Hoofdstuk 6 de Conjunctuur en Economische Groei

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 4

Hoofdstuk 6 De conjunctuur en economische groei

1. C. opgaande fase
2. A. de koopbereidheid en van het economische klimaat
3. C. dalende rente en dalende werkloosheid
4. A. de trendmatige groei van de productie per persoon die hogere inkomens en een hogere
levensstandaard mogelijk maakt
5. C. neergang
6. D. de toekomstige algemeen-economische situatie
7. B. recessie
8. C. groei van de voorraden bij bedrijven

Hoofdstuk 7 Nationaal inkomen en werkgelegenheid


1. Antwoorden: B en C
- Bij B, als de vraag daalt en het aanbod constant blijft, zal de prijs dalen volgens het
prijsmechanisme.
- Bij C, als het aanbod stijgt en de vraag constant blijft, zal de prijs dalen.

2. Antwoord: B. De marktprijs zal stijgen door het prijsmechanisme, want er ontstaat een
vraagoverschot
- Als de vraag toeneemt en het aanbod constant blijft, stijgt de prijs om een nieuw
evenwicht te bereiken.

3. Antwoorden: A en C
- Bij A past het aanbod zich aan de totale vraag aan, wat overeenkomt met het klassieke
denken.
- Bij C wordt het totale aanbod bepaald door de hoeveelheid beschikbare
productiefactoren, wat ook een klassiek economisch principe is.

4. Antwoorden:
- De kwekerij heeft te weinig mensen en huurt 150 Polen en Bulgaren in:
Frictiewerkloosheid
- Alle afgestudeerde studenten hebben snel een baan gevonden: Frictiewerkloosheid
- Fatima stuurt een open sollicitatie naar een aantal bedrijven: Frictiewerkloosheid

5. Antwoorden:
- De grote fabriek in de buurt is gesloten en verplaatst naar China waar de arbeiders veel
goedkoper zijn: Conjuncturele werkloosheid
- Steeds meer bedrijven maken gebruik van automatisering en mechanisatie: Structurele
werkloosheid
- Veel mensen die in de horeca werken zijn ontslagen omdat mensen steeds minder vaak
uit eten of naar de kroeg gaan: Conjuncturele werkloosheid

6. Antwoord: B. Door de lonen te verlagen (prijsmechanisme op de arbeidsmarkt toepassen)


- Dit is een klassieke benadering van het oplossen van werkloosheid.
7. Antwoord: D. De hoogte van het nationaal inkomen wordt niet bepaald door de
productiecapaciteit.
- Dit is geen typische gedachte van de klassieke denkwijze. In de klassieke economie wordt
het nationaal inkomen voornamelijk bepaald door de productiecapaciteit.

8. Antwoord: A. Structurele werkloosheid


- Structurele werkloosheid ontstaat wanneer het aanbod van specifieke werkkrachten niet
is afgestemd op de vraag naar specifieke werkkrachten.

9. Antwoord: B. Frictiewerkloosheid
- Pas afgestudeerden behoren vaak tot de frictiewerkloosheid, omdat ze tijd nodig hebben
om een geschikte baan te vinden.

10. Antwoord: A. Structurele werkloosheid


- Het afremmen van de loonkostenstijgingen is een maatregel die vooral geschikt is om
structurele werkloosheid op te lossen.

11. Antwoord: A. Het beschikbare inkomen stijgt, waardoor er meer kan geconsumeerd
worden
- Een verlaging van de belastingdruk kan leiden tot een stijging van het beschikbare
inkomen, wat de consumptie kan stimuleren.

12. Antwoord: B. Door het inzetten van meer arbeiders


- Arbeidsproductiviteit neemt niet toe door het inzetten van meer arbeiders.

13. Antwoord: Fout


- In een keynesiaans macro-economisch model is sprake van inkomensevenwicht, zelfs als
er conjuncturele werkloosheid is.

14. Antwoord: verlaging van de overheidsuitgaven en/of belastingverhoging


- Een situatie van overbesteding kan volgens de keynesiaanse theorie het best bestreden
worden door verlaging van de overheidsuitgaven en/of belastingverhoging.

15. Antwoord: de effectieve vraag is kleiner dan de productiecapaciteit


- Onderbesteding betekent dat de effectieve vraag kleiner is dan de productiecapaciteit.

16. Antwoord: inflatie en een krappe arbeidsmarkt.


- Overbesteding kan leiden tot inflatie en een krappe arbeidsmarkt.

17. Antwoord: dat van 100 personen tussen de 20 en 64 jaar er 67,3 effectief aan het werk
zijn.
- Dit geeft de werkgelegenheidsgraad weer.

18. Antwoord: Kwalitatieve structurele werkloosheid.


- Het bedrijf overweegt deels te verhuizen vanwege de lagere toegevoegde waarde.
19. Antwoord: Conjuncturele werkloosheid.
- De zinksmelter sluit wegens de dalende vraag naar zink.

20. Antwoord: Technische werkloosheid.


- De werkloosheid ontstaat door de transformatie van de fabriek.

21. Antwoord: Verbetering concurrentiepositie.


- Een vermindering van de loonkost kan de concurrentiepositie verbeteren.

22. Antwoord: het relatief groot aandeel van dure gestandaardiseerde producten in de
Belgische export; de hoge loonkosten.
- Dit zijn

Hoofdstuk 8: Inkomensverdeling
1. Antwoord: B. 80% van de mensen bezit 20% van het inkomen.
- Dit past bij de principes van de Pareto-verdeling, waarbij een klein percentage mensen
een groot deel van de bronnen bezit.

2. Antwoord: C. Progressieve belastingen


- Een progressief belastingstelsel belast hogere inkomens met een hoger belastingtarief.

3. Antwoord: A. Looninkomen
- Inkomsten uit arbeid, inclusief salarissen en lonen, vormen het looninkomen.

4. Antwoord: D. Sociale uitkeringen


- Sociale uitkeringen, zoals pensioenen en werkloosheidsuitkeringen, zijn voorbeelden van
overdrachten.

5. Antwoord: B. Sterke regulering van de huurmarkt


- Wanneer de huurmarkt sterk wordt gereguleerd, kan dit leiden tot schaarste en
ongelijkheid.

6. Antwoord: C. Een basisinkomen voor iedereen


- Een basisinkomen voor iedereen, ongeacht hun inkomsten, zou de inkomensongelijkheid
verminderen.

7. Antwoord: D. Overdrachten
- Overdrachten zijn herverdelingsmethoden, zoals sociale uitkeringen en subsidies.

8. Antwoord: A. Vergroting van het verschil tussen het gemiddelde inkomen en het mediaan
inkomen
- Een groter verschil tussen het gemiddelde inkomen en het mediaan inkomen duidt op een
ongelijkere inkomensverdeling.

9. Antwoord: C. Armoedegrens
- De armoedegrens is het inkomensniveau dat als minimaal wordt beschouwd om een
acceptabele levensstandaard te handhaven.

10. Antwoord: B. Vermogensbelasting


- Een belasting op het vermogen van individuen.

Hoofdstuk 9-10: Internationale betrekkingen en wisselkoersen


1. Antwoord: A. Afschaffing van invoercontingenten
- Afschaffing van invoercontingenten is geen protectionistische maatregel.

10. Antwoord: C. De rente op de eigen munt te verhogen


- Bij een wisselkoers boven de bandbreedte zou de centrale bank kunnen interveniëren
door de rente op de eigen munt te verhogen.

14.
1. Antwoord: C. Uitvoer van diensten
2. Antwoord: B. Inflatie in de eigen exportgerichte economie, C. Een toename van de
loonquote in de eigen exportgerichte economie, E. Overbesteding zonder dat de
productiecapaciteit kan volgen in de eigen exportgerichte economie
3. Antwoord: A. Volgens de klassieke economen
4. Antwoord: Niet correct (een devaluatie leidt tot een stijging van de export en een daling
van de import)

15. Antwoord: d) Een bedrijf dat in meer dan twee landen productief is
16. Antwoord: d) President van de European Central Bank
17. Antwoord: b) Om stabiliteit en voorspelbaarheid van bedrijven mogelijk te maken

You might also like