Professional Documents
Culture Documents
NT2 Zo Gezegd Threshold3 MondelingExamen MATERIAAL Sem 1 2020-2021 Brussel 2
NT2 Zo Gezegd Threshold3 MondelingExamen MATERIAAL Sem 1 2020-2021 Brussel 2
Vertel over het leukste cadeau uit jouw leven (misschien heb je een foto ervan op je gsm?).
Je gaat erover vertellen met behulp van de volgende vragen:
- Heb je ooit een cadeau gekregen dat je echt niet leuk vond? Wat heb je ermee
gedaan?
Gebruik in je verhaal minstens twee keer ‘toen’ en minstens twee keer ‘nadat’. Let op
het (im)perfectum en plusquamperfectum.
Het nuttigste
Het meest
cadeau?
teleurstellende cadeau?
Wat heb je vorig jaar Wat ga je dit jaar
met Kerstmis gedaan? met Kerstmis doen?
LEERPLANDOELEN
NT 017 BC 007 een samenvatting geven van narratieve teksten (STRUCTUREREND)
NT 017 BC 008 verslag uitbrengen over een gebeurtenis of een situatie in informatieve teksten
(STRUCTUREREND)
NT 017 BC 009 verslag uitbrengen over een gebeurtenis of een situatie in narratieve teksten
(STRUCTUREREND)
NT 017 BC 011 een werkelijke of verbeelde gebeurtenis beschrijven (STRUCTUREREND)
NT 017 BC 012 een verhaal vertellen (STRUCTUREREND)
Deel 1: Zo vrij als een vogel
LEERPLANDOELEN
NT 017 BC 001 informatie vragen en geven in informatieve teksten (STRUCTUREREND)
NT 017 BC 005 zijn beleving, d.i. wensen, noden en gevoelens, verwoorden en vragen naar de
beleving van zijn gesprekspartner in persuasieve teksten (STRUCTUREREND)
NT 017 BC 006 een samenvatting geven van informatieve teksten (STRUCTUREREND)
NT 017 BC 010 gericht op een bekende taalgebruiker een mening of een standpunt verwoorden en
vragen stellen naar diens beleving in persuasieve teksten (BEOORDELEND)
Rollenspelen uit deel 3 mondeling: Het leven zoals het is!
Speel de dialoog en gebruik de gepaste constructie met ‘zou(den)’.
Situatie 2 - SUPERMARKT
A à Verkoper in de supermarkt
Situatie 1 - PARKEREN B à Klant
A à Chauffeur van een BMW
• B vraagt aan A de weg naar de
B à Politieagent
dranken. (beleefde vraag)
• A legt de weg naar de dranken
• A parkeert op een plaats voor
uit (eerste gang link – altijd
gehandicapten.
rechtdoor – aan het einde
• B gaat naar de chauffeur en
staan de dranken).
vraagt aan A om het raam van
• A geeft de suggestie aan B om
de auto open te doen. (beleefde
een winkelkarretje te nemen.
vraag).
(suggestie)
• B vraagt aan A om uit te
• B wil naar het toilet gaan
stappen. (beleefde vraag)
(wens). B vraagt beleefd waar
• B zegt dat A niet op een plaats
de toiletten zijn. (beleefde
voor gehandicapten mag
vraag)
parkeren. B vraagt om de boete
• A wijst naar de toiletten.
betalen. (beleefde vraag)
• B heeft een kortingsbonnetje.
• A wil de boete een week later
B vraagt wat hij met het
betalen (wens).
bonnetje moet doen. (beleefde
• B adviseert aan A om de boete
vraag)
direct te betalen. (advies)
• A geeft de suggestie om het
aan de kassa te vragen.
(suggestie)
Situatie 4 - RESTAURANT
Situatie 3 - REISBUREAU A à De ober in een restaurant
A à klant die een reis wil B à De klant in het restaurant
boeken
B à de medewerker van het • A vraagt aan B om iets te
reisbureau drinken (beleefde vraag)
• B wil een glas witte wijn
• A vraagt aan B om hem te hepen. drinken. (wens)
(beleefde vraag) • A geeft de suggestie om de
• A wil naar Italië gaan. (wens) Chardonnay te kiezen.
• B vraagt aan A wanneer hij op (suggestie)
vakantie wil gaan. (beleefde • B vraagt de menukaart.
vraag) (beleefde vraag)
-----
• A wil in de eerste week van • B vraagt aan A om extra
augustus op vakantie gaan brood te brengen (beleefde
(wens). vraag).
• B adviseert om in september op • B vraagt aan A wat het beste
vakantie te gaan. (advies). dessert is (beleefde vraag).
• B geeft de suggestie om met • A geeft de suggestie om een
Brussels Airlines te gaan. tarte tatin te kiezen
(suggestie) (suggestie).
• A wil met Ryanair vliegen. (wens)
• B geeft de suggestie om met
Vueling te vliegen. (suggestie)
Situatie 5 – TREIN
Situatie 6 – GEMEENTEHUIS
A à receptionist van de NMBS
A à Ambtenaar
B à Klant die een ticket wil
B à Klant
bestellen
• B vraagt aan A om de
• B wil naar Antwerpen met de identiteitskaart te vernieuwen.
trein rijden. (wens) (beleefde vraag)
• A vraagt aan B: in eerste klas • A adviseert om naar een ander
of tweede klas? (beleefde loket te gaan. (advies).
vraag). • B wil een nieuwe foto op zijn
• B wil in eerste klas reizen identiteitskaart hebben
(wens). (wens).
• B vraagt aan A om de • A geeft de suggestie om naar
goedkoopste formule te een fotocabine te gaan.
geven. (beleefde vraag) (suggestie)
• A geeft de suggestie om een ---------------
Railpass te kopen. (suggestie) • B vraagt om een nieuwe
• B vraagt aan A om twee handtekening te krijgen.
Railpassen te geven. (beleefde vraag)
(beleefde vraag) • A vraagt aan B om een
• A adviseert aan B om de formulier te ondertekenen.
trein van 19u te nemen. (beleefde vraag)
(advies)
LEERPLANDOELEN
SPREKEN
NT 017 BC 001 informatie vragen en geven in informatieve teksten (STRUCTUREREND)
NT 017 BC 004 zijn beleving, d.i. wensen, noden en gevoelens, verwoorden en vragen naar de
beleving van zijn gesprekspartner in informatieve teksten (STRUCTUREREND)