Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 58

Samenvatting T&C Techniek en Methodiek 2

Gevelsystemen
In Groningen mogen we niet hoger bouwen dan de top van de Martinitoren. Het hoogste
gebouw in de wereld is de Burj Khalifah (binnenkort niet meer).

Curtain walls (Gevels bestaande uit glas):


- Elementengevel (prefab)
- Traditionele gevel (stick gevel/laddergevel). Deze
wordt handmatig op de bouwplaats in elkaar gezet en
allemaal afzonderlijk.

Prefab → kortere bouwtijd op de bouwplaats, meer


fabrieksuren.

Traditionele gevels:
Bestaat uit:
• Verticale stijlen
• Horizontale dorpels (Bij kozijnen en raamwerken wordt de bovenkant en de
onderkant van de omranding dorpel genoemd).
Het g/ las is geklemd (klemlijst), met een afdeklijst.

Structurele beglazing
Dit is hetzelfde als een vliesgevel, maar het glas wordt niet geklemd met een lijst, maar je
gaat het vastkitten. Deze manier heeft een meer uniforme uitstraling. Dit het meest
complexe gevelsysteem die er bestaat en wordt vaak ook spider-systeem genoemd.

Vliesgevels zijn met verschillende materialen uit te voeren. De meest voorkomende zijn:
➢ Aluminium
▪ Licht van gewicht
▪ Makkelijk te bewerken

➢ Staal
▪ Slanke dimensionering
▪ Grote overspanningen
▪ Brandwerend (beter dan bij aluminium)
▪ Inbraakwerend
▪ Kogelwerend

Hoe zie je of het een aluminium- of staalprofiel is:


Bij aluminium zijn het scherpe hoeken. Staal heeft rondere hoeken, omdat staal wordt
gewalst. Aan de buitenkant kan je het verschil nauwelijks zien.

Aluminium Staal
Vereniging Metalen Ramen en Gevelbranche (VMRG)
- Pui
Kenmerk van een pui is dat het eigenlijk een ordinair kozijn (formele naam) is.
Opgenomen in of aan de (draag)constructie,
dus tussen vloeren en/of aan dragende
wanden. Bouwvolgorde van het detail:
1. Binnenblad metselen
2. Hoekijzer aanbrengen aan binnenblad
3. Stelkozijn (dit is een houten lat)
4. Isolatie
5. Metselankers
6. Buitenblad metselen
7. Aluminium kozijn plaatsen

Je ziet aan een detail als het binnenbeglazing is, dat de glaslat aan de binnenkant zit.
Het kan ook aan de muur worden bevestigd. Dan is het nog steeds een pui.

- Vliesgevel
Bestaat uit stijlen en dorpels. De stijlen worden eerst gemonteerd en vervolgens de
dorpels en vakvullingen (glas/sandwichpaneel). Gemonteerd voor de
(draag)constructie, dus voor de vloeren en dragende wanden of kolommen.

Rond gat

Slobgat, hiermee kan je de stijl op de


juiste hoogte stellen en de juiste plaats.
Een vliesgevel bevestig je aan een verdiepingsvloer of aan de draagconstructie.
Een verbinding aan het plafond is hetzelfde als die van de vloer, maar dan
omgekeerd.

- Horizontale raamstrook
Meerdere horizontale geschakelde puien. Gemonteerd tussen de vloeren en voor
dragende wanden of kolommen. Er is een horizontale belijning te zien in de gevel.

- Verticale raamstrook
Meerdere verticale geschakelde puien. Gemonteerd voor de vloeren en tussen de
dragende wanden of kolommen. Er is verticale belijning in de gevel te zien.
Verschillende puien los op elkaar gestapeld.

- Elementengevel
Meerdere zowel horizontaal als verticaal geschakelde puien. Gemonteerd voor de
vloeren en voor de dragende wanden of kolommen. Alle losse kozijnen komen als 1
element op de bouwplaats (prefab).

Een vliesgevel wordt ook wel stijl- en regelwerkgevel genoemd.


Opbouw van het profiel geïsoleerd: Opbouw van het profiel ongeïsoleerd:

Bij een geïsoleerd profiel zit er een isolator in → dit is de koudebrugonderbreking en zorgt
ervoor dat er geen warmteverliezen zijn. Neopreen wordt vaak gebruikt als isolator.

Bij een profiel wordt een klemlijst afgedekt met een dekkap/afdekker/kliklijst. Deze wordt
niet geschroefd, maar geklikt. Meestal is een kliklijst een esthetische afwerking.

Het glas/sandwichpaneel wordt tussen een klemlijst geklemd en wordt geschroefd aan het
achterliggende kokerprofiel.

Een ongeïsoleerd profiel wordt en mag niet meer gebruikt worden in de gevels. Deze worden
meer gebruikt in gebouwen als scheidende wand.

Bij stalen vliesgevel heb je een stalen kokerprofiel (achterconstructie) in combinatie met
aluminium delen, omdat staal een goede warmtegeleider is. Dit ziet er in principe hetzelfde
uit als een aluminium profiel (van dichtbij zie je wel verschil).

Houten vliesgevels → combinatie van aluminium buitenprofiel en houten


kokerprofiel.

Elke stijl is van binnen hol.


Door middel van een boutverbinding verbind je het voetanker met de stijl.

Vliesgevel is een verzameling van kleinere elementen.


- Stijlen
- Dorpels
- Glas/sandwichpaneel

Volgorde van bouwen:


1. Draagconstructie
2. Ankers aanbrengen
3. Stijlen plaatsen
4. Dorpels met bevestigingsmiddelen
5. Glas/sandwichpaneel
Bij vliesgevels en elementengevels wordt het altijd verbonden aan de stijlen. Er is geen
uitzondering!

Vaak is de bouwvolgorde van gevels


van beneden naar boven.

Boutverbinding met een rond gat ->


Vaste verbinding. De stijl kan niet
meer gesteld worden.
Een schuivende verbinding heeft een
slobgat. De stijl kan hierdoor nog
uitzetten en krimpen en gesteld
worden. (verticaal slobgat)

Vaste verbinding t.p.v. tweede verdieping


Onder vaste verbinding dilatatie aanbrengen i.v.m.
uitzettingscoëfficiënt aluminium

Het profiel wat tussen de twee stijlen wordt gebracht, is het verjongingsprofiel. Tussen de
twee stijlen zit een kleine naad in verband met de uitzettingscoëfficiënt.

Er zijn drie soorten verbindingen:


1. Vaste verbinding
2. Schuivende verbinding
3. Vaste verbinding in combinatie met dilatatie

Elementengevel
Deze gevel is horizontaal en verticaal met elkaar te verbinden. Deze gevel is ook prefab.

Hijsogen zitten aan de zijkanten van elk gevelelement. Hiermee


kunnen de elementen gehesen worden met een kraan. Deze
hijsogen blijven meestal zitten, maar ze kunnen er ook afgehaald
worden. De hijsogen zijn verbonden aan de stijlen.
Door verschillende rubbers in het profiel wordt het mogelijk gemaakt om optimale
kierdichting te hebben. Alle elementen moeten op de goede afstand worden opgehangen.
Door middel van boutverbindingen kan je het element stellen (omhoog/omlaag → z-
richting).

Profiel op vloer -> slobgaten. Dwarskrachtrichting op de gevel. Elementen kunnen naar


voren en naar achter gesteld worden (x-richting).

Halfen → fabrikant van metalen constructie-elementen. Zo hebben deze ook de halfenrail


ontworpen. Dit is een soort gordijnrail. Hierdoor kan je het stellen in de langsrichting (y-
richting). Bij nieuwbouw wordt er altijd gebruik gemaakt van een halfenrail.

Bij 3D-ankers is het ene deel vastgemaakt aan element en het andere deel aan de vloer.

Plenum is de zone tussen onderkant vloer en het systeemplafond om leidingen en dergelijke


weg te werken.

Lichte gevelelementen – composiet


Er zijn twee systemen:
1. Enkelschalig geïsoleerd element.
2. Hybride meerlaagse elementen voorzien van isolatie (isolatie verwerkt in HSB-
binnenblad)

Productie van een composiet gevel:


Mal 1 voorzien van gelcoating (esthetische en functionele afwerking van het gevelelement)
Aanbrengen fiberglassdeken;
Aanbrengen isolatie-elementen (PIR) en afdekken met een fiberglassdeken;
Tweede mal (met gelcoating) aanbrengen op mal 1 (luchtdicht afsluiten);
De mal wordt met een kunsthars onder druk ingespoten om alle elementen in de mal met
elkaar te verbinden;
Nadat het gevelelement uit de mal is verwijderd, wordt het element geschuurd en gepolijst
(ca.8 manuren);
Vervolgens gaan de elementen op transport naar de bouwplaats.

Voordelen:
- Gewicht
- Sterkte
- Vorm
- Grote warmte- en geluidsisolerend

Het is wettelijk niet mogelijk om bij hoogbouw de gevelelementen te verlijmen.

Sandwich elementen
Mogelijkheden:
- Enkele schil (enkel sandwichpaneel)
- Meervoudige schil (binnendoos, isolatie in combinatie met gevelafwerking)
De keuze is afhankelijk van:
• Esthetische eisen
• Bouwfysische eisen:
▪ Isolatie
▪ Winddichtheid
▪ Geluidsabsorptie
▪ Geluidsweerstand

Sandwichpanelen zijn opgebouwd uit:


- Stalen buitenplaat (verzinkt/aluminium)
- Isolatiekern van PIR of steenwol
- Stalen binnenplaat (verzinkt/aluminium)

Stalen binnen en buitenplaat van een sandwichpaneel staan niet met elkaar in verbinding.

PIR:
- Hoge isolatie waarde (100mm PIR – 4.44 m2 K/W)
- Gesloten celstructuur (vocht/schimmels)

Steenwol:
- Hoge brandwerendheid
- Goede isolatie waarde (100mm Steenwol – 2.28 m2 K/W)
- Recyclebaar

Andere isolatiematerialen mogelijk (EPS).

Blinde bevestiging → schroefkop is uit het zicht.

Felsbanen:
- Roevensysteem
- Felssysteem
- Losagnes

Casette gevel
Een cassettegevel is opgebouwd uit (veelal) rechthoekige panelen van
aluminium, staal, rvs, koper, titanium, of een composiet, vaak voorzien van een verfcoating.
De panelen hebben meestal een dikte van 1,5 tot 3mm, de hoeken zijn
omgezet en voorzien van een sparing t.b.v. de montage.
Kantoor DUO → cassette gevel.
Keramische tegel

Zwaardere gevelelementen – natuursteen

Zwaardere gevelelementen – beton


Er zijn twee uitvoeringen:
1. Sandwichpanelen
2. Gevelpanelen in prefab beton

Sandwichpanelen zijn gelaagde elementen.


Ze bestaan uit een kernmateriaal met goede warmteisolerende eigenschappen en aan
weerszijden een betonnen plaat.
De buitenste laag (gevel) kan in glad grijs, industrieel sier- of architectonisch beton met de
gewenste kleur, vorm en textuur uitgevoerd worden.
Bouwfysica/ installatietechniek
Installatietechniek
Behaaglijkheid, comfort en beleving
Welke factoren spelen er een rol?
1. Thermische behaaglijkheid
▪ Temperatuur van de lucht
▪ Temperatuur van de oppervlakten
▪ Luchtsnelheden en luchtbewegingen
▪ Vochtigheid van de lucht

2. Verlichtingsbehaaglijkheid
▪ Verlichtingsniveau
▪ Gelijkmatigheid van de verlichting
▪ Mate verblinding
▪ Lichtvalkrichting
▪ Kleur van het licht
▪ Kleurweergave van het licht
▪ Contrastwerking

3. Psychologische behaaglijkheid
▪ Individuele behoeften en mogelijkheden
▪ Visueel contact met buiten
▪ Bewegingen in de ruimte

4. Hygiënische behaaglijkheid
▪ Verontreiniging van de lucht
▪ Akoestische storingen

Ventilatie en behaaglijkheid
Welke factoren spelen er een rol?
1. Luchtsnelheid (tocht)
2. Luchttemperatuur
3. Luchtkwaliteit

Temperatuur van oppervlakten (bijvoorbeeld van een gevel) spelen een grote rol bij het
verwarmen van je gebouw.

Wat is de invloed van mijn keuzes?


De randvoorwaarden van de luchtsnelheid staan beschreven in het bouwbesluit.

Randvoorwaarden luchttemperatuur
• Afhankelijk van activiteitenniveau – werkzaamheden. In een sporthal/werkplaats
lager dan in kantoor.
• Afhankelijk van buitentemperatuur. In de zomer warmer dan in de winter.

Randvoorwaarden luchtkwaliteit
• Schone lucht
• Afvoeren vervuilde lucht, bijvoorbeeld:
- Bijv. uitlaatgassen parkeergarage
- Ademlucht mensen
- Verbrandingslucht CV, open haard, etc.
- Vocht van douchen, koken, was,
- Emissies bouwmaterialen
- Geurtjes
• Veel gebruikte maat is CO2-concentratie

• CO2 waarde buitenlucht ca. 350 ppm


• Gemiddelde stijging per jaar 0,5 ppm
• Gewenste waarde binnenlucht 600 ‐1000 ppm
• Max. duurbelasting kantoren 1400 ppm
• Behaaglijkheidgrens 1500 ppm
• MTC‐waarde 5000 ppm
• Bioscoop bij einde voorstelling 7000 ppm

Ventilatie – op welke manier? / welk systeem?


De onderscheiden systemen:
1. Natuurlijke toevoer – natuurlijke afvoer
+ kost geen energie
+ geen installatiegeluid
+ toevoer per vertrek te regelen
- lastig te sturen – capaciteit is afh. winddruk en windrichting
- capaciteit toevoerroosters is beperkt
- tocht gevoelig (vooral in de winter)
- warmteterugwinning niet mogelijk
- lucht niet bruikbaar als transportmedium warmte / koude

2. Natuurlijke toevoer – mechanische afvoer (variant 1)


+ capaciteit is beter te sturen
+ verkeersruimte wordt meegenomen in de ventilatie
+ beperkte installatie nodig, alleen overstort roosters
+/- toevoer kan gesloten worden, afvoer blijft werken
- capaciteit toevoerroosters is beperkt
- tocht gevoelig (vooral in de winter)
- warmteterugwinning beperkt mogelijk

3. Natuurlijke toevoer – mechanische afvoer (variant 2)


+ capaciteit is beter te sturen
- verkeersruimte wordt niet meegenomen in de ventilatie
+/- meer uitgebreide installatie nodig, alleen afvoerkanalen en overstort roosters
+/- toevoer kan gesloten worden, afvoer blijft werken
- capaciteit toevoerroosters is beperkt
- tocht gevoelig (vooral in de winter)
- warmteterugwinning beperkt mogelijk

4. Mechanische toevoer – mechanische afvoer


+ capaciteit is volledig te regelen
+ hoge capaciteiten mogelijk
+ toevoer is individueel te regelen
+ temperatuur in te blazen lucht kan worden geregeld
+ warmteterugwinning is zeer goed mogelijk
- verkeersruimte wordt niet meegenomen in de ventilatie
- uitgebreide installatie nodig met toe- en afvoerkanalen, hierdoor boven
plafond meer ruimte nodig.

5. Mechanische toevoer – natuurlijk afvoer (komt in de utiliteitsbouw nooit voor)

Berekening op basis van Bouwbesluit


Stap 1. Gebouw indelen in gebruiksfuncties + aantal personen
Stap 2. Opzoeken vereiste capaciteit (in Bouwbesluit)
Stap 3. Bepalen vereiste capaciteit
Stap 4. Uitwerken stroomschema
Berekenen op basis van andere eisen kan op exact dezelfde manier.

De gele kanalen → luchttoevoer


De blauwe kanalen → luchtafvoer

Je hebt een individuele voorkeur als het gaat om behaaglijkheid (bijvoorbeeld temperatuur).

Leefzone= gedeelte van een verblijfsgebied waarbij de ruimte gelegen binnen 1 meter van
een uitwendige scheidingsconstructie, binnen 0,2 meter van een inwendige
scheidingsconstructie en hoger gelegen dan 1,8 meter boven de vloer buiten beschouwing
blijft.

Om de doorsnede van een kanaal ten behoeve van ventilatie te berekenen is de volgende
formule van toepassing:

De afmetingen die verkrijgbaar zijn:

De maten van de kanalen geldt niet voor het hele stelsel, want de kanalen naar de ruimten
kunnen kleiner zijn.

Doel van klimaatinstallaties


• het realiseren van een gezond en comfortabel binnenklimaat

Dus:
• voldoende ventilatie
• niet te warm
• niet te koud
In kantoren:
passend bij de wensen van een gemiddelde gebruiker
Tenzij:
Je de gebruiker regelmogelijkheid geeft.

We onderscheiden:
• Eenvoudige klimaatinstallaties met de basisfuncties:
➢ ventileren
➢ verwarmen
• Geavanceerde klimaatinstallaties met meer functies als:
‐ ventileren
‐ verwarmen
‐ koelen
‐ be‐ of ontvochtigen
‐ filteren
• De keuze is een afweging tussen wensen, eisen, beschikbare ruimte, budget en soms
behaaglijkheid en energieverbruik

LBK= luchtbehandelingskast
WKK= warmtekrachtkoppeling
(brainstormsessie is bijlage)

Concept 1 – centrale verwarming, mechanische afzuiging


Componenten:
• warmtebron (CV-ketel, warmtepomp o.i.d) in technische
ruimte
• transportleidingen warm water en pompen
• radiatoren (te plaatsen voor de gevel, het alternatief:
vloerverwarming is in combinatie met roosters niet de
meest gekozen optie, omdat de kans op tocht groter is)
• regelingen
• afzuigventilator (op het dak of in de technische ruimte)
• luchtkanalen voor de afvoer van ventilatielucht
• afvoerroosters (in plafond)
• toevoerroosters in gevel
• regelingen

Kenmerken:
• redelijk beheersbaar binnenklimaat in de winter
• klachten kunnen ontstaan over droge lucht en tocht
• een van het buitenklimaat afhankelijk binnenklimaat in de zomer
• gebruikers ervaren de regelbaarheid van roosters en radiatoren als positief
• eenvoudig aan te passen
• beperkte energiekosten
• beperkte onderhoudskosten
Ruimtebeslag:
• ruimte nodig voor transport luchtkanalen (horizontaal en verticaal)
• technische ruimte nodig voor verwarmingsinstallatie en eventueel afvoerventilator
(reken op een ruimtebeslag van 1 m² per 100 m² BVO

Parallel geschakelde leidingen zijn een tweepijpssysteem.

Concept 2 – centrale verwarming, ventilatie: constant volume


(CAV-systeem)
Vaak is er ook een WTW-unit aanwezig.
Componenten:
• warmtebron (CV-ketel, warmtepomp o.i.d) in technische
ruimte
• transportleidingen warm water en pompen
• radiatoren
• regelingen
• luchttoevoerunit (buitenluchtrooster, filters, verwarmingsbatterij, evt.
Luchtbevochtiger en ventilator)
• luchtafvoerunit (luchtuitblaasrooster en ventlator)
• warmtewisselaar
• luchtkanalen voor de toe- en afvoer van ventilatielucht
• toe- en afvoerroosters (in plafond)
• regelingen

Kenmerken:
• constante hoeveelheid ventilatielucht (verwarmd en evt. bevochtigd), ook geschikt in
combinatie met andere installatieconcepten
• goede beheersing hoeveelheid ventilatielucht
• redelijk beheersbaar binnenklimaat in de winter
• een van het buitenklimaat afhankelijk binnenklimaat in de zomer
• eenvoudig aan te passen
• energetisch minder sterk, ventilatiecapaciteit kan niet geregeld
• onderhoudsarm, wel moeten filters regelmatig worden vervangen

Ruimtebeslag:
• ruimte nodig voor luchtkanalen (horizontaal en verticaal)
• technische ruimte nodig voor verwarmingsinstallatie en luchtbehandelingsinstallatie
(reken op een ruimtebeslag van 2,5 m² per 100 m² BVO

Je speelt bij dit systeem niet in op de behoefte.


Warmteterugwinning door middel van een warmtewiel.

Concept 3 – ventilatie, verwarming en koeling op basis van een variabel-volumesysteem


Componenten:
• warmtebron (CV-ketel, warmtepomp o.i.d) in technische ruimte
• luchttoevoerunit (buitenluchtrooster, filters, meng- en WTW-
zone, verwarmingsbatterij, evt. Luchtbevochtiger en ventilator)
• luchtafvoerunit (luchtuitblaasrooster en ventilator)
• luchtkanalen voor de toe- en afvoer van ventilatielucht
• variabel-volumeboxen boven plafond
• naverwarmers boven plafond
• toe- en afvoerroosters (in plafond)
• regelingen

Omschrijving:
• volledig klimaatbeheersingssysteem d.m.v. lucht
• de ruimtetemperatuur wordt in de zomer geregeld door de (gekoelde)
luchthoeveelheid te variëren met een geregelde klep, de variabel volumebox. Dit kan
per ruimte of zone, waardoor variaties in de warmtebelasting gecompenseerd
kunnen worden.
• de af te voeren luchthoeveelheid wordt hierop aangepast
• de maximaal benodigde luchthoeveelheid wordt bepaald door de koelbehoefte van
het gebouw

• verwarming in 2 stappen plaats:


- centraal in de luchttoevoerunit (tot bijvoorbeeld 16 °C)
- lokaal middels een lucht naverwarmer per ruimte of zone

Kenmerken:
• behaaglijk binnenklimaat te realiseren in zomer en winter
• selectie toevoerroosters vereist i.v.m. wisselende luchthoeveelheden aandacht,
omdat het inblaaspatroon afhankelijk is van de hoeveelheid lucht, een slechte keuze
kan tochtklachten geven
• energetisch sterk, warmteterugwinning is goed mogelijk
• meer onderhoud dan vorige systemen i.v.m. meer componenten

Ruimtebeslag:
• ruimte nodig voor luchtkanalen (horizontaal en verticaal)
• ruimte nodig voor variabel volumebox en naverwarmer (reken op een benodigd
plafondspouw van 400 – 500 mm)
• technische ruimte nodig voor verwarmingsinstallatie en luchtbehandelingsinstallatie
(reken op een ruimtebeslag van 4,5 m² per 100 m² BVO

Concept 4 – ventilatie, verwarming en koeling op basis van een ventilator-


convectorsysteem
Ventilatorconvectoren zijn units voorzien van een ventilator en een
verwarmings- en koelelement en een aansluiting voor ventilatielucht.

Werking:
• ruimtelucht wordt aangezogen via plenum of retourroosters
• ventilatielucht wordt aangezogen vanuit het ventilatiesysteem
• deze luchtstromen worden gemengd
• In de winter wordt de ruimtelucht verwarmd door het verwarmingselement in de
convector, aangesloten op het verwarmingswaternet
• in de zomer wordt de ruimtelucht gekoeld door het koelelement in de convector, dat
is aangesloten op het gekoeld waternet
• de geconditioneerde lucht wordt in geblazen

Componenten:
• warmtebron (CV-ketel, warmtepomp o.i.d) in technische ruimte
• Koelmachine (warmtepomp, compressiekoelmachine) in technische ruimte en/of op
dak
• luchttoevoerunit (buitenluchtrooster, filters, meng- en WTW-zone,
verwarmingsbatterij, evt. Luchtbevochtiger en ventilator)
• luchtafvoerunit (luchtuitblaas rooster en ventilator)
• luchtkanalen voor de toe- en afvoer van ventilatielucht
• ventilatorconvector in plafond of tegen de gevel
• toevoerleidingen voor warm te en koude (gevuld met water of koudemiddel)
• toe- en afvoerroosters (in plafond)
• regelingen

Kenmerken:
• klimaat is per ruimte te regelen
• behaaglijk binnenklimaat te realiseren in zomer en winter
• eenvoudig kanalenstelsel met beperkte afmetingen (er is alleen lucht nodig voor
ventilatie en niet voor verwarmen en/of koelen)
• condens-afvoer nodig als te openen ramen mogelijk moeten zijn
• meer geluid in de ruimte zelf omdat de ventilatoren in de kast lawaai maken, dit kan
hinderlijk zijn als geen geluiddempende voorzieningen worden getroffen
• systeem vraag regelmatig onderhoud , waarbij niet alleen filters van de
luchtbehandelingskast in de technische ruimte moeten worden vervangen maar ook
de filters van de losse units in de ruimte

Ruimtebeslag:
• ruimte nodig voor luchtkanalen (horizontaal en verticaal)
• ruimte nodig voor ventilatorconvector (reken op een benodigd plafondspouw van
400 – 500 mm)
• technische ruimte nodig voor verwarmingsinstallatie en luchtbehandelingsinstallatie
(reken op een ruimtebeslag van 3,5 m² per 100 m² BVO
Je komt dit systeem vaak tegen in hotelkamers en laboratoria, waar geluid minder kritisch is
als in een kantoor of klaslokaal.

Concept 5 – ventilatie, verwarming en koeling op basis van inductie units


Werking:
• De untis zijn intern voorzien van een verwarmingselement en koelement,
aangesloten op het warm water- en gekoeld waternet.
• De met hoge snelheid ingeblazen lucht trekt ruimtelucht mee, dat langs het
verwarmingsnet of koelelement wordt gevoerd. De gemengde lucht komt in de
ruimte.

Componenten:
• warmtebron (CV-ketel, warmtepomp o.i.d) in technische ruimte
• koelmachine (warmtepomp, compressiekoelmachine) in technische ruimte en/of op
dak
• luchttoevoerunit (buitenluchtrooster, filters, meng- en WTW-zone,
verwarmingsbatterij, evt. Luchtbevochtiger en ventilator)
• luchtafvoerunit (luchtuitblaas-rooster en ventilator)
• luchtkanalen voor de toe- en afvoer van ventilatielucht
• Inductie-units in plafond of tegen de gevel
• toevoerleidingen voor warm te en koude (gevuld met water of koudemiddel)
• toe- en afvoerroosters (in plafond)
• regelingen

Kenmerken:
• klimaat is per ruimte te regelen
• constante (niet te regelen) luchttoevoer
• behaaglijk binnenklimaat te realiseren in zomer en winter
• eenvoudig kanalenstelsel met beperkte afmetingen (er is alleen lucht nodig voor
ventilatie en niet voor verwarmen en/of koelen)
• toevoer kan aanleiding geven tot tocht, als de units onder de ramen worden
geplaatst kan koudeval langs de gevel worden opgevangen
• eenvoudig te regelen
• units hebben regelmatig onderhoud nodig
• kritisch t.a.v. geluid bij te hoge luchtsnelheden in de unit

Ruimtebeslag:
• ruimte nodig voor luchtkanalen (horizontaal en verticaal)
• ruimte nodig voor inductie-unit in plafond of tegen gevel (500 mm)
• technische ruimte nodig voor verwarmingsinstallatie en luchtbehandelingsinstallatie
(reken op een ruimtebeslag van 3,5 m² per 100 m² BVO

Concept 6 – verwarming en koeling met klimaatplafond + balansventilatie


Werking:
• een klimaatplafond zorgt voor straling en convectieve
uitwisseling van warmte en koude aan de ruimtelucht
• het voordeel is dat er veen minder lucht in beweging hoeft
te worden gebracht
• naast het klimaatplafond heb je wel een ventilatiesysteem
nodig
• een geperforeerd plafond geeft ook geluidabsorptie en is gunstig voor de akoestiek in
de ruimte
• er is geen bouwkundige afwerking van het plafond nodig

Componenten:
• warmtebron (CV-ketel, warmtepomp o.i.d) in technische ruimte
• koelmachine (warmtepomp, compressiekoelmachine) in technische ruimte en/of op
dak
• toe- en afvoerleidingen voor warm en koud water
• plafond elementen
• Regelingen
+ Los ventilatiesysteem voorzien van alle hiervoor benodigde componenten

Kenmerken:
• koeling en verwarming door middel van 1 installatie
• In de winter stralingscompensatie van koude oppervlakken
• hoge koelcapaciteit
• weinig luchtverplaatsing (minder kans op tocht)
• verwarming (grotendeels) onafhankelijk van ventilatie, wel is in verband met de
beschikbare capaciteit een goede thermische schil nodig
• eenvoudig onderhoud, geen te vervangen filters e.d. in losse units
• kwalitatief goed plafond

Ruimtebeslag:
• ruimte nodig voor luchtkanalen (horizontaal en verticaal)
• technische ruimte nodig voor verwarmingsinstallatie en luchtbehandelingsinstallatie
(reken op een ruimtebeslag van 3,5 m² per 100 m² BVO

Overige opties
Betonkernactivering
Decentrale systemen, die in de ruimte zelf warmte en koude produceren. Deze zijn makkelijk
achteraf aan te brengen.
Voorbeelden:
• losse luchtverhitters
• losse aircoinstallaties
• kleine all-in-one warmtepompsystemen

Distributie warmte en koude


• water
• koudemiddel
• lucht
• water + lucht
De warmtecapaciteit van water of koudemiddel is hoger dan de warmtecapaciteit en
soortelijke massa van lucht. Het is daardoor mogelijk om met dunnere leidingen veel meer
warmte of koude in het gebouw te brengen.
Dit is bepalend voor plafondhoogte en schachtmaten.
Systemen met water of een andere vloeistof als transportmiddel voor warmte en koude:
- concept 1
- concept 2
- concept 5
- concept 6

Systemen met lucht als transportmiddel voor warmte en koude:


- concept 3
- concept 4

Naast ventilatie, verwarming en koeling is nodig:


- een meterkast
- een transportsysteem voor warm en koud water
- een warmwatertoestel
- kranen, gootstenen, sanitair, etc.
- blusmiddelen
- een binnen-riolering
- hemelwaterafvoeren

De meterkast
Exacte uitvoering in overleg met Nutsbedrijf.
In ontwerp rekening houden met onderstaande.
• op de begane grond, vorstvrij en niet verder
dan 10 m van de entreedeur
• voldoende groot met ruimte voor:
- gasmeter
- watermeter
- elektriciteitsmeter
- groepenkasten
- invoer telecom
- etc.
• afsluitbare deuren met een dagmaat van 1300 mm
• binnenzijde afwerken met 18 mm beplating
• deuren voorzien van ventilatie
• mantelbuizen nodig voor leidingdoorvoeren
• Vereiste voorziening is vastgelegd in Bouwbesluit
Art. 3.32 Luchtverversing overige ruimten(nieuwbouw)
Lid 2. Een ruimte met een opstelplaats voor een gasmeter heeft een niet afsluitbare
voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van
ten minste 1 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die ruimte, met een minimum van 2
dm³/s.

• NEN 1087

qv = A  v  1.000
met: qv = vereiste capaciteit in dm³/s
A = vereist doorlaatoppervlak in m²
v = luchtsnelheid in m/s

De toe- en afvoeropeningen voor de ventilatie komen in de deur, voor v moet daarom 0,1
m/s worden aangehouden.
Het vereist oppervlak aan toe- en afvoeropeningen bedraagt voor meterkasten tot 2 m²:
A = 2 / (0,1  1.000) = 0,02 m² = 200 cm²
Vaak wordt onder de deur een spleet met dit oppervlak vrij gelaten of een rooster geplaatst.
Boven in de deur komt eveneens een rooster of worden gaten open gelaten.

Distributie warm en koud water


• Aandachtspunt:
- Legionella beheersing
Koud water mag niet warmer worden dan 25 °C
Warm water mag niet kouder worden dan 60 °C

 koud- en warm waterleidingen aanleggen op voldoende afstand


 koud waterleidingen niet aanleggen tussen vloerverwarming
 warm waterleidingen indien nodig isoleren
 langdurig stilstaand water voorkomen

BSH’s worden daarom aangelegd op een ander circuit als de rest van de leidingen.
Energieverlies: voorkomen onnodig lange warm waterleidingen.

Binnen-riolering
Vereist voor:
• afvoer vuil water
Omvat:
• PE- of PVC-afvoerleidingen
• uitvoeren volgens NEN 3215
• horizontaal op afschot naar een verzamelpunt
• verticaal naar kruipruimte en vandaar naar buiten
• ontspanningsleiding naar dak voor ontluchting
• diameter in eerste instantie afhankelijk van aangesloten
toestel
Aandachtspunten:
• kruising met luchtkanalen en overige leidingen vraagt extra ruimte
• afschot vraagt extra ruimte
• kruising met brandscheiding vereist brandmanchetten

hemelwaterafvoer
• dak hellen of op afschot met regenpijpen tegen de gevel in de spouw of intern
(vroegtijdig in ontwerp meenemen)

• Pluvia systeem (ook UV systeem) :


➢ volledig met water gevulde dunne leidingen
➢ hierdoor weg te werken in de isolatie
➢ minder afvoerleidingen naar riool nodig
➢ alles kan netjes weggewerkt

• Systeem uitvoeren volgens NEN 3215


• Hierin is bijvoorbeeld vastgelegd hoeveel water afgevoerd moet kunnen worden
• Aantal leidingen en afvoeren afhankelijk grootte dak, hellingshoek en systeem
Aanvullend nood overstorten nodig (voor als het basissysteem niet werkt)

Hemelwaterafvoer – noodoverstort
• iets hoger monteren dan afvoeren omdat anders het water altijd via de
noodoverstorten naar buiten gaat
• aantal en grootte afhankelijk van grootte dakvlak
• aanbrengen op plaatsen waar aanwezigheid goed opvalt
• te rekenen op de volgende afmetingen

Elektrische installaties utiliteitsbouw


Wat is nodig?
In ieder geval:
• stopcontacten e.d.
• verlichting
• aansluitpunten voor telefoon, computers, etc.
• vluchtwegaanduiding en noodverlichting waar vereist
• brandmeld- en ontruimingsinstallatie (gebouwen > 500 m²)
Naar wens opdrachtgever:
• intercomsysteem
• geluid- en omroepsysteem
• inbraakbeveiliging
• toegangsbeveiliging
• evt. elektrisch bediende zonwering
• sociale alarmering (b.v. alarm MIVA-toilet)
• bliksembeveiliging

Wat kost ruimte:


• kabelladders
• kabelgoten
• evt. computervloeren
• server- en pachtkasten
• overige regelkasten
• verlichtingsarmaturen

Bouwfysica
De afkorting EPC staat voor energieprestatiecoëfficiënt. De EPC geeft de mate van
energiezuinigheid van een gebouw aan en is ingevoerd als een instrument om
energiebesparing te realiseren.
De EPC geeft de prestatie van jouw gebouw in relatie tot de prestatie van een
referentiegebouw met dezelfde gebruiksfuncties. Het voor jouw gebouw berekende
energiegebruik wordt vergeleken met het op basis van kentallen toelaatbare energieverbruik
voor een gebouw met dezelfde gebruiksfunctie.

De gebouwgebonden energiebehoefte voor de energieposten:


- verwarming
- bevochtiging en/of ontvochtiging
- koeling of zomercomfort
- warm tapwater
- ventilatoren
- verlichting
- hulpenergie voor de verschillende energieposten (als pompen e.d.)
De opbrengst van zelfopgewekte energie met bijvoorbeeld zonnecollectoren en PV-panelen.
Dit resulteert in de totale energiebehoefte voor het gebouw. Dit wordt omgerekend naar
primaire energie en vergeleken met het toelaatbare budget. De zelf opgewekte energie
wordt hierop in mindering gebracht.

Primaire energie betreft de omrekening naar het energieverbruik aan de bron, rekening
houdend met:
- het opwekkingsrendement
- transportverliezen
- omzettingsverliezen

Voor het omrekenen van het berekende energieverbruik naar het primaire energieverbruik
(zeg maar aan de bron) kun je onderstaande vuistregels hanteren:
• 1 m³ aardgas op de meter = 35,17 MJ primaire energie
= verbrandingswaarde van gas
• 1 kWh elektriciteit op de meter = 3,6 MJ op de meter/ 0,4
= 9 MJ primaire energie
De factor 0,4 representeert het gemiddelde opwekkingsrendement van de
elektriciteitscentrales in Nederland. Deze waarde stijgt als meer duurzame energie wordt
ingezet. In de nieuwe NTA 8800 gaat deze waarde naar 0,69
Het primaire energieverbruik is direct gerelateerd aan de CO2 emissie.

De EPC is een toetsinstrument om het energieverbruik te kunnen meten.


Het is geen instrument om het werkelijke energieverbruik te kunnen bepalen c.q.
voorspellen.
Toekomst:
- De bedoeling was: EPC afbouwen naar 0
- Het wordt: alle gebouwen (bijna) energieneutraal

Energieneutraal is:
• Een lastig punt, niet alle definities zijn gelijk
• Soms inclusief niet gebouwgebonden gebruik, soms exclusief
• Vanaf 2020 stappen we daarom over naar andere eisen. De BENG criteria, waarbij
wordt getoetst aan drie criteria:
- de energiebehoefte in kWh/m² per jaar,
- het primair energieverbruik in kWh/m² per jaren
- het aandeel hernieuwbare energie in %

Huidige eisen – woningbouw


• Woningbouw moet voldoen aan EPC = 0,4
• Te berekenen op basis van de NEN 7120
• Dit is een verhoudingsgetal t.o.v. een maximaal toelaatbaar energiebudget bepaalt
aan de hand van:
• gebruiksfunctie
• gebruiksoppervlak
• totaal verliesoppervlak
• in de loop van de tijd ingevoerde correctiefactoren
• Voor utiliteitsgebouwen gelden andere factoren en EPC-waarden
𝐸𝑃,𝑡𝑜𝑡
𝐸𝑃𝐶 =
(500 × 𝐴𝑔 + 65 × 𝐴𝑙𝑠 + 8.000) × 𝐶𝐸𝑃𝐶

Eisen vanaf 01/01/21


Vanaf 1 januari 2021 geen EPC-eis meer, maar meerdere BENG-eisen (Bijna Energieneutrale
Gebouwen). Op basis van de NTA 8800.

Voor woningbouw
▪ BENG 1 – energiebehoefte in kWh/m²
▪ BENG 2 – primair fossiel
energiegebruik in kWh/m²
▪ BENG 3 – aandeel hernieuwbare
energie in %
▪ TO-juli kleiner of gelijk aan 1,2

Voor utiliteitbouw
▪ BENG 1 – energiebehoefte in kWh/m²
▪ BENG 2 – primair fossiel energiegebruik in kWh/m²
▪ BENG 3 – aandeel hernieuwbare energie in %
Beng 1
Energiebehoefte in kWh/m²
Ontwerp
▪ Oriëntatie
▪ Gebouwvorm / compactheid
▪ Glaspercentage

Kwaliteit bouwkundige schil


▪ Isolatie
▪ Infiltratie
▪ Zonwering

Beheersing zomerklimaat
▪ Thermische massa
▪ Wel/geen zomernachtventilatie

Beng 2
Primair fossiel energieverbruik in kWh/m²
Alle bouwkundige maatregelen
▪ Als hiervoor benoemd
▪ Des te lager BENG 1, des te lager BENG 2

Efficiënte installaties
▪ Verwarming
▪ Warm tapwater
▪ Koeling
▪ Ventilatie

In woningbouw geen bijdrage:


▪ Verlichting
▪ Zomercomfort indien koeling

Beng 3
Aandeel hernieuwbare energie in %
Duurzame warmteopwekking
▪ Stadsverwarming met duurzame opwekking
▪ Warmtepompen
▪ Zonneboiler

Zelf energie opwekken


▪ PV-panelen
▪ Windmolen

Fysieke koppeling (stroomkabel) met gebouw vereist!

Tojuli
Indicator voor opwarming in de zomer
Doel: kans op oververhitting beperken.
Eis: TOjuli ≤ 1,2
Te beperken door:
▪ Zonwering
▪ Zonwerend glas
▪ Slimme oriëntatie / glasverdeling
▪ Zomernachtventilatie
▪ Toepassen overstekken

Geen toetsing bij aanwezigheid koeling.


Toetsing op basis van NTA 8800 of dynamische berekening.

Moeten we nu opeens anders bouwen?


Nee en ja,
Niet om te voldoen aan BENG 1:
▪ Huidige isolatiewaarden vloer, gevels en dak voldoen bij een normale verhouding van
het verliesoppervlak t.o.v. het vloeroppervlak
▪ Triple-glas is gewenst, maar niet vereist
▪ Ook moet we goed luchtdicht bouwen
▪ En er is meer aandacht nodig voor koudebruggen

Wel om te voldoen aan TOjuli < 1,2


▪ Zonwering/koeling/zomernachtventilatie zal nodig zijn.

Waar moeten we op letten?


Hoge glaspercentages geven forse stijging energiebehoefte
▪ Zonwering beperkt dit enigszins
▪ Type en kleur zonwering maakt uit
▪ Invoeren koudebruggen maakt BENG 1 gunstiger
▪ Collectieve verwarmingssystemen (forfairtair) vragen veel PV
▪ Toetsing TOjuli moet plaatsvinden per rekenzone/ woning
▪ Bepaling energielabel moet plaatsvinden per woonfunctie

Woningbouw en utiliteitsbouw altijd apart berekenen


– Winkelplint + appartementen -> 2 berekeningen
Alleen utiliteitsbouw, wel meerdere functies
– 1 berekening
– Eisen worden in software bepaald op basis van een oppervlakte gewogen
gemiddelde

NTA 8800 i.p.v. NEN 7120 (vervangt tevens NEN 1068)


Een norm voor alle gebouwen
- Woningbouw, bestaand & nieuw
- Utiliteitsbouw, bestaand & nieuw

Rekenen volgens NTA 8800


- Basismethode
- Detailmethode

Opnames volgens ISSO 75 & 82


- Voor oplevering
- Voor afmelden energielabel

Maar wat is nu bepalend voor de energiebehoefte?


Laten we dat eens nader bekijken voor de energiepost verwarming
1. Eerst moeten we nagaan hoeveel energie per jaar nodig is om een gebouw op de
gewenste temperatuur te houden. Bepalend is:
➢ het energieverlies door transmissie
➢ het energieverlies door ventilatie
➢ de zonnewinst
➢ de interne warmtelast
2. Daarna moeten we bepalen hoeveel energie hiervoor aan het gebouw moet worden
geleverd. Bepalend is:
➢ het rendement van de verwarmingsinstallatie
➢ het energieverlies bij distributie

Materialen om luchtdicht te bouwen:


- open cellig (A)
- semi-gesloten cellig (B)
- gesloten cellig (C)

Wat is bepalend:
- Kwaliteit van de buitenschil
- De vorm van het gebouw
- De vereiste ventilatie
- de manier van ventileren
Visuele behaaglijkheid
Bepalend is:
- uitzicht
- daglicht
- kunstlicht/verlichtingssterkte
- contrast/verbinding
- helderheidsverschillen
- kleurweergave

Vereist is:

Hoeveel licht heb ik nodig?


• Is dat veel 1 lux? Nee.
Dit is minder dan afkomstig van de normale straatverlichting en enkel en alleen bedoeld als
oriëntatieverlichting.

De verlichtingssterkte bedraagt bijvoorbeeld:


• 100.000 lux in de zon, op een zomerse dag rond 12.00 uur
• 10.000 lux in de schaduw op een zomerse dag
• 0,25 lux bij volle maan
• 2 tot 8 lux ‘s nachts met de straatverlichting aan
• 50 lux als we in huis werken met sfeerverlichting en 250 – 500 lux als we willen lezen
of iets priegeligs doen.

Ra staat voor de kleurweergave


- het PvE van de opdrachtgever,
- algemene randvoorwaarden als
vastgelegd in publicaties als het PvE
‘Frisse scholen’ van het Handboek
kantoren (zie hiernaast).
Welke andere factoren spelen een rol?
• de lichtopbrengst van de armaturen in lumen per Watt (bij een lage lichtopbrengst is
het energieverbruik hoog bij dezelfde verlichtingssterkte)
• de kleurtemperatuur, dit is een maat voor de sfeer van het witte licht (TL- en LED-
lampen kunnen veel killer overkomen dan bijvoorbeeld gloeilampen.
• de kleurtemperatuur wordt aangegeven in K(elvin), met de volgende schaal:
➢ 2500 – 2900 K: extra warm wit
➢ 2900 – 3300 K: warm wit
➢ 3300 – 5000 K: neutraal wit
➢ 5000 K: koel wit
• de kleurweergave Ra
➢ Ra = 100 betekent: geen kleurverschuiving alle kleuren worden als werkelijk
weer gegeven
• de hoogte van de ruimte
• de plaats van wanden
• de situering van ramen
• de kleur van wanden, vloeren en plafonds
• de inrichting
• de gewenste uitstraling
• de gewenste gelijkmatigheid van het licht
• het energieverbruik
➢ in utiliteitsbouw met TL en werkplekverlichting niet meer dan 10 W/m²
➢ met LED veel lager (< 6 W/m²)

De keuze en plaats van de armaturen is van groot belang voor het uiteindelijke beeld van
een ruimte. De architect heeft hierin een grote rol.

Opties voor armaturen:


Regelsystemen:
- Centraal aan/uit
- Vertrekschakeling
- Daglichtregeling
- Aanwezigheidsdetectie
- Veegpuls

Voor een goed akoestisch comfort hebben we nodig:


• Voldoende geluidisolatie
- Juiste keuze vloeren en wanden
- Voldoende massa voor constructies waar een hoge geluidisolatie is gewenst
- Goede detaillering (voorkom gaten, naden en kieren)
• Geen hinderlijk geluid van buiten en/of hoorbaar van installaties
- Goede gevelisolatie
- Correct ontwerp luchtkanalen (lage luchtsnelheid)
- Voldoende demping in ventilatiesysteem
• Voldoende privacy
- Een goede akoestiek
• Een goede akoestiek
- Voldoende geluidsabsorberende materialen

Geluidsisolatie te bepalen door:


• meting (geeft tevens indruk flankerende overdracht)
• uit database (zeer goed bruikbaar, mits betrouwbaar)
• berekening, als eerste benadering kan voor massieve constructies (kalkzandsteen,
beton, e.d.) gebruik worden gemaakt van de (praktische) massawet:
f
R = 17,5  lg m + 17,5  lg
'
+ 3 [dB]
500
Voor glas e.d. geldt de praktische massawet niet.

Wat verstaan we onder het begrip akoestiek:


Akoestiek is strikt genomen de wetenschap die zich bezighoudt met geluid.
In ons vakgebied hebben we het over de eigenschappen van een ruimte in relatie tot de
klank en de nagalm van geluid als het hebben over de akoestiek van een ruimte.

Meest bepalend voor de akoestiek zijn de volgende factoren:


- de nagalmtijd van de ruimte (hoelang blijft het geluid nagalm) als gemiddelde waarde
en als functie van de frequentie.
- het wel of niet aanwezig zijn van storende reflecties.
- de diffusie van een ruimte (wordt het geluid evenredig over de ruimte verdeeld of
ontstaan er gebieden met lage en hoge niveaus).

Als de nagalm kort is, is het geluid kort aanwezig. Als de nagalmtijd heel kort is, spreek je van
een ‘dode’ ruimte. In een galmende ruimte is de nagalmtijd lang. Het geluid blijft lang
doorklinken.
Maar wat is nu optimaal?
Dit afhankelijk van het gebruik.
• slagwerk vraagt een korte nagalmtijd van T < 0,4 – 0,5 s
• orgelmuziek een lange nagalmijd van T > 1,5 – 2,0 s
• etc.

Referentiewaarden zijn:
• T = 0,5 s voor een huiskamer
• T = 0,5 – 0,8 voor een kantoor
• T = 0,5 – 0,8 s voor een klaslokaal
• T = 0,8 – 1,0 s voor een restaurant of bijeenkomstruimte
• T = 1,3 s voor de gangen in een woongebouw
• T = 1,5 – 2,5 s voor een kerk, waar het orgel goed moet klinken
• T = 1,7 – 2,3 s in een concertzaal
• T = 1,1 – 1,8 s voor een sporthal etc.

Een langere nagalmtijd geeft:


• meer galm
• een hoger achtergrondgeluidniveau
• meer storend geluid op de achtergrond
• een slechtere verstaanbaarheid van onderling gevoerde gesprekken
• vermoeidheid
Daar waar veel mensen aanwezig zijn en je instructie wilt geven is een lage nagalmtijd
plezierig.
De nagalmtijd in een diffuse ruimte kan worden berekend met de formule van Sabine:
𝑉
𝑇 = 6∙∑ 𝛼 ∙𝑆 [𝑠]
𝑖 𝑖 𝑖
met:
T = de nagalmtijd in s
V = het volume van de ruimte in m3
αi = de absorptiecoëfficiënt van de toegepaste materialen
Si = het oppervlak in m2 van het materiaal met een absorptiecoëfficiënt αi
De absorptiecoëfficiënt αi is afhankelijk van de frequentie. T is dus ook frequentie-
afhankelijk. Hoge tonen kunnen al in een dunne laag worden opgevangen, voor lage tonen is
meer laagdikte nodig.

Brandveiligheid
College 1
Brandfysica: chemisch proces wat bestaat uit zuurstof, brandstof en
ontbrandingstemperatuur. Als een van deze dingen er niet zijn, is er geen brand.
Weinig zuurstof, maar wel brandstof en ontbrandingstemperatuur → onvolledige
verbranding, Koolmono-oxide.

Massa (brandstof + lucht) = massa verbrandingsgassen.

Denkraam:

WKB = Wet Kwaliteitsborging


De toetsing is in deze wet anders. De opdrachtgever huurt iemand in die het gebouw
begeleid.

Dossier opbouw: (vlinderdasmodel)

Richtlijnen → beoordelingsrichtlijn voor het KOMO…


Toetsrapportages zijn delen 1 en 11 tot en met 14. Deel 12 is planbeoordeling –
brandveiligheid.
Bij de toetsing moet je voldoen aan:
- wordt voldaan aan de eis
- wordt voldaan aan de eis, dat aanvullende gegevens later dienen te worden
aangeleverd en dat deze de start van de bouw niet in de weg staan.
- Wordt voldaan, maar dat buitencontrole vereist is en dit wordt opgenomen in het
kwaliteitsborgingsplan.
- Wordt voldaan op grond van een beoordeling op gelijkwaardigheid
- Wordt voldaan, maar dat de uitvoering kritisch is.
- (nog) niet wordt voldaan en dat aanvullende gegevens dienen te worden verstrekt
en/of aanpassing van het bouwplan noodzakelijk is.

Of

3.4.3. Beoordeling gelijkwaardige oplossingen


Indien een opdrachtgever gebruik wenst te maken van een gelijkwaardige
oplossing of indien niet kan worden voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit
anders dan met een beroep op gelijkwaardigheid, dan dient de certificaathouder
de oplossing gelijkwaardigheid te beoordelen.

Welke eisen moeten we voldoen:


- Hoofdstuk 2 tot en met 6 van het Bouwbesluit 2012
- Type eisen:
➢ Functionele eisen, moet altijd aan worden voldaan.
Een functionele eis is een doelvoorschrift, waarin door middel van abstract
geformuleerde eis de doelstelling van de betreffende afdeling staat
weergegeven.
➢ Prestatie eisen, mag van worden afgeweken maar dan d.m.v.
gelijkwaardigheid.
Door middel van prestatie-eisen wordt invulling gegeven aan een functionele
eis. Als wordt voldaan aan de prestatie-eisen, wordt automatisch voldaan aan
de bovenliggende functionele eis en kunnen er door het bevoegd gezag in
beginsel geen aanvullende eisen worden gesteld. Wordt niet voldaan aan de
brandveiligheidsvoorschriften dan wordt in basis een economisch delict
begaan.

Middel om doel te behalen:


(Vlinderdasmodel)
- Het tot een aanvaardbaar minimum te beperken van de kans op slachtoffers.
- Het tot een aanvaardbaar minimum te beperken van de kans op schade aan
bouwwerken op andere percelen.

Veilig vluchten, hoe?


Technisch: artikel 1,3 en 4.
Zo liggen de woonkamer, keuken, slaapkamers en andere ruimten in een woning over het
algemeen in hetzelfde brandcompartiment.
Het derde lid somt een aantal besloten ruimten op die niet in een brandcompartiment
behoeven te liggen, het mag echter wel. Zoals liftschachten en technische ruimten.
Het vierde lid geeft aan dat een ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute nooit in
een brandcompartiment mag liggen.

Een brandcompartiment is een besloten ruimte. Een brandcompartiment is een deel van een
gebouw dat bij brand als zelfstandige eenheid beschouwd kan worden.

Organisatie:
Vluchten vs handelen van mensen
- Men is geneigd te denken dat mensen bewust en rationeel besluiten nemen.
- Besluitvorming is juist op basis van routines.
- Mensen handelen op grond van hun beeld van de werkelijkheid en overtuigingen.
- Als signalen onduidelijk zijn, zijn mensen geneigd niet te reageren, dus ook niet in de
beginperiode van een brand!

Welke maatregel kunnen we nemen? In de woonfunctie rook en brandmelders plaatsen. In


Bouwbesluit staat in de verkeersruimtes waardoor gevlucht wordt.

Met relatief weinig middelen, kun je een hogere brandveiligheid creëren.

Gedrag & cultuur:


- Beïnvloeding van rationeel gedrag
Voorbeeld is terugdringen woninginbraken, hoe?
- Beïnvloeding van onbewust gedrag
Voorbeeld is ‘Wakende ogen’ voor terugdringen fietsendiefstal

Hoe?
• Wederkerigheid ‘Als jij mij wat geeft, voel ik de drang om wat terug te geven.’
• Commitment & Consistentie ‘Als ik a zeg wil ik ook b zeggen.’
• Sociaal Bewijs ‘Als anderen het doen, zal het wel goed zijn.
• Autoriteit ‘Wij volgen en gehoorzamen autoriteit.’
• Schaarste ‘Als iets schaars is, wil ik het hebben.’
• Sympathie ‘Als ik je aardig vind, luister ik naar je.

Context Bouwbesluit/WKB

Van sanctiebeleid naar beloningsbeleid.

Opbouw:
1. Bepaal gebruiksfuncties in het gebouw, pas definities toe en bepaal wat de
classificatie wordt.
2. Bepaal hoogste vloer verblijfsgebied
3. Bepaal waar bestaand en waar ver-/nieuwbouw
4. Eisen Bouwbesluit en aangestuurde NEN-normen
5. Eisen Bouwverordening, Milieu, Archiefwet, etc.
6. Eventuele noodzakelijk gelijkwaardigheden

Indelen in stappen:
Stap 1: Bepalen vanuit Artikel 1 Bouwbesluit de gebruiksfuncties Definities helder hebben:
gebruiksgebeid, gebruiksoppervlakte, zelfredzaamheid, etc.

Stap 2: Hoogste vloer verblijfsgebied Technische ruimte is geen verblijfsgebied! Meetniveau:


hoogte van het aansluitende terrein, gemeten ter plaatse van de toegang van het gebouw.

Stap 3: Bepalen nieuwbouw en/of bestaande bouw

Stap 4: Bouwkundig: Brandwerendheid op bezwijken (hoofd-)


Omvang en waarde brandcompartimenten
Ontvluchting horizontaal (subbrandcompartimenten)
Ontvluchting verticaal (trappenhuizen)
Vluchtwegcapaciteit
Vluchtrouteaanduidingen
Eisen aan materialen

Om te kunnen communiceren:
Basisbegrippen en personenbenadering
- Gebruiksoppervlakte GO
- Gebruiksgebied
Bedgebied = Een bedgebied is een bijzondere vorm van een verblijfruimte. In
een bedgebied kan naast een bedruimte, ook reguliere verblijfsruimte liggen.

Beheersbaarheid afhankelijk van: gebruiksfuncties (onderverdeling).

Nieuwbouw: het oprichten van een bouwwerk Regulier bouwwerk -> nieuwbouweisen van
toepassing. Let op: ‘Bouwwerk’ of ‘Te bouwen bouwwerk’?

Tijdelijk bouwwerk (korter dan 15 jaar): “Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn wat
betreft de hoofdstukken 2 tot en met 6 de voorschriften voor een bestaand bouwwerk van
toepassing, tenzij in de desbetreffende afdeling voor een voorschrift anders is aangegeven”

Verbouw: geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een


bouwwerk. Artikel 1.12 welke voorschriften waar!!!
Conclusie: Nieuwbouw tenzij anders is aangegeven (bijna altijd nieuwbouw).

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen (…) zijn de artikelen 4.2 en 4.3 van
overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau
van eisen bij de breedte en de vloeroppervlakte wordt Nieuwbouw niveau uitgegaan van het
rechtens verkregen niveau en bij de hoogte van 2,1 m.
 Ontleden van de tekst:
“Het niveau dat een gevolg is van de toepassing op enig moment van de relevante op dat
moment van toepassing zijnde technische voorschriften en dat niet lager ligt dan het niveau
van de desbetreffende voorschriften voor een bestaand bouwwerk en niet hoger dan het
niveau van de desbetreffende voorschriften voor een te bouwen bouwwerk”

College 2
Portiekflat twee types:
- Eind jaren 50
Kenmerken: woningen gespiegeld en gezamenlijk trappenhuis.
- Jaren 60

Uitgangspunten van het Bouwbesluit:


- Binnen 30 seconden moeten de door de brand bedreigde personen zonder hulp op
een veilige plaats zijn;
- Binnen 15 minuten na die alarmering moeten de door de brand bedreigde personen
zonder hulp van de brandweer kunnen vluchten;
- De brandweer is aanwezig en operationeel binnen 15 minuten na het melden van de
brand;
- De brandweer moet de brand binnen 60 minuten na het ontstaan onder controle
hebben, hetgeen inhoudt dat voorkomen wordt dat de brand verder uitbreidt naar
naastgelegen percelen. Op dat moment moeten de laatste door de brand bedreigde
personen met behulp van de brandweer zijn gered.
Stappenplan:
Stap 1: brandwerendheid met betrekking tot bezwijken. Alles waar je over vlucht, moet 30
minuten blijven staan. Hoe hoger het gebouw, hoe langer het moet blijven staan. (Artikel
2.10).

Voortschrijdende instortingen: het moet mogelijk zijn dat van de onderste laag een kolom
kan instorten, maar dat het gebouw niet instort.

Stap 2: brandcompartimenten vaststellen, en vluchttrappenhuizen beoordelen.

Meerdere functies in één brandcompartiment


- BC voldoet aan de eisen die gelden voor elk van die gebruiksfuncties
- Bij industriefunctie van 1000-2500 m2 gelden eisen industriefunctie

Uitzondering:
- Een niet-gemeenschappelijke woonfunctie met een andere gebruiksfunctie of
woonfunctie, tenzij het een nevenfunctie betreft
- Gemeenschappelijke VG van woonfuncties

Stap 3: omvang beschermde subbrandcompartimenten vaststellen.


Artikel 2.92/2.93 alleen voor gebruiksfuncties met een bedgebied. Een bedgebied ligt in een
beschermd subbrandcompartiment.

Stap 4: Omvang subbrandcompartiment bepalen.

Stap 4a: vluchtrouten binnen het subbrandcompartiment bepalen


Artikel 2.102.
Bij de gecorrigeerde loopafstand wordt de afstand welke wordt afgelegd in een
verblijfsgebied met 1,5 vermenigvuldigd. Wanneer het verblijfsgebied is ingedeeld in
verblijfsruimten, of het verblijfsgebied is niet bedoeld om nader te worden ingedeeld wordt
de gerekend met de werkelijke afstand. Artikel 2.102 lid 5.

Begrippen:
Portiekflat: 1 trappenhuis.
Galerijflat: 1 galerij en twee trappenhuizen.
Corridorflat: 1 corridor en twee trappenhuizen.

Stap 4b: vluchtroutes vanaf uitgang subbrandcompartiment naar aansluitend terrein en


openbare weg bepalen. Eisen aan vluchtroute:
- Loopafstand
- Aantal personen
- Aantal uitgangen
- Doorgang
- Draairichting
- Capaciteit route
- Niet langs andere woningen
- WDBO en WRD
- Toepassing materialen vanaf beschermde vluchtroute (euroklassen)

Heel snel rook wegkrijgen door het trappenhuis goed te ventileren. Of de je voorziet de
voordeur van een automatische sluiting (deurdranger die werkt als de rookmelder brand
detecteert).

Stap 5: Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WDBDO) bepalen.

Stap 6: eisen aan vluchtroutes (in feite ook stap 1)


Stap 7: beperken van ontstaan van brandgevaarlijke situaties.

Euroklassen materiaal in een tabel.

Stap 8: Red- en blusvoorzieningen.

Stap 9: Brandveiligheidsinstallaties en vluchtrouteaanduiding.

College 3
Trajecten:
- WBD: Weerstand branddoorslag
- WBO: weerstand brandoverslag
- Overslag

Verticale en horizontale overslag. Weerstand tegen brandoverslag en doorslag tussen twee


brandcompartimenten moet minstens 60 minuten zijn.

Stokje met twee kruisjes → WBDBO van 30 minuten


Stokje met vier kruisjes → WDBDO van 60 minuten

R = het bezwijken van de scheidingsconstructie


E= vlamdichtheid met betrekking op afdichting
I= thermische isolatie met betrekking tot temperatuur
W= thermische isolatie met betrekking tot warmtestraling

Oorzaak branduitbreiding:
- Materiaalgebruik
- Leidingdoorvoeren
- Gevel/dak aansluiting
- Gevel/vloer aansluiting

Afhankelijk van de brandbaarheid van de materialen kunnen er gedurende een brand


kunnen er twee schadeniveaus ontstaan:
1. Het branden van aan warmtestraling blootgestelde oppervlakken, dan wel het breken
of bezwijken van constructieonderdelen.
2. Het optreden van schade zoals ernstige verkleuring van het materiaaloppervlak,
afbladderen van verf of het vervormen van constructieonderdelen.
Beton: de afname van sterkte en stijfheid hebben te maken met interne scheurvorming in
het materiaal en de degradatie van cementsteen. Door de temperatuurverhoging bevinden
zich verschillende chemische omzettingen plaats in het cementsteen die zorgen voor verlies
van de samenhang.
Beton spat, omdat de opgesloten waterdamp uitzet en creëert spanningen in het materiaal
zelf.

Staal: uitzettingscoëfficiënt hoger dan beton. Het materiaal smelt bij 1400 graden.

Hout:

Lijm kan een goede brandstof zijn.

Plaatmateriaal:

Brand- en rookklassen: A t/m E van bijna niet brandbaar naar super brandbaar.

Glas: het kan ingedeeld worden in drie typen ten aanzien van de brandwerende
eigenschappen. Bij deze typering wordt er gekeken naar de verwachte tijd dat een glasplaat
in stand blijft bij een eventuele brand.
- 5 minuten of korter:
Standaard floatglas, dubbel glas, gelaagd glas met hars of met maximaal twee lagen
PVB folies, dubbel glas met één laag gelaagd glas en glas met maximaal twee lagen
PVB folies.

- 5 tot 20 minuten:
Gehard glas, gelaagd glas met hars of minimaal 3 lagen PVB folies, dubbel glas
waarvan één van de vlakken gelaagd glas met hars of minimaal 3 lagen PVB folies.

- 30 minuten of langer:
Specifiek getest brandwerend glas.

Glas is altijd in samenhang.


Gips(vezel)plaat:

Wol → om de rook niet door de wand heen te laten trekken.

Isolatie:

Waar gaat het mis?


Traject 1: doorslag door aansluiting tussen de gevel en de vloer.
Traject 2: uitbreiding via de inwendige constructie.
Traject 3: branddoorslag door straling ten gevolge van hoge temperaturen.

Checklist → om te controleren. Om te kijken of je voldoet aan de brandveiligheid.

College 4:
Mogelijkheden:
Waarop controleren bij brandwerendheid glas:

CE-markeringen brandwerende ramen en deuren verplicht.

Beschikbare glastypen:
Voorgespannen geharde beglazing, beglazing met materialen volgens testrapport, te letten
op:
• Type beglazingsband, keramisch of opschuimend
• Onbrandbare steunblokjes gebruiken
• Sponninghoogte en glasinsteek
• Vrije ruimte rondom het glas
• Eventuele schroef of nagel (hart-op-hart) afstand glaslatten

Opschuimende beglazing: Doordat de brandwerende tussenlaag opschuimd bij


brand, vanwege temperatuur reactie, zal er een visuele en fysieke barrière gevormd worden,
waardoor de vuurhaard ook niet meer zichtbaar is.

Spiegeldraadglas: Vanuit het verleden is er relatief veel spiegeldraadglas als veiligheidsglas


alsook brandwerende beglazing toegepast. Daar regelgeving en de te beproeven
testmethode ondertussen gewijzigd zijn, is het toepassingsgebied van spiegeldraadglas
gering geworden.

Brandveiligheidsonderzoek (WKB):
→De juiste onderzoeksvragen stellen.

Eén van de manieren om een brandveiligheidsonderzoek te doen.

→Wat wil ik eigenlijk? Schema maken van de gebeurtenissen, wat en hoe je het doel gaat
bereiken.

Stroomlijning van onderzoek → door gebruik te maken van een model bijvoorbeeld IBB
(Integrale Brandveiligheid Bouwwerken).

Stap 1:
Inventarisatie welke maatregelen, eisen is voldaan. Overleg met opdrachtgever(s).
Doel op het gebied van brandveiligheid formuleren. Eventuele risico’s benoemen.

Stap 2:
Maatregelen op gebied van BIO mogelijkheden.

BIO: Bouwkundige maatregelen (kan niet achteraf iets veranderd worden),


Installatietechnische maatregelen (achteraf nog dingen aanbrengen) en
Organisatietechnische maatregelen. Geheel uitsluiten lukt nooit.

Brandveiligheidsketen is de zogenoemde brandveiligheidsketen kent vier niveaus. De


gekozen maatregelen krijgen een plaats in deze keten met als doel te zorgen voor een
optimale prijs/prestatieverhouding.
1. Voorkomen van een onveilige situatie; materiaalkeuze, inrichting, organisatorische
maatregelen. Het gaat om het beperken van de kans dat een brand kan ontstaan of
zich kan uitbreiden.
2. Beheersbaar houden indien er toch een brand ontstaat door uitbreiding te beperken;
tijdige detectie en lokaliseren van de brand, compartimentering, sprinklerinstallatie,
blusvoorzieningen in het gebouw en inzet brandweer.
3. Zelfredzaamheid. Personen moeten op een veilige en snelle manier het gebouw
kunnen verlaten. Een van rook en van brand gevrijwaarde vluchtroute is hierbij van
levensbelang. Bezettingsgraad, loopafstanden, en obstakels bepalen de
doorstroomcapaciteit en dus de tijd die nodig is om personen te evacueren.
4. Reddings- en bluswerkzaamheden. Repressief. Het nieuwe BB stelt dat een niet-
besloten ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt voor het
uitvoeren van reddings- en bluswerkzaamheden.
5. Herstel van de uitgangssituatie.

Horizontaal en verticaal transport


Stijgkern: Centraal/Decentraal
• Liften
➢ Goederenlift
➢ Personenlift

Wanneer een lift bij een woonfunctie:


Bij woongebouwen waarin zich woningen bevinden, waarvan de vloer op meer dan
12,5 meter boven entreepeil ligt of een grotere gebruiksoppervlak hebben dan 3500
m2 en hoger liggen dan 1,5 meter boven entreepeil.
Of bij gemeenschappelijke toegankelijkheidssector mogen niveauverschillen tussen
vloeren niet groter zijn dan 0.02 meter of overbrugbaar worden door hellingbaan of
brancard lift met een kooigrootte van minimaal 1050x2050.
Of voor woningen waarvan de vloer op meer dan 20 meter boven entreepeil ligt, is
het aan te bevelen om ten minste twee op elke bouwlaag bereikbare liften te
projecteren.

Wanneer een lift bij kantoorfunctie?


Indien de gebruiksoppervlakte van een gebruiksfunctie, tezamen met de
gebruiksoppervlakte van andere in hetzelfde gebouw gelegen gebruiksfuncties
waarvoor dit voorschrift geldt, groter is dan 400 m2, ligt 40% van het aangegeven
deel van de vloeroppervlakte aan verblijfsgebied van de gebruiksfunctie in een
toegankelijkheidssector.
Of op ten minste een route tussen een punt in een toegankelijkheidssector en het
aansluitende terrein is een hoogteverschil groter dan 0.002 meter, gemeten vanaf de
afgewerkte vloer, overbrugd door een lift of hellingbaan. Het hoogteverschil tussen
de op die route gelegen toegang van de toegankelijkheidssector en het aansluitende
terrein is niet groter dan 1 meter.
De kooi van een lift heeft een vloeroppervlakte van ten minste 1,05x1,35 meter.

Liftsystemen:
o Paternoster
• Rozenkrans
• Geen deuren
• Blijft draaien
• Slecht ter been?
• Energie
• Cabine gaat niet over de kop

o Hydraulische lift
Liftkooi wordt door hydraulische cilinder op en neer bewogen. Voor- en
nadelen:
• Groot hefvermogen
• Kleine hefhoogte, maximaal 20 meter
• Lage snelheid, 1 m/s
• Machinekamer: binnen een afstand van 10 meter
• Afzuiging liftschacht en machinekamer

o Tractielift
Tegengewicht – gewicht liftkooi en helft van maximaal toegestane belasting.
Drijfkracht – overdracht hijskabels door middel van tractieschijf (wrijving).
Het is machinekamerloos. Wordt gebruikt voor woongebouwen en kleine tot
relatief grote kantoor- en utiliteitsgebouwen. Voor- en nadelen:
• Zeer grote hefhoogte
• Snelheden van 1 m/s tot 10 m/s
• Machinekamerloos (bij hoge gebouwen is wel een machinekamer
nodig)
• Maximaal hefvermogen lager dan bij hydraulische lift
• Afzuiging liftschacht en machinekamer
• Bij grote en snelle liften liftmachinekamer boven schacht.

o Brandweerlift
Voor woongebouwen met woningen waarvan de vloer op meer dan 20 meter
boven entreepeil ligt, worden door het bouwbesluit één of meer
brandweerliften voorgeschreven. Een brandweerlift is een gewone lift,
uitgerust met o.a.:
• Brandweerschakeling voor vrijgeven lift bij brand
• Liftdeuren 60 minuten brandwerend – standaard 30 minuten
• Brandalarmschakeling met eventuele noodstroomschakeling
• Sein, opdracht kooi naar begane grond rijden
• Rookbestrijding door overdrukventilatie.

o Schacht:
Zonering:
• Schachtput
• Schacht
• Schachtuitloop
• Maatvoering
• Vanginrichting
• torninrichting
• Trappen

Bouwbesluit 2012: een trap voor het overbruggen van een hoogteverschil van meer
dan 1 meter en met een helling ter plaatse van de klimlijn groter dan 2:3 heeft aan
ten minste een zijkant een leuning. De bovenkant van de leuning ligt, gemeten boven
de voorkant van een tredevlak van de trap, op een hoogte van ten minste 0.8 meter
en ten hoogste 1 meter.

De horizontale openingen niet groter dan 100 mm.

Trappenhuis:
• Twee onafhankelijke vluchtwegen
• Hoofdtrap en vluchttrap
• Eisen bouwbesluit

Veiligheidstrappenhuis:
• Toegankelijk via een niet-besloten ruimte, zodat er geen rook in het
trappenhuis komt.
• Sterk geventileerde ruimte – overdruk.
• 60 minuten WDBDO tussen brandcompartimenten.
• Twee rookvrije vluchtroutes mogen samenkomen.

• Leidingschachten
Verticaal transport van onder andere:
• Lucht/ventilatie (kanalen voor appartementen en kelder)
• Water
• Bluswater
• Vuil water
• Electra
• Gas
• Telecommunicatie
• Verwarming

Brandveiligheid doorvoeren:
Brandkleppen zijn uitgerust met een smeltlood, dat een veermechanisme in werking
stelt zodra de temperatuur in het kanaal boven de 72 graden uitkomt. Het klepblad
sluit het kanaal af, vervolgens zwelt het brandvertragend materiaal op om de kieren
ook voor rook af te sluiten.
Horizontaal leidingwerk:
o Plafond
o Vloer
Deze moeten bereikbaar zijn voor inspectie, onderhoud en vervanging.

• Meterkasten

Bouwmanagement
College 1: directievoering
De directie tijdens uitvoering van het werk.
UAV/ UAV-GC
UNIFORME ADMINISTRATIEVE VOORWAARDEN VOOR DE UITVOERING VAN WERKEN (2012)
(UAV-GC 2019)
De U.A.V. 2012 regelt de verhouding tussen opdrachtgever en aannemer. In STABU-
bestekken worden de U.A.V. 2012 van toepassing verklaard. De UAV wordt bijna altijd
toegepast (met name bij grote werken).

Het begrip Directie wordt vastgesteld in de UAV. Er is altijd een directie tijdens de uitvoering
van een werk.

UAV – Hoofdstuk 2: Vertegenwoordiging van partijen


Alinea 3: Directie
6. De Directie oefent het toezicht uit op de uitvoering van het werk en op de naleving
van de overeenkomst.

Let op: Directievoering heeft formeel (wettelijk) enkel betrekking tot de uitvoering van
werken, maar in de praktijk is de directie ook betrokken bij andere fasen van het
bouwproces.

UAV – Hoofdstuk 3: Algemene verplichtingen van partijen.


Alinea 6: Verplichtingen van de aannemer
UAV – Hoofdstuk 4: Aanvang, opleveringsduur, oplevering
Alinea 7: Datum van aanvang

De directie voert overleg met:


- Opdrachtgever
- Hoofdaannemer
- Nevenaannemers
- Architect, constructeurs, adviseurs, opzichter(s)
- Nutsbedrijven
- Overheden (Gemeente, etc.)

Belangrijke aspecten:
- Voortgang van het werk
- Signaleren en zo mogelijk uitsluiten van risico’s
- Bewaken van de bouwkosten

Mogelijke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden:


• Advies bij contractvorming en aanstelling van de aannemers
• Opvolging van de bestekseisen en kwaliteit van het bouwwerk
• Controle doorloop van de planning
• Regelen van de aanbesteding
• Voorzitten van de bouwvergaderingen en de verslaggeving daarvan
• Begeleiding bij de uitvoering van het project
• Dagelijkse coördinatie op de bouwplaats
• Begeleiding/ beoordeling en akkoordverklaring meer en minderwerk
• Oplevering van het bouwwerk en afwikkelen garantiebepalingen
• Afwikkeling en eindafrekening van het bouwwerk

Een directievoerder moet breed opgeleid zijn en veel ervaring hebben. Diegene heeft onder
andere goede kennis van:
• ARW(Aanbest.RegelmentWerken) 2016 / UAV en DNR(De Nieuwe Regeling)
• Burgerlijk Wetboek
• Bouwbesluit
• Wet WABO en Vergunningsprocedures / WRO
• Constructies en berekeningen
• Bouwmethoden en bouwmaterialen
• Financiën en Begrotingen
• Planningsprogramma’s
• STABU en RAW
• Contractvormen in de bouw
• Verslaglegging

Directievoering is vaak een éénmalige aangelegenheid.


Daar waar meerdere partijen elkaar ontmoeten kan directievoering veel problemen en kop
(financiële) zorgen van de opdrachtgever voorkomen.
Directievoering voorheen vaak in de handen van een architect.
Verschuiving van directievoering van architect naar specialistische bouwmanagement –
organisaties
De ervaring leert dat een onafhankelijke, zakelijk denkende en handelende partij als leider
van een bouwproces beter werkt, dan gebruik te maken van diensten van degene die het
betreffende gebouw ontworpen heeft. (De Architect)

Programmafase/ Ontwerpfase/ Bestekfase (Aanbesteding)


• Begeleiding en advies tijdens programma fase aan de Opdrachtgever
• Opstellen projectdefinitie in m3 en m2
• Haalbaarheidsstudie
• Adviseren betreffende materiaalkeuze
• Adviseren over de te kiezen bouwmethodiek
• Begeleiding en advies bij bepalen bouwbudget / raming bouwkosten
• Objectieve adviesfunctie over de architect en constructeur keuze
• Analyse van de bouwplannen
• Bestek – en tekeningen controle
• Ondersteuning bij aanbesteding
• Regelen van de totale aanbesteding
• Contractvorming
• Vaststellen van de netto - vloeroppervlakte per ruimte;
• Vaststellen van de technische eisen per ruimte (adviseur);
• Vaststellen van de functies van de bouwdelen;
• (Laten) maken van definitieve ontwerptekeningen van het bouwwerk
• Maken van een elementenbegroting (bepaling van de bouwkosten, en de
investeringskosten)
• Bouwvergunning aanvraag

College 2: Prijsvorming
Stichtingskosten= kosten in de ontwikkelings- en realisatiefase. Eenmalige kosten die nodig zijn
om het onroerende goed te stichten (stichtingskosten) (NEN 2631) Let op: dit zijn meer dan alleen
de bouwkosten!
• Grondkosten
• Bouwkosten
• Inrichtingskosten
• Bijkomende kosten (o.a. adviseurs, verzekeringen en financiering)
• Algemenen kosten (interne kosten)
• Opslag winst en risico

Exploitatiekosten= Kosten en opbrengsten (NEN 2623)


- Vaste kosten= rente, afschrijving, huur, erfpacht, belasting, verzekeringen
- Energiekosten= gas, water, electra
- Onderhoudskosten= technisch onderhoud, schoonmaakkosten
- Administratieve kosten voor beheer= bemiddeling, boekhouding
- Specifieke kosten= bijv. beveiliging
Aannemersbegroting
Werk verkrijgen/werk uitvoeren
Inschrijfbegroting
• Aannemer gaat “inschrijven” op een werk
• Totaal bedrag is aanneemsom (inschrijfsom)
dit bedraag is altijd exc. Btw
• Doel is juiste aanbiedingsprijs te geven -----------------------------
• Aannemer gaat ‘inschrijven’ op een werk
• Totaalbedrag is aanneemsom (inschrijfsom). Dit bedrag TOTALE KOSTEN
is altijd exclusief BTW.
Werkwijze inschrijfbegroting (begroten)
1. Voor ieder onderdeel (bijv. palen, vloeren etc.) begroot de aannemer de directe
kosten (productiemiddelen = MAMO)
2. Aan het einde worden de staartkosten berekend:
Indirecte kosten (AK% algemene kosten) + Risico% + Winst%

Werkbegroting (uitvoeringsbegroting)
- Basis voor de voorbereiding van en controle op de uitvoering
- Posten uit inschrijfbegroting worden omgezet naar de volgorde

Prijsvorming – kostensoorten
Dit is afhankelijk van omvang productie, tijd en relatie met het werk.

Vaste kosten als AK (Algemene kosten) van een bouwproject.


Vaste kosten: Onafhankelijk van veranderingen in de activiteitenomvang van de
onderneming Voorbeelden: kosten hypotheek, huur, onroerendgoedbelasting, kosten
directie.
Variabele kosten: Afhankelijk van veranderingen in de activiteitenomvang van de
onderneming Voorbeelden: grondstofkosten, loonkosten, energie, enz.

(in)directe kosten (niet) volledig aan één project toerekenen.


Directe kosten: Kunnen rechtstreeks aan één product / dienst of (bouw)onderdeel worden
toegerekend. Voorbeeld: materiaal, loon, vracht.
Indirecte kosten: Kunnen NIET rechtstreeks aan één product / dienst of (bouw)onderdeel
worden toegerekend. Voorbeeld: kosten staf van de onderneming, afschrijving kantoor,
leaseauto.
Tijdgebonden kosten (vaak groot materieel)
Tijdgebonden kosten: Hebben een directe relatie met de tijdsduur van een project .
Voorbeeld: bouwkeet.
Niet tijdgebonden kosten: worden niet of nauwelijks beïnvloed door de tijdsduur van het
project.

Prijs wordt beïnvloed door verschillende factoren:


• Aard en soort van het werk
• Wetgeving en voorschriften
• Bouwtijd
• Locatie
• Uitvoeringsmethoden
• Utiliteitsbouw
• Woningbouw
➢ Nieuwbouw
➢ Renovatie
➢ Verbouw
➢ Onderhoud
➢ Restauratie

Bouwtijd
Beschikbaarheid productiemiddelen/oplevering
• Beschikbaarheid van mensen en materieel
• Omschrijvingen in bestek/eisen van de opdrachtgever
• Afspraken met onderaannemers en leveranciers
• Kwaliteit van het beschikbare personeel

Bouwbedrijf maakt een planning gebaseerd op bouwtijd voorgeschreven in het Bestek:


- Werkbare werkdagen/kalenderdagen
- Vaste opleverdatum (kalender)

Bereikbaarheid locatie:
• Bouwen in de binnenstad => transport en logistiek
• Bouwen op Ameland => capaciteit veerpont?
• Type materieel vereist op locatie?
• Verbouwing => voor- of achterkant huis?

Bouwmethoden
Prijs beïnvloed door typologie draagstructuur?
Massief → traditioneel.
Kolommenstructuur → stalen kolommen en liggers en houten kolommen en balken.
Schijven structuur → Betonnen (prefab) en houten schijven (HSB).

De bouwmethoden hebben wel invloed op de inzet van productemiddelen.


• Hoeveelheid arbeid op de bouwplaats
• Benodigd materieel
• Benodigd materiaal
• Organisatie bij de voorbereiding
• Uitvoeringsmethode
• Specialistische kennis aannemer

Traditioneel/stapelbouw
• Wanden – Metselblokken: kalkzandsteen, lichtbeton (Ytong), beton
• Vloeren – Prefab:
• Kanaalplaatvloer
• Breedplaatvloer
• Systeemvloer

Gietbouw/in het werk gestort (ihw) beton

Prefab bouw – beton, hout

College 3: Werkvoorbereiding en uitvoering


Werkvoorbereiding
Voor/tijdens en na(zorg) tijdens de uitvoeringsfase. Dit kan vanuit het kantoor of de
bouwplaats.

Aanbestedingsfase (soms)
• Werkvoorbereider is ook calculator.
• Inschrijfbegroting => werkbegroting
Bouwvoorbereidingsfase
• Bouwplaatsinrichting
• Werktekeningen: (laten) maken, controleren
• Opdrachten:
• Arbeid: intern / extern (onderaannemers)
• Materiaal: inkopen / afroepen
• Materieel: inhuren / afroepen
• Begroten: inschrijfbegroting -> werkbegroting
• Plannen: contract schema => productieplanning
Uitvoering (werkzaamheden werkvoorbereiding gaan door):
• Werktekeningen: (laten) maken en controleren
• Inzet productiemiddelen regelen: MAMO
Oplevering/nazorg
• Afhandelen opleveringspunten
• Garanties onderdelen regelen
Overzicht werkzaamheden na gunning werk
• Overdracht projectgegevens van calculatie naar werkvoorbereiding
• Controle op compleetheid projectgegevens en contractdocumenten
• Controle aanwezigheid van benodigde vergunningen
• Verzamelen van ev. ontbrekende informatie.
• Het maken van een werkbegroting en het algemeen tijdschema voor de bouw
(werkplanning/ productieplanning)

Inschrijfbegroting omzetten in werkbegroting.


Werkbegroting= volgorde van werkprocessen (bouwen)
Inschrijfbegroting= volgorde van stabu (nl-sfb)

Kostengroepen in werkbegroting gesplitst:


• In verschillende productiedelen (MAMO)
• T.b.v. verschillende taakgebieden (afdelingen bouwbedrijf):
• Personeelinzet (Arbeid)
• Inkoop (Materiaal)
• Inhuren (Materieel)
• Inhuren (Onderaanneming -> Arbeid)

Van algemene tijdschema naar werkplanning


Werkplanning = volgorde van werkprocessen (bouwen)
(algemene planning = onderbouw / bovenbouw etc.)

Werkbegroting is leidend voor de planning (niet altijd)


Bij overschrijding van bouwtijd wordt uitvoering aangepast door:
• inzet van meer eenheden (bijv. arbeid) of
• Uitbesteden van productiedelen (Onderaanneming)
Hierdoor veranderd de werkbegroting.

Personeelsplanning: Materiaalplan: Materieelplan: Tekeningenplan:

Inkoop
Informatie over de beschikbare budgetten en volgorde waarin er moet worden ingekocht
(het inkopen van Materiaal)
Uitvoering / Uitvoerder
Voor de uitvoerder: informatie de te verwerken materialen, het inzetten van personeel, de
uitbestedingen, het in te zetten materieel en overige middelen
Administratie
Informatie is instrument voor de kostenbewaking, facturering en doen van betalingen
Directie van het bouwbedrijf
• De werkbegroting is eerste financiële overzicht met ev. een prognose van
eindresultaat.
• De directie krijgt via de afdelingen administratie en inkoop via de werkbegroting
informatie over de financiële stand van het werk.
• De directie wordt zo geïnformeerd over de resultaatprognose, lager/hoger,
• De directie houdt zo een vinger aan de pols en kan zo nodig ingrijpen.

Taken van een werkvoorbereider:


Bij grote bouwbedrijven veel specialismen:
• Projectverwerving;
• Administratie;
• Personeelszaken;
• Kwaliteitszorg;
• Werkvoorbereiding;
• Calculatie;
• Inkoop.
Bij kleine bouwbedrijven vaak samenhang van functies:
• Werkvoorbereider is ook calculator en inkoper.

Overzicht werkzaamheden werkvoorbereider


• Controle contractgegevens op compleetheid en aanwezig van de noodzakelijke
vergunningen
• Controleren, toetsen en aanpassen van werktekeningen van onderaannemers en
toeleveranciers.
• Bepalen in overleg met de uitvoerder en uitwerken van de meest effectieve en
efficiënte werkmethoden.
• Berekenen en verzorgen van de bestellingen en inkoop van materialen. Soms ook
onderhandelen met vertegenwoordigers (leveranciers) en onderaannemers over de
prijs en voorwaarden
• Maken van het algemene tijdschema en gedetailleerde deelplanning op basis van
bestek, tekeningen en werkbegroting
• Invulling geven aan de bouwplaatsinrichting en het zorgen voor de nuts-aansluitingen
• Signaleren van mogelijke werkgebonden risico’s
• Opstellen van een V&G plan
• Bewaken van voortgang en kosten op de bouwplaats.
• Aanmaken van een projectmap, deze beheren en overdracht gegevens aan de
uitvoering
• Bijhouden van administratie van het bouwproject.
• Onderhouden van contacten met het uitvoerende team op de bouwplaats.
• Schakel zijn tussen interne en externe partijen en het uitvoerende team op de
bouwplaats.
• Controleren bouwplannen en werktekeningen, inclusief revisies
• Uittrekken van hoeveelheden en indien nodig het maken van werktekeningen
• Aandragen van alternatieve materialen, constructies en werkmethoden
• Aanmaken van een projectmap, deze beheren en overdracht gegevens aan de
uitvoering
Bijhouden van werktekeningen en bestektekeningen.
• Een goed bijgehouden tekeningenschema;
• Een nauwkeurig bijgehouden tekeningenregister, waarin staat vermeld:
➢ Alle bestektekeningen
➢ Alle werktekeningen
➢ Alle tekeningen van de aannemer zelf
➢ De data van ontvangst van de tekeningen
➢ De data van verzending van de tekeningen
➢ De data van goedkeuring van de tekeningen

Projectadministratie
• Kostenbewaking
• Urenbewaking
• Meer/minderwerk
• Materieeladministratie
• Hoeveelhedenadministratie
• Tekeningadministratie
• Planningen
• Facturering compleet
• Loonadministratie

Werkvoorbereider valt onder Projectleider of (hoofd)uitvoerder (degene die


verantwoordelijk is voor het projectresultaat).
Werkt samen met de uitvoering, de inkoop, de calculatie, de kopersbegeleiding en de
administratie.

Competenties werkvoorbereider
Bouwkundig inzicht
• Bouwtekeningen kunnen lezen
• Kennis van bouwplaatsen en van bouwproces
Plannen en organiseren
➢ Verantwoordelijk voor de coördinatie van het bouwproject.
➢ Organiseren (vaak met meerdere projecten tegelijk bezig).
Accuraat kunnen werken
➢ Geen fouten maken bij bijv. tekeningen controleren, berekeningen of planningen.
Fouten hebben grote gevolgen voor de uitvoering.
Samenwerken
➢ Veel contacten met interne (collega’s) en externe (de architect, opdrachtgevers en
leveranciers)
➢ Problemen met anderen oplossen is soms noodzakelijk.
Logistiek (opslag, transportsysteem, medewerkers)
➢ Bouwplaats inrichting (keten, nuts, reclamebord etc.)
➢ Werkvolgorde (relatie tussen bouwmethodiek en detaillering)
➢ Planning (balkenschema, analyse kritieke pad)

Afbouw
Systeemplafond/installatievloer:
Doel:
- Het tegengaan van contactgeluid en/of akoestische overwegingen.
- Aan het oog onttrekken van de bouwkundige constructie, leidingen, kanalen, etc.
- Visuele of ethische verbetering van de ruimte.

Plenum:
- Ruimte tussen onderzijde bouwkundige vloer en verlaagd plafond.
- Ruimte tussen bovenzijde bouwkundige vloer en onderzijde
installatievloer/verhoogde vloer.

Plafondsystemen:
- Zichtbaar systeem
- Verdiept systeem
- Half verdekt systeem
- Verdekt systeem

Kantlat/randprofiel: maakt de kieren tussen wand en lat minder storend.

Wandsystemen – metalen skelet


Door de keuze in onder andere plaatdikte, isolatiedikte, profielbreedte en spouwbreedte
kunnen de prestaties worden aangepast aan de eisen. Afwerking:
- Gipskartonplaat
- Gipsvezelplaat
- Facet/ronding

Wandpanelen:
- Hout
- Glas
- Gips

Draagstructuur
College 1
Utiliteitsbouw beslaat alle bouwwerken die geen woonbestemming hebben. Bijvoorbeeld
winkels, kantoren, bedrijfshallen, etc.

Drie verschillende draagstructuren:


1. Kolomstructuur
2. Moderne massieve structuur/traditionele massieve structuur
3. Schijvenstructuur

Sterkte:
Weerstand tegen bezwijken

Stijfheid:
Weerstand tegen doorbuigen

Stabiliteit:
- In het vlak
- Loodrecht op het vlak
- Tegen torsie
- Platen en schijven
- Vloeren en wanden
- diagonalen
Stabiliteit met momentvaste verbindingen; ongeschoord
Stabiliteit met kernen, schijven of windverbanden; geschoord

Productieproces staal:
Staal is een legering bestaand uit ijzer en koolstof. Koolstofgehalte (minder dan 1,9%) of
gehalte aan toevoegingen als chroom, zodat staal warm vervormd kan worden. De koolstof
wordt gebruikt om een hoge treksterkte en hardheid te verkrijgen. Gietijzer heeft een hoger
koolstofgehalte > brosser.
Walsen is een vormgevingstechniek waarbij een dikke plaat door twee of meer walsrollen
wordt omgevormd tot vlakke platen, folies of profielen.
- Warm gietwalsen (verdikking in hoeken)
- Koud walsen (geen verdikking in hoeken)
- Trekken door matrijs
- Extruderen (persen door matrijs)

Constructiestaal → verschillende profileringen:

Verbindingen van staal:


- Lasverbindingen
- Kopplaten
- Voetplaten

Ondersabelen:
- Krimpvrije ondersabelingsmortel
- Voetplaat wordt in de hoogte gesteld en door het ondersabelen volledig
ondersteund.

Brandwerende voorzieningen:
- Bekleden met brandwerend plaatmateriaal
- Coaten/schilderen

Verduurzamen
Richtlijn verduurzamen van staal: bij luchtvochtigheidsgehalte hoger dan 70%.
Galvaniseren/electrolytisch verzinken
- Electrolytische hechting (deklaag)
- De zinklaag vanuit een waterige oplossing van zink langs elektrolytische weg (stroom
door product en vloeistof) op staal laten neerslaan. De laag is egaal en glad.
- De laagdikten variëren van ca. 5 tot 40 micrometer.
- Toepassing voor binnengebruik

Thermisch verzinken
- Chemische reactie tussen zink en staal (legering)
- Bij thermisch verzinken wordt het product gedompeld in een bak met vloeibaar zink.
Een groot blok zink is verwarmd tot 450 graden en is gesmolten. Tijdens het
dompelen wordt het product bedekt met een laag vloeibaar zink en meteen na het
uittakelen stolt deze laag.
- De laagdikten bedragen minimaal 30 micrometer en kunnen soms oplopen tot wel
200 micrometer.
- Toepassing voor buitengebruik (zoals een lantaarnpaal)

Stralen en meniën:
De walshuid wordt van het staal afgestraald en de balk gereinigd. Daarna wordt er menie op
aangebracht. De menie is een grondlaag (primer) die overschilderbaar is.
Walshuid is een blauwzwarte oxidelaag op staal die ontstaat doordat tijdens het warm
walsen van staal de harde oxiden in het relatief zachte metaal gedrukt worden. Toepassing
voor binnengebruik. Laagdikte ongeveer 20 micrometer.

College 2:
Beton
De sterkteklasse is gebaseerd op de karakteristieke druksterkte na 28 dagen uitgedrukt in
N/mm²
Betonspecie is een mengsel van cement, grind, zand en water en eventueel hulpstoffen.

Cement:
- Kalksteen en klei wordt tot ongeveer 1450 graden verhit
- Er ontstaan korrels met een aantal calciumverbindingen
- De fijngemalen korrels worden vermengd met gips en vaak met bijproducten uit het
hoogovenproces.

Portlandcement: 95% klinker 5% gips


Hoogovencement: 25% klinker 70% hoogovenslak 5% gips
Portlandvliegascement: 70% klinker 25% vliegas 5% gips

Wapenen van beton – trek vs druk


Voorgespannen beton: wapeningstaal onder een trekkracht in het beton geplaatst wat na
uitharden druk in het betonelement geeft. Op deze manier kan het betonnen onderdeel een
hogere belasting dragen.
De hoofdwapening neemt de trekkrachten op en de verdeelwapening houdt de
hoofdwapening op haar plaats.

Wapenen:
- Haarspelden
- Stekkenbak
- Isokorf (schock)

Vezelbeton
Vezelbeton is een composiet van beton met staalvezels, kunststofvezels, glasvezels, koolstof,
textiel of combinatie van bijvoorbeeld staal- en kunststofvezels. De vezels worden tijdens
het mengen van de bestanddelen van het beton toegevoegd en vervangt de wapening. Het
heeft in het algemeen een hogere treksterkte, minder scheurvorming, beter bestand tegen
slijtage en betere waterdichtheid, maar het is hoger in kosten.

Zelfverdichtend beton
Het is een betonsoort met een hoge verwerkbaarheid. Onder invloed van het eigen gewicht
verdicht het zichzelf. Op die manier wordt de bekisting inclusief wapening, sparingen en
andere instortingen, volledig gevuld en omhuld. Het zelfverdichtende beton behoudt daarbij
zijn samenhang. Grindnesten en luchtinsluitingen komen minder voor.

Schuimbeton
Het is een cementgebonden materiaal met een lage volumieke massa. Het gewicht van
schuimbeton kan variëren van ongeveer 400 kg tot 1600 kg per m³. Het bestaat uit cement,
water, hulpstof en schuimmiddel. Eventueel wordt dit nog aangevuld met fijn zand of een
ander licht toeslagmateriaal. Goede thermische eigenschappen, bij 350 mm dikte een Rc-
waarde van ongeveer 3,5 m²K/W. Schuimbeton mag niet gedicht worden!

Werkvolgorde tunnelbekisting:
1. Tunnel-element inrijden en tegen kim plaatsen
2. Element op hoogte stellen (met spindels)
3. Randbekisting vloeren plaatsen
4. Bekisting inoliën
5. Veiligheidsmaatregelen aanbrengen
6. Wapening en installatiewerk aanbrengen
7. Sluitwand aanbrengen
8. Beton storten
9. Na het storten: lossen, uitrijden tunnel-element en schoon maken

Warme gietbouw
Verwarming in de tunnelbekisting.

Koude gietbouw
Verharding met behulp van hulpstoffen
- Versnellers
- Vertragers

Gewogen rijpheid geeft aan in hoeverre het beton is uitgehard met het doel te bepalen in
hoeverre de benodigde druksterkte is bereikt. De gewogen rijpheid is een indicatie voor de
sterkteontwikkeling van het jonge beton.

Bindtijdversneller → verkorting van de overgang tussen de plastische en vaste fase van een
beton(mortel)specie.
Verhardingsversneller → versnelt de sterkteontwikkeling van het verharde beton.
Vertragende hulpstof → verlenging van de overgang tussen de plastische en vaste fase van
een beton(mortel)specie.

Betonkernactivering is het verwarmen of koelen van een ruimte door een vloeistof, meestal
water, te pompen door leidingen in de kern van de betonnen vloer.

Integrale engineering
Vier soorten installaties:
1. Ventilatie
2. Electra
3. Verwarming
4. Sanitair

Breedplaat- en bollenplaatvloer uitvoeringsvolgorde:


1. Stempelrijen maximaal h.o.h. 1.80 meter haaks op de richting van de tralieliggers in
het element.
2. Plaatsen vloerelementen op de stempelrijen
3. Aanbrengen wapening
4. Aanbrengen randbekisting en afdichten van stortnaden
5. Storten van de vloer
6. Na verharding verwijderen van randbekisting en stempels
7. Verwijderen kruipstempels

Kruip= met de tijd toenemende en blijvende vervorming van beton bij gelijkblijvende
belasting.

Soorten gordingen:
- Z-gordingen
- C-gordingen
- Sigma-gordingen

Isolatiematerialen plat dak:


- XPS platen
- PIR platen
- EPS platen

You might also like