Professional Documents
Culture Documents
2008 - 4 - nr12 Vermijden Van Wapeningscorrosie, Ingeleid Door de Aanwezigheid Van Chloriden in Het Beton
2008 - 4 - nr12 Vermijden Van Wapeningscorrosie, Ingeleid Door de Aanwezigheid Van Chloriden in Het Beton
De duurzaamheid van
beton maakt reeds enkele
Vermijden van
wapeningscorrosie,
jaren het voorwerp uit van
diverse onderzoeksprojec-
ten binnen het WTCB en het OCCN (1).
Vermits wapeningscorrosie wereld-
wijd beschouwd wordt als de voor-
naamste oorzaak van betonschade, ingeleid door de aanwezigheid
van chloriden in het beton
dient men er de nodige aandacht aan
te besteden.
? B. Dooms, ir., technologisch adviseur (2), (2001) [8], beperkt het percentage aan chloor-
onderzoeker, laboratorium ‘Betontechno- ionen (ten opzichte van de cementmassa) tot
logie’, WTCB 0,4 % voor gewapend beton of beton met inge-
V. Pollet, ir., technologisch adviseur (3), sloten metalen, tot 0,2 % voor voorgespannen
adjunct-departmentshoofd ‘Materialen, beton en tot 1 % voor niet-gewapend beton.
technologie en omhulsel’, WTCB
G. Mosselmans, dr. ir., projectleider, De chloriden kunnen ook in het beton terecht-
OCCN komen onder de vorm van ionen in de vloei-
Afb. 1 Putcorrosie door chloriden.
bare fase (de carbonatatie door CO2 gebeurt
daarentegen in de gasfase). Dit verschijnsel
treedt vooral op bij constructies aan de kust
1 Inleiding de aantasting meestal gelijkmatig over grote (vochtige zeewind) of bij beton dat blootge-
lengtes van de wapening plaats. steld is aan dooizouten (bv. bruggen, wegen,
Ongeveer een jaar geleden verscheen er een parkings). De chloriden kunnen binnendrin-
WTCB-artikel (WTCB-Dossiers nr. 3/2007, Voornoemde aantasting door putcorrosie kan gen door capillaire opzuiging (in geval van
Katern nr. 2 [31]) over de huidige kennis en zeer gevaarlijk zijn vanuit een structureel oog- een droog oppervlak) of door diffusie (als het
het totnogtoe gevoerde onderzoek naar maat- punt vermits ze aanleiding kan geven tot een beton verzadigd is), waarbij de eerste moge-
regelen om wapeningscorrosie tengevolge van sterke vermindering van de wapeningsdoor- lijkheid veel sneller is dan de tweede.
carbonatatie te voorkomen. Naast dit feno- snede (zie afbeelding 1). Bovendien worden
meen is echter ook de aanwezigheid van chlo- er slechts weinig corrosieproducten gevormd, Bij beton van normale kwaliteit doet de capil-
riden in beton een belangrijke oorzaak van wa- zodat de waarschuwende werking van afsprin- laire opzuiging zich enkel voor in de eerste 15
peningscorrosie. In dit artikel gaan we dieper gende betonschilfers of scheurvorming – wat tot 20 mm onder het oppervlak [4]. Bij beton
in op de corrosie, veroorzaakt door chloriden, gewoonlijk wel het geval is bij corrosie door van minder goede kwaliteit kan er daarente-
en worden enkele preventieve maatregelen carbonatatie – langer achterwege blijft. Ten- gen een opzuiging optreden tot in de eerste
voorgesteld. slotte komen de chloriden na deze corrosie- 30 mm.
reactie terug vrij in het beton, waardoor ze
opnieuw kunnen gaan reageren en hun con- Als het beton droogt na de capillaire opzuiging
2 Chloriden en putcorrosie centratie op deze plaatsen toeneemt. van een chloridenoplossing, verdwijnt het wa-
ter uit het beton onder de vorm van damp en
De in het beton aanwezige wapening wordt Deze vorm van wapeningscorrosie uit zich blijven de chloriden achter. Elke cyclus van
normaalgesproken beschermd tegen corrosie vaak door het uitvloeien van roestproducten bevochtiging en droging leidt dus tot een toe-
door een passivatielaag aan het staalopper- via de poriën scheuren in het beton (zie afbeel- name van het chloridengehalte, zodat de kriti-
vlak [31]. Deze passivatielaag kan aangetast ding 2). De omtrek van de wapening begint sche concentratie in de betreffende zone vrij
worden door de carbonatatie van het beton ook een bruingroene kleur te vertonen, wat snel kan overschreden worden.
rondom de wapeningen en de hiermee gepaard duidt op de aanwezigheid van ijzerchloride.
gaande pH-verlaging. Een nog diepere binnendringing in het beton is
enkel mogelijk door diffusie. De snelheid van
Chloriden zijn op zich onschadelijk voor het 3 Oorzaak van de aanwezig- binnendringing is in dit geval evenredig met
beton. Indien hun concentratie in het poriën heid van chloriden in het de vierkantswortel van de tijd.
water rondom de wapeningen echter voldoen- beton
de hoog is, kunnen ze aanleiding geven tot
zeer plaatselijke corrosiehaarden (ook aange- De chloriden kunnen vanaf de bereiding van
duid als putcorrosie, zie afbeelding 1), en dit het beton aanwezig zijn in de bestanddelen
zelfs in een niet-gecarbonateerd beton, waar (onder meer in het zand en het water). De norm
de wapening beschermd wordt door een passi- NBN B 15-001 (2004) [5], de Belgische aan-
vatielaag. Bij corrosie door carbonatatie grijpt vulling bij de Europese norm NBN EN 206-1
Tabel 1 Kritisch chloridengehalte ten opzichte van de cement- en betonmassa stalen, die bekomen werden door te boren
in een courant, niet-gecarbonateerd beton voor chloriden die aan het beton in de constructie, ofwel op poederstalen van
toegevoegd werden bij het vermengen [16]. betonnen boorkernen die uit de constructie
ontnomen werden. De minimale hoeveelheid
% toegevoegde Cl--ionen % toegevoegde Cl--ionen
Corrosierisico poeder waarover men voor de analyse dient
t.o.v. de cementmassa t.o.v. de betonmassa
te beschikken, bedraagt 1 g volgens de norm
< 0,6 < 0,075 Laag NBN EN 14629 en 5 g volgens de norm NBN
0,6 - 1,0 0,075 – 0,125 Matig B 15-250.
> 1,0 > 0,125 Hoog
De boordiameter die men bij het boren dient te
gebruiken, is afhankelijk van de afmeting van
de in het beton aanwezige granulaten. Indien
Tabel 2 Kritisch chloridengehalte ten opzichte van de cement- en betonmassa de maximumdiameter van de granulaten 20 mm
in een courant, niet-gecarbonateerd beton voor chloriden die in het verharde bedraagt, is een boor van 20 mm vereist.
beton binnengedrongen zijn [16].
Opdat het resultaat representatief zou zijn
% binnengedrongen % binnengedrongen voor alle betonbestanddelen, en niet alleen
Cl--ionen t.o.v. de cement- Cl--ionen t.o.v. de beton- Corrosierisico voor de granulaten, moet in dit geval een poe-
massa massa derstaal van minstens 20 g genomen worden.
< 0,4 < 0,05 Laag Gewoonlijk neemt men geen stalen uit de op-
0,4 - 1,0 0,05 – 0,125 Matig pervlaktelaag (de eerste 5 mm). Het poeder
mag uiteraard op verschillende diepten geno-
> 1,0 > 0,125 Hoog men worden.
Niet-gecar-
Dit kan verklaard worden door het feit dat er Goede bonateerd
in dit geval geen passivatielaag moet opgelost kwaliteit beton
worden. Verder blijken er bij de carbonatatie
cementmassa (%)
Tabel 3 Milieuklassen, geassocieerd met een door chloriden (niet afkomstig van zeewater) ingeleide corrosie [8].
Milieuklasse Beschrijving Voorbeelden
XD1 Matige vochtigheid Betonoppervlakken, blootgesteld aan chloriden uit de lucht
- Zwembaden
XD2 Nat, zelden droog
- Beton, blootgesteld aan chloridenhoudend industriewater
- Brugdelen, blootgesteld aan chloridenhoudend spatwater
XD3 Wisselend nat en droog - Verhardingen
- Vloeren van parkeerplaatsen voor voertuigen
Tabel 4 Milieuklassen, geassocieerd met een door chloriden (afkomstig van zeewater) ingeleide corrosie [8].
Milieuklasse Beschrijving Voorbeelden
Blootgesteld aan zout uit de lucht, maar niet in direct
XS1 Constructies bij of aan de kust
contact met zeewater
XS2 Blijvend ondergedompeld in zeewater of brak water Delen van constructies in de zee
XS3 Getijde-, spat- en nevelzone Delen van constructies in de zee
voorschriften geformuleerd : De milieuklassen XD1 tot XD3 hebben bij- die overeenstemmen met de omgevingsvoor-
• zo leggen de norm NBN EN 206-1 en zijn voorbeeld betrekking op gewapend beton of waarden die het vaakst voorkomen in ons
Belgische aanvulling, de NBN B 15-001, beton met ingesloten metalen, dat blootgesteld land.
een minimaal cementgehalte en een maxi- is aan water (met uitzondering van zeewater)
male W/C-factor op. In deze documenten dat chloriden (waaronder ook dooizouten) be- Deze indeling houdt niet alleen rekening
wordt tevens een maximaal toelaatbaar vat (cf. tabel 3). met de indringing van chloriden, maar ook
chloridengehalte voor de betonbestanddelen met andere schademechanismen zoals vorst
vastgelegd (zie § 3) De milieuklassen XS1 tot XS3 hebben dan en carbonatatie [4]. De nieuwe normen voor
• de norm NBN EN 1992-1-1 (2005) [10] weer betrekking op gewapend beton of beton beton kwamen reeds uitgebreid aan bod in de
schrijft op haar beurt een minimale beton- met ingesloten metalen, dat blootgesteld is aan WTCB-Dossiers [29,30].
dekking voor zeewater of zeelucht waarin chloriden aanwe-
• de ontwerpnorm prEN 13670 (2007) [21] en zig zijn (cf. tabel 4). Tabel 5 geeft een overzicht van de omgevingen
de norm NBN EN 13369 (2001) [11] ver- waarin men chloriden kan aantreffen.
melden tenslotte een minimale nabehande- Volgens de norm NBN EN 206-1 dient de
lingsduur. ontwerper van een constructie alle potentiële Aan elk van deze klassen worden door de
schademechanismen in aanmerking te nemen. norm NBN B 15-001 welbepaalde betontypes
In sommige situaties is bovendien een be- Om het werk van de voorschrijvers te vereen- verbonden, die gekarakteriseerd zijn door een
schermingsbekleding vereist die beantwoordt voudigen, werden in de norm NBN B 15-001 minimaal cementgehalte (Cmin) en een maxi-
aan de norm NBN EN 1504-2 (2005) [9]. Deze een aantal omgevingsklassen gedefinieerd, male W/C-factor (W/Cmax) (cf. tabel 6, p. 4).
beschermingsmaatregel moet echter enkel
voorzien worden in geval van een ongeschikte
betonsamenstelling, een ontoereikende beton- Tabel 5 Omgevingsklassen waarin chloriden aanwezig zijn.
dekking, een erg agressieve omgeving (bv.
Omgevings-
opslag van Cl--oplossingen) of indien de ge- Beschrijving Voorbeelden
klasse
bruiksduur langer is dan deze, voorzien in de
norm (d.w.z. langer dan 50 jaar). EE Buitentoepassingen
Vorst en dooizouten (aanwezig-
heid van ter plaatse ontdooid,
EE4 Delen van de weginfrastructuur
6.1 Minimaal cementgehalte en maximale opspattend of aflopend dooi-
W/C-factor zouthoudend water)
ES Zeeomgeving
De norm NBN EN 206-1 gaat ervan uit dat Funderingen onder de vorst-
een betonconstructie duurzaam is indien deze ES1 (1) Geen vorst grens, in contact met brak
gedurende haar volledige gebruiksduur op water
bevredigende wijze weerstand biedt aan de Buitenmuren van gebouwen, in
omgeving waaraan ze blootgesteld is. Verder ES2 (1) Vorst contact met regen aan de
definieert de norm een aantal milieuklassen, kust
in functie van de omgeving waarin het bouw-
ES3 (2) Ondergedompeld –
werk zich bevindt.
Getijden- en
ES4 (2) Kaaimuren
De milieuklassen, geassocieerd met een door spatzones
chloriden ingeleide corrosie, worden verder (1) Geen contact met zeewater, maar wel contact met zeelucht (tot 3 km van de kust) en/of met brak
onderverdeeld naargelang van de oorsprong water.
(2) Contact met zeewater.
van de chloriden.
Tabel 6 Aan de milieuklassen verbonden duurzaamheidseisen ten aanzien van de indringing van chloriden [5].
Milieuklasse XD1, XD2, XS1 XD3, XS2 (1), XS3
Omgevingsklasse ES1, ES2 EE4, ES3, ES4
Betontype Beton T(0,50) Beton T(0,45)
Cmin (kg/m )
3
320 340
W/Cmax 0,50 0,45
Minimale druksterkteklasse (2) (3) C30/37 C35/45
(1) Beton T(0,50) voor constructies die ondergedompeld zijn in brak water. Brak water wordt op geringe diepte aangetroffen, en dan vooral in de kuststreek, in de
polders in de buurst van Diksmuide, in bepaalde polders in Oost-Vlaanderen en in de omgeving van de Antwerpse haven. Deze zones liggen nooit hoger dan
6 m boven het zeeniveau.
(2) Aan de hand van voorafgaande proeven, uitgevoerd in overeenstemming met bijlage J van de norm NBN EN 206-1 (2001), kan van deze eis afgeweken
worden, voor zover de betonsamenstelling beantwoordt aan de twee basisvoorwaarden inzake de maximale W/C-factor en het minimale cementgehalte.
(3) Niet van toepassing op licht beton.
Tabel 7 Vereiste minimale betondekking cmin,dur (in mm) om de duurzaamheid van gewapend beton te kunnen verzeke-
ren [10] (*).
Milieuklasse
XC1 XC2, XC3 XC4 XD1, XS1 XD2, XS2 XD3, XS3
Structuurklasse Omgevingsklasse
EI EE1, EE2 EE3 ES2 ES1, ES3 EE4, ES4
S1 10 10 15 20 25 30
S2 10 15 20 25 30 35
S3 10 20 25 30 35 40
S4 15 25 30 35 40 45
S5 20 30 35 40 45 50
S6 25 35 40 45 50 55
(*) Voor gewapend beton in een chemisch agressieve omgeving (XA en EA) dient men de hoogste cmin,dur-waarde te beschouwen die opgelegd wordt voor de
andere milieu- en omgevingsklassen.
6.2 Betondekking ceerd beton) worden hieromtrent een aantal lieu- en omgevingsklassen werd de nabehan-
voorschriften geformuleerd. delingsklasse 3 aanbevolen.
De norm NBN EN 1992-1-1 schrijft voor
bouwwerken uit gewapend beton een minima- De ontwerpnorm prEN 13670 definieert ver- De norm NBN EN 13369 bevat op haar beurt
le betondekking (cmin,dur) voor, naargelang van schillende nabehandelingsklassen voor ter een aantal specifieke voorschriften voor ge-
de structuurklasse, de omgevingsklasse en de plaatse gestort beton (cf. tabel 8). Deze klas- prefabriceerde producten.
milieuklasse (cf. tabel 7). Voor een levensduur sen gelden normaalgesproken voor een nabe-
van 50 jaar wordt in België de structuurklasse handeling van 12 uur, of de tijd die nodig is
S4 aanbevolen. om een welbepaalde druksterkte te bereiken. 7 Proeven ter karakterise-
De nabehandelingsklasse moet gespecificeerd ring van de weerstand tegen
Om rekening te houden met de toleranties tij- worden in de uitvoeringsvoorschriften. In de chloriden
dens de uitvoering op de werf, moet de mi- oude norm NBN ENV 13670-1 (2000) [38]
nimale betondekking verhoogd worden met werd voor beton in milieuklassen X0 en XC1 De methoden die het mogelijk maken de dif-
Dcdev = 10 mm. In geval van geprefabriceerd (of binnenomgevingsklasse EI) de nabehan- fusie van chloriden in het beton te karakterise-
beton laten de kwaliteitscontroles toe een ge- delingsklasse 1 opgelegd. Voor de andere mi- ren, zijn velerlei en kunnen in drie categorieën
ringere betondekking te hanteren.
7.1 Diffusieproef in stationaire toestand waarbij : de hand van het chloridenprofiel van proef-
• V = het volume van de oplossing in compar- stukken die in contact hebben gestaan met een
Deze proef bestaat erin een schijf uit mortel timent 2 (in cm3) oplossing met een gekende concentratie (in het
of beton tussen twee compartimenten met een • A = de transversale oppervlakte (in cm2) laboratorium) of van proefstukken die bloot-
verschillende chloridenconcentratie te plaat- • Ds = de diffusiecoëfficiënt van de chloor stonden aan zeewater of een besproeiing met
sen (zie afbeelding 4) en vervolgens gedurende ionen doorheen de schijf (in cm2/s); men zout. Dit profiel kan opgesteld worden door
een welbepaalde tijd de toename van de chlo- gaat ervan uit dat deze coëfficiënt onafhan- een aantal monsters te nemen op verschillende
ridenconcentratie in het compartiment waar de kelijk is van de concentratie diepten en vervolgens over te gaan tot de bepa-
concentratie aanvankelijk het laagst was op te • l = de dikte van de schijf (in cm) ling van hun chloridengehalte. De schijnbare
volgen. De diffusiecel (zie afbeelding 4) wordt • C1 en C2 = de respectievelijke concentratie diffusiecoëfficiënt kan bepaald worden met
beschreven door C.L. Page [28]. van de chloridenoplossing in de comparti- behulp van de tweede wet van Fick :
menten 1 en 2 (in mol/cm3) dC d 2C
Hierin werd een mortelschijf van 3 mm dik • t = de tijd (in s). = D ns 2 . (5)
dt dx
gebruikt. In de regel moet de dikte compatibel
zijn met de afmeting van de granulaten. Vermits de parameter C1 veel groter is dan C2, Door gebruik te maken van de beginvoor-
kan vergelijking 3 als volgt uitgedrukt worden : waarde (Cx = Cs, x = 0, t > 0) verkrijgt men
In deze cel vormt het verschil in concentratie Vl dC2 . de volgende formule, aan de hand waarvan het
Ds = (4)
tussen de twee compartimenten de enige stu- AC1 dt mogelijk is de diffusiecoëfficiënt te bereke-
wende kracht voor de chloriden, waarvan de nen [3] :
fig 9
flux verondersteld wordt te voldoen een de De coëfficiënt Ds kan dus berekend worden
eerste wet van Fick voor de diffusie in sta aan de hand van de helling van de rechte – be- C (x, t ) = Cs − (Cs − C i ) erf x , (6)
tionaire toestand. Dit betekent dat de chloor komen in stationaire toestand – die de concen- 4 De t
ionenflux J doorheen een oppervlakte-eenheid tratie aan chloorionen in compartiment 2 (C2) waarbij :
proportioneel is met de concentratiegradiënt in functie van de tijd (t) voorstelt. • C(x,t) = de chloridenconcentratie op een
over de doorsnede : diepte x na een blootstellingsduur t (in mas-
Aangezien dit proces langzaam is, wordt deze sapercent)
dC mole
J = −Ds , (1) methode traditioneel gebruikt om een flux • Cs = de grenswaarde aan het blootgestelde
dx s.cm 2 doorheen dunne schijven cementpasta te me- oppervlak (in massapercent)
waarin Ds de diffusiecoëfficiënt voorstelt, en ten. Voor de bepaling van de diffusie doorheen • Ci = de initiële chloridenconcentratie in het
C de concentratie aan chloorionen in de schijf betonnen schijven wordt een gelijkaardige beton (in massapercent)
op een diepte x. methode aangewend. • x = de diepte onder het blootgestelde opper-
vlak (in m)
De chloorionenflux J kan ook berekend wor- Bij toepassing op schijven hogesterktebeton • De = de effectieve diffusiecoëfficiënt in niet-
den aan de hand van de toename in de tijd van met aanzienlijke dikte (> 25 mm) zou deze stationaire toestand (in m2/s)
de chloridenconcentratie in compartiment 2 : methode waarschijnlijk meerdere jaren ver- • t = de blootstellingsduur (tot op 5 uur nauw-
V dC2 gen. Ze is met andere woorden niet geschikt keurig) (in s)
J= . (2) voor de beoordeling van dergelijke betonsa- • erf (foutfunctie) =
A dt
menstellingen. z
2
Als men de vergelijkingen 1 en 2 aan elkaar erf (z) = ∫ exp(−u )du .
2
(7)
gelijkstelt en ervan uitgaat dat de stationaire π 0
toestand bereikt werd, bekomt men de vol- 7.2 Diffusieproef in niet-stationaire
gende uitdrukking : toestand De in de Verenigde Staten ontwikkelde me-
thode AASHTO T259 [2] is gebaseerd op
V dC2 (C − C 2 ) , In niet-stationaire toestand kan de diffusie dit principe. Hier zijn de proefstukken op het
= Ds 1 (3)
A dt l coëfficiënt van het beton berekend worden aan ogenblik van de proef echter droog, zodat er
Ook bij deze proef werden een aantal beden- schijf gaan, reageren immers met het C3A, Beton
kingen geuit [3], die voornamelijk te maken wat een verkeerde D-waarde oplevert. Om
hebben met problemen bij het gebruik ervan : deze fout te vermijden, mag de D-waarde Afb. 6 Het proces van massatransport
• de totale gemeten stroom is het resultaat van pas berekend worden op het ogenblik dat er fig 6 in beton.
7.3.2 De CTH-proef
6,000
5,000
8.1 Gebruikte proefmethoden
4,000
Zoals reeds gesteld in § 2 kunnen de chloriden
zowel in het beton dringen door diffusie (met 3,000
water verzadigd oppervlak) als door capillaire 2,000
opzuiging, gevolgd door diffusie (droog op-
pervlak). In het onderzoek, gevoerd door het 1,000
WTCB en het OCCN, werden beide transport-
mechansimen afzonderlijk beschouwd. 0,000
0 2 4 6 8 10 12
De diffusie (en migratie) van de chloriden
x (mm)
fig 11x
doorheen het beton werd gekarakteriseerd
door versnelde proeven (NT Build 443 en NT [Cl ] gemeten
-
Berekende curve
Build 355 voor het WTCB, CUR-Aanbeve-
ling 48 voor het OCCN, zie § 7). De capillaire Afb. 11 Experimenteel bepaald chloridenprofiel en niet-lineaire re-
wateropzuiging werd apart gemeten. gressiecurve.
8.1.3 CUR-Aanbeveling 48 (1999) 8.1.5 Andere proefmethoden zijn op hun beurt voorgesteld op de rechteras.
We willen erop wijzen dat de schaal van beide
Net zoals de NT Build 443 heeft deze methode Naast proeven ter karakterisering van de in- grootheden verschillend is.
tot doel de niet-stationaire diffusiecoëfficiënt dringing van chloriden werden de verschil-
te bepalen. Hiertoe worden per cementtype lende mengsels ook onderworpen aan proeven
drie betonkubussen (ribbe van 150 mm) met ter bepaling van hun druksterkte, schijnbare 8.2.1.1 Invloed van de W/C-factor
de volgende samenstelling aangemaakt : volumieke massa en elektrische weerstand.
• W/C-factor : 0,45 De invloed van de W/C-factor werd onderzocht
• cementgehalte : 340 kg/m3 Uitgaande van de bekomen resultaten werd op betonstalen, vervaardigd met de cementty-
• gerold grind met een maximale granulaat gezocht naar correlaties tussen de chloriden- pes CEM I 42,5 R en CEM III/A 42,5 LA en
diameter van 31,5 mm weerstand van de proefstukken en een aantal een cementgehalte van 300 kg/m3. De afbeel-
• rivierzand. andere, courantere eigenschappen. dingen 12 en 13 geven het gemiddelde van de
resultaten, bekomen op twee of drie proefstuk-
De kubussen worden 24 uur na hun aanmaak ken (naargelang van de proefmethode), weer.
ontkist en vervolgens gedurende 90 dagen be- 8.2 Resultaten Zoals verwacht, stelt men een daling van de
waard in een met kalk verzadigde wateroplos- chloridenweerstand en een toename van de
sing bij een temperatuur van 20±4 °C. Daarna 8.2.1 Chloridendiffusie diffusie- en de migratiecoëfficiënt vast, naar-
wordt een schijf van 20 mm van de kubussen mate de W/C-factor stijgt.
gezaagd waarop men de initiële chloridencon- In de afbeeldingen 12 tot 16 zijn de migra-
centratie bepaalt. tiecoëfficiënten die in stationaire toestand
verkregen werden met behulp van de NT 8.2.1.2 Invloed van het cementgehalte
De zijden van de proefstukken (met uitzonde- Build 355-methode (§ 8.1.2) af te lezen op
ring van de bovenkant) worden afgedekt met de linkeras. De diffusiecoëfficiënten die in De invloed van het cementgehalte op de chlo-
een bekleding op basis van epoxyhars van niet-stationaire toestand verkregen werden ridenweerstand werd beproefd op betonstalen,
ongeveer 1 mm dik. Daarop worden de proef- volgens de NT Build 443-methode (§ 8.1.1) vervaardigd met de cementtypes CEM I 42,5 R
stukken gedurende 48 uur ondergedompeld in
een met Ca(OH)2 verzadigde wateroplossing, 12 25
zodat ze enkel onderhevig zijn aan het effect
van de diffusie. 10,1 19,8
10
20
Vervolgens worden de proefstukken gedu- 8,3
7,4
Dmigratie (E-13 m2/s)
6 6
5,3 5,2
8.1.4 Waterabsorptie door onderdom- 4,6 4,6
peling 5 5
3,8
Dmigratie (E-13 m2/s)
fig 17
LA
LA
LA
LA
R
LA
R
R
,5
5
5
R
R
R
R
,
2,
32
32
HS
HS
HS
HS
42
32
I4
/A
/A
5
,5
5
R
M
B-
A-
,
32
III
III
42
32
CE
II/
II/
2,
M
M
/C
/B
A
M
I5
V/
III
CE
III
CE
M
M
M
CE
CE
CE
3
35,00 fig 15 8.2.1.4 Invloed van de nabehandeling
32,0
30,00
Aan de hand van de resultaten kan aangetoond
Ddiffusie (E-12 m2/s)
LA
LA
LA
LA
LA
LA
LA
R
R
R
,5
5
,5
R
N
N
R
R
R
2,
2,
32
32
HS
HS
HS
HS
HS
I5
I5
,5
,5
fig 17
M
32
42
ideale nabehandeling.
N
N
R
N
M
M
A-
B-
CE
CE
/A
/A
5
,5
,5
,5
,5
,5
II/
II/
2,
32
32
32
32
42
III
III
I5
M
M
CE
/B
/B
A
/B
CE
M
CE
CE
V/
V/
III
III
III
CE
M
M
M
M
CE
CE
CE
CE
CE
n Ideale nabehandeling n Ontoereikende nabehandeling Er kon geen enkele correlatie vastgesteld wor-
Afb. 17 Gemiddelde diffusiecoëfficiënten voor mortel (samen- den tussen de waterabsorptie van het beton en
stelling volgens de norm NBN EN 196-1) [23]. het gehalte aan vliegassen of hoogovenslakken
in het cement, noch tussen de waterabsorptie
van het beton en zijn migratie- of diffusiecoëf-
25,00 ficiënt voor chloriden. Er is echter wel geble-
77,0
ken dat de W/C-factor recht evenredig is met
de waterabsorptie. Voor het cementgehalte
20,00
17,8 kon evenmin een duidelijk verband gevonden
16,2 worden.
Ddiffusie (E-12 m2/s)
13,5
15,00
LA
LA
LA
LA
HS A
LA
HS R
R
R
L
,5
5
5
R
R
N
R
R
2, HSR
,5
R
2,
2,
,
2
HS
HS
HS
3
I5
,5
,5
4
fig 18
CE /A-M
-M
42
32
N
N
CE M I
N
R
N
M
M
p. 12).
CE II/B
CE
CE
A
5
5
5
,5
,5
5
CE
2,
2,
II
2,
/
2,
32
42
III
III
I5
3
3
CE /A 3
M
CE /C 3
M
M
CE I/B
CE I/B
A
CE II/B
M
CE
V/
V
III
II
II
CE
8.4 Onderzoek
M
M
M
de transportcoëfficiënten en andere
n Ideale nabehandeling n Ontoereikende nabehandeling courante karakteristieken
Afb. 18 Gemiddelde diffusiecoëfficiënten voor beton (samen-
stelling volgens de CUR-Aanbeveling 48) [23]. Tijdens het onderzoek werd tevens nagegaan
2,50E-11
2,00E-11
D NT Build 443 (m2/s)
1,50E-11
1,00E-11
5,00E-12
fig 11x
0,00E+00
70
60
50
Rc (N/mm²)
40
30
20
fig 7
10
of er eventueel een verband bestond tussen Totnogtoe konden wij echter geen rechtstreeks normatieve voorschriften rekening met de be-
de transportcoëfficiënten en een aantal andere verband vaststellen tussen de transportcoëffi- tondekking, de W/C-factor, het cementgehalte
courante betonkarakteristieken. Het cement- ciënt en de druksterkte volgens de norm NBN en de nabehandeling van het beton.
type, de W/C-factor en de hydratatiegraad (na- EN 12390-3 (2002) [37] (cf. afbeelding 20).
behandeling) hebben niet alleen een invloed Er bestaan echter nog een aantal andere facto-
op de transportcoëfficiënten, maar hebben ren die een rol te spelen hebben voor de chlo-
eveneens een weerslag op de druksterkte van 9 Besluit ridenweerstand van het beton :
het beton. Daarom werd vroeger vaak aange- • het storten van het beton : het beton moet
nomen dat de chloridenweerstand van het be- fig van
Om de indringing 4 chloriden in beton te voldoende verwerkbaar zijn opdat het ge-
ton een functie zou zijn van zijn druksterkte. voorkomen, houden de Europese en Belgische makkelijk gestort zou kunnen worden. Een
te droog beton kan immers aanleiding geven of hoogovenslakken bevatten. Deze resulta- • de korrelverdeling : om een duurzaam be-
tot grindnesten en de insluiting van lucht. ten werden zowel verkregen op beton als op ton te verkrijgen, werden in de Nederlandse
Bij een te vochtig beton bestaat er dan weer mortel, wat bevestigt dat deze vaststelling norm NEN 8005 (2004) [24] een aantal
een risico op ontmenging tengevolge van de onafhankelijk is van de betonsamenstelling. grenswaarden vastgelegd ten aanzien van
trillingen tijdens de verdichting Men moet zich echter wel bewust zijn van de korrelverdeling. Deze factor heeft im-
• het cementtype : bepaalde landen, zoals het feit dat de keuze van het cement niet mers een duidelijke invloed op de waterab-
Luxemburg (DNA EN 206 [14]) en Duits- enkel gebaseerd kan zijn op de gewenste sorptie van het beton. De Belgische norm
land (DIN 1045-2 (2001) [18]), geven aan chloridenweerstand. Er moeten immers ook NBN B 15-001 voorziet de mogelijkheid
welke cementtypes gebruikt mogen worden andere factoren in acht genomen worden, om de waterabsorptie door onderdompeling
in welke milieuklasse. Ons onderzoek heeft zoals de omgevingstemperatuur tijdens het te beperken door verschillende klassen te
uitgewezen dat Portlandcement CEM I min- storten, de aanwezigheid van andere agres- definiëren. Het gaat hier echter niet om een
der weerstand biedt tegen de indringing van sieve stoffen (bv. sulfaten) en de gewenste basiseis, maar veeleer om een bijkomende
chloriden dan cementsoorten die vliegassen carbonatatieweerstand voorwaarde. n
t Literatuurlijst
1. AEC Laboratory
APM 302 Concrete testing. Hardened concrete. Chloride penetration. Vedbaek, AEC Laboratory, 1991.
3. Andrade C.
Calculation of chloride diffusion coefficients in concrete from ionic migration measurements. Cement and concrete research, vol. 23, n° 3,
pp. 724-742, 1993.
4. Belgische Betongroepering
Cursus Betontechnologie. Brussel, BGG, 2006.
t Literatuurlijst (vervolg)
16. Comité euro-international du béton
Diagnosis and assessment of concrete structures. State of the art report. Lausanne, CEB, CEB Bulletin, nr. 192, 1989.
19. Divet L.
Comment se prémunir des réactions sulfatiques dans les bétons ? Point sur les normes actuelles et quelques recommandations. Parijs,
Laboratoire Central des Ponts et Chaussées, Bulletin des laboratoires des ponts et chaussées, nr. 204, pp. 87-94, 2002.
25. Nordtest
Nordtest method NT Build 355. Chloride diffusion from migration cell experiments. Espoo, Nordtest, 1997.
26. Nordtest
Nordtest method NT Build 443. Accelerated chloride penetration. Espoo, Nordtest, 1995.
27. Nordtest
Nordtest method NT Build 492. Chloride migration coefficient from non-steady migration experiments. Espoo, Nordtest, 1999.
32. Tang L.
Recommended procedure for determination of chloride diffusion coefficient by using CTH Rapid Method (2nd draft). Göteborg, Department
of Building Materials, Chalmers University of Technology, 1996.