Tekst Lezing 1 Prof. Praet - Liberas 3-10-2023

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 11

Lezingenreeks

De duivel: een historische inleiding door prof. Danny Praet


“Please allow me to introduce myself”
De title verwijst naar een vers uit “Sympathy for the devil “ van The Rolling Stones, een
nummer uit 1968, waarin Mick Jagger de rol aanneemt van de duivel (“Please allow me to
introduce myself. I am a man of wealth and taste”)
In dat lied krijgen we de geschiedenis van de duivel. => het objectief van de lezingenreeks: de
aspecten van die lange geschiedenis van de duivel (die vele gedaanten kan aannemen)
bespreken vanuit diverse disciplines (het vroege christendom, de islam, de Europese
Middeleeuwen, verschillende literaire werken, kunstwerken, ….).
Deze lezing geldt: algemene inleiding waarin een aantal voorstellingen, gedaantes van de
duivel worden getoond. Voor de studenten van deze cursus zijn vooral de eerste drie lezingen
relevant en dat zijn dan ook de enige drie lezingen die als examenstof gelden.
Slide 3: Verwijzing tekst Sympathy for the devil
“I was around when Jesus had his moment of doubt and pain”.
Dit verwijst naar de scène in Getsemane (ook bekend als Hof van Olijven) waar Jezus een
moment van twijfel heeft (het spreekwoordelijk geworden Marcus 14:36 waarin Jezus aan De
Vader vraagt “Heer, laat deze beker aan mij voorbijgaan”) en waar hij zal worden
gevangengenomen, na verraad door Judas, die door de duivel zou geïnspireerd zijn.
Vervolgens de aanwezigheid/vermeende rol van de duivel in een aantal historische
gebeurtenissen (de Russische Revolutie - “Anastasia screamed out in vain”: de moord op de
Romanovs -, WOII, godsdienstoorlogen in Europa, evenementen die de wereldgeschiedenis
getypeerd hebben). Maar na de moord op Kennedy komt de pointe: “after all, it was you and
me” => de duivel kan nooit alleen verantwoordelijk zijn, de duivel is ook een aspect van de
menselijke psychologie.
Slide 4: Jagger zou dit nummer geschreven hebben nadat hij van Marianne Faithfull (backing
vocals) het boek The Master and Margarita van Michail Boelgakov gekregen had (literair
meesterwerk over de duivel dat zich afspeelt in Moskou in de jaren ’20 & ’30). “Allow me to
introduce myself” is een verwijzing naar de beginscène van deze roman: twee
communistische, atheïstische inwoners van Moskou discussiëren over de vraag of Jezus van
Nazareth ooit een historische figuur kan geweest zijn. Of was hij een puur mythische figuur
zoals andere stervende en verrijzende goden (Osiris, …)? Op dat moment verschijnt de duivel
in de gedaante van een Duitse geleerde aan deze heren aan wie hij zich voorstelt duidelijk als
“a man of wealth and taste”, zijn Duitse uiterlijk is een verwijzing naar dokter Faustus (zie
latere lezing door Prof. Biebuyck).
We zullen proberen na te gaan hoe die figuur van de duivel (die vele namen heeft Satan,
Lucifer, Beëlzebub), die verschillende gedaanten, waar en wanneer die verschenen zijn, waar
de mythe van de gevallen engelen ontstaan is.

Slide 5: Schilderij van de Gebroeders van Limburg: toont de hemelse hiërarchie; we gaan
terug naar een mythisch verleden waarin de mensen geloofden in de realiteit van God en Zijn
hemelse heerscharen, de realiteit van de gevallen engelen die op hun beurt een hiërarchie
vormden op aarde en in de hel.

Slide 6: We kennen allemaal beelden die teruggaan op de Middeleeuwen, die ook in de


werken van Gustave Doré (illustreerde de bijbel, ook Miltons Paradise Lost, de Divina
Commedia van Dante) voorkomen. Het idee van een collectief van engelen in een bepaalde
hiërarchie (aartsengelen, cherubijnen, …) zal zich ook vertalen in een hiërarchie onder de
duivels wanneer zij zich meester maken van de onderwereld, van de hel.
Slide 7: Gustave Doré heeft ook de visioenen van Dante in onze verbeelding vormgegeven.
Er is over de duivel ook een wetenschap ontstaan: een soort kennis van de duivel: de
demonologie, de diabologie. Een soort wetenschap van alle verschillende duivels.
Slide 8: Collin De Plancy schreef in de 19de eeuw de Dictionnaire Infernal, een soort
encyclopedie van alle mogelijke duivels, demonen, magische praktijken, … die in de
verbeelding van de mensen bestonden. Werd in een latere editie geïllustreerd door Louis Le
Breton (bekende duivels: Astaroth, Asmodeus).
Volledig terzijde: Collin De Plancy heeft ook een boek geschreven over Manneke Pis (zou
ooit tegen de deur van een religieuze kluis geürineerd hebben, werd “behekst” en zo gedoemd
voor de eeuwigheid te doen wat hij tegen de deur van het heiligdom had gedaan).
We gaan terug naar een periode waarin de duivel ernstig genomen wordt, waarin mensen
geloofden in het bestaan van de duivel en een hele horde van duivels.
Slide 9: In de folklore werd de angst voor de duivel geminimaliseerd door een reeks originele
en spottende bijnamen (old Horny, old Scratch, old Nick, …). In heel wat middeleeuwse
legenden kan men de duivel “foppen”.
Slide 10: Nu is de duivel een cartoonesk figuur geworden. Bv. Southpark: figuur van satan is
een softe, brave, lieve man, valt eerder op mannen (maar wel op de verkeerde mannen, nl.
Saddam Hussein).
Slide 11: Lucifer is ook het hoofdpersonage van een Amerikaanse fictiereeks: een gentleman
met een sterk Brits accent beslist naar de bovenwereld te komen om daar verliefd te worden
op een vrouw.
Slide 12: In de moderne fictiereeksen blijft men spelen met de tradities. İn de Netflixreeks
The Sandman heeft Gwendoline Christie het androgyne. Een engel heeft geen geslacht. Een
gevallen engel dus ook niet. Wordt traditioneel als lustige, heteroseksuele man voorgesteld,
maar hier verschijnt Lucifer als een soort genderfluïde, geslachts-onduidelijke duivel.
De realiteit van de hel, de realiteit van de duivel(s), cfr Slide 14-15 Gebroeders van Limburg:
Satan ligt op een rooster te braden terwijl hij zielen van de verdoemden begint te folteren en
doorstuurt naar zijn “mindere duivels” die allerlei folteringen bedenken.
De oudste voorstelling van de duivel die prof. Praet gevonden heeft in de christelijke
iconografie is een voorstelling van een exorcisme, een uitdrijving van twee kleinere demonen.
Die vinden we in een Syrisch-talige bijbel (bevindt zich nu in Firenze) uit de 6de eeuw (ca
580-585): Rabulla Bijbel.
Slide 16: Je ziet aan de linkerkant hoe Jezus met een handgebaar en bezweringsformule bij
twee mensen twee demonen uitdrijft die afgebeeld worden als kleine, donkergekleurde,
gevleugelde figuren die druk gesticulerend uit de hoofden van de bezetenen lijken weg te
vliegen.
Voor het ontstaan van de duivel moeten we terug naar een hele reeks mythen uit het Oude
Nabije Oosten (die vaak dateren uit het 2de millennium) die de context uitmaken van verhalen
die we vinden in de bijbel. Veel van die verhalen in de Joodse bijbel zijn quasi parallellen aan
mythen die we vinden in Babylonië of in het huidige Syrië, Libanon, Palestina. İn de 19de
eeuw heeft men veel van die teksten ontdekt. Men blijft nog steeds tabletten ontcijferen.
Slide 17: Er zijn twee handige volumes van James Pritchard die al in de jaren ’50 uitgegeven
zijn: Ancient Near Eastern Texts relating to the Old Testament. Daaruit heeft men geleerd dat
veel van die verhalen (bv. De Zondvloed) quasi woordelijke parallellen kennen in mythen die
niet-Joods zijn en vaak veel ouder zijn dan de Bijbel.
Slide 18: Er zijn heel wat boeken die een link gelegd hebben tussen mythen die men vindt in
Babylonië, die men vindt in Kanaän bij de West-Semieten, waar een als goed beschouwde
godheid, Marduk (Bel) of Baal, die krachten van chaos voorgesteld als monsters (soms
vrouwelijk) bestrijdt. => Idee dat er in het begin der tijden door een bepaald aantal goden een
orde gevestigd is die impliceerde dat de krachten van de chaos (voorgesteld als monsters)
overwonnen en gedood werden. In sommige gevallen was dat gekoppeld aan riten die jaarlijks
opnieuw beleefd werden om ervoor te zorgen dat de structuur en de orde in de wereld, in de
natuur, verzekerd bleef en dat de krachten van de chaos, van de duisternis blijvend
overwonnen werden. In The Old Enemy. Satan and the Combat Myth legt Neil Forsyth
rechtstreeks de link tussen die oude mythen uit Babylon en Kanaän die veel ouder zijn dan
wat we in de Bijbel vinden. Hier zien we ook sommige van die (positieve!) goden, bv. Baal,
de god die de orde vestigt en de monsters van de chaos bekampt. Hij zal in de Joodse en
christelijke mythologie omgedraaid worden. Hij zal de kracht van de duisternis worden die
overwonnen wordt door de Joods-christelijke godheid.
Slide 19: U ziet hier hoe kracht kan uitgedrukt worden door het hebben van hoorn. Dit zijn
voorstellingen van Baal en Melqart, hier afgebeeld met hoorn, met stierenkoppen als
uitbeelding van kracht die zij ten goede aanwenden.
Veel van die niet-Joodse/christelijke goden zullen een negatieve duiding krijgen. Een goed
voorbeeld daarvan is Beëlzebub. Beëlzebub ontmoeten we in het Nieuwe Testament (bv.
Evangelie van Matteüs): farizeeërs zeggen: ”Jezus U drijft duivels uit omdat U macht
gekregen heeft van Beëlzebub, van de prins der duivels, en het is door de macht van de prins
der duivels dat U zelf macht heeft over demonen en demonen kunt uitdrijven.” In het Nieuwe
Testament is Beëlzebub dus een soort prins van de demonen, een soort leider van de duivels
geworden. Maar uit de Joodse bijbel (2de boek Koningen) weten we dat Beëlzebub de godheid
is van een naburige stad.
Er is een interne evolutie geweest in het Jodendom: oudste fase = polytheïstisch => 2de fase:
Joodse volk zegt wij gaan enkel en alleen nog Jahweh vereren (monolatrie), maar er zijn
andere goden (maar die zijn voor andere volkeren) => nieuwe fase (monotheïsme): er zijn
eigenlijk geen andere goden dan Jahweh; de goden die andere volkeren/steden vereren, zijn
ofwel illusies/fantasieën, ofwel duivels/demonen. In die fase krijgen een reeks omliggende
goden die voor de Feniciërs/Babyloniërs positieve goden waren (bv. Baal) dus een negatieve
kracht, worden een demon. Dat is exact wat er gebeurd is met Beëlzebub.
Slide 20: We weten uit 2 Koningen dat een van die Koningen van Samaria gevallen was en
genezing zocht bij de god van Ekron, een stad in Kanaän. De godheid van die stad, Baäl-
zebub, was dus een positieve godheid die mensen kon uitleggen hoe zij genezing konden
vinden. Dit verhaal komt uit de 9de eeuw voor onze tijdrekening. Er is een engel die zegt: u
moet enkel te rade gaan bij Jahweh, niet bij een andere godheid. Maar die godheid op zich is
nog niet gedemoniseerd, nog niet de prins der duivels zoals die zal verschijnen in het Nieuwe
Testament. Dit is een bewijs dat men goden van andere steden/volkeren negatief geduid heeft
en dat een van de oorsprongen van de duivels in al hun gedaanten eigenlijk gewoon goden
zijn van andere volkeren die men negatief heeft geduid.
Slide 21: Baal (Baäl-zebub) betekent “heer”, “meester”, “eigenaar” + zebub => “de heer van
het huis” Of een spottende woordspeling? “god is heer van de mesthoop, van de vliegen die
daarrond hangen”
Slide 22: Lord of the flies van William Golding : beroemde roman waarin jongeren stranden
op een onbewoond eiland en degenereren naar een soort stammenconflict, naar bijgeloof en
gewelddadigheid, een anti-Robinson Crusoë-verhaam dus. De titel is genoemd naar die
godheid, naar de prins van de duivels.
Slide 23: Ook in de antieke mythologie zijn er verhalen over het overwinnen van
primordiale monsters van de chaos. Bekend verhaal uit de Metamorfosen: Apollo, god van
het licht, de wijsheid, van het Orakel van Delphi, diende eerst een reusachtige draak te
overwinnen om zijn heerschappij over het Orakel van Delphi te vestigen.

Die goden in de Oosterse mythologie, in de Grieks-Romeinse mythologie zijn op zich niet


goed of slecht, ze zijn goed en slecht. In de antieke mythologie is er geen duivel. De god van
de onderwereld (Hades, Pluto) is niet de heer van de duivels. De onderwereld is niet de hel. Er
is, op een aantal figuren na, geen kwelling maar ook geen beloning. De goden zelf
incorporeren zowel goede als slechte aspecten. In feite dateren die mythen uit een soort pre-
ethisch stadium waarin die goden gewoon hun macht affirmeren. Een mooi voorbeeld is het
verhaal van Niobe.
Slide 24: Niobe verheft zichzelf boven de godin Leto (moeder van Artemis en Apollo): “die
arme vrouw heeft maar 2 kinderen, ik heb er 12”. Artemis en Apollo vermoorden die 12
kinderen (6 dochters, 6 zonen) om te tonen dat stervelingen zich niet boven de goden dienen
te verheffen. Die goden zijn dus zowel goed als, wanneer ze zich gekrenkt voelen, slecht
zonder enige consideratie voor moraliteit, voor ethische regels.
Slide 25: Hetzelfde geldt voor een godheid als Dionysos (god van de wijn, van cultuur, dans,
theater), “hij die kan doen ontspannen”, “weldoener”, maar is ook een godheid die een
bepaalde waanzin teweeg kan brengen. Zijn geboortestad Thebe (stad van zijn moeder
Semele) had geweigerd om Dionysos te erkennen. Wanneer hij terugkeert als volwassen
godheid zal de koning van Thebe (Pentheus) weigeren om de cultus van Dionysos in te stellen
(= het onderwerp van de Bacchanten, de beroemde tragedie van Euripides). Dionysos die de
mens enerzijds goedheid en cultuur brengt, zorgt ervoor dat de moeder van Pentheus en haar
zusters verdwijnen uit de stad, uit de cultuur. Zij organiseren een soort heksensabbat in de
wildernis. Pentheus komt gluren en wordt vermoord en opgegeten door zijn moeder en tantes.
Dionysos is dus een godheid die aspecten heeft die men later aan de duivel en aan
heksensabbats zal toeschrijven.
Slide 26: Pan heeft aspecten (hoorn en hoeven) van wat later de iconografie van de duivel is.
Ook Pan is een godheid die zowel goede als kwade krachten in zich combineert.
Slide 27: Al in de vroegste filosofiegeschiedenis heeft Xenophanes de klassieke
mythologische voorstelling van de goden sterk bekritiseerd. Vanaf de 6de eeuw VOT is er een
“ethische reveil” waarin men stelt dat de goden moeten beantwoorden aan de ethische
normen. Volgens Xenophanes schrijven o.a. Homerus en Hesiodus alles toe aan die goden wat
een mens niet mag doen (overspel, stelen, bedriegen, …). Goden zouden geen misleiders
(zoals later de duivel) mogen zijn, maar volgens de klassieke mythologie zijn ze dat wel en
zijn ze zonder enige restrictie seksueel actief.
Slide 28: In een evolutie zoals in het christendom waarin we gaan naar één godheid, krijgen
we ook dat “ethische reveil”: die ene godheid zal moeten beantwoorden aan strikte morele
criteria. Die ene godheid wordt verantwoordelijk gesteld voor alles in de wereld. Er zijn geen
monsters in het scheppingsverhaal van Genesis. In het Christelijke Credo opgesteld op het
eerste oecumenische (wereldwijde) concilie in Nicea in 325, nog steeds wekelijks opgezegd,
staat: “ik geloof in één God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van al wat
zichtbaar en onzichtbaar is.” De engelen, ook de gevallen engelen, zijn schepselen Gods en
zullen een verhaal moeten krijgen waarom zij van goed overgegaan zijn naar kwaad. Want het
scheppingsverhaal in Genesis zegt: “en God zag dat het goed was …” Dus in die versie van
hoe de wereld tot stand gekomen is, is alles goed en heb je een verklaring te geven van hoe
het kwade (de kwade wezens) in die wereld gekomen is. Duidelijk contrast met het Nieuwe
Testament waarin Jezus het Onze Vader voorzegt waarin sprake is van “bevrijd ons van … het
kwade (abstract)? De Boze (duivel)?” Dit zijn mogelijke interpretaties // vertaling
Grieks/Latijn. => Problematiek: unde malum? (vanwaar komt het kwade?) Cfr beroemde
vraag gesteld door de Kerkvader en filosoof Aurelius Augustinus (354-430)
Al in de vroegste antieke filosofie (Xenophanes) stelt zich de vraag: hoe ga je een beeld van
goden die goed zijn en macht hebben, combineren met de vaststelling dat er in de wereld vele
soorten kwaad zijn? Niet alleen moreel kwaad (kwaad door keuzes van mensen), maar ook
natuurlijk kwaad (aardbevingen, aangeboren ziektes, …).

Slide 29: Sextus Empiricus (Skepticisme, schreef in de derde eeuw ot, maar gebruikte oudere
bronnen ) maakte een schema met 4 mogelijkheden:
ofwel zijn die goden/die ene godheid Almachtig en Algoed (=> vanwaar komt het kwaad?)
ofwel zijn ze Almachtig maar niet Algoed (=> duivel? dualisme?)
ofwel zijn ze niet Almachtig wel Algoed (=> goden?)
ofwel zijn ze niet Almachtig noch Algoed (=> volledig te negeren)
Al in de 3de eeuw is er de vraag: is God rechtvaardig? Hoe combineer je het kwade zoals je
dat in de wereld kan vaststellen met de idee dat er een goede en almachtige godheid is? Het is
de vraag van de Theodicee (theos = god / dikaios = rechtvaardig), ook de titel van een
belangrijk werk in de filosofie van de religie door Leibniz.
Slide 30: Invloeden van mythen in de bijbel. Bv. Boek Job geeft aan dat in de Joodse tradities
de ideeën van The Old Combat Myth in de bijbel aanwezig zijn. We zien een aantal monsters
die in de latere traditie als duivels zullen geïdentificeerd worden. Cfr illustratie van William
Blake: twee monsters vermeld in Boek Job 40; Jahweh zegt: “ik heb de wereld gestructureerd
en ik heb het monster Behemoth en het monster Leviathan overwonnen.” ( Genesis: “en
God zag dat het goed was”)
Slide 31: Latere illustratie uit het beroemde Liber Floridus bewaard in de UGent-bibliotheek,
het monster Behemoth < Liber Floridus 12de eeuw: een duivel berijdt Behemoth.
Slide 32: In Psalm 74 is het Jahweh die in een soort oergevecht een hele reeks monsters wist
uit te schakelen.
Slide 33: Ook in de Openbaring van Johannes: het grote gevecht tussen aartsengel Michaël +
andere engelen en de draak => verhalen die teruggaan op mythen die we in Psalmen en het
Boek Job vinden en die hun parallel hebben in veel oudere mythen uit Babylonië en Kanaän.
Hier is er een hiërarchie van twee legers die tegen elkaar strijden. Hier zien we dat die aloude
mythen spreken over een oergevecht tussen het goede en het kwade, hoe die slang die
eigenlijk een monsterlijke draak is, hoe die vereenzelvigd wordt met de slang die we kennen
uit het verleidingsverhaal van Genesis.
Slide 34: Illustraties Apocalyps Bamberg, ca. 1000. Vrouw (Maria) met kind bedreigd door de
slang/draak/duivel.
Slide 35: In het verhaal in Genesis staat niet dat de slang in de tuin van Eden de
duivel/gevallen engel is. Er staat dat het een dier is (“van alle dieren die God gemaakt had,
was er geen zo sluw als de slang…”). Dit is een verklaringsmythe: waarom is de slang een
dier dat op aarde leeft maar geen poten heeft? Het is een straf van God! (“vervloekt onder alle
tamme dieren…”)
Slide 36: Een mythe die men aangegrepen heeft om het ontstaan van de duivel(s), een hele
reeks demonen uit te leggen, is een geheimzinnige passage in Genesis 6. Een passage over “de
zonen van God” (later geïdentificeerd met de engelen): zij kijken lustvol naar de Schepping
Gods en hoe die Schepping zich ontplooid heeft. In een latere interpretatie zal men van die
“zonen van God” de duivels maken en het nageslacht van die gevallen engelen en dochters
van mensen zijn dan een hele reeks demonen.
Hoe kan die ene almachtige, goede God toelaten dat er negatieve werking van andere
entiteiten is? => Oplossing in het Mazdeïsme

Slide 37: Mazdeïsme: Oud-Perzische godsdienst (gereformeerd door Zoroaster).


Spreekt over twee morele, goddelijke principes: het goede, de waarheid, het licht, versus het
kwade, de leugen, de duisternis. Twee entiteiten dus, twee godheden die elk een aspect van
het morele spectrum beheersen.
Ahura Mazda (“de Wijze Heer”) is verantwoordelijk voor het scheppen van twee geesten: de
Spenta Mainyu, de Goede Geest die constructief is, die goede waarden (trouw,
waarachtigheid) incorporeert en de Angra Mainyu, de Slechte Geest die destructief is.
Het idee dat er een soort hiërarchie is, vinden we ook in het Mazdeïsme: zowel Ahura Mazda
en de Spenta Mainyu als de Angra Mainyu zullen een leger van engelen en demonen creëren
om die gevechten te leveren. De mens moet kiezen tussen die twee krachten die de wereld
domineren.
Slide 38-39-40: Een dergelijk dualistisch systeem vinden we ook in het Jodendom.
Aan de Dode Zee, de grotten van Qumran, heeft men midden vorige eeuw een reeks teksten
gevonden, de zgn. “Dode-Zeerollen”. Bv. de “rol van de oorlog”, daarin wordt een
wereldbeeld weergegeven dat dualistisch is: naast Jahweh (de goede Joodse God) wordt een
andere entiteit vernoemd. De volgelingen van Qumran noemen zichzelf de “zonen van het
licht” die een strijd (eindstrijd) voeren waarin zij geholpen door engelen strijden tegen de
legers van de duisternis, een eindstrijd tussen goed en kwaad.
Slide 41-42: Duivel Valse Etymologie
Vaak leest men dat DEVIL iets met EVIL zou te maken hebben. Dat klopt niet! De
Germaanse, ook de Romaanse woorden (duivel, devil, Teufel, diable, …) gaan terug op het
Griekse diabolos.
Diabolos = een klassiek Grieks woord dat bv. Socrates gebruikt in zijn Apologie
(verdedigingsrede): “mijn aanklagers zijn mijn belasteraars, mijn tegenstanders” => diabolos
= iemand die laster of een aanklacht in een rechtbank tegen iemand doet, m.a.w. een
tegenstander. Komt van het Griekse werkwoord dia-ballein dat betekent: “een hindernis
opwerpen en (in afgeleide zin) lasteren”.
In de moderne taal heb je diabolisch (een direct leenwoord), maar door klankverschuivingen
krijg je via diabol, devil, duivel, e.a.
In een interessante tekst, de Utrechtse doopbelofte (8ste eeuw, geschreven in het Oud-
Saksisch?) vinden we het woord diabol. In een doopbelofte moet je ook Satan afzweren!
Slide 43: Hetzelfde geldt voor het woord satan.
Satan is in de Joodse bijbel, in het Hebreeuws ook “tegenstander”. In de Griekse vertaling van
de bijbel is diabolos een letterlijke vertaling van satan. Satan is in de Hebreeuwse bijbel dus
geen eigennaam, maar gewoon een satan, een tegenstander. Dat kan een gewone mens zijn.
Bv. de Filistijnen vreesden dat David hun tegenstander zou worden; betekent dus niet dat zij
dachten dat David de duivel was!
Slide 44: Een satan kan ook een niet-menselijke figuur zijn.
In het boek Numeri 22 doet de profeet Balaam/Bileam iets dat ingaat tegen de belangen van
het Joodse volk. Jahweh wil Bileam tegenhouden door een engel te sturen als satan, als
tegenstander. Deze engel (geïllustreerd door Gustave Doré) verschijnt en alleen de ezelin ziet
hem (de profeet Bileam is blind voor de verschijning van de engel!) en begint te spreken. De
engel hier is een satan (geen gevallen engel, geen duivel) die in opdracht van Jahweh iets
goeds doet in het belang van het Joodse volk.
Slide 45: Het Boek Job is ook interessant voor de openingsscène die veel morele problemen
stelt voor o.m. bijbelgeleerden. Je krijgt er het idee dat de hemel een soort hofhouding
(Jahweh + hemelingen) is. Er is een figuur die als de satan, de tegenstander, voorgesteld wordt
en komt spreken met Jahweh en de hovelingen. Plots gaat het gesprek over Job, de trouwe
dienaar op aarde. Satan krijgt van Jahweh carte blanche wat Job betreft: hij mag Job “testen”.
=> Deze satan is niet de tegenstander van Jahweh, hij maakt deel uit van de hofhouding en
krijgt macht om iemand te “testen”.
Slide 46: Het boek Profeet Jesaja 14 bevat een spotlied over de sterfelijke koning van
Babylon. Hier wordt gelachen met de neergang van het Babylonische Rijk. De koning is dood
en wordt verwelkomd in het Rijk der Schimmen in de onderwereld. De schimmen drijven de
spot met de koning: “nu bent u als dode even machteloos als wij en aan ons gelijk …”. Ze
vergelijken de koning van Babylon met een Morgenster, zoon van de dageraad (Helel ben
Shahar). Er wordt gealludeerd op mythen zoals de Toren van Babel (idee dat stervelingen
proberen de hemel te beklimmen). Vergelijk ook met de Griekse mythologie (reuzen die
proberen de Olympus te bestormen). De verwijzing naar de Morgenster heeft men “ontdekt”
doordat men de mythologie uit het antieke Midden Oosten heeft leren kennen. Slide 47: In
Ugarit, Ras Shamra (groot cultureel centrum in het 2de millennium) zijn een reeks teksten
gevonden waarin die Helel ben Shahar vernoemd wordt. Shahar (dageraad) en Shalim
(schemering): tweelingbroers die het ochtendgloren en het verdwijnen van het licht bij de
avondschemering weerspiegelen.
Slide 48: Een van de namen van de duivel kwam er door een interpreterende vertaling in de
Latijnse bijbel.
Bij Jesaja in de Griekse vertaling (de Septuagint): “hoe bent u gevallen uit de hemel?” “gij die
de dageraad brengt, gij die ’s morgens vroeg oprijst” < eos-phoros: dageraad-brengen/phos-
phoros: licht-brengen (m.a.w. de planeet Venus!) => Latijnse vertaling: lucifer (lux + ferre)
betekent letterlijk de “lichtbrenger”! Koppeling van Grieks-Romeinse benamingen voor
astronomie met een mythe die teruggaat op Ras Shamra-teksten uit het 2de millennium!
Slide 49-50: In de canonieke Joodse bijbel (erkend door de verschillende Kerken en het
Jodendom) vindt men weinig/niets over Satan en zijn geschiedenis. Het verhaal van de
gevallen engelen staat niet in de canonieke bijbel, staat wel in een reeks geschriften die men
de Apokriefen van het Oude Testament of intertestamentaire geschriften noemt. (Die
chronologisch zogenaamd “tussen” het Oude en het Nieuwe Testament komen, of betere
uitleg, want die chronologie klopt niet: die tussen deze twee spreekwoordelijke stoelen
gevallen zijn.) Ongeveer 1800 blz. in het Engels vertaald, (beperkte vertaling in het
Nederlands), ook in het Frans: La Bible. Ecrits intertestamentaires: teksten die de link vormen
tussen de canonieke Joodse bijbel en het Nieuwe Testament.
Het boek Henoch en het boek Jubileeën bevatten fantasieën die iedereen kent, verhalen die in
de christelijke iconografie en in de verbeelding hebben doorgewerkt. Bevatten de verhalen
van de uitdrijving uit de hemel, de gevallen engelen, hoe de gevallen engelen kleinere
demonen creëren met “de dochters van de mensen” (zie vroeger), …
Slide 51-52: Een van de verhalen in het boek Henoch gaat over mode! Cfr The devil wears
Prada (boek -> film). Volgens het boek Henoch is het: “the devil made Prada”! In het boek
Henoch wordt verteld hoe die duivels, zodra ze een demonisch nageslacht hadden verwekt bij
“de dochters van de mensen”, hoe zij die dochters zich nog aantrekkelijker leerden te maken
door het uitvinden van cosmetica, het dragen van juwelen, het ontwikkelen van mode. Ook
dat is demonische temptatie. Make-up en (verleidelijke) kledij zijn volgens het boek Henoch
dus door de duivel uitgevonden.
Slide 53: Een van de jaarlijks terugkerende rituelen in het Jodendom is het uitzenden van de
Zondebok. Komt voor in Leviticus 16 in de Joodse bijbel. Er worden twee bokken gekozen:
een is voor Jahweh, de andere wordt geofferd, uitgezonden naar Azazel. Niemand weet wat
Azazel precies betekent. Door een van die bokken de woestijn in te sturen, naar Azazel,
worden alle zonden van Israël gepurifieerd. In het boek Henoch wordt Azazel de naam van
één van de vele demonen en krijg je het begin van een soort “dictionnaire infernal” met
tientallen namen van tientallen demonen.
Slide 54: Oudste afbeelding van een demon (zie vroeger).
In het Nieuwe Testament zijn demonen, exorcismen en het idee dat een mens bezeten kan zijn
door een demon alomtegenwoordig. In het Oude Testament vind je daar niks over.
Slide 55: Afbeelding uit Monreale, Sicilië: duivel die alomtegenwoordig is.
Een van de drie beproevingen. Jezus wordt in de woestijn door de duivel getest. Na 40 dagen
vasten treedt de duivel op en zegt: “als U waarlijk de Zoon van God bent, beveel dan dat deze
stenen zich omvormen tot broden.” Aan deze temptatie kan Jezus weerstaan.
Slide 56: In een andere verleiding stelt de duivel voor om Jezus heerschappij te geven over
alle koninkrijken en heb je dat idee dat de duivel de macht heeft over deze wereld.
Impliciet in het verhaal van de bekoringen van Jezus in de woestijn, maar ook expliciet in de
eerste brief van Johannes 5: “De Boze kan een christen niet raken, maar de rest van de wereld
wel.” => God heeft een feodaal systeem gecreëerd waarin deze wereld door de duivel mag
beheerst worden en iedereen mag daarin door de duivel verleid worden, alleen de christen zal
gespaard blijven.
Slide 57: In het Nieuwe Testament krijgen we verhalen over bezetenheid, is er sprake van
onreine geesten.
Slide 58: Een interessante, enigmatische passage is de uitdrijving van de demonen uit de
Bezetene/Zwijnen van Gerasa (huidige Jordanië), Markus 5: “Mijn naam is legioen” zegt de
demon, “want we zijn met velen.” Die demon gooit het op een akkoordje met Jezus: “Sta ons
toe om in die kudde varkens over te gaan.” => Uit de middeleeuwse figuur gaan meerdere
zwarte duiveltjes in zwijnen over die zich vervolgens van een klif gooien, een soort zelfmoord
ingegeven door die demonen.
Slide 59: In het Nieuwe Testament worden niet alleen goden van andere volkeren
gediaboliseerd, maar ook groepen (zie latere lezing: vrouwen worden gekoppeld aan/met de
duivel). In Johannes 8 zegt Jezus in een gesprek
tussen Hem en de Joodse leiders: “De vader uit wie gij zijt is de duivel …” De personen tegen
wie Jezus spreekt, worden dus bestempeld als kinderen van de duivel. !!! Vraag: bedoelt
Jezus hier alleen deze leiders of iedereen die zich niet bekeert tot Zijn boodschap?
Slide 60: Ook Judas wordt in het Nieuwe Testament zowel bij Lucas 22 als bij Johannes 13
voorgesteld als iemand die misschien niet letterlijk bezeten is, maar van wie de daad (verraad
van Jezus) ingegeven wordt door de duivel. Bij Lucas gebeurt dat voor het Paasfeest (“toen
voer de satan in Judas”). Bij Johannes gebeurt dat tijdens het Laatste Avondmaal.
Slide 61: Afbeelding van Giotto: toont hoe bij het verraad van Judas een zwarte duivel achter
hem staat om hem alles in te fluisteren.
Slide 62: In de Middeleeuwen zal deze negatieve karakterisering van de Joden als kinderen
van de duivel zeer negatieve gevolgen hebben (zie volgende lezing).
Afbeelding van hoe Theophilus door een Joodse magiër bij Satan gebracht wordt om daar zijn
pact met de duivel af te sluiten. Zie de lezing van dr. De Vos.
Slide 63: Vanaf de 2de eeuw hebben bepaalde, later gemarginaliseerde vormen van het
christendom zich afgevraagd: “wie is nu eigenlijk ‘the good guy’?” M.a.w. wie is in de mythe
van Jahweh en Satan de goede, wie is de slechte god?
Marcion van Sinope (< Zwarte Zee, Turkije) schreef in de 1ste helft 2de eeuw Antithesen
waarin hij de God uit het Oude Testament systematisch vergeleek met de God uit het Nieuwe
Testament. Zijn conclusie: de God uit het Oude Testament predikt “oog om oog, tand om
tand”, is een oorlogsgod, noemt zichzelf een jaloerse god, straft en beperkt zich tot één natie
die hij aan een reeks wetsvoorschriften onderwerpt en is voor Marcion een god van de
verknechting. God waarover Jezus predikt in het Nieuwe Testament is volgens Marcion een
god die “de andere wang toekeert”, die het zwaard wegsteekt, een liefhebbende god, een
verlossende god die voor de hele mensheid gekomen is en die al die wetsbepalingen opheft,
m.a.w. een god van vrijheid. In het Oude Testament is er dus een negatief geduide god  het
Nieuwe Testament.
Slide 64: Midden vorige eeuw werd in Egypte in Nag Hammadi (niet ver van Luxor) een
bibliotheek gevonden van een onorthodoxe christelijke gemeenschap, een gnostische
gemeenschap. Die geschriften zijn in het Nederlands vertaald, de Nag Hammadi geschriften.
Daarin lezen we over groeperingen binnen de “gnosis” (= kennis) die een vorm van
christendom aanhingen waarin kennis als positief geduid wordt en die de mythe over de Slang
en het verbod aan Adam en Eva om te eten van “de boom van kennis van goed en kwaad”
omgedraaid hebben. Zij zeggen: “het is de godheid die verboden heeft om te eten van “de
boom van kennis van goed en kwaad” die moet geduid worden als een negatieve godheid. De
Slang is hier niet de duivel, maar diegene die kennis en verlossing aan de mensheid wilde
bieden.
Slide 65: Er zijn dus een aantal bewegingen (geen satanische!) die de traditionele duiding
hebben omgedraaid en die zeggen: “ophis” (= slang) is een kracht van het goede, want kracht
van kennis en verlossing. Die groepering wordt aangeduid als de Ophieten. Een andere
groepering, de Naassenen, is afgeleid van het Hebreeuws “nachash” (= slang).
Vanaf de 2de, 3de eeuw zijn er dus groeperingen binnen het christendom die de traditionele
duiding (God = goed, Slang = Satan, verleider, bedrieger en dus personificatie van het kwade)
hebben omgedraaid. We kunnen een lijn trekken naar de romantici uit de 19de eeuw, naar
boeken zoals Miltons Paradise Lost, waarin de duivel een soort rebel is die tegen
verknechting, tegen regeltjes is, die opkomt voor vrijheid en zelfrespect.
Slide 66: Afsluiten met het beeld van Ricardo Bellver: Fontein van de gevallen engel in
Madrid, Buen Retiro-park; zou exact 666 meter boven de zeespiegel gebouwd zijn!
NB Het “getal van het beest” (the number of the beast) is gebaseerd op het feit dat men in de
Oudheid, zowel bij Grieken als Joden, letters gebruikte om cijfers te noteren (de Romeinen
hadden hun Romeinse cijfers) maar in het Grieks en het Hebreeuws schrijft men 1 als alpha of
aleph, en zo verder, dus elk getal kan geschreven worden als een reeks letters maar elk woord
is dus ook een samen-geteld getal, en de Openbaring van Johannes gebruikt dit getal hoogst-
waarschijnlijk als de optelling van de letters in een Griekse omschrijving voor keizer Nero. In
de Kabbala gebruikt men dit nog steeds en noemt men het gematria.
Sl 58 In die tijd kwamen Jezus en zijn leerlingen aan de overkant van het meer in het land van
de Gerasenen. Nauwelijks was Hij uit de boot gestapt, of daar liep Hem uit de grotspelonken
een man tegemoet die in de macht was van een onreine geest. Hij huisde in de graven en
niemand was meer in staat hem zelfs met een ketting te boeien, want al meermalen was hij in
voet- en handboeien geketend geweest, maar de handboeien had hij uit elkaar getrokken en de
voetboeien verbrijzeld. Niemand was dus bij machte hem te overweldigen. Dag en nacht was
hij onafgebroken in de grafspelonken en in de bergen aan het schreeuwen en beukte zichzelf
met stenen. Toen hij in de verte Jezus zag, snelde hij op Hem toe en viel Hem te voet. Luid
schreeuwend riep hij: “Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus, Zoon van God, de
Allerhoogste? Ik bezweer U bij God, kwel mij niet!” Want Hij had hem gezegd: “Onreine
geest, ga weg uit die man.” Daarop vroeg Jezus hem: “Wat is uw naam?” Hij antwoordde:
“Mijn naam is Legioen, want wij zijn met velen.” En hij smeekte Jezus met aandrang, dat Hij
hen niet uit die streek zou wegjagen.
Nu was men daar tegen de berghelling een grote kudde zwijnen aan het hoeden. Zij smeekten
Hem: “Stuur ons in die zwijnen en laat ons daarin gaan.” Hij stond het hun toe. De onreine
geesten gingen uit de bezetene, voeren in de zwijnen en de troep stortte zich van de steile
oever in het meer, ongeveer tweeduizend, en ze verdronken. De zwijnenhoeders namen de
vlucht en vertelden het in de stad en op het land. Daarop kwamen de mensen kijken wat er
gebeurd was. Zij kwamen naar Jezus toe en zagen de bezetene zitten, gekleed en goed bij zijn
verstand, dezelfde die in de macht van Legioen geweest was; en ze werden door vrees
bevangen. Die het gezien hadden verhaalden hun hoe het gegaan was met de bezetene, en
vertelden ook over de zwijnen. Daarop begonnen ze bij Hem aan te dringen hun streek te
verlaten. Maar toen Hij in de boot stapte, verzocht de man die bezeten geweest was bij Hem te
mogen blijven. Jezus stond dit echter niet toe, maar zei hem: “Ga naar huis, naar de uwen en
vertel hun alles wat de Heer aan u gedaan heeft en hoe Hij u barmhartigheid heeft bewezen.”
De man ging heen en begon in Dékapolis alles te verkondigen wat Jezus aan hem gedaan had.
En allen stonden verbaasd.
Marcus 5,1-20

You might also like