MK 1.2a

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 11

MK 1.

2a

HC 1: Hormonale /endocriene stelsel

1. de functie bij de homeostase van communicatie tussen cellen verklaren en de


aanvullende functies van het endocriene stelsel en het zenuwstelsel beschrijven.
Functie homeostase:
Communicatie tussen cellen en weefsels dmv afgifte van hormonen.

Functies endocriene stelsel:


Trager en langduriger effect
Endocriene cel geeft hormonen af, hormoon stroomt bloed binnen en wordt vervoerd door
het lichaam, binding vindt plaats met receptoren, hormonale effect ontstaat.

Functie zenuwstelsel:
Snel en kort effect
Netwerk van cellen dat informatie opneemt en verwerkt. Het verbindt alle delen van het
lichaam met elkaar.

2. de belangrijkste groepen hormonen noemen en de algemene mechanismen van de


werking van hormonen op doelorganen verklaren.
Belangrijkste groepen hormonen:
Eiwithormonen (peptide hormonen) hebben een eiwitstructuur → oplosbaar in bloed. Deze
hormonen worden herkend door receptoreiwitten aan de buitenkant van cellen. Wanneer ze
aan elkaar binden geeft het receptoreiwit aan de binnenkant van de cel second messengers
af, waardoor het signaal binnen in de cel kan worden doorgegeven

Steroïdhormonen zijn vettige stoffen → niet oplosbaar in water en bloed. Daarom hebben
ze transporteiwitten nodig om via de bloedbaan het signaal door te geven. Steroïdhormonen
hebben geen receptoreiwitten nodig aan de buitenkant van de cel, omdat ze door hun
vettige structuur door het celmembraan heen kunnen. De receptoreiwitten van
steroïdhormonen liggen binnen in de cel. Steroïdhormonen effect op de genexpressie.
Voorbeelden van een steroïdhormonen zijn geslachtshormonen, zoals testosteron en
oestrogeen.

3. de ligging, de hormonen, functies en aandoeningen van de hypofyse beschrijven.


Ligging hypofyse: ---------------------------------------->
Hormonen hypofyse:
Voorkwab: Effect op:
ACTH → Bijnieren
TSH → Schildklier
Groeihormoon (GH) → Skeletspieren, kraakbeencellen
Prolactine (PRL) → Melkklieren
FSH → Ovaria/ testes
LH → Ovaria/ testes

1
Achterkwab: Effect op:
ADH: → Nieren
Oxytocine: → Uterus en melkklieren / zaadleider en prostaatklier

Voorkwab = Adenohypofyse → Poortadersysteem


Achterkwab = Neurohypofyse → Axonen

Functies hypofyse: Controleert de werking van hormoonproducerende klieren zoals


bijnieren en schildklier, ovaria en testes. De hypofyse produceert ook hormonen.

Aandoeningen hypofyse:
SIADH: Te veel ADH afgifte, plassen verminderd, waterretentie → hyponatriëmie
Diabetes insipidus: Te weinig ADH afgifte, veel plassen → polyurie

Hypofyse uitval: Te weinig hormoonsecretie → Te veel of te weinig afgeven van hormonen

4. de ligging, de hormonen, functies en aandoeningen van de schildklier beschrijven.


Ligging schildklier: --------------------------------------->
Hormonen schildklier: thyroxine (T4) en tri-jodothyronine (T3)

Functies schildklier: Celmetabolisme, schildklierhormonen stimuleert


eiwitsynthese en verhogen zuurstofconsumptie

Aandoeningen schildklier:
Hyperthyreoïdie (te snel werkende schildklier):
- Ziekte van Graves

Symptomen: nervositeit, verhoogde hartslag, gewichtsverlies ondanks eetlust, vermoeidheid,


warme/ vochtige huid, transpiratie, pijn achter de ogen, verminderd zicht, trillende handen

Hypothyreoïdie (te langzaam werkende schildklier):


- Chronische ontsteking
- Thyreoïditis
- Iatrogeen: veroorzaakt door medische handelingen

Symptomen: Obstipatie, verlaagde hartfrequentie, gewichtstoename, vermoeidheid,


koude/ droge huid, opgezette oogleden en gezicht, haaruitval, stemverandering, traagheid
Onderzoek door bloedonderzoek of echo!

5. de invloed van antidiuretisch hormoon (ADH) op de nieren beschrijven.


Invloed ADH op nieren:
Zorgt dat het laatste stuk van de nefron doorlaatbaarder is voor water → Water wordt
teruggeresorbeerd, waardoor urine geconcentreerder wordt en er meer water in het lichaam
achterblijft.

2
Homeostase en ADH:
Osmotische waarde bloed stijgt (bijv door uitdroging): ADH afgifte door de neurofyse →
meer resorptie → minder plassen, meer drinken → meer vocht vasthouden = osmotische
waarde daalt

XTC stimuleert ADH afgifte → Weinig plassen


Alcohol remt ADH afgifte → Veel plassen

6. het effect van hormonale hyposecretie en hypersecretie op verschillende organen


toelichten.
Effect hypersecretie op organen: Te veel afgifte van hormonen.
Te veel hormonen kan zorgen voor fysieke en emotionele symptomen: aankomen/ afvallen,
overmatig lichaamshaar, (te weinig) water vasthouden.

Effect hyposecretie op organen: Te weinig afgifte van hormonen.


Te weinig hormonen kan zorgen voor hypertrofie van het weefsel.

7. verklaren op welke wijze hormonen op elkaar inwerken om gecoördineerde reacties


teweeg te brengen en beschrijven op welke wijze het endocriene stelsel op stress reageert
en welke invloed veroudering op dit stelsel heeft.
Werkingen:
Antagonistische effecten: Tegengestelde werking van 2 hormonen
Synergistische effecten: Versterkende werking van 2 hormonen
Permissieve effecten: Hormoon A moet aanwezig zijn, voordat hormoon B kan werken
Integratieve effecten: 2 hormonen vullen elkaar aan

Reactie op stress:
1. Alarmfase: Fight, Flight or Fright → Alertheid, adrenaline, verandering circulatie,
verhoogd zweetsecretie/ ademfrequentie/ hartfrequentie
2. Weerstandsfase: Mobilisatie resterende energiereserves, glucose sparing, verhoogd
bloedglucose, handhaving bloedvolume
3. Uitputtingsfase: Uitputting vetzuur reserves, schade aan vitale organen, verstoorde
elektrolytenbalans, onvermogen tot produceren glucocorticoïden

Veroudering:
- Huid: Hyperpigmentatie, verhoogd melanine, toename activiteit melanocyten
- Beenderstelsel: Osteoporose, verminderde Ca+opname, PTH (afbraak botten)
- Voortplantingsstelsel: Menopauze/ andropauze, haarverlies, haargroei (vrouwen), afname
oestrogeen (→ verhoogde kans op botbreuken)
- Spierstelsel: Afname groeihormoon, sarcopenie (afname spiermassa)

3
Hoorcollege 2: Het hormonale stelsel

1. de hormonale regulatie van de bloedsuikerspiegel beschrijven.


Glucose: energiebron voor cellen
Insuline: nodig om glucose in de cel te krijgen, waardoor bloedsuikerspiegel daalt
Glucagon: zorgt voor hogere glucose afgifte, waardoor de bloedsuikerspiegel stijgt

Effect glucagon:
Skeletspieren en levercellen: Glycogeen afbreken tot glucose
Vetweefsel: Geeft vetzuren af → nadelig bijproduct: ketone, tast pH van bloed aan
Eiwitten: Afbraak tot aminozuren → nadelig bijproduct: ketone, tast pH van bloed aan

Bloed pH < 7,35: Acidose


Bloed pH > 7,45: Alkalose

Effect insuline:
↑Glucoseverbruik + vorming ATP
↑Omzetting glucose in glycogeen → opgeslagen
↑Aminozuuropnamen en eiwitsynthese
↑Vetsynthese

2. de functie van de endocriene pancreas beschrijven.


Alle endocriene organen worden aangestuurd vanuit de
hypothalamus en hypofyse.

Endocriene functie pancreas: Maakt hormonen voor vertering en het regelen van het
suikergehalte in het bloed.
Hormonale functie: Produceert glucagon en insuline, die zijn belangrijk voor de
stofwisseling van suikers en koolhydraten.
Eilandjes van Langerhans: Produceert glucagon (alfacellen) en insuline (bètacellen)

3, 4. pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling en complicaties van Diabetes


Mellitus type I en II beschrijven.
Diabetes Mellitus: Geen/ te weinig insuline of onvoldoende werking van insuline
Gevolg:
- Hyperglykemie: Glucose blijft in het bloed
- Polyurie: Glucose uit het lichaam te krijgen dmv urine
- Glucosurie: Cel krijgt geen brandstof en gaat eiwitten en vetten verbranden →
ketonevorming beïnvloedt pH van bloed

DM Type 1:
Jonge leeftijd (<40 jr), insuline bijspuiten door absoluut te kort, auto-immuunziekte
(Beta-cellen in Eilandjes gaan stuk waardoor er geen/ te weinig insuline gemaakt wordt)
Behandeling: Insuline toedienen
Patiënt heeft acute en ernstige klachten

4
DM Type 2:
Ouderdomsdiabetes, relatief te kort insuline, ongezonde levensstijl/ ouderdom/ overgewicht
Behandeling: Leefstijl aanpassen, soms medicatie, uiteindelijk insuline bijspuiten
Patiënt heeft geen acute en ernstige klachten → veel sluipender

Late complicaties type 1 en 2:


Ernstig: Atherosclerose → hartinfarct en herseninfarct
Lange termijn: Problemen met nieren (nefropathie), doorbloeding + zenuwen in armen en
benen, wondgenezing en ogen

Symptomen hyperglykemie:
Veel plassen, veel dorst, afvallen, vermoeid, misselijk/ buikpijn/ overgeven, algehele
malaise, plotselinge humeurigheid

5. de ligging, de hormonen, functies en aandoeningen van de bijnieren beschrijven.


Bijnieren: Endocrien orgaan=
Bijniermerg: Produceert adrenaline en noradrenaline
Bijnierschors: Produceert 3 soorten corticosteroïden
1. Mineralocorticoïden: Beïnvloeden zouthuishouding in het bloed
(aldosteron: resorptie zout uit urine)
2. Glucocorticoïden: Beïnvloeden glucosespiegel (cortisol)
3. Androgenen: Produceert geslachtshormonen

Cortisol: Ontstekingsremmer, glucosespiegel stijging


Bijwerkingen: Syndroom van cushing
Cortison: Wordt omgezet in cortisol

Hoorcollege 3: Zenuwstelsel
1. de twee belangrijkste anatomische en functionele onderdelen van het zenuwstelsel
beschrijven.

Belangrijkste onderdelen zenuwstelsel:


Anatomisch:
1. Centrale zenuwstelsel: Schedel + ruggenmerg
2. Perifere zenuwstelsel: Alles buiten schedel en
ruggenmerg
Vervoert info van CZS naar de rest van het
lichaam en vervoert info terug naar hersenen →
Sensibele info vervoeren en motorische opdracht
geven.
Bevat hersen- en ruggenmergzenuwen

Afferente gedeelte: Deel van PZS dat info naar CZS


brengt.
Efferente gedeelte: Brengt info naar spieren (effectoren)

5
Bestaat uit somatische zenuwstelsel (stuurt skeletspieren aan) en autonome zenuwstelsel
(stuurt spieren van organen aan).
Functies: Waarnemen, aansturen van het lichaam/ organen/ spieren

Autonome zenuwstelsel:
Zenuwstelsel dat onbewust aangestuurd wordt

Somatische zenuwstelsel:
Zenuwstelsel dat bewust aangestuurd wordt
Ruggenmerg:
Verbindt hersenen met perifere zenuwstelsel.

2. belangrijkste delen van de hersenen +plaats en functie van van deze gebieden.

Hersenhelften: Hemisferen
Linker hersenhelft stuurt rechterkant aan
Rechter hersenhelft stuurt linkerkant aan

Belangrijkste delen van de hersenen:


Grote hersenen: Cerebrum → Aansturing skeletspieren, initiatief, remming van gedrag,
Kleine hersenen: Cerebellum → Evenwicht, fijne motoriek (spraak, beweging)
Hersenstam: Truncus cerebri → Vitale functies (adem, bloeddruk, temp., hartfreq.)

Hersenkwabben:
Frontaalkwab: Motoriek, aansturing skeletspieren → Spieruitval
Hogere denkfuncties → Apathie, initiatiefverlies, ontremming van gedrag
Pariëtaalkwab: Sensibele waarnemingen verwerking → Sensibiliteitsstoornis,gevoelsstoornis
Ruimtelijke orientatie → Apraxie (dingen niet meer kunnen uitvoeren), neglect
(verwaarlozing, negeren)
Occipitaalkwab: Visuele waarneming → Agnosie (problemen met herkenning), visusstoornis
Temporaalkwab: Auditieve waarneming en taalcentrum → Afasie (taalstoornis)

3. de drie hersenvliezen beschrijven waardoor het centrale zenuwstelsel is omgeven.

3 hersenvliezen (meningen):
1. Dura Mater: Buitenste vlies
2. Arachnoidea: Middelste vlies
(Subarachnoid: Hersenvocht)
3. Pia Mater: Binnenste vlies
Meningitis: Ontsteking aan meningen

4. de hersenzenuwen en de belangrijkste functies bij elk paar hersenzenuwen noemen en


het vertakkingspatroon van de ruggenmergzenuwen in verband brengen met de gebieden
waar deze zenuwen mee verbonden zijn.

Hersenzenuwen:
Totaal 12 paar hersenzenuwen: Regelen hoofd- halsgebied

6
5 belangrijkste:
1. Nervus opticus → Verbindt ogen met hersenen (2e hersenzenuw)
2. Nervus trigeminus → Gevoel in je gezicht (5e)
3. Nervus facialis → Spieren in je gezicht (7e)
4. Nervus vestibule cochlearis → Evenwicht en gehoor (8e)
5. Nervus vagus → Beïnvloedt borst- en buikorganen (10e)

Ruggenmergzenuwen:
31 paar ruggenmergzenuwen
- Ontspringen uit ruggenmerg
- Sensibiliteit en motoriek van de rest van het lichaam
Hernia: Beknelling ruggenmergzenuw (zenuwwortel)

Vascularisatie hersenen:
Cirkel van Willis: ‘Rotonde’ van de 4 hersenslagaders, deze vertakken in aders.
Wanneer 1 hersenslagader niet werkt, nemen de andere 3 het over.

5. de etiologie, symptomen, diagnostiek en behandeling van een CVA beschrijven.

CVA (beroerte): Fout in doorbloeding van de hersenen


Etiologie: Ischemisch CVA: Afgesloten bloedvat (ischemie) → 80% van de gevallen
< 24u: TIA: Voorbode voor een herseninfarct
> 24u: Herseninfarct
Hemorragisch CVA: Geknapt bloedvat (hersenbloeding) → 20% van de gevallen !Ernstiger!

Symptomen: Uitval arm, slechte spraak (dysartrie), scheve mond, afasie (stoornis in
begrijpen van geschreven of gesproken taal)
Diagnostiek: CT-scan maken om te bepalen wat voor CVA het was
Behandeling: Mogelijk (deels) herstel
Prognose: 40% matig tot ernstige beperkingen, 15% overlijdt
Links: Herseninfarct, Rechts: Hersenbloeding →

Behandeling acute fase:


Herseninfarct:
- Medicamenteus: Medicijnen geven om stolsel op te lossen,
binnen <4,5u
- Endovasculair: Intra-arteriële trombolyse: Stolseloplossende medicijnen toedienen
dmv een katheter in de lies.
Trombectomie: Verwijderen van het stolsel uit het bloedvat.
< 6 uur na ontstaan van klachten. Na 6 uur niet meer, dan remt dit de
stolling, waardoor er een hersenbloeding kan ontstaan.

Hersenbloeding:
- Afwachtend beleid, medicamenteus ondersteunen
- Vitale functies controleren. Gevaar: Uitbreiding bloeding/
oedeemvorming hersenen

7
Risicofactoren: Diabetes → Vaatbeschadiging
Atriumfibrilleren → Hartritmestoornis: stolselvorming in atria, kan doorschieten uit aorta
Hypertensie → Kan bloedvat laten knappen door hoge bloeddruk
Atherosclerose → Vernauwing bloedvat door verkalking
Embolie → Verstopping door stolsel

CVA herkennen:
Mond-Spraak-Arm = Beroerte → (FAST: Face, Arm, Speech, Time)

6. de etiologie, symptomen, diagnostiek en behandeling van ruggenmergletsel beschrijven.


Ruggenmergletsel: Dwarslaesie
Etiologie: Trauma, tumoren, infecties, MS, vaataandoeningen
Symptomen: Verlamming vanaf locatie van trauma naar beneden
Diagnostiek: MRI-scan mogelijk icm CT of röntgen
Behandeling: Geen herstel

Hoge dwarslaesie: Tetraplegie/ quadriplegie


Informatie kan niet meer van ledematen naar hersenen en weer terug →
Sensibiliteitsstoornis

Lage dwarslaesie: Paraplegie


Informatie kan niet meer van ledematen naar hersenen en weer terug →
Sensibiliteitsstoornis

Hoorcollege 4: Zenuwstelsel (deel II)

1. de onderdelen en functies van het sympathische en het parasympathische deel van het
autonome zenuwstelsel beschrijven.

Centrale zenuwstelsel: Hersenen, hersenstam, ruggenmerg


Perifere zenuwstelsel: Ruggenmergzenuwen en hersenzenuwen

Orthosympatische zenuwstelsel:
Effecten: Fight, flight, fright
Pupillen verwijden, hartslag versnellen, luchtwegen verwijden, bloedtoevoer naar
spijsverteringskanaal minderen, bloedtoevoer naar skeletspieren verhogen

Parasympatische zenuwstelsel:
Effecten: Rest & digest
Pupillen vernauwen, hartslag vertragen, luchtwegen vernauwen, bloedtoevoer naar
spijsverteringskanaal stimuleren, stimuleren stoelgang en plassen

8
2. onderscheid maken tussen neuronen en neuroglia op basis van structuur en functie.

Neuronen: Zenuwcel bestaat uit: Cellichaam, kleine uitlopers (dendrieten), grote uitlopers
(axonen), synapsknop
- Sensibele neuronen: Vangen info op uit zintuigen (pijn, geluid)
- Motorische neuronen: Geven opdrachten aan spieren en organen
- Schakelneuronen: Verbindt sensibele en motorische neuronen

Neuroglia: Ter ondersteuning van neuronen

3. de functies van grijze en witte stof in het ruggenmerg beschrijven.

Functie grijze stof: Ophoping van cellichamen van neuronen

Functie witte stof: Uitlopers neuronen (Myeline): Versnelt de impulsoverdracht doordat


informatie gaat ‘springen’ over de myeline ipv normaal ‘lopen’ door de axon

4. de gebeurtenissen beschrijven die plaatsvinden bij het opwekken en geleiden


van een actiepotentiaal.

Actiepotentiaal: Elektrisch signaal met informatie


Na+ cel in/ K+ cel uit → spanningsverschil ontstaat → stroom gaat lopen over axon

Depolarisatie: Na+-kanalen gaan de cel in


Repolarisatie: K+-kanalen gaan de cel uit

5. de structuur van een synaps beschrijven en beschrijven hoe de impulsoverdracht bij


een synaps plaatsvindt.

Structuur synaps: ------------------>

Impulsoverdracht: Cellichaam → dendrieten vangen signalen


van omliggende cellen op → axonen vervoeren cellen naar de
volgende cel → bij de synapsknop vindt overdracht plaats →
neurotransmitter* wordt afgegeven aan in de synapsspleet →
tegenoverliggend neuron heeft receptors → neurotransmitter
bindt aan receptor → impuls gaat naar het volgende neuron

*Neurotransmitters zijn signaalstoffen in de synaps


Bijv. (nor)adrenaline, dopamine, serotonine
Neurotransmitters zijn handige aangrijpingspunten voor medicijnen

6. de stappen van een reflexboog beschrijven.

Reflexboog: Aankomst van prikkel en activering zintuig → Activering sensibele neuronen →


Info verwerking in CZS → Activering motorische neuronen → Reactie door effector
Reflex afwezig = onderbreking reflexboog

9
7. de effecten van veroudering op het zenuwstelsel samenvatten.
Effect van veroudering: Stamcellen in de hypothalamus verdwijnen, vermindering
geheugen/ reactiesnelheid/ motoriek/ zintuiglijke waarneming

8. Degeneratieve aandoeningen van het centrale zenuwstelsel beschrijven zoals


multiple sclerose, en amyotrofische laterale sclerose, wat betreft oorzaak,
verschijnselen, diagnostiek en behandeling.
Multiple sclerose (MS):
Oorzaak: Witte stof (myeline) is beschadigd, precieze oorzaak is niet duidelijk
Symptomen: Visusstoornissen, duizeligheid, spierzwakte, tintelingen, vermoeidheid,
stemmingsstoornis, cognitieve stoornis, mictiestoornis
Diagnostiek: Anamnese, MRI, lumbaalpunctie
Behandeling: Verminderen symptomatische klachten, immunomodulerende behandeling

Amyotrofische laterale sclerose (ALS):


Oorzaak: Beschadiging motorische zenuwen, dus geen reflex op die plek. Uiteindelijk raken
alle motorische zenuwen beschadigd. → Skeletspieren functioneren steeds minder goed.
Patiënt overlijdt uiteindelijk aan respiratoire problemen
Symptomen:
- Bewegingsapparaat: Paralyse, kramp, trillingen, stijfheid, slikstoornis, zwakke
gelaatsspieren, spasmen, dysartrie, onhandigheid
- Ademhalingsstelsel: Slaapstoornis, slaperigheid, ochtendhoofdpijn (CO2-overschot),
transpiratie, kortademigheid, gebruik hulpademhalingsspieren, moeite met ademen
tijdens plat liggen, onvoldoende ophoesten sputum, heesheid, te veel speeksel
- Psychisch: emotionele labiliteit, lichte cognitieve stoornissen, fronto-temp. dementie
Diagnostiek: MRI-scan, EMG als ondersteuning
Behandeling: Symptoomvermindering, levensverlengende medicijnen, sondes
Prognose: Patiënten overlijden binnen 3 en 5 jaar na diagnose

Hoorcollege 5: Zenuwstelsel III

1, 2, 3. etiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling van meningitis, Parkinson, epilepsie.


Meningitis: Hersenvliesontsteking
Etiologie: Bacteriële infectie
Symptomen: hoofdpijn, nekstijfheid, koorts, overgeven, (Petechiën, puntvormige bloedingen
waardoor sepsis kan ontstaan)
Diagnostiek: Liquorpunctie → verhoogde leucocyten, bacteriën zichtbaar
Lumbaalpunctie: Onderaan de rug in wervelkolom prikken, hier zitten geen centraal
zenuwweefsel.
Behandeling: Antibiotica tegen bacterie, ontstekingsremmer tegen hersenzwelling
Hersenholtes (ventrikels) zijn gevuld met liquor, dit loopt in je wervelkolom en hersenen,
tussen de hersenvliezen. Liquor werkt als schokdemper.
Waterhoofd: ophoping liquor → verdrukking gezond hersenweefsel, problemen met
aansturing organen, verliezen bewust zijn

10
Ziekte van Parkinson
Etiologie: tekort aan dopamine neurotransmitters
Symptomen: Spierstijfheid, bewegingsarmoede (stijf gezicht, schuifelend lopen), tremor
Diagnostiek: PET-scan, CT-scan
Behandeling: Dopamine aanvullen (levodopa), Diepe Hersen Stimulatie,
Beloop: Langzaam en progressief

Epilepsie: insult, convulsie


Etiologie: Abnormaal elektrisch signaal waardoor kortsluiting ontstaat
Symptomen: Schokken (clonieën), verhoogde spierspanning (tonisch), buiten bewustzijn,
verwarring achteraf.
Diagnostiek: Bij 2 of meer aanvallen zonder duidelijke oorzaak, EEG, mogelijk MRI voor
onderliggende oorzaak.
Behandeling: Anti-epileptica, voorzorg: zwemmen onder toezicht, niet op ladders, niet
autorijden
EEG: meet elektrische activiteit van hersenen (Nadeel: het is een momentopname)

Wat te doen bij epileptische aanval:


Zorg dat iemand zich niet kan bezeren (omgeving vrij maken, bril af doen), stabiele zijligging,
wachten tot het over is → niet binnen 5 min: 112 bellen
NIET: iets in de mond stoppen, geen eten/drinken geven, niet alleen laten

4. het ontstaan van pijn en verschillende soorten pijn onderscheiden en beschrijven.


Pijn: Veel voorkomende klacht, waarschuwing symptoom
Chronische pijn: pijn wanneer het gevaar al is verdwenen

Verschillende soorten pijn en het ontstaan ervan:


- Nociceptieve pijn: Pijn door weefselbeschadiging
- Behandeling: Oorzaak wegnemen, pijnstillers/NSAID’s, opioïden
- Neuropathische pijn: Pijn door zenuwweefsel beschadiging
- Behandeling: Operatie, kan vanzelf overgaan, antidepressiva,
reageert slecht op pijnstillers.
- Referred pain: Pijn door uitstraling van pijn op een andere plaats
- Behandeling: Primaire oorzaak behandelen, pijnstilling
- Fantoompijn: Pijn aan geamputeerde ledematen
- Behandeling: antidepressiva
5. stoornissen in het bewustzijn en de Glasgow-Comaschaal (EMV) beschrijven.

11

You might also like