Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 9

CM thema 1 HC 2 – mitose en meiose

Basis
46 chromosomen
23 paar
1 paar = 2 homologe chromosoen
Autosomen: 1-22 (dus 44 totaal)
Geslachtschromosomen: XX of XY

Celdeling
Waarom?
- Voortplanting
- Groei
o Van bevruchte eicel tot meercellig organisme
- Herstel/vernieuwing
o Vervangen van cellen als gevolg van schade en slijtage
Twee soorten celdeling
Mitose = celdeling die dochtercellen produceert voor groei en herstel
Meiose = tweedelig delingsproces dat voortplantingscellen (gameten) produceert

Belangrijke begrippen
Centromeer = plek in DNA waar na replicatie zusterchromatiden bijeengehouden worden
Kinetochoor = structuur van eiwitten waar microtubili zich aan hechten
Microtubuli/soepldraden = binden zich aan kinetochoor om zusterchromatiden uit elkaar te
trekken
Centrosoom = bestaat uit twee centriolen en is het centrum waar vandaag de microtubili
zich vormen
Mitose
Doel: exacte kopie van genetisch materiaal aan dochtercellen doorgeven

- Interfase
o 90% van de celcyclus (oranje deel)
o G1 = eerste groeifase (groei celinhoud, excl chromosomen)
o S = DNA synthese (chromosomen gedupliceerd)
o G2 = tweede groeifase (groei cel en voorbereiden mitose)
o G0 = rustfase (cellen die niet delen)
Kenmerken:
o Duidelijke kern te zien (microscoop)
o DNA gespiraliseerd (ziet er ongeorganiseerd uit)
o Voorbereiding voor mitose (replicatie chromosomen, productie eiwitten en
organellen, verdubbelen centrosomen)

- Profase
Onderdelen:
o Condensatie chromatine: zichtbare chromosomen (bestaan uit 2
sisterchromatiden)
o Kernmembraan verdwijnt
o Centrosomen (spoellichaam) verplaatsen zich naar tegenoverliggende polen
o Vorming spoeldraden
- Pro-metafase
o Chromosomen volledig gecondenseerd
o Spoeldraden verbinden zich met kinotochoor (ligt op centromeer)
o Chromosomen beginnen zich te bewegen
- Metafase
o Centromeren verplaatsen zich naar het midden van de cel (equatoriaal vlak)
o Checkpoint of alle chromatiden vastzitten aan een spoeldraad
- Anafase
o Chromatiden splitsen op het kinetochoor
o Bewegen naar tegenoverliggende polen via spoeldraden
o Elk losse chromatide wordt nu weer als chromosoom beschouwd!
- Telofase
o Chromosomen op tegenoverliggende polen
o Vormen van dochterkernen
o Nucleoli worden gevormd
o Chromosomen despiraliseren
o Spoeldraden verdwijnen
Cytokinese: sluit aan op mitose, cel deelt in 2 dochtercellen door insnoering
celmembraan

Meiose
Wat gebeurt er ongeveer:
- Productie van gameten (haploïd)
- Halveren aantal chromosomen
- Introductie genetische variatie

Chromosomen bewegen zich in meiose 1 en 2 op soortgelijke manier als in mitose,


gelijknamige fases. Alleen de eindproducten zijn verschillend.
Voorbereidingsfase ook hetzelfde.

Meiose 1
Doel: verdelen van homologe paren
cross-over/recombinatie  genetische variatie

- Profase I: twee zusterchromatiden, kernmembraan verdwijnt, centrosomen


verplaatsen, spoeldraden
o Groot verschil met profase 1 en mitose: homologe chromosomen vormen
samen een bivalent (= naast elkaar liggen, samen een structuur gevormd)! Op
dit moment vindt dan ook crossing-over plaats. Zorgt voor genetische variatie.
Vaderlijk + moederlijk gaat dus een beetje mixen.
Paring X en Y meiose: niet homoloog aan elkaar. Bovenste deel X en bovenste
deel Y: identiek = pseudo autosomale deel. Kunnen elkaar opzoeken en dan
bivalente structuur vormen. In bovenste stukje kan dus crossing over
plaatsvinden. Belangrijk voor normale segregatie van X en Y.
- Metafase I: centromeren verplaatsen zich naar equatoriale vlak (in bivalente
structuur)
Verschil met mitose (plaatje)

- Anaphase I
- Telophase I & cytokinese
Resultaat: twee cellen met 23 chromosomen, ieder bestaand uit 2 sisterchromatiden
Meiose 2:
Niet eerst een interfase!
Resultaat: 4 gameten met 23 chromosomen, ieder bestaand uit 1 chromatide
Meiose in man en vrouw:
- 4 zaadcellen bij man
- 1 eicel en 3 poollichaampjes bij vrouw
o Eicel heeft veel cytoplasma nodig zodat de zygoot eerste stadia kan overleven

Fouten in meiose en mitose

Fout in meiose  gameten met chromosoomafwijkingen  zygoot met


chromosoomafwijking  kind met aangeboren afwijkingen

Chromosoomafwijking
= alles wat afwijkt van 46 normale chromosomen.
Afwijking in aantal of structuur
Bij autosomen of geslachtschromosomen

Meiose chromosoomafwijkingen

Numerieke afwijkingen
- Nondisjunctie in meiose 1: homologe paren gaan niet uit elkaar. Resultaat: 2 gameten met
24 chromosomen en 2 gameten met 22 chromosomen.

- Nondisjunctie in meiose 2. Geen splitsing van chromatiden.

- Anafaselagging
Chromatiden blijven achter op equatoriaal vlak: niet in een dochtercel en gaan
verloren. Er ontstaat altijd monosomie hierdoor. 1 of 2 gameten missen een
chromosoom.
- Polyploïdie: meer dan 2 complete sets chromosomen.
o Triploïdie: 69 chromosomen (3n)
o Tetraploïdie (4n) : 92 chromosomen (zygote gaat na bevruchting niet op de
juiste manier delen, niet 2 dochtercellen maar fusie)
- Levensvatbare numerieke chromosoomafwijkingen:

Afwijkingen bij geslachtschromosomen: vaak niet eens zoveel last van. Per toeval ontdekt.
Oorzaak: x – inactivatie
X – inactivatie
- In epiblast stadium (ong. 5000 cellen) wordt aantal X-chromosomen in een cel geteld.
Op 1 na worden overige X-chromosomen geïnactiveerd.
- X-inactivatie is random, dus zowel paternale als maternale X-chromosoom hebben
evenveel kans om geïnactiveerd te worden
- Het geïnactiveerde chromosoom blijft intact maar heeft geen genexpressie
- Bij vorming oocyten wordt inactivatie weer verwijderd en erft dus X-chromosoom
actief over
- Xist gen: controleert X-inactivatie
- Komt tot expressie bij het geïnactiveerde X-chromosoom
- Codeert voor groot niet coderend RNA, dat op inactieve X-chromosoom gaat zitten:
coating  Hierdoor verandert chromatine structuur: wordt heterochromatisch
- Inactieve X in cel zichtbaar als heterochromatine spot die sterk kleurt in de kern, ook
wel Barr body genoemd (bij XXX zijn er dus 2 Barr bodies)
Uitzonderingen:
- niet alle genen geïnactiveerd
- 2.6 Mb op telomeer uiteinde van korte arm is speciaal
- Zowel op Xp als Yp identieke sequentie
- Nodig voor paring X en Y tijdens meiose en vindt recombinatie plaats
- PAR regio: pseudoatosomale regio
- Qter, kleiner PAR gebied, geen recombinatie

Chromosoomafwijking tijdens mitose


Er is normale zygoot aanwezig. Ergens tijdens mitose vindt chromosoomafwijking plaats.
Deel van de cellen dan afwijkend en deel normaal = mozaïcisme.

Structurele chromosoomafwijkingen
Gebalanceerd:
- Geen verlies van genetisch materiaal
- In het algemeen geen fenotype
Ongebalanceerd:
- Verlies of toename van genetisch materiaal
- Afwijkend fenotype

Breuken in DNA ontstaan door:


- Schade door straling of chemische stoffen
- Fouten bij recombinatie tijdens meiose

Translocatie
= uitwisseling van materiaal tussen twee niet-homologe chromosomen. Van belang bij
verdelen over dochtercellen.
Nakomelingen kunnen dan wel afwijkend fenotypen hebben.
Vorming quadrivalent i.p.v. bivalent.
[ZIE LITERATUUR!]

Uitkomst Robertsoniaanse translocatie bij nakomeling: miskraam of kind met syndroom van
Down

Gevolgen chromosoomafwijking
- Weinig of geen fenotypisch effect
- Kind met ernstige afwijkingen
- Doodgeboren of overlijden vlak na geboort
- Intrauterine vruchtdood
- Spontane abortus in eerste trimester
- Geen of korte implantatie in baarmoeder

Andere technieken voor aantonen


- Niet allemaal mogelijk met klassiek chromosomenonderzoek
- Sommige afwijkingen te klein voor microscoop
- Vb: FISH, SNP array, Whole exome/genome sequencing

You might also like