Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 26

Lesbrief

Activiteitenpot muziek &


taalonderwijs groep 1/2
02

Voorwoord
Deze activiteiten pot is tot stand gekomen, om een manier te vinden om muziek met
taal te integreren in de kleuterklas. Uit ons onderzoek is gekomen dat het ontzettend
van belang is voor de taalontwikkeling om muziek een standaard plek te geven in een
klaslokaal. Door het ontwikkelen van deze klets pot hopen wij dat de stap tot het
toevoegen van muziek in de klas kleiner wordt, en u als leerkracht plezier ervaart aan
het gebruiken van deze pot.

Doel & Inhoud


Doel:
Met het gebruik van deze activiteiten pot is het integreren van muziek in combinatie
met taal gemakkelijker te combineren in de kleuterklas.

Inhoud:
Kaartjes in verschillende kleuren (elke kleur staat voor een muziek domein die
wordt belicht)
Bijlagen
Activiteit beschrijvingen met eventuele verdieping
Theoretische onderbouwing
03

Hoe gaat het te werk?


Tijdens een les trek je een kaartje, dit kun je als leerkracht doen, maar ook een lln. kan
de opdracht krijgen om een kaartje te pakken. Met bijvoorbeeld de kleur van het
domein die je wilt behandelen. Op dit kaartje staat een activiteit die uit te voeren is
binnen de 10 á 25 minuten. Deze opdracht zijn nog uit te breiden. De activiteiten
vergen weinig voorbereiding en materialen. Het is zelfs zo dat na één of twee keer
een activiteit aangeboden te hebben je als leerkracht de activiteit al kent.

Het is bij deze kletspot ook mogelijk om te sjoemelen. Bij een aantal activiteiten zijn er
wat meer materialen nodig, denk aan muziekinstrumenten of een bijlage. Door deze
van tevoren klaar is het uitvoeren van die specifieke kaartjes makkelijker.

Bij elk kaartje hoort een lesdoel, deze doelen die worden beschreven in de
uitwerkingen. Deze uitwerkingen zijn een handvat, het leuke aan de kletspot is dat de
leerkracht de activiteiten makkelijk aan te passen zijn, zodat het meer past bij de
behoeften van de groep en de dynamiek hierin. Om je eigen kletspot uit te breiden
zitten er ook lege kaartjes bij, deze kun je als leerkracht zelf invullen.

De kaartjes hebben verschillende kleuren doordat elke kleur voor een ander muziek
domein staat.
Rood--> Bewegen
Groen --> Muziek maken
Geel --> Luisteren
Blauw --> Zingen
Op deze manier is het ook makkelijk om als leerkracht te zeggen, vandaag wil ik met
bijvoorbeeld het domein bewegen bezig, dan mag je een rood kaartje trekken.
04

Printen
Elk kaartje heeft een eigen muziek domein. Daarom is het handig om de kaartjes met
elk domein een eigen kleur te geven. Om zo duidelijkheid te hebben over welk domein
je gaat werken. Zorg dat je enkelzijdig print.

Pagina 1/2 - rood papier


Pagina 3/4 - groen papier
Pagina 5/6/7 - blauw papier
Pagina 8/9 - geel papier
05

Muziek maken
De groene kaartjes horen bij het domein muziek maken.
Print hiervoor de kaartjes van pagina op groen papier.
Hieronder hebben we een uitgebreidere beschrijving bij de kaartjes.

Het orkest
Doel:
[Muziek]: Aan het eind van de lesactiviteit hebben de leerlingen geoefend een ritme
vast te houden.
[Taal]: Aan het eind van de activiteit hebben de leerlingen geoefend met begrijpend
luisteren
Domein:
Mondelinge taalvaardigheid
Luisteren en spelen
Materialen:
Optioneel een dirigent stokje
Optioneel een voorwerp uit de klas (constructiemateriaal, knutsel materiaal o.i.d.)
of instrument

Opdracht omschrijving:
Wijs een dirigent aan, of begin eerst zelf als dirigent. Als je een leerling aantikt dan
begint die een ritme te spelen met een instrument, zelfgekozen materiaal of met het
lichaam (denk aan klappen, stampen, op de stoel tikken of iets degelijks.) als deze
leerling weer aangetikt wordt, dan wordt die weer uitgezet door de dirigent. Deze
leerling stopt dus met een ritme spelen. Als de leerling weer aangezet wordt door de
dirigent dan kan die weer beginnen. Door dit een aantal keer te doen oefenen
leerlingen met elkaar te spelen en muziek te maken. Het is van belang dat een
leerlingen tijdens deze activiteit goed oplet wanneer die aan- en uitgezet wordt.

Variatie:
In plaats van een orkest maken met ritmes kunnen de lln. ook hun eigen naam op
verschillende toonhoogtes zeggen. Hierdoor wordt het één grote namen brei en
oefenen lln. ook nog in het domein zingen
Tip:
Voeg een algemene aan en uit knop toe. Hiermee kun je als leerkracht in één klap het
hele orkest aan en uit zetten. Dit kan helpen om in één keer de aandacht te krijgen, en
ook weer vlug verder te kunnen spelen.
06

Een ander ritme


Doel:
[Muziek] Aan het einde van de les hebben de leerlingen auditief naar een ritme
geluisterd en deze na proberen te spelen.
[Taal] Aan het einde van de activiteit hebben de leerlingen geoefend met auditief
waarnemen.

Domein:
Mondelinge taalvaardigheid
Spelen

Materialen:
Voorwerpen uit de klas, per kind twee
Een time, horloge of iets degelijks om de tijd op te zien
Optioneel muziekinstrument

Opdracht omschrijving:
Voor de activiteit begint krijgen de leerling de opdracht om twee voorwerpen uit de
klas te zoeken (dit kan je als leerkracht ook in de kring klaarleggen), ook kan je als
leerkracht er een timer voor zetten en deze tijd bieden aan de leerling. Als alle
leerlingen terug in de kring zitten dan speel je als leerkracht een ritme voor, begin
simpel met 1-1-1-1. Als de leerlingen het door hebben dan mogen ze meedoen in het
ritme, met hun materiaal gevonden in de kring, er komt overal dus verschillend geluid
uit. Als dit goed gaat, kun je variatie in ritmes aanbrengen. Dit daagt de leerlingen uit
om goed op te letten.

Variatie:
1. Wijs een leerling aan die een ritme speelt en volg met de andere leerling.
2. Als deze activiteit al heel goed gaat kun je als leerkracht ook een ritme voor
spelen, de leerling volgen en vervolgens aan de leerlingen vragen of ze dit ritme
ook kunnen benoemen. Wat horen we? Zijn het lange of korte klanken en hoe kan
ik dit opschrijven zodat iemand anders het ook begrijpt? Door deze variatie toe te
voegen komt ook het muziek domein lezen en noteren erbij.
07

Het zelfgemaakte instrument


Doel:
[Muziek] Aan het einde van de activiteit hebben de leerlingen geoefend met hoge,
lage en harde en zachte geluiden, uit het instrument wat ze buiten hebben gezocht.
[Taal] Aan het einde van de activiteit hebben de leerlingen geleerd wat hoge en lage
tonen en harde en zachte geluiden.

Domein:
Spelen
Woordenschat

Materialen:
Een buiten speelplaats met verschillende natuurlijke materialen.

Opdracht omschrijving
Ga met de leerlingen naar buiten, geef ze de opdracht om zelf een iets te maken waar
ze muziek/ geluid mee kunnen maken. (Voorbeelden zijn: takjes, blaadjes, schepjes,
buitenfietsjes, zolang er geluid mee te maken is.) Laat de leerlingen hier muziek mee
maken, en vraag ze of het hard of zacht is. En of het een hoge of lange toon heeft
(denk aan fietsjes die kunnen wel piepen, dit is een hoge toon). Ook is het met deze
activiteit goed om een ritme te spelen, en dan de lln. te laten focussen op hun eigen
‘instrument’.
Variatie:
Noem een emotie, en de leerlingen die zijn instrument erbij vinden passen mogen
beginnen met spelen. Denk aan een hoge toon--> bang, of een hard geluid --> boos.
Tip:
Is er geen buitenplaats beschikbaar? Verzamel zelf spullen leg het in de kring, en laat
leerlingen er iets uit zoeken. Op deze manier zijn de leerlingen ook dichter bij elkaar en
is het voor de leerkracht beroepbaarder.
08

Muziek bij het thema


Doel:
[Muziek] Aan het einde van de activiteit hebben de leerlingen nagedacht over hoe een
thema zou klinken.
[Taal] Aan het einde van de les hebben de leerlingen hun woordenschat verbeterd,
door goed na te denken over betekenis.

Domein:
Spelen
Woordenschat

Materialen:
Optioneel instrumenten
Thema woorden, op een kaartje met afbeelding of benoemen.

Opdracht omschrijving:
Deel de instrumenten uit, zijn er geen instrumenten beschikbaar dan kunnen de
leerlingen ook door bodypercussie (muziek maken met het eigen lichaam) mee doen.
Noem een aantal thema woorden, vraag de leerlingen waar je bij deze woorden aan
moet denken. Zijn het woorden die zacht zouden klinken, speel dan zachtjes. Zijn het
woorden die hard klinken, speel dan hard, welke snelheid past bij dit thema woord?
Deze activiteit is bij alle thema's te doen.

Variatie:
Deze opdracht kan ook andersom. Benoem de thema woorden. Speel als leerkracht
een muzikale vertaling van een woord en vraag de leerlingen of ze kunnen vertellen
welk woord dit zou zijn. Hierbij kun je als leerkracht ook doorvragen waarom ze dat
denken, en daardoor dus verdieping krijgen op jouw kennis van hun woordenschat.
09

De echoput
Doel:
[Muziek] Aan het einde van deze activiteit kunnen de leerlingen een ritme herkennen
en naspelen
[Taal] Aan het einde van de les hebben de leerlingen geoefend met hun
luistervaardigheden.

Domein:
Spelen
Luisteren
Mondelinge taalvaardigheid

Materialen:
Een grote doos, of een bak.

Opdracht omschrijving:
Zet de doos/ bak midden in de kring, benoem dat dit een hele speciale doos is, luister
maar goed. Zeg hallo in de doos, als er niets gebeurt in de klas dan reageer je
verbaast. Huh? Is de doos stuk? Zeg net zo lang hallo in de doos, tot er één leerling is
die ook hallo zegt. Daar reageer je als leerkracht op en zegt hey, hoorden jullie dat
ook? Een echo! Yes, mijn echoput doet het weer! Eens even kijken wat hij nog meer
kan... Je roept van alles in de put wat de kinderen nadoen. Roep heel hard en fluister
een keer. Laat vervolgens enkele leerlingen in de echoput roepen. Doet de put het nu
ook?
Daarna ga jij in de put klappen. Je klapt 1x, 2x, 5x... De kinderen doen dit na. Dan klap
je een aantal keer snel en de kinderen doen het na. Dan een aantal keer heel langzaam
enzovoort. Op die manier ben je met ritmes bezig.

Variatie:
In plaats van het noemen van woorden en klappen, kun je ook je eigen naam in de put
roepen. Doe dit op verschillende toonhoogtes. Een keer langzaam, snel, hard of zacht.
Laat dit ook de leerlingen eens proberen.
10

Het zelfgemaakte insturment


Doel:
[Muziek] Aan het einde van de activiteit hebben de leerlingen geoefend met hoge,
lage en harde en zachte geluiden, uit het instrument wat ze buiten hebben gezocht.
[Taal] Aan het einde van de activiteit hebben de leerlingen geleerd wat hoge en lage
tonen en harde en zachte geluiden.

Domein:
Spelen
Woordenschat

Materialen:
Een buiten speelplaats met verschillende natuurlijke materialen.

Opdracht omschrijving
Ga met de leerlingen naar buiten, geef ze de opdracht om zelf een iets te maken waar
ze muziek/ geluid mee kunnen maken. (Voorbeelden zijn: takjes, blaadjes, schepjes,
buitenfietsjes, zolang er geluid mee te maken is.) Laat de leerlingen hier muziek mee
maken, en vraag ze of het hard of zacht is. En of het een hoge of lange toon heeft
(denk aan fietsjes die kunnen wel piepen, dit is een hoge toon). Ook is het met deze
activiteit goed om een ritme te spelen, en dan de lln. te laten focussen op hun eigen
‘instrument’.
Variatie:
Noem een emotie, en de leerlingen die zijn instrument erbij vinden passen mogen
beginnen met spelen. Denk aan een hoge toon--> bang, of een hard geluid --> boos.
Tip:
Is er geen buitenplaats beschikbaar? Verzamel zelf spullen leg het in de kring, en laat
leerlingen er iets uit zoeken. Op deze manier zijn de leerlingen ook dichter bij elkaar en
is het voor de leerkracht beroepbaarder.
11

Zingen
De blauwe kaartjes horen bij het domein zingen.
Print hiervoor de kaartjes van pagina op blauw papier.
Hieronder hebben we een uitgebreidere beschrijving bij de kaartjes bij het domein
zingen.

Raad het lied


Doel:
De leerlingen luisteren intensief naar een lied en proberen deze te herkennen.
De leerlingen zingen het lied mee als ze het lied kennen.

Domein:
Luisteren
Zingen

Materialen:
Digibord
Eventueel account 123 Zing

Opdracht omschrijving
Luister met elkaar naar een lied. Herkent iemand het? Waar denk je aan? (koppeling
naar gevoel) Luister het nog eens en zing eventueel mee als iemand het kent. Daarna
kan je het nogmaals luisteren met zang. En de vragen beantwoorden en terug
koppelen naar bijvoorbeeld gevoel.

Tip:
Kies een lied dat zowel instrumentaal als met zang beschikbaar is. Zo kan je een
mooie koppeling maken tussen het luisteren en zingen.
LiedjesVerzamelaar op Youtube heeft vele liedjes instrumentaal.
12
3x3=9 en wie kent er een lied?
Doel:
De leerlingen brengen eigen liedjes in.
De leerlingen zingen nieuwe liedjes mee.
Domein:
Luisteren / Spreken
Zingen

Opdracht omschrijving
Leerkracht zingt 3x3=9 en ieder zingt zijn eigen lied 3x3=9 en wie kent er een lied?
De leerlingen mogen zelf een lied kiezen die ze met de hele klas willen doen. Bied ook
ruimte voor iets onbekende liedjes.

Tip:
Zoek het lied eventueel op via Youtube
(Geen tijd voor? Doe het na schooltijd voor de volgende dag.)
Gebruik beurtstokjes als leerlingen te enthousiast worden!

Samenzingen
Doel:
De leerlingen zingen een lied in groepjes

Domein:
Luisteren / Spreken
Zingen

Opdracht omschrijving
Kies een lied die de leerlingen kennen. Zing met elkaar het lied. Nu zingen de
leerlingen om en om een stukje van het lied. Zo moeten ze goed opletten maar ook
luisteren wanneer ze moeten zingen

Tip:
Verdeel de groep in twee duidelijke groepen
13

Bakker, wat doe je?


Doel:
De leerlingen worden uitgedaagd verder te denken
Domein:
Woordenschat

Opdracht omschrijving
Zing met de leerlingen het lied over de bakker:
Bak-ker, bak-ker, wat doe je van-daag? "koek-jes bak-ken, koek-jes bak-ken"
Bak-ker, bak-ker wat doe je van-daag? "koek-jes bak-ken, dat doe ik zo graag!”
Wat maakt een bakker nog meer? Kies iets anders en zing het lied nogmaals
Variatie:
Wat heeft een groenteman? Of de visboer?
Tip:
Deel 1 van de klas zingt: Bakker tot vandaag. Deel 2 zingt koekjes tot graag!
Maak een mindmap met alles over de bakker!

Zag twee beren broodjes smeren.


Doel:
De leerlingen rijmen op muziek.
De leerlingen maken zelf rijmwoorden
Domein:
Luisteren
Rijmen

Opdracht omschrijving
Zorg dat de leerlingen het lied: “Zag twee beren broodjes smeren” goed kennen.
En ga op zoek naar andere dieren die iets doen wat rijmt. Laat leerlingen hierin zelf
proberen. Rijmt het niet, probeer het eens door de eerste zin voor te zingen.

Voorbeeld:
Dassen/Wassen - Haaien/Aaien - Mussen/klussen
14

Vorm een orkest


Doel:
De leerlingen komen in aanraking met toonhoogtes.
De leerlingen zijn op een muzikale manier bezig met woordenschat
Domein:
Luisteren
Woordenschat

Opdracht omschrijving
Woordenschat woorden. Als ze voorbij komen kan je ze op allerlei verschillende
manieren oppakken. Denken aan van hard naar zacht (Handig als je langere woorden
hebt.) Of toonhoogtes zoals met een piepstem of met een zware stem.

Variatie:
Spreek met de leerlingen af dat jij met je hand beweegt hun het woord moeten
zeggen. Is je arm hoog dan begint je woord met het piepstemmetje ga je daarna naar
laag dan eindigen we het woord ook laag met de zware stem.
Tip:
Je kan dit ook doen met een zin waarin je de betekenis van je woord uitlegt.
(Voorbeeld: Een kapitein bestuurt een schip)
15

Zeg ken jij de letter ... de letter ... ?


Doel:
De leerlingen zoeken na aanleiding van een lied een passend woord.
De leerlingen zingen over letters.
Domein:
Luisteren
Begrippen

Opdracht omschrijving
Zing op de melodie van: :”Zeg ken jij de mosselman”. Het lied zeg ken jij de letter …
En kies een letter. Waarbij de leerlingen 3 woorden met deze letter moeten bedenken.
Variatie:
In plaats van random woorden kan je voor de geschikte leerlingen ook differentiëren
door ze een woord bij een thema te geven. Denk aan eten of dieren.

Tip:
Zing met elkaar het lied en wijs leerlingen aan die een woord mogen zeggen. Hoe
vaker je dit doet, hoe sneller de woorden moeten worden gezegd.
Werk je met de letter van de week? Doe dit dan elke dag met deze letter en schrijf
al de genoemde woorden op in een mindmap of zoek ze op voor de thema/letter-
tafel. Zo lok je onwijs veel taal uit bij de leerlingen.
16

Spinnetje waar kriebel jij?


Doel:
De leerlingen leren alle plekjes kennen van hun lijf door middel van een lied.
Domein:
Luisteren

Opdracht omschrijving
Zing met de leerlingen het lied:
Krie-bel krie-bel-spin, Krie-bel krie-bel-spin je
krie-belt op m'n neus en kin! Lang-zaam loop je
naar mijn been, dan ren je naar m'n teen!

Krie-bel krie-bel-spin, Krie-bel krie-bel-spin je


krie-belt op m'n neus en kin! Lang-zaam loop je
naar mijn been, dan ren je naar m'n ….

Waar kriebelt het spinnetje nog meer?


….naar mijn been, dan ren je naar m'n ….!
17

De dierentuin van Amsterdam


Doel:
De leerlingen werken door het lied aan hun woordenschat.
Domein:
Luisteren
Woordenschat

Opdracht omschrijving
Zing met de leerlingen het lied:
In de die-ren-tuin van Am-ster-dam daar wo-nen zo-veel
Die-ren en die die-ren die doen zo:
Hoe zingen de dieren in de dierentuin? Zing het lied als een giraffe? Of een leeuw!
Variatie: Welke dieren leven er op de kinderboerderij van Artis? Of in het
waterbassin?
Of in plaats van Amsterdam je eigen woonplaats.
Tip:
Zoek eens Artis of de plattegrond van de dierentuin in de buurt.
Beweeg er ook eens bij als dat dier tijdens een moment in de speelzaal of op het
plein
18

Bewegen
De rode kaartjes horen bij het domein bewegen.
Print hiervoor de kaartjes van pagina op rood papier.
Hieronder hebben we een uitgebreidere beschrijving bij de kaartjes bij het domein
bewegen

Even stampen
Doel
[Muziek] Aan het einde van de les kunnen de leerlingen bewegen bij een lied
[Taal] Aan het einde van de les hebben de leerlingen geoefend met woorden die bij
het thema horen

Domein:
Zingen
Bewegen

Materialen:
Digibord of geluidsbox

Opdracht omschrijving:
Hierbij gebruik je het liedje ‘Even stampen’ op Youtube (YouTube: Even stampen /
Kinderliedjes / Liedjes voor peuters en kleuters / Minidisco). De woorden uit dit liedje
kun je vervangen door woorden bij een thema. Zo kan je bijvoorbeeld bij het thema
Sint en Piet de woorden: even strooien, ... gooien, ... klimmen etc. gebruiken. Bij het
thema dierentuin: sluipen, brullen, trompetteren etc.
19

Bewegen op muziek
Doel
[Muziek] Aan het einde van de les kunnen de leerlingen eenvoudige bewegingen
maken op muziek
[Taal] Aan het einde van de les hebben de leerlingen geoefend met de tegenstellingen:
hoog/laag, snel/langzaam, hard/zacht.

Domein:
Luisteren
Bewegen

Materialen:
Digibord of geluidsbox

Opdracht omschrijving:
De kinderen bewegen door het (speel)lokaal. Zet een muziekje op (klassieke muziek is
bij deze opdracht goed te gebruiken). Bij de hoge tonen maken de leerlingen zichzelf
groot, bij lage tonen maken de leerlingen zich klein. Gaat de muziek snel, dan bewegen
de kinderen snel door het lokaal, gaat de muziek langzaam dan verplaatsen de
leerlingen zich ook langzaam door de klas. Bij harde muziek maken de leerlingen grote
bewegingen en bij zachte muziek zijn de bewegingen klein. Alles op de maat van de
muziek.
20

Woorden klappen/springen/stampen
Doel
[Muziek] Aan het einde van de les kunnen de leerlingen het ritme van een woord
klappen
[Taal] Aan het einde van de les hebben de leerlingen geoefend het verdelen van
klankgroepen en hebben de leerlingen geoefend met woorden die passen bij het
thema.

Domein:
Lezen en noteren
Bewegen

Materialen:
Eigen lichaam

Opdracht omschrijving:
De leerlingen gaan woorden, passend bij het thema, klappen (of springen, stampen,
hebben de leerlingen zelf nog een idee?). Op deze manier zijn ze spelenderwijs bezig
met hun woordenschat en leggen ze alvast een goede basis voor het taalonderwijs in
de hogere groepen.
Vb. Thema kerst: kerst-bal, lam-pjes, ren-die-ren, etc.
21

Drama
Doel
[Muziek] Aan het einde van de les hebben de leerlingen meer kennis van de bestaande
muziekinstrumenten
[Taal] Aan het einde van de les kennen de leerlingen de namen van de instrumenten op
de kaartjes

Domein:
Bewegen

Materialen:
Bijlage activiteit ‘Drama’

Opdracht omschrijving:
Eén leerling staat voor de klas en krijgt een kaartje te zien met een afbeelding, hierop
staat een muziekinstrument. De leerling beeldt uit hoe je op dit instrument speelt. De
andere leerlingen moeten raden wat het is. Kinderen mogen, wanneer mogelijk ook het
geluid erbij maken.

Variatie:
Maak het moeilijker door de leerlingen het instrument te laten omschrijven.
22

Stopdans
Doel
[Muziek] Aan het einde van de les hebben de leerlingen aandachtig geluisterd naar
een muziekfragment
[Taal] Aan het einde van de les hebben de leerlingen geluisterd naar woorden die
passen bij het thema

Domein:
Luisteren
Bewegen

Materialen:
Digibord of geluidsbox

Opdracht omschrijving:
Zet een liedje op passend bij het thema. Laat de leerlingen vrij dansen of geef ze een
opdracht. De leerlingen mogen bewegen wanneer ze de muziek horen. Is de muziek
uit, dan worden de kinderen een standbeeld. Dit standbeeld kan ook iets te maken
hebben wat bij het thema past. Laat de kinderen vertellen wat ze zijn.

Via bewust gekozen muziek wordt de taalontwikkeling gestimuleerd.


23

Luisteren
De gele kaartjes horen bij het domein luisteren.
Print hiervoor de kaartjes van pagina op geel papier.
Hieronder hebben we een uitgebreidere beschrijving bij de kaartjes bij het domein
luisteren.

Tegenstellingen in muziek
Doel:
[Muziek]: Aan het eind van de lesactiviteit hebben de leerlingen geoefend met het
horen van tegenstellingen in muziek
[Taal]: Aan het eind van de lesactiviteit hebben de leerlingen hun woordenschat
uitgebreid

Domein:
Woordenschat
Luisteren

Materialen:
Bijlage activiteit 'Tegenstellingen in muziek'

Opdracht omschrijving:
Laat de leerlingen muziek noemen die ze leuk vinden en bespreek met de leerlingen
waarom ze dit een leuk liedje vinden. Of zoek zelf een aantal liedjes op. Vertel de
leerlingen dat erin muziek tegenstelling zijn: hard/zacht, langzaam/snel en hoog/laag.
Laat de leerlingen de woordkaartjes zien en bespreek wat de verschillende woorden
inhouden. Geef de leerlingen de verschillende woordkaartjes en luister naar
verschillende muziek. Laat de leerlingen het kaartje omhoog houden als ze dit horen in
de muziek.
24

Welk instrument hoor je?


Doel:
[Muziek]: Aan het eind van de lesactiviteit hebben de leerlingen geoefend met het
horen van de verschillende muziekinstrumenten
[Taal]: Aan het eind van de lesactiviteit hebben de leerlingen hun woordenschat
uitgebreid en nieuwe muziekinstrument geleerd

Domein:
Woordenschat
Luisteren

Materialen:
Bijlage activiteit 'Welk muziekinstrument hoor je?'
Muziekinstrumenten

Opdracht omschrijving:
Bespreek met de leerlingen de woordkaartjes. Wat zie je op het plaatje, wat is dat en
wat kan je ermee? Wie heeft er ook eentje thuis? Daarna speel je met de leerlingen
een geluidenspel. De leerlingen doen hun ogen dicht of de handen voor de ogen.
Vervolgens speel je een instrument en vraag je aan de leerlingen welk instrument hoor
je en welk woordkaartje hoort erbij?
25

Muziek en emoties
Doel:
[Muziek]: Aan het eind van de lesactiviteit hebben de leerlingen geoefend met het
luisteren naar verschillende soorten muziek
[Taal]: Aan het eind van de lesactiviteit hebben de leerlingen hun woordenschat
uitgebreid en kennisgemaakt met de verschillende emoties

Domein:
Woordenschat
Luisteren

Materialen:
Spotify playlist: "Muzieklessen emoties (onderwijs)"
en dan met het muisje als plaatje

Opdracht omschrijving:
In muziek zijn verschillende emoties te horen. Vertel de leerlingen dat er verschillende
emoties zijn en behandel met de leerlingen welke emoties er zijn (blij, bang, boos en
verdrietig). Laat de leerlingen de emoties ook even spelen en vertellen wat ze hierbij
voelen. Beluister daarna met de leerlingen verschillende muziekstukjes. De leerlingen
luisteren ernaar en bedenken welk gevoel het ze geeft. Laat de leerlingen dit
uitbeelden door middel van hun gezichtsuitdrukking.
26

Een muzikaal verhaal


Doel:
[Muziek]: Aan het eind van de lesactiviteit hebben de leerlingen geoefend met het
luisteren naar muziek met een emotie en kunnen ze deze herkennen
[Taal]: Aan het eind van de lesactiviteit hebben de leerlingen hun woordenschat
uitgebreid en kennisgemaakt met de verschillende emoties

Domein:
Woordenschat
Luisteren

Materialen:
Tekenpapier
Kleurpotloden of stiften

Opdracht omschrijving:
Laat de leerlingen naar een muziekstuk, waarin een duidelijke emotie en een opbouw
hoorbaar zijn, luisteren. Vraag de leerlingen wat ze bij dit muziekstuk voelen (bespreek
eventueel de verschillende emoties). Waar zou dit muziekstuk over gaan? Kunnen de
leerlingen er een verhaal bij bedenken? Luister naar de opbouw in de muziek. Wat zou
er eerst gebeuren en wat daarna? Luister nog een keer naar het muziekstuk en geef
de leerlingen luisteropdrachten. Geef daarna de leerlingen en vel papier en
tekenmateriaal. Ze gaan aan tafel zitten en tekenen het verhaal bij het muziekstuk.
Terwijl de leerlingen tekenen, laat je het muziekstuk nog eens horen.

You might also like