Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 2

1.

Preuve = bewijs
2. Plaisir = genoegen
3. Coupable = schuldig
4. Contagieux = besmettelijk
5. Contrebande = smokkelen
6. Courageuse = moedig
7. Croirai = zal geloven
8. Catcheuse = worstelaar
9. Détériore = verslechterd
10. Inusable = onverwoestbaar
11. Divinatoires = waarzeggerij
12. Observeras = zal observeren
13. Conscience = bewustzijn
14. Ouvrable = open
15. Roupillons = een dutje doen
16. Mécontent = ongelukkig
17. Fermentation = fermentatie
18. Adversaires = tegenstanders
19. Cagoule = kap
20. Maladie = ziekte
21. Poumons = longen
22. Dommage = jammer
23. Extraterrestres = buitenaards (leven)
24. Fantômes = geesten
25. Couillons = idioten
26. Mystérieux = mysterieus
27. Suivants = de volgende
28. Façon = manier
29. Permanence = permanentie
30. Décourage = ontmoedigd
31. Apporté = gebracht
32. Précipitée = haastig
33. Câlins = knuffels
34. des hippopotames = nijlpaarden
35. fatiguer = moe
36. la séduction = verleiding
37. le linoléum = linoleum
38. chouette = tof, leuk
39. vachement = echt
40. puisse = kunnen
41. finalement = uiteindelijk
42. entendu = begrepen
43. mauvaise = slechte
44. signifiait = bedoelde
45. traitaient = behandeld
46. serais = zou zijn
47. confiance = vertrouwen
48. avantageux = voordelig
49. souffrir = pijn lijden
50. distinguer = onderscheiden
51. autrement = anders
52. l'oreille = het oor
53. mourir = dood gaan
54. proposait = voorgesteld
55. infatigable = onvermoeibaar
56. rejoindrait = zou meedoen
57. l'infirmière = de verpleegster
58. Heureusement = gelukkig
59. Rassurerait = zou geruststellen
60. Rendormie = terug in slaap

You might also like