Vademecum 4° Jaar

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 34

1

Vademecum = GPS van de fysica


2

Système International

a) Begrippen grootheid ≠ getalwaarde ≠ eenheid


Vb. lengte l = 10,1 m = 10,1 ∙ 1 m (betekenis: de lengte is 10,1 keer 1 m)

→ lengte l is grootheid
→ 10,1 is getalwaarde
→ m(eter) is eenheid

Begrip Definitie Voorbeelden

Grootheid - Wat er gemeten/berekend wordt. lengte, oppervlakte, volume, tijd, …

➢ Zie ook formularium

Eenheid - Waarin de grootheid wordt uitgedrukt. meter, decimeter, vierkante meter,


- Kan een SI-eenheid of een afgeleide eenheid zijn die kubieke meter, seconde, minuut, …
een veelvoud of onderdeel van de SI-eenheid is. ➢ Zie ook formularium

Meetresultaat - Resultaat na meting Gemeten tijd :


- Hoe noteren ?
grootheid = getalwaarde en eenheid t = 10 s

↓ ↓
in symbolen in symbolen

Telresultaat - Resultaat na tellen waarbij het resultaat onbenoemd is Aantal voorwerpen in een kast :
n = 20
3

b) Grondgrootheden/basisgrootheden

Grootheid Symbool Eenheid Symbool


lengte l meter m
massa m kilogram kg (en niet g)
tijd t seconde s
temperatuur T kelvin K
elektrische I ampère A
stroomsterkte
hoeveelheid stof n mol mol
lichtsterkte I candela cd

c) Afgeleide grootheden
Er bestaan een heleboel afgeleide grootheden:
Vb. oppervlakte (A, eenheid: 𝑚2 )
𝑘𝑚 𝑚
snelheid (v, eenheid ℎ 𝑜𝑓 𝑠 ),…

Soms wordt er ook een eenheid in het dagdagelijkse leven gebruikt, die niet in het SI-stelsel staat, maar toch algemeen wordt
aanvaard: vb. - temperatuur in °C (en niet K)
𝑘𝑚
- snelheid in ℎ (en niet m/s)
4

Omzetten naar SI-eenheid

a) Aan de hand van tabellen


: omzetten naar SI-eenheid en naar andere eenheden

➢ bij de grootheid lengte


Noot : Deze voorvoegsels worden ook gebruikt in combinatie met eenheden die horen bij andere
specifieke grootheden, die op dezelfde manier omgezet worden !

T G M K H D S D C M M N P
E I E I E E I E E I I A I
R G G L C C - C N L C N C
A A A O T A E I T L R O O
O E I I O
N
H
E
I
D

Tm Gm Mm km hm dam m dm cm mm µm nm pm

s ms µs ns ps

TN GN MN kN N mN µN nN pN

kPa hPa Pa mPa µPa

TJ GJ MJ kJ J mJ µJ nJ pJ

Omzetten naar een kleinere eenheid : getal moet vergroten ! met positieve macht van 10 !
Omzetten naar een grotere eenheid : getal moet verkleinen ! met negatieve macht van 10 !
5

➢ bij de grootheid oppervlakte


(hectare) ha (are) a (centiare) ca
km² hm² dam2 m² dm² cm² mm²

Omzetten naar een kleinere eenheid : getal moet vergroten ! met positieve macht van 10 !

Omzetten naar een grotere eenheid : getal moet verkleinen ! met negatieve macht van 10 !

➢ bij de grootheid volume

m³ dm³ cm³ mm³


kl hl dal l dl cl ml µl

Omzetten naar een kleinere eenheid : getal moet vergroten ! met positieve macht van 10 !

Omzetten naar een grotere eenheid : getal moet verkleinen ! met negatieve macht van 10 !
6

➢ bij de grootheid massa

S
I
-
E
E
N
H
E
I
D
T G M H D D C M M N P
E I E K E E E E I I A I
R
A
G
A
G
A
I C
T
C
A
C
I
N
T
L
L
C
R
N
O
C
O
L O I I O

O
Tg Gg Mg kg hg dag g dg cg mg µg ng pg

Omzetten naar een kleinere eenheid : getal moet vergroten ! met positieve macht van 10 !
Omzetten naar een grotere eenheid : getal moet verkleinen ! met negatieve macht van 10 !

Noot : 1,000 ton = 1000 kg 1 kg = 0,001 ton


7

➢ bij de grootheid tijd

Naam Symbool Verband met de eenheid

dag d 1d = 24 h = 1440 min = 86400 s

uur h 1h = 60 min = 3600 s

minuut min 1 min = 60 s

E M M N P
E I I A I
N L C N C
H L R O O
E I O
I
D

s ms µs ns ps

Omzetten naar een kleinere eenheid : getal moet vergroten ! met positieve macht van 10 !

Omzetten naar een grotere eenheid : getal moet verkleinen ! met negatieve macht van 10 !
8

b) Aan de hand van machten van 10


: omzetten naar SI-eenheid

Omzetten naar een bepaalde eenheid, gebeurt volgens meetnauwkeurigheid en een bepaalde techniek.

Jullie kunnen de omzettingstabellen zoals hierboven gebruiken. Echter zal dit veel tijd in beslag nemen om telkens
op jullie kladblad een omzettingstabel op te stellen.

Een andere techniek is het vervangen van de voorvoegsels door de bijhorende machten van 10. Dit gaat sneller!

Een voorvoegsel zegt gewoon met welke macht van tien je die eenheid moet vermenigvuldigen:
vb. 12 km = 12 ∙ 𝟏𝟎𝟑 ∙ 1 𝑚 (𝑘 = ∙ 103 )

T G M k h da … d c m µ n p
terra giga mega kilo hecto deca deci centi milli micro nano Pico
1012 109 106 103 102 101 10−1 10−2 10−3 10−6 10−9 10−12

Thuis Gaat Maarten de microgolf netjes poetsen

Opmerking: werkwijze in vraagstukken


- Eerst gegevens ALTIJD omzetten naar de juiste grondeenheid.
- Probeer vanaf nu bij omzettingen zoveel mogelijk te werken met machten van 10.
- Zorg dat het aantal beduidende cijfers behouden wordt.
9

Aanpak
1) Schrijf de getalwaarde over
2) Vervang het voorvoegsel doorbijhorende macht van 10.
3) Schrijf de grondeenheid.

EXTRA:
Als de eenheid kwadraat (of kubiek) is, vermenigvuldig je de macht van 10 nog
- met 2 (kwadraat)
- met 3 (kubiek)
(deze stap moet je dus niet altijd doen )

Bijvoorbeeld: 𝑙 = 200 𝑐𝑚
= 200 ∙ 10−2 𝑚

𝑙 = 1720 𝑀𝑚
= 1720 ∙ 106 𝑚

𝐴 = 200 𝑐𝑚2
= 200 ∙ (10−2 )² 𝑚2
= 200 ∙ 10−4 𝑚2

𝑉 = 150 𝑑𝑚3
= 150 ∙ (10−1 )³ 𝑚3
= 150 ∙ 10−3 𝑚3
10

Oefening: Zet om in de grondeenheid. (bij de correctiesleutel werd geen rekening gehouden met wetenschappelijke schrijfwijze)

Oefening Correctiesleutel (niet alle opl. worden gegeven)


7,0 𝑐𝑚 = 7,0 ∙ 10−2 𝑚 𝑜𝑓 0,070 𝑚 (fout 0,07 m want dit is niet in juiste BC, wel juiste waarde)

8,20 𝑡𝑜𝑛 = 8,20 ∙ 103 𝑘𝑔 (fout 8 200 kg want dit is niet in juiste BC, wel juiste waarde)

0,72 𝑘𝑚 = 0,72 ∙ 103 𝑚 𝑜𝑓 72 ∙ 10 𝑚 (fout 720 m want dit is niet in juiste BC, wel juiste waarde)

752 g = 752 ∙ 10−3 𝑘𝑔 𝑜𝑓 0,752 𝑘𝑔

7,2 𝑐𝑚2 = 7,2 ∙ 10−2∙2 𝑚2 = 7,2 ∙ 10−4 𝑚2 𝑜𝑓 0,00072 𝑚2 (als je met tabellen werkt )

0,8 𝑀𝑊 = 0,8 ∙ 106 𝑊 of 8 ∙ 105 𝑊 of 0,08 ∙ 107 𝑊 (fout 8,0 ∙ 105 𝑊 ; fout 0,80 ∙ 106 𝑊 ; …)

75 𝑘𝐽 = 75 ∙ 103 𝐽 (fout 75 000 J want dit is niet in juiste BC, wel juiste waarde)

456 mg = 456 ∙ 10−3 𝒈 = 456 ∙ 10−3 ∙ 𝟏𝟎−𝟑 𝒌𝒈 = 456 ∙ 10−6 𝑘𝑔 𝑜𝑓 0,000456 𝑘𝑔

0,45 𝑐𝐽 = 0,45 ∙ 10−2 𝐽 𝑜𝑓 0,0045 𝐽

123 𝑑𝑚 = 123 ∙ 10−1 𝑚 𝑜𝑓 12,3 𝑚

5,0 𝑑𝑚3 = 5,0 ∙ 10−1∙3 𝑚 = 5,0 ∙ 10−3 𝑚 of 0,0050 𝑚

4,2 ℎ𝑚2 = 4,2 ∙ 102∙2 𝑚 = 4,2 ∙ 104 𝑚 (fout 42 000 m want dit is niet in juiste BC, wel juiste waarde)

0,16 𝑝𝑚2 = 0,16 ∙ 10−12∙2 𝑚 = 0,16 ∙ 10−24 𝑚

89,9 µ𝑚 = 89,9 ∙ 10−6 𝑚

40 𝑇𝑚 = 40 ∙ 1012 𝑚

33 𝑑𝑚2 = 33 ∙ (10−1 )2 = 33 ∙ 10−2 𝑚

10 ml = 10 ∙ 10−3 𝑙 = 10 ∙ 10−3 𝑑𝑚3 = 10 ∙ 10−3 ∙ (10−1 )3 𝑚3 = 10 ∙ 10−3 ∙ 10−3 𝑚3 = 10−5 𝑚3

2,00 . 60 s = 120 s
2,00 min =
25 . 10-³ kg = 0,025 kg
25 g =
11

Oefening Correctiesleutel
𝑘𝑚 𝑘𝑚 103 𝑚 𝑚
8,0 = 8,0 = 8,0 = 2,2 (2,22… m/s)
ℎ ℎ 3600 𝑠 𝑠

7,2 𝑘𝑊ℎ = 7,2 𝑘𝑊ℎ = 7,2 ∙ 103 𝑊 ∙ 3600𝑠 = 26 ∙ 106 𝑊𝑠 (25920000 Ws)
𝑘𝑚 𝒌𝒎 𝟏𝟎³ 𝒎 𝑚
36

= 36 = 36 = 10
𝒉 𝟑𝟔𝟎𝟎 𝒔 𝑠
𝑔 .𝟏𝟎−𝟑 𝒌𝒈
5 = =5
𝒈
= 5 = 5 . 10-6
𝑘𝑔
𝑐𝑚³ 𝒄𝒎³ 𝟏𝟎𝟑 𝒎𝒎³ 𝑚𝑚3

Sneller omzetten:
- Omzetten van
𝑚
naar
𝑠
𝑘𝑚

→ maal 3,6
𝑚 𝑘𝑚
1,89 = 6,80 (6,804 km/h)
𝑠 ℎ

- Omzetten van
𝑘𝑚

naar
𝑚
𝑠
→ gedeeld door 3,6
𝑘𝑚 𝑚
128 = 35,6 (35,55… km/h)
ℎ 𝑠
12

Meetnauwkeurigheid en rekenregels

a) Wat is “nauwkeurigheid (NK) van een meettoestel of meetresultaat” ?


De nauwkeurigheid van een meettoestel wordt bepaald door de rangorde van het laatste cijfer van het
meetresultaat. Eenvoudigweg : “tot op hoeveel cijfers na de komma kan men aflezen ?”

Voorbeelden : 25,0 m² ► NK : 0,1 m²

0,24 g ► NK : 0,01 g

b) Wat zijn “kenmerkende of beduidende cijfers” ? (KC en BC zijn synoniemen)

De kenmerkende of beduidende cijfers zijn het aantal cijfers die in het meetresultaat voorkomen.
• Nullen achteraan in het meetresultaat tellen wel mee.
• Nullen vooraan tellen niet mee.
• Machten van 10 tellen niet mee. Ze kunnen dus gebruikt worden om een meetresultaat te herschrijven met
het gewenst aantal kenmerkende cijfers.

Voorbeelden : 25,0 cm² ► KC of BC : 3


0,24 g ► KC of BC : 2
6,003.10² hm ► KC of BC : 4
13

Noot :

- Getallen zonder eenheid (zoals π , maal 3,….) zijn perfect gekend en waarbij kenmerkende cijfers niet nodig
zijn ! Je moet dus enkel het aantal kenmerkende cijfers bepalen in een gemeten resultaat. Dit is een
resultaat met een getal en zijn bijhorende eenheid.
Op een gemeten resultaat zal altijd een foutmarge zitten, het is niet perfect gekend. KC is belangrijk.
Op een perfect gekend getal zit nooit een foutmarge, waardoor KC bepalen irrelevant is.

- Bij het omzetten van eenheden volgens meetnauwkeurigheid mag het aantal kenmerkende cijfers niet
veranderen. Dit kan men handig oplossen door gebruik te maken van machten van 10.

✓ Voorbeeld : 2,5 m = 2,5 . 10 +³ mm


(2KC) (2KC)

✓ Voorbeelden i.v.m. tijd en kenmerkende cijfers :

❖ 1 h 10 min 20 s = 4220 s ► KC : 4

De tijd in 1 h 10 min 20 s is tot op de seconde nauwkeurig gekend.


Dus moet je rekening houden met de 4 KC in het omgezette resultaat.

❖ In een opgave staat er “één uur”. Hier is het aantal kenmerkende cijfers niet duidelijk en moet
je er verder ook geen rekening mee houden in omzettingen en berekeningen.
14

c) Rekenregels bij meetnauwkeurigheid: zorg dat je altijd rekent in dezelfde eenheden!


Aangezien een meettoestel een beperkte meetnauwkeurigheid heeft, is een meetresultaat nooit 100% juist.
Bijgevolg zijn we bij bewerkingen met de meetresultaten, nooit zeker van alle cijfers in de uitkomst.
Daarom zijn er rekenregels ingevoerd om het eindresultaat met een zekere juistheid te noteren.

Rekenregel bij som en verschil

Bij een som of verschil van gemeten grootheden moet de nauwkeurigheid van het eindresultaat gelijk zijn aan de
nauwkeurigheid van het minst nauwkeurige meetresultaat.

Of

Bij een som of verschil van gemeten grootheden moet het aantal cijfers na de komma van het eindresultaat gelijk
zijn aan het minst aantal cijfers na de komma van de termen. (op voorwaarde dat dezelfde eenheden worden gebruikt!)

Bijvoorbeeld: 0,06 𝑚 + 2,0 𝑚 (= 2,06 𝑚) = 2,1 𝑚


1 cm 1 dm 1 dm dm is minst nauwkeurig
2 CNK 1 CNK 1 CNK CNK: cijfers na de komma

12,800 𝑠 + 3,12 𝑠 (= 15,920 𝑠) = 15,92 𝑠


0,001 s 0,01 s 0,01 s
3 CNK 2 CNK 2 CNK

31,0 g - 11,2 dg = 31,0 g - 1,12 g (= 29,88 g) = 29,9 g


0,1 g 0,01 g 0,1 g
1 CNK 2 CNK 1 CNK
15

Opmerking: Bij optellen en aftrekken met machten van 10:

(- zet meetwaarden eerst om naar dezelfde eenheid (met dezelfde BC!)


- herschrijf de meetwaarden met dezelfde macht van 10 (en dezelfde BC!)
- tel de getalwaarden op.
- schrijf de macht van 10 over.
- hou rekening met som/verschil regel.

0,060 𝑚 + 2,0 𝑑𝑚
= 0,060 𝑚 + 2,0 ∙ 10−1 𝑚
= 0,060 𝑚 + 0,20 𝑚 of = 0,60 ∙ 10−1 𝑚 + 2,0 ∙ 10−1 𝑚
3CNK 2CNK 2CNK 1CNK
= 0,26 𝑚 = 2,6 ∙ 10−1 𝑚
2CNK 1CNK

2,0 ∙ 10 𝑘𝑔 + 6,5 𝑘𝑔
= 20 𝑘𝑔 + 6,5 𝑘𝑔 of = 2,0 ∙ 10 𝑘𝑔 + 0,65 ∙ 10 𝑘𝑔
0CNK 1CNK 1CNK 2CNK
(= 26,5 𝑘𝑔) (= 2,65 ∙ 10 𝑘𝑔)
= 27 𝑘𝑔 = 2,7 ∙ 10 𝑘𝑔
0CNK 1CNK
16

Rekenregel bij product en deling (dus ook varianten: macht en worteltrekking)

Bij een product of deling van gemeten grootheden heeft het eindresultaat evenveel kenmerkende cijfers als het
meetresultaat met het minst aantal kenmerkende cijfers.

Bijvoorbeeld 3,4 𝑚 ∙ 12,63 𝑚 (= 42,942 𝑚2 ) = 43 𝑚2 = 4,3 ∙ 10 𝑚2


2 BC 4 BC 2 BC 2BC

12,1 m ∙ 10,250 m (= 124,025 m²) = 124 m²


3 BC 5 BC 3 BC

Opmerking: Als 1 van de 2 cijfers een constante is, dan heeft die eigenlijk oneindig veel BC.

Vb: 4 = 4,0000000000…: je kent dit getal exact, er zit geen foutmarge op.

Vb: omtrek = 4 ∙ 𝑧𝑖𝑗𝑑𝑒 = 4 ∙ 2,12 𝑐𝑚 = 8,48 𝑐𝑚

Oneindig BC 3 BC 3BC

➔ Constante doet niet mee aan de BC-regel

Vb: (41 mm)² ∙ 𝜋 (= 5281,0173 mm²) = 53 ∙ 10² mm²

2BC Oneindig BC 2 BC
17

Opmerking: !! bij deze regel kan je rekenen met verschillende machten van 10.

3,4 ∙ 102 𝑚 ∙ 2,56 ∙ 103 𝑚 = 8,704 ∙ 105 𝑚2


Je vermenigvuldigt - de getalwaarden
- de machten van 10
- de eenheden.

!! Zorg dat je altijd rekent met dezelfde eenheden:


m en dm kan je niet vermenigvuldigen.

Afrondingsprincipe van eindresultaat

➢ Is het eerste cijfer dat wegvalt, kleiner dan 5, dan blijft het voorgaande cijfer ongewijzigd.
➢ Is het eerste cijfer dat wegvalt, een 5 of hoger, dan wordt het voorgaande cijfer met één verhoogd.

Noot : Een rekenmachine houdt geen rekening met meetnauwkeurigheid. Daarom moet soms de uitkomst
herschreven worden met het gewenst aantal kenmerkende cijfers. Om te bepalen welke cijfers moeten
blijven, start je steeds vooraan in het getal. Hou hierbij ook rekening met het afrondingsprincipe.
→ Schrijf genoeg tussenstappen! 😊

Voorbeelden :
✓ Bekomen resultaat op rekenmachine : 35,2615 m² ► Herschreven resultaat met 3 KC : 35,3 m²
✓ Bekomen resultaat op rekenmachine : 46528 dm³ ► Herschreven resultaat met 3 KC : 465.10² dm³
18

d) Wetenschappelijke schrijfwijze

De standaardvorm of wetenschappelijke schrijfwijze van een getal is steeds van de vorm:

één niet-nul cijfer , andere cijfers ∙ macht van 10 eenheid

𝑚
Vb: 2,230 ∙ 102 𝑠

Afspraak: je schrijft énkel je antwoord in wetenschappelijke schrijfwijze.

Stel: je moet het antwoord herschrijven naar standaardvorm

→ komma verschuiven en compenseren met macht van 10


→ juist rekenen met machten van 10

Vb: 234,24 ∙ 10−3 𝑘𝑔 = 2,3424 ∙ 102 ∙ 10−3 𝑘𝑔 = 2,3424 ∙ 10−1 𝑘𝑔

Vb: 0,000314 ∙ 10−3 𝑠 = 3,14 ∙ 10−4 ∙ 10−3 𝑠 = 3,14 ∙ 10−7 𝑠

Vb: 135,34 ∙ 10−5 𝑘𝑔 =

Vb: 0,003495 ∙ 107 𝑚 =

Komma naar links → ∙ positieve macht van 10


Komma naar rechts → ∙ negatieve macht van 10
19

Oefeningen: Reken uit!


Hou rekening met de rekenregels en schrijf je eindantwoord in wetenschappelijke notatie.

Correctiesleutel
𝑚
82,3 𝑚 (=19,5952381 )
= 𝑚
𝑠
4,2 𝑠 = 20
𝑠
𝑚
= 2,0 ∙ 10
𝑠

20,28 𝑠 − 11,2 𝑠 = (=9,08 s)


= 9,1 𝑠

2,997925 ∙ 103
𝑚
∙ 8,0272 ∙ 10−4 𝑠 (=12,03247178 ∙ 10−1 𝑚)
𝑠
= = 12,032 ∙ 10−1 𝑚
2 = 1,2032 𝑚

4,6 𝑠 + 13 𝑠 = (=17,6 s)
= 18 𝑠
= 1,8 ∙ 10 𝑠

0,0121 𝑁−0,003 𝑁 (=
0,0091 𝑁
)
= 0,020 𝑘𝑔
0,020 𝑘𝑔 0,009 𝑁
=
0,020 𝑘𝑔
𝑁
(eerst verschil uitrekenen met rekenregels, daarna quotiënt) = (0,45 )
𝑘𝑔
𝑁
= 0,5
𝑘𝑔
𝑁
= 5 ∙ 10−1
𝑘𝑔
𝑚
3,931 𝑚 ∶ 4,2 𝑠 = (= 0.935952381 )
𝑠
𝑚
= 9,4 ∙ 10−1
𝑠

(= 17,28 𝑚)
8 ∙ 2,16 𝑚 = = 17,3 𝑚
= 1,73 ∙ 10 𝑚
(= 1,26 𝑠)
1,06 𝑠 + 0,2 𝑠 = = 1,3𝑠

(= 60,03 𝑚2 )
20,01 𝑚 ∙ 3,00 𝑚 = = 60,0 𝑚2
= 6,00 ∙ 10 𝑚2

3,12 ∙ 102 𝑠 + 1,2 ∙ 103 𝑠 = = 0,312 ∙ 103 𝑠 + 1,2 ∙ 103 𝑠


= (1,512 ∙ 103 𝑠)
= 1,5 ∙ 103 𝑠
20

Hoe lossen we vraagstukken op ?

1. Lees de opgave aandachtig.


➢ Interessante hulp : duid gegevens en gevraagd aan met fluostiften.
➢ Weet waarover het vraagstuk gaat + koppel het vraagstuk aan de bijhorende theorie.
➢ Gebruik je gezond verstand en probeer de situatie in gedachten voor te stellen.

2. Noteer het gegeven in symbolen !


➢ Koppel iedere waarde met zijn eenheid uit de opgave aan het symbool van de bijhorende grootheid.
➢ Zet de gegeven waarden steeds in de SI-eenheid volgens meetnauwkeurigheid.
➢ Interessante hulp : schets de situatie en duid daarop de gegeven grootheden aan.

3. Noteer het gevraagde in symbolen !

4. Los het vraagstuk op.


➢ Noteer eerst de gebruikte formule(s) in symbolen.
➢ Vorm eerst de formule om naar de gevraagde grootheid en vul daarna de gegevens in.
➢ Reken uit!
➢ Noteer alle stappen, tussen- en eindresultaten.
➢ Pas steeds de rekenregels i.v.m. meetnauwkeurigheid en de afrondingstechnieken toe !
➢ Bekijk het resultaat kritisch: is de oplossing realistisch?

5. Noteer op een aparte plaats het antwoord.

6. Formuleer een antwoordzin.


21

Omvormen van formules


𝑐
a+b=c ⇒ b=c-a a.b =c ⇒ b=
𝑎

𝑎 𝑎 𝑎
=𝑐 ⇒ a=b.c =𝑐 ⇒ b=
𝑏 𝑏 𝑐

OEFENING
𝐹𝑧 = 𝑚 ∙ 𝑔 omvormen naar m

omvormen naar g

𝐹𝑣 = 𝑘 ∙ ∆𝑙 omvormen naar k

omvormen naar ∆𝑙

𝐹
𝑝=𝐴 omvormen naar F

omvormen naar 𝐴

𝑝 =𝜌∙𝑔∙ℎ omvormen naar 𝜌

omvormen naar 𝑔

omvormen naar h
𝑚
𝜌= omvormen naar m
𝑉

omvormen naar 𝑉
22

Tabellen en grafieken
Verband Tabel Grafiek Vorm Vergelijking

y is onafhankelijk
van x
Horizontale lijn y = constante

𝐲
Recht evenredig
= 𝐜𝐨𝐧𝐬𝐭𝐚𝐧𝐭
x y y/x Rechte door 𝐱
verband tussen y
en x
0 0 oorsprong
1 4 4 y = constante . x
2 8 4 y= m . x
3 12 4
y/x = constante = richtingscoëfficiënt m met constante = m
= rico

Lineair verband x y
tussen y en x 0 2 Rechte niet door y = mx + b
1 6 oorsprong
2 10
3 14

Omgekeerd x . y = constante
evenredig verband x y x.y
tussen y en x 1 8 8
Hyperbool y = constante . x - 1
2 4 8
4 2 8
Noot : Trendlijn in y = constante . 𝟏
x . y = constante excel = MACHT 𝒙
23

Relaties tussen grootheden


Om het verband tussen 2 grootheden x en y na te gaan is het essentieel dat alle andere grootheden die hier een invloed kunnen hebben
constant gehouden worden. Doe je metingen door de grootheid B te veranderen ( B wordt dan de onafhankelijk veranderlijke) en A te meten
of ev. uit een andere gemeten grootheid te berekenen ( A wordt dan de afhankelijk veranderlijke). Noteer alles in een tabel, rond daarin
correct af. Voorzie extra kolommen. Maak de grafiek A(B) (NIET VERBINDEN WEL de best aansluitende rechte of kromme (trendlijn)
tekenen).

Verband Tabel Grafiek Vorm Vergelijking

y is onafhankelijk
van x
Horizontale lijn y = constante

Als A wijzigt en B niet, of omgekeerd, dan zijn beide grootheden onafhankelijk.


Bijvoorbeeld: zwaartekracht van bepaalde massa is onafhankelijk van het volume.
Bijvoorbeeld: bij ERB is snelheid onafhankelijk van het tijdstip.
𝐲
Recht evenredig
= 𝐜𝐨𝐧𝐬𝐭𝐚𝐧𝐭
x y y/x Rechte door 𝐱
verband tussen y
en x
0 0 oorsprong
1 4 4 y = constante . x
𝑥~𝑦
2 8 4 y= m . x
3 12 4
y/x = constante = richtingscoëfficiënt m met constante = m
= rico

Als B verdubbelt, verdubbelt A ook. Als B bvb. 10 keer kleiner wordt dan A ook ….
Bijvoorbeeld: wet van HOOKE: de kracht F is recht evenredig met de verlenging Δl.
De veerconstante k is de rico van de F(Δl) grafiek bvb k= 10 N/m dwz er is 10 N nodig om de veer 1 m langer te maken.
Bijvoorbeeld: bij een ERB is de positie verandering recht evenredig met het tijdsverloop.
Bijvoorbeeld: de zwaartekracht is recht evenredig met de massa van een voorwerp, g (= 9,81 N/kg, de veldsterkte) is de richtingscoëfficiënt, dat
betekent dat als de massa met 1 kg toeneemt de zwaartekracht met 9,81 N toeneemt.
24

Lineair verband x y
tussen y en x 0 2 Rechte niet door y = mx + b
1 6 oorsprong
2 10
3 14

Omgekeerd x . y = constante
evenredig verband x y x.y
tussen y en x 1 8 8
Hyperbool y = constante . x - 1
2 4 8
1
𝑥~ 4 2 8
𝑦 Noot : Trendlijn in y = constante . 𝟏
x . y = constante excel = MACHT 𝒙

Als B verdubbelt, halveert A. Als B bvb. 10 keer kleiner wordt dan wordt A 10 keer groter m.a.w. als B vermenigvuldigd
wordt met een factor dan wordt A met dezelfde factor gedeeld.

Als je een grafiek maakt van A in functie van 1/B dan krijg je een stuk rechte door de oorsprong met als richtingscoëfficiënt de
evenredigheidsconstante, want dan is A recht evenredig met 1/B.

Bijvoorbeeld: de massadichtheid is omgekeerd evenredig met het volume. Hoe groter het volume, voor eenzelfde massa, hoe kleiner de
𝑚
massadichtheid. 𝜌 =
𝑉

!! Bij lineaire en rechtevenredige verbanden kan je de rico bepalen met behulp van je wiskunde kennis .
25

Juiste opbouw tabel en grafiek in fysica

Tabel Grafiek

1° kolom = onafhankelijke grootheid x-as = onafhankelijke grootheid

2° kolom = afhankelijke grootheid y-as = afhankelijke grootheid

Hoe assen benoemen ?


Andere kolommen : bewerkingen, omzettingen, …
➢ symbool grootheid en tussen haakjes symbool eenheid

1° rij : Wat en hoe noteren ?


➢ Symbool grootheid en tussen haakjes symbool eenheid
Grafiektitel
➢ Bewerking in symbolen en tussen haakjes symbool
eenheid Legende toevoegen bij meerdere metingen op 1 assenstelsel
Noot : Is er een symbool die past bij de bewerking, noteer dan het
symbool in de tabel en de gebruikte formule onder de tabel !

Meetresultaten met juiste nauwkeurigheid noteren Bestpassende trendlijn door meetpunten tekenen

In bewerkingen rekening houden met meetnauwkeurigheid Vergelijking bij trendlijn noteren

Als na bewerking telkens (±) dezelfde waarde bekomen Pas de vergelijking bij de trendlijn aan met de symbolen
wordt ⇒ gemiddelde berekenen van de grootheden waarover het gaat.
26

Voorbeeld 1 : verband tussen volume en druk

p.V
p (Pa) V (m³) V/p (m³/Pa)
(Pa.m³)
1,0 10,00 10 10
2,0 5,00 2,5 10
4,0 2,50 0,63 10
5,0 2,00 0,40 10
10,0 1,00 0,100 10,0
gemiddeld 10

Voorbeeld 2 : verband tussen afgelegde weg en tijd


Meting 1
t(s) x (m) x / t (m/s) x . t (m. s)
0,00 0,00 0,00
5,00 2,00 0,40 10,0
10,00 4,00 0,400 40,0
15,00 6,00 0,400 90,0
20,00 8,00 0,400 160,0
gemiddeld 0,40

Meting 2
t(s) x (m) x / t (m/s) x . t (m. s)
0,00 0,00 0,00
5,00 0,82 0,16 4,1
10,00 1,64 0,164 16,4
15,00 2,48 0,165 37,2
20,00 3,30 0,165 66,0
gemiddeld 0,16
Er is een symbool v gekend voor deze bewerking. Dus betere notatie :
in de tabel : v (m/s) onder de tabel : v = x/t
27

Onderzoeksvraag
Een onderzoeksvraag is een denkvraag waarvan het antwoord via een zelf uit te voeren onderzoek kan gevonden worden. Probeer bij elk
experiment, elk onderzoek(je) te formuleren wat de onderzoeksvraag is.
ONDUBBELZINNIG – SPECIFIEK –AFGEBAKEND – HAALBAAR -OBJECTIEF

Meten

Voorbeeld 1 Voorbeeld 2 Voorbeeld 3 Voorbeeld 4


zwaartekracht van
verlenging van
1. Bepaal wat je wil meten. lengte van de klas volume van een golfbal een blokje met
een veer
haakje
met de schuifpasser, de veer aan een
(zoek ev. op hoe die werkt
2. Bepaal hoe je wil meten en één tegel meten statief, lat naast een balans om de
als je dat niet meer weet)
kies het juiste met de meet je de diameter klemmen, massa te meten en
meetinstrument . Kies een lintmeter/lat en (V=4/3. .(d/2)³) of met hoogteverschil via Fz=m.g vind je Fz
instrument met gepaste tegels tellen of met overloopvat + van één vast of met een
nauwkeurigheid. rolmeter maatcilinder bepaal je punt onder de dynamometer
volume veer bepalen

balans: m = 102 g =>


3. Meet en noteer je meting.
8 tegels elk 30,0 cm d = 4,27 cm => V=19,1 Fz= 1,00 N
Noteer de beduidende 𝛥𝑙 = 10,7 𝑐𝑚
cijfers. Eenheid niet => l = 240,0 cm cm³ of met vat V= 19 ml dynamometer
vergeten!
F=1,0 N
4. Bekijk je resultaat kritisch (komt het overeen met je schatting?). HERHAAL je meting, ev. door verschillende
personen, vooral als de meting moeilijk is. Noteer je werkwijze en de metingen in je verslag.

• om kracht te meten: dynamometer of via een omweg bvb voor zwaartekracht: massa meten met balans en F=m.g.
• om tijd te meten: je gsm of chronometer
• om lengte te meten: lat, rolmeter, schuifpasser, CBR…
• om volume te meten
o van vloeistoffen: maatcilinder tot op 1 ml nauwkeurig, bekers en erlenmeyers zijn minder nauwkeurig
o van vaste lichaam: met een overloopvat en een maatcilinder of via een omweg afmetingen meten (zie lengte) en via formule voor volume.
28

Extra oefeningen

Vraag 1:
Geef de nauwkeurigheid en het aantal kenmerkende cijfers van het gegeven meetresultaat

MEETRESULTAAT NAUWKEURIGHEID KENMERKENDE CIJFERS

0,005 mm

225,50 .10² m²

10,0 s

Vraag 2:
Na berekening met het rekentoestel bekomen we onderstaande getallen. Het aantal kenmerkende cijfers is echter niet juist.
Zet het getal om zodanig dat het aantal kenmerkende cijfers klopt.

Getal op rekentoestel Getal moet 4 kenmerkende cijfers hebben

20 hl

50426,5 cm²
29

Vraag 3:
Zet om volgens meetnauwkeurigheid (met machten van 10)

0,048 dm = pm 0,52 Tm = km

220,3 cm = µm 0,20 Mm = dam

220 pm = nm 0,0004 dm2 = mm2

0,048 dm² = hm² 0,060 cl = ml

1500 m3 = cm3 0,060 dl = dm3

300 m3 = l 5,050 kg = mg

25 ml = m3 0,200 mg = ng
30

Vraag 4:
Zet om volgens meetnauwkeurigheid

15 s = ....................................... min

2,4 min = ....................................... s

35 min = ....................................... h

2,34 h = ...................................... min

56320 s = ...................................... h

2 h 27 min = ....................................... s

1,36 h = ...................................... s

3600 ms = ..................................... min

19872.10² s = ………………………. d

56320 s = ............ h.............. min .............s


31

Vraag 5:
Maak volgende bewerkingen volgens meetnauwkeurigheid

3,860 cm + 10,22 cm + 0,004 cm=

105,60 cm . 0,2500 cm =

0,030.10 4 mm . 25 mm =

105,60 cm . 𝜋 =

6 . ( 4,05 cm )2 =

230 m . 16 m =

620,0 𝑑𝑚³
4. =
420𝑐𝑚

50,2 cm - 2,5 mm =

0,03 cm . 3,3 dm =
32

Vraag 6:

Los de vraagstukken op volgens meetnauwkeurigheid en volgens afspraken :

1) Een cilinder heeft een straal van 0,200 m.


Hoeveel m³ kan er in de cilinder als de cilinder 16 cm hoog is ?
Gegeven : (Noteer het symbool van de grootheid die hoort bij de gegeven waarden
+ zet iedere waarde om naar de SI-eenheid )
……….. = 0,200 m
………... = 16 cm = ………………….. m

Gevraagd : (Noteer het symbool van de grootheid die gevraagd wordt +


noteer tussen haakjes in welke eenheid het antwoord gevraagd wordt)
………… (→ m³)

Oplossing :
(Formule in symbolen ) ……….. = ………………………
(Invullen van waarden) ……….. = ………………………
(Uitkomst volgens meetnk) ……….. = ………………………

Antwoord : …………………..
33

2) Een cilinder heeft een diameter van 14,9 mm en een hoogte van
5,4 m.
a) Hoeveel m² zitten er in het grondvlak van deze cilinder ?
b) Hoeveel liter kan er in deze cilinder ?

3) Op de grond staan 2 figuren getekend : een vierkant met zijde 1,8 dm en een rechthoek met een grootte van
0,54 m².
Hoeveel m² nemen de 2 figuren te samen in op de grond ?

4) Loper 1 heeft 1,17 min nodig om een afstand af te leggen.


Loper 2 heeft 43 s nodig om dezelfde afstand af te leggen.
Hoeveel seconden heeft loper 2 rapper of trager gelopen ?

5) Een cirkel heeft een omtrek van 2,00 m. Hoeveel cm meet de straal ?

6) Een rechthoek heeft een lengte van 0,90 dm en een oppervlakte van 45,66 cm². Bereken de breedte van de
rechthoek. Geef het antwoord in de SI-eenheid.

7) Een balk heeft een breedte van 5,20 cm, een hoogte van 7,2 cm en een volume van 3,16 dm³. Welke lengte
heeft deze balk ?

8) Een cilindervormig vat met straal 20 cm, heeft een inhoud van 100 liter. Bereken de hoogte van het vat.

9) Een cilinder met hoogte 2,0 m heeft een grootte van 18,2 m³. Bereken de straal van de cilinder.
34

10) Op een kast met hoogte 90,0 cm staat een kubus. De kubus bestaat uit 6 vlakken waarbij 1 vlak een
oppervlakte heeft van 4 cm². Hoeveel cm zullen we meten tussen de grond en het bovenvlak van de kubus ?

11) Twee balken staan op elkaar. De totale hoogte van de 2 balken samen is 120 cm. Balk 1 heeft een lengte van
4055 mm, een breedte van 2,74 dm en een hoogte van 864000 µm. Balk 2 heeft een lengte van 22,2 dm en
een breedte van 50 cm. Bereken het volume die de 2 balken samen innemen.

12) Voorwerp 1 heeft een massadichtheid van 2,7 g/cm³. Voorwerp 2 van 500 g neemt 0,056 dm³ in.
a) Wat is de massadichtheid van voorwerp 1 uitgedrukt in kg/m³.
b) Hoeveel liter neemt voorwerp 1 in als het 3,25 kg weegt ?
c) Welk voorwerp heeft de grootste massadichtheid ?

You might also like