tevreden
zijn met iets, totdat/ Hij vrede neemt met dit: de mens is niets.’
---------------------------------------------------------
-----------------------------------------------------
Review TROUW
Voor het eerste avontuur onder de titel 'Ten huize van De wetten
van Kepler' verzamelen de festivalgangers zich bij het Bossche
Theater aan de Parade voor een busreis naar de andere kant van de
stad. Het gezelschap De wetten van Kepler maakt voorstellingen in
een theatertaal die zowel volwassenen als jongeren moet
aanspreken. Met workshops in de sfeer van de voorstellingen
betrekken zij het jonge publiek bij hun werk.
144
Op het plein voor het theaterhuis staat een groep juichende
scholieren te wachten. Ze begroeten het publiek met een
openluchtconcert dat het resultaat is van een geluidsworkshop met
de huiscomponist van De wetten van Kepler. De opdracht
'ontwikkel onverbiddelijke ritmes op slaginstrumenten' was niet
aan dovemansoren gericht. Onder begeleiding van de stevige beat
uit een ritmebox drummen de scholieren enthousiast met stokken
op olievaten. Bewegend in een vloeiend verlopende
groepschoreografie slaan ze muzikaal klinkende kreten uit.