Inleiding Staatsrecht

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 61

College 1

Wat is een staat?

De vereisten:
1. Een organisatie
2. Die betrekking heeft op een bepaald grondgebied
3. Op dat grondgebied gezag uitoefent (over de groep mensen)
4. Daarvoor een geweldsmonopolie heeft (alleen de staat mag geweld
gebruiken, gewone mensen mogen dat niet)
5. Waar (interne) soevereiniteit geldt (staat mag zelf zijn koers bepalen, mag
zelf bepalen wat de staat bepaalt, dat mogen andere staten niet doen)
6. Eenheid van bevolking (kenmerk) (gevoel van verbondenheid)

Toegevoegd vanuit internationaalrechtelijk perspectief:


7. Erkend zijn als staat door andere staten(dan kan je handelsbetrekkingen
aangaan en handels sluiten)
8. Externe soevereiniteit(bijv. een andere staat mag niet zomaar een staat
binnen vallen)

Wat is secessie?--> een deel van de staat scheid zich af van de moeder staat

De vier hoofdvragen van het staatsrecht

- schept organen en geeft bevoegdheden aan organen


- Welke bevoegdheid komt toe aan een orgaan? → legaliteitsbeginsel, geen
machtsuitoefening zonder voorafgaand grondslag
- Wat is de reikwijdte van die bevoegdheid? → wat staat er in de wet
- Wat zijn de grenzen van de bevoegdheid? → aan welke beginselen moeten ze
zich houden, bestuursrecht
- Wie ziet toe op de naleving van de bevoegdheidsgrondslag? bijv de rechter,
als je twijfelt of alles goed is gegaan met het nemen van besluiten

Wat waren ook alweer de bronnen van het staatsrecht?


Grondwet
Statuut
Verdragen
EU-recht
Provinciewet
Gemeentewet
Wet op de Rechterlijke Organisatie
Reglementen van Orde
Kieswet
Niet limitatief! → het zijn voorbeelden
belangrijkste ongeschreven regel van het staatsrecht: de vertrouwensregel= kabinet
moet het vertrouwen hebben van het parlement om te kunnen regeren, als dat
ontbreekt dan moet het kabinet opstappen= staat in de constitutie
Constitutie en de Grondwet
De constitutie: de staatsinrichting, het geheel van de regels waarin deze
staatsinrichting is uitgedrukt(die met het staatsrecht te maken hebben), is
overkoepelend, ook ongeschreven recht maakt hier onderdeel van uit

De Grondwet is een onderdeel van de constitutie


De constitutie is meer dan alleen de Grondwet

Ook ongeschreven recht kan onderdeel uitmaken van de constitutie

College 2
Nederland als democratische rechtsstaat

Definieer goed de begrippen ‘rechtsstaat’ en ‘democratie’

Een rechtsstaat heeft 4 kenmerken(dit heeft nog niks met het begrip democratie te
maken) dit zijn allemaal criteria de die macht van de overheid begrenzen/ beperken:
- De machtenscheiding→ trias politica bedacht door Montesquieu →de macht
die wordt verdeeld, geen onderlinge controle, ze moeten allemaal hun eigen
ding doen, ontwikkelt om misbruik van de macht te voorkomen

- Het legaliteitsbeginsel → er moet een voorafgaande grondslag zijn te vinden


waarin staat dat dat orgaan die bevoegdheid heeft gekregen om iets te doen,
rechtszekerheid voor de burgers

- Waarborgen van grondrechten → grondrechten beschermen de burgers tegen


de overheid, het gaat om de klassieke grondrechten tegen de overheid
(waarbij de overheid zich niet met jou mag bemoeien, bijv met je geloof of je
mening)

- Een onafhankelijk en onpartijdige rechter→ burgers hebben toegang tot een


onpartijdige onafhankelijk rechter

Rule of law als centraal begrip → binding van het recht en aan het recht

Nederland als democratische rechtsstaat


een organisatie waarbij het volk een stem krijgt

We kennen directe en indirecte democratie

directe= referendum/ referenda→ burger beslist zelf


indirecte= hebben we in nederland → representatieve democratie→ volk wordt
vertegenwoordigd door regering

Binnen een representatieve democratie is er sprake van een kiesstelsel, waarbij:


1. Verkiezingen regelmatig plaatsvinden
2. Verkiezingen geheim zijn
3. Iedere stem even zwaar weegt
4. Toegang tot verkiezingen algemeen gewaarborgd is
5. Kandidaatstelling transparant geregeld is en algemeen toegankelijk
6. Het tellen met waarborgen omkleed is

demonstratierecht is een klassiek grondrecht → art. 9 lid 1 Grondwet


klassieke grondrechten kunnen belemmerd worden maar moeten ook gerespecteerd
worden

het evrm behoort tot bij het staatsrecht→ art. 15 evrm

nederland is een monarchie

Al besproken bij inleiding publiekrecht


Drie staatsmachten:
De wetgevende macht
De uitvoerende macht
De rechtsprekende macht

1. wetgevende macht → parlement en regering


- van deze drie is de wetgevende macht de belangrijkste
- is samengesteld door en uit de burgers van het land
- vaardigt regels uit die de uitvoerende macht(gewoon) heeft uit te
voeren
2. uitvoerende macht(ook wel bestuur genoemd) → regering
- voert de regels uit die door de wetgevende macht zijn gemaakt

3. rechtsprekende macht→ rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad


- spreekt uit welk wetsartikel van toepassing is als er conflicten zijn

Binnen een stelsel van checks & balances


→ die zegt dat de machten met elkaar moeten samenwerken en dat ze elkaar
moeten controleren

art. 43 Gw trias politica→ minister- president en ministers horen bij de


uitvoerende macht, koninklijk besluit is de regering en dat is de uitvoerende macht, er
is hier geen inmenging van een andere macht, alles speelt zich af in een macht

art. 61 Gw trias politica → alles is in een macht, geen inmenging


art.68 Gw checks en balances → de uitvoerende macht(ministers en
staatssecretarissen) moet volgens dit artikel verantwoording afleggen aan de
wetgevende macht (eerste en tweede kamer)

art.112 lid 2 gw checks en balances → de wet, die wordt niet gemaakt door de
rechterlijke macht, de wet gaat zich bemoeien met de rechterlijke macht

art.117 lid 1 gw c en b → koninklijk besluit(uitvoerende macht) → de regering


mengt zich erin, bemoeit zich met de rechtsprekende macht

art.89 gw trias politica→ geen inmenging

art.120 gw trias politica → rechter kan een wet niet beoordelen, ook al
wordt er een wet gemaakt waarin staat dat niemand meer mag demonstreren, dan
mag de rechter daar niet over oordelen ook al is de wet in strijd met de grondrecht

art. 81 Gw checks en balances

eerste en tweede kamer maken de wet

aan de grondwettigheid mag niet getoetst worden


aan internationale (evrm) wel

Legaliteitsbeginsel

De ‘staat’ (of: overheid) treedt alleen op, op basis van een democratisch tot
stand gekomen wet
Daarbij moet de overheid zich ook aan de wet houden (rechtsstaat)

Het legaliteitsbeginsel definiëren we dus als volgt:

“Ieder overheidsoptreden berust op een daaraan voorafgegane regel”

Die regel moet wel democratisch (democratie) tot stand zijn gekomen, dus:

“Dat die regel gemaakt mag worden, moet staan in de Grondwet.”

In week 4 breiden we deze definitie nog wat verder uit.

legaliteitsbeginsel hoort bij de rechtsstaat → beperking op de macht van de overheid


overheid mag niet zomaar regels maken, mag alleen als er een voorafgaande
grondslag is te vinden
- rechtszekerheid → burgers weten waar ze aan toe zijn
- rechtsgelijkheid
er moet gewoon een regel zijn, maakt niet uit wat voor regel
democratische element is erin geslopen
- dat het moet gaan om een wettelijke grondslag
bijv.
vreemdelingenbesluit →
voorafgaand dit besluit is de vreemdelingenwet gemaakt → daar staat in dat het
vreemdelingenbesluit gemaakt mag worden
art. 2 lid 2 Gw → de wet regelt, er moet een wet zijn die dit moet regelen
de grondwet geeft door deze woorden de opdracht aan de wet in formele zin om in
de wet iets te regelen
bevoegdheden worden doorgeschoven aan andere organen

de regering maakt de amvb


College 3
koninkrijk der nederlanden
- nederland
- aruba 1986
- curaçao
- sint maarten

openbaar lichaam → bijzondere gemeente


- bonaire
- sint eustatius
- saba
art. 1 van het Statuut

Het Statuut
hoofdkenmerken:
1. vrijwilligheid → uit vrije wil
2. autonomie → zelfstandig
3. gelijkwaardigheid → gelijkwaardigheid
4. onderlinge bijstand en samenwerking → wederkerig bijstand verlenen

staat in preambule(aan het begin van het Statuut) dus ook onderstrepen

De Organen
•Rijkswetgever: koninkrijksregering en Staten-Generaal
- van al die landen zitten allemaal afgevaardigden
Rijkswetten: rijkswetgever en onze eigen regering en staten generaal
•Koninkrijksregering: de koning, de Nederlandse ministers (let op: niet de
gevolmachtigde ministers die staan in artikel 7 en 8 Statuut)

•Raad van ministers: Nederlandse ministers en gevolmachtigde ministers

•Gevolmachtigde minister: vertegenwoordigers van hun eigen regering (van Aruba,


Curaçao en Sint Maarten) binnen de ministerraad

•Raad van State en Hoge Raad van het Koninkrijk: art 13 Statuut

koninkrijksaangelegenheden → statuut, afzonderlijke landen kunnen niet zo veel


bepalen
De Bevoegdheden
Artikel 3 Statuut (zie ook: lid 2) staat hier centraal → afzonderlijke landen kunnen hier
niks over zeggen
internationale verdragen→ is het van toepassing op al die landen? → geldt ook in
caribische landen
eu recht is niet van toepassing op die landen, die hebben bepaald dat sommige
landen in de eu een lgo-status hebben→ lgo-status is landen en gebieden overzee,
die hebben een andere status, dat is gewoon een keuze van de eu om dat zo te
regelen
evrm is wel van toepassing op de car landen
Let op: EU-verdragen en LGO-status

statuut gaat voor grondwet→ lid 5 statuut

art. 43 Statuut art 41 Statuut art 50 Statuut


art 51 Statuut er is toezicht en er kan ingegrepen worden art 24 en 25 Gw

toestemmingswet, wet in formele zin


als woord wet→ formele zin → het geldt voor een persoon
materieel is algemeen bedoeld, niet voor maar een persoon
art 89 Gw- algemene maatregel van bestuur
81 gw 47 gw art 42 gw
als er geen troonopvolger is:
kan deze worden benoemd bij een wet

hoofdfuncties van de koning zijn: lid van de regering en staatshoofd


als staatshoofd: koning vertegenwoordigd nl, binnen en buitenland…
een koninklijk besluit is een besluit van: de regering

De koning
•Staatshoofd
•Lid van de regering
Nederland als constitutionele monarchie
•Monarchie
•Koning als staatshoofd (1810 – 1814)
Meer symbolisch van aard: symbool voor de eenheidsstaat

•Constitutioneel
à De staatsvorm is in de Gw vastgelegd. Zoek op!

Erfopvolging
•Artikel 24 Grondwet
•Artikel 25 Grondwet
à Je komt er dus nooit onderuit!

•Uitzonderingen?
1.Artikel 28 lid 1 Grondwet
Artikel 29 lid 1 Grondwet

Hoe eindigt het koningschap?


•Art. 27 Gw: abdicatiemogelijkheid = afstand van koningschap: regels in
voorgaande artikelen zijn van overeenkomstige toepassing (start dus weer bij art. 24
Gw.)
•Art. 28 Gw: toestemmingswet: huwelijk Koning en (potentiële) troonopvolgers
vereist toestemming bij wet. à Let op lid 1 en lid 2!
Wat voor soort wet is dit? Wet in formele zin? Wet in materiële zin? Beide?
•Geen toestemming = afstand koningschap!
•Dood Koning
•Ontbreken opvolger Koning

Hoofdfuncties van de koning


1.Staatshoofd:
•Vertegenwoordiging Nederlandse staat in binnen- en buitenland.
•Koning heeft daarnaast eigen bevoegdheden, zie b.v. art. 41 Gw (zijn huishouding)
2.Lid van de regering: (zie o.a. art. 42 lid 2 Gw)
•Belangrijkste taak: nemen koninklijk besluit = besluit van de regering = besluit van
koning tezamen met een of meer ministers of staatssecretarissen. Welk artikel?
47 Gw contraseign
Waar zie je de medewerking van de koning verder nog terug in de Grondwet? Zoek
op!
Behandelen vraag 1 #OO
De koning als lid van de regering
•Art. 47 Gw: kenmerkend voor de Koning als lid van de regering is dat de Koning
altijd tezamen met één of meer ministers/staatssecretarissen besluit = contraseign
Koning ondertekent wetsvoorstel = seign. Koning kan echter niet zelfstandig wetten
of koninklijke besluiten uitvaardigen. Er is altijd ook een handtekening vereist van
één of meer ministers en/of staatssecretarissen = contraseign.
Minister/staatssecretaris is hierdoor dus verantwoordelijk voor de wet én/of een
koninklijk besluit
•‘Koninklijk besluit’? De Koning is “betrokken” bij dat besluit, maar wel als lid van de
regering. Daar waar ‘koninklijk besluit’ staat wordt dus bedoeld ‘besluit van de
regering’.
•Wet in formele zin, art. 81 Gw: is de Koning ook betrokken bij w.i.f.z.?

Art. 42 lid 2 Gw
“De Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.”
Wat houdt dit in?
•Koning is onschendbaar in álle hoedanigheden. Koning is niet strafrechtelijk
aansprakelijk, maar kan wel civielrechtelijk worden aansprakelijk gesteld. Immuniteit
is dus niet absoluut.
•Ministers zijn direct verantwoordelijk voor het handelen van de Koning
•Ministers zijn ook dragers van min. verantwoordelijkheid voor zichzelf als
ambtsdrager, als minister én voor hun ambtenaren
•Afgeleide ministeriële verantwoordelijkheid voor andere leden Koninklijk Huis

Regent
•De Koning is lid van de regering
•Koninklijk gezag moet uitgeoefend worden om een wet tot stand te brengen
•Geen opvolger? Dan een regent (artikel 30 Grondwet)
•Zie ook artikel 37 Grondwet
•Artikel 38 Grondwet als cement voor het systeem

Koninklijk huis en financiën


•Artikel 39 Grondwet
•Artikel 41 Grondwet
College 4
Staatsvormen
1. monarchieën versus republiek
- monarchie, nl: een erfelijke vorm van opvolging, staatshoofd
- republiek, fr, dui, vs: selectie, staatshoofd, door verkiezingen

2. eenheidsstaat vs gedecentraliseerde eenheidsstaat


- eenheidsstaat: taken en bevoegdheden liggen bij de centrale regering en
wetgever, alles wordt centraal geregeld, bestuurd
- gedecentraliseerde eenheidsstaat: centrale overheid geeft taken en
bevoegdheden aan lagere overheden, maar dit is niet grondwettelijk
vastgelegd
→ kenmerken:
1. lagere overheden zijn gebonden aan besluiten van de centrale
overheid
2. lagere overheden zijn grondwettelijk niet beschermt tegen uitholling
van hun bevoegdheden

3. federaties versus confederaties


- federatie(bondsstaat): overkoepelende staat en deelstaten, deelstaten hebben
een grondwettelijk beschermd taken en bevoegdheden pakket, het staat in de
grondwet wat ze mogen doen
→ deelstaten zijn een soort mini staten, bijv in duitsland hebben alle
deelstaten eigen regering en parlement
→ er is altijd 1 overkoepelende grondwet

- confederaties(statembond): is een lose samenwerkingsvorm, het gaat om


onafhankelijke staten die met elkaar gaan samenwerken, die staten blijven
soevereine, het gaat alleen om een bepaald gebied, bij op het gebied van
economie of defensie
→ bijv. republiek der zeven verenigde nederlanden
→ bijv. europese unie → die zijn soeverein, eu is begonnen als een
economische samenwerkingsverband
→ er is geen grondwet, maar wel een verdrag waarin staat op welke gebieden
ze samenwerken

federale gaat een stap verder dan de gedecentraliseerde eenheidsstaat


grondwettelijk is er geen bescherming voor de lagere overheden om bepaalde dingen te
doen, de centrale overheid kan op elk moment bepalen wat ze willen doen
Regeringsvorm
1. Parlementair stelsel (Nederland)
- regering in nederland berust op het vertrouwen van het parlement,
regering heeft nodig, berust op het vertrouwen van het parlement,
regering heeft instemming nodig van het parlement om te kunnen
regeren
- de vertrouwensregel→ vertrouwen moet aanwezig zijn van het
parlement in de regering

2. Presidentiële regeringsvorm (Verenigde Staten)


- parlement geen rol bij de keuze van staatshoofd
- president wordt direct gekozen
- parlement heeft geen bevoegdheid

3. Semi-presidentiële regeringsvorm (Frankrijk)


- parlement en president rechtstreeks gekozen
- president benoemd dan de premier(eerst minister) die de regering
vormt
→ de regering moet het vertrouwen hebben van het parlement

4. Één Partij-stelsels, religieuze regeringsvormen (China)


- deze zijn niet democratisch gelegitimeerd
- de hebben heel veel invloed op de besluiten van de overheid

Nederland als gedecentraliseerde eenheidsstaat


•Nadruk op centrale overheid
•Er zijn echter decentrale bestuurslagen (decentralisatie)
•Bestuursorganen binnen die lagen hebben eigen bevoegdheden
à Die bevoegdheid wordt uitgeoefend binnen specifieke grenzen
•Denk aan: provincies, gemeenten en waterschappen, art 123 Gw

nederland is een constitutionele monarchie en een gedecentraliseerde overheid staat

organen van de gemeente: 125 lid 1 gw → 345 gemeenten


- aan het hoofd van de gemeente, staat de gemeenteraad
- het college van bw
- burgemeester

provincie: 125 gw → 12
- provinciale staten
- gedecentraliseerde staten
- commissaris van de koning

waterschappen: 133 gw → 21 waterschappen


- algemeen bestuur
- dagelijks bestuur
- voorzitter
- waterschap is functioneel en territoriaal
- houdt zich bezig met de waterhuishouding en waterstanden
provincie en gemeente hebben eigen bevoegdheden
- 124 gw lid 1 → ze mogen zelf dingen regelen, autonomie
- hun huishouding→ ze mogen op hun grondgebied zelf regelen
- lid 2 → medebewind→ overheid geeft opdrachten, ze moeten van de overheid
bepaalde bevoegdheden oppakken
- dus aan de ene kant hebben ze vrijheid maar aan de andere kant moeten ze
ook doen wat de overheid zegt

Territoriale decentralisatie
Decentralisatie: taken en bevoegdheden zijn verdeeld op verschillende niveaus

Territoriale decentralisatie: hierbij is het grondgebied van belang. De staat, de


provincies of de gemeenten hebben taken en bevoegdheden op hun grondgebied.

functionele decentralisatie: bijv. openbare lichamen voor beroep en


bedrijven(nederlands orde van advocaten)
- waterschap is functioneel en territoriaal
Voorbeeld?

Functionele decentralisatie
Decentralisatie: taken en bevoegdheden zijn verdeeld op verschillende niveaus
Functionele decentralisatie: hierbij staat de functie van de overheden centraal
Voorbeeld?

Provincies, gemeenten en waterschappen


•12 provincies
- Provinciale Staten
- Gedeputeerde Staten
- Commissaris van de Koning

•345 gemeenten
- Gemeenteraad
- College van burgemeester en wethouders
- Burgemeester

•21 waterschappen
- Algemeen bestuur
- Dagelijks bestuur
- Voorzitter
College 5
Staten- Generaal
•Hoofdstuk 3 Grondwet

•Staten-Generaal = volksvertegenwoordiging = parlement = Eerste en Tweede


Kamer

Start: Artikel 50 Gw: vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.


•Heeft een wetgevende taak (art. 81 e.v. Gw) én
•een controlerende taak (art. 42 lid 2 jo art. 68 Gw)!

•Tweekamerstelsel sinds 1815 = EK en TK (17 maart 2021 laatste verkiezingen


Tweede Kamer!)
eerste kamer→ controleert wetsvoorstellen

in beginsel werken ze alleen maar soms werken ze samen


art 28 gw: verenigde vergaderingen= als eerste en tweede kamer samenwerken
- bijv. prinsjesdag
- art. 62 gw de voorzitter van de Eerste Kamer heeft de leiding van de
verenigde vergadering
kamers debatteren apart
à Zie artikel 51 en artikel 52 Grondwet

Kiesstelsel
Kiesstelsel: evenredige vertegenwoordiging (zie art. 53 Gw)
•TK: Rechtstreeks gekozen (art. 54 Gw), zie ook de Kieswet (art. B1, B5)
•EK: Indirect gekozen (art. 55 Gw)
•Stelsel met politieke partijen
•zuivere afspiegeling à zowel grote als kleine partijen kunnen in de
TK en EK komen
•‘binnen door de wet te stellen grenzen’ = Kieswet

samenstelling van de vertegenwoordiger zijn die gekozen weerspiegelt de


verkiezingsuitslag

provinciewet:
ontstaan omdat → kun je in de grondwet vinden dat dat gemaakt moet worden, een opdracht
om een wetgeving te maken
→ organieke wet= wetten die gemaakt worden in opdracht van de grondwet
wat is de hoogste berg van nederland?
saba hoort bij nederland
curaçao is een koninkrijk der nederlanden

evenredige vertegenwoordigers
nadeel: veel kleine partijen

kiesdeler art P 5 Kieswet blz 3098:


het aantal geldig uitgebrachte stemmen delen door aantal zetels
art. 59 Gw

Kiesdeler en restzetels

Restzetels
Art. P7 Kieswet (let op: lastig leesbaar!)
Hoe werkt het?
“Bij de procedure wordt het aantal stemmen voor elke partij gedeeld door het aantal
behaalde volle zetels plus 1. De partij die zo uitkomt op het grootste aantal stemmen
per zetel (grootste gemiddelde) krijgt de restzetel toegewezen. De procedure wordt
herhaald met de nieuwe tussenstand tot er geen restzetels meer zijn.”
Vaak in het voordeel van grote partijen

De Tweede Kamer

Bestaat uit 150 leden (zie artikel 51 lid 2 Grondwet)


Leden worden rechtstreeks gekozen (art. 54 lid 1 Gw jo. art. 59 Gw jo. art. B1
Kieswet)
- politiek primaat → belangrijkste rol, dat is de tweede kamer want die is het
belangrijkste

Zittingsduur is vier jaar (art. 52 lid 1)


Leden stemmen zonder last (art. 67 lid 3 Gw) → leden hebben eigen opdracht
gekregen en ze mogen stemmen hoe ze willen, ze hoeven niet in lijn met
hun eigen fractie te stemmen
De Tweede Kamer is medewetgever en controleert de regering (art. 68 Gw)
Incompatibiliteiten: artikel 57 Grondwet → er is sprake van onverenigbare
betrekkingen, die dus niet samengaan, functies die je niet tegelijkertijd mag
uitoefenen
die duiden op het idee van de trias politica, want er is een scheiding tussen
beide mate, je kan niet lid zijn van de medewetgever en een controlerende
macht

Werkzaamheden en bevoegdheden geregeld in het


Reglement van Orde voor de Tweede Kamer (art. 72 Gw)
hoort bij trias politica, want ze mogen zelf hun eigen orde vaststellen
Bevoegdheden van de Tweede Kamer (RvOTK)
Ga in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer op zoek naar minimaal drie
bevoegdheden die de Tweede Kamer heeft ter uitvoering van haar taken.

- art. 7.30 RvOTK


- art. 9.5 → hoort bij de medewetgeving
- art. 12.1→ hoort bij de taak tweede kamer als controleur
- art. 12.6 → hoort bij de taak tweede kamer als controleur

Eerste kamer

75 leden (art. 51 lid 3 Gw)


Leden worden indirect gekozen (art. 55 Gw) door de leden van de provinciale staten
Zittingsduur is 4 jaar (art. 52 lid 1 Gw), maar parttime
Leden stemmen zonder last (art. 67 lid 3 Gw)
Stellen eigen reglement van orde vast: art. 72 Gw → trias politica, want geen
inmenging van andere, ze mogen zelf kiezen

De Eerste Kamer is medewetgever en moet ook de regering controleren

Bevoegdheden Eerste Kamer (RvOEK)

Ga in het Reglement van Orde van de Eerste Kamer op zoek naar minimaal drie
bevoegdheden die de Eerste Kamer heeft ter uitvoering van haar taken.

- art. 93
- art. 139
- art. 140
-

Verschil Eerste en Tweede Kamer

Recht TK Ek Artikel?

Initiatief → indiening wetsvoorstel ja nee art. 82 lid 1 Gw

Amendement → wijziging wetsvoorstellen ja nee art. 84 Gw

Budgetrecht → begroting ja ja art. 105 Gw

Interpellatie → inlichtingenplicht ministers ja ja art. 68 Gw


en staatssecretarissen art. 12.6 RvOTK

Vragenrecht → indienen schriftelijke vragen ja ja art. 68 Gw


art. 12.1 RvOTK

Enquête → enquêterecht ja ja art. 70 Gw


Vertrouwensregel ja ja ongeschreven
vragenrecht= komt aan elk kamerlid afzonderlijk toe, kan elk individueel lid gebruik van
maken
interpellatie= hele kamer moet erachter staan, moet hele kamer mee instemmen

Verhouding kabinet en Staten-Generaal


• Controlerende rol
• De eed (art. 60 Gw) → duidt op hun onafhankelijkheid
• De leden van beide kamers stemmen zonder last (art. 67 lid 3 Gw) →dualisme/
trias politica
🡪 Onafhankelijk ten opzichte van iedere staatsmacht

🡪 Maar ook ten opzichte van de eigen fractie!


Denk terug aan IPUB en het onderdeel ‘Politieke partijen’

Bijvoorbeeld: Geert Wilders, Tunuhan Kuzu/Selcuk Özturk, Wybren van Haga, Pieter
Omtzigt

kabinet= ministers en staatssecretarissen samen


mate van bindingen tussen staten generaal en het kabinet
- dualisme= deze twee organen zijn onafhankelijk van elkaar, ze werken niet
met elkaar samen → kan je vergelijken met trias politica
- monisme= sg en kabinet werken met elkaar samen → kan je vergelijken met
checks en balances→ eenheid
-

Werking parlementaire stelsel


• Ministeriële verantwoordelijkheid
- Strafrechtelijk → 1840(in de grondwet)
- Politiek → 1848(in gw opgenomen) → door deze invoering is de verhouding
radicaal veranderd→ voor hun eigen handelingen, handelen van de koning en
handelen van ambtenaren
ministeriële verantwoord is een verantwoordingsplicht over van alles → moet
worden afgelegd aan staten- generaal
• Vertrouwensregel) en Kamerontbinding
• Inlichtingenplicht (artikel 68 Grondwet) → moeten verantwoording afleggen over
wat ze allemaal doen, sg kan controle uitoefenen op de ministers
• Monisme en dualisme
parlementaire stelsel→ er moet een vertrouwen zijn van de meerderheid van de
tweede kamer in het kabinet, het vertrouwen dat noodzakelijk is om te kunnen
regeren

De motie van wantrouwen(vertrouwensregel)


geen bepaalde regels over te vinden,
vertrouwensregel: alleen dankzij het vertrouwen van staten- generaal/ parlement kan
het kabinet regeren→ is ongeschreven
• In Nederland wordt het vertrouwen verondersteld (vgl. Frankrijk)

• Met een motie van wantrouwen kan het vertrouwen worden opgezegd→ dat
vertrouwen wordt

• De vertrouwensregel treedt in werking na een motie van wantrouwen


🡪 Zie stof vorige week!
- hij moet dan aftreden
- een motie kan worden ingediend en geeft een oordeel aan of een mening door
de kamer, hoofdregel: moties hebben geen bindende kracht
- uitzondering: motie van wantrouwen, dan is er een plicht om op te stappen

• Onderscheid ‘motie van afkeuring’ en ‘motie van treurnis’ (gradaties)


- motie van wantrouwen is het ergste
- afkeuring, afkeuring van beleid, minder erg
- treurnis→ kamer is teleurgesteld, minste erg

het ontbinden van de eerste kamer heeft weinig effect

verenigde vergadering → eerste en tweede kamer samen


buitenstate verklaring, art. 35 Gw
→ de koning is twee keer buitenstate verklaard
art. 35 lid 3 gw → bij de wet→ is de wetgever in formele zin, die bestaat uit de
regering en de staten generaal
degene die het gezag van de koning heeft overgenomen tekent dan voor de koning
die buitenstate is verklaard → regent

als de regent niet wil tekenen maar zelf koninklijk gezag wil uitoefenen → oplossing
art. 37 lid 5 Gw, dan wordt hij ook buitenstate verklaard en dan komt er weer een
nieuwe regent en zo verder

het laatste redmiddel is art. 38 Gw, maar het koninklijk gezag kan nooit stoppen
art. 28 Gw → als je een huwelijk aangaat zonder toestemming

de staten generaal heeft o.a. een controlerende taak. Dit is in strijd met de Trias
Politica
evenredige vertegenwoordiging heeft tot gevolg dat kiezers zich herkennen in de
uitslag

in nl is de kiesdrempel de kiesdeler

politieke primaat→ wie is belangrijker de eerste of tweede kamer?


→ dat is de tweede kamer:
1. rechtstreekse verkiezingen
2. hebben meer bevoegdheden, o.a. initiatiefrecht(recht om wetsvoorstellen in te
brengen) recht van amendement(recht om wijzigingen aan te brengen in de wet)
3. het kabinet wordt gevormd na tweede kamer verkiezingen→ dus op grondslag van
verkiezingsuitslag tweede kamer

De vertrouwensregel vs. Kamerontbinding


•Twee ongeschreven staatsrechtelijke rechtsregels
•De vertrouwensregel (zie week 4)
•De Conventie van 1868
•Hoe verhouden die zich tot elkaar?

1840→ invoering in Grondwet: contraseign


1848 → invoering in Grondwet:
1. onderscheidbaarheid Koning en de verantwoordelijkheid ministers
2. ontbindingsbevoegdheid
1866→ conflict kabinet en Tweede Kamer
1868→ conflict kabinet en tweede kamer:
1. conflict 1 → afloop?: koning wilde niet meewerken
2. conflict 2→ kabinet trad af, staten generaal had gewonnen
- motie van wantrouwen
- kabinet wilde opstappen
- koning weigerde mee te werken
- koning ontbond tweede kamer

gevolg:
ontstaan van 2 ongeschreven harde rechtsregels van staatsrecht
1. het kabinet heeft het vertrouwen van de tweede kamer nodig
2. de tweede kamer kan niet 2 keer voor hetzelfde feit ontbonden worden

sinds 1922:
kabinetten bieden vóór de tweede kamerverkiezingen ontslag aan

twee harde regels van ongeschreven staatsrecht → ze zijn even hard als de bepaling in de
grondwet
2 criteria:
1. er moet een rechtsovertuiging zijn van iedereen dat de regel er is
2. de regel is fundamenteel voor het landsbestuur → regel is nodig omdat er anders
geen normaal bestuur meer mogelijk is

Wie heeft laatste woord?


- kabinet
- koning → heeft steeds minder te zeggen, is onschendbaar, kan politiek gezien niks,
heeft 0 bevoegdheden
- regering → kabinet en staatshoofd
- parlement→(het draait om de tweede kamer)

art. 64 Gw → ontbindingsrecht
→ hoort bij het dualisme, want ze oefenen bevoegdheden uit, er is kritische houding
als er staat ergens, bij koninklijk besluit dan is dan een besluit van de regering
vertrouwensregel is en een voorbeeld van dualisme, er kunnen bevoegdheden ten opzichten
van elkaar worden uitgeoefent

College 6
1.Hoe is de Grondwet opgebouwd?
volgens de trias politica, want ze hebben hun eigen hoofdstukken
2.Waar in de Grondwet staat de regering? → hoofdstuk 2
3.Waar in de Grondwet staat de Tweede Kamer? hoofdstuk 3
4.Waar staat in de Grondwet dat er gemeenten zijn?

De regering, artikel 42 lid 1 Grondwet


•Eerste les: regering is de uitvoerende macht
•Denk aan vorige week: de Koning is lid van de regering
Koninklijke besluiten = besluiten afkomstig van de regering
Sign() en contraseign (artikel 47 Grondwet)

•Wie behoren verder tot de regering?


→ de regering is een samengesteld orgaan, wie zit erin? → uitvoerende macht
- koning
- ministers
- staatssecretarissen
- minister- president
- ministerraad

tweede kamer→ wetgevende macht

Samenstelling:
Koning en alle ministers en (benoemde) staatssecretarissen
Minister (art. 44 Gw):
Staatssecretaris (art. 46 Gw):
Benoeming en ontslag bij koninklijk besluit (dus door wie?) → regering

De regering en het kabinet


•Wie zitten er in de regering(uitvoerende macht)?
- koning en het kabinet→ let op! tweede kamer dus niet, want dat is een andere
macht(wetgevende macht)
•Wie zitten er in het kabinet?
- ministers en staatssecretarissen
•Waarom is dit zo?
kabinetsformatie
hoe komt het kabinet tot stand

verkenner→ gesprekken voeren en doet een voorstel aan de tweede kamer voor het
benoemen van een informateur → artikel 11.1 RvOTK
informateur → probeert om te onderhandelen tussen de partijen, is vaak moeilijk,
want meerdere partijen moeten met elkaar samenwerken door het stelsel van
evenredige vertegenwoordigers
regeerakkoord
formateur→ gaat het kabinet concreet vormen
benoeming → dat gaat bij koninklijk besluit
regeringsverklaring → hierin wordt in de tweede kamer verantwoording afgelegd
over het hele proces en wordt het regeerakkoord ook gepresenteerd

De benoeming van het regeerakkoord


•Benoeming bij koninklijk besluit
•Regeerakkoord wordt gepresenteerd in de Tweede Kamer

Waarom een regeerakkoord?


1.Compromissen vastleggen
2.Eenheid bewaren
3.Discipline afdwingen bij fracties

•Soms moet het wel opnieuw beschouwd worden


→ Denk aan het klimaat potje bij de meest recente formatie

Ministers
•Artikel 44 Grondwet
•Ministers geven leiding aan ministerie→ met portefeuille (artikel 44 lid 1 Grondwet)
•Ministers ‘zonder portefeuille’ → geeft geen leiding aan ministerie (artikel 44 lid 2
Grondwet)
•Bij koninklijk besluit ingesteld en ontslagen (artikel 43 Grondwet jo artikel 48
Grondwet)

De minister- president
•Voorzitter ministerraad (art. 45 lid 2 Gw)
•Vaak politieke leider van grootste regeringspartij
•Volgens het Nederlands constitutioneel recht is de minister-president géén
regeringsleider.
- Hij heeft geen leidinggevende bevoegdheden jegens ministers.
- Verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden over de individuele
ministers = eerste onder gelijken
- is ook een formateur
•Benoemt deels zichzelf! Zie art. 48 Gw

De ministerraad
Ministerraad (art. 45 Gw): alléén alle ministers gezamenlijk
•Minister-president is voorzitter van ministerraad, heeft géén leidinggevende functie
binnen deze raad;
•Zelfstandig orgaan: geen hiërarchische verhouding met anderen ambten;
- verschil kabinet en ministers is dat het kabinet wel uit staatss. bestaat maar de
ministerraad bestaat niet uit staats.
•Taak? Zie art. 45 lid 3 Gw: besluiten over algemeen regeringsbeleid en
bevorderen eenheid van dat regeringsbeleid. Zie ook Reglement van Orde
Ministerraad! Art. 4, lid 2: de ministerraad dient vele onderwerpen te bespreken.

staatssecretaris is een bewindspersoon die ondergeschikt is aan de minister → art.


46 lid 2→ ‘met inachtneming van diens aanwijzingen’

Art. 42 lid 2 Gw (herhaling vorig college)​


“De Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.” ​

Wat houdt dit in? ​


Koning is onschendbaar in álle hoedanigheden. Koning is niet strafrechtelijk
aansprakelijk, maar kan wel civielrechtelijk worden aansprakelijk gesteld. Immuniteit
is dus niet absoluut.​

- Ministers zijn direct verantwoordelijk voor het handelen van de Koning​


- Ministers zijn ook dragers van min. verantwoordelijkheid voor zichzelf als
ambtsdrager, als minister én voor hun ambtenaren​
- Afgeleide ministeriële verantwoordelijkheid voor andere leden Koninklijk
Huis​→ dit is niet af te leiden uit de grondwet
de minister is ook verantwoordelijk voor de daden van de Koning persoonlijk, het
ondertekenen van besluiten door de koning en daden van zijn ambtenaren
maar niet voor daden van kamerleden

De Vertrouwensregel
- Ongeschreven staatsrechtelijke rechtsregel​
- Het vertrouwen wordt verondersteld, totdat het tegendeel blijkt​
- Onderdeel van de werking van het parlementaire stelsel​

- Motie van wantrouwen​


- Manier om het vertrouwen op te zeggen

→ Vertrouwensregel brengt met zich dat een bewindspersoon of kabinet dan ook
daadwerkelijk opstapt​

dat de koning staatshoofd is staat niet in de Gw


initiatief ligt in 95% bij de regering(minister)
voorbereiding wetsvoorstel + MvT
behandeling ministerraad
art. 73 Gw → advies RvSt

Raad van State


1. advisering
2.

Wat wordt naar TK gestuurd? → art. 83 Gw


- koninklijke boodschap→ aanbiedingsbrief
- advies van Raad van State
- nader rapport
- wetsvoorstel
- memorie van toelichting
College 8 en 9
Het begrip wet
•“Wetten” zijn geschreven rechtsregels
•We kennen wetten in formele zin en in materiële zin
•De ‘wetgevende’ macht is de Staten-Generaal, maar
•Ook de uitvoerende macht heeft regelgevende bevoegdheden → checks and
balances
- Medewetgever (zie artikel 81 Grondwet)
- Algemene maatregelen van bestuur (artikel 89 Grondwet)
- Kleine Koninklijke besluiten (benoeming burgemeester of rechter)

Hiërarchie van wetgeving (normenhiërarchie)


Een ieder verbindende verdragsbepalingen en
rechtstreeks werkend EU-recht

Statuut voor het Koninkrijk

Grondwet

Wet in formele zin

Algemene maatregel van bestuur

Ministeriële regeling

Provinciale verordening

Gemeentelijke verordening/waterschapsverordening

De wet in formele zin


•Wet in formele zin = wet die gemaakt is door regering en Staten-Generaal
gezamenlijk.
•Ziet dus op de vorm van de wet, dus HOE deze tot stand is gekomen.
•Artikel 81 Gw: wet gemaakt door regering en Staten-Generaal gezamenlijk (= de
vorm, de wijze waarop)
NB: “wet” in Grondwet = áltijd wet in formele zin!
NB2: zit “wet” of “wetboek” in de naam van een wet? Dan is het altijd een wet in
formele zin!
Een wet in materiële zin
Wet in materiële zin = bezien naar de inhoud van die wet = algemeen verbindend
voorschrift (a.v.v.’s)
Het gaat om regels die:
1.voor een onbepaalde groep personen geldt in de omstandigheden waarvoor de
regelgever ze heeft bedoeld (een ieder verbindend zijn)
2.voor herhaling toepasbaar zijn
3.externe werking hebben

Verschillende organen maken algemeen verbindende voorschriften:


CENTRAAL
•regering (Algemene maatregel van bestuur – art. 89 lid 1 Gw)
•minister (ministeriële regeling)

DECENTRAAL
•provinciale staten (provinciale verordening)
•gemeenteraad (gemeentelijke verordening)

Het wetgevingsproces (I)


•Procedure v.a. art. 81 Gw
•Het initiatief tot wetgeving ligt normaal gesproken bij de regering (de minister)
•Voorbereiding wetsvoorstel
•Start formele behandeling in de ministerraad
•Advies Raad van State (art. 73 Gw jo. art. 17 Wet RvS)
àWelke afdeling?
•Eventueel: aanpassingen (ministerraad)
•‘Koninklijke boodschap’ –
toezending aan Tweede Kamer

Het wetgevingsproces (II)


•Voorbereidend werk Tweede Kamer
•Commissies (zie: RvOTK)
•Art. 84 Gw – recht van amendement (let op artt. 9.5 en 9.6 RvOTK)
•Plenaire behandeling
•Art. 86 Gw (mogelijkheid tot intrekken)
•Art. 67 Gw (uitwerking: art. 8.23 e.v. RvOTK)

behandeling Tweede Kamer


schriftelijke fase
- meestal een vaste kamercommissie → onderzoek
- voorlopig verslag

mondelinge fase
- plenaire behandeling → art. 84 Gw, recht van amendement(wijzigingen
aanbrengen in het wetsvoorstel)
- plenaire behandeling → stemming over de artikelen en amendementen
→ stemming over het hele wetsvoorstel

wie hebben er recht op amendement→ tweede kamer, en ook de regering


als de minister wijziging amendement aanbrengt→ nota van wijziging
het kan ook nog worden ingetrokken→ maar wel alleen door de indiener kan het
worden ingetrokken

let op Eerste kamer geen recht van amendement


art. 88 agw → Welke wet→ de bekendmakingswet
na bekrachtiging is de wet nog niet in werking getreden

- staatsblad→ art. 4 van bekendmakingswet→ wetten in formele zin en


algemene maatregelen van bestuur worden in het staatsblad gepubliceerd

- staatscourant→ art. 5 sub a Bekendmakingswet→ materiële regelingen

Het wetgevingsproces (III)


•Behandeling Eerste Kamer
•Ook voorbereidend werk
•Ook een beraadslaging
•Maar: art. 85 Gw
→ Aanvaarden of verwerpen
→ Ontwikkeling van de houding van de Eerste Kamer
•Bekrachtiging door de Koning
•Art. 87 Gw (art. 47 Gw)

art 10 bekendmakingswet→ als er geen datum van inwerkingtreding is

een door de regering ingediend wetsvoorstel kan hangende de behandeling door de


Tweede Kamer alleen door de Tweede Kamer worden geamendeerd → fout, want
het kan ook door de minister, art. 84
Indien de Eerste Kamer een door de regering ingediend wetsvoorstel heeft aanvaard,
dan heeft de regering geen mogelijkheid meer om de wet tegen te houden→ fout,
want de regering heeft nog een mogelijkheid, de regering kan weigeren te
bekrachtigen(te tekenen)
tijdens de behandeling in Staten-Generaal heeft de regering het recht om het door
haar ingediende wetsvoorstel te wijzigen→ staten generaal is eerste en tweede
kamer, alleen tijdens behandeling tweede kamer recht van amendement→ deze
stelling gaat echt om het moment van wijzigen, art. 84 Gw lid 1

Initiatiefwetsvoorstel
- voorbereiding door kamerleden
- advies raad van State → art. 18 wet raad van state
- voorstel ingediend bij voorzitter tweede kamer en dan kan er weer advies
worden gevraagd
- 18 lid 2 WRvST
- beraadslaging TK
- openbare behandeling
- indiener verdedigt wetsvoorstel
heeft minister ook nog wat te zeggen→ art 9.23 lid 4 reglement van orde van de
tweede kamer

Tk neemt wetsvoorstel aan → gaat naar Ek


als Ek ook aanneemt dan moet het voor bekrachtiging naar de regering

niet vaak ingediend, maar wel belangrijke onderwerpen die worden aangekaart

Variant: het initiatiefvoorstel


•Het initiatief kan ook bij de Tweede Kamer liggen (art. 82 Gw)
•Eén of meer leden? Behandeld als een voorstel van de regering
Let op: art. 9.21 e.v. RvOTK

•Rol van de minister?


•Art. 18 Wet RvS
•Kan de regering het voorstel tegenhouden? → door niet te tekenen(bekrachtigen)
kan initiatiefwet worden tegengehouden
à Art. 81 Gw

Bekendmaking
•Na bekrachtiging moet de wet worden bekendgemaakt
•Zie artikel 88 Grondwet
•Welke wet wordt daar bedoeld?
à Bekendmakingswet

De grondwetsherzieningsprocedure: artikel 137


•Lid 1: de verklaringswet (let op: geen amendementen meer) en de eerste lezing
•Lid 2: het splitsingsrecht
•Lid 3: wat is hier gewijzigd?
•Lid 4: het splitsingsrecht
Maken: casus 3

137 Gw
moeilijke procedure want er zijn twee lezingen→ reden is om grondwet te
beschermen, dat er niet zo makkelijk wijzigingen gemaakt kunnen worden

eerste lezing is de procedure van een gewone reguleren wetsvoorstel→


tweede lezing is anders→ 2/3 meerderheid is nodig, geen recht van amendement er
kunnen geen wijzigingen meer aangebracht worden dus aannemen en verwerpen
ontbinding van de tweede kamer valt samen met reguliere verkiezingen→ maar was
eigenlijk bedoeld zodat volk zich kan uitspreken om wijzigen uit te voeren

College 10
Een ieder verbindende verdragsbepaling en
rechtstreeks werkend EU-recht

Statuut voor het Koninkrijk→

Grondwet → grondwetgever

Wet in formele zin → regering en staten-generaal samen

Algemene maatregel van bestuur→ regering, art. 89 lid 1 Gw staat dat avb bij
koninklijk besluit worden vastgesteld → art. 47 Gw ‘regering’

Ministeriële regeling → minister, art. 89 lid 4 Gw

Provinciale verordening→ provinciale staten

Gemeentelijke verordening/waterschapsverordening→ gemeenteraad, art. 127 Gw

Voorbeelden van lagere regelgeving


lagere regelgeving: alle regels die worden gemaakt door niet de wetgever in formele
zin, alles wat lager is dan Statuut, Grondwet, wet in formele zin

•Koninklijke Besluiten (artikel 89 lid 1 Grondwet), vooral Algemene maatregelen van


bestuur (AMvB’s )
•Ministeriële regeling
•Provinciale verordening
•Gemeentelijke verordening
•Wat kan daar nou instaan? Denk aan verkeersregels!

De wetgevende bevoegdheid
overheid mag niet zomaar regels maken, dat moet terug te vinden zijn in grondwet of
wet in formele zin
•Om een wet te maken, moet je een bevoegdheid hebben
•Waarom?
Legaliteitsbeginsel
“Ieder overheidsoptreden berust op een daaraan voorafgegane regel. Dat die regel
gemaakt mag worden, moet staan in de Grondwet.”
•Waar staat de wetgevende bevoegdheid?
Artikel 81 Grondwet
Twee manieren om regelgevende bevoegdheid te verkrijgen
1. de (Grond)wet kent een eigen, zelfstandige nieuwe bevoegdheid toe aan een
overheidsorgaan = attributie = artikel 81 Grondwet of artikel 127 Grondwet
→ de eerste geven overdracht van een bevoegdheid aan een orgaan, grondwet zegt
dat orgaan een bevoegdheid heeft, want dat is de basis daar ontstaan alle regels uit,
maakt nieuwe wetten
2. een al bestaande bevoegdheid wordt overgedragen door een overheidsorgaan
aan een ander overheidsorgaan = delegatie → doorgeven van bevoegdheid

Verkrijgen regelgevende bevoegdheid: attributie


Via attributie: verkrijging dus van eigen, zelfstandige nieuwe regelgevende
bevoegdheid:
Wie attribueert? Kan alleen gedaan worden door:
•Grondwetgever
•Wetgever in formele zin (art. 81 Gw)

Voorbeeld?
- art. 127 Gw van attributie

waarom is art. 127 Gw een vb van attributie van regelgevende bevoegdheid?


- hierin staat dat Provinciale staten en gemeenteraad een bevoegdheid krijgen om
bevorderingen vast te stellen
- dus: de grondwetgever attribueert hier een nieuwe bevoegdheid aan provinciale
staten en gemeenteraad om regels vast te stellen

wetten→ wet in formele zin


lagere organen→ regels(regelgevende bevoegdheid)
Waarom delegatie (van de wetgevende bevoegdheid)?
Via delegatie: de wetgever in formele zin mag de reeds via attributie verkregen
bevoegdheid overdragen aan een ander orgaan.
Of delegatie mag, hangt af van de terminologie in de Grondwet of in de wet in
formele zin!
Voorbeeld?

Waarom delegatie?
- lagere hebben vaak meer overzicht
- delegatie mag niet altijd, het doorschuiven van een bevoegdheid mag niet
zomaar daar zijn regels voor
•Ontlasten wetgever in formele zin
•Meer inzicht op decentraal niveau
•Hoe weet je of de wetgevende bevoegdheid gedelegeerd kan worden?

Delegatieterminologie
Als in de Grondwet staat:
•vormen van het werkwoord “regelen”.
•het woord “regels”
•“bij of krachtens de wet”
= attributie aan wetgever in formele zin + delegatie is toegestaan (wetgever in
formele zin mag regelgevende bevoegdheid overdragen aan ander orgaan).
Voorbeeld in de Grondwet?

art. 123 lid 1 Gw→ attributie: iemand(de wet) de bevoegdheid geven om provincies
en gemeenten op te heven → grondwetgever maakt hier een nieuwe bevoegdheid
en geeft deze bevoegdheid aan de wetgever in formele zin, want er staat ‘bij de
wet’--> er is dus sprake van attributie(doorschuiven mag niet)

art. 123 lid 2 Gw→ attributie en delegatie: ‘de wet regelt’: grondwetgever heeft een
nieuwe bevoegdheid gemaakt en kent het toe aan de wetgever in de formele zin,
wetgever in formele zin mag deze bevoegdheid overdragen aan een ander orgaan,

Als in de Grondwet staat:


•“bij de wet” of “bij wet”
•“de wet stelt vast”
Delegatie is niet toegestaan, dus de wetgever in
formele zin
zal zelf het onderwerp moeten regelen!
Voorbeeld in Gw?
(sub)delegatie vanuit een wet in formele zin
Wat was een wet in formele zin?
Wetgever in formele zin mag van de grondwetgever dus in bepaalde gevallen
delegeren aan een ander orgaan.
Daarna kan in de wet in formele zin dan staan:
•“Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld … =
delegatie door wetgever in formele zin aan regering

•“Bij provinciale verordening kunnen nadere regels worden gesteld …” = delegatie


door wetgever in formele zin aan provinciale staten
delegatie is dan dus wel toegestaan aan (weer) een ander orgaan.
Dat orgaan mag het vervolgens NIET weer overdragen aan nog een ander orgaan,
tenzij…

art. 2 lid 2 Gw
de wet regelt: delegatie is mogelijk
→ vreemdelingenwet 2000→ is een wet in formele(door het woord wet) en materiële zin

vreemdelingenbesluit: gemaakt door regering→ AMvB 89 lid 1 Gw jo 47 Gw regering


formele zin: nee
materiële zin: ja
- onbepaalde groep mensen
- herhaalde toepassing vatbaar
- externe werking

voorschrift vreemdelingen → ministeriële regering (89 lid 4 Gw)


formele zin: nee
materiële zin: ja
- onbepaalde groep mensen
- herhaalde toepassing vatbaar
- externe werking
vreemdelingencirculaire
formele zin: nee
materiële zin: nee
- geen externe werking
- geen A.v.v

Voorbeeld
Artikel 163, lid 8 WVW 1994, daarin staat: “Bij algemene maatregel van bestuur
worden nadere regels vastgesteld omtrent de wijze van uitvoering van artikel 160,
vijfde lid (…).”
- wetgever in formele zin schuift bevoegdheid door naar regering
- er staat ‘bij’ dus verder doorschuiven mag niet → geen subdelegatie
9.2 lid 5 Jeugdwet: “Bij ministeriële regeling kunnen Onze Ministers regels stellen
met betrekking tot de taakverdeling tussen de inspecties en de onderlinge
samenwerking van de inspecties.”
Subdelegatie mag hier dus niet. → want er staat ‘bij’
Tenzij… wanneer is subdelegatie wel toegestaan?
•In sommige gevallen kan de gedelegeerde bevoegdheid weer verder overgedragen
worden aan een ander, lager overheidsorgaan.
•Dit heet subdelegatie.
•In een wet in formele zin staat dan bijvoorbeeld:
- “bij of krachtens algemene maatregel van bestuur..”
- “bij of krachtens ministeriële regeling…”
•subdelegatie is door die terminologie toegestaan.

In schema

de woorden regelen of regels hebben geen betekenis buiten de Grondwet van delegatie
als het in de Grondwet had gestaan dat had het wel een bevoegdheid om te kunnen
delegeren

1. Manieren om regelgevende bevoegdheid te krijgen zijn via attributie en delegatie= goed

2. de Grondwetgever, de wetgever in formele zin en de wetgever in materiële zin kunnen


regelgevende bevoegdheid attribueren= fout

3. aan gemeenteraad is rechtsreeks de regelgevende bevoegdheid toegekend = goed


hoe noemen we de AVV die gemaakt worden op decentraal niveau:
decentralisatie: gemeente/ provincies→ decentraal niveau→ verordeningen, art. 123 Gw
of de wetgever

5. als in de Grondwet staat ‘krachtens de wet’ dan is delegatie van regelgevende


bevoegdheid geoorloofd= goed→ krachtens betekent door, dus je mag doorschuiven

6. als in de Grondwet staat ‘de wet stelt vast’ dan is delegatie geoorloofd= fout, er staat niet
bij of krachtens de wet of krachtens de wet

7. als in een wet formele zin staat ‘Bij algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld’ dan is subdelegatie geoorloofd= fout, er staat geen bij of krachtens
- de woorden regelen of regels hebben geen betekenis buiten de Grondwet, in de zin
staat regels, maar dat staat niet in de Grondwet maar in Amvb, dus heeft geen
betekenis, dit staat in een wet in formele zin

8. als in een wet in formele zin staat: Bij algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld, dan is sprake van attributie van regelgevende bevoegdheid= fout

9. als in een wet formele zin staat ‘Bij algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld’ dan moet de minister regels stellen= fout→ amvb wordt gemaakt door regering en
niet door minister… krijg bevoegdheid en kan niet doorschuiven naar minister

10. als in de grondwet staat ‘bij wet’ dan is er sprake van delegatie van regelgevende
bevoegdheid door de grondwetgever aan de wetgever in formele zin= fout, dit is attributie, de
grondwetgever creëert alles

11. als in de grondwet staat bij wet dan is attributie door wetgever in formele zin aan lager
orgaan mogelijk= fout, moet alles zelf regelen

College 11 en 12

De drie staatsmachten
In de Grondwet wordt nog steeds de klassieke driedeling (trias politica) gevolgd:
wetgeving (H3 Grondwet)

bestuur (H2 Grondwet)

rechtspraak (H6 Grondwet)

Verschil rechterlijke macht en andere staatsmachten


Wetgevende: rechter geeft concrete beslissingen, terwijl de wetgever algemene
regels maakt (algemeen verbindende voorschriften)
Uitvoerende: in de rechtspraak gaat het bij het beslissen om de wetmatigheid en
rechtmatigheid, terwijl bij de bestuursfunctie (uitvoering) het realiseren van politieke
of beleidsdoelstellingen voorop staat.
verschil= wetgever: als je regelgevende bevoegdheid hebt dan maak je algemene
regels, die voor iedereen verbindend zijn, maar de rechter beslist in een zaak,
rechter neemt geen concrete beslissingen in een bepaalde zaak
uitvoerende macht= nemen ook beslissingen
wat is het verschil?--> rechter toets alleen aan de wet en het recht, maar een
bestuursorgaan toetst ook aan andere dingen(beleidsdoelen),
→ iemand vroeg in een gemeente een vergunning aan om een oprit aan te mogen
leggen, toen kreeg ze het antwoord dat het niet mocht. Ze moest wel geld betalen
van 1200 euro, om het antwoord ‘nee’ te horen. Ze werd toen opgebeld en er werd
gezegd, dit besluit is rechtmatig, want het mocht zo gegeven worden, maar ze
vonden het bedrag aan de hoge kant en daarom is dat gematigd, ze hoefde nog 25%
te betalen.
dit is dus het verschil tussen wat de rechter doet en de uitvoerende macht doet→ die
hoeft niet alleen aan de rechtmatigheid te toetsen, maar kan ook aan andere dingen
toetsen

Checks & balances?

Functie Rechtspraak=
het nemen van concrete en bindende beslissingen in een geschil door een overheidsambt
dat daarbij de rechtens relevante feiten vaststelt en op grond van rechtmatigheidscriteria een
oordeel uitspreekt

De rechterlijke macht
Hoofdstuk 6 Grondwet
•Artikel 112 lid 1 Gw: aan de rechterlijke macht is opgedragen de berechting
van geschillen over burgerlijke rechten en schuldvorderingen
de grondwetgever geeft een bevoegdheid aan de rechterlijke macht, attributie
door grondwetgever aan rechterlijke macht, bevoegdheid: berechting van
geschillen over burgerlijke rechten en schuldvorderingen
kan rechterlijke macht bevoegdheid overdragen: er staat nergens iets dat het
mag, dus het hoort bij de rechterlijke macht thuis
•Artikel 113 lid 1 Gw: aan de rechterlijke macht is voorts opgedragen de
berechting van strafbare feiten

Artikel 116 lid 1 Gw:


De wet wijst de gerechten aan die behoren tot de rechterlijke macht.
hier wordt een opdracht gegeven door grondwetgever aan de wetgever in formele zin
om gerechten aan te wijzen die behoren tot de rechterlijke macht= attributie
de Wet RO is hieruit voortgekomen

is art. 116 lid 1 Gw in overeenstemming met de Trias Politica?


nee, want wetgever in formele zin bemoeit zich met de rechterlijke macht, dit is een
inbreuk op TP→ dit is wel Checks & Balances

Belangrijkste wettelijke regeling is de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO).


Art. 2 Wet RO = tot de rechterlijke macht behoren:
•rechtbanken (incl. sector kanton, art. 47 Wet RO)
•gerechtshoven
•Hoge Raad

Maar ook:

Gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren


We kennen naast de rechterlijke macht andere bijzondere gerechten, zoals
bijvoorbeeld de
- Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State → algemene hoger
beroepsrechter in beroep rechtelijke geschillen.
- centrale raad van beroep→ houdt zich bezig met sociale zekerheid geschillen,
sociaal zekerheidsrecht
- college van beroep van het bedrijfsleven→ economische bestuursrecht
à Artikel 112 lid 2 Gw (jo art. 73 lid 2 Gw)

De onafhankelijke rechter
Grondwetgever heeft expliciet de zelfstandige en onafhankelijke positie van de
rechterlijke macht t.o.v. de andere staatsmachten willen vastleggen in de Grondwet!
Waar staat dit in de Gw?

à Zie artikel 117 Gw = basis onafhankelijkheid:


•benoeming voor het leven (lid 1) ze hoeven niet bang te zijn, dat ze hun baan
zou verliezen door een uitspraak waar andere het niet mee eens zijn
•schorsing en ontslag rechter door gerecht van rechterlijke macht (lid 3)
Is de rechterlijke macht wel volledig gescheiden van de andere twee machten? Kijk
eens goed in artikel 117 en 118 Gw! → 118 Gw is C&B
à Waarom? Checks & balances!
de regering zou graag controle willen uitoefenen maar dit is TP
aan de ene kant is de benoeming TP, maar er zijn ook veel elementen van C&B bijv.
- lid 1 art. 117 Gw→ bij koninklijk besluit→ de regering
- lid 2 bij de wet te bepalen
- lid 3 bij de wet bepaalt
- de wet regelt

art. 117 Gw→ stelt dat rechters voor het leven worden benoemd, hoe zit het dan met de 3
rechters die niet tot de rechterlijke macht behoren?
- art. 6 EVRM! → recht op eerlijk proces,
- wie legt het EVRM uit→ het EHRM
- in Nederland ook heel belangrijk, want in Grondwet is hier niet veel over geregeld

Rechterlijke onafhankelijkheid
•Nauw verband met art. 6 EVRM!
•Persoonlijke onafhankelijkheid: rechtspositionele onafhankelijkheid, zie m.n. art.
117 lid 1 en lid 2 Gw

•Zakelijke onafhankelijkheid(functionele): de rechter kan onafhankelijk en vrij


beslissen in een individuele zaak (denk aan de rechtbank in Den Haag over de
avondklok)
rechter kan naar eigen geweten beslissen en geen aanwijzingen moet aannemen/
opvolgen, de beslissingsvrijheid, geen aanwijzingen door andere, staat niet in
grondwet maar in art. 6 EVRM
Rechterlijke onpartijdigheid
•Nauw verband met artikel 6 EVRM
•Subjectieve onpartijdigheid: de persoonlijke overtuiging van een specifieke
rechter in een bepaalde zaak
vooringenomenheid, je hebt al een vooroordeel
•Objectieve onpartijdigheid: heeft betrekking op het instituut en of dat voldoende
waarborgen biedt om ervoor te zorgen dat het onpartijdig is
bij wraking wordt de onpartijdigheid in twijfel getrokken

Rechtsvinding of rechtsvorming
•De rechter doet aan rechtsvinding
•Niet te veel aan rechtsvorming
•Die grens is vaag!
•Illustratief: de Urgenda-zaak

rechtsvorming: rechter maakt algemene regels en dat is niet de bedoeling, rechter


mag dat niet doen, hij dwaalt dan te veel af van de wettekst→ problematisch vanuit
trias politica, want een rechter is niet democratisch gelegitimeerd hij is niet
democratisch gekozen, hij moet niet zelf regels verzinnen maar zich aan de wet
houden
voorbeeld van rechtsvorming: eu-rechters hebben zelf bedacht en vastgesteld dat
eu-recht supranationaal recht is

Interpretatiemethoden
•Basis: volgens de wet rechtspreken (art. 11 Wet AB)
•Wetshistorische interpretatiemethode: kijken naar hoe de wet oorspronkelijk
bedoeld is, bijvoorbeeld door de wetsgeschiedenis te analyseren
•Grammaticale of taalkundige interpretatiemethode: kijken naar de letter van de
wet en de taalkundige betekenis→ spraakgebruik, het hoeft niet perse te zijn dat er
wordt verwezen naar een woordenboek, maar het kan ook naar spraakgebruik
worden verwezen
•Systematische interpretatiemethode: kijken naar het systeem van de wet en hoe
dat ‘in elkaar haakt’
•Teleologische interpretatiemethode: kijken naar hoe een wet in de maatschappij
van vandaag de dag bedoeld is

Het toetsingsverbod
Artikel 120 Gw: “De rechter treedt niet in de grondwettigheid van wetten en
verdragen.”
Wat betekent dit?
1) De rechter is niet bevoegd om een wet in formele zin of een verdragsbepaling
zowel op inhoud als op de wijze van totstandkoming te toetsen aan de Gw oftewel de
rechter mag niet bekijken of een wet in formele zin in strijd is met de Gw.
2) De rechter is wel bevoegd om een wet in formele zin te toetsen aan normen van
EU-recht/internationaal recht.

toetsingsgebod 94 gw

rechter kijkt of regels met elkaar in overeenstemming zijn


hoofdregel, rechterlijke activiteit: rechters toetst(checkt) lagere regels aan hogere regels
→ uitzondering art. 120 Gw, daarin staat dat de rechter een wet in formele zin niet mag
toetsen aan de grondwet

wat is de achterliggende gedachte, reden waarom art. 120 Gw bestaat? → de


onschendbaarheid van de wet in formele zin, niemand mag iets over de wet zeggen, of
checken of de wet goed is

art. 120 gw is een voorbeeld van de trias politica


zijn wetten in formele zin onschendbaar? → nee, van de onschendbaarheid van de wet in
formele zin is niet veel meer over, want wetten in formele zin moeten getoetst worden aan
een ieder verbindende bepalingen van internationaal recht plus rechtsstreekswerkend
eu-recht→ dit is het toetsings gebod
waar staat dat ieder verbindende bepalingen voorgaan? → art. 93/93 Gw

art. 11 en 12 Wet algemene bepalingen


art. 4 Wet algemene bepalingen→ legaliteitsbeginsel
initatief

Gevolg? Zie normenhiërarchie:

eu-recht heeft art. 93/93 niet nodig om door te werken

doel of strekking = theologische methode→ telos= doel→ dia 15


blijkens de wetsgeschiedenis= wetshistorische methode → wetsgeschiedenis,
totstandkoming(sgeschiednis) van de wet→ dia 15
binnen een wet worden verbanden gelegd binnen een uitspraak= systematische methode→
onderlinge verbanden in een wet, bijv. er wordt een verband gelegd met een ander artikel
grammaticale methode→ dia 13

Opdrachten
College 1 en 2

Praktijkopgaven

Casus 1:
Lees onderstaand artikel:
Huishoudens met stadsverwarming nog jaar vast aan hoge gasprijs[1]
Huishoudens met stadsverwarming moeten mogelijk tot in 2023 een hoge
energieprijs betalen. Voorlopig komt er namelijk geen ontkoppeling van de
energieprijs voor warmtenetten en de gasprijs.
Minister Jetten voor Klimaat en Energie zei in februari dat hij een "eerlijke prijs" wil
voor stadswarmte. Dat is warmte die vrijkomt in bijvoorbeeld een elektriciteitscentrale
of een afvalverwerker.
De prijs van deze soort milieuvriendelijke warmte wordt bepaald door de gasprijs en
die is de afgelopen tijd fors gestegen. De wet waarin Jetten de ontkoppeling wil
regelen is pas later - in 2023 - klaar, waardoor het langer gaat duren.
Naar schatting hebben ongeveer een half miljoen Nederlandse huishoudens hun
warmte in huis via een warmtenet. Huishoudens met stadswarmte kunnen niet zelf
hun energieleverancier kiezen. Daarom bepaalt toezichthouder Autoriteit Consument
en Markt (ACM) wat de maximale tarieven zijn, op basis van de gasprijs. En dat is
raar, zeggen de gemeenten, de Woonbond, Consumentenbond en Vereniging Eigen
Huis: het grootste deel van de kosten van de leveranciers staat helemaal los van de
gasprijs.
Het is een frustratie van veel huishoudens met stadsverwarming dat ze een steeds
hogere energierekening krijgen, terwijl ze geen gas gebruiken. De vertraging van de
gehoopte ontkoppeling komt onder meer omdat Jetten in de nieuwe Warmtewet ook
afspraken wil maken over het eigenaarschap van de warmtenetten. Daarover is nog
veel overleg nodig. Jetten zei vanochtend dat het om een complexe wet gaat en dat
hij ernaar streeft de wijziging voor het eind van het jaar in te dienen.
GroenLinks-Kamerlid Kröger en Grinwis van de ChristenUnie zijn teleurgesteld. Ze
hadden gehoopt dat Jetten de ontkoppeling uit de warmtewet zou halen en met
spoed zou invoeren, maar daar gaat de minister niet in mee. "Kun je geen tijdelijke
regeling invoeren waardoor je die prijzen loskoppelt?", vraagt Kröger zich af. "Ik baal
hier wel van dat het nu langer duurt", zegt Grinwis.
Deadline
Het gevolg is dat ook de komende winter gebruikers van een warmtenet zitten met
de hoge energieprijs. Inmiddels ligt de prijs voor klanten van een warmtenet wel iets
onder de gasprijs, blijkt uit onderzoek van DWA en het verschilt sterk per warmtenet.
Komende winter zitten de klanten van het warmtenet nog met de hoge prijs, maar de
ChristenUnie stelt wel een nieuwe deadline. "Die wet moet wel echt in 2023 van
kracht gaan worden, zodat er in de volgende winter van eind 2023 wel een
rechtvaardige warmteprijs is voor deze mensen."
Volgens Jetten controleert de Autoriteit Consument en Markt warmtebedrijven
overigens nu al extra op de prijzen en grijpt die zonodig in. Minister Jetten, de
minister voor Klimaat en Energie, is onder andere verantwoordelijk voor het
energiebeleid in Nederland. Door de situatie in Oekraïne is de energierekening
behoorlijk gestegen en dat valt onder het beleidsterrein van minister Jetten. Het ziet
er niet naar uit dat dit op korte termijn opgelost kan worden.
Stel je voor dat kamerlid Wilders een motie van wantrouwen indient tegen
minister Jetten omdat een oplossing voor de hoge energieprijzen uitblijft en
dat deze motie wordt aangenomen. Op grond waarvan moet minister Jetten
dan opstappen? Is dat een bron van het staatsrecht?
een motie van wantrouwen heeft als gevolg dat de minister zijn ontslag moet
indienen
vertrouwensregel→ nederlandse constitutie(grondwet)
een motie van wantrouwen zegt het vertrouwen op, motie van wantrouwen is een
ongeschreven regel
Casus 2
Nederland is een democratische rechtsstaat. Uit welke bepalingen uit de Gw blijkt
dit? Maak hierbij onderscheid tussen de rechtsstatelijke en democratische
component.
rechtsstatelijke component → hoofdstuk 2, 3 en 6 Grondwet (casus 5)
- onafhankelijke rechtspraak - hoofdstuk 6 Gw, art. 117 lid 1 Gw → het element
voor het leven benoemd, als je eenmaal rechter bent hoef je niet bang te zijn
dat je door een uitspraak ontslagen te worden
- grondrechten - hoofdstuk 1 Gw→ art. 20 lid 1 Gw, art 21 Gw
→ klassieke grondrechten→ rechtsstaat
democratische component → art. 50 ev. Gw
de staten generaal vertegenwoordigen het hele nederlandse volk → het volk wordt
gerepresenteerd

De Nederlandse staat is democratisch, omdat de burgers kiezen wie het land


regeert. En de Nederlandse staat is een rechtsstaat, omdat iedereen zich aan het
Nederlandse recht moet houden: burgers, organisaties en overheid.

Casus 3

Lees artikel 2.4 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Pas dit
artikel toe op de vier hoofdvragen van het staatsrecht.

Burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal
worden of wordt uitgevoerd, beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning,
behoudens in gevallen als bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid.

1. Welke bevoegdheid komt toe aan een orgaan? beslissen op de aanvraag om een
omgevingsvergunning
2. Wat is de reikwijdte van die bevoegdheid? binnen het betrokken project
3. Wat zijn de grenzen van de bevoegdheid? er moet rekening worden gehouden met
beginselen van behoorlijk bestuur
4. Wie ziet toe op de naleving van de bevoegdheidsgrondslag?

Casus 4:
Zoek bij ieder vereiste van de representatieve democratie een bepaling uit de
Nederlandse constitutie waaruit blijkt dat Nederland inderdaad een representatieve
democratie is. Die kun je vinden door de volgende vraag te beantwoorden: waar
wordt geregeld dat…

1. Verkiezingen regelmatig plaatsvinden → art. 52 Gw, art C1 Kieswet


2. Verkiezingen geheim zijn → art 53 lid 2 Grondwet, art J15 Kieswet
3. Iedere stem even zwaar weegt → art 53 lid 1 Grondwet
4. Toegang tot verkiezingen algemeen gewaarborgd is art B1 Kieswet, art 54 lid
1 Gw
5. Kandidaatstelling transparant geregeld is en algemeen toegankelijk → art 4
Grondwet, art 56 Grondwet
6. Het tellen met waarborgen omkleed is art J16 lid 2 Kieswet, art O1 en 2
Kieswet
leer de 6 eisen ook

Casus 5:
We kennen in Nederland, net zoals in het overgrote deel van Europa, een scheiding
der machten. Deze machten bewaken elkaars functioneren.

1. Hoe wordt deze machtenscheiding genoemd? trias politica


2. Welke staatsmachten zijn er? Geef bij iedere staatsmacht een voorbeeld uit
de Nederlandse Grondwet.
De wetgevende macht bestaat uit het parlement en de regering. Het
parlement bestaat uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer hoofdstuk 3
De uitvoerende macht bestaat uit de regering hoofdstuk 2
De rechterlijke macht in Nederland bestaat uit de rechters en het Openbaar
Ministerie hoofdstuk 6

3. Is deze machtenscheiding absoluut? Beargumenteer je antwoord met een


artikel uit de Grondwet.
art. 81 Gw checks en balances laat zien dat de machtenscheiding in de
grondwet niet absoluut is

Casus 6:
Ga aan de hand van de vereisten die Heringa geeft, na of Frankrijk een staat is.
1. Een organisatie → regering onder leiding van de president
2. Die betrekking heeft op een bepaald grondgebied →ja
3. Op dat grondgebied gezag uitoefent (over de groep mensen) → de regering
oefent gezag uit over de groep mensen en dat lijkt geaccepteerd te worden
4. Daarvoor een geweldsmonopolie heeft (alleen de staat mag geweld
gebruiken, gewone mensen mogen dat niet) ja dat is zo
5. Waar (interne) soevereiniteit geldt (staat mag zelf zijn koers bepalen, mag zelf
bepalen wat de staat bepaalt, dat mogen andere staten niet doen) er is een
interne macht en die bepaalt zijn eigen koers
6. Eenheid van bevolking (kenmerk) (gevoel van verbondenheid) ja

7. Erkend zijn als staat door andere staten(dan kan je handelsbetrekkingen


aangaan en handels sluiten) frankrijk is erkend door iedereen
8. Externe soevereiniteit(bijv. een andere staat mag niet zomaar een staat
binnen vallen) ja, dat is zo

College 3
Casus 1:
Geef gemotiveerd aan of de volgende stelling juist of onjuist is. Vermeld indien
mogelijk het wetsartikel.
1. De Koninkrijksregering draagt die naam omdat die regering bestaat uit de
koning, de Nederlandse ministers en de gevolmachtigde ministers van Aruba,
Curaçao en St. Maarten. onjuist, omdat de gevolmachtigde ministers niet bij de
koninkrijksregering zit
2. Tussen de raad van ministers van het koninkrijk en de ministerraad zit geen
verschil: ze hebben allebei exact dezelfde samenstelling. art 7 Statuut

Casus 2:
Afgelopen zomer was er een hoop commotie in Tubbergen. De staatssecretaris van
Asiel en Migratie passeerde immers het gemeentebestuur en besloot dat het COA
driehonderd asielzoekers kan gaan huisvesten in een hotel. Lees het volgende artikel
en beantwoord de vragen:
Protest bij hotel Albergen waar kabinet asielzoekers wil opvangen[1]
Door onze nieuwsredactie
16 aug 2022 om 19:39
Een groep demonstranten heeft deze nacht geprotesteerd bij het hotel in Albergen
waar het kabinet asielzoekers wil opvangen. Volgens Tubantia ging het om enkele
honderden mensen die het 'onacceptabel vinden' dat het kabinet haar besluit erdoor
wil drukken. De staatssecretaris van Asiel en Migratie liet eerder weten voorbij te
gaan aan eventuele bezwaren van de gemeente Tubbergen tegen de opvang van
asielzoekers.
Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) krijgt daarmee een vergunning om
tot driehonderd asielzoekers te huisvesten in het hotel. Tot woede van de betogers
die deze nacht protesteerden tegen de beslissing van het kabinet. Volgens een
verslaggever waren er vooral veel jongeren aanwezig. Betogers plaatsten een
protestbord met de tekst 'Albergen zegt nee tegen AZC!' tegen de gevel van het
hotel. Eerder op de avond werden er vuurpijlen afgeschoten. Een verslaggever die
ter plaatse was, noemde de sfeer 'gemoedelijk'. Er waren twee agenten aanwezig,
maar die hoefden niet in te grijpen.
Vorige week maakte het kabinet bekend dat het bestemmingen van gebouwen die
als azc kunnen fungeren kan aanpassen als een gemeente blijft weigeren. "En die
stap neemt het kabinet nu", schrijft staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel) in een
brief aan de Tweede Kamer. Het is de eerste keer dat het kabinet een dergelijke
beslissing neemt.
Van der Burg schrijft dat het kabinet samen met het COA, gemeenten en
veiligheidsregio's de mogelijkheden heeft onderzocht om asielzoekers op korte
termijn te kunnen opvangen. Dat heeft nog niet geleid tot een doorbraak.
Het COA heeft het hotel in het zo'n 3.600 inwoners tellende Overijsselse dorp
gekocht. Het kan op dit moment tachtig gasten ontvangen, meldt Van der Burg. "De
nood is heel hoog", licht Van der Burg het besluit toe. "Zonder maatregelen komen
we in oktober duizenden opvangplekken tekort." Het COA heeft al maanden moeite
om asielzoekers op te vangen in het aanmeldcentrum en te begeleiden naar
asielzoekerscentra.
Om in het hotel asielzoekers te kunnen opvangen, moet het bestemmingsplan
worden aangepast. Het COA is volgens Van der Burg bezig met een aanvraag
daarvoor.
a. Waar in de Grondwet staat hoe de toelating van vluchtelingen wordt geregeld?
In welke wet wordt dat geregeld?
art. 2 lid 2 Grondwet, de vreemdelingenwet is hieruit toegekomen, De
Vreemdelingenwet regelt de toelating en uitzetting van vreemdelingen, het toezicht
op vreemdelingen die in Nederland verblijven en de grensbewaking
b. Is de toelating van vreemdelingen (of: vluchtelingen) een zaak van Nederland
of een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden? Beargumenteer je antwoord.
art. 3 lid 1 sub g Statuut

Casus 3:
Koning Willem-Alexander en Koningin Máxima brachten, na een lange corona
onderbreking, op uitnodiging van Duitse bondspresident Frank-Walter
Steinmeier een staatsbezoek aan de Bondsrepubliek Duitsland. Het bezoek
vond plaats van maandag 5 juli 2021 tot en met woensdag 7 juli 2021.

a. Welke twee posities bekleedt de Koning binnen ons staatsrechtelijk bestel?


staatshoofd

b. In het kader van welke positie legde de Koning zijn staatsbezoek aan de
Bondsrepubliek Duitsland af?

In de zomer van 2018 bezocht het koningspaar van Nederland het eiland
Curaçao, zie bijvoorbeeld meer
https://www.telegraaf.nl/nieuws/2241422/koningspaar-bezoekt-curacao

c. Waar is geregeld dat Koning Willem-Alexander ook de koning is van


Curaçao? art 1 en 1a Statuut
d. Maakt de Koning ook, net als dat voor Nederland geldt, deel uit van de
regering van Curaçao?
art 2 lid 1 Statuut
art 2 lid 2 Statuut→ tegenwoordig …

Casus 4:
Stel dat Koning Willem-Alexander in 2030 afstand wil gaan doen van het
koningschap. Amalia voelt de bui al hangen en heeft er absoluut geen zin in
om Koning te worden.

a. Kan zij op één of andere manier onder het koningschap uit en zo ja, op welke
manier?

We gaan er in het vervolg van de vraag vanuit dat Amalia minderjarig is. Stel
dat Koning Willem-Alexander onverwacht komt te overlijden. Het koningschap
gaat dan over op Amalia volgens artikel 24 en artikel 25 Grondwet.

b. Heeft Amalia dan ook het koninklijk gezag? Beargumenteer waarom wel of
niet en geef aan bij wie het koninklijk gezag terecht komt.

[1] NU.nl,
(https://www.nu.nl/binnenland/6218096/protest-bij-hotel-albergen-waar-kabinet-
asielzoekers-wil-opvangen.html?redirect=1), geraadpleegd op 1 december
2022.

College 4, 5 en 6
Casus 1:

Lees onderstaand artikel[1] door en beantwoord de bijbehorende vragen.

Ministers klaagden over kritische kamerleden, blijkt uit openbaar


gemaakte notulen
Ministerraad Uit de notulen blijkt dat ministers zich vaak ergerden aan kritische
Kamerleden. Met name Pieter Omtzigt (CDA) wordt vaak genoemd.
De notulen van de ministerraad uit 2019 die gaan over de Toeslagenaffaire zijn
maandagavond openbaar gemaakt. In een bijbehorende brief aan de Tweede Kamer
schrijft demissionair premier Mark Rutte (VVD) dat het kabinet aangifte doet van het
lekken van de betreffende notulen.

Uit de notulen blijkt dat ministers zich vaak ergerden aan kritische Kamerleden. Met
name Pieter Omtzigt (CDA) wordt vaak genoemd, maar ook zijn VVD-collega Helma
Lodders krijgt kritiek om de vragen die ze stelde. Zo beklaagde op 12 juli 2019 minister
Koolmees (Sociale Zaken, D66) zich over de „gezamenlijke strijd” van Pieter Omtzigt en
de VVD-fractie met de SP tegen staatssecretaris Snel (D66). Koolmees is „zeer
ontstemd’, omdat ze ‘weinig behulpzaam’ zijn ‘bij het oplossen van de onderliggende
problemen’, zo staat in de notulen te lezen.

De kritische houding van Kamerleden van coalitiefracties wordt vaak afgedaan als
profileringsdrang. Zo toonde premier Rutte ‘weinig begrip voor woordvoerders van
coalitiefracties die zich in de media trachten te profileren”, staat te lezen in de notulen.
De ministerraad sprak over „het vraagstuk van activistische woordvoerders van
coalitiefracties”. „Niet alleen bij de VVD- en CDA-fracties, maar ook bij de andere twee
coalitiefracties [D66 en ChristenUnie, red.].” Ook in zijn eigen CDA werd met argusogen
naar Omtzigt gekeken. Wopke Hoekstra en zijn CDA-collega Hugo de Jonge hebben
„veel tijd en energie gestoken in het sensibiliseren van de heer Omtzigt, met overigens
beperkt succes.”

Minister Sigrid Kaag (Buitenlandse Handel, D66) „laat weten minder moeite te hebben
met het verschijnsel dat leden van de coalitiefracties in de Tweede Kamer zich openlijk
tegen het kabinet afzetten.” Volgens Kaag is het „immers in een democratie een gezond
teken dat er fel wordt gedebatteerd.”

Het kabinet keurt „ten zeerste” af dat er stukken zijn gelekt die mogelijk als staatsgeheim
te boek staan, zo schrijft Rutte in de bijbehorende Kamerbrief. Notulen van de
ministerraad blijven gewoonlijk twintig jaar geheim; het lekken ervan is mogelijk een
misdrijf. Daarvan doet het kabinet nu aangifte.

Rutte besloot de betreffende notulen afgelopen vrijdag toch openbaar te maken naar
aanleiding van een publicatie door RTL Nieuws. Op basis van bronnen die de notulen
hadden ingezien, schreef RTL dat het kabinet doelbewust informatie over de
Toeslagenaffaire had achtergehouden. Het kabinet zou in de ministerraad hebben
besloten bepaalde informatie over de affaire niet te delen met de Tweede Kamer.

1. Het ‘sensibiliseren’ (ofwel: monddood maken) van de heer Omtzigt door ministers
Hoekstra en De Jonge lijkt strijdig te zijn met een juridische norm. Welke norm is dat en
waar is die norm vastgelegd?

stemmen zonder last, art 67 Gw

2. Leg uit of een partij of fractie een kamerlid kan dwingen zijn of haar zetel af te staan als
het kamerlid afstand neemt van het verkiezingsprogramma van die partij of afwijkt van
het standpunt van de fractie in een bepaalde kwestie.

nee, dat kan niet art. 67 lid 3 Gw→ de zetel is van de gekozen en niet van de partij. Uit de
fractie gezet worden of zelf uit de fractie gaan kan wel, maar niet je zetel opgeven. Let op!
Zetel kan nooit afgepakt worden, maar je kan het zelf wel opgeven

3. Op welke wijzen kan het lidmaatschap van een kamerlid definitief eindigen? Noem er
tenminste drie en vermeld de relevante wetsartikelen.
- bij overlijden, art. X1 lid 3 kieswet
- art. X3 kieswet
- ontslagneming, art. X2 kieswet
- kamerontbinding, art. 64 Gw
- zittingsduur, art. 52 lid 1 Gw
- art. X10 kieswet niet, want gaat over tijdelijke beëindiging dus niet goed

Casus 2:
Zie bovenstaande motie en beantwoord de volgende vragen.

1. Wat voor motie heeft kamerlid Van Haga ingediend, met welke ongeschreven
staatsrechtelijke rechtsregel staat deze motie in verband en op welke manier?

motie van wantrouwen→ want het vertrouwen in het kabinet wordt opgezegd, het staat in
verband met de ongeschreven vertrouwensregel

2. Lees het volgende artikel en beantwoord de vraag:[2]


NOS Nieuws

Donderdag 18 augustus, 08:48

'Jan modaal staat er slechter voor op woningmarkt dan ooit'

Wie als alleenstaande met een modaal inkomen op zoek is naar een koophuis kan het in vrijwel heel Nederland
wel vergeten. Volgens hypotheekadviseur De Hypotheker is slechts één procent van het complete huizenaanbod
in Nederland bereikbaar voor deze groep mensen. Dat was vorig jaar nog 3,3 procent en in 2020 4,7 procent.

Grootste oorzaak is de stijging van de hypotheekrente in het eerste half jaar van 2022. Vorig jaar kon iemand met
een modaal inkomen (38.000 euro per jaar) nog een hypotheek krijgen van 188.000 euro. Maar dat is nu nog
maar 171.000 euro, bij de huidige marktrente van 3,6 procent.

De situatie in de provincies Flevoland, Noord-Brabant en Utrecht is het meest nijpend. In Limburg, Groningen en
Zeeland zijn de kansen op een koophuis iets groter, maar nog altijd minimaal.

De situatie voor tweeverdieners is iets beter, maar verslechtert ook. Wie samen een inkomen heeft van 65.000
euro, kan dit jaar 304.000 euro lenen. Vorig jaar was dat nog 344.000 euro. Daarmee is volgens De Hypotheker
20 procent van het woningaanbod bereikbaar. Vorig jaar was dat nog 36 procent.

Nul aanbod in grote steden

"Het ziet er niet best uit", zegt commercieel directeur Menno Luiten van De Hypotheker in het NOS Radio 1
Journaal. "Jan modaal staat er slechter voor dan ooit." Singles kunnen het bijvoorbeeld helemaal vergeten in drie
van de vier grote steden. Daar is er voor deze groep helemaal geen aanbod meer. "In Den Haag, Amsterdam en
Utrecht is het aanbod nul", zegt Luiten. "Rotterdam scoort iets beter, maar daar is het ook maar een half procent."

Luiten denkt niet dat de hypotheekrente de komende tijd nog heel veel verder zal stijgen. "Op basis van de
informatie die wij op dit moment hebben, zien we dat bij met name de langere rentevaste periodes de ergste
stijging er nu wel uit is. Sinds een maand zien we dat de geldverstrekkers de rente op met name de langere
periodes ietsjes aan het verlagen zijn. Maar hoe dat na de toekomst en komende maanden eruit gaat zien, daar
is geen peil op te trekken."

Minder bouwvergunningen

De meeste woningzoekenden profiteren dus niet van de zeer voorzichtige afkoeling van de woningmarkt en de
toename van het aantal te koop staande woningen. Ook zijn er steeds meer berichten van huizenkopers die niet
meer enorm hoeven overbieden bij de aankoop van een huis.
Of de situatie voor starters de komende jaren zal verbeteren is maar zeer de vraag, want naast de hoge
hypotheekrente is ook sprake van een groot woningtekort. Het CBS meldt vanochtend dat er in het tweede
kwartaal van dit jaar voor 15.200 huizen een bouwvergunning werd afgegeven, 27 procent minder dan in het
tweede kwartaal van vorig jaar.

Het Rijk heeft vorig jaar en dit jaar een miljard toegezegd aan gemeenten om meer huizen te laten bouwen.
Volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken levert die zogeheten woningbouwimpuls bijna 140.000 huizen op.
Maar de Rekenkamer was eind juni kritisch en stelde dat het niet aan te tonen is dat het geld ook heeft geleid tot
meer woningen.

Vraag: minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening De Jonge is politiek verantwoordelijk voor het feit
dat er te weinig huizen gebouwd zijn. Als de Tweede Kamer hem hierop wil aanspreken, maar een motie van
wantrouwen te zwaar vindt, welke mogelijkheden heeft de Tweede Kamer dan?

motie van afkeuring en of treurnis

Casus 3:
In Nederland kennen we in zowel de Eerste- als de Tweede Kamer een stelsel
van evenredige vertegenwoordiging.

1. Noem ten minste één voordeel en ten minste één nadeel die inherent zijn
aan het stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
voordeel: kleine partijen krijgen een kans nadeel: versplintering

2. Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging brengt met zich mee dat
wanneer een politieke partij de kiesdeler haalt, die partij in de Kamer
komt. Hoe wordt de kiesdeler berekend?
aantal geldig uitgebrachte stemmen gedeeld door aantal zetels, art. P 5
Kieswet

Casus 5:

Naast de twee staatsrechtelijke posities neemt Koning Willem-Alexander ook de positie als
privépersoon in. In deze hoedanigheid is Koning Willem-Alexander samen met zijn gezin
tijdens de herfstvakantie in 2020 naar Griekenland gevlogen om aldaar in zijn vakantiehuis te
verblijven. Dit heeft veel ophef veroorzaakt, waardoor Koning Willem-Alexander zich
genoodzaakt voelde om zijn vakantie af te breken en weer terug te keren naar Nederland.
Lees eerst onderstaand artikel door en beantwoord daarna de bijbehorende vraag.

Koning Willem-Alexander breekt vakantie Griekenland af na ophef, Rutte wist van vliegreis

Koning Willem-Alexander en koningin Máxima hebben hun vakantie in Griekenland


afgebroken. Dat lieten ze weten via de Rijksvoorlichtingsdienst. ,,We zien de reacties van
mensen op berichten in de media. En die zijn heftig, en die raken ons.” Premier Rutte was op
de hoogte van de vakantiereis. ,,De minister-president is te allen tijde ministerieel
verantwoordelijk”, aldus een woordvoerder.

In een verklaring laten de Oranjes blijken de kritiek op hun vakantie serieus te nemen. ,,We
willen er geen enkele twijfel over laten bestaan: om het Covid-19-virus eronder te krijgen is
het noodzakelijk dat de richtlijnen worden nagevolgd. De discussie naar aanleiding van onze
vakantie draagt daar niet aan bij.” Vrijdagmiddag werd bekend dat het koninklijk gezin met
het regeringsvliegtuig naar Griekenland was gevlogen.
In een verklaring laten de Oranjes blijken de kritiek op hun vakantie serieus te nemen. ,,We
willen er geen enkele twijfel over laten bestaan: om het Covid-19-virus eronder te krijgen is
het noodzakelijk dat de richtlijnen worden nagevolgd. De discussie naar aanleiding van onze
vakantie draagt daar niet aan bij.” Vrijdagmiddag werd bekend dat het koninklijk gezin met
het regeringsvliegtuig naar Griekenland was gevlogen.

Vakantiehuis

Voor het vasteland van Griekenland, waar het vakantiehuis van het koninklijk gezin staat,
geldt momenteel code geel. De Griekse eilanden daarentegen hebben code oranje. ,,Ze
houden zich aan alle coronamaatregelen en aan het reisadvies’’, lieten ingewijden
vrijdagmiddag weten. De Rijksvoorlichtingsdienst bevestigde dat, maar wilde er verder niks
over kwijt.

Het kabinetsadvies is om niet naar oranje gebieden te reizen. Deze week maakte het kabinet
zelfs bekend extra maatregelen te nemen om mensen te ontmoedigen te gaan.

In de Tweede Kamer is met ergernis gereageerd op het vakantiebezoek van koning


Willem-Alexander aan Griekenland.

Hoewel de reis dus binnen de regels valt, werd er geïrriteerd gereageerd in de Tweede
Kamer. ,,Als de koning nu op vakantie gaat, is dat echt het verkeerde signaal aan
Nederland’’, zei onder meer GroenLinks-voorman Jesse Klaver. Hij wilde van premier Rutte
weten of die wist van de vakantieplannen van de koning, en zo ja, waarom hij die niet heeft
ontraden. Dat de koning naar Griekenland vertrok noemt hij ‘een inschattingsfout’, zijn
onmiddellijke terugkeer het ‘enige juiste besluit’.

(…)

Vraag: stel dat de Koning in november 2020 door de Tweede Kamer op het matje wordt
geroepen om verantwoording af te leggen over zijn reis naar Griekenland. Dient de Koning
hieraan gehoor te geven? Waarom wel/niet? nee, art. 42 lid 2 Gw, ministers zijn
verantwoordelijk voor de koning, ook persoonlijk, de koning hoeft geen gehoor te geven,
minister- president moet verantwoording afleggen

Casus 6:

Tijdens de vergadering van de ministerraad van 19 oktober 2020 is besloten om een door de
minister van Justitie en Veiligheid ingebracht wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van
Strafvordering in procedure te brengen. Twee bewindslieden hebben tijdens de vergadering
laten weten ernstige bedenkingen te hebben tegen dit wetsvoorstel en zij hebben zich dan
ook tijdens de vergadering van de ministerraad tegen dit wetsvoorstel uitgesproken.

In een interview met een landelijk dagblad trekt één van de ministers fel van leer tegen het
wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering.

1. Leg uit met welke bepaling(en) uit het Reglement van Orde van de Ministerraad deze
handelwijze van de minister in strijd is. → art. 12 lid 2, 4 lid 1, 11 lid 1, 26, de
handelwijze is in strijd met deze artikelen
2. De minister-president is not amused dat één van de ministers uit de school is geklapt.
Is de minister-president bevoegd om deze minister te ontslaan? Noem de relevante
wetsartikelen. → nee, zie artikel 43 Grondwet, daar wordt gesproken over een
koninklijk besluit → art. 47 Gw, een koninklijk besluit is een besluit van de regering →
art. 48 Gw, mede door de minister- president ondertekend, dus hij kan niet alleen een
minister ontslaan en dat blijkt uit deze artikelen

Casus 8: aftreden Menno Snel

Lees het onderstaande artikel, afkomstig van de website van D66 (20 december 2019).
Menno Snel was namens D66 staatssecretaris van Financien tot en met 18 december 2019.
Hij schrijft de volgende verklaring om de leden van D66 te informeren:

Aftreden staatssecretaris Menno Snel

Zojuist heeft Menno Snel zijn ontslag ingediend als staatssecretaris van Financiën. Lees hier
zijn verklaring:

Zojuist heb ik de Tweede Kamer en daarna de Koning laten weten dat ik per direct terugtreed
als staatssecretaris van Financiën.

Velen van jullie hebben de afgelopen weken en maanden ongetwijfeld het nieuws gevolgd
over wat de toeslagenaffaire is gaan heten. Na een aantal grote incidenten waarbij fraude
met toeslagen terecht leidde tot veel ophef, besloot de Belastingdienst een paar jaar geleden
voortaan hard op te treden. De Belastingdienst is toen echter doorgeschoten in deze aanpak
en is de menselijke maat uit het oog verloren.

Veel ouders zijn door de Belastingdienst jarenlang onterecht aangemerkt als fraudeur. Zij
moesten soms grote sommen geld terugbetalen. Dat is gewoon verschrikkelijk. Het leed van
deze ouders kan ik natuurlijk nooit meer goedmaken, wel heb ik geprobeerd deze fouten uit
het verleden te compenseren. Deze week ontvangen de eerste ouders het geld waar ze
recht op hebben. Als in andere zaken ouders door de Belastingdienst op vergelijkbare wijze
zijn behandeld, zal ook daar compensatie plaatsvinden. Ik hoop dat dit het begin kan zijn van
herstel van vertrouwen.

Tegelijkertijd ben ik als staatssecretaris zelf de afgelopen weken steeds meer onderwerp
geworden van de discussie. Het is zeer terecht dat bij zo’n omvangrijk probleem ook wordt
gekeken naar de verantwoordelijke bewindspersoon. Naar mij. Ik heb die
verantwoordelijkheid steeds gevoeld, en genomen. Heb al mijn strijdbaarheid en energie
gestoken in het helpen van de ouders en het aanpakken van de problemen bij de
Belastingdienst.

We zijn een flink eind gekomen met het aanpakken van de problemen bij de Belastingdienst.
Maar die opdracht is nog lang niet klaar. Als er in het verleden fouten zijn gemaakt, moeten
die worden hersteld. Dat moet met voortvarendheid worden opgelost. En dat geldt ook voor
het verbeteren van de Belastingdienst én de hervorming van ons toeslagensysteem. Deze
opgaven zijn te belangrijk om in de weg gezeten te worden door de strijd rondom mijn
persoon. Dat is de politiek op z’n lelijkst. Dat past mij niet. Dat wil ik niet.

Voor deze grote opgaven is breed politiek draagvlak nodig. Dat draagvlak voel ik
onvoldoende meer bij een te groot deel van de Tweede Kamer. Daarom treed ik terug.

Toen Wouter Koolmees mij in de herfst van 2017 belde of ik staatssecretaris wilde worden,
kwam ik uit de kast als D66’er. Sinds ik officieel tot de D66-familie behoor, voel ik me er zeer
thuis. En dat zal zo blijven. Ik kijk met trots terug op wat we als partij in dit kabinet tot dusver
hebben bereikt. En op mijn bijdrage daaraan.

Ik heb drie zogenoemde Belastingplannen door Tweede én Eerste Kamer geloodst. Met
daarin voor D66 én voor Nederland belangrijke maatregelen. Het verlagen van de
inkomstenbelasting, zodat mensen meer geld over houden van hun salaris. Het aanpakken
van belastingontwijking en –ontduiking. Plannen voor het verlagen van de belasting op
spaargeld, zodat sparen voor mensen met een kleine spaarpot aantrekkelijker wordt.
Wetgeving voor een vliegbelasting, om reizigers te stimuleren meer rekening te houden met
het klimaat. En we hebben gezorgd dat we minder belasting heffen op schone energie en
elektriciteit, maar meer op gas. Waarbij de energierekening voor de meeste huishoudens
omlaag gaat. Ik had heel graag nog veel meer namens jullie willen bereiken. Maar als het
politiek draagvlak onvoldoende is om de grote vraagstukken aan te pakken, moet je een stap
opzij doen. Dat doe ik vandaag.

Vorig jaar zei ik in ons ledenblad Democraat: “Toen ik aan deze baan begon, had ik het vaste
voornemen om het op mijn eigen manier te doen, door te zijn wie ik ben. Ik wil niet een
politicus zijn die op elke golf van publieke verontwaardiging of applaus meelift.” Vandaag kan
ik zeggen dat ik trouw ben gebleven aan mezelf. Ik wens iedere politicus toe dat hij of zij dat
ook tegen zichzelf kan zeggen wanneer het einde daar is. Ik dank jullie uit de grond van mijn
hart voor het vertrouwen dat ik mocht krijgen. Voor de vele fijne gesprekken en
ontmoetingen. En voor de inspiratie om deze prachtige baan te kunnen uitoefenen.

We gaan elkaar zeker nog zien. Hartelijke groet, Menno (einde van dit artikel)

Vragen bij dit artikel:

A. Menno Snel laat weten dat hij de Koning heeft laten weten per direct terug te treden. Wie
ontslaat Menno Snel? minister-president bij koninklijk besluit → art. 46 lid 1 en 47 en 48 Gw

B. Menno Snel neemt nu zelf ontslag. In zijn brief aan de leden geeft hij aan dat hij vindt dat
er voldoende draagvlak voor hem moet zijn in de Tweede Kamer en dat hij het gevoel heeft
dat dit niet zo is. Welke mogelijkheid zou de Tweede Kamer hebben als de heer Snel niet zelf
had besloten te vertrekken? motie van wantrouwen kan de Tweede kamer indienen

C. Moet de Minister van Financiën (op dat moment was dat Wopke Hoekstra), nu Menno
Snel besluit zijn ontslag in te dienen, ook zijn ontslag indienen? nee, de minister hoeft dat
niet

D. Stel nu dat de Minister van Financien zijn ontslag indient, moet Menno Snel dan ook zijn
ontslag indienen? ja, eigenlijk wel, als de minister van financiën ontslag indient dan moet de
staatssecretaris dat ook doen→ art. 46 lid 2, daar blijkt de ondergeschiktheid

maar na dat je je ontslag hebt ingediend betekent niet dat je ook weg moet, je moet wel je
ontslag indienen, maar het kan dan ook zijn dat je gevraagd wordt om aan te blijven, ze
hoeven dan niet op te stappen

stelling: wat is het probleem → moet amalia op kamers in amsterdam gaan wonen of niet
waarom probleem→
oorzaken→
wat tegen te doen→

voor:
1. er is beveiliging die bij haar kan zijn
2. om haar te beschermen
3. nu heeft ze geen studentenleven zoals andere studenten dat hebben

tegen:
1. bedreigingen
2. haar moeder koningin maxima heeft aan dat ze nog niet het huis uit is
3.

1. het kost te veel geld, dan geld kunnen we beter uitgeven aan iets anders zoals het
onderwijs
2. de positie van de koning is niet echt relevant
3. het gaat tegen de principe van democratie in

College 8 en 9
Casus 3: de grondwetsherziening

Stel: het kabinet Rutte I is in 2010 begonnen met een grondwetsherziening. De eerste lezing is tijdens
die kabinetsperiode in zijn geheel voltooid. Er volgen verkiezingen voor de Tweede Kamer en na enige
tijd staat het kabinet Rutte II op het bordes. Dit kabinet begint te regeren en is van mening dat de
grondwetsherziening geen goed idee is. Het is inmiddels 2023 en het kabinet Rutte IV is al een jaar
aan het regeren. Dit kabinet bedenkt dat bijna dertien jaar geleden een grondwetsherziening in eerste
lezing is geweest. Kan het kabinet Rutte IV deze grondwetsherziening weer oppakken en verder gaan
met de tweede lezing? Betrek in het antwoord de ingevoerde grondwetsherziening van 2022.

het nieuwe art. 137 lid 3 Gw

de nieuwe TK moet over het voorstel besluiten

als de nieuwe tweede kamer niks doet vervalt het voorstel van rechtswege→ dat is dus nieuwe

Geef in ieder geval drie verschillen tussen het initiatiefvoorstel en het reguliere
wetsvoorstel
1. reguliere wetsvoorstel: initiatief tot wetgeving ligt normaal gesproken bij de
regering( de minister)
initiatiefvoorstel: initiatief kan ook bij de Tweede Kamerlid liggen → art 82 Gw
2. regering kan initiatiefvoorstel niet wijzigen, maar haar eigen voorstel wel
wijzigen op grond van art. 84 Gw
3. initiatiefvoorstel wordt aanhangig gemaakt ipv ingediend → art. 82 lid 3

Een initiatiefvoorstel dat afkomstig is van een Eerste kamerlid wordt in de


Staten-Generaal door de Kamerlid verdedigd fout, eerste kamerlid heeft helemaal
geen recht hierop

Over een wetsvoorstel dat door een Kamerlid is ingediend, stemt de


verantwoordelijke minister uiteindelijk ook mee nee, want minister stemt niet mee,
wel kan hij het niet tekenen als hij niet eens is(niet bekrachtigen)

Als de tk en ek een wetsvoorstel hebben aangenomen is er sprake van een wet→ fout
minister is bevoegd algemene regels vast te stellen→ goed
begrotingswet is een wet in materiële zin→ fout, wel wet in formele zin
eenmaal ingediend kan minister wet niet meer intrekken→ fout
procedure voor herziening van de Gw, kan de ek alleen in eerste lezing wijziging
aanbrengen→ fout, EK kan nooit
algemene maatregel van kan een algemene verbindt voorstel zijn → goed
College 10
vraag 1
Is sprake van attributie? Is delegatie door wetgever in formele zin toegestaan?
•Artikel 8 Gw
bij de wet: attributie door Grondwetgever aan wetgever in formele zin (art. 81 Gw)
omdat er een nieuwe bevoegdheid wordt gemaakt door de grondwetgever
delegatie is niet toegestaan, omdat er staat ‘bij de wet’, dus de wetgever in formele
zin zal zelf het onderwerp moeten regelen

•Artikel 39 Gw
de wet regelt: attributie door grondwetgever aan wetgever in formele zin (art. 81
Gw), omdat er een nieuwe bevoegdheid wordt gemaakt door de grondwetgever
delegatie is wel toegestaan, omdat er staat ‘de wet regelt’, de wetgever in formele zin
hoeft niet zelf het onderwerp te regelen

•Artikel 132 lid 1 Gw


de wet regelt: attributie door grondwetgever aan wetgever in formele zin (art. 81
Gw), omdat er een nieuwe bevoegdheid wordt gemaakt door de grondwetgever
delegatie is wel toegestaan, ‘omdat er staat de wet regelt’, door het woord ‘regelt’
kan de wetgever in formele zin mag deze bevoegdheid overdragen aan een ander
orgaan

1. Staat het in de Grondwet?


2. Welke woorden staan er in? → bij (de) wet, bij of krachtens de wet, de wet
regelt, de wet kan …regels stellen
3. bij (de) wet
→ attributie door grondwetgever aan wetgever in formele zin is wel
toegestaan(art. 81 Gw), want er is een nieuwe bevoegdheid gemaakt door de
grondwetgever
→ delegatie door wetgever in formele zin is niet mogelijk, omdat er staat ‘bij
(de) wet’, dus dan moet de wetgever in formele zin het zelf regelen
4. bij of krachtens de wet, de wet regelt, de wet kan …regels stellen
→ attributie door grondwetgever aan wetgever in formele zin is wel
toegestaan(art. 81 Gw), want er is een nieuwe bevoegdheid gemaakt door de
grondwetgever
→ delegatie is wel toegestaan, ‘omdat er staat ‘bij of krachtens de wet, de wet
regelt, de wet kan …regels stellen’, zo kan de wetgever in formele zin deze
bevoegdheid overdragen aan een ander orgaan

•Artikel 132a lid 1 Gw


bij de wet: attributie door Grondwetgever aan wetgever in formele zin (art. 81 Gw),
omdat er een nieuwe bevoegdheid wordt gemaakt door de grondwetgever
delegatie is niet toegestaan, omdat er staat ‘bij de wet’, dus de wetgever in formele
zin zal zelf het onderwerp moeten regelen

•Artikel 134 lid 1 Gw


bij of krachtens de wet: attributie door grondwetgever aan wetgever in formele (art.
81 Gw) omdat er een nieuwe bevoegdheid wordt gemaakt door de grondwetgever
delegatie is wel toegestaan, omdat er staat ‘bij of krachtens de wet’, dus de wetgever
in formele zin mag deze

•Artikel 135 Gw
de wet geeft regels: attributie door grondwetgever aan wetgever in formele zin
delegatie is wel toegestaan, omdat er staat ‘de wet geeft regels’, de wetgever in formele
zin mag deze bevoegdheid overdragen aan een ander orgaan

vraag 3
art. 2.1.3 lid 1 Wmo 2015(wet maatschappelijke ondersteuning 2015)
- wetgever in formele zin geeft bevoegdheid aan gemeenteraad om verordening
vast te stellen → delegatie
- art. 81 Gw→ grondwetgever heeft nieuwe bevoegdheid gemaakt en
overgedragen aan wetgever in formele zin
- mag gemeenteraad bevoegdheid ook weer verder doorschuiven? → nee, door
‘bij verordening’(er staat ook wel het woord ‘regels’, maar buiten de grondwet
heeft dat geen betekenis)

art. 1.3 lid 3 Jeugdwet


1. art. 81 Gw→ grondwetgever heeft nieuwe bevoegdheid gemaakt en
overgedragen aan wetgever in formele zin→ attributie
2. wetgever in formele zin geeft bevoegdheid aan gemeenteraad om verordening
vast te stellen → delegatie
3. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan je zien dat de regering
de bevoegdheid weer kan doorschuiven naar een ander orgaan→
subdelegatie

art 127 Gw
- attributie van bevoegdheid aan provinciale staten en gemeenteraad,
grondwetgever attributed hier de bevoegdheid aan provinciale staten en
gemeenteraad, twee keer attributie, dit is ook een bevoegdheid voor wetgever
in formele zin om uitzonderingen te maken
- bij of krachtens de wet→ delegatie door grondwetgever aan wetgever formele
zin is toegestaan

art. 4.3 lid 3 Besluit omgevingsrecht


- geen formele wet
- grondwetgever attribueert aan wetgever in formele zin om nieuwe
bevoegdheden te maken
- grondwetgever heeft een wet gemaakt
- wetgever in formele zin heeft bevoegdheid gedelegeerd aan regering
- in een wet in formele zin wordt bevoegdheid overgedragen
- wie geeft bevoegdheid aan wie: regering geeft bevoegdheid aan minister om
nadere regels te stellen
- mag de minister deze bevoegdheid weer verder over dragen: nee, door het
woord ‘bij’
art. 5.2b lid 5 Wet milieubeheer
- attributie: grondwetgever heeft nieuwe bevoegdheid geattribueerd aan
wetgever in formele zin
- wetgever in formele zin schuift bevoegdheid door aan regering(art. 89 lid 1 Gw
jo 47 Gw) → door de woorden bij of krachtens
- mag regering deze bevoegdheid verder overdragen aan ander orgaan?→ ja,
door de woorden bij of krachtens, dus subdelegatie

art. 3.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening


- attributie: grondwetgever heeft nieuwe bevoegdheid geattribueerd aan
wetgever in formele zin
- woordje regels, heeft geen betekenis
- bevoegdheid die gemeenteraad heeft gekregen mag niet worden
overgedragen aan een ander orgaan, want er staat geen bij of krachtens
- in de artikel staat gene woord als bij of krachtens, maar er staat wel dat de
gemeenteraad een bevoegdheid heeft, namelijk om een grondgebied van de
gemeente een of meer bestemmingsplannen vast te stellen→ maar hier wordt
wel gedelegeerd namelijk aan de gemeenteraad van de wetgever in de
formele zin, want er wordt een bevoegdheid overgedragen

Theorieopgaven (+ Optioneel antwoorden)


College 1 en 2
1. Welke criteria gelden voor de vraag of iets een staat is?
- staat is een organisatie
- met een grondgebied
- gezag op dat grondgebied
- met een geweldsmonopolie
- interne soevereiniteit
- eenheid van de bevolking
- erkenning
- externe soevereiniteit
2. Wat is secessie?
- een deel van de moederstaat scheid zich af van de moederstaat
3. Wat is de belangrijkste ongeschreven regel van het Nederlandse staatsrecht?
- de vertrouwensregel
4. Welke nadelen van de directe democratie worden in het boek benoemd?
- veel kleine partijen die deel kunnen nemen
5. Wordt in Nederland de minister-president middels rechtstreekse verkiezingen
gekozen?
- nee, tijdens de verkiezingen in Nederland stem je niet op de premier, maar op
iemand die voor een partij de Tweede Kamer in gaat: een parlementariër

College 3
De theorievragen zijn extra en de antwoorden staan letterlijk in het boek. Ze zijn vooral
bedoeld als controlevragen.

1. Is het EVRM van toepassing in de vier landen die samen het Koninkrijk der
Nederlanden vormen?
- Ja, die is van toepassing
2. Lees artikel 42 lid 2 Grondwet. Is de boodschap van dat artikel dat de ministers
verantwoordelijk zijn voor de Koning of regelt dit artikel meer dan enkel die
boodschap?
- de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de Koning
3. Het boek vermeldt het bestaan van de artikelen 24 en 30 Grondwet. Kunnen deze
artikelen gelijktijdig worden toegepast?
- nee, want in art. 24 staat dat het koningschap erfelijk wordt opgevolgd en in
art. 30 staat dat als dat niet gaat, ‘bij wet’ door of vanwege de Koning een
opvolger kan worden ingediend

College 4, 5 en 6
1. Wie is de voorzitter van de verenigde vergadering van de Staten-Generaal?
- voorzitter van de eerste kamer heeft de leiding van de verenigde vergadering
art. 62 Gw
2. Waarom komt het niet voor dat de Eerste Kamer tussentijds wordt ontbonden?
- omdat dat geen effect heeft, door de eerste kamer te ontbinden komt er geen
nieuwe samenstelling

3. Wat is de taak van het college van burgemeester en wethouders bij verkiezingen?
- ?

4. Wie besluit wat een demissionair kabinet nog wel of niet mag doen op het terrein van
wetsvoorstellen en onderwerpen?
- SG?

College 7
-

College 8 en 9
1. Welke wetgeving in materiële zin bestaat er op nationaal niveau?
- Grondwet;
- wet (in formele zin);
- AMvB (een koninklijk besluit houdende algemeen verbindende voorschriften);
- ministeriële regel
2. Kan aan een lagere wetgever de verplichting worden opgelegd wetgeving in
materiële zin te maken?
- ja

3. Hoe wordt de inspraak van “het volk” bij een grondwetsherziening gewaarborgd?
- ‘het volk’ kiest opnieuw de Tweede kamer, door middel van verkiezingen. Zo
heeft het volk toch nog inspraak en hiermee wordt de Grondwet beschermd

4. Wanneer treedt een wet in werking als deze op 15 februari 2023 is bekendgemaakt
en er geen inwerkingsregeling in de wet is opgenomen?
- art. 10 Bekendmakingswet → in werking met ingang van de eerste dag van de
tweede kalendermaand na de datum van bekendmaking, dus op 1 april 2023
treedt het inwerking

5. Waar zijn de vereisten over de bekendmaking en inwerkingtreding van ministeriële


regelingen te lezen?
- art. 5 Bekendmakingswet

College 10
1. Welk grondwetsartikel regelt dat een AMvB gemaakt mag worden?
- art. 89 Grondwet
2. Mogen er AMvB’s gemaakt worden zonder dat hiertoe een specifieke
wettelijke grondslag is?
- ja, er zijn uitzonderingsgevallen, die zelfstandige AMVB’s worden
genoemd(zelfstandig wil zeggen zonder specifieke wettelijke grondslag

3. Welk grondwetsartikel regelt dat een ministeriële regeling gemaakt mag


worden?
- art. 89 lid 4 Grondwet
-

College 11 en 12
1. Welk recht heeft een burger als het gaat om de toegang tot de rechter?
-
2. Wie controleert de rechter op het moment dat deze de grenzen van het recht zou
overschrijden?

3. Welke drie bestuursrechtelijke rechtscolleges behoren niet tot de rechterlijke macht


en waarom niet?

OEFENTENTAMEN INLEIDING STAATSRECHT


LET OP: motiveer je antwoorden indien mogelijk altijd met de relevante (wets)artikelen
Vraag 1 (4 punten):

Nederlandse rechters zijn neutraal en volgens Boven’dEert kent deze neutraliteit


twee aspecten, namelijk rechterlijke onafhankelijkheid en rechterlijke onpartijdigheid.
Duidt het verschil tussen deze twee vormen van neutraliteit door beide vormen toe te
lichten.

Antwoord: rechterlijke onafhankelijkheid ziet op de onafhankelijkheid van de rechter


ten opzichte van de andere staatsmachten (1 punt) en rechterlijke onpartijdigheid ziet
erop dat een rechter op geen enkele wijze (1 punt) direct of indirect (1 punt) belang
mag hebben bij een concreet rechtsgeding (1 punt).

Zie: gepubliceerde tekst Bovend’Eerd.

Vraag 2 (5 punten)

Vervolg op vraag 1. Daar staat dat Bovend’Eert onderscheid maakt tussen de


rechterlijke onafhankelijkheid en de rechterlijke onpartijdigheid. De rechterlijke
onafhankelijkheid is echter ook weer onder te verdelen. Op welke manier verdeelt
Boven’dEert de gerechtelijke onafhankelijkheid onder en licht deze vormen van
onafhankelijkheid toe.

Antwoord: Persoonlijke onafhankelijkheid (1 punt) betekent dat er op afdoende wijze


is gewaarborgd dat de andere staatsmachten niet kunnen ingrijpen in de
rechtspositie van individuele rechters (1 punt).

Zakelijke onafhankelijkheid (1 punt) betekent dat de rechters bij de behandeling en


beslissing van geschillen beslissingsvrijheid hebben (1 punt) en dat geen ambt van
de andere staatsmachten de rechters aanwijzingen kan geven (1 punt).

Zie: gepubliceerde tekst Bovend’Eerd.

persoonlijke of rechtspositionele→ art. 117 lid 1 en 2

zakelijke→ andere staatsmachten kunnen niet ingrijpen over hoe ze moeten


beslissen

Vraag 3 (8 punten):

Nederland kwalificeert als een staat in de zin van de betekenis die Heringa aan dat
begrip geeft. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk of België. Welke
elementen moeten aanwezig zijn, wil men kunnen spreken van een “staat”?

Antwoord: een staat moet voldoen aan de volgende vereisten:


- een organisatie (1 punt)

- die betrekking heeft op een grondgebied (1 punt)

- op dat grondgebied wordt gezag uitgeoefend (1 punt)

- de organisatie heeft een geweldsmonopolie (1 punt)

- interne soevereiniteit (1 punt)

- eenheid van de bevolking (1 punt)

- erkend door andere staten (1 punt)

- externe soevereiniteit (1 punt)

Zie: paragraaf 1.2 Heringa.

Vraag 4 (6 punten):

Stel: Minister Yeṣilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid wil dat er een algemene
maatregel van bestuur (AMvB) wordt gemaakt op grond waarvan de minister mensen
kan verbieden Nederland te verlaten als zij een terroristische bedreiging vormen.
Sindy is wetgevingsjurist op het ministerie en vraagt zich af of dit in strijd is met
artikel 2 lid 4 Grondwet.

Leg gemotiveerd uit of de regering bevoegd is om dit te regelen in een AMvB.

Antwoord: in artikel 2 lid 4 Gw (1 punt) staat dat alleen bij wet beperkingen kunnen
worden gesteld aan het recht van iedereen om het land te verlaten (1 punt). Dat wil
zeggen dat het alleen beperkt kan worden in een wet in formele zin (1 punt). In
lagere wet- of regelgeving kan dit niet (1 punt). Een AMvB is geen wet in formele zin,
maar een KB (1 punt). De regering is daarom niet bevoegd om het verbieden van
mensen om Nederland te verlaten in een AMvB te regelen (1 punt).

het kan alleen beperkt worden, in art. 2 lid 4 Gw staat bij de wet, dus het grondrecht
kan alleen beperkt worden door de wetgever in formele zin. Delegatie is niet
mogelijk, omdat een AMvB geen wet in formele zin is zie art. 89 lid 1→ AMvb worden
bij KB vastgelegd→ zie art. 47 Gw, een KB wordt gemaakt door de Koning en de
Ministers en de Koning en de Minister vormen samen de Regering

art. 89 lid 1 Gw → KB, art. 47 Gw, regering

Zie: PP’s week 8, 9 en 10 en aanvullende schema’s.


Vraag 5 (3 punten):

Nederland is een democratische rechtsstaat, maar ook een constitutionele


monarchie. Leg uit wat een constitutionele monarchie is en geef aan de hand van
een voorbeeld aan waarom Nederland een constitutionele monarchie is.

Antwoord: een constitutionele monarchie wil zeggen dat de positie van de Koning in
de Grondwet is opgenomen (1 punt). Nederland is een constitutionele monarchie
omdat de positie van de Koning in de Grondwet is opgenomen (1 punt), zie
bijvoorbeeld artikel 42 lid 1 Gw (1 punt).

Nb. Andere voorbeelden uit hoofdstuk 2 paragraaf 1 Gw worden ook goed gerekend.

Zie: paragraaf 1.11 Heringa.

constitutie→ is een veel breder begrip dan alleen maar de Gw, Gw is maar een
aspect binnen de constitutie

Vraag 6 (4 punten):

Momenteel zitten er veel partijen (18) en nog meer fracties in de Tweede Kamer.
Begin maart 2023 zijn dat er zelfs twintig. Dat is mede het gevolg van ons kiesstelsel.
Welk kiesstelsel is dit en hoe heeft dit tot gevolg dat er relatief veel partijen in de
Tweede Kamer kunnen komen?

Antwoord: in Nederland kennen we stelsel van evenredige vertegenwoordiging (1


punt). Dat betekent dat wanneer jij de kiesdeler (is het aantal uitgebrachte stemmen
gedeeld door het aantal beschikbare zetels, 1 punt) hebt gehaald (1 punt), je een
zetel in de Tweede Kamer krijgt (1 punt). art. P5 Kieswet

Vraag 7 (4 punten):

In vervolg op vraag 5. In vraag 5 is aangegeven dat er meer fracties in de Tweede


Kamer zitten dan dat er politieke partijen in de Tweede Kamer zitten. Dat komt omdat
een tweetal volksvertegenwoordigers zich – al dan niet vrijwillig – heeft afgesplitst
van een politieke partij, maar nog wel in de Tweede Kamer zit. Op basis van welk
artikel in de Grondwet is dit mogelijk en waarom is dit mogelijk?

Antwoord: op basis van artikel 67 lid 3 Gw (1 punt). Daarin staat dat alle leden
stemmen zonder last (1 punt) waar het persoonlijke kiezersmandaat uit is af te leiden
(1 punt). Een volksvertegenwoordiger wordt op persoonlijke titel gekozen en mag
een zetel dus behouden, nadat hij of zij is afgesplitst van een politieke partij (1 punt).

stemmen zonder last, persoonlijk kiezersmandaat

Vraag 8 (5 punten):

Lees artikel 2.1.2 Besluit ruimtelijke ordening

Leg uit van wie de minister de bevoegdheid om regels te stellen krijgt. Ga daarbij ook
gemotiveerd in, of de minister deze bevoegdheid mag overdragen.

Antwoord: het Besluit ruimtelijke ordening is een AMvB (1 punt) en is vastgesteld


door de regering (1 punt), zie artikel 89 lid 1 GW (1 punt). De bevoegdheid mag de
minister niet overdragen (1 punt), omdat er staat ‘bij ministeriële regeling’(1 punt).

Vraag 9 (3 punten):

Stel: de Curaçaose overheid heeft minister van Defensie Kajsa Ollongren gevraagd
om militaire bijstand te leveren aan Curaçao. Deze gevraagde bijstand is nodig
vanwege de mogelijk ingrijpende gevolgen van een tropische storm die vanaf
donderdagavond (lokale tijd) voor zware regenval, onweer en bliksem kan zorgen. Is
defensie een zaak van Nederland of een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden?
Beargumenteer je antwoord aan de hand van een artikel uit de constitutie.

Antwoord: Defensie is een Koninkrijksaangelegenheid (1 punt): feitelijk gaat het om


daarbij om het Nederlandse leger (1 punt). Zie artikel 3 lid 1 onder a Statuut (1 punt).

Zie: paragraaf 2.4 Heringa

Vraag 10 (3 punten):

Stel: een rechter die bezig is met het behandelen van een zaak constateert dat zowel
de formele wetgever als de gemeenteraad van de gemeente waar de zaak speelt
over precies hetzelfde onderwerp een wet, respectievelijk een verordening hebben
gemaakt. Welke van de twee moet deze rechter toepassen indien de betreffende
verordening in strijd is met de wet?
Antwoord: de rechter moet de wet die de wetgever in formele zin heeft gemaakt
toepassen (1 punt) en de gemeentelijke verordening buiten toepassing laten (1 punt),
vanwege de normenhiërarchie (1 punt).

wat gaat voor: wet in formele zin, want dat heeft te maken met de normenhiërarchie

wet in formele zin is in strijd met de grondwet, wet in formele zin gaat voor, want er
mag niet aan de grondwet getoets worden, art. 120 Grondwet

Zie: paragraaf 6.5 Heringa.

Vraag 11 (6 punten):

Vanwege het Nederlandse parlementaire stelsel mag een lid van de regering niet ook
lid van de Staten-Generaal zijn. Leg eerst uit welk stelsel dit is en verwijs naar het
relevante wetsartikel waaruit blijkt dat een lid van de regering niet ook lid van de
Staten-Generaal mag zijn?

Antwoord: dit is het dualistische staatsbestel (1 punt). Dat betekent dat er sprake is
van twee van elkaar losstaande organen (1 punt) met eigen verantwoordelijkheden
(1 punt) en eigen bevoegdheden (1 punt). Dat iemand niet tegelijkertijd in de regering
kan zitten en lid van de Staten-Generaal kan zijn blijkt uit artikel 57 (1 punt) lid 2 (1
punt).

Zie ook: paragraaf 5.6 Heringa.

monistische en dualistisch stelsel, onverenigbare betrekkingen

Vraag 12 (4 punten):

“Raad van State: betrek Caribische landen meer bij internationale verdragen

Maandag 5 juli 2021

DEN HAAG. De Raad van State beveelt de Nederlandse overheid aan de Caribische
landen in het Koninkrijk meer te betrekken bij de totstandkoming en de uitvoering van
internationale verdragen. Volgens de Raad van State gebeurt dat nu nog te weinig.”

Bron: Raad van State

Vraag: waar in het Statuut staat rol die de Raad van State van het Koninkrijk der
Nederlanden bekleedt en licht deze rol toe.
Antwoord: volgens artikel 13 lid 1 van het Statuut (1 punt) is er een Raad van State
van Koninkrijk (1 punt). De taak van de Raad van State is – volgens art. 13 lid 3 van
het Statuut (1 punt) - advies geven over algemene maatregelen van rijksbestuur en
rijkswetten, welke van toepassing zijn op het Koninkrijk der Nederlanden (1 punt).

Zie ook: p. 54 Heringa.

EINDE TENTAMEN

Voor dit tentamen waren 55 punten te verdienen. Met behulp van de tabel op de
volgende pagina’s kunt u uw cijfer uitrekenen.

You might also like