Kortverhaal de Operatie Was Een Succes

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 7

Nederlands

E.D’haveloose

Lees en/of beluister het kortverhaal De operatie was een succes dat Jos
Pierreux met de hulp van de Radio 1-luisteraars schreef.

De operatie was een succes


En
En toen
En toen besloot de leider dat een vrijwilliger de schuilkelder moest doorzoeken, en omdat
niemand een stap vooruit zette werd ik aangeduid, de schlemiel van het gezelschap: te
klein, te dik, te weinig assertief.
De bom was zes maand eerder gevallen. De straat, de wijk, de hele wereld leek verwoest.
In andere schuilkelders hadden we lijken gevonden, lijken in ontbinding en honden, dol en
moordlustig, die ons aanvielen en twee collega’s de strot overbeten.
Onder mijn oksels stonk het naar zweet, oud vuil en angst. Ik kon niet terug. De leider, een
atletisch gebouwde twintiger, zou me met een grijns op z’n gelaat neerschieten.
Ik sloop naar de deur van de schuilkelder, en hoopte dat die dicht zou blijven, maar het
ding zwaaide met een sinister geluid open en ik kwam in een duistere ruimte, uitnodigend
als de opengesperde muil van een vraatzuchtig beest. Het duurde even eer mijn ogen aan
het donker gewend waren. Dan zag ik zeven verrukkelijke vrouwen. Ik gooide de deur
achter mij dicht.
‘Het ziet er niet naar uit dat er buiten ons nog leven op aarde is’, zei ik.
‘We willen de mensheid van uitroeiing redden’, zei een vrouw, en ze toonde mij haar
perfecte lichaam. ‘En aangezien voortplanting daartoe het enige middel is, en jij de enige
man, smeken wij je je verantwoordelijkheid te nemen.’
Ik knikte en verzweeg de vasectomie, die operatieve ingreep waarbij de zaadleiders
worden onderbroken en de man geen kinderen meer kan verwekken.
‘Je hebt toch geen erfelijke ziekte?’, vroeg het eerste meisje, dat op het punt stond zich
aan mij te geven.
‘In eer en geweten,’ antwoordde ik, ‘nee.’
Een bel blijft rinkelen. Ik probeer ze te negeren, maar de zeven mannequins vervagen en
lossen op in het beton van hun kelder, als druppels in een plas.
Het duurt even eer ik besef dat ik mijn gsm moet beantwoorden: al ben ik sinds de vorige
ochtend druk in de weer, ik heb nog steeds wachtdienst.
Vervolg toets

Naast mij in bed ligt mijn beeldschone vrouw. Ik kijk in de spiegel, en zucht: te klein, te dik.
En zeker niet voldoende assertief.
De wekker wijst vier uur dertig. Wie het ook is, of waarvoor er ook gebeld wordt, men zal
met sterke argumenten moeten komen om mij uit deze slaapkamer te krijgen. Pas rond
middernacht ben ik doodmoe tussen de lakens geslopen, en toen had ik er al een dienst
van vijftien uren opzitten. Ik heb meer snot en slijmen gezien, dan gezond kan zijn voor
een mens.
Ondertussen blijft m’n gsm rinkelen. Ik klap het rotding open, en knor iets dat amper voor
een begroeting door kan gaan.
‘Van Houcke’, zegt een mannenstem, en er rolt een adres achter de naam. ‘U moet
onmiddellijk komen.’
De stem klinkt helder en van middelbare leeftijd. De man geeft geen zieke indruk en de
straat die hij opgeeft, bevindt zich aan de andere kant van de stad. Geïrriteerd vraag ik wat
er aan de hand is.
Van Houcke heeft koorts.
Ik zucht, en raad hem aan contact op te nemen met zijn reguliere huisarts.
‘Morgenvroeg’, zeg ik, met een klemtoon op elke lettergreep. Er is immers geen haast bij,
van een banaal griepje is nog nooit iemand gestorven. Ondertussen stel ik hem een
paracetamol voor.
Van Houcke antwoordt kortaf dat hij advocaat is. ‘Wachtdienst is wachtdienst. Dus, als ik
jou was, zou ik me reppen! Als je geen proces aan je medisch been wil, tenminste.’
Ik ken een paar collega’s die de man verbaal met de grond gelijk kunnen maken, hun gsm
dichtplooien, opnieuw in bed kruipen en geen gedachte meer aan het voorval vuil maken.
Sterker: ze zouden likkebaardend naar een eventuele dagvaarding uitkijken …
Maar ik, ik heb niet zulke leuke herinneringen aan de gieren van de wet. Ik heb aan mijn ex
een fortuin verloren. Zij kende immers de juiste pleiter, en de goede manier om hem voor
haar zaak warm te houden.
Toen mijn echtscheiding uitgesproken werd, was ik te weinig assertief, en het is sindsdien
amper gebeterd. Ik besluit met Van Houcke niet in discussie te treden, en zeker niet het
risico op een rechtszaak te lopen. Ik noteer zuchtend het adres, trek wat kleren aan en kijk
nog even naar de bloedmooie vrouw in mijn bed. Zij lijkt van het rumoer geen last te
hebben: blijkbaar is geld uitgeven vermoeiender dan algemeen wordt gedacht.
De nachtbrakers zijn murw, de vroege werkers draaien zich nog eens om: ik sta bij Van
Houcke sneller voor de deur dan verwacht. Omdat het huis helemaal niet op de woning
van een succesvol advocaat lijkt, aarzel ik even. Dan ga ik toch naar binnen.
‘Is daar iemand?’
Vervolg toets

Het antwoord is een harde klap op mijn hoofd. Als ik weer bijkom, en de galm in mijn hoofd
is geluwd, zegt de stem die ik net aan de telefoon had: ‘Als ik met jou klaar ben, kun je je
eigen reet schoonlikken. Je zal me smeken om er een eind aan te maken.’
Mijn handen zijn geboeid, en wat ik in mijn nek voel, is de loop van een pistool.

Mijn tanden passen voorlopig niet in mijn gebit, mijn hersenen dwarrelen als
spaghettislierten door mijn schedel, en de loop van het pistool prikt als een gloeiende
injectienaald. Als ik niet snel een opening vind uit deze impasse, vechten straks m’n ex en
mijn huidige echtgenote een robbertje rechtbank om hun deel van mijn inboedel. Het is niet
mijn sterkste kant, maar dit keer heb ik geen keuze: ik zal assertief en vindingrijk uit de
hoek moeten komen, als ik deze woning levend wil verlaten. Zwijgend afwachten is geen
optie.
‘In mijn dokterstas zitten medicijnen en een boekje blanco voorschriften’, zeg ik. ‘En in mijn
portefeuille vind je een paar honderd euro.’
‘Je verwart me met een junk’, zegt Van Houcke.
Ik ruik mijn eigen zweet. Ik begrijp er niets van, maar het is niet omdat je iets niet begrijpt,
dat het niet waar is, of dat het niet gebeurt. Ik dring aan: ‘Buiten staat mijn wagen. Neem
alles, en laat me met rust. Ik heb je amper gezien. Ik zou je niet herkennen als je naast mij
in de supermarkt stond.’
Dan doet de man wat ik het minst van al verwacht: hij trapt boos de dokterstas weg, gaat in
het licht staan en verplicht mij om hem aan te kijken. Ik staar naar een dertiger, rank en
lang als een reiger. Hij heeft een verward kapsel en vermoeide ogen, alsof het leed van de
wereld op zijn irissen kleeft. Zijn kleren zijn van goede stof, maar banaal.
Ik ken de man niet. Ik heb hem nooit eerder gezien.
‘Als ik ‘s nachts op huisbezoek ga, laat ik uit voorzorg een briefje met het adres van de
oproep bij mijn vrouw achter’, zeg ik, terwijl wanhoop het timbre van mijn stem aanvreet.
Het is een leugen, maar het vooruitzicht dat de politie elk ogenblik kan binnenvallen, lijkt
Van Houcke amper te deren. Hij bekijkt mij zoals mijn leraar van de lagere school keek,
een man die onwetendheid met domheid verwarde, en bijzonder ongeschikt was voor het
vak dat hij uitoefende.
‘Met die mogelijkheid wordt rekening gehouden’, zegt hij. ‘Mijn schoonvader houdt haar
gezelschap.’
‘Waarom?’, vraag ik. ‘Waarom?’
‘Vijf jaar geleden heb jij mijn dochtertje de dood ingejaagd. Je was dronken, en stelde een
foute diagnose. We hebben geprobeerd om het voorval te plaatsen, maar de dood van
haar enig kind was voor mijn vrouw een moeras waarin ze steeds dieper wegzakte. Vorige
week heeft zij er een eind aan gemaakt. Jouw flater heeft ons hart vol gewapend beton,
wraakzucht en haat gegoten.’
Vervolg toets

Het pistool gaat de lucht in, en blijft daar hangen als een dirigeerstokje.
‘Ik heb de praktijk van mijn voorganger amper twee jaar geleden overgenomen’, zeg ik
haastig. ‘Ik begrijp je woede, maar je staat op het punt om met de verkeerde persoon af te
rekenen.’
Van Houcke bevriest als een konijn in het schijnsel van een lichtbak, alsof zijn hersenen
weigeren te registreren wat zijn oren heel duidelijk oppikten. Zijn zekerheden zijn tot op
hun fundament weggeblazen.

Ik zie in een paar seconden zowat het volledige scala aan emoties door Van Houcke heen
trekken. Uiteindelijk overheerst opluchting, blijkbaar zag de advocaat toch behoorlijk tegen
de wraakneming op.
Hij maakt mijn boeien los, en ik masseer mijn polsen. Hij stamelt excuses, die ik
grootmoedig wegwuif.
‘Je woede is begrijpelijk’, zeg ik. ‘Ik kan me inbeelden dat de dood van je vrouw en je
dochtertje als een molensteen om je nek hangt.’ Het is een opmerking als zout in een open
wonde.
‘Je hebt geen idee’, snikt hij. ‘Ik was in het buitenland voor het werk toen het gebeurde.
Mijn vrouw stond er alleen voor. M’n dochter lag al opgebaard, toen ik in Zaventem landde.
Ik voelde me zó schuldig.’
Hij legt zijn pistool op de grond, voorzichtig – alsof het ding breekbaar is, of vanzelf zou
kunnen afgaan. Het schiettuig bevindt zich nu halverwege ons beiden.
‘Het komt allemaal goed’, zeg ik, zonder iets te zeggen.
Mijn ogen klitten aan het wapen, alsof ik door mijn wil de zwaartekracht kan verschalken en
het naar mij toe laten zweven. Van Houcke lijkt het niet te merken.
‘Mijn wegen zijn geen wegen meer. Het zijn koorden die boven ravijnen zijn gespannen, en
waarop ik mijn evenwicht probeer te bewaren.’
‘Soms moet je de dingen gewoon loslaten.’
Met een melancholische blik kijkt hij mij aan, en die blik lijkt te zeggen dat die goede raad
in zijn geval moeilijk op te volgen is.
‘Mijn vrouw …’
Hij slaat zijn hand voor zijn mond: ‘Die was ik helemaal vergeten! Mijn schoonvader is bij
haar. Ik zou eerst met jou afrekenen, hem daarna bellen en zeggen: ‘Hier is het voorbij.’
Dan zou hij je vrouw neerschieten. En wees maar zeker dat de man het doet: hij is het
echte brein achter deze gebeurtenissen.’
‘Zoveel haat en zoveel bloed’, zeg ik. ‘Enkel en alleen omdat er een paar jaar geleden een
verkeerde diagnose werd gesteld, waardoor ze stierf, de kleine Cindy.’
Ik sla meteen mijn hand voor mijn mond, maar de naam van zijn dochtertje hangt in de
lucht, en die naam kan ik enkel weten omdat ík de arts was die haar foutief behandelde.
Vervolg toets

We staren elkaar aan, verbijsterd.


Kennelijk leest hij mijn gedachten, want nu duiken we tegelijk naar de grond, waar het
wapen uitnodigend op de snelste van ons beiden ligt te wachten.
Het pistool komt omhoog. Een van ons tweeën kan op dit moment ín de loop kijken. Een
mensenleven ligt nu in een handpalm, in een spier die beweegt.
Het schot weerklinkt. De kogel klieft gewelddadig een voorhoofdsbeen, net boven de neus,
tussen de ogen. Vel scheurt. Bot versplintert. Een schedel spat uiteen, en het grootste deel
van de inhoud wordt weggeblazen. Hersenvocht spettert over de vloer. Een stel hersenen
wordt door de kogelinslag tegen de achterliggende muur gekwakt, en een
weerzinwekkende, dikke, grijze brij glijdt geil van de wand naar beneden.
Het lichaam maakt nog één trekkende beweging en zakt dan met een zucht in elkaar. Zo’n
schot maakt verdorie een hoop kabaal, veel meer dan als je het hoort op televisie of in de
bioscoop. Eerst is er die oorverdovende knal, als een aanslag welke tijdelijk je trommelvlies
verlamt. Daarop volgt een echo, die door de gesloten ruimte van deze woning davert en
dendert als een op hol geslagen trein, tuimelend van wand naar wand, en van zolder naar
kelder. Mijn oren suizen en tuiten, eer ze weer tot leven ploppen. Ik hou mijn adem in. Het
huis staat alleen en een beetje van de andere huizen verwijderd. Op dit uur lopen er amper
mensen op straat. Na een tijdje krijg ik mijn hartslag onder controle. Niemand komt op het
lawaai af.
Ik kijk. Daar ligt … Van Houcke. De advocaat is dood. Waar een fractie van een seconde
eerder een hoofd stond, is nu een homp vlees, dat als gehakt uit de molen komt. Dik bloed
slurpt zich dreigend snel langs zijn kraag in zijn kleren. Ik raap zijn gsm op en stap over
een rode plas, een plas die zich verspreidt als gemorste spaghettisaus.
Hij en zijn schoonvader, wat een gedoe – alsof advocaten zich nooit vergissen. Ik maakte
een foutje, toegegeven, maar het was in de periode dat mijn eerste vrouw eruit trok. Ik zat
onder de stress, en ik was dronken: sinds wanneer zijn dat in een beschaafde
maatschappij geen verzachtende omstandigheden meer? Indien elke patiënt bij wie ooit
een foute diagnose werd gesteld, wraak zou nemen, is de medische wereld als diersoort
met uitroeiing bedreigd.
De lucht buiten is zo fris dat het pijn doet. Gretig kijk ik om mij heen. In de verte ligt de stad
met haar drukte, met het gepraat en gelach in haar cafés, met haar vele, vele vrouwen. Ik
begrijp dat een gelegenheid als deze zich geen tweede keer zal voordoen.
Ik toets het nummer. Er wordt meteen opgenomen.
Ik zeg: ‘Het is voorbij’, en wacht tot ik een schot hoor.
Een vrouw is dood. Mijn bloedmooie vrouw. Mijn bloedmooie, zwangere vrouw, die elke
avond beweerde dat ik de enige was, dat ze mij trouw was, terwijl ik tien jaar geleden, voor
ik haar kende en zonder dat zij het wist, een vasectomie onderging – die operatieve
Vervolg toets

ingreep waarbij de zaadleiders worden onderbroken en de man geen kinderen meer kan
verwekken.
In het glas van een vitrine kijk ik naar mezelf. Te klein? Ja. Te dik? Zeker. Maar absoluut
niet meer onvoldoende assertief.
Ik grijns. IK GRRRRRIJNNNNNSSSSSSS.
Jos Pierreux, www.radio1.be, 9 september 2008
Klas?
Klas(sen)?

Klik hier voor opm., titels of dergelijke.

You might also like