TVN 217 Vlechtwerk Voor Gewapend Beton (Vervangt TV 78)

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 106

DRIEMAANDELIJKSE PUBLICATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN 0577-2028 – PRIJSKLASSE : A11

WTCB
EEN UITGAVE VAN HET WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF

TECHNISCHE
VOORLICHTING 217
VLECHTWERK
VOOR GEWAPEND BETON
(VERVANGT TV 78)

September 2000
T E C H N I S C H E
VOORLICHTING VLECHTWERK
VOOR GEWAPEND BETON
(VERVANGT TV 78)
Deze Technische Voorlichting werd opgesteld door de werkgroep Vlechtwerk voor gewapend
beton, opgericht in de schoot van het Technisch Comité Ruwbouw van het WTCB en werd
goedgekeurd op de vergadering van 11 mei 2000.

Samenstelling van het Technisch Comité

Voorzitter : M. Le Begge (CFE)

Leden : F. Baudart (Société Régionale Wallone du Logement), Prof. R. Baus (ULg),


L. Bertrand (Chambre Syndicale de la Construction de Liège), C. Bleiman (CRIC),
G. Breyne (Adviesbureau Breyne), R. Debecker (CFE), P. Delrue (Nacebo),
B. Wallyn (Vlaamse Huisvestingsmaatschappij), A. Dherte (Entreprise Dherte,
CCW), J. P. Dherte (EGTA Contractors n.v.), F. Donck (SECO), V. Favier (CCW),
P. Ghyselinck (NAV), L. M. Kyndt (Van Laere n.v.), Prof. J. Maertens (KUL),
L. Maertens (Besix), J. Nouwynck (Regie der Gebouwen), A. Pelegrin (FABA),
Prof. L. Taerwe (UG), J. Vander Linden (Eurodrill Belgium s.a.), J. P. Van
Nieuwenhove (Architect), J. Verstraete (Nacebo), J. Willemen (Van Poppel n.v.).

Samenstelling van de werkgroep

Voorzitter : M. Le Begge (CFE)

Leden : Mevr. S. Lambrighs (ex-B-group), Mevr. J. Piron (MET), G. Carpentier (WTCB),


T. Cuykens (WTCB), J. De Cuyper (ex-WTCB), J. Defourny (OCBS), A.-M.
Hennebert, (NMBS), G. Platteeuw (LIN), F. Rutten (Armasteel s.a.) W. Vandeputte
(Besix), E. van Ertbruggen (SECO), J. Vyncke (WTCB).

Hebben tevens hun medewerking verleend :

Prof. em. H. Lambotte (UG), S. Schaerlaekens (WTCB, in het kader van de actie KMO Normen-
Antenne ‘Eurocodes’, gesubsidieerd door het Ministerie van Economische Zaken).

Bij dezen wenst het WTCB de firma Armasteel s.a. hartelijk te bedanken voor hun toestemming
voor het nemen van de foto's uit de hoofstukken 4, 5, 6, 7 en 8.

WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF


WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947
Maatschappelijke zetel : Poincarélaan 79 te 1060 Brussel

Dit is een publicatie van technische aard. De bedoeling ervan is de resultaten van praktijkonderzoek voor
de bouwsector te verspreiden.

Het, zelfs gedeeltelijk, overnemen of vertalen van de tekst van deze Technische Voorlichting is slechts
toegelaten na schriftelijk akkoord van de verantwoordelijke uitgever.

◆ TV 217 – september 2000


VOORWOORD ............................................................................................................................ 4

1 INLEIDING ............................................................................................................................ 5
INHOUD
2 TOEPASSINGSGEBIED, TERMINOLOGIE EN LIJST VAN AFKORTINGEN

2.1 Toepassingsgebied ................................................................... 7


2.2 Terminologie ............................................................................ 7
2.3 Lexicon .................................................................................... 8
2.4 Lijst van afkortingen ................................................................ 11

3 WAPENINGSPROCES

3.1 Algemeen ................................................................................. 12


3.2 Opdrachtgever (OG) ................................................................ 13
3.3 Ontwerper (OW) ...................................................................... 13
3.4 Studiebureau (SB) .................................................................... 13
3.5 Aannemer (A) .......................................................................... 13
3.6 Staalproducent/staalverdeler (SP/SV)...................................... 13
3.7 Certificeringsorganisme (CE) .................................................. 13
3.8 Bedrijven die het staal verder bewerken tot wapeningscon-
structies (RK/B/VC/V) ............................................................ 14
3.9 Controle-organisme (CO) ........................................................ 14

4 BETONSTAAL

4.1 Inleiding ................................................................................... 15


4.2 Soorten betonstaal (staalsoort) ................................................. 15
4.3 Kwaliteit van het betonstaal (staalkwaliteit) ........................... 16
4.4 Aanduiding van het betonstaal ................................................ 17
4.5 Identificatie van het betonstaal ................................................ 19
4.6 Kenmerken van wapeningsstaal .............................................. 20

5 AANDUIDINGEN OP PLAN

5.1 Algemeen ................................................................................. 27


5.2 Wapeningsstaven en gelaste wapeningsnetten ........................ 27
5.3 Vloerplaten ............................................................................... 30
5.4 Wanden .................................................................................... 33
5.5 Balken/Kolommen ................................................................... 33
5.6 Buigstaat .................................................................................. 36
5.7 Voorkeurstaafvormen .............................................................. 40

6 BEWERKING VAN BETONSTAAL

6.1 Algemeen ................................................................................. 43


6.2 Rechten .................................................................................... 43
6.3 Knippen .................................................................................... 44
6.4 Buigen ...................................................................................... 45
6.5 Vlechten ................................................................................... 48

2 TV 217 – september 2000


7 OPSLAG EN TRANSPORT

7.1 Algemeen ................................................................................. 53


7.2 Opslag in de wapeningscentrale .............................................. 53
7.3 Transport naar de bouwplaats .................................................. 53
7.4 Opslag en transport op de bouwplaats .................................... 53
INHOUD
8 PLAATSEN VAN DE WAPENING

8.1 Minimale afstand tussen de wapeningsstaven ......................... 54


8.2 Betondekking ........................................................................... 54
8.3 Afstandhouders ........................................................................ 56
8.4 Hulpwapening .......................................................................... 59
8.5 Verankering van staven en draden .......................................... 60
8.6 Doorverbinden van staven en draden ...................................... 65
8.7 Speciale doorverbindingssystemen .......................................... 73

9 WAPENINGSDETAILLERING

9.1 Constructieve schikkingen voor dragende onderdelen ........... 75


9.2 Kolommen ................................................................................ 75
9.3 Liggers ..................................................................................... 76
9.4 Platen ........................................................................................ 80
9.5 Wanden .................................................................................... 81
9.6 Consoles ................................................................................... 82
9.7 Constructieve schikkingen voor bijzondere wapeningstoe-
passingen .................................................................................. 83

10 RATIONALISATIE VAN HET WAPENINGSPROCES

10.1 Inleiding ................................................................................... 87


10.2 Richtlijnen voor de rationalisatie van het wapeningsproces ... 87
10.3 Standaarddetails voor constructiedelen ................................... 91

11 TOLERANTIES

11.1 Inleiding ................................................................................... 96


11.2 Toleranties bij de productie van de wapening(sconstructie) .. 96
11.3 Toleranties op de betonafmetingen ......................................... 97
11.4 Toleranties op de nominale betondekking .............................. 97
11.5 Toleranties op de afstand tussen de wapeningsstaven ............ 98
11.6 Tolerantie op de ligging van het zwaartepunt van de wapening ... 98

12 CONTROLE VAN HET WAPENINGSPROCES

12.1 Algemeen ................................................................................. 99


12.2 Controle op het ontwerp van de wapening ............................. 99
12.3 Controle op de productie van de wapening ............................ 99
12.4 Controle op de bewerking van de wapening ........................... 100
12.5 Controle op de plaatsing van de wapening op de bouwplaats . 100

LITERATUURLIJST ............................................................................................................................ 102

3 TV 217 – september 2000


VOORWOORD

Het huidige wapeningsproces wordt gekenmerkt door de tussenkomst van diverse par-
tijen die, onder invloed van de steeds toenemende tijdsdruk, niet altijd in direct contact
staan en ook vaak niet voldoende kennis hebben van elkaars technische mogelijkheden.

Enerzijds dient de communicatie tussen de ontwerper, het ingenieursbureau, de


wapeningscentrale en de aannemer te worden verbeterd. De middelen bij uitstek hiertoe
vormen de wapeningstekeningen en de buigstaten. Om een correcte en vlotte (evt. CAD-
gestuurde) verwerking van de gegevens op de wapeningstekening toe te laten, moet men
daarom duidelijke conventies vastleggen voor een uniforme aanduiding van de wapening
op de wapeningstekeningen en voor een éénduidige interpretatie van de buigstaten.

Anderzijds dienen de verschillende partijen kennis te verwerven van elkaars mogelijkhe-


den en wensen in het wapeningsproces. De kwaliteit van de wapeningsdetaillering laat
dikwijls te wensen over, zodat de wapening, zoals getekend, nauwelijks uitvoerbaar of
alleszins niet vlechtvriendelijk is. Het gebruik van rationele detailleringsregels en
standaarddetails, die hun efficiëntie reeds in de praktijk bewezen hebben, is een grote
stap voorwaarts. Dergelijke concepten kunnen er ook voor zorgen dat de wapenings-
tekeningen en buigstaten tijdig beschikbaar zijn. Te vaak moeten wapeningstekeningen
en buigstaten, met het oog op de uitvoering, nu nog in laatste instantie aangepast worden,
met bijkomende bewerkingen, meerkosten en niet zelden fouten in de wapeningsconstructie
tot gevolg.

Deze TV bevat verschillende elementen die kunnen bijdragen tot de oplossing van het
huidige kennis- en communicatieprobleem in het wapeningsproces. Ik hoop dat de TV de
verschillende partijen als echte ‘partners’ dichter bijeen zal brengen in een streven naar
kwaliteit, economie én arbeidsvriendelijkheid. Het is alleszins mijn grote wens.

M. Le Begge,

Voorzitter van de werkgroep


Voorzitter van het Technisch Comité Ruwbouw

4 TV 217 – september 2000


1 INLEIDING

Een stabiliteitsstudie, uitgevoerd door een stabili- Dit heeft tot gevolg dat er een grote verscheiden-
teitsingenieur (eventueel bijgestaan door een be- heid en versnippering bestaat in de manier waarop
tontekenaar) bij het ontwerpen van constructies in de wapeningsgegevens vanuit het studiebureau naar
gewapend en voorgespannen beton, heeft tot doel : de volgende partners in het wapeningsproces wor-
◆ de afmetingen van de betonelementen te bepa- den doorgegeven. De wapeningstekeningen en buig-
len staten vormen (nog) steeds de basis voor de com-
◆ de benodigde hoeveelheid wapening alsook de municatie tussen de verschillende partijen, maar er
plaats van de wapening vast te leggen zijn grote verschillen in de aanduiding van de
◆ deze gegevens op een zodanige manier weer te wapening op de plans en de aanduiding van allerlei
geven dat de andere betrokken partijen (produ- gegevens zoals deelmaten en hulpmaten in de buig-
cerende, uitvoerende en controlerende) hun werk staat, …
kunnen doen.
Nochtans is de wijze waarop deze informatie door-
Het doel van de berekeningen is uiteraard de draag- gegeven wordt van groot belang voor de efficiëntie
constructie een zodanige sterkte en stijfheid te ge- van de praktische uitvoering van de wapening, of
ven dat bepaalde grenstoestanden (ten aanzien van die nu gebeurt in een wapeningscentrale dan wel
het bezwijken en ten aanzien van het gebruik) op de bouwplaats. Bovendien is dit, gezien de toe-
gedurende de volledige voorziene levensduur niet nemende snelheid van het hedendaagse bouw-
overschreden worden, zonder dat men daarbij bui- proces, veelal een activiteit die onder sterke tijds-
tensporige onderhoudskosten moet maken. Hier- druk moet plaatsvinden. Het spreekt voor zich dat
voor maakt de stabiliteitsingenieur gebruik van de uniforme regels voor de wapeningsdetaillering en
normvoorschriften met betrekking tot het ontwer- voor de wijze waarop de informatie daaromtrent
pen van constructies (NBN B 03-001 [5]), de wordt weergegeven, zorgen voor een vlottere com-
grootte van de in rekening te brengen belastingen municatie tussen de verschillende betrokken par-
(NBN B 03-002 [6], NBN B 03-101 [7], …) en tijen, en bijgevolg voor tijdwinst en minder inter-
het berekenen van betonconstructies (NBN B 15- pretatiefouten. Dankzij een grotere rationalisatie en
002 [10]). standaardisatie van de wapening in de ontwerpfase
zou het wapeningsproces in de uitvoeringsfase ef-
De huidige norm voor het berekenen van beton- ficiënter, vlechtvriendelijker en arbeidsvriendelijker
constructies NBN B 15-002 (2e uitgave, 1999), die kunnen verlopen.
de Belgische omzetting is van ENV 1992-1-1 (deel
1-1 van Eurocode 2), gaat reeds redelijk ver in de Het Technisch Comité Ruwbouw van het WTCB
detaillering van de wapening. De norm bevat een heeft enkele jaren geleden dan ook de wens geuit
uitgebreid hoofdstuk over constructieve schikkin- om een nieuwe Technische Voorlichting (TV) op
gen van de wapening met precieze voorschriften te stellen, waarmee een grotere uniformiteit in het
voor o.a. tussenafstanden van wapeningen, veran- wapeningstekenen en de informatie-uitwisseling
keringen, overlappingen, … Toch laat de norm nog tussen de betrokken partijen zou kunnen bereikt
grote vrijheden voor de definitieve wapenings- worden. Een werkgroep waarin vertegenwoordigers
detaillering en dient de ingenieur, in samenspraak zetelden van alle betrokken partijen, werkte gedu-
met zijn tekenaar(s), bepaalde keuzes te maken en rende twee jaar aan een ontwerptekst, die door het
beslissingen te nemen om zijn theoretische bereke- Technisch Comité Ruwbouw van het WTCB werd
ningsresultaten om te zetten in praktische wape- goedgekeurd.
ningsschikkingen en deze duidelijk voor te stellen.
Wat dit laatste deel betreft, heeft hij bijzonder wei-
nig normatieve documenten of voorbeelden ter be-
schikking.

5 TV 217 – september 2000


Belangrijke waarschuwing

Verschillende hoofdstukken van dit document zijn sterk gebaseerd op de norm NBN
B 15-002 [10]. Meestal worden de voorschriften uit de norm in deze Technische
Voorlichting ongewijzigd overgenomen, zij het op een praktischer wijze voorgesteld, of
met behulp van een afbeelding of foto verduidelijkt.

Toch is er geen volledige overeenstemming. De wapeningspraktijk verschilt op een


aantal punten nogal van de normvoorschriften. Vermits er, ondanks de jarenlange
feitelijke afwijking van de norm, geen schadegevallen bekend zijn, is er in dit document
voor gekozen om bij deze punten zowel de oplossing van de norm NBN B 15-002 als
de praktijksituatie te illustreren, zonder echter duidelijk stelling te nemen. Dergelijke
punten zijn eenvoudig herkenbaar in de tekst d.m.v. een omkadering. Tevens zijn deze
verschilpunten gesignaleerd aan de Commissie ‘Beton’ van het Belgisch Instituut voor
Normalisatie met de vraag om er een oplossing voor te voorzien in de eerstvolgende
uitgave van de norm NBN B 15-002.

6 TV 217 – september 2000


2 TOEPASSINGSGEBIED,
TERMINOLOGIE EN
LIJST VAN AFKORTINGEN

2.1 TOEPAS- Deze Technische Voorlichting het omhullende beton verminderd wordt. Het
SINGSGEBIED beschrijft het wapeningsproces product wordt recht en op lengte geleverd.
voor constructies van ter plaatse
gestort beton. De principes zijn echter ook meer Geribde walsdraad (NBN A 24-301) : een warm-
algemeen toepasbaar voor geprefabriceerde beton- gewalst product met uitstulpende oneffenheden van
elementen. De TV heeft geen betrekking op de plaat- het oppervlak, waardoor eventueel verschuiven in
sing van voorgespannen elementen, maar be- het omhullende beton vermindert. Dit product wordt
schouwt wel de gewone wapening in volledig of warm opgerold en ofwel in die vorm, ofwel als
gedeeltelijk voorgespannen constructies. draadstaven op lengte geleverd.

Het betonstaal dat in deze Technische Voorlich- Geribde koudvervormde draad (NBN A 24-301) :
ting besproken wordt, heeft geen bijkomende be- een koudgewalst product met uitstulpende oneffen-
werking ondergaan met het oog op de duur- heden van het oppervlak, waardoor eventueel ver-
zaamheid zoals bv. galvanisatie of bedekking met schuiven in het omhullende beton vermindert. Dit
een kunststofcoating. Roestvrij staal wordt niet be- product wordt opgerold en ofwel in die vorm, ofwel
schouwd. Meer informatie over het gebruik van als draadstaven op lengte geleverd.
gecoat en roestvrij betonstaal is te vinden in de
literatuur [20,29]. Het document is eveneens niet Constructieve lassen (niet-genormaliseerde defini-
van toepassing op niet-metallische wapening (glas- tie) : lassen die een bepaalde krachtsoverbrenging
vezel, aramide, CFRP, …) noch op wapening die in de las mogelijk maken.
bestaat uit discrete, willekeurig in de betonmassa
verspreide vezels (polypropyleenvezels, staal- Niet-constructieve lassen (of hechtlassen) (niet-ge-
vezels, …). normaliseerde definitie) : hechtlassen ter vervan-
ging van binddraad.

2.2 TERMINO- Betonstaal (niet-genormaliseerde Staalkwaliteit (niet-genormaliseerde definitie) :


LOGIE definitie) : staalproducten met getal dat de sterkte van het staal aangeeft. In de
cirkelvormige of nagenoeg cir- praktijk gebruikt men hiervoor de karakteristieke
kelvormige doorsnede die bestemd zijn om onder sterkte van het staal.
individuele vorm gebruikt te worden als wapening
in gewapend beton. Gelast wapeningsnet (niet-genormaliseerde defini-
tie) : een vlak raster met rechthoekige of vierkante
Staalsoort (niet-genormaliseerde definitie) : aan- mazen, bestaande per richting uit draden van een
duiding van het betonstaal door middel van één van zelfde staalsoort, een zelfde staalkwaliteit en een
de volgende termen : gladde of geribde staaf, gladde zelfde diameter, dat wordt geproduceerd in een fa-
of geribde walsdraad, of gladde of geribde koud- briek, gespecialiseerd in de fabricatie van gelaste
vervormde draad. Glad betonstaal wordt niet vaak wapeningsnetten (een zogenaamde “producerende
meer gebruikt in gewapend beton en wordt in dit fabriek” of “wapeningsnetten-producerende fa-
document dan ook niet verder behandeld. De staal- briek”). De lassen kunnen constructieve lassen of
soort verwijst naar het productieprocédé (zie § 4.2, niet-constructieve lassen zijn.
p. 15).
Gestandaardiseerd wapeningsnet (niet-genormali-
Geribde staaf (NBN A 24-301 [1]) : een warm- seerde definitie) : met deze term bedoelen we in dit
gewalst product met uitstulpende oneffenheden van document een gelast wapeningsnet, dat in een
het oppervlak, waardoor eventueel verschuiven in wapeningsnetten-producerende fabriek samenge-

7 TV 217 – september 2000


steld wordt door geribde draden met elkaar te ver- Equivalent koolstofgehalte (NBN A 24-302 [2],
binden met behulp van constructieve lassen, gerea- A 24-303 [3] en A 24-304 [4]) : het equivalente
liseerd door elektrisch weerstandspuntlassen. koolstofgehalte wordt gedefinieerd als :
Mn Cu +. Ni Cr + Mo + V
Standaardnet (niet-genormaliseerde definitie) : een C eq = C + + +
gestandaardiseerd wapeningsnet waarbij de uitste- 6 15 5
kende staaflengte kleiner is dan of gelijk is aan een Theoretische lengte van een staaf (niet-genormali-
halve maas (in beide richtingen). seerde definitie) : som van de relevante deelmaten
van de staaf waarbij de deelmaten als theoretische
Maatnet (niet-genormaliseerde definitie) : een buitenafmetingen aangegeven worden (zie § 5.6.2,
gestandaardiseerd wapeningsnet dat geen stan- p. 39).
daardnet is, bv. waarbij de uitstekende staaflengte
groter is dan een halve maas of waarbij bepaalde Reële lengte van een staaf (niet-genormaliseerde
staven geschorst worden, … definitie) : werkelijke lengte van een staaf, geme-
ten volgens de langsas, rekening houdend met even-
Nominale diameter (NBN A 24-301) : de theoreti- tuele bochtverkortingen en eindverankeringen. Ze
sche diameter die in aanmerking wordt genomen kan verschillen van de theoretische lengte.
bij berekeningen van gewapend beton.
Deelmaat (niet-genormaliseerde definitie) : lengte-
Nominale doorsnede (NBN A 24-301) : de theore- maat van een staafdeel begrensd door een ombui-
tische dwarsdoorsnede die overeenstemt met de ging, een bocht, een haak of een staafeinde. Deel-
nominale diameter. maten worden als theoretische buitenafmetingen
aangegeven.
Conventionele diameter (NBN A 24-301) : de con-
ventionele diameter van een geribde staaf of Bochtverkorting (niet-genormaliseerde definitie) :
een geribde draad is de diameter van het product de afstandsverkorting die ontstaat als men de wape-
met cirkelvormige doorsnede dat per eenheid van ning met een continue boog vervormt ten opzichte
lengte dezelfde massa heeft. van de theoretische afstand die bekomen wordt als
men de staaf onder een hoek (discontinu) vervormt
Conventionele doorsnede (NBN A 24-301) : de (zie ook theoretische lengte).
doorsnede die overeenstemt met de conventionele
diameter. Buigdoorn (niet-genormaliseerde definitie) : het
onderdeel van een buigmachine (plooibank, beugel-
Hoogte van de rib (niet-genormaliseerde definitie) : automaat) waar betonstaal omheen wordt gebogen.
de afstand tussen het hoogste punt van de rib en het
oppervlak van de kern. Betondekking (NBN B 15-002) : de afstand tussen
het buitenste vlak van de wapening (met inbegrip
Karakteristieke sterkte fyk (niet-genormaliseerde van de beugels) en het dichtstbijzijnde beton-
definitie) : de karakteristieke waarde van de schijn- oppervlak.
bare elasticiteitsgrens fyk (voor staalsoorten die een
uitgesproken vloeidrempel vertonen) of van de
conventionele elasticiteitsgrens bij 0,2 % blijvende 2.3 LEXICON In de volgende tabel
rek, aangeduid met “f0,2” (voor staalsoorten die geen geven we voor de
uitgesproken vloeidrempel vertonen). meest gebruikte termen de Franse vertaling. Men
stelt immers te vaak vast dat wapeningstekeningen,
Karakteristieke waarde (niet-genormaliseerde de- buigstaten, bestelbonnen en dergelijke omwille van
finitie) : de waarde (bepaald met een betrouw- het taalprobleem slecht of niet begrepen worden.
baarheidsgraad van 95 %) waaronder slechts 5 %
van de populatie van een bepaald product (een be-
paalde partij) mag vallen. De karakteristieke waarde
wordt meestal gegarandeerd door de producent;
men kan ze ook schatten op basis van keurings-
proeven.

8 TV 217 – september 2000


Woordenlijst Nederlands-Frans van de meest gebruikte termen i.v.m. wapening.

NEDERLANDS FRANS

Afstandhouder Écarteur

Afstandhouder (voor de bovenliggende wapeningen) Chaise

BENOR-staal Armature BENOR

Betondekking Enrobage

Beugel Etrier

Bewerking van wapeningsstaal (rechten, knippen, Façonnage de l’armature ou ferraillage


buigen en vlechten) (redresser, couper, plier, ferrailler)

Binding Ligature

Bochtverkorting Raccourcissement de pliage

Breedte van een wapeningsnet Largeur d’un treillis

Buigdoorn Mandrin

Buigen Plier

Buigstaat Bordereau de pliage

Centeren Cintrer

Dubbele draad Fil double

Dwarsdraad (van een wapeningsnet) Fil transversal (d'un treillis)

Dwarsrib Nervure transversale

Gedeukte draad Fil à empreintes

Gelast wapeningsnet Treillis soudé

Geprojecteerde afmeting Dimension projetée

(Gladde of geribde) koudvervormde draad Fil écroui à froid (lisse ou à nervures)

(Gladde of geribde) staaf Barre (lisse ou à nervures)

(Gladde of geribde) walsdraad Fil machine (lisse ou à nervures)

Glad staal Armature lisse

Groothandelaar/verdeler Négociant/distributeur

Hart-op-hart afstand (h.o.h. afstand) Entraxe

Hoek van een dwarsrib t.o.v. de aslijn Inclinaison de la nervure transversale par rapport
à l'axe

Knippen Couper

Knipstaat Bordereau de coupe

Knipverlies Perte à la coupe

Koudgetrokken Tréfilé à froid (étiré à froid)

Koudgewalst Laminé à froid


(vervolg
Koudscheuren Fissuration à froid op p. 10)

9 TV 217 – september 2000


Woordenlijst Nederlands-Frans van de meest gebruikte termen i.v.m. wapening (vervolg).

NEDERLANDS FRANS

Koudvervormd Ecroui à froid

Ladingsstaat Bordereau de chargement

Langsdraad (van een wapeningsnet) Fil longitudinal (d'un treillis)

Langsrib Nervure longitudinale

Lassen Souder

Lengte van een wapeningsnet Longueur d’un treillis

Leveringsstaat Bordereau de livraison

Maas Maille

Meetstaat Métré

Omhulling van de wapening Enrobage de l’armature

Overlapping Recouvrement

Profielfactor Surface projetée

Rechten Redresser

Staafnummer (alfanumerisch) Repère

Staalkwaliteit (220, 400, 500) Nuance d’acier (220, 400, 500)

Staalsoort (glad, geribd, staaf, draad, …) Type d’acier (lisse, à nervures, barre, fil, ...)

Steklengte Longueur des dépassants

(Structurele) hulpwapening Armature auxiliaire

Tralieligger Poutre-treillis

Tussenafstand Distance/écartement/espacement

(Uitvoerings)hulpwapening Armature de manutention, armature technologique

Verankering Ancrage

Verbeterde hechting Adhérence améliorée

Vlechten; vlechtwerk Ferrailler; ferraillage

Walsmerk Marquage

Wapeningsnet Treillis

Wapeningsstaaf (betonstaaf) Armature

Wapeningsstaal op rollen Armature en couronne

Warmgewalst Laminé à chaud

Warmgewalst wapeningsstaal op rollen Armature laminée à chaud en couronne

10 TV 217 – september 2000


2.4 LIJST VAN Hier volgt een lijst van enkele ◆ PTV : prescriptions techniques/technische voor-
AFKORTINGEN vaak in deze TV voorkomende schriften
afkortingen : ◆ NAD : Nationaal Aanwendingsdocument [ook
◆ BIN : Belgisch Instituut voor Normalisatie BTR (Belgische Toepassingsrichtlijn) of NTD
◆ CFRP : Carbon Fibre Reinforced Plastics (Nationaal Toepassingsdocument) genoemd]
◆ ENV : Europese Voornorm ◆ KOMO : Nederlands kwaliteitsmerk, verleend
◆ NBN : norme belge/Belgische norm door het certificeringsorganisme KIWA
◆ OCBS : Organisme voor de Controle van ◆ SECO : Technisch Controlebureau voor het
BetonStaal Bouwwezen.

11 TV 217 – september 2000


3 WAPENINGSPROCES

3.1 ALGEMEEN Het wapeningsproces wordt ge- Tabel 1 Betrokken partijen.


kenmerkt door een reeks acti-
BETROKKEN PARTIJEN AFKORTING
viteiten die in interactie tussen diverse betrokken
partijen worden uitgevoerd. Tabel 1 geeft een over- 1. Opdrachtgever OG
zicht van de partijen die we hierbij onderscheiden.
Het spreekt voor zich dat verschillende van deze 2. Ontwerper OW
“activiteiten” binnen één organisatie of onderne-
ming kunnen plaatsvinden. 3. Studiebureau SB

4. Aannemer A
In afbeelding 1 zijn de opeenvolgende acties in het
wapeningsproces voor het meest algemene geval 5. Staalproducent/staalverdeler SP/SV
schematisch weergegeven. De gebruikte symbolen
worden in tabel 2 verklaard. 6. Certificeringsorganisme CE

7. Bedrijven die staal rechten RK


en knippen

8. Bedrijven die staal buigen B

9. Vlechtcentrale VC

10. Vlechter V

11. Controle-organisme CO

Afb. 1 Schema van het huidige wapeningsproces.

OW SB
Algemeen ontwerp
Definitieve maatvoering

Detailberekening van de wapening

CO
Wapeningstekeningen + buigstaten Controle van de dimensionering

Controle van de uitvoering

CE A
V
Certificatie van het staal
Coördinatie van de informatie Vlechten op de bouwplaats
(Keuze tussen V en VC)

SP/ Staalproductie &


SV -verdeling RK VC
Staal op rollen Rechten

Staven Knippen
Gestandaardiseerde B
wapeningsnetten Buigen Uitwerken van de vlechtvolgorde

Vlechten in de centrale Transport

12 TV 217 – september 2000


Tabel 2 Verklaring van de symbolen gebruikt in en de aannemer, voor zover die laatste op dat mo-
afbeelding 1. ment reeds bekend is.

SYMBOOL BETEKENIS
3.5 AANNE- De aannemer voert het
MER (A) project uit en coördi-
blok horende bij de activitei- neert de handelingen
ten van één betrokken partij van de verschillende partijen. Hij bundelt de buig-
staten en geeft deze door aan de vlechtcentrale, die
als onderaannemer-leverancier wordt betrokken in
opeenvolging van acties het wapeningsproces. Voor kleinere werken of be-
paalde onderdelen kan de aannemer beslissen het
wederzijds overleg en vlechtwerk op de bouwplaats uit te voeren.
uitwisseling van informatie
De vlechtcentrale staat dus in rechtstreeks contact
met de aannemer. In het ideale geval betrekt men
de vlechtcentrale ook bij de studie van het project.
3.2 OPDRACHT- De opdrachtgever of bouwheer In de praktijk wordt deze communicatie vaak be-
GEVER (OG) is degene die de opdracht voor moeilijkt door de tijdsdruk tijdens de studiefase van
een bepaald project geeft. In het project.
die functie bepaalt de opdrachtgever doorgaans
enkel de globale kenmerken van de constructie. Hij
is dus meestal niet rechtstreeks bij het wapenings- 3.6 STAAL- De staalproducent pro-
proces betrokken. De keuzes die door de opdracht- PRODUCENT/ duceert het staal en le-
gever gemaakt worden, kunnen echter wel onrecht- STAALVERDE- vert dit als draad op
streeks een invloed hebben op de uitvoering van de LER (SP/SV) haspels (draaddiameters
wapening. tot en met 16 mm) of in de
vorm van staven waarna het verder bewerkt kan
worden. Sommige staalproducenten produceren ook
3.3 ONTWERPER De ontwerper (de architect, het gestandaardiseerde wapeningsnetten (al dan niet
(OW) architectenbureau) maakt het met BENOR-merk).
algemene ontwerp en stelt het
bestek op dat de eisen en voorschriften opsomt en Het staal wordt verhandeld door een staalverdeler,
tevens de algemene beschrijving van het project die als tussenschakel tussen de staalproducent en
weergeeft. Het bestek wordt door het studiebureau de staalbewerking geen wezenlijke invloed op het
gebruikt bij de verdere uitwerking van het project wapeningsproces heeft.
en in het bijzonder bij het berekenen van de beno-
digde wapening voor de verschillende onderdelen.
3.7 CERTIFI- De meeste staalprodu-
De ontwerper coördineert de verschillende deel- CERINGS- centen en staalverde-
studies. Hij ziet toe op het goede verloop van de ORGANISME lers zijn houder van het
werkzaamheden en controleert op een globale ma- (CE) BENOR-merk dat borg
nier of alle voorschriften en eisen uit het bestek staat voor de kwaliteit
worden nageleefd. van het wapeningsstaal. Via een systeem van in-
terne kwaliteitsbewaking, bevestigd door externe
controle, garandeert het BENOR-merk aan de ge-
3.4 STUDIE- Het studiebureau werkt de de- bruiker van een bepaald product de overeenstem-
BUREAU (SB) finitieve studie van het project ming (conformiteit) van dat product met bepaalde
uit. In dit stadium worden de specificaties. Het BENOR-merk wordt in België,
definitieve afmetingen van de betonelementen vast- in opdracht van het BIN, toegekend door het
gelegd en wordt de berekening van de wapening certificeringsorganisme OCBS (Organisatie voor de
uitgevoerd. Aan de hand daarvan maakt men de Controle van BetonStaal) voor de productie en de
wapeningstekeningen en stelt men de buigstaten verdeling van het betonstaal enerzijds en voor de
op. In het ideale geval houdt het studiebureau hier- verdere bewerking ervan in de wapeningscentrales
bij rekening met de uitvoeringsmogelijkheden van anderzijds. Voor meer details over de certificatie
de aannemer en met eventuele beperkingen op de van betonstaal verwijzen we naar hoofdstuk 12,
bouwplaats. De studie van het project vereist daar- § 12.3 (p. 99) “Controle op de productie van de
om een goede communicatie tussen het studiebureau wapening”.

13 TV 217 – september 2000


3.8 BEDRIJVEN Op rollen geleverd staal moet 3.9 CONTROLE- Het controle-or-
DIE HET STAAL eerst worden gerecht. In ove- ORGANISME (CO) ganisme kan zo-
VERDER reenstemming met de buig- wel optreden op
BEWERKEN TOT staten moet het staal vervolgens vraag van de opdrachtgever als op vraag van de
WAPENINGS- eventueel worden geknipt, ge- verzekeraar die de tienjarige aansprakelijkheid dekt
CONSTRUCTIES bogen en gevlochten. In het al- van de ontwerper (architect, studiebureau) en de
(RK/B/VC/V) gemeen kan men de volgende uitvoerder (aannemer) tegen fouten in het ontwerp
indeling maken : en de uitvoering. Het controle-organisme kan in
◆ bedrijven die het staal rechten + knippen (RK) grote lijnen de volgende twee interventies verrich-
◆ bedrijven die het staal buigen (B) ten :
◆ bedrijven die het staal vlechten in de vlecht- 1) een controle van de dimensionering van de
centrale (VC) of op de bouwplaats met gespe- wapening op basis van de door het studiebureau
cialiseerde vlechters (V). voorgelegde uitvoeringsplans (bekisting en
wapening)
In de praktijk bestaan er echter ook bedrijven die 2) een tussenkomst op de bouwplaats, die bestaat
het staal enkel rechten of enkel knippen. Sommige in de controle van de correcte uitvoering en
bedrijven kunnen een combinatie van de boven- plaatsing van de wapening in de bekisting aan
staande bewerkingen uitvoeren. In plaats van te de hand van de goedgekeurde uitvoeringsplans.
spreken over vlechtcentrales wordt in dit verband
beter gesproken over wapeningscentrales die het
staal zowel rechten, knippen, buigen als vlechten.

14 TV 217 – september 2000


4 BETONSTAAL

4.1 INLEIDING In 1986 gaf het Belgisch Insti- Het ruwijzer wordt in het hoogovenproces verkre-
tuut voor Normalisatie (BIN) gen door het verhitten van ijzererts, cokes en toe-
de vernieuwde normen NBN A 24-301 t/m NBN slagstoffen. In de staalfabriek zet men het ruwijzer
A 24-304 [1,2,3,4] over betonstaal uit. In het ka- om in vloeibaar staal door het verlagen van het
der van de Europese normalisatie werd echter re- koolstofgehalte. Afhankelijk van de verdere pro-
cent de Europese voornorm ENV 10080 over geribd cessen worden verschillende soorten betonstaal
betonstaal gepubliceerd, die als Belgische norm verkregen.
NBN ENV 10080 [12] door het BIN werd overge-
nomen. Dit heeft tot gevolg dat er momenteel in
België twee (reeksen) normen over betonstaal be- 4.2.1 WALSEN TOT STAVEN
staan. ‘STAAFWALSEN’

Hoewel de normen NBN A 24-301 tot en met NBN Men walst het warme staal (ca. 1100 °C) in ver-
A 24-304 het meest gebruikt worden en de ENV schillende bewegingen waardoor de diameters
enkel geribd betonstaal van de staalkwaliteit “500” steeds kleiner worden, totdat men de gewenste eind-
(zie § 4.3, p. 16) dekt, is het op langere termijn de diameter verkrijgt. De laatste walsrollen zijn voor-
bedoeling de oudere Belgische normen door de zien van groeven voor de profilering van het beton-
Europese normen te vervangen. Met het oog op de staal. Direct daarna wordt het warmgewalste beton-
toenadering tot de Europese regelgeving heeft het staal op lengte geknipt en via een rollenbaan naar
OCBS in het kader van de certificatie van beton- het koelbed getransporteerd, waar het vanaf
staal de Technische Voorschriften PTV 302 [13], ca. 950 °C door ‘rustige’ lucht wordt gekoeld.
PTV 303 [14] en PTV 304 [15] uitgewerkt die, in
afwachting van de registratie door het BIN van de Sedert enkele jaren is dit proces bijna volledig ver-
definitieve Europese normen, eveneens een nor- drongen door een gecontroleerde intensieve water-
matieve waarde hebben. In dit hoofdstuk zullen koeling direct na het walsen. Hierdoor ondergaat
zowel de normen NBN A 24-301 tot en met NBN de staaf of de walsdraad een oppervlakkige af-
A 24-304, met de in de PTV’s beschreven bijko- schrikking waardoor een ring van zeer weerstand-
mende verduidelijkingen, wijzigingen en aanvul- biedend martensiet gevormd wordt, terwijl de kern
lingen, als de Europese norm NBN ENV 10080 van de staaf (grotendeels uit ferriet-perliet samen-
worden beschouwd. Waar mogelijk worden beide gesteld) een groot gedeelte van zijn warmte be-
reeksen voorschriften met elkaar vergeleken. waart. Gedurende de daaropvolgende periode ver-
delen de temperaturen zich op een natuurlijke wijze
homogeen over de doorsnede van de staaf : het
4.2 SOORTEN In het dagelijkse taalgebruik martensiet wordt aldus heropgewarmd en onder-
BETONSTAAL worden de begrippen “ijzer” en gaat een herstelgloeien, waardoor de taaiheid te-
(STAALSOORT) “staal” vaak door elkaar ge- ruggewonnen wordt.
bruikt. Het woord ijzer wordt
in de wetenschap echter uitsluitend gebruikt om Dit procédé is gepatenteerd onder de naam Temp-
het element ‘ferrum’ (Fe) aan te duiden. Zuiver core, waarvan verschillende producenten licentie-
ijzer wordt vrijwel niet toegepast. In de regel bevat houder zijn. Tempcore-staal behoort tot de categorie
het metaal koolstof en andere elementen. Vooral BE 500 S (zie § 4.3) van de norm NBN A 24-302, en
koolstof (C) beïnvloedt sterk het gedrag van ijzer. combineert de volgende eigenschappen :
Het wordt daarom gebruikt om het onderscheid ◆ een hoge mechanische sterkte
tussen enerzijds gietijzer of ruwijzer (C ≥ 1,9 %) en ◆ een hoge bewerkbaarheid bij het vlechten
anderzijds staal (C < 1,9 %) aan te duiden. Giet- ◆ een algemene geschiktheid voor het lassen.
ijzer en ruwijzer zijn in het algemeen bros en heb-
ben een lager smeltpunt dan staal. Het lagere Om hun goede lasbaarheid duidelijk te maken, heb-
koolstofgehalte maakt het staal smeedbaar, wals- ben Tempcore-staven een speciaal ribpatroon (in
baar en lasbaar. Voor betonstaal geldt : C ≤ 0,22 %. feite geldt dit patroon voor alle staalsoorten
BE 500 S, maar in België is het steeds Tempcore-
staal).

15 TV 217 – september 2000


Twee langsribben verdelen het staafoppervlak in Een andere manier van verbetering van de mecha-
twee halfronde zijden die elk 180° omvatten. Aan nische eigenschappen van warmgewalst betonstaal,
één zijde zijn de ribben evenwijdig met elkaar; aan vooral dan het verhogen van de elasticiteitsgrens
de andere zijde zijn de ribben afwisselend min of (de rekbaarheid of ductiliteit verkleint immers),
meer schuin gericht ten opzichte van de langsas bestaat in het koud torderen (wordt in België niet
van de staaf (zie afbeelding 2). meer toegepast) of het uitrekken van warmgewalst
uitgangsmateriaal (staven of draad). Bij deze pro-
cédés wordt geen aanzienlijke vermindering van
Afb. 2 Rib-
patroon bij de doorsnede bekomen en blijft men het staal aan-
Tempcore- duiden met de letters BE. Bij torderen of uitrekken
staal. moet het uitgangsmateriaal voorzien zijn van een
profilering, omdat men de staven nadien niet meer
door middel van koudwalsen van een profilering
voorziet.

4.2.4 SAMENVATTING

Volgens de norm NBN A 24-301 onderscheidt men


de volgende soorten betonstaal :
◆ staven met een maximale diameter van 40 mm
4.2.2 WALSEN TOT DRAAD (NBN A 24-302 [2]); dit zijn warmgewalste
‘DRAADWALSEN’ producten in de vorm van individuele staven
◆ walsdraad met een maximale diameter van
Na het walsen wordt het staal in gespiraliseerde 16 mm (NBN A 24-302); dit zijn warmgewalste
windingen uitgelegd op een transportband richting producten in de vorm van opgerolde draad
haspel, waarbij de windingen met water en vervol- ◆ koudvervormde draad met een maximale dia-
gens met lucht ‘geforceerd’ worden gekoeld. De meter van 16 mm (NBN A 24-303 [3])
gevormde rollen wegen tussen 1000 en 2000 kilo- ◆ gelaste wapeningsnetten samengesteld uit
gram. De warmgewalste draad of ‘walsdraad’ wordt (koudvervormde of warmgewalste) draden met
als halffabrikaat voor diverse doeleinden gebruikt, een maximale diameter van 16 mm (NBN
zoals autobanden, kabels, koudvervormde draad A 24-304 [4]).
(zie § 4.2.3), … Voor direct gebruik als betonstaal
wordt doorgaans het Tempcore-procédé toegepast In NBN ENV 10080 [12] wordt een onderscheid ge-
en voorziet men de laatste walsrollen van groeven maakt tussen staven (tot 40 mm), wapening op rol-
voor de profilering. len (draden tot 16 mm) en gelaste wapeningsnetten
(uit draden tot 16 mm).

4.2.3 KOUDVERVORMDE DRAAD Het meeste betonstaal is geribd, d.w.z. dat het uit-
stulpende oneffenheden (ribben) vertoont op het
Hiervoor wordt de walsdraad als uitgangspunt ge- oppervlak, waardoor de hechting met het beton
bruikt. Na het verwijderen van de walshuid trekt verbeterd wordt. In beperkte mate wordt ook nog
men de walsdraad door een treksteen die een ronde glad betonstaal gebruikt (enkel in de staalkwaliteit
opening bevat, kleiner dan de diameter van de draad. 220).
Hierbij wordt een beduidende vermindering van de
doorsnede gerealiseerd. Tenslotte wordt de draad
geprofileerd door koudwalsen en hetzij als draad- 4.3 KWALI- Het meest gehanteerde
staven op lengte geleverd, hetzij opnieuw opge- TEIT VAN HET aspect bij de berekening
rold. Dergelijke koudvervormde draad gebruikt men BETONSTAAL is de gespecificeerde ka-
uitsluitend in wapeningscentrales en in fabrieken (STAAL- rakteristieke waarde fyk
die wapeningsnetten produceren. KWALITEIT) van de elasticiteitsgrens
(in N/mm2) van het be-
Door het koudvervormen is de vloei- of 0,2 % rek- tonstaal, die de staalkwaliteit aangeeft. In de NBN
grens van de originele walsdraad opgelopen van A 24-301 [1] worden drie staalkwaliteiten vermeld :
± 400 N/mm2 tot ongeveer 550 à 650 N/mm2 en de 220, 400 en 500.
treksterkte van ± 500 N/mm2 tot ongeveer 600 à
700 N/mm2. Koudvervormd staal wordt aangeduid
als DE 500 staal.

16 TV 217 – september 2000


De staalkwaliteit 500 wordt veruit het meest toe- mm; voor geribde wapening (betonstaal met
gepast (*). In dit document gaan we ervan uit dat verbeterde hechting) : het symbool “ ” ge-
voor de berekende wapening steeds de staal- volgd door de nominale diameter, uitgedrukt in
kwaliteit 500 gebruikt wordt. De rekenregels in dit mm.
document zijn daarom enkel van toepassing op
staalkwaliteit 500. In de NBN ENV 10080 worden De letter S wordt in het geval van warmgewalste
de staalkwaliteiten 220 en 400 zelfs niet meer be- producten voorafgegaan door de letter T, bv. BE
schouwd. 500 TS, bij koudgetordeerde staven. Dit staal wordt
in België niet meer gebruikt.
De staalkwaliteit 400 komt in België niet meer
voor. De letter S wordt bij koudvervormd staal voorafge-
gaan door de letter A, bv. DE 500 AS, indien de
De lagere staalkwaliteit 220 is enkel beschikbaar totale rek bij maximale belasting Agt en de verhou-
als glad staal en wordt beter niet meer gebruikt ding R’m/R’e (zie § 4.6.2, p. 25) geen gespecifi-
voor de berekende wapening, wegens de grote va- ceerde eigenschappen zijn. Dergelijke koudver-
riatie in de mechanische eigenschappen, inherent vormde staalsoorten hebben dus een niet-gespeci-
aan het productieproces. Bovendien kent men aan ficeerd rekvermogen en waarborgen geen weer-
staal met kwaliteit 220 geen BENOR-merk meer standsreserve ten opzichte van de elasticiteitsgrens,
toe. De staalkwaliteit 220 wordt echter nog wel zodat men ze uit veiligheidsoverwegingen beter niet
toegepast voor hulpwapening (bv. hijsogen, zie meer toepast. Er wordt trouwens geen BENOR-
§ 8.4, p. 59). merk meer aan toegekend. Deze koudvervormde
staalsoorten worden enkel nog uitzonderlijk gepro-
duceerd voor het vervaardigen van wapeningsnetten
4.4 AANDUI- Het betonstaal wordt volgens uit draden met zeer kleine diameters (φ 4 mm en
DING VAN HET de Belgische normen NBN A φ 4,5 mm). In dit document beschouwen we deze
BETONSTAAL 24-301 tot en met A 24-304 op staalsoorten verder niet meer.
de volgende manier aangeduid :
◆ de aanduiding van de staalsoort ((wals)draad, De letter S wordt in het geval van koudvervormd
staaf, koudvervormde draad of gelast (wape- staal voorafgegaan door de letter B, bv. DE 500
nings)net); eventueel voorafgegaan door de ver- BS, indien de totale rek bij maximale belasting Agt
melding “glad” of “geribd” en de verhouding R’m/R’e wel degelijk gespecifi-
◆ de verwijzing naar de desbetreffende norm : ceerde eigenschappen zijn.
– staven : NBN A 24-302
– walsdraad : NBN A 24-302 Veruit de meest gebruikte staalsoorten zijn BE 500 S
– koudvervormde draad : NBN A 24-303 en DE 500 BS. De aanduiding van betonstaal vol-
– gelaste wapeningsnetten : NBN A 24-304 gens de normen NBN A 24-301 tot en met A 24-
◆ de letters BE voor (warmgewalste) staven en 303 is samengevat in tabel 3.
walsdraad; de letters DE voor koudvervormde
draad. B staat voor warmgewalst betonstaal, D
voor koudvervormd betonstaal; de vermelding 4.4.1 BIJKOMENDE AANDUIDING
E geeft aan dat de staalkwaliteit weergegeven VOOR GELASTE
wordt door de gespecificeerde karakteristieke WAPENINGSNETTEN
waarde van de elasticiteitsgrens
◆ de staalkwaliteit, zijnde één van de volgende Bij gelaste wapeningsnetten worden volgens de
getallen die verwijzen naar de gespecificeerde norm NBN A 24-304, na de letters BE of DE, de
karakteristieke waarde fyk van de elasticiteits- staalkwaliteit en de letter S (voorafgegaan bij koud-
grens (N/mm2) van het staal : 220, 400 of 500 vervormd staal door de letter A of B naargelang de
◆ de letter S, waarmee de geschiktheid tot lassen mechanische eigenschappen al dan niet gespecifi-
van het staal wordt aangeduid ceerd zijn), de volgende geometrische gegevens
◆ voor gladde wapening : het symbool “∅” ge- meegegeven (een voorbeeld van de aanduiding van
volgd door de nominale diameter, uitgedrukt in wapeningsnetten is gegeven in tabel 4) :

(*) Bepaalde instanties voorzien in hun voorschriften dat de waarde van fyk voor de staalkwaliteit 500 in de berekening conventioneel
gelijk genomen moet worden aan 400 N/mm2. Deze spanningsbeperking wordt ingegeven door het feit dat voor de meeste constructies
een scheurwijdteberekening op dat ogenblik niet meer nodig is. Dit voorkomt eveneens interpretatiefouten omtrent de controle van
de doorbuiging zonder berekening (§ 4.4.3.2 van NBN B 15-002).

17 TV 217 – september 2000


Tabel 3 Conventionele aanduiding van betonstaal.

AANDUIDING VERWIJZING BE STAAL- VOOR KOUD- S SYMBOOL : NOMINALE VOORBEELDEN VAN


v/h PRODUCT NAAR DE OF KWALITEIT VERVORMD (LAS- glad : ∅ DIAMETER SCHRIJFWIJZE TE
(STAALSOORT) NORM NBN DE STAAL : BAAR geribd : (mm) GEBRUIKEN BIJ DE
… B : TOTALE REK STAAL) BESTELLING
GESPECI-
FICEERD

(geribde) A 24-302 BE 500 – S van 6 tot 40 "(geribde) staaf vol-


(warm- gens NBN A 24-302
gewalste) staaf BE 500 S 20,
lengte 12 m" (*)

(geribde) A 24-302 BE 500 – S van 6 tot 16 "(geribde) walsdraad


walsdraad volgens NBN A 24-
302 BE 500 S
12" (**)

(geribde) A 24-303 DE 500 B S van 5 tot 16 "(geribde) koud-


koud- vervormde draad
vervormde volgens NBN A 24-
draad 303 DE 500 BS
16" (***)
(*) Aanduiding volgens NBN ENV 10080 : “Staaf volgens NBN ENV 10080 – 20 x 12000 – B 500 B”.
(**) Aanduiding volgens NBN ENV 10080 : “Wapening op rol volgens NBN ENV 10080 – 12 – B 500 B”.
(***) Aanduiding volgens NBN ENV 10080 : “Wapening op rol volgens NBN ENV 10080 – 16 – B 500 A”.

◆ hetzij een conventionele aanduiding (voor stan- 2) in geval van wapeningsnetten wordt ofwel
daardnetten) : een tekening (met bijhorende vermelding
– de afmeting van de mazen in mm in langs- van diameters en geometrie, afbeelding 3)
en dwarsrichting (afstand tussen de assen van het wapeningsnet gegeven, ofwel worden
van de langselementen x afstand tussen de volgende maten aangeduid :
assen van de dwarselementen) – het aantal langsstaven NL
– de diameters van de langs- en dwarswa- – de maaswijdte van de langsstaven aL
pening – de diameter van de langsstaven dL
– de buitenafmetingen van het netwerk in mm – het aantal dwarsstaven Nc
in langs- en dwarsrichting (lengte x breedte) – de maaswijdte van de dwarsstaven ac
◆ hetzij (voor maatnetten) een van maten voor- – de diameter van de dwarsstaven dc
zien plan van het gelaste wapeningsnet. – de lengte van de langsstaven L
– de lengte van de dwarsstaven B
Gelaste wapeningsnetten komen bijna nog uitslui- – de lengte van de stekeinden van de langs-
tend voor in de staalsoorten BE 500 S en DE 500 BS. staven aan beide zijden : u1 en u2
– de lengte van de stekeinden van de
dwarsstaven aan beide zijden : u3 en u4
4.4.2 AANDUIDING VOLGENS DE ◆ de naam of het nummer van het staal :
EUROPESE NORMERING – B 500 A of 1.0438 voor staalsoorten met
(zie § 4.6.2, p. 25) :
In de Europese normering wordt enkel geribd, las- Agt = 2,5 % en R’m/R’e = 1,05 als φ ≥ 6 mm
baar betonstaal van staalkwaliteit 500 behandeld. Agt = 2 % en R’m/R’e = 1,03 als φ < 6 mm (5
Volgens de norm NBN ENV 10080 moet men de en 5,5 mm)
volgende gegevens opnemen : – B 500 B of 1.0439 voor staalsoorten met
◆ het soort product : staaf, draad (wapening op Agt = 5 % en R’m/R’e = 1,08.
rol), gelast wapeningsnet
◆ de verwijzing naar de norm NBN ENV 10080 In het geval van standaardnetten staat de Europese
◆ de nominale afmetingen van het product : norm verkorte aanduidingen toe, die men kan te-
1) in geval van staven en rollen : rugvinden in de documenten van de producent.
– de nominale diameter (in mm)
– de lengte (in mm) (enkel bij staven) Ter vergelijking met de norm NBN A 24-301 tot en
met NBN A 24-304 is de aanduiding volgens de

18 TV 217 – september 2000


Tabel 4 Aanduiding van gelaste wapeningsnetten (alle afmetingen in mm).

Schematische aanduiding : 1350


Conventionele aanduiding volgens NBN A 24-304 [4] :
Gelast wapeningsnet met geribde draad

125
75 8 x 150 = 1200 75
Gelast wapeningsnet DE 500 BS volgens NBN A 24-304 DE 500 BS / 150 x 250 /
volgens NBN A 24-304 [4] 10 x 8 / 2750 x 1350
9 10 langs
11 8 dwars Conventionele aanduiding volgens NBN ENV 10080 [12] :
Wapeningsnet B 500 A volgens NBN ENV 10080 met :

10 x 250 = 2500
of
NL = 9 Nc = 11

2750
Wapeningsnet B 500 A volgens dL = 10 dc = 8
NBN ENV 10080 [12] aL = 150 ac = 250
9 10 langs L = 2750 B = 1350
11 8 dwars u1 = u2 = 125 u3 = u4 = 75

125

norm NBN ENV 10080 in een nota aangegeven in Afb. 3 Aanduiding van wapeningsnetten
tabel 3 (voor staven en draden). Men vindt haar volgens NBN ENV 10080.

u2
eveneens in tabel 4 (voor gelaste wapeningsnetten).

Het onderscheid in de aanduiding van het beton-


staal in de Belgische normen NBN A 24-301 tot en
met NBN A 24-304 gebeurt op basis van de

ac
productiewijze (BE 500 S : gewalst, DE 500 BS :
koudvervormd). In de Europese norm (NBN ENV
10080) gebeurt het onderscheid in de aanduiding
op basis van de mechanische karakteristieken (Agt
en R’m/R’e) zonder te specifiëren of het om warm-
gewalst dan wel koudvervormd betonstaal gaat. Er

L
is echter een goede overeenkomst tussen beide sys-
temen.

4.5 IDENTIFICATIE VAN HET


BETONSTAAL

4.5.1 IDENTIFICATIE VAN DE STAAL-


u1

SOORT EN DE STAALKWALITEIT

Het onderscheid tussen de verschillende vormen u3 aL B u4


van geribd betonstaal (staalsoort, staalkwaliteit)
gebeurt aan de hand van het uitzicht van de ribben.

Voor warmgewalst staal BE wordt het onderscheid → Afb. 4


van de staalsoort gemaakt aan de hand van de stand 1
Aanduiding
van de ribben in de twee vlakken (warmgewalst 2 → van warm-
staal heeft twee halfronde zijden die gescheiden gewalst staal
worden door de langsribben). Afbeelding 4 geeft BE 500 S.

het ribbenpatroon van staal BE 500 S schematisch 1
weer. →
2

Koudvervormd staal DE heeft drie zijvlakken, die


een hoek van 120° omvatten en die gescheiden 1 : evenwijdige ribben
worden door de langsribben. Bij koudvervormd 2 : ribben met afwisselend sterkere of zwakkere helling
staal hebben de ribben op alle vlakken van de draad t.o.v. de aslijn van de staaf of de walsdraad
dezelfde schikking en helling ten opzichte van de

19 TV 217 – september 2000


langsribben. Het onderscheid naar de staalsoort ter wordt dan gelijkgesteld aan de conventionele
wordt aangegeven met het aantal zijvlakken dat het diameter dc, berekend via de volgende formule :
walsmerk (zie § 4.5.2) bevat : bij DE 500 AS, dat
niet meer gebruikt wordt, was dat één vlak; bij DE M
d c = 12, 74
500 BS bevatten twee van de drie zijvlakken het l
walsmerk. Tegenwoordig is er ook betonstaal in de met dc : de conventionele diameter in mm
handel met vier zijvlakken die een hoek van 90° M : de massa van de wapening in kg (gewo-
omvatten. Het aantal vlakken dat voorzien wordt gen tot op de gram nauwkeurig)
van het walsmerk blijft echter ongewijzigd. l : lengte van de wapening in m (gemeten tot
op de mm nauwkeurig).

4.5.2 IDENTIFICATIE VAN DE HERKOMST In dichte wapeningsconstructies komt het soms voor
dat staven in bundels worden geplaatst, d.w.z. vlak
Het onderscheid naar de herkomst van het staal (het tegen elkaar. Alle staven van een bundel moeten
land van productie en de producent) gebeurt door dezelfde diameter φ en dezelfde kenmerken (staal-
op tussenafstanden van ongeveer 1 meter, tussen soort, staalkwaliteit) hebben. Voor het bepalen van
versterkte ribben of punten, een internationaal ge- de betondekking (§ 8.2, p. 54) en voor het toepas-
codeerd merkteken (het zogenaamde “walsmerk”) sen van de regels voor de verankering (§ 8.5, p. 60)
aan te brengen. Ook bedrijven die draad op rollen en de overlapping (§ 8.6, p. 65) neemt men de equi-
rechten, brengen een additioneel merkteken aan.
valente nominale diameter φ n = φ. n b , waarbij nb
Men vindt de gebruikelijke merktekens van de pro- het aantal staven in de bundel is, beperkt tot 3 in
ducenten en de stand van de ribben terug in de milieuklasse 1 en tot 2 in alle andere milieuklassen.
OCBS-lijst van de gebruikers van het BENOR-
merk [28]. Tabel 5 geeft de totale nominale wapeningsdoorsnede
bij gebruik van meerdere staven van een bepaalde
Wapeningsnetten zijn samengesteld uit afzonder- diameter.
lijke draden of staven. Ze zijn voorzien van een eti-
ket dat de naam van de producerende fabriek en de 2) Nominale doorsnede A
genormaliseerde aanduiding van het wapeningsnet
vermeldt. De nominale doorsnede is de theoretische dwars-
doorsnede die overeenstemt met de nominale dia-
meter.
4.6 KENMERKEN VAN WAPE-
NINGSSTAAL 3) Hoogte van de ribben

4.6.1 GEOMETRISCHE KENMERKEN De ribben verbeteren de aanhechting van het staal


met het beton. De hoogte van de rib is de afstand
4.6.1.1 ALGEMEEN tussen het hoogste punt van de rib en het oppervlak
van de kern. Men onderscheidt dwarsribben en
1) Nominale diameter “d” langsribben.

De nominale diameter is de theoretische diameter Dwarsribben (1 in afbeelding 5) hebben een veran-


die men gebruikt in de sterkteberekening. De theo- derlijke hoogte (sikkelvormig) en staan schuin op
retische diameter van de staaf is de diameter van de langsas van de staaf of de draad.
een gladde staaf waarvan de cirkelvormige door-
snede dezelfde oppervlakte heeft als de werkelijke Als langsribben (constante hoogte) voorkomen, zijn
staaf (met ribben). Met het oog op de rationalise- ze evenwijdig met de as van de staaf of de draad
ring van het vlechtwerk, in het bijzonder om de (2 in afbeelding 5), behalve bij koudgetordeerd
benodigde opslagruimte te beperken en de infor- staal, dat echter in België niet meer gebruikt wordt.
matisering van het wapeningsproces mogelijk te
maken, wordt slechts een beperkt aantal voorkeurs- 1 2 Afb. 5 Dwars- en
diameters gebruikt (zie § 10.2, p. 87) . langsribben.

Indien de nominale diameter van een staaf of een


draad op de bouwplaats niet gekend is, kan men 1 : Dwarsrib
deze bepalen door weging van een stukje wapening
van minimum 300 mm lengte. De nominale diame- 2 : Langsrib

20 TV 217 – september 2000


Tabel 5 Nominale wapeningsdoorsnede voor meerdere staven van een gegeven diameter.

DIAMETER MASSA TOTALE NOMINALE OPPERVLAKTE BIJ GEBRUIK VAN X IDENTIEKE STAVEN (mm2)
(mm) (kg/m)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

6 0,22 28 57 85 113 141 170 198 226 254 283

8 0,39 50 101 151 201 251 302 352 402 452 503

10 0,62 79 157 236 314 393 471 550 628 707 785

12 0,89 113 226 339 452 565 679 792 905 1018 1131

14 (*) 1,21 154 308 462 616 770 924 1078 1232 1385 1539

16 1,58 201 402 603 804 1005 1206 1407 1608 1810 2011

18 (*) 2,00 254 509 763 1018 1272 1527 1781 2036 2290 2545

20 2,47 314 628 942 1257 1571 1885 2199 2513 2827 3142

25 3,85 491 982 1473 1963 2454 2945 3436 3927 4418 4909

32 6,31 804 1608 2413 3217 4021 4825 5630 6434 7238 8042

40 9,86 1257 2513 3770 5027 6283 7540 8796 10053 11310 12566

(*) De diameters 14 mm en 18 mm behoren niet tot de reeks voorkeursdiameters (§ 10.2) en worden beter niet
gebruikt.

4) Afstand tussen de dwarsribben – k : het aantal reeksen dwarsribben over de om-


trek (dit is gelijk aan het aantal zijvlakken of
De afstand tussen de ribben is de afstand tussen velden, gescheiden door langsribben)
twee opeenvolgende dwarsribben, gemeten in de – m : het aantal verschillende hellingen van de
lengterichting van de wapening. dwarsribben per zijvlak (bv. 2 voor één van de
zijvlakken van staal BE 500 S, zie afb. 4, p. 19)
5) Profielfactor fR – d : de nominale diameter van de wapening
– c(n) : de afstand tussen de dwarsribben van het
In de norm NBN ENV 10080 en in de PTV’s wordt nde zijvlak (afbeelding 6 en 7)
de profielfactor als bijkomend criterium gebruikt – (n) en (n,l) : indices.
voor de beoordeling van de aanhechting van ge-
ribd staal met het beton. De berekening van de De eisen uit de PTV en de Europese norm met
profielfactor is gebaseerd op het bepalen van de betrekking tot de minimale profielfactor zijn sa-
verhouding van de som van de (in de dwars- mengevat in tabel 7 (p. 24).
richting) geprojecteerde oppervlakte van de dwars-
ribben ten opzichte van de omtrek van de staven. De voorschriften voor de algemene geometrische
Hiervoor gebruikt men de volgende formule : kenmerken volgens NBN A 24-302 t/m NBN
m
A 24-304 [2,3,4], aangevuld met deze van de PTV
1
1 k ∑F R ( n ,l )
.sin β ( n , l ) 302 t/m 304 [13,14,15], zijn samengevat in tabel 6.
De vakjes met een donkergroene achtergrond wor-

m l =1
fR =
π .d c( n ) den aanbevolen voor gebruik van betonstaal in
n =1
wapeningscentrales en op de bouwplaats. De ver-
waarbij : gelijking met de voorschriften uit de norm NBN
– fR (n,l) : de oppervlakte van de ontwikkelde langs- ENV 10080 [12] is in de opmerkingen onderaan
doorsnede van een dwarsrib (zie afbeelding 6 tabel 7 aangebracht. Zoals eerder aangehaald, wor-
en 7, p. 24) den draden geproduceerd met kleinere en grotere φ
– β(n,l) : de hoek die de dwarsrib maakt met de dan in tabel 6. Deze zijn echter niet genormeerd en
langsas van de wapening (in graden, zie afbeel- kunnen ook niet BENOR-gecertificeerd worden.
ding 6)

21 TV 217 – september 2000


Tabel 6 Geometrische kenmerken.

Nominale Nominale Massa per Beschikbare diameters in België overeenkomstig de Belgische normen [1,2,3,4] en Minimale hoogte h van de Maximale afstand Minimale
diameter φ doorsnede lengte M/l de PTV’s [13,14,15] dwarsribben c tussen dwars- waarde van
(mm) A (mm2) (kg/m) ribben (6) de profiel-
factor fR (7)
Staven Rollen Wapeningsnetten

Staal BE Staal DE Staal BE Staal DE Staal BE Staal DE Staal BE Staal DE


500 S (4) 500 BS (3) 500 S (4) 500 BS (3) 500 S (4) 500 BS (3) 500 S (5) 500 BS (5)

4,0 12,6 0,099 x (2) x 0,050 φ 1φ 0,039

4,5 15,9 0,125 x (2) x 0,050 φ 1φ 0,039

5,0 (1) 19,6 0,154 x x 0,050 φ 1φ 0,039

5,5 23,8 0,187 x (2) x 0,050 φ 1φ 0,039

6,0 (1) 28,3 0,222 x x x x x x 0,050 φ 0,050 φ 1φ 0,039

6,5 33,2 0,260 x (2) x 0,050 φ 1φ 0,045

22
7,0 38,5 0,302 x (2) x (2) x x 0,050 φ 0,050 φ 1φ 0,045

7,5 44,2 0,347 x (2) x 0,050 φ 1φ 0,045

8,0 (1) 50,3 0,395 x x x x x x 0,050 φ 0,050 φ 1φ 0,045

8,5 56,7 0,445 x (2) x 0,050 φ 0,7 φ 0,045

9,0 63,3 0,499 x (2) x (2) x x 0,050 φ 0,050 φ 0,7 φ 0,052

9,5 70,9 0,556 x (2) x 0,050 φ 0,7 φ 0,052

10,0 (1) 78,5 0,617 x x x x x x 0,050 φ 0,050 φ 0,7 φ 0,052

TV 217 – september 2000


10,5 86,6 0,680 x (2) x 0,050 φ 0,7 φ 0,052

11,0 95,0 0,746 x (2) x (2) x x 0,050 φ 0,050 φ 0,7 φ 0,056

11,5 103 0,815 x (2) x 0,050 φ 0,7 φ 0,056

12,0 (1) 113 0,888 x x x x x x 0,050 φ 0,050 φ 0,7 φ 0,056

14,0 154 1,21 x x x x x x 0,065 φ 0,065 φ 0,7 φ 0,056

(vervolg op blz. 23)


Tabel 6 Geometrische kenmerken (vervolg).

Nominale Nominale Massa per Beschikbare diameters in België overeenkomstig de Belgische normen [1,2,3,4] en Minimale hoogte h van de Maximale afstand Maximale
diameter φ doorsnede lengte M/l de PTV’s [13,14,15] dwarsribben c tussen dwars- waarde van
(mm) A (mm2) (kg/m) ribben (6) de profiel-
factor fR (7)
Staven Rollen Wapeningsnetten

Staal BE Staal DE Staal BE Staal DE Staal BE Staal DE Staal BE Staal DE


500 S (4) 500 BS (3) 500 S (4) 500 BS (3) 500 S (4) 500 BS (3) 500 S (5) 500 BS (5)

16,0 (1) 201 1,58 x x x x x x 0,065 φ 0,065 φ 0,7 φ 0,056

18,0 254 2,00 x 0,065 φ 0,7 φ 0,056

20,0 (1) 314 2,47 x 0,065 φ 0,7 φ 0,056

22,0 380 2,98 x 0,065 φ 0,7 φ 0,056

23
25,0 (1) 491 3,85 x 0,065 φ 0,7 φ 0,056

28,0 616 4,83 x 0,065 φ 0,7 φ 0,056

32,0 (1) 804 6,31 x 0,065 φ 0,7 φ 0,056

36,0 1018 7,99 x 0,065 φ 0,7 φ 0,056

40,0 (1) 1256 9,86 x 0,065 φ 0,7 φ 0,056

(1) Voorkeursdiameters voor gebruik in wapeningscentrales en op de bouwplaats.


(2) Enkel voor de productie van gelaste wapeningsnetten in wapeningsnettenproducerende fabrieken of voor levering aan prefabricagefabrieken; niet voor levering op de bouwplaats om verwarring tussen verschillende diameters op
de bouwplaats te voorkomen.

TV 217 – september 2000


(3) In de norm NBN ENV 10080 komt deze kolom overeen met de staalsoort B 500 A.
(4) In de norm NBN ENV 10080 komt deze kolom overeen met de staalsoort B 500 B.
(5) In de norm NBN ENV 10080 geldt een minder strenge algemene eis (alle diameters) : 0,05 φ < h < 0,1 φ (voor staalsoort B 500 A en B 500 B).
(6) In de norm NBN ENV 10080 geldt een minder strenge algemene eis (alle diameters) : 0,5 φ < c < 1 φ.
(7) In de norm NBN ENV 10080 gelden dezelfde voorwaarden.
Afb. 6 A Afb. 7 Langsdoorsnede van een
Geometrische dwarsrib (volgens PTV 302 en PTV 303).
eigenschappen van
snede AB (zie afb. 6)
een dwarsrib
(volgens PTV 302
en PTV 303). d FR

β
c
B

Tabel 7 Minimale waarde van de profielfactor.

NOMINALE DIAMETER (mm) 5,0 tot 6,0 6,5 tot 8,5 9,0 tot 10,5 11,0 tot 40

fR,min 0,039 0,045 0,052 0,056

Tabel 8 Nominale wapeningsdoorsnede per strekkende meter wapeningsnet.

DIAMETER MASSA TOTALE NOMINALE OPPERLAKTE (mm2) PER STREKKENDE METER BIJ GEBRUIK VAN
(mm) (kg/m) h.o.h. AFSTAND VAN x (mm)

50 75 100 125 150 175 200 225 250 275 300 400

4 0,10 251 167 125 100 83 71 62 55 50 46 41 31

4,5 0,13 318 212 159 127 106 90 79 70 63 57 53 39

5 0,15 393 262 196 157 131 112 98 87 79 71 65 49

5,5 0,19 475 317 238 190 158 136 119 106 95 86 79 59

6 0,22 565 377 283 226 188 162 141 126 113 103 94 71

6,5 0,26 664 442 332 265 221 190 166 147 133 121 111 83

7 0,30 770 513 385 308 257 220 192 171 154 140 128 96

7,5 0,35 884 589 442 353 295 252 221 196 177 161 147 110

8 0,39 1005 670 503 402 335 287 251 223 201 183 168 126

8,5 0,45 1135 757 567 454 378 324 284 252 227 206 189 142

9 0,50 1272 848 636 509 424 364 318 283 254 231 212 159

9,5 0,56 1418 945 709 567 473 405 354 315 284 258 236 177

10 0,62 1571 1047 785 628 524 449 393 349 314 286 262 196

10,5 0,68 1732 1155 866 693 577 495 433 385 346 315 289 216

11 0,75 1901 1267 950 760 634 543 475 422 380 346 317 238

11,5 0,82 2077 1385 1039 831 692 594 519 462 415 378 346 260

12 0,89 2262 1508 1131 905 754 646 565 503 452 411 377 283

13 1,04 2655 1770 1327 1062 885 758 664 590 531 483 442 332

14 1,21 3079 2053 1539 1232 1026 880 770 684 616 560 513 385

16 1,58 4021 2680 2010 1608 1340 1148 1005 893 804 731 670 502

24 TV 217 – september 2000


4.6.1.2 GELASTE WAPENINGSNETTEN ◆ de karakteristieke waarde van de treksterkte Rm
◆ de verhouding van de tijdens de trekproef waar-
Voor gelaste wapeningsnetten wordt gebruik ge- genomen treksterkte R’m tot de waargenomen
maakt van de diameters 4 mm tot 12 mm in stappen elasticiteitsgrens R’e (het accent duidt op proef-
van 0,5 mm, en van de diameters 13, 14 en 16 mm. resultaten)
◆ de totale rek bij maximale belasting Agt
Tabel 8 geeft de totale nominale wapeningsdoor- ◆ de rek A5 of A10 na breuk, dit is de rek gemeten
snede per strekkende meter bij gebruik van wape- op een basis van resp. 5 en 10 maal de nominale
ningsnetten (in één richting van het wapeningsnet). diameter
◆ de geschiktheid tot buigen of tot heen- en terug-
Uiteraard gelden de algemene geometrische eisen buigen; de diameter van de buigdoorn toe te
voor de samenstellende elementen van gelaste passen tijdens de proef wordt hiertoe opgege-
wapeningsnetten; ze worden aangevuld met enkele ven.
bijkomende geometrische eisen die betrekking heb-
ben op de onderlinge verhoudingen van de nomi- Deze karakteristieken zijn voor de meest gebruikte
nale diameters van de gebruikte draden zoals gege- staalkwaliteit (500) opgenomen in tabel 9. De op-
ven in afbeelding 8 (voor staalkwaliteit 500). Hier- gegeven waarden zijn vereiste minimale waarden.
bij worden volgende symbolen gebruikt : De vergelijking met de voorschriften uit de norm
– dmin : de nominale diameter van de dunste draad NBN ENV 10080 is in de opmerkingen onderaan
in het wapeningsnet deze tabel aangebracht.
– dmax : de nominale diameter van de dikste draad
in het wapeningsnet
– dT : nominale diameter van één van de dubbele 4.6.2.2 GELASTE WAPENINGSNETTEN
draden
– ds : nominale diameter van de enkelvoudige Naast de algemene mechanische eisen voor de sa-
draad. menstellende elementen van gelaste wapenings-
netten wordt ook een eis gesteld aan de afschuif-
Deze voorschriften vindt men terug in PTV 304 sterkte van de las. Bij gestandardiseerde wape-
alsook in de norm NBN ENV 10080. ningsnetten mag deze sterkte van de las volgens
PTV 304 en NBN ENV 10080 niet minder zijn dan
0,3.fyk.A, waarbij :
4.6.2 MECHANISCHE KENMERKEN – fyk :de gespecificeerde karakteristieke waarde
van de elasticiteitsgrens (minimum 500 N/mm2)
4.6.2.1 ALGEMEEN – A : de nominale dwarsdoorsnede (mm2) van :
◆ hetzij de draad met de grootste diameter voor
Volgens de normen NBN A 24-302 tot en met een wapeningsnet met enkelvoudige draden
A 24-304, aangevuld met de eisen van de PTV 302 ◆ hetzij één van de dubbele draden voor een
tot en met PTV 304, dienen de volgende mechani- wapeningsnet met dubbele draden in één
sche kenmerken door de producenten gewaarborgd richting
te worden : ◆ hetzij één van de draden met de grootste
◆ de karakteristieke waarde van de elasticiteits- diameter van een wapeningsnet met dubbele
grens fyk (soms ook aangeduid als Re) draden in beide richtingen.

Afb. 8 Eisen met betrekking tot de onderlinge verhoudingen in nominale diameter van de gebruikte draden.

WAPENINGSNET MET WAPENINGSNET MET WAPENINGSNET MET


ENKELVOUDIGE DRADEN DUBBELE DRADEN IN DUBBELE DRADEN IN
ÉÉN RICHTING BEIDE RICHTINGEN

dmin ≥ 0,6 dmax 0,7 ds ≤ dT ≤ 1,25 ds dmin ≥ 0,7 dmax

25 TV 217 – september 2000


Tabel 9 Mechanische kenmerken gewaarborgd bij de leveringstoestand.

PRODUCT STAALSOORT ELASTICITEITS- TREKSTERKTE R' m TOTALE REK REK NA BREUK HEEN – EN TERUGBUIGING
GRENS fyk Rm (N/mm2) BIJ MAX. (**) (%)
R' e BELASTING
(N/mm2)
Agt(*) % DIAMETER VAN DE DOORN AFHANKELIJK VAN φ

5≤φ 6≤φ 12 < φ 16 < φ 25 < φ


A5 A10
< 6 mm ≤ 12 mm ≤ 16 mm ≤ 25 mm ≤ 40 mm

Geribde (warm-
BE 500 5 14 10 5φ 6φ
gewalste) staaf 500 550 1,08 – 8φ 10 φ
S (****)
of walsdraad

Geribde
DE 500

26
koudvervormde 500 550 1,03 2,0 – – 5φ – – – –
BS (***)
draad φ < 6 mm

Geribde
DE 500
koudvervormde 500 550 1,05 2,5 – – – 5φ 6φ – –
BS (***)
draad φ ≥ 6 mm

(*) De totale rek bij maximale belasting Agt is de som van de elastische rek en de plastische rek vóór insnoering.
(**) In geval van betwisting moet de rek na breuk bepaald worden op een proefstaaf met een afstand tussen merktekens gelijk aan 5 φ, in het geval van staven en walsdraad.

TV 217 – september 2000


(***) In de norm NBN ENV 10080 komen de waarden uit deze rij overeen met staalsoort B 500 A.
(****) In de norm NBN ENV 10080 komen de waarden uit deze rij overeen met staalsoort B 500 B.
5 AANDUIDINGEN OP PLAN

5.1 ALGEMEEN De wapeningstekeningen vor- 5.2 WAPENINGSSTAVEN EN


men het basisinstrument bij de GELASTE WAPENINGS-
communicatie tussen de verschillende partijen be- NETTEN
trokken bij het wapeningsproces. Daarom is het
belangrijk dat er eenduidige afspraken gemaakt 5.2.1 WAPENINGSSTAVEN
worden omtrent de grafische symbolen voor het
opstellen van de wapeningstekeningen. Zo kan men 1. Wapeningsstaven tekent men met een enkele
verwarring en vergissingen met de daaruit volgende lijn in dikte III.
meerkosten en geschillen vermijden. 2. Haken, beugels en ombuigingen van staven, die
uitgevoerd worden met de gebruikelijke buig-
In het kader van de algemene harmonisering van de doorns (overeenkomstig tabellen 16 en 17),
grafische symbolen in het bouwbedrijf werd een kunnen schematisch worden getekend door mid-
WTCB-Rapport [31] gepubliceerd dat onder meer del van rechte lijnen, zonder cirkelvormige over-
de algemene tekenconventies vastlegt met betrek- gangen. Staven met ombuigingen, die uitge-
king tot : voerd worden met grotere buigdoorns, moet men
◆ de te gebruiken planformaten op schaal tekenen. De buigstraal dient boven-
◆ de schaal van de tekeningen dien duidelijk op het plan te worden aangege-
◆ de te gebruiken lijndiktes (dun : I, middelmatig : II, ven.
dik : III) 3. Staafeinden zonder haken moeten, indien no-
◆ de grafische symbolen en maataanduidingen. dig, worden aangeduid door het tekenen van een
klein streepje onder 45° (zie ook afbeelding 9).
In hetzelfde kader werd ook ruim aandacht besteed 4. De staven worden op de wapeningstekening
aan het aanduiden van de wapening op de (wape- weergegeven zoals aangeduid in tabel 10.
nings)tekeningen. In deze Technische Voorlichting 5. Waar dit nodig is voor de duidelijkheid van het
wordt, op basis van het voornoemde Rapport, in wapeningsplan tekent men naast de betondoor-
het bijzonder ingegaan op het tekenen van : snede de wapeningsstaven in de vorm waarin
◆ wapeningsstaven en gelaste wapeningsnetten ze moeten worden gebogen.
◆ vloerplaten 6. Het gebruik van verschillende staalkwaliteiten
◆ wanden op eenzelfde wapeningsplan dient te worden
◆ balken/kolommen. vermeden. Indien dit toch noodzakelijk is, moet
men dit expliciet vermelden in de legende van
De wapeningstekeningen hebben tot doel duidelijk het plan.
te maken welke vorm de wapeningsconstructie be- 7. Hulpwapening wordt niet door het studiebureau
zit en welke positie ze inneemt t.o.v. de beton- getekend. De aannemer kan ze eventueel op de
elementen (de bekisting). Om deze doelstelling zo wapeningstekeningen toevoegen; meestal wordt
eenvoudig mogelijk te maken, worden de wape- ze echter, waar nodig, via een forfaitaire toe-
ningstekeningen steeds op schaal getekend. Toch slag op de totale wapeningshoeveelheid in re-
mag men in geen geval de lengte van wapenings- kening gebracht.
staven, de verankerings- of overlappingslengte van 8. Verder bevelen we het gebruik van de volgende
staven, de betondekking enz. afmeten op de symbolen aan :
wapeningstekeningen. Al deze waarden dienen ex- ◆ voor het aanduiden van een sparing :
pliciet op het plan te worden vermeld of afgeleid
uit de buigstaat.

De afmetingen van wapeningsstaven worden door- ◆ voor het aanduiden van een stortnaad :
gaans in mm aangegeven op de tekeningen. Indien
men hiervan afwijkt, moet dit uitdrukkelijk op de of
plans vermeld worden, tenzij elke vergissing uitge-
sloten is (bv. voor het vloerpeil). ◆ voor het aanduiden van een staaf die op plan
wordt afgebroken maar in werkelijkheid
doorloopt : .

27 TV 217 – september 2000


Tabel 10 Aanduiding van wapeningsstaven op de wapeningstekening [31].

BENAMING VOORSTELLING
WAPENINGSSTAVEN
Staalkwaliteit Ø BE220 Ø BE500

1. Wapening in
planzicht :
– doorlopende staaf III
– uiteinde van een III
gedeelte van de
wapening
2. Wapening in platen
Varianten :
en wanden :
– in de buitenste III
laag; het drie- Plaat : onderwapening,
1ste laag van onder gezien
hoekje wijst naar Wand : achterwapening, 1ste laag
het inwendige van van de achterkant gezien
de constructie
– in de tweede laag III Plaat : onderwapening,
2de laag van onder gezien
van buitenaf Wand : achterwapening, 2de laag
– in de derde laag III van de achterkant gezien
van buitenaf
Voorbeelden : Plaat : bovenwapening,
1ste laag van boven gezien
Wand : voorwapening, 1ste laag van
de voorkant gezien

Plaat : bovenwapening,
2de laag van boven gezien
bovenwapening onderwapening Wand : voorwapening, 2de laag van
bovenste laag onderste laag de voorkant gezien

– met variabele III VAR

lengte
Wapeningsstrook
strook waarover de
wapening verdeeld is

I
III

Afb. 9 Voorstelling van wapeningsstaven [31].

2 3

1 1

5
2 3
5 4 5 2 3 4
6 4 6 1
6

28 TV 217 – september 2000


Afb. 10 Markering van staven per onderdeel [31].

AAA
B 25 (balknummer) 5000 7000 5000
Lengte 14750 1 4 Ø 25 x 17000

AAA
AAA
300
140

2 2 x 99 bg 590
Ø 8-150 lg 2100

AAA

300
5000 7000 5000

AAA
3 3 Ø 12 x 17000
630

540
4 99 bg 290
490

Ø 8-150 lg 2220

330
5000 7000 5000
5 1 Ø 25 x 17000

5000 7000 5000


6 4 Ø 25 x 17000

500 100

600

9. Per onderdeel (balk, kolom, plaat enz.) worden de lengte, respectievelijk breedte van het net in
de staven gemerkt. Voor elke staaf geeft men die richting (zie afbeeldingen 11 en 12).
achtereenvolgens het staafmerk of staafnummer
(meestal een nummer, maar het kan ook een Afb. 11 Standaardnet.
letter zijn), het aantal, de diameter, de even-
tuele tussenafstand, de afmetingen, de vorm en
de eventuele snijlengte(n) (zie bv. afbeel-
ding 10). De onderstaande symbolen kunnen ter
verduidelijking gebruikt worden : bg voor beu-
gels, sp voor spelden, lg voor de snijlengte.

5.2.2 GELASTE WAPENINGSNETTEN

1. Standaardnetten (gelaste wapeningsnetten die


in een producerende fabriek worden gemaakt
en in beide richtingen stekeinden bezitten, klei-
ner dan of gelijk aan de halve maas) duidt men 2. Maatnetten (zie afbeelding 13) zijn gelaste
op de wapeningstekening met een rechthoek wapeningsnetten die geen standaardnetten zijn,
aan, waarvan de afmetingen overeenkomen met bijvoorbeeld :
de buitenafmetingen van het net. Hierin wordt – netten waarbij de staven in een bepaalde rich-
de diagonaal van links onder naar rechts boven ting niet allemaal even lang zijn
getrokken. Het nummer van het net plaatst men – netten waarbij de staafsoort verschilt in beide
in een cirkel in de diagonaal. Vanuit deze cirkel richtingen
worden de staven in beide wapeningsrichtingen – netten waarbij de staven op verschillende
met een lijn getekend. Op deze lijn wordt de tussenafstanden liggen
diameter aangegeven, gevolgd door een streepje – netten waarbij de stekeinden groter zijn dan
en de tussenafstand. Onder de lijn vermeldt men een halve maaswijdte (zogenaamde overlap-
netten).

29 TV 217 – september 2000


Afb. 12 Aanduiding van gelaste wapeningsnetten [31].
Bij wijze van voorbeeld worden hiernaast de voorstellingen
van onderstaand wapeningsnet op de wapeningstekeningen Gebruikt als onderwapening :
getoond.

ø 5- 250

1350
In een legende ergens op de wapeningstekening wordt de
ø 7- 150
conventionele aanduiding van het net nr.5 vermeld : gelast 5
3250
wapeningsnet DE 500 BS volgens NBN A 24-304 :
/150 x 250/ 7 x 5/3250 x 1550.
3250
125 12x250 = 3000 125
Gebruikt als bovenwapening :
75
8x150 = 1200
1350

ø 7- 150
5
3250

ø 5- 250

1350
75

Ze moeten minstens één maal per verschillend bv. de plaats waar drie of vier netten met elkaar
net volledig worden uitgetekend op een duide- in contact komen.
lijke tekening. Op het wapeningsplan duidt men
ze aan door na de tussenafstand de referentie 4. Ingeval het een wapeningsplan betreft van
van deze tekening aan te geven. De referentie funderingsplaten waarop ook funderingszolen
wordt tussen ronde haakjes geschreven om elke of -balken worden aangeduid (zie afbeel-
verwarring met standaardnetten te vermijden. ding 15), wordt de wapening van de funderings-
zolen op een afzonderlijk plan getekend.
Afb. 13
Maatnet.
5.3 VLOER- 1. Men stelt de wape-
PLATEN ning van vloerplaten
in planzicht voor,
eventueel met bijhorende dwarsdoorsnede(n).
De vloer- en balkondersteuningen moeten wor-
den aangegeven.

2. Het vloermerk (nummer of letter) wordt duide-


lijk aangegeven en de vloerdikte en het vloer-
peil worden omcirkeld, zoals aangeduid in af-
beelding 14. Bij een aantal naast elkaar gelegen
vloervelden met gelijke dikte en gelijk peil vol-
staat het aangeven van de dikte en het peil van
één veld. Het ruwbouwpeil wordt gedefinieerd
als de bovenzijde van de betonvloer, d.w.z. zon-
der dekvloer of enige afwerking (maar wel in-
clusief een eventuele druklaag op geprefa-
3. Bij de aanduiding van opeenvolgende gelaste briceerde vloerelementen).
wapeningsnetten zal men minstens één maal de
Afb. 14 Aanduiding van vloermerk en vloerpeil [31].
overlappingslengte aangeven. Voor een vlotte
uitvoering verdient het aanbeveling de plaat-
singsrichting (plaatsingsvolgorde) van de wape- vloermerk vloerdikte
ningsnetten aan te duiden. 15
5
De plaatsingsvolgorde bepaalt immers de posi- +2700
tie van de wapeningslaag. Hierbij dient aandacht
besteed te worden aan moeilijke zones zoals
ruwbouwpeil

30 TV 217 – september 2000


Afb. 15 Onderwapening (met gelaste wapeningsnetten) van een funderingsplaat (*) [31].

Ø 10-100
K1 K2

2800
Ø 12-100
Z1 Z2

1600
1

300
5400
A A

900
B B

500

6000=2800+4200-2x500
Ø 10-100
4200
Ø 12-100
5400

4400

4200
5400
Ø10-100 Ø 10-100
2 3 3 2
2500 2500

450 500 500 500 500


500

K3 K4

900
300
600
Z3 Z4

1600
1

600

ONDERWAPENING
6000=2500+2500+2500-3x500

1600 4400 1600

300 5400 300

750 4500 750

+200
300 300

400

DOORSNEDE A-A
(*) In deze wapeningstekening wordt gebruik gemaakt van zogenaamde “overlapnetten”. Aangezien dit geen
standaardnetten zijn, moet elk verschillend net minstens één maal in detail getekend worden op het plan (zie
afbeeldingen 16A, 16B en 16C, p. 32). De nummers van de netten geven tevens de plaatsingsvolgorde aan.

3. In de doorsneden van de vloerplaat moet men 4. In te storten wachtstaven voor de verankering


de wapening in de balken niet aanduiden; deze van bovenliggende constructies moeten in een
wordt getekend op een afzonderlijk plan (vol- doorsnede van de vloer worden getekend.
gens de voorschriften van § 5.5, p. 33).

31 TV 217 – september 2000


Afb. 16 Detail van de overlappingszones in de onderwapening (doorsnede B-B op afb. 15).

K1

1250
500
500
2500
2500
Net nr. 3 Net nr. 3
Net nr. 3
Net nr. 2 2500

5400 300 5400


Net nr. 1 Z1 Net nr. 1

DOORSNEDE B-B

A. DETAIL NET 1 (STANDAARDNET)

50
27 x 100
2800
50

50 53 x 100 50
5400

B. DETAIL NET 2 (MAATNET)


50

C. DETAIL NET 3 (MAATNET)


50
53 x 100
5400

41 x 100
4200
50

50

550 19 x 100 50 550 19 x 100 50


2500 2500

32 TV 217 – september 2000


5. Het verdient aanbeveling gelaste wapenings- 5.4 WANDEN Het aanzicht van de
netten te gebruiken voor het wapenen van vloe- wanden wordt eendui-
ren. Liefst maakt men daarbij gebruik van dig getekend op de wapeningsplans. Men mag dit
overlapnetten (zie afbeelding 15). Het is dan aanzicht eventueel beperken tot een horizontale
belangrijk dat de ontwerper aanduidt op welke doorsnede en een opstand. Men zal ernaar streven
plaats het eerste net gelegd wordt en in welke het zichtvlak zo te kiezen, dat het overeenkomt met
volgorde de volgende netten op elkaar gelegd de laatste aan te brengen bekistingswand.
worden. De plaatsingsvolgorde bepaalt immers
volledig op welke verticale positie de verschil- Wanneer men de wand wapent met (afzonderlijke)
lende wapeningslagen zullen terechtkomen. In- staven, dienen de richtlijnen voor vloerplaten te
dien standaardnetten worden gebruikt, moet men worden gevolgd (zie § 5.3, p. 30).
beide wapeningslagen op elkaar leggen over de
ganse overlappingslengte en is het totaal aantal Wanneer de wanden worden gewapend met gelaste
wapeningslagen, zeker op plaatsen waar drie wapeningsnetten, tekent men de wapeningen langs
netten of vier netten met elkaar in contact ko- de achter- en de voorzijde van de wand elk op een
men, veel groter. Zeker bij dunne elementen afzonderlijk plan, gezien vanuit dezelfde richting.
zoals vloerplaten is het van zeer groot belang De netten worden getekend zoals bij vloerplaten
dat de staven zich in de juiste wapeningslaag (zie § 5.3, p. 30).
bevinden en dat het aantal lagen beperkt blijft.

6. Bij wapeningen met afzonderlijke staven (i.p.v. 5.5 BALKEN/ Van een balk of ko-
gelaste wapeningsnetten) moet men de staven KOLOMMEN lom tekent men min-
neerslaan zoals aangeduid op het plan van af- stens de dwarsdoor-
beelding 17. De tekening wordt van boven naar snede. Men duidt de breedte en de hoogte aan in
beneden gelezen, waarbij eerst de rechte staven mm. Indien de balk deel uitmaakt van de vloer, is
van de bovenwapening aan bod komen, ver- de vloerdikte begrepen in de balkhoogte.
volgens de eventuele gebogen staven van de
boven- en onderwapening en tenslotte de rechte Bij een balk of kolom waarvan de doorsnede niet
staven van de onderwapening. De wapening over de gehele lengte gelijk is (wijziging van de
loodrecht hierop wordt gelezen van links naar afmetingen of van de wapening, niet-uniforme
rechts, waarbij dezelfde regels van toepassing beugelafstand, …), tekent men het aanzicht en ver-
zijn. schillende dwarsdoorsneden. Deze doorsneden
worden getekend op elke plaats waar dit nodig is
7. Van een aantal gelijke staven met dezelfde voor de duidelijkheid van het plan.
h.o.h.-afstand in een wapeningsstrook (gebied
waarover de wapening wordt verdeeld) hoeft Zowel in het aanzicht als in de doorsneden worden
slechts één staaf te worden getekend met de alle wapeningsstaven gemerkt met het staafnummer
vermelding van het aantal staven, de h.o.h.-af- (nummer of letter).
stand en de afmetingen van de zone waarover
men deze staven moet verdelen. Staafeinden zonder haken moeten, indien nodig,
door het tekenen van een klein streepje onder 45°
8. Komen in een vloer wapeningsstroken voor worden aangeduid (zie § 5.2.1, p. 27).
waarvan de strookbreedten gelijk zijn en waar-
van de wapening dezelfde staafvorm, diameter Voor elke wapeningsstaaf geeft men het staaf-
en h.o.h.-afstand heeft, dan is het voldoende nummer, het aantal staven, de diameter, de afme-
één strook van de wapening uit te tekenen. De tingen, de vorm en eventueel de tussenafstand en
overige stroken worden met dezelfde aandui- de snijlengte aan. Beugels moeten alleen in de door-
ding (cijfer of letter) gemerkt. sneden worden getekend. Indien dit bijdraagt tot de
duidelijkheid van de plans, mogen ze ook in de
9. Wanneer in een plaat gelaste wapeningsnetten aanzichten getekend worden. In de doorsnede mag
worden toegepast, tekent men een afzonderlijk men beugels vereenvoudigen tot rechthoeken.
plan voor de onder- en de bovenwapening. Op
elk plan duidt men aan om welke wapening het
gaat (onder- of bovenwapening).

33 TV 217 – september 2000


1 2 3 4
150 3600 3600 3600

300 3300 300 3300 300 3300 300

150
300
300

300
300 x 350 B1
D

K1 K2 f) 8 Ø 8-250
K3 K4
2400

175
f

f
f

130
a b b b
+3170
e

e
e

d
e
lg 2300
h h h h

h) 14 Ø 8-250

3300
d) 35 Ø 10-200 e) 35 Ø 10-200
lg 1250 b) 10 Ø 8-400 1950
2500

a) 10 Ø 8-400
3600

300
b
b
b

34
a

a
a
K5

4400
a

6850
6850

7200
g) 4 Ø 8-250
80 80

7200

B2
B3
B4
B5

c) 14 Ø 8-250
g g g g g g g

c c c c

f
f
f

3600
f

300 x 550

175
300 x 550
300 x 550
18300

400

i) 14 Ø 8-250
i i i i

TV 217 – september 2000


K6 K7 K8 K9
C

400
400

400 x 700
B6

Afb. 17 Wapening van vloerplaten met afzonderlijke staven [31].


Afb. 18 Wapeningstekening van balken of kolommen [31].

K11 A K12
300 4600 300

B03

200
200

B03 300 a 3 Ø 16 4600


300 4600
b 2 Ø 12
b
b b c 29 bg Ø8 450
lg 1300
d d
e 150

500
e e 950
c d 4 Ø 12
d d 450
a lg 1950
a a 550
c 7 bg Ø 8-100 c 4 bg Ø 8-200 c 4 bg Ø 8-300 c 5 bg Ø 8-200 c 9 bg Ø 8-100
200 4600
e 2 Ø 10
50 700 800 1200 1000 900 50
DOORSNEDE A-A'

K01 A' K02


a a
b b
3550 a 4
3550
Ø 16
200

a 4 Ø 16

200
a a
150 b bg Ø 8-100 150
300
b bg Ø 8-100 300
250 lg = 900 250 lg = 900

Afb. 19 Wapeningstekening van balken of kolommen (met tekening van beugels) [31].

K11 A K12
300 4600 300

B03
200
200

B03 300 a 3 Ø 16 4600


300 4600
b 2 Ø 12
b
b c 29 bg Ø8
b 450
lg 1300
d d 150
e
500

e e 950
c c c c d 4 Ø 12
d d 450
a lg 1950
a a
550
c 7 bg Ø 8-100 c 4 bg Ø 8-200 c 4 bg Ø 8-300 c 5 bg Ø 8-200 c 9 bg Ø 8-100
200 4600
e 2 Ø 10
50 700 800 1200 1000 900 50
DOORSNEDE A-A'

K01 A' K02


a a
b b
3550 3550
a 4 Ø 16
200

a a 4 Ø 16
200

a
150 b bg Ø 8-100 150
300
b bg Ø 8-100 300
250 lg = 900 250 lg = 900

35 TV 217 – september 2000


Bij de aanduiding van de beugels in het aanzicht voor de productie en bovendien staan niet alle voor
wordt steeds de eerste beugel getekend, gevolgd de productie vereiste maten (zoals deelmaten en
door het eerste veld met gelijke beugels op gelijke hulpmaten) van de wapeningselementen op de te-
afstanden. Hierbij geeft men het staafnummer (num- kening. Daarom maakt men per wapeningstekening
mer of letter), het aantal, de diameter en de onder- een buigstaat op, die alle gegevens bevat die nodig
linge afstand van de beugels op. Vervolgens wordt zijn voor het produceren van de wapening.
voor elk volgend veld met gelijke beugels en ge-
lijke onderlinge afstanden eerst de afstand tot het De buigstaat wordt onderverdeeld in drie gedeel-
vorige veld gegeven, gevolgd door de aanduiding ten :
van dit veld zelf (zie afbeelding 18 en afbeel- ◆ deel 1 bevat de gegevens voor het knippen van
ding 19), of omgekeerd voor het volgende veld. de wapening
◆ deel 2 bevat de gegevens voor het buigen van
Van alle staven wordt de vorm minstens één keer de wapening
aangeduid op de tekeningen. ◆ deel 3 bevat de totale lengte in m per diameter
en per staafnummer.

5.6 BUIGSTAAT De wapeningstekening dient Afhankelijk van de situatie kan men bepaalde tabel-
hoofdzakelijk als aanduiding kolommen weglaten of toevoegen. De volgorde van
van de positie en de vorm van de wapening in de de kolommen dient echter steeds gerespecteerd te
constructie. Om de wapening te produceren, moe- worden. Tabel 12 bevat een type buigstaat die ge-
ten verscheidene planzichten, aanzichten en door- baseerd is op internationale afspraken en waarvan
sneden gecombineerd worden. Dit is niet praktisch het gebruik tot meer rationalisatie van het wape-
ningsproces kan leiden.

Tabel 11 Betekenis van de eerste twee cijfers van de wapeningscode.

EERSTE CIJFER = HOOFDGROEP TWEEDE CIJFER (*)

0 Rechte staaf 0 Geen buigbehandeling tussen de uiteinden

1 Staaf met 1 ombuiging 1 Ombuiging(en) van 90° met normale buigdoorn;


alle ombuigingen in dezelfde richting

2 Staaf met 2 ombuigingen 2 Ombuiging(en) van 90° met speciale buigdoorn;


alle ombuigingen in dezelfde richting

3 Staaf met 3 ombuigingen 3 Ombuiging(en) van 180° met speciale buigdoorn;


alle ombuigingen in dezelfde richting

4 Staaf met 4 ombuigingen 4 Ombuiging(en) van 90° met normale buigdoorn;


niet alle ombuigingen in dezelfde richting

5 Staaf met 5 ombuigingen 5 Ombuiging(en) kleiner dan 90° met normale buigdoorn;
alle ombuigingen in dezelfde richting

6 Bogen en cirkels 6 Ombuiging(en) kleiner dan 90° met normale buigdoorn;


niet alle ombuigingen in dezelfde richting

7 Spiralen 7 Bogen, cirkels en spiralen

9 Speciale staafvorm 9 Speciale staafvorm

(*) Onder “ombuigingen met normale buigdoorn” worden die ombuigingen begrepen die uitgevoerd worden met de gebruikelijke
buigdoorns (tabellen 16 en 17, p. 47).
Onder “ombuigingen met speciale buigdoorn” worden die ombuigingen begrepen die uitgevoerd worden met uitzonderlijk grote
buigdoorns. In dit geval moet de ombuiging op schaal worden getekend.
Onder “ombuigingen in dezelfde richting” wordt verstaan dat de ombuigingen bij het doorlopen van de staaf van het ene uiteinde
naar het andere steeds in dezelfde richting gebeuren.

36 TV 217 – september 2000


Tabel 12 Type buigstaat.

Deel 1 : knippen Deel 2 : buigen Deel 3 : globale informatie

STAAFVORM Totale lengte in m per


diameter en per staafnummer
DEELMATEN HULPMATEN

Wape- Buitenwerkse Vorm /


Spiraal
nings- maten (mm) Opmer-
R
code A B C D E F (mm) kingen φ φ φ φ φ φ
Aant. Spoed
U H1 H2

Constructiedeel
Staafnummer (letter of
cijfer)
Diameter (mm)
Lengte per staaf (mm)
Aantal constructiedelen
Aantal staven per
constructiedeel
Totaal aantal staven
wind. (mm)

37
TV 217 – september 2000
Opdrachtgever Verantwoordelijke Staalkwaliteit Totale lengte
in m
Aannemer Datum Referentienr. tekening
Totale massa
Studiebureau Identificatienummer Blz. ….. van …… in kg

Bouwplaats Totale massa buigstaat


5.6.1 WAPENINGSCODES ning aangeven (zodat die niet expliciet hoeft gete-
kend te worden) :
De wapeningscode in de buigstaat geeft de vorm ◆ 0 = rechte verankering
van de wapening aan. Hij bestaat uit 2 delen van ◆ 1 = rechte haak van 90°, α = 90° (wordt in NBN
elk 2 cijfers (in totaal 4 cijfers). Tussen het 1e en 2e B 15-002 ook bocht genoemd)
deel wordt een punt geplaatst. Het gebruik van de ◆ 2 = haak van 180° (α = 180°) (wordt in NBN
wapeningscode zorgt ervoor dat de vorm van de B 15-002 ook haak genoemd)
wapening niet meer expliciet op de wapenings- ◆ 3 = schuine haak (tussen 90° en 180°); kan vol-
tekeningen en in de buigstaten moet hernomen gens NBN B 15-002 zowel een bocht (90° ≤ α
worden (tenzij voor zeer specifieke vormen). < 150°) als een haak (150° ≤ α < 180°) zijn.

Het eerste deel bestaat uit 2 cijfers (zie ook ta- De voorwaarden waaraan de verankeringswijzen
bel 11, p. 36) : moeten voldoen, worden in § 8.5.2 (p. 61) verder
◆ het eerste cijfer geeft de hoofdgroep. Deze be- besproken. De meest voorkomende combinaties
paalt het aantal ombuigingen tussen de uitein- voor de staafeinden in de praktijk zijn :
den (zonder de verankering aan de uiteinden ◆ 00 : rechte verankering aan beide uiteinden
mee te rekenen) ◆ 11 : bocht van 90° aan beide uiteinden
◆ het tweede cijfer geeft de aard van de ombui- ◆ 22 : haak van 180° aan beide uiteinden
gingen tussen de uiteinden (zonder de veran- ◆ 33 : schuine haak aan beide uiteinden
kering aan de uiteinden mee te rekenen). ◆ 10 of 01 : rechte verankering aan één uiteinde,
rechte haak of bocht van 90° aan het
Men gebruikt het cijfer 99 voor speciale staaf- andere uiteinde
vormen die niet door de gebruikelijke staafcodes ◆ 20 of 02 : rechte verankering aan één uiteinde,
kunnen worden beschreven. Indien een dergelijke haak van 180° aan het andere uiteinde
staaf gebruikt wordt, moet ze op de wapenings- ◆ 30 of 03 : rechte verankering aan één uiteinde,
tekening en in de kolom “Vorm/Opmerkingen” van schuine haak aan het andere uiteinde.
de buigstaat worden getekend.
Enkele voorbeelden kunnen een en ander verduide-
Het tweede deel bestaat uit twee cijfers, die de vorm lijken.
van de verankering aan elk uiteinde van de wape-

Voorbeeld 1 Rechte staaf met aan beide uiteinden een schuine haak van 150°. Wapeningscode : 00.33.

zie detail A zie detail A


Verklaring :
– 0 : rechte staaf tussen de uiteinden (zonder de verankeringen)
– 0 : geen buigbehandeling tussen de uiteinden (zonder de verankeringen)
– 33 : bocht of schuine haak aan beide uiteinden
– A : lengte van de staaf die moet worden vermeld in de buigstaat (de lengte van de verankeringen wordt niet
expliciet vermeld in de buigstaat; uiteraard moet deze lengte voldoen aan de voorschriften van § 8.5.2
(p. 61) waarbij het rechte deel na de bocht minstens gelijk moet zijn aan 5 φ; dit wordt door de
wapeningscentrales gegarandeerd).

Voorbeeld 2 U-vormige staaf met aan beide uiteinden rechte verankeringen. Wapeningscode : 21.00.

zie detail zie detail


A C A,C

B
Verklaring :
– 2 : staaf met 2 ombuigingen tussen de uiteinden
– 1 : alle ombuigingen zijn 90° en in dezelfde richting, ze hebben een normale buigdoorn (daarom moet de
buigstraal niet expliciet getekend worden)
–- 00 : rechte verankering aan beide uiteinden (geen haak of bocht, …)
–- A, B, C : lengtes van de deelmaten van de staaf die moeten worden vermeld in de buigstaat.

38 TV 217 – september 2000


Voorbeeld 3 Gesloten beugel met aan beide uiteinden een bocht van 90°. Wapeningscode : 31.11.

zie detail A
A

B D D
5

Verklaring :
– 3 : staaf met 3 ombuigingen
– 1 : alle ombuigingen zijn 90° en in dezelfde richting, ze hebben een normale buigdoorn (daarom moet de
buigstraal niet expliciet getekend worden)
– 11 : rechte haak of bocht van 90° aan beide uiteinden
– A, B, C, D : lengtes van de deelmaten die men moet vermelden in de buigstaat (de lengtes van de bochten
aan de uiteinden moeten voldoen aan de voorschriften van § 8.5.2, p. 61)

5.6.2 AANDUIDING VAN DEELMATEN Zoals reeds vermeld mogen noch de deelmaten noch
EN HULPMATEN — BEPALING de hulpmaten van staven en beugels worden afge-
VAN DE LENGTE VAN DE meten op de wapeningsplans. Zoals aangegeven in
STAAFDELEN afbeelding 22A is het quasi onmogelijk het uiteinde
van een betonelement precies op schaal te tekenen.
De deelmaten van een staaf zijn de lengtematen Een betondekking (c) van 35 mm op schaal 1/50
van de staafdelen begrensd door een ombuiging, bedraagt amper 0,7 mm. In de praktijk wordt de
een haak of een staafeinde. Deelmaten worden detaillering van de wapening aan het balkuiteinde
steeds als theoretische buitenafmetingen aangege- steeds min of meer onafhankelijk van de schaal van
ven (bv. deelmaten A, B en C in afbeeldingen 20 de tekening aangegeven. Van de tekening opmeten
en 21). is dan ook niet juist. Bij het opmaken van de buig-
staat moet men de deelmaat l uit afbeelding 22A
De hulpmaten van een staaf zijn lengtematen die berekenen uit :
enkel nodig zijn voor de bewerking van de staaf. l = L – 2c – 2 hrsp
Ze zijn slechts belangrijk in geval van opgesloten of in het geval van afbeelding 22B :
wapeningsstaven; dit zijn staven die de volledige l = L – 2c – 2 hrsp,1 – 2 hrsp,2
‘buitenwerkse’ afmeting van het element, minus de
betondekking langs beide zijden, hebben. In alle Om de buigoperaties van plooibanken en beugel-
andere gevallen vallen ze samen met de deelmaten. automaten (§ 6.4, p. 45) praktisch te kunnen reali-
Ook hulpmaten worden steeds als theoretische seren, dienen stukken wapening tussen twee om-
buitenafmetingen aangegeven (bv. hulpmaten U en buigingen of aan het uiteinde van een ombuiging te
H in afbeelding 21). voldoen aan bepaalde minimumafmetingen. Afbeel-
ding 23 toont enkele voorbeelden. Aangezien deze
De theoretische lengte van de staaf wordt bepaald minimumafmetingen kunnen verschillen van wape-
als de som van de relevante deelmaten (afbeeldin- ningscentrale tot wapeningscentrale, is het raad-
gen 20 en afbeelding 21). zaam contact op te nemen met de centrale vooral-
eer de buigstaat op te maken.

Afb. 20 Deelmaten A en B voor een staaf met code Afb. 21 Deelmaten A, B en C en hulpmaten U en H voor een staaf
11.00; theoretische staaflengte = A+B. met code 26.00; theoretische staaflengte = A+B+C.
C

Randen van het betonelement


H B
B

A
U
A

39 TV 217 – september 2000


Afb. 22 A B
Detail van de
wapenings-
tekening.

c l c l
L L
φhrsp φhrsp,1 φhrsp,2

5.6.3 AANDUIDINGEN IN HET


TITELBLOK VAN DE BUIGSTAAT
Afb. 23 Voorbeelden van minimum deelmaten
afhankelijk van de diameter van de staaf
In het titelblok van de buigstaat komen de volgende ( ) en de buigdoorn (M) (voor één
vermeldingen voor : specifieke wapeningscentrale).
◆ de opdrachtgever
◆ de aannemer φ 60 mm

min. 90 mm
◆ het studiebureau
◆ de bouwplaats
◆ de (verschillende) verantwoordelijke(n) voor het 10
opstellen van de buigstaat 12
◆ de datum
◆ het identificatienummer, dat het mogelijk
min. 90 mm
maakt :
– verschillende buigstaten van elkaar te on-
min. 120 mm

derscheiden
– een nieuwe versie van dezelfde buigstaat te φ 60 mm
onderscheiden van een oudere versie
◆ de staalsoort en de staalkwaliteit 10
◆ het referentienummer van de tekening 12
◆ de vermelding van het nummer van de blad-
zijde.

5.7VOORKEUR- Met het oog op de rationalisa-


STAAFVORMEN tie van de wapening (zie ook
hoofdstuk 10) wordt het aantal
te gebruiken staafvormen beperkt om de pro-
ductietijd te verkorten (minder omstellingen) en om mm
min. 250 mm

0
het computergestuurd verwerken van de gegevens
φ 20
toe te laten.

In de praktijk kan dit door enkel de staafvormen


van tabel 13 (p. 41) en tabel 14 (p. 42) te gebrui-
ken. De wapeningscodes, de deelmaten en de hulp-
maten, die voor deze zogenaamde voorkeurstaaf- 20
vormen moeten worden aangegeven in de buigstaat,
zijn eveneens opgenomen in deze tabellen.

40 TV 217 – september 2000


Tabel 13 Voorkeurstaafvormen en hun deelmaten [31].

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
A
0
R C
B A
1 B B
A A A B
C
A A C B
A C
2 B C
B B A
C
A
3 B D B
C A

A A E
E A
E
B B

41
D D B
4 D
C C C

A E
5 D B F
C

6
R
A

TV 217 – september 2000


7 B

C = aantal

9
Tabel 14 Voorkeurstaafvormen en hun hulpmaten [31].

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9

U
0

H H H H
1 U U U U

H1 H2
H H H
2 U U U
U

H1 H2
H
3 U
U

H1 H2 H1 H2
H

42
4 U U U

H1
H2
5 U

6 R

spoed

TV 217 – september 2000


7

9
6 BEWERKING VAN
BETONSTAAL

6.1 ALGEMEEN De productie van staal begint ningsstaal zoveel mogelijk in de knip- en buig-
bij het ontginnen van ijzererts. centrales. Meestal wordt het geknipte en gebogen
In hoogovens wordt het ijzererts gereduceerd tot staal vanuit de knip- en buigcentrales naar de bouw-
ruwijzer (koolstofgehalte ≥ 1,9 %). Uit het ruw- plaats getransporteerd om het ter plaatse te vlech-
ijzer vervaardigt men vervolgens staal door reduc- ten. Indien mogelijk wordt een gedeelte van het
tie van het koolstofgehalte tot een waarde kleiner vlechtwerk in de vlechtcentrale geprefabriceerd en
dan 1,9 %, zodat het mogelijk wordt het staal te van daaruit naar de bouwplaats gebracht.
walsen. Men giet het staal in grote blokken, die
daarna gewalst worden tot vierkante knuppels met
een doorsnede van 80 x 80 mm2 tot 130 x 130 mm2 6.2 RECHTEN Het betonstaal dat op
en met een lengte van 12 m. Een andere mogelijk- rollen geleverd wordt,
heid bestaat erin het vloeibare staal rechtstreeks in is niet onmiddellijk geschikt voor verdere verwer-
knuppels te gieten (zgn. continu-gieten). king als wapening in betonconstructies. Het moet
eerst worden gerecht. Hiertoe gebruikt men recht-
Deze knuppels worden daarna gewalst tot staven machines. In deze machines worden de draden door
(φ 8 - 40 mm) of draden (φ 8 - 16 mm) die warm twee onderling loodrechte systemen van rollen ge-
worden opgerold en vervolgens eventueel koud- duwd (zie afbeelding 25). Bij een ander type recht-
getrokken (φ 5 - 16 mm). Men produceert de staven machines worden de draden door ronddraaiende
in handelslengten van 12 of 14 m. De draden wor- rotoren (richtvleugels) gerecht.
den op een haspel opgerold met een grote lengte
(zie afbeelding 24). De staalproducent levert de Om het gerechte staal te knippen, kan de recht-
draden of staven aan de staalverdeler die het staal machine gekoppeld zijn aan een knipbewerking.
doorverkoopt voor de verdere bewerking tot wa- Men stuurt het staal hierbij voorbij een knipmes.
peningselementen voor betonconstructies. Onder De lengte van de draad wordt correct afgesteld door
het bewerken van het betonstaal verstaan we hier : het staal tegen een aanslag te laten komen, die op
◆ het rechten en knippen van draden de juiste kniplengte ingesteld is, of door de lengte
◆ het op maat knippen van staven rechtstreeks te meten met behulp van het aantal
◆ het buigen van draden en staven omwentelingen op één van de toevoerrollen. Na
◆ het vlechten van wapeningselementen (wa- het knippen wordt het staal afgeworpen in een
peningsnetten en wapeningskorven). opvangbak, waarna men het verder kan verwerken.

Vroeger gebeurde het knippen en buigen van de


handelslengten meestal op de bouwplaats. Tegen-
woordig gebeurt het voorbereiden van het wape- MOOI OPGEROLD

GEWOON OPGEROLD
Afb. 24
Haspels.

43 TV 217 – september 2000


Afb. 25 RECHTKOPPEN IN ÉÉN RICHTING
Rechtmachine.

RECHTKOPPEN IN DE LOODRECHTE RICHTING

Tegenwoordig bestaat er een grote verscheidenheid


aan computergestuurde machines die één of meer-
dere bewerkingen (rechten, knippen en buigen) sa-
men kunnen uitvoeren.

6.3 KNIPPEN

6.3.1 KNIPMACHINES EN Het knippen (en ook het buigen) bij het plaatsen
KNIPTOESTELLEN van de wapening op de bouwplaats wordt zoveel
mogelijk vermeden en beperkt zich daarom meestal
Het op de juiste lengte knippen van betonstaal ge- tot :
beurt, voor kleine diameters die op rollen geleverd ◆ kleine bouwplaatsen
worden, in de wapeningscentrale door middel van ◆ het op maat knippen van bijkomende wapening
de rechtmachines die ook een knipbewerking kun- ◆ het inkorten van overlengtes
nen uitvoeren. ◆ het aanpassen van foutief uitgevoerde of (laat-
tijdig) gewijzigde wapeningen
Voor staven gebruikt men een knipstraat. Er wordt ◆ het knippen van sparingen in netten.
een onderscheid gemaakt tussen :
◆ machines met een vast opgesteld knipmes (sta- Voor het knippen op de bouwplaats zijn verschei-
tionair systeem) dene toestellen beschikbaar :
◆ machines met een beweegbaar opgesteld knip- ◆ handscharen (afbeelding 26) : voor kleine dia-
mes (niet-stationair systeem). meters
◆ elektrisch aangedreven handknipmachines
In het stationaire systeem worden de staven door ◆ mobiele elektrische knipmachines (op wielen).
middel van transportbanden naar de knipmachine
gebracht. Dit systeem wordt het meest toegepast Voor het knippen van wapeningsnetten gebruikt
voor grote series met dezelfde diameter. In het men handscharen met omgebogen kop (afbeel-
tweede geval is de knipmachine op rails opgesteld ding 27).
die het mogelijk maken de machine te verplaatsen
langsheen de voorraad staven tot bij de voorraad Afb. 26 Handschaar.
met de gewenste diameter. Dit systeem is het best
geschikt voor het knippen van kleine series met
verschillende diameters. Na het knippen worden de
staven afgeworpen in de opvangbak, waarna men
ze verder kan verwerken.

44 TV 217 – september 2000


Afb. 27 Handschaar met omgebogen kop. 6.4 BUIGEN
6.4.1 BUIGMACHINES

In de wapeningscentrale buigt men staven en dra-


den door middel van automatische buigmachines.

Wapeningsstaven (φ 8 - φ 40) worden geplooid op


6.3.2 KNIPVERLIES een plooibank (zie afbeeldingen 29 en 30). In de
plooibank wordt het staal via vergrendelingsrollen
Het knipverlies is het gedeelte van de staaf dat na naar de buigdoorn geleid. De buigdoorn is opge-
het knippen niet meer kan gebruikt worden voor steld op een draaibare buigplaat. Een tegendoorn,
het maken van nieuwe wapeningselementen. die eveneens bevestigd is op de buigplaat, buigt de
staaf rond de buigdoorn tot de gewenste buighoek
Het knipverlies wordt in de knipcentrale gemid- bereikt is. De buigdoorn en de vergrendelingsrollen
deld begroot op 1,5 tot 2 %. Om hiermee rekening zijn voldoende hoog, zodat men meerdere staven
te houden, verhoogt men de prijs van de levering tegelijk kan buigen. Afslagpennen zorgen ervoor
met een overeenkomstig bedrag. dat de buiging in een bepaalde richting wordt ver-
hinderd. Verder gebruikt men bij het buigen hulp-
Met het oog op het reduceren van de kosten is het stukken voor het buigen van speciale vormen zoals
daarom belangrijk het knipverlies zoveel mogelijk bijvoorbeeld bogen en spiralen.
te beperken. Mogelijkheden hiertoe zijn :
◆ gebruik maken van handelslengten of deelmaten Voor het buigen van draden tot beugels, spelden en
van handelslengten bij het ontwerpen van een andere moeilijke vormen (φ < 16 mm) gebruikt
constructie. Daarom wordt aangeraden de men beugelautomaten (afbeelding 31). De draden
voorkeurstaaflengtes uit tabel 15 bij het ont- worden rechtstreeks van de rol in de beugelautomaat
werp aan te houden gebracht en daarin gerecht, volledig in de juiste
◆ moeilijke vormen zoals beugels vervaardigen vorm gebogen en pas in laatste instantie geknipt,
uit draden op rollen die door een beugelautomaat waardoor er geen knipverlies is.
(zie § 6.4.1) gebogen worden vooraleer te wor-
den geknipt De meeste moderne buigmachines zijn computer-
◆ gebruik maken van voorkeurdiameters (zie gestuurd. De op lengte geknipte staven of draden
§ 10.2, p. 87). Hierdoor vermindert het aantal worden in de machine binnengeleid en met de in-
gebruikte staafdiameters zodat meer knipover- gestelde buigdoorn en buighoek door de machine
schotten opnieuw gebruikt kunnen worden. gebogen.

Voor het buigen van wapeningsnetten zijn speciale


buigmachines beschikbaar. De buigdoorn kan aan-
Tabel 15 grijpen op de langsstaven of op de dwarsstaven.
AANTAL DELEN HANDELSLENGTE
Voorkeur- Het buigen van wapeningsnetten wordt echter min-
staaflengtes. 12 m 14 m der frequent toegepast.

1 12,00 14,00 Betonstaal kan ook op de bouwplaats worden ge-


bogen, mits de geschikte apparatuur aanwezig is.
2 6,00 7,00 Meestal gebruikt men hiervoor kleine mechanische
3 4,00 4,67
plooibanken.

4 3,00 3,50
Afb. 28
2,40 Algemeen zicht
5 2,80
op een wape-
6 2,00 2,33 ningscentrale.

7 1,71 2,00

8 1,50 1,75

9 1,33 1,55

10 1,20 1,40

45 TV 217 – september 2000


Afb. 29 Afb. 30
Buigen op Buigen op
een plooi- een plooi-
bank. bank (detail).

Afb. 31 Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen ge-


Beugel- kromde staven enerzijds, waarvoor de waarden
automaat. betrekking hebben op de ombuigingen tussen de
uiteinden (§ 5.6.1), en haken, bochten en lussen
anderzijds (die gebruikt worden voor de verankering
aan de uiteinden van de staaf). Voor beugels en
spelden gelden dezelfde minimale buigdoorns als
voor de haken, bochten en lussen.

In de bestekken wordt voor de toe te passen buig-


doorns verwezen naar de norm (d.i. tabel 16). Als
de buigdoorns afwijken van de waarden uit tabel 16,
moet men dit op het plan vermelden.

6.4.2 TOELAATBARE KROMMINGEN Voor wapeningsnetten en meer algemeen voor alle


BIJ HET BUIGEN VAN gelaste en daarna gekromde wapeningen schrijft de
BETONSTAAL norm NBN B 15-002 een minimale buigdoorn-
diameter van 20 φ voor (deze grote buigdoorn-
In tabel 5.1 van de norm NBN B 15-002 worden diameter is nodig om de lassen niet te zwaar te
minimale diameters voor de buigdoorns opgelegd belasten), tenzij het centrum van de eerste dwars-
om buigingsscheuren in het staal, alsook elke splij- staaf zich op een afstand “d” groter dan 4 φ van de
ting of verbrijzeling van het beton door de span- krommingszone (gedefinieerd vanuit het krom-
ningsconcentraties ter plaatse van de buiging te mingsmiddelpunt) bevindt (afbeelding 32). In dat
voorkomen (tabel 16). geval volstaan de minimale waarden die geldig zijn
voor afzonderlijke staven en draden uit tabel 16.

In de praktijk werkt men in de buigcentrale met vaste buigdoorns die afhankelijk zijn
van het type buigmachine (plooibank of beugelautomaat). Uit een enquête bij de
wapeningscentrales werden de meest gebruikelijke combinaties ‘diameter van de
buigdoorn – diameter van de wapening’ afgeleid en weergegeven in tabel 17. Uit deze
tabel kunnen de volgende conclusies worden getrokken :
◆ bij beugelautomaten voldoen de gebruikte buigdoorns aan de voorschriften uit de
norm voor haken, bochten en lussen, behalve dan voor de kleine diameters φ 6 en
φ8
◆ bij plooibanken kunnen de in de praktijk gebruikte buigdoorns voor staven en
draden soms aan de kleine kant zijn in vergelijking met de voorschriften uit de
norm.

Voor zover bekend, levert het gebruik van de opgegeven buigdoorns echter geen
noemenswaardige problemen op in de praktijk.

46 TV 217 – september 2000


Tabel 16 Minimale afmetingen van de buigdoorndiameter in mm.

Opgebogen staven of andere gekromde staven


Haken,
bochten, Waarden van de minimale betondekking, lood-
lussen, recht op het krommingsvlak
beugels,
spelden > 100 mm en > 50 mm en ≤ 50 mm en/
>7φ >3φ of ≤ 3 φ

4 φ als φ < 20 mm
10 φ 15 φ 20 φ (*)
7 φ als φ ≥ 20 mm

(*) Te respecteren indien geen andere aanduiding op plan (PTV 306 [17]).

Tabel 17 Meest gebruikelijke combinaties van buigdoorn- en wapeningsdiameters.

DIAMETER VAN DIAMETER VAN DE BUIGDOORN (mm)


DE WAPENING
(mm)
12 20 30 32 40 50 60 80 97 100 120 150 160 180 200 240 280 390 450 490 600

6 X X

8 X X X Y Y

10 X Y Y

12 X X Y Y

14 (geen voorkeur- X X Y Y
diameter)

16 Y Y Y

20 Y Y

25 Y Y

28 (geen voorkeur- Y
diameter)

32 Y Y

40 Y Y

X : gebruikelijke combinatie ‘diameter van de buigdoorn – diameter van de wapening’ bij beugelautomaten.
Y : gebruikelijke combinatie ‘diameter van de buigdoorn – diameter van de wapening’ bij plooibanken.
Grijs getint gebied : combinaties overeenkomstig de norm voor haken, bochten en lussen.
Donkergroen getint gebied : combinaties waarvoor geldt : diameter buigdoorn ≥ 10 φ (d.w.z. overeenkomstig de norm bij ruime betondekking loodrecht op het
krommingsvlak; er wordt klaarblijkelijk geen rekening gehouden met mogelijk kleinere betondekking ⊥ op het krommingsvlak).

Afb. 32 Diameter
van de buigdoorn
bij geplooide
wapeningsnetten.
krommings-
D D middelpunt D D

d d
De eerste dwarsstaaf bevindt zich binnen de De eerste dwarsstaaf bevindt zich buiten de invloedszone
invloedszone van de buiging : D ≥ 20 φ. van de buiging (d ≥ 4 φ) : D volgens rechterhelft tabel 16.

47 TV 217 – september 2000


6.4.3 INVLOED VAN HET BUIGEN OP voering van de wapening treedt dan een probleem
DE STAAFLENGTE op. Vaak opteert men vervolgens voor de werke-
lijke detaillering zoals in afbeelding 34A waarbij
Door het buigen van de staven is de werkelijke de bochtverkorting wel degelijk aanwezig is. De
staaflengte kleiner dan de theoretische staaflengte hefboomarm van de buitenste wapeningen is dan
die vermeld wordt in de buigstaat : men spreekt een stuk kleiner dan aangenomen in de berekening.
van bochtverkorting. De theoretische staaflengte Erger is het wanneer de hoofdwapening toch zo
wordt immers bepaald als de som van de relevante laag mogelijk wordt geplaatst, waardoor de mini-
deelmaten; deze worden bepaald als buitenmaten male afstand tussen de wapeningsstaven niet meer
(zie § 5.6.2, p. 39). In de buigstaat houdt men bij de kan gerespecteerd worden (*). Wanneer het vlecht-
bepaling van de staaflengte dus geen rekening met werk op de bouwplaats gebeurt, zou men kunnen
de bochtverkorting. opteren om de beugels breder te maken, wat uit het
oogpunt van de duurzaamheid echter volledig af te
De bepaling van de kostprijs van de wapening ge- keuren valt.
beurt op basis van de theoretische staaflengtes uit
de buigstaat, d.w.z. zonder rekening te houden met
Afb. 33 Ontwerp zonder rekening te houden met
de bochtverkorting. Indien de bochtverkorting in bochtverkorting.
uitzonderlijke gevallen wel in rekening gebracht
wordt, moet men dit vermelden in de contractuele
documenten.

6.4.4 INVLOED VAN DE BOCHTVER-


KORTING OP DE PLAATSING VAN 25 12 12 25
DE WAPENING
25 25 25 26 25 25 25
Vanuit het oogpunt van de plaatsing van de
wapening is de bochtverkorting belangrijk omdat
12

de bocht ruimteverlies veroorzaakt. De invloed van


de bochtverkorting laat zich voornamelijk merken
25

als de minimale afstand tussen de wapeningen maar


nét gerespecteerd is. In een dergelijk geval is het 250
bij het opstellen van de wapeningstekening abso-
luut nodig rekening te houden met de afmetingen
van de werkelijke buigdoorns.
6.5 VLECHTEN
Indien in de wapeningstekening geen rekening werd
gehouden met de bochtverkorting, zullen proble- 6.5.1 VLECHTEN IN DE VLECHT-
men ontstaan bij de uitvoering en de plaatsing van CENTRALE
de wapening.
In bepaalde gevallen wordt het vlechtwerk volledig
Om het belang van de bochtverkorting te illustre- of gedeeltelijk in de vlechtcentrale geprefabriceerd.
ren, is een concreet voorbeeld uitgewerkt voor een
balk met een breedte van 250 mm, een betondekking Dit is bijvoorbeeld het geval voor wapeningskorven
van 25 mm en beugels met φ 12 (gebruikelijke (3-dimensionaal) voor balken, kolommen, diep-
buigdoorndiameter = 60 mm) met vier hoofdwa- wanden, funderingszolen, … Het is belangrijk dat
peningsstaven met φ 25. Volgens de norm (zie § 8.1, de geprefabriceerde wapeningskorven voldoende
p. 54) is tussen de wapeningsstaven een minimale stijfheid bezitten, zodat ze hun vorm behouden tij-
afstand van 25 mm vereist. dens het transport naar de bouwplaats alsook tij-
dens het monteren en betonneren op de bouwplaats.
Indien bij het ontwerp geen rekening gehouden Eventueel moet extra wapening (hulpwapening)
wordt met de bochtverkorting, kan dit leiden tot de worden toegevoegd om voldoende stijfheid te be-
wapeningstekening van afbeelding 33. Bij de uit- komen. Een ander voorbeeld van prefabricatie van

(*) Bovendien moet men er rekening mee houden dat de diameters die op de wapeningstekening worden aangeduid nominale
diameters zijn. Door de aanwezigheid van de ribben is de effectieve diameter groter dan de nominale diameter, zodat de effectieve
afstand tussen de wapeningsstaven (op zijn minst ter plaatse van de ribben) kleiner is dan de afstand die uit de wapeningstekening
kan worden afgeleid.

48 TV 217 – september 2000


Afb. 34 Werkelijke uitvoering van de wapening.
A. MET KLEINERE HEFBOOMARM VOOR DE B. MET TE KLEINE TUSSENAFSTAND
BUITENSTE STAVEN

25 12 12 25 25 12 12 25
25 25 25 26 25 25 25
< 25 < 25 < 25
25 25 25 25
12
25

250 250

C. MET TE KLEINE BETONDEKKING ningsnetten afkomstig van de fabriek voor de


productie van wapeningsnetten worden de verbin-
dingen gerealiseerd door constructieve lassen
(d.m.v. elektrisch weerstandspuntlassen) die een
grotere afschuifsterkte hebben (zie § 6.5.3).

De prefabricage van wapeningselementen (in


< 25 12 12 < 25
wapeningscentrales) biedt de volgende voordelen :
◆ de uitvoering gebeurt onafhankelijk van de
25 25 25 25 25 25 25
weersinvloeden
◆ het personeel kan beter worden benut
◆ knip- en buigfaciliteiten zijn onmiddellijk voor-
handen.

Daartegenover staat dat de gevlochten wapening


250
veel lege ruimte (lucht) omvat, zodat men de capa-
citeit van de transportmiddelen niet optimaal kan
benutten. Bovendien vergt de prefabricage een
wapeningselementen in de vlechtcentrale is het nauwkeurige voorbereiding om de stevigheid tij-
maken van wapeningsnetten (2-dimensionaal). dens het transport te verzekeren en om plaatsings-
problemen op de bouwplaats te voorkomen.
Meestal worden de wapeningsnetten en -korven in
de vlechtcentrale op de kruisingen gelast door mid-
del van een las die de belastingen tijdens het trans- 6.5.2 VLECHTEN OP DE BOUWPLAATS
port, het monteren en betonneren kan weerstaan
zonder vervorming van het wapeningselement. Het vlechten op de bouwplaats kan gebeuren bui-
Wapeningsnetten die geprefabriceerd worden in de ten de bekisting of in de bekisting.
vlechtcentrale onderscheiden zich van gestandaar-
diseerde wapeningsnetten (al dan niet met BENOR- Het vlechten buiten de bekisting op de bouwplaats
merk), afkomstig van de fabriek voor de productie is in principe een (veel voorkomende) vorm van
van wapeningsnetten, doordat hun lassen niet vol- prefabricatie van de wapening. Het vlechten kan
doen aan de voorwaarden voor de afschuifsterkte naast of boven de bekisting gebeuren. Het voordeel
zoals deze in de norm NBN A 24-304 en in PTV 304 van deze methode ten opzichte van het vlechten in
worden beschreven. de bekisting is de betere toegang tot de wapening
voor de vlechters. Bij het vlechten buiten de
De lassen bij wapeningsnetten en wapeningskorven bekisting kan bovendien een aanzienlijke tijdwinst
uit de vlechtcentrale dienen dus enkel ter vervan- bekomen worden omdat het produceren van de
ging van binddraad : het zijn niet-constructieve las- wapening reeds tijdens (of zelfs vóór) de construc-
sen (zie § 6.5.3). Bij gestandaardiseerde wape- tie van de bekisting kan beginnen.

49 TV 217 – september 2000


In tegenstelling tot het vlechten in de vlechtcentrale, Verder worden er twee types lasverbindingen (*)
waar men de verbindingen doorgaans door lassen onderscheiden, die men zowel voor constructieve
verwezenlijkt (zie § 6.5.3), worden de verbindin- als niet-constructieve lassen kan gebruiken :
gen op de bouwplaats meestal door binddraad ge- 1) kruislas : voor het verbinden van kruisende sta-
vormd (zie § 6.5.4). Het aanbrengen van lassen op ven of draden (afbeelding 36).
de bouwplaats is minder betrouwbaar en wordt In wapeningsnetten-producerende fabrieken
daarom slechts zelden toegepast. worden wapeningsnetten (al dan niet met
BENOR-merk) met constructieve kruislassen
door middel van elektrisch weerstandspunt-
6.5.3 LASSEN lassen geproduceerd. Wapeningselementen die
in de vlechtcentrale geassembleerd worden en
Lasverbindingen kan men naargelang van de sterkte waarbij niet-constructieve kruislassen gebruikt
onderverdelen in twee categorieën : worden, kunnen, overeenkomstig PTV 306 [17],
1) constructieve lassen : verzekeren een bepaalde het BENOR-merk krijgen
krachtoverbrenging in de las. De krachtover- 2) overlaplas : voor het verbinden van overlap-
brenging kan in bepaalde gevallen 100 % be- pende staven of draden. Overlaplassen moeten
dragen zo symmetrisch mogelijk aangebracht worden
2) niet-constructieve lassen (of hechtlassen) : las- om het kromtrekken tijdens het lassen te voor-
sen ter vervanging van binddraad, bv. voor het komen (afbeelding 37).
ter plaatse houden van de wapening tijdens het
transport en voor het verzekeren van de verbin- De minimale eisen voor de lengte van construc-
ding vóór het storten van het beton. tieve overlaplassen worden eveneens in afbeel-
ding 37 vermeld.
Voor wapeningsnetten met BENOR-merk worden
controles uitgevoerd op de kwaliteit van de kruis- Wapeningselementen met een niet-constructieve
lassen. Bij de afschuifproef (afbeelding 35) voor overlaplas kunnen overeenkomstig PTV 306 het
constructieve kruislassen wordt de wapening met BENOR-merk krijgen. Voor koudvervormde dra-
de kleinste diameter vastgeklemd, terwijl op de an- den (DE 500 BS) mag de overlaplas dan enkel aan
dere wapening een trekkracht wordt uitgeoefend. de uiteinden van de staven optreden. Koudver-
De vereiste afschuifsterkte F van kruislassen bij vormde staalsoorten zijn immers gevoeliger voor
wapeningsnetten legt men als volgt vast : de warmte-inbreng tijdens het lassen, waardoor de
F ≥ 0,3 fyk.As mechanische karakteristieken zouden kunnen wij-
waarbij : zigen (fyk < 500 N/mm2).
– fyk : de karakteristieke sterkte van het staal
– As : de nominale doorsnede van de te veranke- A. ENKELVOUDIG Afb. 37
ren wapening. Overlaplas.
5φκ 5φκ 5φκ
Afb. 35
Principeschets van
de afschuifproef.
2 x 5φκ

d1 ≤ d2

B. DUBBEL
d1 5φk 5φk eenzijdige
lasverbinding
d2

2,5φk 2,5φk

Afb. 36
Kruislas. tweezijdige
lasverbinding

(*) De normen NBN A 24-302 en A 24-303 voorzien ook nog de toepassing van stomplassen (lassen van staven in elkaars
verlengde) voor wapeningsstaven vanaf 18 mm. Het verbinden van dergelijke zware staven gebeurt echter beter door middel
van mechanische hulpmiddelen (zie § 8.6.2, p. 71).

50 TV 217 – september 2000


6.5.3.1 LASBAARHEID De lasparameters moeten door de staalproducenten
worden beschreven.
Om de lasbaarheid van het staal te garanderen, moet
de chemische samenstelling van het staal (o.a. het
equivalente koolstofgehalte Ceq) voldoen aan de 6.5.3.2 LASMETHODEN
maximum toegelaten waarden uit tabel 18. Staal
met een BENOR-certificaat is altijd lasbaar. In alle Elektrisch weerstandslassen
andere gevallen moet worden aangetoond dat de
lasbaarheid voldoende is, hetzij door scheikundige De te verbinden wapeningen worden op de plaats
ontleding (en de waarden uit tabel 18), hetzij door van de knoop samengehouden en door een elektri-
proeven. sche stroom plaatselijk tot smelten gebracht. Deze
lasmethode mag men enkel in de fabriek toepassen.
De geschiktheid tot lassen is volgens NBN A 24- Een veelgebruikte toepassing van dit lasprocédé is
302 t/m 304 gewaarborgd voor de verbindingstypes het weerstandspuntlassen van gestandaardiseerde
en lasmethoden uit tabel 19, die verder toegelicht wapeningsnetten in wapeningsnetten-producerende
worden in § 6.5.3.2, p. 51. Deze lasmethoden moet fabrieken.
men echter met de geschikte lasparameters uitvoe-
ren, zodat de sterkte- en taaiheidseigenschappen Halfautomatisch lassen onder gas
van het staal ook in de lasverbindingen behouden
blijven. De verschillende parameters die de eigen- Bij de halfautomatische werkwijze beweegt men
schappen van het staal tijdens het lassen kunnen de lasboog voort terwijl de draad automatisch wordt
beïnvloeden, zijn immers talrijk : de gebruikte las- afgewikkeld. De lasboog wordt tegen de omgevende
methode, de staalsoort (warmgewalst, koudver- lucht beschermd door een gasstroom van kool-
vormd), de diameter van de wapening, … stofdioxide (MAG-lassen) of een mengsel van
koolstofdioxide en argon (MIG-lassen).

Tabel 18 Maximum toegelaten percentage voor de lasbaarheid.

MAX. TOEGELATEN GEHALTE (in %)


ANALYSE
C (koolstof) P (fosfor) S (zwavel) N2 (stikstof) (*) Ceq (**) (***)

OP GIETLADING 0,22 0,050 0,050 0,012 0,50

OP HET PRODUCT 0,24 0,055 0,055 0,013 0,52

(*) Een hoger gehalte aan stikstof is toegelaten als de hoeveelheid elementen die de stikstof binden, voldoende is.
(**) De gehalten aan Mn (mangaan), Cu (koper), Ni (nikkel), Cr (chroom), Mo (molybdeen) en V (vanadium) mogen die
van de analyse op gietlading zijn.
(***) Het equivalente koolstofgehalte Ceq wordt als volgt bepaald :

Mn Cu + Ni Cr + Mo + V
C eq = C + + + .
6 15 5

Tabel 19 Mogelijke combinaties van lasmethoden en verbindingstypes.

LASMETHODE
(**) Elektrisch
weerstandspuntlassen Halfautomatisch lassen Manueel vlamboog-
TYPE LAS- (*) onder gas lassen
VERBINDING

Kruislas X X X

Overlaplas — X X

(*) Elektrisch weerstandspuntlassen is enkel toegelaten in prefabricagefabrieken van betonelementen of wapeningskorven en


in wapeningsnetten-producerende fabrieken.
(**) Alle lasmethoden zijn geschikt voor de realisatie van constructieve en niet-constructieve lassen.

51 TV 217 – september 2000


Afb. 38 A. KRUISBINDING B. BROEKBINDING C. DUBBELE BINDING
Bindingen.

Manueel vlambooglassen In de praktijk kunnen de volgende richtlijnen aan-


gehouden worden voor de bepaling van het aantal
De elektroden die men gebruikt bij het vlamboog- te realiseren bindingen :
lassen kunnen van het basische of van het rutiele ◆ wapeningsnetten : ten minste één op drie krui-
type zijn. Basische elektroden hebben het voordeel singen
een mechanisch sterkere las te verwezenlijken die ◆ langs de randen van een wapeningsnet : alle
minder kans op koudscheuren vertoont. Het nadeel kruisingen
van de basische elektroden is dat ze in volkomen ◆ in een bovennet : alle kruisingen
droge toestand moeten worden aangewend. ◆ bij gebruik van tralieliggers als wapenings-
afstandhouders (zie § 8.3.1, p. 57) waarbij de
bovenstaaf loodrecht staat op de onderstaven
6.5.4 BINDEN van het bovennet : ten minste één op twee krui-
singen
De wapening kan op de bouwplaats ter plaatse van ◆ balken en kolommen : hoekstaven verbinden
kruisingen en overlappingen worden verbonden met beugels door een broekbinding; andere krui-
door middel van binddraad om de wapening op zijn singen met een kruisbinding
plaats te houden tijdens het betonneren. Er worden ◆ ronde kolommen : langsstaven op alle kruisin-
drie soorten bindingen gebruikt : gen met beugels verbinden met een broek-
◆ de kruisbinding (afbeelding 38A) binding of rondslag.
◆ de broekbinding (afbeelding 38B)
◆ de dubbele binding (afbeelding 38C). Deze regels zijn enkel richtlijnen. In de praktijk
hangt het aantal bindingen af van verscheidene fac-
Voor het binden van overlappingen wordt meestal toren zoals de belasting van de wapening tijdens de
de kruisbinding gebruikt. Bij zware staven kan men constructie, de diameter van de gebruikte wape-
ook een rondslag als binding gebruiken (afbeel- ningselementen, … In de realiteit is de vlechter,
ding 39). vanuit zijn ervaring, goed geplaatst om te bepalen
hoeveel bindingen noodzakelijk zijn.
Het binden gebeurt in de praktijk nog grotendeels
met behulp van een tang en binddraad. Vooral voor Afb. 40
het binden van de wapening in vloerplaten gebruikt Nietmachine.
men in toenemende mate een semi-automatische
reuzennietmachine (afbeelding 40). Deze machine
wordt over de kruising geplaatst en omlaag gedrukt.
Bij het terug optillen van het toestel wordt de bin-
ding gerealiseerd.

Afb. 39
Zware staven
met rondslag.

52 TV 217 – september 2000


7 OPSLAG EN TRANSPORT

7.1 ALGEMEEN Vooraleer het betonstaal als 7.3 TRANS- Het geknipte, gebogen
wapening in het beton terecht PORT NAAR en eventueel gevlochten
komt, kan het verscheidene malen van opslagplaats DE BOUW- staal wordt meestal over
veranderen en gedurende een lange periode in een PLAATS de weg naar de bouw-
opslagruimte of zelfs op de bouwplaats worden plaats getransporteerd.
opgeslagen. Het is daarom belangrijk schade aan Het laden van de vrachtwagens gebeurt afhankelijk
het betonstaal te voorkomen tijdens het bewerken van het bekomen van een zo groot mogelijke
van het betonstaal, alsook tijdens het opslaan en beladingsgraad. Men probeert bij het laden van de
het verhandelen. In het bijzonder moeten volgende vrachtwagens rekening te houden met de op de
beschadigingen vermeden worden : bouwplaats gewenste bereikbaarheid na het lossen
◆ mechanische beschadiging (deuken, inkepingen, (zie afbeelding 41).
vervormingen)
◆ afzetting van stoffen die de hechtingseigen-
schappen verminderen : bv. zand, olie, … Afb. 41 Transport naar de bouwplaats.
◆ beschadiging van de herkenningstekens
◆ vermindering van de doorsnede door roest-
vorming, waarbij bepaalde toelaatbare grens-
waarden onderschreden worden (zie hoofd-
stuk 11 ‘Toleranties’). Het roestige aspect van
het staaloppervlak vormt in normale omstan-
digheden geen probleem en dient dan ook niet
verwijderd te worden
◆ breuk van lassen of verbindingen in gepre-
fabriceerde wapeningskorven en (gestandaardi-
seerde) wapeningsnetten.

7.2 OPSLAG IN In de knip- en buigcentrale


DE WAPENINGS- wordt het betonstaal opgesla- 7.4 OPSLAG Op de bouwplaats moet
CENTRALE gen per diameter, staalsoort, EN TRANS- voldoende vrije ruimte
staalkwaliteit en handelslengte. PORT OP DE voorzien zijn voor de
De opslag van de handelslengtes gebeurt bij voor- BOUWPLAATS aanvoer en de manipu-
keur in het verlengde van of parallel met de knip- latie van geknipt, gebo-
en buigmachines om buiging van lange stukken te gen en gevlochten betonstaal.
vermijden. Na het knippen en buigen wordt het
betonstaal gebundeld en voorzien van een etiket, Het transport van het betonstaal voor het plaatsen
waarna men het verder kan verplaatsen (bv. door van zware wapeningselementen op de bouwplaats
middel van een portaalkraan). kan gebeuren met behulp van een torenkraan of
andere mechanische hulpmiddelen (hydraulische
arm). Hierbij dient men gebruik te maken van een
hijsboom (“evenaar”).

53 TV 217 – september 2000


8 PLAATSEN VAN
DE WAPENING

8.1 MINIMALE Evenwijdige wapeningsstaven ◆ het beschermen van de wapening tegen roest-
AFSTAND TUSSEN moeten voldoende ver van el- vorming.
DE WAPENINGS- kaar verwijderd zijn, opdat ze
STAVEN tijdens het storten volledig met In § 4.1.3.3 van de norm NBN B 15-002 worden
beton omhuld kunnen worden minimumwaarden voor de betondekking gegeven voor
en de aanhechting tussen het staal en het beton gewapend beton, afhankelijk van de blootstellings-
verzekerd zou zijn. Evenwijdige staven die elkaar klasse (soms wordt ook de term “milieuklasse” ge-
overlappen, mogen echter over de overlappings- bruikt), de diameter van de wapening, de korrel-
lengte met elkaar in contact zijn. Ook staven die tot afmeting van het grootste granulaat en de aard van het
dezelfde staafbundel behoren, mogen met elkaar in constructie-element. De voorschriften uit de norm zijn
contact zijn. samengevat in tabel 20. Om voldoende bescherming
tegen corrosie van de wapening te kunnen bieden,
Volgens § 5.2.1.1 van de norm NBN B 15-002 moet de betonkwaliteit bovendien, afhankelijk van de
moet de (horizontale en verticale) afstand tussen blootstellingsklasse, voldoen aan bepaalde eisen. Hier-
geïsoleerde evenwijdige staven groter zijn dan of voor verwijzen we naar de norm NBN B 15-001 [9].
gelijk zijn aan : De omschrijving van de diverse blootstellingsklassen
◆ de grootste staafdiameter φ is gegeven in tabel 21.
◆ 20 mm
◆ dg + 5 mm, waarbij dg de grootste korreldiameter De bepaling van de betondekking gebeurt als volgt :
van de granulaten is. Volgens de norm hoeft dit ◆ de minimale betondekking cmin van de wapening
enkel indien dg groter is dan 32 mm, doch het (ook voor beugels) wordt bepaald met behulp
verdient aanbeveling deze minimale tussen- van tabel 20. Een vermindering van 5 mm ten
afstand eveneens toe te passen voor kleinere opzichte van de tabel is toegestaan in de klas-
waarden van dg. sen 2a t/m 5b, indien beton van sterkteklasse
C40/50 of hoger wordt toegepast. De minimale
Voor het bepalen van de minimale afstand tussen dekking mag echter nooit kleiner zijn dan die
geïsoleerde staafbundels mag men φ vervangen door voor klasse 1 uit tabel 20
de equivalente diameter φn (zie § 5.2.7 van NBN B ◆ bij de minimale betondekking van tabel 20 wordt
15-002). De tussenafstand moet echter worden be- een tolerantietoeslag ∆h opgeteld om de nomi-
schouwd als de vrije afstand vanaf de werkelijke nale betondekking cnom te bepalen. De nominale
buitenomtrek van de bundel van staven. betondekking cnom wordt dus gedefinieerd als :
cnom = cmin + ∆h.
Met het oog op het gebruik van trilnaalden kunnen De tolerantietoeslag ∆h bedraagt :
bijkomende eisen worden gesteld aan de tussen- – voor geprefabriceerde elementen 0 ≤ ∆h ≤
afstand van de wapeningsstaven, opdat de ruimte 5 mm
tussen de staven voldoende groot zou zijn om de – voor ter plaatse gestort beton 5 ≤ ∆h ≤
trilnaald in te brengen. 10 mm.
De exacte keuze van de tolerantietoeslag ∆h is
afhankelijk van het type en de afmetingen van
8.2 BETON- De betondekking is de afstand het dragende element, de bouwwijze, het ni-
DEKKING tussen het buitenste vlak van de veau van vakmanschap, de afwerking, de kwa-
wapening (met inbegrip van de liteitscontrole alsmede van de detailleringswijze.
beugels) en het dichtstbijzijnde betonoppervlak. Er
moet een minimale betondekking aanwezig zijn met Uitzonderingen op deze algemene regel zijn :
het oog op : ◆ beton dat direct op de aarde wordt gestort
◆ het overbrengen van de hechtingskrachten (grond, al dan niet gecompacteerd zand, even-
◆ het voorkomen van afschilfering of barsten van tueel met PE-folie) moet ten minste een dek-
het beton king cnom op de wapening van 75 mm vertonen.
◆ het beschermen van de wapening bij brand Beton dat op een voorbewerkt grondoppervlak

54 TV 217 – september 2000


Tabel 20 Minimale betondekking cmin van de wapening bij gewapend beton [27]).

2a
BLOOTSTELLINGSKLASSE

OVERIGE
ELEMENTEN
2b of 5a
OVERIGE
PLATEN ELEMENTEN

5b
PLATEN
3, 3S, 4a en 4b, 5c
OVERIGE
PLATEN
ELEMENTEN OVERIGE
PLATEN
ELEMENTEN

dg
≤ 32 > 32 ≤ 32 > 32 ≤ 32 > 32 ≤ 32 > 32 ≤ 32 > 32 ≤ 32 > 32
φ

6 15 20 25 30 35 40

8 15 20 25 30 35 40

10 15 20 25 30 35 40

12 15 17 20 25 30 35 40

14 15 19 20 25 30 35 40

16 16 21 20 21 25 30 35 40

20 20 25 20 25 25 30 35 40

25 25 30 25 30 25 30 30 35 40

28 28 33 28 33 28 33 30 35 40

32 32 37 32 37 32 37 32 37 35 37 40

40 40 45 40 45 40 45 40 45 40 45 40 45

dg : maximale diameter van de granulaten, in mm.


φ : diameter van de staven, in mm (de equivalente diameter φn bij wapeningsbundels – maar de betondekking moet wel worden beschouwd
vanaf de werkelijke buitenomtrek van de bundel).

(mager beton, gestabiliseerd zand) wordt ge- van het element en voor de betondekking
stort, moet minstens een dekking cnom op de ◆ ook wanneer huidwapening (§ 9.7.3, p. 83) toe-
wapening van 40 mm vertonen. Dagvlakken met gepast wordt, moet de betondekking van de
architecturaal karakter, zoals geribde oppervlak- huidwapening voldoen aan de waarden van ta-
ken of gewassen beton, vereisen eveneens een bel 20 ofwel moet men speciale beschermings-
grotere betondekking maatregelen treffen (bv. beschermende bestrij-
◆ met betrekking tot de brandveiligheid van con- kingen, gebruik van roestvrij staal)
structies kunnen hogere betondekkingen dan cnom ◆ voor blootstellingsklasse 5c moet men be-
noodzakelijk zijn. Afhankelijk van de vereiste schermingsvoorzieningen treffen (bv. bescher-
brandweerstand (aantal uren) worden in litera- mende bestrijkingen, gebruik van roestvrij staal)
tuurlijstnummer [11] de vereiste minimale waar- tegen direct contact met agressieve stoffen.
den opgegeven voor de doorsnede-afmetingen

55 TV 217 – september 2000


Tabel 21 Blootstellingsklassen (tabel 4.1 uit de norm NBN B15-002).

BLOOTSTELLINGSKLASSE VOORBEELDEN VAN OMGEVINGSVOORWAARDEN

– interieur van gebouwen voor normale bewoning of kantoren (opletten


1 indien deze elementen tijdens de constructie langdurig ‘zwaarder’
Droog milieu worden blootgesteld)
– beton zonder risico op corrosie, noch op aantasting

a – interieur van gebouwen met hoge vochtigheid (bv. wasserijen)


zonder – buitenelementen
2 vorst – elementen in niet-agressieve grond en/of water
Vochtig milieu
b – buitenelementen, blootgesteld aan vorst
met – elementen in niet-agressieve grond en/of water, blootgesteld aan vorst
vorst – binnenelementen bij hoge vochtigheid en blootgesteld aan vorst

3
– niet-beschermde brugdekken en -pijlers
Vochtig milieu met sterke
– onderdelen van brug- of weguitrustingen (zijkanten, voetpaden,
blootstelling aan water + vorst
veiligheidsomheiningen, …)
+ dooizouten

3S
– kunstwerken voor de wegenbouw in het algemeen
Vochtig milieu met matige
– brugpijlers en -dek, beschermd door een waterdichte afdichtingslaag
blootstelling aan water +
– platen voor overdekte en niet-overdekte parkings
vorst + dooizouten

a – elementen, geheel of gedeeltelijk in zeewater ondergedompeld, of


zonder op een plaats waar zij door dit water worden bespat
vorst – elementen in met zout verzadigde lucht (kustgebieden)
4
Zeewatermilieu – elementen, geheel of gedeeltelijk in zeewater ondergedompeld, of
b op een plaats waar zij door dit water worden bespat, en blootge-
met steld aan vorst
vorst – elementen in met zout verzadigde lucht (kustgebieden) en blootge-
steld aan vorst
De volgende klassen komen alleen voor, of samen met de bovenstaande klassen

a – zwak chemisch agressief milieu (gas, vloeistof of vaste stof)


5 – industriële agressieve atmosfeer
Chemisch
agressief b – matig chemisch agressief milieu (gas, vloeistof of vaste stof)
milieu
c – sterk chemisch agressief milieu (gas, vloeistof of vaste stof)

8.3 AFSTAND- Afstandhouders kunnen naarge- Laatstgenoemde zullen in deze Technische


HOUDERS lang van hun functie in drie cate- Voorlichting niet verder worden behandeld.
gorieën worden ingedeeld :
◆ wapeningsafstandhouders voor het verzekeren Sommige afstandhouders kunnen meerdere func-
van de nodige tussenafstand van de wape- ties tegelijk vervullen, bijvoorbeeld :
ningselementen ◆ wapeningsafstandhouder die ook als dekkings-
◆ dekkingsafstandhouders voor het verzekeren afstandhouder gebruikt wordt (afbeelding 43)
van de nodige betondekking op de wapening ◆ dekkingsafstandhouder die ook de verbinding
◆ bekistingsafstandhouders voor het verzekeren verzekert ter plaatse van de kruising van de
van de tussenafstand tussen de bekistingen. hoofd- en de verdeelwapening (afbeelding 42).

56 TV 217 – september 2000


8.3.1 WAPENINGSAFSTANDHOUDERS berekeningen als een integraal deel van de on-
derwapening, tenminste indien de gebruikte tra-
8.3.1.1 WAPENINGSAFSTANDHOUDERS lieliggers van het type 1 zijn, volgens tabel 22.
IN VLOEREN

Horizontale staven die op verschillende hoogten in 8.3.1.2 WAPENINGSAFSTANDHOUDERS


een vloer liggen, kunnen op afstand worden gehou- IN WANDEN
den door plaatselijke stoelvormige ondersteunin-
gen (afbeelding 44) of door tralieliggers (afbeel- Men past horizontale wapeningsstaven toe om de
ding 45). De afstand tussen dergelijke wape- wapening in verticale wanden op de juiste afstand
ningsafstandhouders moet men zodanig kiezen dat te houden. Hiertoe kunnen rechte staven, haken of
ze weerstand kunnen bieden aan de belasting tij- bochten (afbeelding 46) en ook speciale be-
dens de constructiefase (verplaatsen van de vlechter kistingsafstandhouders, die tevens de wapening
over het wapeningsnet) en het storten van het be- positioneren (afbeelding 47), gebruikt worden.
ton.

De onderstaven van tralieliggers kunnen volgens


PTV 305 [17] worden opgenomen in de sterkte- Afb. 43
Combinatie
wapeningsaf-
standhouder +
Afb. 42 dekkingsaf-
Combinatie standhouder.
dekkingsaf- 1
standhouder
+ binding.

1) Wapeningsafstandhouder
2) Dekkingsafstandhouder

Tabel 22 Tralieliggers volgens PTV 305.

TYPE 1 TYPE 2
Karakteristie-
ken van de
tralieligger Onder- Diagonaal- Bovenstaaf Onder- Diagonaal- Bovenstaaf
staven staven staven staven

φmin 5 4,5 7 4 4 4

h (mm)
70 tot 250 mm (± 2 mm) 50 tot 300 mm (± 2 mm)
boven – onder

b (mm)
hart-op-hart 50 tot 90 mm

Gladde of geribde draad : Rm ≥ 550 N/mm2


staal BE 500 BS R’m/R’e : geen voorschriften
Agt : geen voorschriften
Doorsnede volgens PTV 305

minimale
lassterkte in de 2,5 – 4 1,5 1,5

afschuifproef
(kN)

57 TV 217 – september 2000


Afb. 44 Stoelvormige
ondersteuningen.
h

Afb. 46 Rechte staven (1)


Afb. 45 of spelden met haken (2) of
Tralieligger. bochten (3).

h
3

b
2

Afb. 47
Speciale
bekistings- 1
afstand-
houders.

8.3.2 DEKKINGSAFSTANDHOUDERS dekkingsafstandhouder is immers een goede


warmtegeleider die bij brand de positieve in-
8.3.2.1 HORIZONTALE POSITIONERING vloed van de betondekking op de stabiliteit zou
VAN DE WAPENING tenietdoen.

Dekkingsafstandhouders voor horizontale posi- Dekkingsafstandhouders bij vloeren en balken


tionering komen voor in verschillende materialen moeten het gewicht van de wapening en de belas-
en vormen. tingen tijdens het vlechten en het storten van het
beton kunnen dragen. Achteraf mogen dekkings-
Naargelang van de materialen kan men een onder- afstandhouders het uitzicht van het oppervlak niet
scheid maken tussen : verstoren en moeten ze goed aansluiten met het
◆ afstandhouders in mortel of beton (afbeel- omringende beton om waterindringing te voorko-
dingen 48A en 49) men. Afstandhouders uit kunststof mogen niet
◆ afstandhouders in kunststof (afbeeldingen 48B worden gebruikt in de milieuklassen 3, 4 en 5. In-
en 50). dien dekkingsafstandhouders worden gebruikt in
de milieuklasse 5, moeten ze chemisch resistent
Naargelang van de vorm van de ondersteuning zijn tegen het milieu waarin men ze zal toepassen.
wordt een onderscheid gemaakt tussen :
◆ puntafstandhouders (afbeelding 48A en 48B) : Kunststofafstandhouders worden vrij algemeen
het raakvlak met de bekisting is puntvormig gebruikt als de belastingen tijdens de constructie
◆ lijnafstandhouders (afbeeldingen 49 en 50) : het niet groot zijn. Ze hebben de volgende voordelen
raakvlak met de bekisting is lijnvormig. ten opzichte van betonnen afstandhouders :
◆ ze zijn goedkoper
Metalen dekkingsafstandhouders mogen niet ge- ◆ ze bieden een betere maatvastheid
bruikt worden om : ◆ ze hebben kleinere contactoppervlakken, waar-
◆ roestvorming te vermijden door ze in het afgewerkte betonoppervlak nau-
◆ te verhinderen dat de brandveiligheid van de welijks zichtbaar zijn.
constructie in het gedrang komt. Een metalen

58 TV 217 – september 2000


Afb. 48 Puntafstandhouders. Afb. 49 Lijnafstandhouder in beton.
A. IN BETON

B. IN KUNSTSTOF

Afb. 50 Lijnafstandhouder in kunststof.

Kunststofafstandhouders hebben echter de volgende gekozen uitvoeringswijze. Het is dan ook meestal
nadelen : de aannemer die de hulpwapening op de buigstaat
◆ verschil tussen de thermische uitzettingsco- aanduidt, vooraleer de wapening geproduceerd
ëfficiënt van kunststof en deze van beton, waar- wordt. Soms (bij zware wapeningen bv. voor slib-
door fijne spleetjes kunnen ontstaan langs de wandkooien) bepaalt het studiebureau de hulp-
rand van de afstandhouders. Eventueel kan hier- wapening.
door vocht indringen, waardoor corrosie van de
wapening kan voorkomen Om geschillen bij de verrekening van de hulp-
◆ kleine brandweerstand, zodat bij brand lokaal wapening te vermijden, moeten hierover duidelijke
een snelle opwarming van het staal optreedt, afspraken gemaakt worden tussen de opdrachtge-
die de stabiliteit van de constructie in gevaar ver en de aannemer. In het ideale geval wordt in
kan brengen een clausule van het bestek opgenomen of de
◆ mogelijke verschillen in aanhechting met even- hulpwapening al dan niet apart betaald zal worden.
tueel achteraf aangebrachte afwerking (verf, Als men in het bestek voorziet dat de hulpwapening
pleisterwerk, …). niet apart betaald wordt, moet de aannemer hier-
mee bij de aanbesteding rekening houden, door de
voorziene prijs voor de hulpwapening te verreke-
8.3.2.2 VERTICALE POSITIONERING VAN DE nen in zijn eenheidsprijs voor de post van de
WAPENING wapening.

In principe kan men de afstandhouders die gebruikt Men gebruikt hulpwapeningsstaven voor :
worden voor de horizontale positionering van de ◆ het voorkomen van de vervorming van gepre-
wapening ook gebruiken voor verticale toepassing. fabriceerde korven tijdens het transport
Hierbij moet men erop toezien dat de dekkings- ◆ het voorkomen van de vervorming van de
afstandhouders goed bevestigd zijn op de wapening wapeningen tijdens de werken
en geen belemmering vormen bij het betonneren ◆ het voorkomen van de vervorming van de
van het constructiedeel. Afstandhouders van het wapeningsconstructie tijdens het betonneren
type, aangegeven in afbeelding 48B (rechts), kun- ◆ het plaatsen en monteren van de wapening
nen daarom bij kleine betonelementen beter niet op ◆ het verzekeren van de afstanden tussen de
de verticale wapening worden aangebracht. wapeningsstaven.

Ter illustratie worden enkele toepassingen van


8.4 HULPWA- Een hulpwapening is een mon- hulpwapeningsstaven opgesomd :
PENING tagewapening die niet bijdraagt ◆ vervormingen tijdens het transport en het mon-
tot de sterkte van de construc- teren kunnen worden vermeden met behulp van
tie. In principe wordt het gebruik ervan bepaald schrankstaven. Schrankstaven worden soms nog
door de aannemer afhankelijk van de door hem in de staalsoort BE 220 S gemaakt. In bepaalde

59 TV 217 – september 2000


Afb. 51 Hijsogen. speld Afb. 52
Wachtwa-
horizontale pening met
hulpwapening spelden.

wachtwapening

langsstaaf

gevallen dragen ze bij tot de sterkte van de betonvloer


wapeningsconstructie en worden dan niet tot de
hulpwapening gerekend
◆ het plaatsen en monteren van de wapening kan
men vergemakkelijken met behulp van hijsogen Afb. 53
(afbeelding 51). Hijsogen worden nog in de hulpstaaf Lokale wape-
staalsoort BE 220 S (φ 12 of φ 16) uitgevoerd, ningsafstand-
omdat de staalsoort BE 220 S het wegens zijn houders.
ductiele karakter mogelijk maakt grote vervor-
mingen te realiseren (scherpe bochten voor hijs-
ogen) zonder de mechanische eigenschappen
van het staal wezenlijk te veranderen A. ZONDER HULPSTAAF B. MET HULPSTAAF
◆ de afstand tussen de wapeningsstaven wordt
bekomen met wapeningsafstandhouders (zie
§ 8.3.1, p. 57), die men eveneens tot de hulp-
wapening kan rekenen voor zover ze geen con-
structieve functie (bijdrage tot de sterkte) heb-
ben, zoals dit bij tralieliggers soms wel het ge-
val is hulpstaaf
◆ bij wachtwapening voor kolommen bevestigt
men spelden of beugels bovenaan de wacht-
wapening om deze op afstand te houden (af- Afb. 54
Zwaargewapende
beelding 52). De spelden worden vastgemaakt
balk met staven in
op horizontale staven die eveneens als hulp- verscheidene lagen
staaf aangebracht zijn. Onderaan de wacht- en met een hulpstaaf.
wapening, ter hoogte van de bovenkant van de
vloer, wordt de wachtwapening bevestigd aan
de bovenwapening van de vloer. Indien geen
(of onvoldoende) bovenwapening aanwezig is, eist is in beton met normale granulaten, is in sterke
kan men enkele langsstaven als hulpstaven bij- mate afhankelijk van de hechtingsvoorwaarden van
plaatsen. Bij wachtwapening voor kolommen de wapening (§ 8.5.1) en van de verankeringswijze
wordt soms ook hulpwapening in de vorm van van de wapening (§ 8.5.2).
stelbeugels toegepast voor de positionering van
de wachtwapening
◆ lokale wapeningsafstandhouders kunnen even- 8.5.1 HECHTINGSVOORWAARDEN
eens voorzien worden van een langse staaf die
als hulpstaaf functioneert voor het bevestigen De hechtingsvoorwaarden voor staven en gerechte
van het bovenwapeningsnet (afbeelding 53) draden worden volgens NBN B 15-002 als goed
◆ bij zwaar gewapende balken kan het noodzake- beoordeeld in de volgende situaties, die ook sa-
lijk zijn de staven in verscheidene lagen te plaat- mengevat zijn in tabel 23 :
sen. De afstand tussen de staven wordt dan be- 1) voor alle staven met een helling van 45° tot 90°
komen door middel van een hulpstaaf die men ten opzichte van het horizontale vlak tijdens het
tussen beide lagen plaatst (afbeelding 54). betonstorten
2) voor alle staven met een helling van 0° tot 45°
ten opzichte van het horizontale vlak tijdens het
8.5 VERANKE- Teneinde de trekcapaciteit van betonstorten, en die :
RING VAN het betonstaal ten volle te be- ◆ ofwel in elementen zijn geplaatst waarvan
STAVEN EN nutten, moeten de staven en de dikte in de richting van het storten niet
DRADEN draden voldoende verankerd groter is dan 250 mm
zijn in het omringende beton. ◆ ofwel in elementen zijn geplaatst waarvan
De verankeringslengte (§ 8.5.3) die hiervoor ver- de dikte in de richting van het storten groter

60 TV 217 – september 2000


Tabel 23 Eisen voor goede hechtingsvoorwaarden (gearceerde zones).

Helling α van de staaf Dikte “h” van


Bijkomende
t.o.v. het horizontale het element Schema
voorwaarde
vlak (mm)

45° ≤ α ≤ 90° Alle diktes – h


α

h ≤ 250 – h

Wapening in
onderste 250 mm :
0° ≤ α < 45° 250 < h ≤ 550 h
goede hechtings-

250
voorwaarden

≥ 300
Wapening op
minstens 300 mm
550 < h van bovenvlak : h
goede hechtings-
voorwaarden

is dan 250 mm : Ook is in de afbeeldingen aangeduid welke lengte,


– en zich ofwel in de onderste 250 mm te vertrekken vanaf het theoretische veranke-
van het element bevinden (als 250 < h ≤ ringspunt (dat volgt uit de berekeningen), mag be-
550 mm) schouwd worden als de vereiste verankeringslengte
– en zich ofwel op minstens 300 mm van lb,net (zie § 8.5.3). Voor haken, bochten en lussen is
zijn bovenvlak bevinden (als h > dit niet de volledige ontwikkelde lengte. Boven-
550 mm). dien geldt dat het rechte deel van de haak of bocht
na de ombuiging minstens gelijk moet zijn aan 5 φ,
Alle andere situaties worden als zwak beoordeeld. en uiteraard moet de minimale buigdoorn voldoen
aan het linkerdeel (haken, bochten en lussen) van
tabel 16 (§ 6.4.2, p. 47). Voor gelaste dwarsstaven
8.5.2 VERANKERINGSWIJZEN is de situatie enigszins voordeliger.

8.5.2.1 VERANKERING VAN STAVEN, Voor opgebogen staven mag lb,net vanaf het theore-
DRADEN EN GELASTE tische verankeringspunt gemeten worden over de
WAPENINGSNETTEN volledige ontwikkelde lengte van de bocht. Voor-
waarde is wel dat de buigdoorndiameter voldoet
Volgende verankeringswijzen zijn gebruikelijk aan de (veel grotere) waarden uit het rechterdeel
(§ 5.2.3.2 van NBN B 15-002) : van tabel 16 (§ 6.4.2, p. 47).
◆ rechte verankeringen (afbeelding 55A)
◆ haken : α ≥ 150° (afbeelding 55B)
◆ bochten : 90° ≤ α < 150° (afbeelding 55C) 8.5.2.2 VERANKERING VAN BEUGELS
◆ lussen : α = 180° (afbeelding 55D)
◆ gelaste dwarsstaven (afbeelding 55E) De verankering van beugels gebeurt door middel
◆ opgebogen staven (afbeelding 55F). van bochten, haken of gelaste dwarswapeningen.
Men beschouwt de verankering als bevredigend
Het gebruik van haken, bochten en lussen wordt (§ 5.2.5 van NBN B 15-002) indien de volgende
afgeraden bij gedrukte wapeningen. voorschriften worden gevolgd :

61 TV 217 – september 2000


Afb. 55 A. RECHTE VERANKERING D. LUS
Gebruikelijke theoretisch
verankerings- φ verankeringspunt
wijzen. φ theoretisch
verankeringspunt

lb,net lb,net

B. HAAK
φ E. GELASTE DWARSSTAVEN
≥ 5
≥5φ theoretisch
theoretisch verankeringspunt
≤ 150° verankeringspunt φt ≥ 0,6 φ
φ

lb,net
lb,net

C. BOCHT F. OPGEBOGEN STAAF


theoretisch
≥5φ

verankeringspunt
φ theoretisch
verankeringspunt
α lb,net
90° ≤ α < 150°
lb,net

Afb. 56 Verankering van beugels met een bocht (A) Er moet een staaf aanwezig zijn aan de binnen-
en met een haak (B). zijde van de bocht
A. BOCHT min. (10 φ; 70 mm) ◆ de buigdoorns van zowel haken en bochten
voldoen aan het linkerdeel (haken, bochten en
lussen) van tabel 16 (§ 6.4.2, p. 47)
◆ voor twee gelaste dwarsstaven : zie afbeel-
ding 57A
◆ voor één gelaste dwarsstaaf : de diameter van
de dwarsstaaf φt ≥ 1,4 φ (afbeelding 57B).

φ De laatste twee gevallen worden voornamelijk toe-


gepast wanneer beugels uit wapeningsnetten wor-
den vervaardigd. De lassen moeten steeds construc-
tief zijn.
m

B. HAAK
in
.(
5

Verder bevat de norm NBN B 15-002 richtlijnen


φ;
5

voor een facultatieve gedetailleerde berekening van


0
m
m

de verankering, die mogelijk voordeliger uitkomt.


)

Afb. 57 Verankering van beugels met gelaste


dwarswapening.
φ
A. TWEE GELASTE B. EEN GELASTE
DWARSSTAVEN DWARSSTAAF
a≥2φ
a ≥ 20 mm
◆ voor een bocht met een hoek α = 90°, dient men a ≤ 50 mm
de bocht te verlengen met een rechtlijnig ge-
φt ≥ 1,4 φ
deelte van minstens 10 φ of 70 mm (zie afbeel- φt ≤ 0,7 φ a
ding 56A). Er moet een staaf aanwezig zijn aan
de binnenzijde van de bocht
◆ voor een haak met een hoek α ≥ 135° (opgelet :
φ φ
bij langswapening is dit 150°), dient de haak te
worden verlengd met een rechtlijnig gedeelte
van minstens 5 φ of 50 mm (zie afbeelding 56B).

62 TV 217 – september 2000


8.5.3 BEPALEN VAN DE VEREISTE lb,min : de minimale verankeringslengte die onder
VERANKERINGSLENGTE alle omstandigheden moet gerespecteerd
worden :
8.5.3.1 THEORETISCHE ACHTERGROND – voor een verankering onder trek :
lb,min = 0,3 lb ≥ (10 φ, 100 mm)
Voor het berekenen van de vereiste verankerings- – voor een verankering onder druk :
lengte lb,net gaat men uit van de basisverankerings- lb,min = 0,6 lb ≥ (10 φ, 100 mm).
lengte lb die als volgt bepaald wordt :
φ fyd
lb = . 8.5.3.2 PRAKTISCHE WERKWIJZE VOOR DE
4 fbd BEPALING VAN DE VEREISTE
waarin : VERANKERINGSLENGTE (BIJ GEBRUIK
φ : de diameter van de wapening (de equivalente VAN STAALKWALITEIT 500)
diameter φn voor staafbundels; bv. voor ge-
laste wapeningsnetten met dubbele staven Voor de bepaling van de vereiste verankeringslengte
kan men als volgt tewerk gaan. Tabel 24 geeft de
geldt : φ = φ. 2 )
n basisverankeringslengte lb (bij goede hechtings-
fyd : de rekenwaarde van de karakteristieke sterkte voorwaarden). Om de vereiste verankeringslengte
van de wapening.Voor staal met karakteris- lb,net te bepalen, moet de waarde van tabel 24 ver-
tieke sterkte fyk = 500 N/mm2 geldt : fyd = fyk/ menigvuldigd worden met de passende coëfficiënt
1,15 = 435 N/mm2 uit tabel 25, d.i. de vermenigvuldigingsfactor αa,
fbd : de rekenwaarde van de grenskleefspanning van eventueel aangepast bij zwakke hechtingsvoor-
de staaf in het beton. De grenskleefspanning waarden. Tot slot dient men nog na te gaan of de
is afhankelijk van de sterkteklasse van het be- bepaalde verankeringslengte voldoet aan de mini-
ton en van de hechtingsvoorwaarden en wordt male waarde lb,min (zie § 8.5.2.1).
gedefinieerd in de norm NBN B 15-002 . Voor
staven vanaf 40 mm wordt fbd vermenigvul- Bij gebruik van deze methode wordt geen rekening
digd met de reductiefactor (132 - φ)/100 (φ in gehouden met de reductiefactor As,req/As,prov. Deze
mm). Voor goede hechtingsvoorwaarden en is meestal toch niet veel kleiner dan 1, en het bete-
φ ≤ 32 mm gelden de waarden van de volgende kent alleszins een veilige benadering ten opzichte
tabel : van de normvoorschriften.
STERKTE-

C40/50

C50/60
C45/55
C30/37

C35/45
C25/30
C20/25
KLASSE

8.5.4 DWARSWAPENING IN DE
VERANKERINGSZONES

fbd 2,3 2,7 3,0 3,4 3,7 4,0 4,3 Volgens § 5.2.3.3 van de norm NBN B 15-002
moet men een dwarswapening voorzien in de
verankeringszone :
Om de vereiste verankeringslengte lb,net te bepalen, ◆ voor verankeringen die aan een trekkracht wor-
past men de volgende formule toe : den onderworpen zonder dat er een samen-
A s , req drukking in de dwarsrichting veroorzaakt is door
l
b , net
= α a .l b . ≥ l
b ,min een steunreactie (zoals bv. voor onrechtstreekse
A s , prov steunen)
waarin : ◆ voor alle verankeringen die aan een drukkracht
A s , req worden onderworpen.
: de verhouding van de wapeningsdoor-
A s , prov snede die volgens de berekening op de De totale doorsnede van deze dwarswapening
beschouwde plaats (theoretisch veran-
keringspunt) vereist is in de bezwijk-

( A st = n.A st ; we veronderstellen dat de dwars-
grenstoestand (As,req), tot de wape- wapening bestaat uit n identieke staven) vertegen-
ningsdoorsnede die werkelijk toegepast woordigt minstens 25 % van de doorsnede As van
wordt (As,prov). Aangezien de toegepaste één verankerde staaf (afbeelding 58 en 59) : uiter-
wapeningssectie steeds groter is dan of aard kunnen hiervoor beugels, die reeds aanwezig
gelijk is aan de vereiste sectie, is deze zijn voor de dwarskrachtsterkte, gebruikt worden.
verhouding steeds een reductiefactor op Zo heeft men : ∑ Ast = n.Ast ≥ 0, 25As .
de basisverankeringslengte
αa: een vermenigvuldigingsfactor (zie ta- De dwarswapening wordt gelijkmatig verdeeld over
bel 25 ) de verankeringslengte. Men dient ook minstens één

63 TV 217 – september 2000


Tabel 24 Basisverankeringslengte lb (in cm) bij goede hechtingsvoorwaarden en voor staalkwaliteit 500.

STERKTEKLASSE VAN HET BETON


Algemeen :
φ (mm) C20/25 C25/30 C30/37 C35/45 C40/50 C45/55 C50/60

≈ 47 φ ≈ 40 φ ≈ 36 φ ≈ 32 φ ≈ 29 φ ≈ 27 φ ≈ 25 φ

6 29 25 22 20 18 17 16

8 38 33 29 26 24 22 21

10 48 41 37 32 30 28 26

12 57 49 44 39 36 33 31

16 76 65 58 52 48 44 41

20 95 81 73 64 59 55 51

25 119 101 91 80 74 68 64

32 152 129 116 103 94 87 81

40 206 175 158 139 128 119 110

Tabel 25 Vermenigvuldigingsfactor αa bij tabel 24 voor de bepaling van de vereiste verankeringslengte lb,net (in cm).

Goede hechtingsvoorwaarden Zwakke hechtingsvoorwaarden


TYPE ELEMENT (zie tabel 23) (zie tabel 23)

RECHTE VERANKERINGEN 1 1,43 (*)

ALLE GEDRUKTE VERANKERINGEN 1 1,43 (*)

OPGEBOGEN STAVEN
(buigdoorn volgens de rechterhelft 1 1,43 (*)
van tabel 16 in hoofdstuk 6)

HAKEN, BOCHTEN, LUSSEN


(buigdoorn volgens de linkerhelft van
tabel 16 in hoofdstuk 6, en met als 0,7 1
bijkomende voorwaarde dat de
betondekking haaks op het buigvlak
minstens 3 φ is (**))

GEPUNTLASTE WAPENINGSNETTEN
met gelaste dwarsstaven in de
verankering 0,7 1
(die voldoen aan de voorwaarden uit
afbeelding 55E)

(*) In de praktijk wordt vastgesteld dat hier soms een factor gelijk aan 1 wordt aangenomen. Dit houdt echter een onveilige benadering
in ten opzichte van de voorschriften uit NBN B 15-002.
(**) In de praktijk houdt men met deze bijkomende voorwaarde vaak geen rekening.

staaf te plaatsen in het gebied van de haak, de bocht Bij gedrukte staven wordt de dwarswapening ge-
of de lus die de verankering van de gekromde sta- concentreerd op het einde van de verankering en is
ven vormt. verspreid over een afstand L die minstens met vier
maal de diameter van de verankerde staven de
verankering overschrijdt (afbeelding 60).

64 TV 217 – september 2000


Afb. 58 Dwarswa- Afb. 60 Doorsnede van de dwarswapening.
pening in de veran-
keringszone bij een L
balk. l ≥4
b,net

As Fs

theoretisch
verankeringspunt ΣAst = n.Ast

◆ er geen afschilfering van het beton optreedt in


As de omgeving van de verbinding
∑ A st ≥ 4 ◆ de scheurwijdte aan het einde van de verbin-
ding beperkt blijft.

Afb. 59 Dwarswa-
pening in de veran- 8.6.1 DOORVERBINDEN DOOR
keringszone bij een OVERLAPPING
plaat.
8.6.1.1 OVERLAPPINGSLENGTE VAN DE
As HOOFDWAPENING

8.6.1.1.1 Theoretische achtergrond

Voor het bepalen van de overlappingslengte ls gaat


men uit van de verankeringslengte lb,net (§ 8.5.3,
p. 77) waarop een vermenigvuldigingsfactor wordt
toegepast. De formules voor de bepaling van de
overlappingslengte ls en de eisen voor de minimale
overlappingslengte ls,min zijn in tabel 26 samenge-
As
∑ A st ≥ 4
vat.

De staven mogen elkaar raken in de overlappings-


zone ofwel gescheiden zijn van elkaar. Indien de
8.6 DOORVER- De wapening kan om diverse staven met meer dan 4 φ van elkaar gescheiden
BINDEN VAN STA- redenen worden onderbroken, zijn, moet de overlappingslengte worden vergroot
VEN EN DRADEN bijvoorbeeld : met de waarde waarmee de afstand tussen de te
◆ ter plaatse van overgangen verbinden staven de waarde 4 φ overschrijdt. Voor
zoals wand-vloerverbindingen met uitstekende twee overlappende staven met φ 12 en met een
wachtwapening voor de verbinding met de tussenafstand van 70 mm dient de overlappings-
bovenliggende wand die pas later gestort wordt lengte (berekend zoals volgt) dus vergroot te wor-
◆ bij opgesloten wapeningsstaven (zie § 10.2.4) den met 22 mm.
◆ wegens beperkingen in de handelslengtes.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de
Ter plaatse van de onderbrekingen kan men de vermenigvuldigingsfactoren α1 en α2 :
wapening doorverbinden : – α1 heeft betrekking op overlappingen in het-
◆ door overlapping van de wapening (§ 8.6.1) zelfde vlak (linkerhelft van tabel 26)
◆ door middel van mechanische koppelingen – α2 heeft betrekking op overlappingen in ver-
(§ 8.6.2) schillende vlakken (rechterhelft van tabel 26).
◆ door middel van lasverbindingen (§ 8.6.3).
In het geval van staven of draden is de verme-
De verbinding moet in ieder geval zo gekozen nigvuldigingsfactor α1 afhankelijk van het percen-
worden dat : tage overlappingen in de beschouwde doorsnede
◆ de krachten van de ene staaf of draad naar de alsook van enkele geometrische gegevens (zie af-
andere kunnen worden overgedragen beelding 61) :

65 TV 217 – september 2000


– de in de doorsnede aanwezige afstand a tussen Afb. 61 Betekenis van “a” en “b” bij de beoordeling
naburige overlappingen “in dezelfde door- van α1.
snede”. Opdat twee verbindingen zouden kun-
nen beschouwd worden als niet zijnde “in de- b
zelfde doorsnede”, moet de afstand tussen het
a
midden van beide overlappingen minstens ge-
lijk zijn aan 1,3 maal de overlappingslengte ls
(zie ook afbeelding 63, p. 71)
– de afstand b tussen de overlapping en het nabij-
gelegen oppervlak in die doorsnede.

De norm NBN B 15-002 spreekt enkel over staven en draden enerzijds en netten met
overlapping in verschillende vlakken anderzijds. In deze Technische Voorlichting
wordt aangenomen dat netten, waarvan de hoofdwapening elkaar overlapt in het-
zelfde vlak, aan dezelfde voorwaarden onderworpen zijn als staven en draden. Tussen
de regels door zou men NBN B 15-002 eveneens op die manier kunnen interpreteren.

Tabel 26 Overlappingslengte van de hoofdwapening.

STAVEN, GERECHTE DRADEN


EN GELASTE WAPENINGSNETTEN GEPUNTLASTE WAPENINGSNETTEN MET
MET OVERLAPPING IN HETZELFDE OVERLAPPING IN VERSCHILLENDE VLAKKEN
VLAK

F
F
Overlapping
Overlapping
Schema

F F
F
F

Langsdoorsnede Langsdoorsnede
Formule

A s, req
ls = l b , net α 1 ≥ l s ,min ls = α2l b ≥ l s ,min
A s, prov

As s met 1 ≤ α2 ≤ 2
Vermenigvuldigingsfactor

α 2 = 0, 4 +
800
waarbij :
– As/s : specifieke doorsnede van het wapeningsnet
α1 (zie tabel 27) (mm2/m)
– As : doorsnede van een staaf van het wape-
ningsnet (mm2)
– s: afstand tussen de langsdraden van het
wapeningsnet (m)

– ≥ 0,3 αa α1 lb – l ≥ 0,3 α2 lb
Minimumlengte

l s,min
s,min
α1 : zie tabel 27, p. 67 α2 : zie hierboven
αa : zie tabel 25, p. 64 l : zie § 8.5.3, p. 63
b
l : zie § 8.5.3, p. 63
b
– l
s,min
≥ 200 mm
– l
s,min
≥ 200 mm – l
s,min
≥ st (afstand tussen de
– l
s,min
≥ 15 φ gelaste dwarsdraden)

66 TV 217 – september 2000


Tabel 27 Coëfficiënt α1 voor de hoofdwapening, overlappend in hetzelfde vlak.

Percentage overlappende wapening


in de beschouwde doorsnede
WAPENING a b
20 % 25 % 33 % 50 % 100 %

GEDRUKTE a < 10 φ en/of b < 5 φ 1 1 2 2 2


WAPENING
a ≥ 10 φ én b ≥ 5 φ 1 1 1 1 1

a < 10 φ en/of b < 5 φ 1,2 1,4 1,6 1,8 2,0


GETROKKEN
WAPENING
a ≥ 10 φ én b ≥ 5 φ 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4

Tabel 28 Overlappingslengte (in cm) voor staven met a < 10 φ en/of b < 5 φ.

A. GOEDE HECHTINGSVOORWAARDEN

STERKTEKLASSE VAN HET BETON


φ (mm)
C20/25 C25/30 C30/37 C35/45 C40/50 C45/55 C50/60

6 57 49 44 39 36 33 31

8 76 65 58 52 47 44 41

10 95 81 73 64 59 55 51

12 114 97 87 77 71 66 61

16 152 129 116 103 94 87 81

20 189 161 145 128 118 109 102

25 237 202 182 160 147 136 127

32 303 258 232 205 188 174 162

40 411 351 316 278 256 237 220

B. ZWAKKE HECHTINGSVOORWAARDEN

STERKTEKLASSE VAN HET BETON


φ (mm)
C20/25 C25/30 C30/37 C35/45 C40/50 C45/55 C50/60

6 81 69 63 55 51 47 44

8 108 92 83 74 68 63 58

10 135 115 104 92 84 78 73

12 162 138 124 110 101 94 87

16 216 184 166 147 135 125 116

20 271 230 207 183 168 156 145

25 338 288 259 229 210 195 181

32 433 369 332 293 269 249 232

40 588 501 451 398 365 338 314

67 TV 217 – september 2000


Tabel 29
Overlappings- A. GOEDE HECHTINGSVOORWAARDEN
lengte (in cm)
STERKTEKLASSE VAN HET BETON
voor staven
φ (mm)
met a ≥ 10 φ C20/25 C25/30 C30/37 C35/45 C40/50 C45/55 C50/60
en b ≥ 5 φ .
6 40 34 31 27 25 23 22

8 53 46 41 36 33 31 29

10 67 57 51 45 42 39 36

12 80 68 61 54 50 46 43

16 106 91 82 72 66 61 57

20 133 113 102 90 83 77 71

25 166 141 127 112 103 96 89

32 212 181 163 144 132 122 114

40 288 245 221 195 179 166 154

B. ZWAKKE HECHTINGSVOORWAARDEN

STERKTEKLASSE VAN HET BETON


φ (mm)
C20/25 C25/30 C30/37 C35/45 C40/50 C45/55 C50/60

6 57 49 44 39 36 33 31

8 76 65 58 52 47 44 41

10 95 81 73 64 59 55 51

12 114 97 87 77 71 66 61

16 152 129 116 103 94 87 81

20 189 161 145 128 118 109 102

25 237 202 182 160 147 136 127

32 303 258 232 205 188 174 162

40 411 351 316 278 256 237 220

8.6.1.1.2 Praktische werkwijze voor de – indien a ≥ 10 φ en b ≥ 5 φ, volgt de overlap-


bepaling van de overlappings- pingslengte uit tabel 29.
lengte van getrokken hoofd-
wapening (bij gebruik van De waarden a en b worden bepaald aan de hand van
staalkwaliteit 500) afbeelding 61.

Praktisch kan men als volgt tewerk gaan voor het Indien slechts de helft van de wapeningen elkaar
bepalen van de overlappingslengte van staven en overlappen in de beschouwde doorsnede (50 %
draden (en bij uitbreiding ook van gelaste wape- overlapping), mogen de overlappingslengten van
ningsnetten waarvan de hoofdwapeningen elkaar tabel 28 gereduceerd worden door ze te vermenig-
in hetzelfde vlak overlappen) die elkaar allemaal in vuldigen met 0,9 en de overlappingslengten van
dezelfde doorsnede overlappen (100 % overlap- tabel 29 met 0,93.
ping) :
– indien a < 10 φ en/of b < 5 φ, volgt de overlap- Tot slot dient nog gecontroleerd te worden of de
pingslengte uit tabel 28 gevonden verankeringslengte voldoet aan de mini-
male waarde ls,min (zie linkerhelft van tabel 26).

68 TV 217 – september 2000


Voor de overlappingslengte van gelaste netten waar- 8.6.1.1.3 Bijkomende voorschriften
bij de hoofdwapening zich niet in hetzelfde vlak
bevindt (rechterhelft van tabel 26), kan tabel 30 Men kan de volgende bijkomende voorschriften
gebruikt worden (in de veronderstelling dat As,prov = formuleren :
As,req; dit is steeds aan de veilige kant). Aan de ◆ men moet de overlappingen van de staven zo-
eerste twee minimumvoorwaarden van tabel 26 is veel mogelijk laten verspringen, zodat ze niet
voldaan; eventueel moet men de overlapping nog voorkomen in gebieden met hoge staalspan-
verhogen tot de tussenafstand van de dwars- ningen
wapening (bv. 25 cm). ◆ men dient de overlappingen in elke doorsnede
zoveel mogelijk op symmetrische wijze en even-

Tabel 30 Overlappingslengte (in cm) voor gelaste netten (hoofdwapening in verschillende vlakken).

A. GOEDE HECHTINGSVOORWAARDEN

STERKTEKLASSE VAN HET BETON

Hoofdwapening As/s α2
(mm2/m) C20/25 C25/30 C30/37 C35/45 C40/50 C45/55 C50/60

φ 6 – 150 188 0,64 → 1 29 25 22 20 20 20 20

φ 7 – 150 257 0,72 → 1 34 29 26 23 21 20 20

φ 8 – 100 503 1,03 39 34 30 27 25 23 21

φ 8 – 150 335 0,82 → 1 38 33 29 26 24 22 21

φ 9 – 150 424 0,93 → 1 43 37 33 29 27 25 23

φ 10 – 100 785 1,38 66 56 50 45 41 38 35

φ 10 – 150 524 1,06 51 43 39 34 32 29 27

φ 11 – 150 634 1,19 62 53 48 42 39 36 34

φ 12 – 100 1130 1,81 103 88 79 70 64 60 55

φ 12 – 150 754 1,34 76 65 59 52 48 44 41

B. ZWAKKE HECHTINGSVOORWAARDEN

Hoofdwapening C20/25 C25/30 C30/37 C35/45 C40/50 C45/55 C50/60

φ 6 – 150 41 35 32 28 26 24 22

φ 7 – 150 48 41 37 32 30 28 26

φ 8 – 100 56 48 43 38 35 32 30

φ 8 – 150 55 46 42 37 34 32 29

φ 9 – 150 61 52 47 42 38 35 33

φ 10 – 100 94 80 72 63 58 54 50

φ 10 – 150 72 61 55 49 45 42 39

φ 11 – 150 89 76 68 60 55 51 48

φ 12 – 100 147 125 113 100 92 85 79

φ 12 – 150 109 93 84 74 68 63 59

69 TV 217 – september 2000


DIAMETER VAN DE Tabel 31 Minimale
VERDEELWAPENING φ≤6 6 < φ ≤ 8,5 8,5 < φ ≤ 12 overlappingslengte van
(mm) de verdeelwapening
voor wapeningsnetten.
≥ sl (*) ≥ s (*) ≥ s (*)
EIS VOOR ls = ls,min ≥ 150 mm
l

≥ 250 mm
l

≥ 350 mm

(*) sl : tussenafstand van de langsdraden.

wijdig met het buitenvlak van het onderdeel te In alle andere gevallen (φ ≥ 16 mm) moet men de
schikken volgende regels aanhouden (zie ook afbeelding 62) :
◆ in het algemeen moet men de overlappingen ◆ de totale doorsnede van de dwarswapening
voorzien in gebieden waar de rekenwaarde van (ΣAst = n.Ast; we veronderstellen dat de dwars-
de snedekrachten in de blijvende en voorlopige wapening bestaat uit n identieke staven) moet
ontwerptoestanden niet meer bedraagt dan 80 % minstens gelijk zijn aan de doorsnede As van
van de rekensterkte voor de doorsnede. één te overlappen staaf
◆ als de afstand a (zie afbeelding 61) tussen de te
overlappen langsstaven kleiner is dan 10 φ, moet
8.6.1.2 OVERLAPPINGSLENGTE VAN DE men de dwarswapening aanbrengen in de vorm
DWARSE VERDEELWAPENING van beugels
◆ de dwarswapening wordt gelijkmatig verdeeld
Voor afzonderlijke staven en draden gaat men bij over de lengte van de overlapping en geplaatst
het bepalen van de overlappingslengte van de tussen de langswapening en het buitenvlak (dag-
verdeelwapening uit van de formules voor de vlak) van het beton
hoofdwapening uit tabel 26, waarbij α1 = 1 mag ◆ in het geval van gedrukte staven wordt de
genomen worden. dwarswapening geconcentreerd op het einde van
de overlapping en steekt ze over een afstand
Voor gelaste wapeningsnetten wordt enkel een van minstens vier maal de diameter van de over-
minimale overlappingslengte voor de verdeel- lappende staven voorbij de verankering.
wapening opgegeven, die is overgenomen in ta-
bel 27. Alle dwarswapeningen mogen elkaar op de-
zelfde plaats overlappen. Verder wordt nog voor- 8.6.1.4 TOELAATBAAR PERCENTAGE
geschreven dat zich minstens twee lassen (of één HOOFDWAPENINGEN DIE ZICH
maas met wijdte sl) dienen te bevinden in de OVERLAPPEN IN DEZELFDE
overlappingszone. DOORSNEDE

Het percentage wapeningen die zich in een bepaalde


8.6.1.3 DWARSWAPENING IN doorsnede overlappen, mag de in tabel 32 gegeven
DE OVERLAPPING waarden niet overschrijden.

Indien de diameter van de overlappende staven klei- Ter illustratie is in afbeelding 63 een doorsnede
ner is dan 16 mm, of indien het percentage van de weergegeven, waarin 50 % (= 2 van de 4 φ 12) van
overlappende staven kleiner is dan 20 % in alle de staven elkaar overlappen in de getrokken zone
doorsneden, en op voorwaarde dat de belasting niet van een gewapende balk.
dynamisch is, moet er geen dwarswapening in de
overlappingszone worden aangebracht. Men neemt De afstand tussen het midden van opeenvolgende
dan aan dat de dwarswapeningen die om andere overlappingen van staven, draden en wapenings-
redenen aanwezig zijn (bv. dwarskracht- of ver- netten moet minstens 1,3 ls zijn, om te kunnen spre-
deelwapeningen), volstaan. ken van een gedeeltelijke overlapping.
≥ 150 mm

≥ 150 mm

Ast/2 Ast/2 Ast/2 Ast/2 Afb. 62


Details van de
dwarswapening
Fs 4φ Fs in overlappings-
Fs Fs zones op druk
en trek volgens
l /3
s
l /3
s
l /3
s
l /3
s
de norm NBN
ls ls B 15-002.

STAVEN ONDERWORPEN AAN DRUK STAVEN ONDERWORPEN AAN TREK

70 TV 217 – september 2000


Tabel 32 Maximum percentage wapening die een gegeven doorsnede mag overlappen.

BELASTING OVERWEGEND
TYPE WAPENING VOORWAARDEN
statisch dynamisch

GEDRUKTE STAVEN EN 100 %


– 100 %
DRADEN

wapeningen in één laag 100 % 100 %


GETROKKEN STAVEN
EN DRADEN
wapeningen in meerdere lagen 50 % 50 %

As/s ≤ 1200 mm2/m 100 % 100 %


en hoofdwapeningen in één laag
GEPUNTLASTE NETTEN
As/s ≥ 1200 mm2/m
60 % 60 %
of hoofdwapeningen in meerdere lagen

Afb. 63 Overlapping van 50 % van de staven in de getrokken zone (2 van de 4 φ12).


min. 1,3 ls
12

overlapping
12
gedrukte zone
12
A A

overlapping getrokken zone 12

l l
s s

HORIZONTALE DOORSNEDE AA

De volgende systemen kunnen worden onder-


12
scheiden :
◆ persmoffen of gedrukte moffen die bestaan uit
8.6.2 DOORVERBINDEN MET een huls die men rond de staven aanbrengt en
MECHANISCHE KOPPELINGEN vervolgens dichtperst (afbeelding 64). Ze kun-
nen zowel op trek als op druk worden belast.
Het gebruik van overlappingen om staven te De hechting van de mof op het betonstaal wordt
verbinden, is in bepaalde gevallen niet aangewezen : bekomen door de profilering op het betonstaal.
◆ door het gebrek aan ruimte om de overlappingen Voor het aanbrengen van de persapparatuur
aan te brengen in de dwarsdoorsnede (over- moet de afstand tussen de staven voldoende
schrijding van de maximale wapeningsper- groot zijn (> 10 cm)
centages) ◆ geklemde moffen : dit zijn mechanische koppe-
◆ omdat het percentage van de te overlappen lingen waarbij de verbinding tussen twee
wapening het maximum toelaatbare overlap- wapeningsstaven wordt gerealiseerd door de
pingspercentage overschrijdt wapeningsstaven in de mof in te brengen en
◆ omdat de vereiste overlappingslengte groter is vervolgens één of meerdere bouten in de mof
dan de beschikbare lengte aan te draaien. In afbeelding 65 is een speciaal
◆ omdat de wachtwapening die voor de verbin- type geklemde mof, de zogenaamde MBT-kop-
ding moet zorgen een gevaar of een belemme- peling, afgebeeld. De staven worden verankerd
ring voor de werken zou vormen. door de klemming van de bouten in de mof. De
kop van de bouten breekt af bij een vooraf be-
In deze gevallen is het aan te raden de verbinding paald aandraaimoment. Het gedrag bij dynami-
tot stand te brengen met behulp van mechanische sche belasting van dit type mof moet men door
koppelingen. proeven verifiëren. Bij grotere staafdiameters
voorziet men moffen met meerdere bouten

71 TV 217 – september 2000


Afb. 65 MBT-koppeling (geklemde mof). Afb. 64 Gedrukte moffen (installatieschema).

stift om de juiste
positie van de mof
op het staafeinde te

verzekeren

◆ koppelbare staaf- en stekverbindingen die be-


staan uit voorbewerkte staven waarvan het ene
uiteinde (stek) een verdikking heeft met een in-
◆ geschroefde moffen of schroefmoffen die bestaan wendige schroefdraad waarin het andere uit-
uit een huls die men op een met draad voor- einde kan worden vastgeschroefd (zie afbeel-
ziene staaf schroeft. De krachten worden over- ding 68).
gedragen door de verbinding in de draad van de
schroefmof. Het uiteinde van de staaf kan hier- Afb. 68
bij cilindervormig of kegelvormig afgewerkt Koppelbare
worden. Schroefmoffen zijn beschikbaar in alle stekverbin-
diameters vanaf 12 mm. Afhankelijk van de dingen.
producent kan de schroefdraad van de moffen
verschillen, zodat de schroefdraadsystemen van
verschillende producenten niet steeds com-
patibel zijn. Schroefmoffen kunnen voorzien
zijn van :
– borgmoeren (of contramoeren) die toelaten
de mof vast te zetten (afbeelding 66).
– aanpassingsstukken om de nodige ver-
stelbaarheid te bekomen (afbeelding 67).
Borgmoeren en aanpassingsstukken worden ook
gebruikt om omgebogen wapeningsstaven in
hun juiste positie te bevestigen

Afb. 66 Geschroefde (cilindervormige) mof met


contramoeren.

contramoer

contramoer

Afb. 67 Geschroefde (konische) mof met


aanpassingsstuk.

aanpassingsstuk

72 TV 217 – september 2000


Bepaalde systemen hebben een verbreed uiteinde, Aangezien de kwaliteit van lasverbindingen afhan-
zodat de positionering en vastzetting van het stek- kelijk is van verschillende parameters :
anker op de bekisting vergemakkelijkt wordt (af- ◆ de lasbaarheid van het staal
beelding 69). Er bestaan ook koppelstukken die het ◆ de lasmethode
mogelijk maken twee gelijke uiteinden te verbin- ◆ de gebruikte apparatuur
den. Deze koppelstukken kunnen zowel een linkse ◆ de ervaring en de nauwgezetheid van de lasser
als een rechtse schroefdraad hebben, zodat twee ◆ de werkomstandigheden, …
uiteinden met een tegengestelde schroefdraad in één wordt deze wijze van doorverbinden niet aanbevo-
koppelbeweging kunnen worden vastgezet. len, zeker niet op de bouwplaats.

Afb. 69 Koppelbare stekverbinding.


8.7 SPECIALE Naast het gebruik van
DOORVER- overlappingen en me-
BINDINGS- chanische koppelingen
SYSTEMEN (moffen) zijn er ook een
aantal speciale doorver-
bindingssystemen voor het overbrengen van krach-
ten :
◆ wachtstavendozen
◆ koudebrugonderbrekingen
◆ deuvels.

8.7.1 WACHTSTAVENDOZEN
Sommige schroefverbindingen en koppelbare staaf-
en stekverbindingen beschikken over een kwali- Wachtstavendozen (afbeelding 70), ook wel stek-
teitscertificaat (bv. afgeleverd door KOMO of kenbakken genoemd, bestaan uit een reeks wape-
SECO). De producenten vermelden ook het aan- ningsstaven die in gebogen vorm bevestigd zijn op
draaimoment dat met een momentsleutel moet een geprofileerde staalplaat. Het geheel wordt aan
worden uitgeoefend om een slipvrije verbinding te de rand van de bekisting aangebracht en inge-
realiseren. betonneerd (fase 1). Na het wegnemen van de
bekisting worden de gebogen staven teruggeplooid,
De efficiëntie van doorkoppelverbindingen moet zodat ze als wachtwapening kunnen functioneren
worden aangetoond op experimentele manier. voor nadien te storten elementen (fase 2).
Hierbij stelt men eisen aan de treksterkte van de
koppeling, aan de gelijkmatige rek van de ver- Vroeger kon het terugbuigen zonder verandering
binding, aan de elasticiteitsgrens van de verbin- van de mechanische eigenschappen van het staal
ding en de sterkte van de mof zelf. Voor een ge- enkel gebeuren bij staal BE 220 S. Tegenwoordig
detailleerde beschrijving van de proefmethode produceert men ook hoogwaardig staal BE 500 S
wordt verwezen naar §§ 5.2.3.5 en 5.2.4.4 van de dat één maal teruggeplooid kan worden zonder dat
norm NBN B 15-002. de mechanische eigenschappen van het staal veran-
deren.

8.6.3 DOORVERBINDEN DOOR Het terugbuigen van het staal moet met voldoende
LASSEN zorg gebeuren om te vermijden dat er een bajonet-
vorm ontstaat. Verder moet ook voldoende plaats
Doorverbindingen van staven, draden en wape- worden voorzien, zodat het terugbuigen van de sta-
ningsnetten kunnen ook gebeuren door middel van ven zonder hinder voor andere voorwerpen kan
constructieve lassen. In principe komen hiervoor gebeuren.
de volgende types lassen in aanmerking :
◆ stomplassen
◆ overlaplassen. 8.7.2 KOUDEBRUGONDERBREKINGEN

Stomplassen zijn enkel toegelaten voor staven vanaf Voor het maken van uitkragende delen van gebou-
φ 18 mm. Overlaplassen zijn toegelaten voor alle wen, zoals bijvoorbeeld balkons, is het noodzake-
diameters; de vereiste laslengtes zijn gegeven in lijk een goede thermische isolatie tussen het
afbeelding 37 (§ 6.5.3). uitkragende deel en de binnenzijde van het gebouw
aan te brengen om koudebrugwerking te voorko-

73 TV 217 – september 2000


Afb. 70 Wachtstavendozen.
FASE 1 : BIJ HET gebogen FASE 2 : NA HET
INBETONNEREN staaf ONTKISTEN


plaat



Teruggeplooide staaf
afneembaar
deksel

men. Er zijn verschillende types geprefabriceerde Deuvels moeten geïnstalleerd worden bij moment-
koudebrugonderbrekingen in de handel die deze vrije doorsneden. Om corrosieproblemen te ver-
thermische isolatie bevatten en waarbij de over- mijden, kan men ze het best in roestvast staal uit-
dracht van de krachten gebeurt door een combina- voeren.
tie van trek- en drukstaven enerzijds en afschuif-
wapening anderzijds. Afbeelding 71 geeft een sche- Afb. 71 Koudebrugonderbrekingen.
matisch voorbeeld. De drukwapening is eventueel brandwerende
voorzien van opgelaste drukplaatjes om het contact- plaatjes trekwapening
oppervlak te vergroten.
gedragen vloer dragende vloer

8.7.3 DEUVELS

Een deuvel is een stalen staaf die volgens zijn as


vrij kan bewegen. Ter plaatse van onderbrekingen,
bv. (uitzettings)voegen, kunnen door deuvels of
door deuvelsystemen (*) dwarskrachten in beide
richtingen worden overgebracht zonder dat de voeg-
werking wordt verhinderd. Men brengt de deuvel
brandwerende

immers zó aan dat de richting van de vrije bewe-


plaatjes

opgelaste
wapening

plaat

ging (de as van de deuvel) overeenstemt met de


druk-

richting van de uitzetting van het constructiedeel


(afbeelding 72).

Afb. 72 Deuvelsysteem.

A. FASE 1 B. FASE 2
1 2
installatie
3
4
5

1) versterkingswapening
2) centreerhuls
3) deuvel
4) diepte-aanslag
5) huls van de deuvel

(*) Een deuvelsysteem combineert een deuvel en de bijhorende hulpwapening.

74 TV 217 – september 2000


9 WAPENINGSDETAILLERING

9.1 CONSTRUC- Naast berekeningsvoorschrif- As Afb. 73


TIEVE SCHIK- ten geeft de norm NBN B 15- Constructieve
KINGEN VOOR 002 bijkomende regels voor de schikkingen
h
DRAGENDE schikking van de wapening in voor
ONDERDELEN de constructie. Hierbij worden Ac kolommen.
de volgende types dragende on-

4h
φ ≥ 12 mm


derdelen beschouwd : l

b
◆ kolommen


φt

h
◆ liggers
◆ platen
◆ wanden
◆ consoles. sh

Hierna zijn de uit de norm NBN B 15-002 afkom-


stige regels over de constructieve schikking van de sh
wapening in de bovenstaande constructie-onderde-
len samengevat en verduidelijkt. sh ≤12 φ ,minl

sh ≤ h
sh ≤ 300 mm
9.2 KOLOMMEN Een bouwdeel kan als een ko-
lom worden beschouwd, indien NSd : de rekenwaarde van de axiale druk-
zijn lengte niet kleiner is dan twee maal de groot- kracht (aangrijpende belasting) (N)
ste afmeting van zijn dwarsdoorsnede. Bovendien fyd : de rekenwaarde van de elasticiteits-
mag de grootste dwarsafmeting b niet meer dan grens van de wapeningen (N/mm2)
vier maal de kleinste dwarsafmeting h bedragen, ◆ de maximale doorsnede As van de langswa-
zo niet spreekt men van wanden. De volgende voor- peningen moet voldoen aan :
schriften zijn van toepassing op kolommen (zie af- As ≤ 0,04 Ac (0,08 Ac in de overlappingszones)
beelding 73 voor de verklaring van de symbolen) : ◆ de langsstaven moeten gelijkmatig verdeeld zijn
◆ de kleinste toelaatbare afmetingen van de dwars- over de omtrek van de doorsnede. Kolommen
doorsnede van een kolom bedragen : met een veelhoekige doorsnede moeten min-
– 200 mm bij een ter plaatse gestorte kolom stens één staaf in elke hoek bevatten. Het klein-
(in verticale richting) ste aantal staven voor kolommen met een cir-
– 140 mm bij een geprefabriceerde kolom (ho- kelvormige doorsnede is 6
rizontaal gestort) ◆ de minimale diameter φt van de dwarswapening
bedraagt :
Dit zijn de waarden uit de norm. In de praktijk – φt ≥ 6 mm voor φ = 12 mm tot 20 mm
l

treft men nogal eens 140 mm en 190 mm aan – φt ≥ 8 mm voor φ = 25 mm tot 32 mm


l

voor ter plaatse gestorte kolommen die in – φt ≥ 10 mm voor φ = 40 mm l

metselwerkwanden geïntegreerd zijn. – φt ≥ 5 mm voor dwarsstaven van gelaste


wapeningsnetten
◆ de tussenafstand sh van de dwarswapeningen
◆ de minimale diameter φl van de langswapening gemeten langs de kolom moet voldoen aan :
bedraagt : φ ≥ 12 mm
l
– sh ≤ 12 maal de kleinste diameter van de
◆ de minimale doorsnede As van de langswa- langsstaven
peningen moet voldoen aan : – sh ≤ de kleinste afmeting van de kolom (dia-
– As ≥ 0,003 Ac meter voor ronde kolommen)
– As ≥ 0,15 NSd/fyd – sh ≤ 300 mm
waarbij : De maximale tussenafstand moet met een fac-
Ac : de (bruto) oppervlakte van de dwars- tor 0,6 vermenigvuldigd worden :
doorsnede van het beton (mm2) – in doorsneden boven en onder een balk of
plaat, tot op een afstand gelijk aan de groot-

75 TV 217 – september 2000


ste afmeting van de dwarsdoorsnede van de Afb. 75 Oplossingen om de centrale staven van een
kolom kolom tegen knikken te beveiligen.
– dichtbij verbindingen door overlappingen, VOORKEURSOPLOSSING : 1 BEUGEL
wanneer de maximale diameter van de langs-
staven meer dan 14 mm is
◆ de dwarswapeningen moeten zo geschikt wor-
den dat ze alle langse hoekstaven (of bundels
van hoekstaven) en minstens één andere staaf
op twee van de buitenlaag omwikkelen en aldus
tegen knik beveiligen. Geen enkele niet tegen
knik beschermde langse staaf (zogenaamde “niet
ALTERNATIEF : 2 SPELDEN
weerhouden staaf”) mag meer dan 15 φt verwij-
derd zijn van een tegen knik beveiligde staaf
(afbeelding 74). Een staaf is tegen knik bevei-
ligd als deze vastgehouden wordt door een korte
staaf waarvan de trekkracht de laterale verplaat-
sing van de langse staaf verhindert.

niet tegen knik beveiligd


ALTERNATIEF : 1 SPELD
Afb. 74 De
centrale staven
zijn niet tegen
knikken bevei-
ligd, want de
afstand tot de
beveiligde sta-
ven bedraagt
ALTERNATIEF : 2 BEUGELS
meer dan 15 φt.

> 15 φt

Indien nodig moet men bijkomende beugels of spel-


den plaatsen (zie afbeelding 75). De beugels die gelijkertijd voldaan is aan de volgende voorwaar-
het knikken verhinderen, worden op dezelfde den :
tussenafstand sh als de dwarswapeningen aange- – de liggers worden enkel onderworpen aan bui-
bracht. gende momenten (geen normaalkrachten)
– de liggers hebben een constante betondoorsnede
over de hele lengte
9.3 LIGGERS Een bouwdeel kan als een lig- – de liggers hebben rechte langswapening (even-
ger beschouwd worden indien tueel met haken) voor het opnemen van de bui-
zijn spanwijdte of zijn lengte minstens gelijk is aan gende momenten, en verticale beugels voor het
twee maal zijn totale hoogte. Liggers waarvan de opnemen van de dwarskrachten (*).
spanwijdte kleiner is dan twee maal hun hoogte,
moet men als dragende wanden behandelen.
9.3.1 VOORSCHRIFTEN VOOR
In § 5.4.2 van de norm NBN B 15-002 worden DE LANGSWAPENING
regels opgegeven die algemeen geldig zijn voor de
constructieve schikking van de wapening in liggers. 9.3.1.1 ALGEMEEN
In deze Technische Voorlichting zijn enkel de con-
structieve regels samengevat voor de meest voor- Men kan de volgende algemene regels formule-
komende gevallen, d.w.z. die gevallen waarbij te- ren :

(*) Met het oog op de rationalisatie van het vlechtwerk wordt afgeraden andere dan verticale dwarskrachtwapeningen te gebruiken.
Indien toch een andere soort dwarskrachtwapening gebruikt wordt, moet men de norm raadplegen voor de vereiste constructieve
schikkingen.

76 TV 217 – september 2000


◆ de maximale doorsnede As van de langswa- Afb. 77
peningen moet voldoen aan : As ≤ 0,04 Ac Schorsen van
(0,08Ac in de overlappingszones) E de wapening.
◆ voor de minimale doorsnede As van de langs- l
b,net

wapening geldt dat As ≥ 0,0015 btd en As ≥ l


b,net E
0,6 btd/fyk, waarbij : al

l
– d : de nuttige hoogte, d.i. de afstand tussen b,net E
de as van de getrokken langswapening en
de meest gedrukte vezel (mm) Msd
a
– bt : de gemiddelde breedte van de getrokken l

zone (mm). Voor rechthoekige doorsneden


is bt de breedte van de ligger. Voor T-door- E
l
b,net
sneden moet men een onderscheid maken : E
l l
- in de overspanning (flens samenge- b,net b,net

drukt) : bt = breedte van het lijf


- boven een steunpunt : bt = de breedte
van een doorsnede met dezelfde hoogte
als de getrokken zone van de T-door-
snede en met dezelfde oppervlakte als nul al > d dient genomen te worden, en dit zo-
de getrokken zone, berekend op basis van wel voor positieve als voor negatieve momen-
de effectieve breedte beff (afbeelding 76) ten (NBN B 15-002). De wapening wordt ver-
ankerd vanaf dit theoretische verankeringspunt
De norm NBN B 15-002 vermeldt niet duide- met een verankeringslengte lb,net (met een mini-
lijk hoe men de gemiddelde breedte bt voor T- male lengte gelijk aan de nuttige hoogte d naast
doorsneden boven een steunpunt moet bepa- de eisen van § 8.5.3.1 van deze TV).
len. In deze Technische Voorlichting wordt
voorgesteld dit te doen uitgaande van de effec- Voor de wapeningen van de flenzen die zich buiten
tieve breedte beff van de ligger. Voor de bepa- het lijf bevinden, moet men a verhogen met de
l

ling van de effectieve breedte van de ligger afstand van de staaf tot het lijf (afstand x, zie af-
verwijzen we naar de norm NBN B 15-002, beelding 81, p. 78).
§ 2.5.2.2.
9.3.1.2 SCHIKKING TER PLAATSE VAN
DE STEUNPUNTEN
Afb. 76 Bepaling van de gemiddelde breedte bt voor een T-ligger
boven een steunpunt. Men moet rekening houden met de volgende voor-
beff schriften :
◆ de algemene regel dat men in een monolithisch
bouwwerk, zelfs indien de berekening is uitge-
Af
hf

voerd in de veronderstelling van scharnierende


getrokken zone (h-x)
steunpunten, de doorsnede boven de steunpun-
Al
ten moet berekenen uitgaande van een gedeel-
neutrale lijn telijk inklemmingsmoment, waarvan de waarde
h

minstens gelijk is aan 25 % van het maximale


d

gedrukte zone (x)


buigingsmoment in de overspanning is uiter-
x

aard geldig en moet worden toegepast voor de


bovenwapening bij alle steunpunten, zowel
eindsteunpunten als tussensteunpunten
bw ◆ ter hoogte van de steunpunten, zowel eind-
bt = (Af + A )/(h - x)
l steunpunten als tussensteunpunten, moet men,
indien de uiteinden weinig of niet ingeklemd
◆ het schorsen van de langswapeningen kan ge- zijn (d.w.z. indien ze berekend zijn als schar-
beuren vanaf het punt waar ze niet meer nodig nierende verbindingen), een onderwapening met
zijn. Dit punt wordt bepaald door een horizon- een doorsnede van minstens 25 % van de staal-
tale verschuiving van de omhullende momenten- doorsnede in de overspanning aanbrengen
lijn over een afstand al = 0,9d/2 (afbeelding 77). ◆ de verankering van de onderwapening ter plaatse
Opgelet : het NAD (Nationaal Aanwendings- van een eindsteunpunt moet volgens de norm
document) bij NBN B 15-002 stelt dat in de NBN B 15-002 kunnen weerstaan aan een trek-
nabijheid van punten met moment gelijk aan kracht Fs = VSd (0,5 + ai/(0,9d)). Hierin (zie ook

77 TV 217 – september 2000


ur
he
In de praktijk is het vaak moeilijk aan deze
Afb. 78

tsc
voorschriften te voldoen wegens de beperkte

ch
Verankering van

ra
breedte van het ondersteunende element; de

sk
de onderwape-

ar
d staven worden meestal tot aan de as van het

dw
ning ter plaatse l

1e
b,net
van een eind- VSd steunvlak doorgetrokken, zodat ze mekaar net
45°
steunpunt. niet raken. Deze oplossing is aanvaardbaar
zolang rekentechnisch is aangetoond dat de
staaf voldoende verankerd is voorbij het mo-
menten-nulpunt.
VSd

◆ voor de structurele integriteit wordt evenwel


ai aangeraden de onderwapening te laten doorlo-
pen over de steun, als dit constructief mogelijk
is. De continuïteit van de onderwapening is ui-
teraard noodzakelijk indien aan het steunpunt
negatieve buigende momenten (trekspanningen
afbeelding 78) is : onderaan), bv. ten gevolge van zettingen, te
– VSd : de rekenwaarde van de dwarskracht verwachten zijn. In de praktijk voert men dan
aan het eindsteunpunt de staven aan weerszijden van het steunpunt
– ai : de waarde die de positie van de resul- overlappend uit, of wordt een bijlegstaaf met
tante VSd bepaalt; ai bedraagt maximaal 0,5t voldoende overlappingslengte over het steun-
(t is de breedte van het steunpunt, zie punt aangebracht om de continuïteit te verzeke-
§ 2.5.2.2.2 van de norm NBN B 15-002) ren (afbeelding 80). Indien men vreest voor zet-
– d : de nuttige hoogte van de ligger ter plaatse tingen, wordt de benodigde sectie van de
van het eindsteunpunt. onderwapening door berekening bepaald
De verankeringslengte lb,net wordt gemeten vanaf ◆ ter hoogte van een tussensteunpunt mag de to-
het theoretische verankeringspunt op de contact- tale doorsnede van de getrokken wapening van
lijn tussen de ligger en zijn steun (het dagvlak een T-doorsnede gelijk worden verdeeld tussen
van de ondersteuning) het inwendige (2x) en het uitwendige gedeelte
◆ de verankeringslengte van de onderwapening (afstand x langs beide zijden) van de flenzen
ter plaatse van een tussensteunpunt bedraagt (afbeelding 81).
tenminste 10 φ (voor rechte staven) of de buig-
doorndiameter dm (voor haken en bochten) (af- Afb. 81 Verdeling
van de wapening
beelding 79). Uiteraard dient nog gecontroleerd
op tussensteun-
te worden of de staaf voldoende verankerd is punten bij T-balken.
(lb,net) voorbij het momenten-nulpunt (van de x 2x x
verschoven momentenlijn)

Afb. 79 Verankering van de onderwapening op Afb. 80 Verankering van de onderwapening op


tussensteunpunten (minimaal). tussensteunpunten (aanbevolen).

dm l
s

l ≥ dm l ≥ 10 φ
l ≥ 10 φ

dm : diameter van de buigdoorn


l l
s s

l ≥ 10 φ l ≥ 10 φ l ≥ 10 φ l ≥ 10 φ

78 TV 217 – september 2000


9.3.2 VOORSCHRIFTEN VOOR DE – 1/5 ≤ VSd/VRd2 ≤ 2/3 : smax = 0,6d (maar niet
DWARSKRACHTWAPENING groter dan 300 mm)
– 2/3 < VSd/VRd2 : smax = 0,3d (maar niet groter
De volgende voorschriften zijn geldig als uit de dan 200 mm).
berekening blijkt dat dwarskrachtwapening nood-
zakelijk is (d.i. VSd > VRd1) (*). De voorschriften Deze beperkingen gelden niet indien VSd < VRd1
hebben enkel betrekking op verticale dwarskracht- (geen dwarskrachtwapening nodig).
wapening (beugels) :
◆ het geometrische dwarskrachtwapeningsgehalte Beugels moeten gesloten zijn (afbeelding 82).
ρw moet minstens gelijk zijn aan de waarden uit Open beugels zijn enkel aanvaardbaar indien een
tabel 33 : U-vormige staaf de open beugel afdekt (afbeel-
A sw ding 83) of wanneer het gaat om een T-vormige
ρw = (voor verticale beugels) sectie, waarbij de wapening van de plaat de beu-
s.b w gel vervolledigt of zorgt voor een voldoende
met : verankering van de “beugelbenen” (afbeelding 84).
– A sw : doorsnede in mm2 van de dwars- De maaswijdte van het wapeningsnet wordt, in-
krachtwapening over een lengte s dien mogelijk, in overeenstemming gekozen met
– s : tussenafstand van de dwarskrachtwape- de tussenafstand van de beugels.
ningen (beugelafstand) in mm
– bw : dikte van de lijfplaat in mm (indien bw > Volgens de norm NBN B 15-002 moet de ver-
300 mm, mag bw in de formule vervangen ankeringslengte lb,net worden voorzien vanaf de neu-
worden door bwf, d.i. een fictieve lijfdikte, trale lijn van de balk. Eenvoudigheidshalve kan men
bepaald door VRd1 gelijk te stellen aan VSd; de regels uit tabel 34 (p. 80) aanhouden voor de
bwf mag echter niet kleiner zijn dan 300 mm) lengte lb,v van de haken voor open beugels.
◆ de maximale afstand smax tussen de dwarswape-
ningen (**) in de langsrichting is afhankelijk
van de verhouding van de rekenwaarde van de Afb. 82
aangrijpende dwarskracht VSd tot de reken- Gesloten
waarde van de maximale dwarskracht VRd2, die beugels.
kan gedragen worden zonder verbrijzeling van
de drukschoren in het beton :
– VSd/VRd2 ≤ 1/5 : smax = 0,8d (maar niet groter
dan 300 mm)
– 1/5 ≤ VSd/VRd2 ≤ 2/3 : smax = 0,6d (maar niet
groter dan 300 mm)
– 2/3 < VSd/VRd2 : smax = 0,3d (maar niet groter Afb. 83
dan 200 mm) Open beugel
– d = nuttige hoogte van de ligger afgedekt met
◆ de afstand in de dwarsrichting tussen de benen een U-vormige
van eenzelfde reeks dwarskrachtwapeningen staaf.
mag niet meer bedragen dan :
– VSd/VRd2 ≤ 1/5 : smax = d (maar niet groter
dan 800 mm)

Tabel 33 Afb. 84
Minimale ρw voor staalkwaliteit Open beugel
BETONKLASSE fyk = 500 N/mm2
waarden (T-vormige
voor ρw. sectie).
C12/15 tot C20/25 0,0007

C25/30 tot C35/45 0,0011

C40/50 tot C50/60 0,0013

(*) Voor de berekening van VSd, VRd1 en VRd2 verwijzen we naar de norm NBN B 15-002.
(**) Naast deze constructieve maatregelen wordt de afstand tussen de dwarswapeningen ook beperkt vanuit het oogpunt van de toelaatbare
scheurafstanden.

79 TV 217 – september 2000


Tabel 34 9.4.2 VOORSCHRIFTEN VOOR DE
Lengte van de Diameter Lengte SECUNDAIRE DWARS-
haken bij naar φ l
b,v WAPENING
buiten ge-
bogen open 6 300
beugels.
Onder secundaire wapening verstaat men de dwars-
8 300 wapening voor platen die slechts in één richting
dragen :
10 400 ◆ de doorsnede van de secundaire dwarswapening
moet minstens 20 % van de doorsnede van de
12 550 hoofdwapening bedragen
◆ de maximale afstand smax tussen de secundaire
wapeningsstaven moet voldoen aan :
– smax ≤ 2,5 h
Wanneer grote wringingsmomenten kunnen optre- – smax ≤ 400 mm.
den, wordt ook aangeraden gesloten beugels te
voorzien.
9.4.3 VOORSCHRIFTEN VOOR DE
SCHIKKING TER PLAATSE VAN
9.4 PLATEN De voorschriften hebben be- DE STEUNPUNTEN EN DE VRIJE
trekking op platen die in twee RANDEN
richtingen dragen en platen die in één richting dra-
gen, en waarbij de breedte b en de effectieve over- Men moet met de volgende voorschriften rekening
spanning leff (zie § 2.5.2 van de norm NBN B 15- houden :
002) minstens gelijk zijn aan 4 h (h is de totale ◆ bij platen moet minstens de helft van de in de
dikte van de plaat). De minimale absolute dikte van overspanning berekende onderwapening door-
de plaat is 50 mm. lopen naar de steunpunten en daar verankerd
worden
◆ de bovenwapening ter plaatse van randen met
9.4.1 VOORSCHRIFTEN VOOR DE een gedeeltelijke inklemming, die niet in aan-
HOOFDWAPENING IN PLATEN merking genomen werd bij de berekening, moet
toevallige inklemmingsmomenten kunnen op-
Onder hoofdwapening in platen verstaan we de nemen ter waarde van 25 % van het maximale
wapening die noodzakelijk is voor het statische buigmoment in de aangrenzende overspanning.
evenwicht. Bij platen die dragen in twee richtin- De lengte waarover deze wapening moet wor-
gen, is de wapening in beide richtingen als hoofd- den voorzien, is in § 5.4.3.2.2 van de norm NBN
wapening te beschouwen : B 15-002 vastgelegd op minstens 0,2 maal de
◆ de minimale doorsnede van de hoofdwape- aangrenzende overspanning (afstand tussen de
ning As (mm2) moet, net zoals de doorsnede As dagvlakken van de steunen), gerekend vanaf de
van de langswapening bij liggers, voldoen aan : buitenrand van de steun, en is minstens gelijk
– As ≥ 0,0015 btd aan de vereiste verankeringslengte
– As ≥ 0,6 btd/fyk ◆ langsheen een vrije rand (een rand zonder steun)
◆ de maximale doorsnede van de hoofdwapening moet een plaat normaal voorzien zijn van
As (mm2) moet, net zoals de doorsnede As van langswapeningen en dwarswapeningen, die
de langswapening bij liggers, beantwoorden meestal aangebracht worden zoals aangeduid in
aan : afbeelding 85. Het aantal langsstaven dat men
As ≤ 0,04 Ac (0,08Ac bij overlapping) langs de hoogte van de vrije rand moet aan-
◆ het schorsen van de hoofdwapening gebeurt brengen, is afhankelijk van de dikte van de plaat.
zoals het schorsen van de langswapening bij Als praktijkregel geldt dat de maximale afstand
liggers. De verschuiving van de momentenlijn tussen de langsstaven niet meer dan 300 mm
gebeurt over een afstand a = d
l
mag bedragen. Indien de dikte van de plaat gro-
◆ de maximale afstand smax tussen de hoofdwape- ter is dan 400 mm, wordt een tussenstaaf aange-
ningsstaven moet voldoen aan de volgende ver- bracht op halve hoogte van de plaat
eisten : ◆ het gedrag van een plaat in de nabijheid van
– smax ≤ 1,5 h hoeken vraagt bijzondere aandacht. Een een-
– smax ≤ 350 mm. voudig opgelegde plaat heeft de neiging om op
te liften. Indien de schikkingen bij een hoek-
punt zodanig zijn dat het opliften wordt verhin-
derd, dient men passende wapeningen en o.m.

80 TV 217 – september 2000


Speld Afb. 85
Wapening
De norm geeft geen precieze voorschriften voor
langs een
de doorsnede en de tussenafstand van deze vrije rand.
Langswapening Vrije rand spelden. Het lijkt logisch te stellen dat de dia-
meter en de tussenafstand van de speld gelijk
moeten zijn aan de diameter en de tussen-
≥2h afstand van de dwarswapening.

bovenwapeningen te voorzien, tenzij de gevol-


gen van scheurvorming weinig belang hebben.

Afb. 86
9.4.4 VOORSCHRIFTEN VOOR DE Verdeling van
DWARSKRACHTWAPENING spanningen in
liggers met
kleine
Indien uit de berekening blijkt dat dwarskracht- spanwijdte.
wapening noodzakelijk is (voor platen wil dit zeg-
gen V Sd > 1,25 V Rd1; zie NBN B 15-002
§ 4.3.2.3 (4)), zijn de volgende voorschriften van
toepassing, althans voor verticale dwarskracht-
wapening (*) :
◆ een plaat met dwarskrachtwapening moet een
dikte van minstens 200 mm hebben
◆ het geometrische dwarskrachtwapeningsgehalte
ρw moet minstens gelijk zijn aan 60 % van de
waarden uit tabel 33 (p. 79)
◆ de maximale tussenafstand van de dwars-
wapeningen (**) is afhankelijk van de verhou-
ding van de rekenwaarde van de aangrijpende
dwarskracht VSd tot de rekenwaarde van de h
maximale dwarskracht VRd2, die kan worden As Afb. 87
≤ 300 mm

gedragen zonder verbrijzeling van de druk- Schikkingen


schoren in het beton (***) : van de
Ac wapening in
– VSd/VRd2 ≤ 1/5 : smax = 0,8 d
≤ 300 mm

– 1/5 ≤ VSd/VRd2 ≤ 2/3 : smax = 0,6 d wanden.


– 2/3 < VSd/VRd2 : smax = 0,3 d.
de horizontale wape-
ningen moeten tussen
9.5 WANDEN Elementen waarvan de horizon-
de verticale wape-
ningen en het dichtst-
tale lengte minstens vier maal bijgelegen buitenvlak
de dikte h bedraagt, worden beschouwd als wanden geplaatst worden
(afbeelding 87). De berekening van wanden ge-
beurt analoog met de berekening van kolommen, ≤ 2h
uitgezonderd in de volgende gevallen : ≤ 300 mm
◆ wanden die loodrecht op het vlak van het ele-
ment belast worden (bv. keermuren, diep-
wanden, …) moet men berekenen zoals platen den kan worden afgeleid uit een model met druk-
◆ liggers waarvan de spanwijdte kleiner is dan en trekstangen (zie afbeelding 86), waarvan de
tweemaal hun hoogte, behandelt men als dra- basisprincipes gevonden worden in § 2.5.3.6 van
gende wanden. De wapening in dergelijke wan- de norm NBN B 15-002).

(*) Met het oog op de rationalisatie van het vlechtwerk wordt afgeraden andere dan verticale dwarskrachtwapeningen te gebruiken.
Indien men toch een andere soort dwarskrachtwapening gebruikt, moet de norm worden geraadpleegd voor de vereiste constructieve
schikkingen.
(**) Naast deze constructieve maatregelen wordt de afstand tussen de dwarswapeningen ook beperkt vanuit het oogpunt van de toelaatbare
scheurafstanden.
(***) Voor de berekening van VSd, VRd1 en VRd2 verwijzen we naar de norm NBN B 15-002.

81 TV 217 – september 2000


De volgende voorschriften zijn van belang voor 9.6 CONSOLES De wapening in con-
wanden (zie afbeelding 87 voor de verklaring van soles en het theore-
de symbolen) : tische vertrekpunt van de verankeringslengte kun-
◆ de doorsnede van de verticale wapening As,vert nen bepaald worden op basis van een model met
moet voldoen aan : 0,003 Ac ≤ As,vert ≤ 0,04 Ac druk- en trekstangen (§ 2.5.3.6 van de norm NBN
(0,08Ac bij overlapping) B 15-002) (afbeelding 88) :
◆ de verticale wapening moet over de twee helf- ◆ de verankering van de trekstaven moet volledig
ten van de wand gelijkmatig verdeeld worden. verzekerd zijn voorbij de knoop onder de draag-
Voor wanden die aan buiging loodrecht op het plaat. Afbeelding 88 geeft de mogelijke ver-
vlak van het element onderworpen zijn (en be- ankeringswijzen en de bijhorende bepaling van
rekend worden als platen), moet men langs elke de verankeringslengte. De lengte van de trek-
zijde van de wand in ieder geval de minimale staven voorbij de knoop in de kolom moet min-
wapeningshoeveelheid plaatsen (0,0015 Ac), stens gelijk zijn aan de vereiste veranke-
ook indien in één van de zijden enkel druk- ringslengte lb,net van de trekstaven
spanningen optreden ◆ beugels met een minimale totale doorsnede van
◆ de maximale afstand smax tussen de verticale sta- 0,4 As moeten aangebracht worden over de nut-
ven moet voldoen aan : tige hoogte d, indien aan volgende voorwaar-
– smax ≤ 2 h den voldaan is :
– smax ≤ 300 mm – h ≥ 300 mm
◆ de doorsnede As,hor van de horizontale wapening – As ≥ 0,4 Acfcd/fyd (Ac = b.h, betondoorsnede
moet minstens 50 % bedragen van de doorsnede in de console ter hoogte van de kolom).
van de verticale wapening : As,hor ≥ 0,5 As,vert
De beugels kunnen horizontaal of schuin (bij voor-
Voor wanden die hoofdzakelijk aan druk wor- keur loodrecht op de drukschoor) worden aange-
den onderworpen (bv. wanden voor woningen), bracht (afbeelding 89). Ze hebben tot doel weer-
mag de horizontale wapening (naar analogie stand te bieden tegen de splijtspanningen in de druk-
met platen) gereduceerd worden tot minstens schoren in het beton.
20 % van de doorsnede van de verticale
wapening : As,hor ≥ 0,2 As,vert.
Afb. 89 Wapening van consoles met horizontale en
schuine beugels.
◆ de diameter φhor van de horizontale wapening
moet voldoen aan : φhor ≥ φvert/4 Fvd Fvd
◆ de maximale afstand smax tussen twee naast el- As lus As lus
kaar gelegen horizontale staven moet voldoen Fhd Fhd
aan : smax ≤ 300 mm
◆ beugels moeten voorzien worden als de door-
snede van de dragende verticale wapeningen
groter is dan 0,02 Ac. Voor de diameter en de beugels
tussenafstand van de beugels gelden dezelfde ≥ 0,4 As
voorschriften als voor de dwarswapeningen in beugels ≥ 0,4 As
kolommen.

Afb. 88 draagplaat DETAILS


Staafwerk- Fv
model en A. RECHTE VERANKERING C. LUS
a
verankerings-
wijzen voor een knopen Fh
console (0,4 h l
b,net
≤ a < h).
h
b,net

Zie details B. BOCHT


≥ l

drukschoren l l
b,net ≥5φ b,net
trekstang As

82 TV 217 – september 2000


9.7 CONSTRUCTIEVE SCHIK- ◆ de verankeringslengte wordt bepaald zoals bij
KINGEN VOOR BIJZON- afzonderlijke staven, maar er wordt gebruik
DERE WAPENINGSTOE- gemaakt van de equivalente diameter. Enkel
PASSINGEN rechte verankeringen zijn toegestaan
◆ de overlapping gebeurt staaf per staaf, waarbij
9.7.1 STAVEN MET EEN DIAMETER maximaal drie staven in een doorsnede van een
GROTER DAN 32 mm bundel aanwezig zijn
◆ de afstand tussen de verankeringen en de over-
Staven met een diameter groter dan 32 mm (bv. 40, lappingen moet gelijk zijn aan 1,2 maal de ver-
50 of 60 mm) mag men enkel gebruiken voor ele- ankeringslengte van de individuele staven voor
menten met een minimale dikte gelijk aan 15 φ. bundels van twee staven en 1,3 maal de ver-
Deze beperking wordt opgelegd omdat er onvol- ankeringslengte voor bundels van drie staven.
doende proefresultaten beschikbaar zijn over de
hechtingseigenschappen van staven met grote dia-
meters voor op buiging belaste, slanke elementen. 9.7.3 HUIDWAPENING

Voor op druk belaste kolommen (bv. kolommen Huidwapening bestaat uit een gelast wapeningsnet
van 30 x 60 cm2 in parkeergarages) kunnen wel of uit staven met een kleine diameter. Deze
grotere diameters gebruikt worden in smallere sec- wapening heeft tot doel de scheurvorming te be-
ties. Staven met een diameter groter dan 32 mm heersen of weerstand te bieden tegen afschilfering
mag men volgens § 5.2.6.3 van de norm NBN B 15- van het omhullingsbeton, indien dat risico bestaat.
002 niet verankeren in getrokken zones. In de prak- De huidwapening wordt buiten de beugels geplaatst
tijk maakt men hierop een uitzondering voor grond- en wordt gelijkmatig verdeeld tussen het niveau
keermuren en funderingsplaten op volle grond. van de trekwapening en de neutrale lijn. De mini-
male doorsnede van de huidwapening As,surf (mm2)
Voor staven met een diameter groter dan 32 mm in de richting evenwijdig met de getrokken wape-
gelden bijkomende eisen met betrekking tot : ning bedraagt (zie ook afbeelding 90) :
◆ de verankering : met rechte staven of met be- As,surf ≥ 0,01 Act,ext.
hulp van mechanische voorzieningen
◆ de verbindingen door overlapping : niet toege- Act,ext is de oppervlakte van het getrokken beton
laten aan de buitenkant van de beugels (x bepaalt de
◆ de vereiste dwarswapening bij rechte ver- positie van de neutrale lijn, d is de nuttige hoogte).
ankeringen
◆ de beperking van de scheurvorming, bv. door
het toepassen van huidwapening. Afb. 90 Huidwapening.
c
Voor een gedetailleerde beschrijving van de eisen Act,ext
voor staven met een diameter groter dan 32 mm As,surf ≥ 0,01 Act,ext
verwijzen we naar § 5.2.6.3 van de norm NBN
≤ 600 mm

B 15-002.
≤d-x

huidwa-
pening
;;;;;;;;;;;;;;;;
9.7.2 BUNDELS VAN STAVEN
As,surf s of 150 mm st
l

Het bundelen van staven wordt toegepast als men


de vereiste afstand tussen de afzonderlijke staven
in zwaar gewapende elementen niet kan respecte- In de praktijk wordt een huidwapening voorzien in
ren. Een bundel bestaat uit maximaal twee staven de volgende gevallen :
van dezelfde diameter, staaltype en staalkwaliteit. ◆ bij liggers van meer dan 1 m hoogte, waarin de
Enkel voor bouwwerken in milieuklasse 1 zijn bun- hoofdwapening geconcentreerd is in slechts een
dels van drie staven toegelaten. De volgende eisen klein gedeelte van de hoogte. De huidwapening
zijn van toepassing op staafbundels : heeft tot doel de scheurvorming te beheersen,
◆ de betondekking op de bundels en de afstand de hoeveelheid dient te voldoen aan de voor-
tussen de bundels moeten groter zijn dan de schriften van § 4.4.2 (3) van de norm NBN
equivalente diameter φn, die als volgt bepaald B 15-002
wordt : ◆ in balken en platen om weerstand te bieden te-
φ n = φ n b ≤ 55mm gen afschilfering bij brand, indien de beton-
(nb = het aantal staven in de staafbundel) dekking op de hoofdwapening groter is dan of

83 TV 217 – september 2000


gelijk is aan 50 mm, tenzij door proeven kan Afb. 91
trekstang
worden bewezen dat geen afschilfering optreedt Equivalent
tijdens de voorziene periode van de brandweer- staafwerk-
stand model bij
◆ om de scheurvorming te beperken indien sta- een tand-
ven of staafbundels met een diameter groter dan
of gelijk aan 32 mm worden gebruikt. Fh ;;;; druk-
stang
oplegging.

9.7.4 OPHANGWAPENING Fv

Ophangwapening is noodzakelijk om de krachten


over te dragen bij tandopleggingen van liggers op
een ondersteunende ligger en bij belangrijke hoog- Om de scheurvorming in de inspringende hoeken
teverschillen in balken. De ophangstaven worden te beperken, past men soms nog schuine wapening
bij voorkeur uitgevoerd met beugels die men rond in de vorm van beugels of lusvormige staven toe
de hoofdwapening van de “opgehangen” ligger (afbeelding 92B en 92D). De schuine staaf kan
aanbrengt. eveneens in het staafwerkmodel worden ingebracht.

De grootte, de positie en de verankering van de


ophangwapening kan bepaald worden op basis van 9.7.5 WAPENING VOOR GECON-
een model met druk- en trekstangen of staafwerk- CENTREERDE BELASTINGEN
model (§ 2.5.3.6 van de norm NBN B 15-002). (PLAATSELIJKE KRACHTEN)
Afbeelding 91 toont een voorbeeld van een tand-
oplegging. Twee mogelijkheden voor het wape- Frettage- of splijtwapening is nodig onder het aan-
ningsschema van een dergelijke tandoplegging zijn grijpingspunt van geconcentreerde belastingen om
weergegeven in afbeelding 92A en 92C. de trekkrachten loodrecht op de richting van de
belasting op te nemen. Bij gewapende elementen
Zoals bij consoles, past men spelden of beugels toe wordt splijtwapening eerder zelden toegepast; de
voor het opnemen van splijtkrachten in de tand- belangrijkste toepassing betreft verankeringen van
constructie. De minimale totale doorsnede van de voorgespannen elementen.
beugels wordt begroot op 0,4As.

Afb. 92 Wapeningsschema's.
A. WAPENINGSSCHEMA VAN EEN B. WAPENINGSSCHEMA MET SCHUINE STAAF
TANDOPLEGGING

spelden spelden
≥ 0,4 As ≥ 0,4 As
;;; lussen ;;; lussen
trekstang As trekstang As

C. WAPENINGSSCHEMA VAN EEN D. WAPENINGSSCHEMA MET SCHUINE STAAF


TANDOPLEGGING

spelden spelden
≥ 0,4 As ≥ 0,4 As lussen
;;; lussen
;;; schuine
trekstang As trekstang As staaf

84 TV 217 – september 2000


ao bo
Aco Afb. 94
Bepaling van
Afb. 93 druk “a” (en “b”).
0,1 a
Plaatsing van de
splijtwapening.

o
a
a

trek

h > a - ao
h > b - bo

a
o
splijtwapening

3

a
a b ≤ 3 bo Ac

Voor het bepalen van de maximale geconcentreerde opgebogen staven. Voor de ponswapening mag
belasting die het betonelement kan opnemen (FRd), enkel gerekend worden op :
alsook van de hoeveelheid en de positie van de ◆ de wapeningen binnen een zone, begrensd door
dwarswapening, gebruikt men het geometrische een omtrekslijn, die zich op een afstand van ten
concept van de afgeknotte piramide. De afmetin- hoogste 1,5 d of 800 mm (laagste van de twee
gen van dit betonvolume worden gedefinieerd in waarden) van de rand van de belaste oppervlakte
afbeelding 94 : bevindt. Deze voorwaarde moet in alle rich-
◆ Aco = ao.bo : oppervlakte van de aangrijpende tingen gerespecteerd worden
belasting ◆ de opgebogen staven die boven het belaste op-
◆ Ac = a.b : een verdeeloppervlak gelegen in het pervlak lopen of die op een afstand van ten
betonelement hoogste d/4 van de omtrek van dat oppervlak
◆ de verschillende oppervlakken Aci, horende bij liggen.
geconcentreerde belastingen FSdi, mogen elkaar
niet overlappen
◆ de zwaartepunten van Ac en Aco moeten op de Afb. 95 Ponswapening.
rechte liggen die de richting van de uitwendige
belasting aangeeft ponswapening
◆ de afgeknotte piramide moet zich volledig bin-
nen het betonelement bevinden.

De splijtwapening wordt aangebracht in de vorm 1,5 d


1,5 d
van beugels of spelden en moet worden verdeeld
over een hoogte gelegen resp. tussen 0,1 a en a en
tussen 0,1 b en b. Afbeelding 93 toont een één-
dimensionaal voorbeeld. De doorsnede van de
splijtwapening Asp moet minstens gelijk zijn aan : 9.7.7 WRINGINGSWAPENING
◆ Asp > 0,3 FSd (1-ao/a) met een minimum van
FSd/10 voor de wapening in de richting a Men past wringingswapening slechts zelden toe. In
◆ Asp > 0,3 FSd (1-bo/b) met een minimum van de praktijk wordt wringing zoveel mogelijk verme-
FSd/10 voor de wapening in de richting b. den door het gebruik van een aangepast ontwerp.

Wringingswapening moet worden uitgevoerd met


9.7.6 PONSWAPENING gesloten beugels die een hoek van 90° vormen met
de as van het element. De overlangse afstand tus-
Men past ponswapening toe om dwarskrachten bij sen de wringingsbeugels mag niet groter zijn dan
puntsgewijze steunpunten op te nemen. De belang- 1/8 van de omtrek van het element. De langsstaven
rijkste toepassing van ponswapening betreft funde- mogen maximum 350 mm van elkaar verwijderd
ringszolen en paddestoelvloeren. De ponswapening zijn.
kan bestaan uit verticale beugels (afbeelding 95) of

85 TV 217 – september 2000


9.7.8 BIJLEGWAPENING ROND Afb. 96 Bijlegwapening voor openingen en sparingen.
SPARINGEN EN OPENINGEN bekisting voor de sparing

Indien de wapening in wanden of vloeren onder- bijlegwapening


broken moet worden voor openingen (bv. openin-
gen voor trappen of vensters), dient men rond deze
openingen een bijlegwapening toe te passen (af-
beelding 96). Er bestaan geen gedetailleerde regels
voor de schikking.

86 TV 217 – september 2000


10 RATIONALISATIE VAN HET
WAPENINGSPROCES
10.1 INLEIDING De rationalisatie van het wape- 10.2.1 RICHTLIJNEN VOOR DE KEUZE
ningsproces is het geheel van VAN DE GEOMETRISCHE
maatregelen die leiden tot een optimalisering van KENMERKEN VAN DE
het wapeningsproces, waardoor de kosten kunnen WAPENING
gereduceerd worden, de arbeidsomstandigheden
verbeterd en het aantal fouten verminderd. Bij de keuze van het wapeningsstaal wordt aanbe-
volen de volgende richtlijnen te hanteren.
Om de rationalisatie met succes te kunnen door-
voeren, moet een voldoende voorbereiding en coör- 1) Gebruik voor de wapening enkel diameters uit
dinatie tussen de verschillende partijen mogelijk de volgende reeksen :
zijn. Een van de belangrijkste aspecten van de ra-
tionalisatie bestaat er dan ook in erover te waken – staven : 8, 10, 12, 16, 20, 25 of 32 (40) mm
dat de definitieve wapeningstekeningen en -plans – draden : 6, 8, 10, 12 of 16 mm.
tijdig beschikbaar zijn. Het gebruik van standaard
wapeningsdetails kan hiertoe een belangrijke bij- Door het aantal diameters te beperken, vermeerdert
drage leveren. de verbruikte hoeveelheid staal, omdat het verschil
tussen de strikt noodzakelijke wapeningsdoorsnede
Tijdens de laatste decennia werden verschillende uit de berekeningen en de werkelijk voorziene
voorstellen gedaan om tot rationalisatie en stan- wapeningsdoorsnede toeneemt. Dit extra verbruik
daardisatie van het wapeningsproces te komen wordt echter gecompenseerd door de volgende
[19,21,22,23]. Tot dusver is dit maar gedeeltelijk voordelen :
geslaagd. Nochtans is het belang van rationalisatie ◆ minder kans op verwisseling tussen verschil-
en standaardisatie van het wapeningsproces nog toe- lende diameters. De verschillende diameters van
genomen, voornamelijk door de volgende evolu- de voorkeurreeks kunnen op zicht worden on-
ties : derscheiden, wat het gebruik op de bouwplaats
◆ de toenemende tijdsdruk waarmee het bouw- vergemakkelijkt en de kans op fouten vermin-
proces geconfronteerd wordt dert
◆ de prefabricatie van het vlechtwerk ◆ vermindering van afval, omdat men een groter
◆ het informatiseren van het wapeningsproces en gedeelte van de overschotten voor andere wape-
het berekenen van betonconstructies. ningselementen kan herbruiken
◆ minder omstellingen op de buigmachines, waar-
door het productieproces versnelt
10.2 RICHTLIJ- De richtlijnen die de optima- ◆ eenvoudiger gebruik van geprefabriceerde
NEN VOOR DE lisatie van het wapeningsproces verbindingsstukken (bv. moffen). Verbindings-
RATIONALISATIE bevorderen, kunnen opgesplitst stukken zijn doorgaans slechts voor een beperkt
VAN HET WAPE- worden in de volgende rubrie- aantal diameters (voorkeurdiameters vanaf
NINGSPROCES ken : 12 mm) beschikbaar
◆ richtlijnen betreffende de ◆ vermindering van het aantal reeksen afstand-
keuze van de geometrische kenmerken van de houders, omdat de vereiste betondekking en de
wapening (§ 10.2.1) tussenafstand van de wapeningsstaven afhan-
◆ richtlijnen betreffende de vorm van de wapening kelijk zijn van de nominale staafdiameter
(§ 10.2.2) ◆ verkleining en eenvoudiger beheer van voorra-
◆ richtlijnen betreffende de standaardisatie den.
(§ 10.2.3)
◆ richtlijnen betreffende de “vlechtvriendelijk- 2) Beperk het aantal diameters en staalkwa-
heid” van de wapening (§ 10.2.4). liteiten per onderdeel en per project.

Het beperken van het aantal diameters vereenvou-


digt de productie en de levering van de wapening.
Er wordt aangeraden voor eenzelfde project zoveel

87 TV 217 – september 2000


mogelijk beugels met dezelfde diameter toe te pas- 2) Maak zoveel mogelijk gebruik van gelaste
sen. Het is eveneens aanbevolen voor berekende wapeningsnetten.
wapening steeds de staalkwaliteit 500 te gebruiken
(fyk = 500 N/mm2) . Enkel voor hulpwapening kan Het gebruik van gelaste wapeningsnetten (eventueel
het gebruik van staalkwaliteit 220 nog nuttig zijn met korte verbindingsstaven tussen de wape-
(fyk = 220 N/mm2). ningsnetten) is uitermate aangewezen als men grote
oppervlaktes (vloeren, wanden) moet wapenen. Er
3) Gebruik wapeningen met grote diameter. wordt aangeraden zoveel mogelijk gebruik te ma-
ken van gelaste (gestandaardiseerde) wapenings-
In veel gevallen is het beter met grote staafdiameters netten, omdat :
(φ ≥ 16 mm) te werken, omdat de kostprijs per ton ◆ het tekenen ervan een stuk sneller gaat dan het
dan om volgende redenen voordeliger is : tekenen van losse staven die ter plaatse moeten
◆ voor een gegeven wapeningsgewicht zijn er gevlochten worden (zie hoofdstuk 5)
minder staven en dus minder knip- en buig- ◆ het plaatsen van sparingen in wapeningsnetten
bewerkingen. Aansluitend hierop wordt aange- (en het achteraf uitknippen van sparingen) min-
raden bij een vereiste wapeningsdoorsnede een der tijdrovend is dan het prefabriceren of het ter
zo gering mogelijk aantal staven te gebruiken plaatse vlechten van een wapeningsnet aan de
◆ het monteren en verbinden zijn eenvoudiger hand van losse staven
door het verminderen van het aantal kruisingen ◆ de kwaliteit van de lassen en de vormvastheid
en bindingen van gelaste wapeningsnetten beter zijn dan de
◆ de stijfheid is groter; er zijn dus minder afstand- kwaliteit van de lassen van een in de wape-
houders. ningscentrale geprefabriceerd net (met hecht-
lassen) of van een ter plaatse gevlochten
Een nadeel bij het gebruik van grote diameters is de wapeningsnet.
toename van de scheurwijdte. Dit moet afgewogen
worden tegen de zojuist opgesomde voordelen. De
toepassing van lange staven met diameters groter 10.2.3 RICHTLIJNEN BETREFFENDE DE
dan of gelijk aan 32 mm, vereist het gebruik van STANDAARDISATIE
hijswerktuigen, wat de kosten kan doen oplopen.
Standaardisatie heeft tot doel uniformiteit te berei-
ken. Op die manier wordt de informatisering en de
10.2.2 RICHTLIJNEN BETREFFENDE DE mogelijkheid tot prefabricatie in het wapenings-
VORM VAN DE WAPENING proces bevorderd, wat de kosten doet dalen en de
rationalisatie van het wapeningsproces versterkt.
Ten aanzien van de vorm van de wapeningen wor-
den bij voorkeur de volgende richtlijnen gehanteerd. 1) Gebruik zoveel mogelijk handelslengten of
deelmaten van handelslengten bij het ontwer-
1) Gebruik zo lang mogelijke rechte wapenings- pen van een constructie (tabel 35).
elementen; voor de te buigen bijlegstukken
kan men korte lengten gebruiken Het gebruik van standaardlengten verhoogt de mo-
gelijkheid tot hergebruiken van knipoverschotten,
Het manipuleren en buigen van kleine lengten in de waardoor het knipverlies beperkt wordt.
wapeningscentrale verloopt vlotter dan voor grote
lengten : Afwijkende lengten, groter dan de normale handels-
◆ er wordt aangeraden gebruik te maken van lengten, kunnen economisch verantwoord zijn in-
rechte langswapening met verticale dwars- dien grote hoeveelheden worden voorzien. De
krachtbeugels, veeleer dan te werken met onder leveringstermijnen van speciale lengtes zijn door-
45° opgebogen wapeningen gaans wel groter dan voor standaardlengten. Bo-
◆ in sommige gevallen kan het voordeliger zijn vendien moet men dan ook de nodige opslag-
de wapening te laten doorlopen in een zone waar capaciteit op de bouwplaats voorzien.
ze overbodig is, in plaats van de wapening te
schorsen en even verder te hernemen. 2) Gebruik de type-buigstaat (zie hoofdstuk 5).

Bij de plaatsing op de bouwplaats is het voordelig te De type-buigstaat is gebaseerd op de internationale


werken met grote wapeningselementen en korte bijleg- norm ISO 4066 [25], die als doel heeft een inter-
staven bij kruisingen. Bij de uitwerking van de stan- nationale harmonisering van het wapeningsproces
daarddetails (§ 10.3) is hiermee rekening gehouden. te bekomen. Het gebruik van deze buigstaat verge-
makkelijkt de interpretatie van de gegevens op de

88 TV 217 – september 2000


Tabel 35 Afb. 97
AANTAL HANDELSLENGTE
Voorkeur- Gebruik van
staaflengtes. DELEN 12 m 14 m korte eind-
stukken.
1 12,00 14,00
10.2.4 RICHTLIJNEN BETREFFENDE DE
2 6,00 7,00
“VLECHTVRIENDELIJKHEID” VAN
3 4,00 4,67 DE WAPENING

4 3,00 3,50 Een “vlechtvriendelijk” ontwerp veronderstelt een


eenvoudige wapening, die gemakkelijk gemaakt en
5 2,40 2,80 geplaatst kan worden.

6 2,00 2,33 Met het oog op het aanhouden van de toelaatbare


afwijkingen, wordt afgeraden opgesloten wape-
7 1,71 2,00
ningsstaven te gebruiken. Dit zijn staafvormen
8 1,50 1,75 waarbij geringe maatafwijkingen leiden tot het niet
vervullen van een eis, gesteld aan het gewapende
9 1,33 1,55 betonelement (afmeting, betondekking, tussen-
afstand, …). Er kan beter gebruik worden gemaakt
10 1,20 1,40 van korte eindstukken waarvoor de plaatsing ge-
makkelijk enige onnauwkeurigheid in de productie
van de wapeningsstaven en de bekisting kan op-
wapeningstekeningen en vereenvoudigt het gebruik vangen (afbeelding 97). Bovendien laat dit toe lange
van informatica voor het opslaan en de overdracht rechte staven toe te passen die gemakkelijk kunnen
van de gegevens. worden gemanipuleerd.

3) Gebruik enkel voorkeurstaafvormen (zie Een “vlechtvriendelijke” uitvoering van de wape-


hoofdstuk 5). ning veronderstelt dat men ook rekening houdt met
de arbeidsomstandigheden :
Het reduceren van het aantal staafvormen heeft ◆ er wordt aangeraden zoveel mogelijk gebruik te
voordelen in elke werkfase : maken van geprefabriceerde onderdelen uit de
◆ ontwerp : eenvoudigere wapeningstekeningen wapeningscentrale. De voordelen van het vlech-
en buigstaten ten in de wapeningscentrale hebben we reeds in
◆ bewerking : doorgedreven automatisering en § 6.5.1 opgesomd. Om het nadeel van de gerin-
grotere productiereeksen gere transportcapaciteit bij prefabricatie van
◆ opslag : minder verscheidenheid in de voorra- wapeningskorven te omzeilen, kan in bepaalde
den gevallen gebruik worden gemaakt van uitschuif-
◆ controle : eenvoudiger omdat minder verschei- bare wapeningskorven die tijdens het transport
denheid bestaat in elkaar geschoven zijn
◆ informatisering : gemakkelijkere overdracht van ◆ op de bouwplaats is het voordeliger te vlechten
informatie door het gebruik van een beperkt buiten de bekisting dan in de bekisting. Bij grote
aantal wapeningscodes. wapeningsconstructies dient men te vermijden
dat de vlechters op de bouwplaats in de wape-
4) Maak zoveel mogelijk gebruik van standaard ningsconstructie moeten kruipen voor het ma-
wapeningsdetails (zie § 10.3). ken van de bindingen. Het vlechten buiten de
bekisting levert in dit geval belangrijke voorde-
Standaardisatie van wapeningsdetails bevordert de len op, omdat de wapeningskorven buiten de
rationalisatie om de volgende redenen : bekisting kunnen gemanipuleerd worden. Zo
◆ het prefabriceren wordt gemakkelijker kan het binden zoveel mogelijk rechtstaand en
◆ het assembleren kan sneller gebeuren, omdat de op manshoogte gebeuren
standaarddetails ontworpen zijn met het oog op ◆ verder moet men in het ontwerp ook rekening
een eenvoudige uitvoering houden met het gewicht van de wapening. Het
◆ de ontwerper kan gebruik maken van praktijk- maximumgewicht dat door de arbeiders mag
gerichte oplossingen, die reeds hun efficiëntie worden getild, is niet eenduidig vastgelegd in
bewezen hebben. voorschriften. In de praktijk is dit gewicht af-
hankelijk van verschillende factoren : de til-
frequentie, de leeftijd, de omstandigheden, …
Ter illustratie : staven van 14 m, met een dia-

89 TV 217 – september 2000


A. ALGEMEEN GEVAL B. MET APART AANGEBRACHTE TUSSENBEUGELS
(DE NUMMERS GEVEN DE PLAATSINGSVOLGORDE AAN)
Afb. 98
Open 3
beugel-
vormen.
2
1

C. VOOR LICHTE WAPENINGSKORVEN D. VOOR LICHTE WAPENINGSKORVEN


(IN ÉÉN GEHEEL GEPREFABRICEERD)

tussenbeugel

meter gelijk aan 32 mm, wegen 88 kg en verei- afgesloten door een bovenwapeningsnet dat op de
sen vanzelfsprekend het gebruik van bijko- haken van de beugel komt te liggen (afbeelding 99).
mende hefmiddelen
◆ er wordt aangeraden gebruik te maken van open Bij onregelmatige balkdoorsneden wordt aangera-
beugelvormen met een open kap, zodat men op den de beugelvorm aldus te kiezen, dat er zo wei-
de bouwplaats geen zware staven over grote nig mogelijk losse delen zijn (afbeelding 100). Het
lengtes moet inschuiven (afbeelding 98A). toepassen van haken bij de beugels bevordert de
vormvastheid van de beugels.
Dit geldt vooral bij grote diameters (> 20 mm) in
constructie-elementen met een breedte b ≥ 800 mm
en een hoogte h ≥ 600 mm. De voorschriften wat Afb. 99 Open beugels voor T-balken in vloeren.
de afstand tussen de benen van de beugels bij liggers →
betreft, zijn samengevat in § 9.3.2 (p. 79). Even-
tueel moet men tussenbeugels toepassen, die apart
langswapening
worden aangebracht (afbeelding 98B). In de binnen-
om de beugel
hoeken van de beugels moet zeker een wape- af te sluiten
ningsstaaf komen. Voor lichtere wapeningskorven
worden de oplossingen in afbeelding 98C en af- lb,v lb,v
beelding 98D (in één geheel geprefabriceerd) toe-
gepast.

Voor T-balken in vloeren kunnen de open beugels


naar buiten worden gebogen. De beugel wordt dan

Afb. 100 Beugelvorm bij


onregelmatige balkdoorsneden.

minstens per 1,2 m


een haak voorzien ter
bevordering van de
vormvastheid

90 TV 217 – september 2000


10.3 STAN- Het opstellen van standaard- 10.3.2 WAND-VLOERAANSLUITINGEN
DAARDDETAILS details is in het bijzonder aan- EN WANDBEËINDIGINGEN
VOOR CON- gewezen in de utiliteitsbouw, (VERTICALE DOORSNEDEN)
STRUCTIEDELEN die gekenmerkt wordt door
constructiedetails die in de Men moet met de volgende regels rekening hou-
meeste toepassingen terugkeren. Men kan de vol- den :
gende algemene richtlijnen voor het standaardiseren ◆ bij wand-vloeraansluitingen bovenaan (afbeel-
van de wapeningsdetails toepassen [10,23]. ding 102A), bij doorgaande wand-vloeraan-
sluitingen (afbeelding 102B), bij wand-vloer-
aansluitingen onderaan (afbeelding 102C) en bij
10.3.1 WANDAANSLUITINGEN EN wandbeëindigingen (afbeelding 102D) moet
WANDBEËINDIGINGEN men spelden toepassen
(HORIZONTALE DOORSNEDEN) ◆ de spelden worden slechts aangebracht als de
wapeningsnetten geplaatst zijn. Eventueel kun-
De volgende regels zijn van toepassing : nen de spelden door wachtstavendozen (§ 8.7.1,
◆ bij T-aansluitingen (afbeelding 101A), hoek- p. 73) vervangen worden (afbeelding 103). De
aansluitingen (afbeelding 101B) en wandbeëin- lengte van de wachtwapening moet voldoende
digingen (afbeelding 101C) moet men gebruik zijn, zodat de vereiste overlappingslengte
maken van spelden om de continuïteit in de (§ 8.6.1, p. 65) met de aansluitende wapening
hoeken te verzekeren. Bij buigmomenten die de aanwezig is.
hoekaansluiting kunnen openen (zogenaamde
opendraaiende hoeken), kan het aangewezen De wand-vloeraansluiting onderaan is in afbeel-
zijn een diagonale wapeningsstaaf aan de bin- ding 102C uitgevoerd met een gewone stortnaad
nenzijde van de hoek te plaatsen om de trek aan met opstaande spelden als wachtwapening. Om de
de binnenzijde op te nemen. Een andere oplos- waterdichtheid van de stortnaad (bv. bij kelder-
sing bestaat erin een overdimensionering van wanden) te verbeteren, kan men een vertanding in
de spelden toe te passen deze naad aanbrengen (afbeelding 104). Eventueel
◆ bij horizontale kruisingen dient men de wape- moet een waterkerende bestrijking op de buiten-
ning (slechts) in één richting te onderbreken en wand aangebracht worden en/of een stortvoegband.
korte bijlegstaven te gebruiken voor de verbin- De naden moeten in ieder geval vrij zijn van stof en
ding (afbeelding 101D). ander vuil vooraleer de wand wordt aangestort.

Afb. 101 A. T-AANSLUITING B. HOEKAANSLUITING


Horizontale
doorsneden
van wandaan- speld als wachtwapening
sluitingen en a<s
wandbeëin-
digingen. diagonale staaf bij
“opendraaiende” hoeken
a
s

D. HORIZONTALE KRUISING

C. WANDBEEINDIGING
bijlegstaaf

speld

91 TV 217 – september 2000


Afb. 102 A. WAND-VLOERAANSLUITING BOVENAAN B. DOORGAANDE WAND-VLOERAANSLUITING
Verticale
doorsneden
van wand-
vloeraan-
sluitingen en speld ten behoeve van
wandbeëin- de vloerwapening
digingen.
speld ten behoeve van
de vloerwapening (te
plaatsen als het
ondernet gereed is)

C. WAND-VLOERAANSLUITING ONDERAAN D. WANDBEËINDIGING


(de nummers geven de plaatsingsvolgorde aan) speld

speld speld

4
1

wachtstavendoos
bv. 10 - 150

Afb. 103 wandwapening


Wachtsta-
vloerwapening
vendozen
voor wand-
vloeraanslui-
tingen.

wachtstavendoos betonvloer

betonwand

Afb. 104 Vertanding van de


wand-vloeraansluiting onderaan.

vertanding

wachtwapening

92 TV 217 – september 2000


Afb. 105 A. ALGEMEEN GEVAL B. MET SPELDEN
Detail van een
wand-vloer-
kruising.
bovenwapening niet bovenwapening niet
altijd aanwezig altijd aanwezig bovenwapening niet
altijd aanwezig

bijlegstaven bijlegstaven

Afbeelding 105A toont een detail van een wand- als bij wand-vloeraansluitingen met spelden
vloerkruising. Als de bovenstaande wand kleinere worden uitgevoerd. De kruising in doorgaande
afmetingen heeft dan de onderliggende wand, past balken kan bovenaan en onderaan het best met
men liefst spelden toe (afbeelding 105B). De krui- korte bijlegstaven gebeuren (afbeelding 106A
sing bovenin de vloer kan het best met korte bijleg- en afbeelding 106B)
staven gebeuren (met de nodige overlappings- ◆ de doorsnedevernauwing van kolommen ge-
lengtes). beurt het best met een losse korf (afbeel-
ding 107A). De wachtwapening onderaan de
kolom van de bovenliggende verdieping kan in
10.3.3 KOLOM-BALKVERBINDINGEN hetzelfde vlak als de korf zitten. Een alterna-
tieve oplossing bestaat erin de wachtwapening
Men moet rekening houden met de volgende voor- iets naar binnen (1,5 φ) te positioneren (afbeel-
schriften : ding 107B)
◆ bij kolom-balkverbindingen gelden dezelfde ◆ bij de kruising van balken (zonder kolom) wor-
details als voor wand-vloeraansluitingen. Alleen den de langsstaven van de hoofdbalk (moer-
gebruikt men bij kolom-balkverbindingen wape- balk) niet onderbroken, terwijl de verbinding
ningskorven in plaats van wapeningsnetten. De van de kinderbalk door bijlegstaven uitgevoerd
verbindingen kunnen echter op dezelfde manier wordt (afbeelding 108).

Afb. 106 A. BOVENAAN B. ONDERAAN


Kruising in
doorgaande
balken met
korte bijleg- bijlegstaaf
staven. bijlegstaaf
> ls (overlap)

bijlegstaaf > ls (overlap)

bijlegstaaf

BEUGELS GEDEELTELIJK WEGGELATEN BEUGELS GEDEELTELIJK WEGGELATEN

93 TV 217 – september 2000


Afb. 107 A. MET EEN LOSSE KORF B. MET NAAR BINNEN GEPOSITIONEERDE
Doorsnede- WACHTWAPENING
vernauwing van
kolommen.

wachtwapeningskorf

indien nodig :
haken naar binnen

1,5 φ

kinderbalk

Afb. 108
Kruising van
≤a a a hoofdbalk
balken.

bijlegstaaf

≤a a a kinderbalk

hoofdbalk

Afb. 109 A. MET MEERDERE FUNDERINGSPALEN B. MET GEPREFABRICEERDE WAPENING


Funderingszolen. funderingspalen

beugels

kolom

10.3.4 FUNDERINGSZOLEN hoekstaven van de kolom in de funderingszool


worden voorzien van rechte haken.
Funderingszolen dragen de belasting van de con-
structie over op de grond. Vaak worden meerdere De wapening van funderingszolen leent zich ook
funderingspalen onder de zool geplaatst om (ex- goed voor prefabricage (afbeelding 109B). In ieder
centrische) belastingen te kunnen dragen (afbeel- geval moet men bij inwendige hoeken die op trek
ding 109A). Om een stabiele bevestiging tijdens belast worden, het gevaar voor “spatten” van het
het vlechten mogelijk te maken, kunnen de vier beton vermijden (afbeelding 110).

94 TV 217 – september 2000


Afb. 110 Op trek belaste inwendige hoeken. Afb. 111 Dilatatievoeg (voor waterdichte vloeren).
plastische dilatatievoegprofiel ten
voegvulling behoeve van het waterdicht
maken van de constructie
;;;
;;;
inwendige hoek kruisende
staven

;;;
;;;
;;;
vulling
beton- betonconstructie
ONJUISTE DETAILLERING JUISTE DETAILLERING constructie dilatatievoeg

10.3.5 DILATATIEVOEGEN 10.3.6 TRAPPEN

Dilatatievoegen worden toegepast om de uitzetting Trappen kunnen ter plaatse gestort of gepre-
of de krimp van constructiedelen (vloeren, wan- fabriceerd worden.
den, …) mogelijk te maken en om te voorkomen
dat de spanningen in de constructiedelen zo hoog Ingeval de trap ter plaatse gestort wordt, moet men
zouden oplopen dat scheuren kunnen ontstaan. de vloerwapening (bovenaan en onderaan) als
wachtwapening in de trap verwerken (afbeel-
Indien de dilatatievoeg geen waterdicht profiel ding 112A).
(neopreen) bevat, kan de wapening in de voeg uit-
gevoerd worden zoals een wandbeëindiging (met Voor geprefabriceerde trappen zijn bovenaan en on-
één speld). deraan tandopleggingen voorzien (afbeelding 112B).

Wanneer ook de waterdichtheid moet worden ver- Eventueel voorziet men ook sparingen voor stalen
zekerd (bv. keldervloeren op volle grond), kan men deuvels die later geïnjecteerd worden om de ver-
de wapening best met drie spelden uitvoeren (af- binding met de vloer bovenaan en onderaan te ver-
beelding 111) langs beide zijden van de voeg. wezenlijken.

A. TER PLAATSE GESTORTE TRAP Afb. 112


Wapening
van trappen.
wachtwapening

B. GEPREFABRICEERDE TRAP

95 TV 217 – september 2000


11 TOLERANTIES

11.1 INLEIDING De maatafwijkingen die van Voor wapeningsnetten voorziet de norm NBN
belang zijn voor de plaatsing A 24-304 de volgende toelaatbare afwijkingen ten
van de wapening in een betonconstructie, worden opzichte van de nominale waarden :
bepaald door : ◆ de afstand tussen de onderdelen van het net :
◆ de maatafwijkingen op de productie van de – tussen twee opeenvolgende staven of dra-
wapening (losse staven, draden, wapenings- den : ε = ± 5 %
netten, wapeningskorven, …) – tussen twee staven of draden die vijf mazen
◆ de maatafwijkingen op de betonafmetingen (de afbakenen : ε = ± 2 %
bekisting) – tussen twee uiterste staven of draden : ε =
◆ de maatafwijkingen op de betondekking ± 0,5 % (een absolute afwijking van ± 25
◆ de maatafwijkingen op de tussenafstand tussen mm wordt steeds aanvaard)
de wapeningselementen. ◆ de vlakheid van het wapeningsnet : ε =
± 10 mm/m (max. 30 mm in het totaal) (bolle
Zelfs indien een grote afwijking naar boven op- zijde boven bij de meting)
treedt op de afmetingen van de wapening(skorf), in ◆ de uiteinden van het net moeten, gemeten t.o.v.
combinatie met een grote afwijking naar onder op het orthogonale net, minimaal 0,4 maal de
de betonafmetingen, moeten de minimale beton- maaswijdte uitsteken (behalve indien het bij de
dekking en de minimale afstand tussen de staven bestelling anders voorzien wordt).
nog steeds aanwezig zijn. Om deze laatste vereis-
ten te kunnen respecteren, is het noodzakelijk dat
de toelaatbare afwijkingen op de betonafmetingen 11.2.1.2 DE NORM NBN ENV 10080
en op de wapening(sconstructie) zo goed mogelijk
op elkaar worden afgestemd. De norm NBN ENV 10080 voorziet de volgende
toelaatbare afwijkingen voor staven en voor wape-
Hierna geven we de toelaatbare afwijkingen aan, ning op rollen :
die in het algemeen worden gehanteerd. Voor spe- ◆ op de nominale massa : ε = ± 4,5 % (bij elke
ciale gevallen kunnen strengere eisen noodzakelijk diameter)
zijn. In dat geval moet men dit in de betreffende ◆ op de lengte van staven : ε = - 0/+ 100 mm
specificaties (naar de aannemer en de wapenings- (tenzij anders overeengekomen bij de bestel-
centrale toe) duidelijk vermelden. ling).

Volgens de norm NBN ENV 10080 gelden de vol-


11.2 TOLERANTIES BIJ DE gende toelaatbare afwijkingen op wapeningsnetten :
PRODUCTIE VAN DE WA- ◆ op de lengte en de breedte : de grootste waarde
PENING(SCONSTRUCTIE) van ± 25 mm en ± 0,5 %
◆ op de maaswijdte : de grootste waarde van
11.2.1 TOLERANTIES OP DE DOOR- ± 15 mm en ± 7,5 %.
SNEDE, DE MASSA EN DE
LENGTE Over de toelaatbare afwijkingen kunnen afspraken
gemaakt worden tussen de producent en de klant.
11.2.1.1 DE NORMENREEKS NBN A 24-
301 TOT EN MET A 24-304
11.2.2 TOLERANTIES BIJ HET KNIPPEN
De toelaatbare afwijkingen op de doorsnede, de
massa en de handelslengte van staven en draden De volgende toelaatbare afwijkingen op de lengte
worden in de normen NBN A 24-302 en NBN A 24- L dienen bij het knippen te worden aangehou-
303 gegeven naargelang van de diameters (tabellen den [23] : ε = - 0/+ 100 mm. In de praktijk werkt
36 en 37). In de praktijk hebben de handelslengtes men in de wapeningscentrales met een toelaatbare
doorgaans een kleine maatafwijking naar boven. afwijking naar boven van 10 mm.

96 TV 217 – september 2000


Tabel 36
TOLERANTIE OP DE MASSA
Toelaatbare TOLERANTIE OP DE
TOLERANTIE OP DE VAN DE WAPENINGEN
afwijkingen LENGTE VAN DE
NOMINALE NOMINALE DOOR- MET EENZELFDE DIAMETER
voor staven en WAPENING
DIAMETER d SNEDE (per afzonderlijk (per bestelling)
walsdraden (in mm)
(mm) product) (in %)
volgens NBN
(in %)
A 24-302. ≤5t >5t ≤ 20 m > 20 m

6 ± 12 ± 10 ±8
overeen te
8 tot 12 ± 10 ±8 ±6 ± 100
komen
14 tot 40 ±6 ±6 ±4

Tabel 37
TOLERANTIE OP DE MASSA
Toelaatbare TOLERANTIE OP DE
TOLERANTIE OP DE VAN DE WAPENINGEN
afwijkingen LENGTE VAN DE
NOMINALE NOMINALE DOOR- MET EENZELFDE DIAMETER
voor koudver- WAPENING
DIAMETER d SNEDE (per afzonder- (per bestelling)
vormde wa- (in mm)
(mm) lijk product) (in %)
peningen
(in %)
volgens NBN ≤5t >5t ≤4m >4m
A 24-303.
≤8 ±6 ±5 ±5 ± 0,5 %
± 20 mm (± 5 mm/m)
>8 ±5 ±4 ±3

11.2.3 TOLERANTIES BIJ HET BUIGEN Deze toelaatbare afwijkingen op de betonafme-


tingen zijn onder meer geldig voor :
De volgende toelaatbare afwijkingen op de opge- ◆ de totale of de effectieve hoogte
geven theoretische lengte, deelmaten en hulpmaten ◆ de breedte van een ligger
uit de buigstaat worden bij gebrek aan meer spe- ◆ de dikte van een vloerplaat
ciefieke eisen aangehouden bij het buigen [23] (L = ◆ de dikte van een lijf
de theoretische lengte of de lengte van de deelmaat ◆ de doorsnedematen van een kolom.
of hulpmaat) :
◆ L ≤ 0,5 m : ε = ± 10 mm
◆ 0,5 m < L ≤ 1,5 m : ε = ± 15 mm 11.4 TOLE- De tolerantietoeslag
◆ L > 1,5 m : ε = ± 20 mm. RANTIES OP DE ∆h die men bij het
NOMINALE BE- ontwerp op de ver-
Voor hulpmaten van opgesloten deelmaten (zie TONDEKKING eiste minimale beton-
§ 5.6.2, p. 39) is het aangewezen de toelaatbare dekking toepast (zie
afwijking naar boven te verkleinen tot 5 mm (bv. § 8.2, p. 54) om de nominale betondekking te be-
bij beugels in liggers of kolommen). komen, moet zó gekozen worden, dat deze toelaat
de maatafwijkingen in de wapeningsconstructie en
in de betonafmetingen op te vangen, zonder de mi-
11.3 TOLERAN- Paragraaf § 6.2.2 van NBN nimale betondekking te onderschrijden.
TIES OP DE BE- B 15-002 geeft de toelaatbare
TONAFMETINGEN afwijkingen op de afmeting L De toelaatbare afwijking naar onder op de nomi-
van de betondoorsnede : nale betondekking mag dus in geen geval groter
◆ L ≤ 150 mm : ε = ± 5 mm genomen worden dan de tolerantietoeslag ∆h. Vei-
◆ L = 400 mm : ε = ± 15 mm ligheidshalve kan men de volgende waarden voor
◆ L ≥ 2500 mm : ε = ± 30 mm. deze toelaatbare afwijking naar onder aannemen :
◆ prefabbeton : εmin = - 0 mm
Voor andere L-waarden wordt de toelaatbare afwij- ◆ ter plaatse gestort beton : εmin = - 5 mm.
king bepaald door lineaire interpolatie.
Indien de minimale betondekking niet letterlijk op
het plan vermeld staat, laat men geen afwijking

97 TV 217 – september 2000


naar onder op de aangegeven nominale beton- Tabel 38
dekking toe [17,19,23]. NOMINALE WERKELIJKE Werkelijke
DIAMETER DIAMETER staafdiameter
(mm) (mm) [17].
Om te vermijden dat het draagvermogen van de
betonconstructie te sterk gereduceerd zou worden, 8 10
is het ook noodzakelijk toelaatbare afwijkingen naar
boven op de nominale betondekking op te leggen 10 12
(als functie van de dikte h van het element) :
◆ h ≤ 0,5 m : εplus = + 10 mm 12 14
◆ 0,5 < h ≤ 1,5 m : εplus = + 15 mm
◆ h > 1,5 m : εplus = + 20 mm. 16 20

20 25
11.5 TOLERAN- De minimale afstand tussen de 25 30
TIES OP DE AF- wapeningsstaven mag niet wor-
STAND TUSSEN den onderschreden. Indien de 32 40
DE WAPENINGS- toelaatbare afwijkingen op de
STAVEN afstand tussen de wapeningen 40 50
niet letterlijk op het plan ver-
meld staan, houdt men de volgende toelaatbare af-
wijking op de tussenafstand L aan : ε = ± 0,05 L,
met een minimum van ± 15 mm voor dwars- 11.6 TOLERAN- De toelaatbare af-
wapeningen (op voorwaarde dat de gemiddelde TIE OP DE LIG- wijking in min en
tussenafstand per meter lengte gerespecteerd blijft). GING VAN HET in meer op de lig-
ZWAARTEPUNT ging van het zwaar-
Door de aanwezigheid van ribben en door de toe- VAN DE WAPE- tepunt van de wa-
gestane afwijking op de nominale doorsnede kan NING pening in de door-
de werkelijke staafdiameter 20 tot 25 % groter zijn snede, bedraagt 5 %
dan de nominale diameter die voorkomt op de teke- ten opzichte van de theoretische ligging L (meest
ningen. Dit is vooral belangrijk voor gevallen waar belangrijke afmeting), zonder de minimale beton-
de afstand tussen de staven maar net gerespecteerd dekking te onderschrijden [17,19,23].
wordt en voor de bepaling van de werkelijke posi-
tie van het zwaartepunt bij op elkaar gestapelde
wapeningslagen. In de praktijk kan men de waar-
den uit tabel 38 aannemen bij de bepaling van de
werkelijke diameter van wapeningsstaven.

98 TV 217 – september 2000


12 CONTROLE VAN HET
WAPENINGSPROCES

12.1 ALGEMEEN Naargelang van de fase van het 12.2 CON- De controle op het
bouwproces kunnen de vol- TROLE OP HET ontwerp kan worden
gende controles op de wapening worden uitge- ONTWERP VAN uitgevoerd door een
voerd : DE WAPENING controle-organisme,
◆ controle op het ontwerp van de wapening aangesteld door de
(§ 12.2) opdrachtgever. De controle op het ontwerp bestaat
◆ controle op de productie van de wapening in dat geval onder meer uit een verificatie van :
(§ 12.3) ◆ de voorgestelde wapeningshoeveelheden
◆ controle op de bewerking van de wapening ◆ de vorm en de positie van de wapening
(§ 12.4) ◆ de voorgestelde overlappings- en verankerings-
◆ controle op de plaatsing van de wapening op de lengtes
bouwplaats (§ 12.5). ◆ de uitvoeringsmogelijkheden van de wapening.

Voor de uitvoering van de controles kan men, af-


hankelijk van de doelstelling, een beroep doen op 12.3 CONTROLE OP DE
één of meerdere van de volgende controlepro- PRODUCTIE VAN DE
cedures : WAPENING
◆ interne controleprocedure
De interne controle wordt door elke partij uit- 12.3.1 STAAL MET BENOR-MERK
gevoerd, op eigen initiatief (bv. in het kader
van een ISO 9000-certificering [26]) of volgens Om het controleproces op het betonstaal te versnel-
externe regels die zijn opgesteld door de op- len, is er een erkenningssyteem ter controle van de
drachtgever of een onafhankelijke instelling (bv. kwaliteit van het betonstaal in voege getreden. Staal-
productiecontroles in het kader van een BE- producenten die het interne kwaliteitscontrole-
NOR-certificering van het betonstaal) systeem dat aan deze erkenning gebonden is, nale-
◆ externe controleprocedure ven, kunnen houder worden van het BENOR-merk.
De externe controle omvat alle maatregelen ten Het betonstaal, afkomstig van houders van het
behoeve van de opdrachtgever of de certificatie- BENOR-merk, hoeft bij ontvangst op de bouwplaats
instelling en wordt uitgevoerd door een onaf- geen controleproeven te ondergaan.
hankelijke instelling, die hiervoor de opdracht
ontvangen heeft. De externe controleprocedure Het beheer van het BENOR-merk in de sector van
kan bestaan uit een verificatie van de interne het betonstaal is door het Comité van het Merk
controle of uit aanvullende controleprocedures, (orgaan dat het BENOR-merk beheert en fungeert
onafhankelijk van het interne controlesysteem binnen het BIN - Belgisch Instituut voor Norma-
◆ conformiteitscontrole lisatie) toegekend aan de v.z.w. “Organisatie voor
Een conformiteitscontrole wordt uitgevoerd om de Controle van BetonStaal” (OCBS).
na te gaan of een speciale dienst of een pro-
ductieproces in overeenstemming is met de Het BENOR-merk wordt tegenwoordig toegekend
vooraf vastgestelde specificaties. In het alge- aan de producenten van :
meen is de conformiteitscontrole een bestand- ◆ (warmgewalste) geribde staven of walsdraad
deel van de externe controle. Indien een product van de soort/kwaliteit BE 500 S, volgens de
geleverd wordt onder certificatie, kan het even- norm NBN A 24-302, aangevuld door de
tueel worden vrijgesteld van conformiteits- PTV 302
controles. ◆ (koudvervormde) draad van de soort/kwaliteit DE
500 BS, volgens de norm NBN A 24-303, aan-
gevuld door de PTV 303
◆ gelaste wapeningsnetten volgens de norm NBN
A 24-304, aangevuld door de PTV 304, be-

99 TV 217 – september 2000


staande uit staven/draad van de soort/kwaliteit hechting van het staal en het beton
BE 500 S en DE 500 BS ◆ chemische analyse met betrekking tot de las-
◆ tralieliggers volgens de PTV 305. baarheid
◆ controle van de geometrische karakteristieken.
Ook verdelers van betonstaal kunnen houder wor-
den van het BENOR-merk, op voorwaarde dat ze
zich ertoe verbinden enkel betonstaal van het merk 12.4 CON- Tot dusver kon men
BENOR aan te kopen, te bezitten of te verkopen, in TROLE OP DE voor wapeningskorven
het gamma van producten die van dit merk gebruik BEWERKING (driedimensionaal) en-
maken. Hiertoe wordt een externe controle uitge- VAN DE kel garanderen dat het
voerd op de aankopen, op de identiteit van de pro- WAPENING gebruikte wapenings-
ducenten die het staal aan de verdeler leveren, op staal BENOR-staal was.
de voorraad en op de leveringen van de verdeler. Recent echter is binnen het OCBS het initiatief ge-
nomen om, aan de hand van de nieuwe PTV 306,
De waarborg van de producent, waarvan de identi- eveneens bepaalde activiteiten van de wape-
teit gekend is door het merkteken op zijn staal, ningscentrale te certificeren. Het betreft :
wordt aan de koper overgemaakt door middel van ◆ het rechten en het buigen van wapeningsstaal
de leveringsstaat waarop de officiële stempel (af- ◆ het schikken en het lassen van wapeningsstaal
beelding 113) voorzien is. Een niet-erkende ver- tot wapeningsconstructies.
deler kan van een dergelijke leveringsstaat geen
gebruik maken, zelfs niet voor het leveren van De controle op de uitvoering van de wapening(scon-
BENOR producten, omdat de producent hem der- structie) heeft tot doel na te gaan of de bewerking
gelijk document niet mag overhandigen. van de wapening overeenkomstig de voorschriften
uit de NBN B 15-002 en PTV 306 gebeurt.
De lijst van de houders van het BENOR-merk voor
betonstaal kan men bekomen bij het OCBS [28]. Veel aandacht gaat hierbij naar het lassen. Indien
de lassen bijdragen tot de sterkte en de stijfheid van
Afb. 113 de wapening, worden controleproeven geëist op de
BENOR-merk- y x sterkte van de las. Voor meer informatie hierover
stempel (*). verwijzen we naar PTV 306.

12.3.2 STAAL ZONDER BENOR-MERK 12.5 CON- Als de wapening op de


TROLE OP DE bouwplaats toekomt,
Wij raden het gebruik van staal zonder BENOR- PLAATSING gebeuren de volgende
merk ten stelligste af. Indien producten zonder VAN DE WA- controles op het gele-
BENOR-merk voorgesteld worden, kan een uitge- PENING OP verde betonstaal :
breide controle van het betonstaal worden geëist DE BOUW- ◆ controle van de con-
alvorens de bestelling te accepteren. Tenzij anders PLAATS formiteit met de be-
gespecificeerd in de contractuele documenten, val- stelling (indien BE-
len de kosten van de keuring ten laste van de op- NOR-staal in het bestek voorgeschreven werd,
drachtgever die toelaat “niet-gebenoriseerde pro- moet bij de levering een BENOR-certificaat
ducten” te gebruiken. toegevoegd zijn)
◆ controle van de conformiteit van de levering
De technische keuring bestaat volgens de voor- met de uitvoeringsplannen en controle van de
schriften van de norm NBN A 24-301 uit een aan- conformiteit van de bijgeleverde documenten
tal reeksen proeven en de statistische analyse van (vermelding van de fabricatiedatum, de leve-
de resultaten, rekening houdend met de eisen in de ringsdatum, de staalkwaliteit, de herkomst, de
normen NBN A 24-301 t/m A 24-304 en de PTV’s betondekking op de wapening, de bestemming
302 t/m 305. Er kan onder meer worden geëist de van het element in de constructie, …).
volgende proeven uit te voeren :
◆ trekproef voor de bepaling van de treksterkte, Indien twijfel ontstaat over de kwaliteit van de
de elasticiteitsgrens, de rek bij maximale belas- wapening, kan de opdrachtgever, of het controle-or-
ting en de rek na breuk ganisme dat door de opdrachtgever werd aangesteld,
◆ heen- en terugbuigproef voor de bepaling van een bijkomende conformiteitscontrole laten uitvoe-
de ductiliteit en de bewerkbaarheid ren op de wapening. De kosten van deze controle-
◆ aanhechtingsproef voor de bepaling van de proeven vallen ten laste van de opdrachtgever.

(*) x : identificatienummer van de houder van het BENOR-merk; y : referentiedocument.

100 TV 217 – september 2000


Vooraleer gebetonneerd wordt, moet men contro- gecontroleerd :
leren of de wapening niet beschadigd is. Verder ◆ de betondekking, de tussenafstand van de
controleert de opdrachtgever, zijn afgevaardigde wapeningen
(architect of ingenieur) of het controle-organisme ◆ de positie van de wapening
dat door hem werd aangesteld, of de plaatsing en ◆ de verankeringslengtes, de overlappingslengtes
de uitvoering van de wapening in de constructie ◆ de stijfheid van de constructie (voldoende steu-
overeenkomen met de goedgekeurde uitvoerings- nen, voldoende verbindingen, …)
plans. In het bijzonder worden de volgende zaken ◆ de opgelegde toleranties.

101 TV 217 – september 2000


LITERATUURLIJST

1. Belgisch Instituut voor Normalisatie 11. Belgisch Instituut voor Normalisatie


NBN A 24-301 Staalprodukten - Betonstaal - NBN ENV 1992-1-2 NAD Eurocode 2 : Bere-
Staven, draden en gelaste wapeningsnetten - kening van betonconstructies - Deel 1-2 : Alge-
Algemeenheden en gemeenschappelijke voor- mene regels - Berekening van het gedrag bij
schriften. Brussel, BIN, 1986. brand. Brussel, BIN, 1999.

2. Belgisch Instituut voor Normalisatie 12. Belgisch Instituut voor Normalisatie


NBN A 24-302 Staalprodukten - Betonstaal - NBN ENV 10080 Staal voor betonwapening -
Gladde en geribde staven. Gladde en geribde Lasbaar geribd betonstaal B 500 - Technische
walsdraad. Brussel, BIN, 1986. leveringsvoorwaarden voor staven, rollen en
gepuntlaste wapeningsnetten. Brussel, BIN,
3. Belgisch Instituut voor Normalisatie 1995.
NBN A 24-303 Staalprodukten - Betonstaal -
Gladde en geribde koudvervormde draad. Brus- 13. Belgisch Instituut voor Normalisatie
sel, BIN, 1986. PTV 302 Technische voorschriften OCBS. Ge-
wapend Betonstaal - Geribde warmgewalste sta-
4. Belgisch Instituut voor Normalisatie ven en draad, herz. (0). Brussel, BIN,
NBN A 24-304 Staalprodukten - Betonstaal - 23.11.1998.
Gelaste wapeningsnetten. Brussel, BIN, 1986.
14. Belgisch Instituut voor Normalisatie
5. Belgisch Instituut voor Normalisatie PTV 303 Technische voorschriften OCBS. Ge-
NBN B 03-001 Grondslagen voor de beoorde- wapend Betonstaal - Geribde koudvervormde
ling van de veiligheid en de bruikbaarheid van draad, herz. (2). Brussel, BIN, 23.11.1998.
draagsystemen. Brussel, BIN, 1988.
15. Belgisch Instituut voor Normalisatie
6. Belgisch Instituut voor Normalisatie PTV 304 Technische voorschriften OCBS. Ge-
NBN B 03-002 Windbelasting op bouwwerken. wapend Betonstaal - Gelaste wapeningsnetten,
Brussel, BIN, 1988. herz. (0). Brussel, BIN, 23.11.1998.
Deel 1 : Algemeen - Winddruk op een wand en
gezamenlijke windeffekten op bouwwerken. 16. Belgisch Instituut voor Normalisatie
Deel 2 : Dynamische windeffekten op buigzame PTV 305 Technische Voorschriften OCBS. Ge-
bouwwerken. wapend Betonstaal - Tralieliggers, herz. (0).
Brussel, BIN, juni 1995.
7. Belgisch Instituut voor Normalisatie
NBN B 03-101 Werkingen op constructies - 17. Belgisch Instituut voor Normalisatie
Belastingen op wegbruggen. Brussel, BIN, PTV 306 Technische Voorschriften OCBS. Be-
1993. werken van betonstaal (rechten, knippen,
plooien, schikken en lassen), herz. (0). Brussel,
8. Belgisch Instituut voor Normalisatie BIN, (*).
NBN B 06-001 Metingen voor gebouwen - Me-
thoden voor hoeveelheden. Brussel, BIN, 1982. 18. Belgisch Instituut voor Normalisatie
PTV 307 Technische Voorschriften OCBS.
9. Belgisch Instituut voor Normalisatie Gewapend betonstaal - Geribde warmgewalste
NBN B 15-001 (+ addendum NBN B 15-001/A1), staven : alternatief profiel, herz. (o). Brussel,
Beton - Prestaties, produktie, verwerking en BIN, (*).
conformiteitscriteria (is de aanpassing van
ENV 206). Brussel, BIN, 1992. 19. Comité Euro-International du Béton
CEB bulletin n° 164 Industrialisation of rein-
10. Belgisch Instituut voor Normalisatie forcement in reinforced concrete structures.
NBN B 15-002 Eurocode 2 : Berekening van CEB, juni 1985.
betonconstructies - Deel 1-1 : Algemene regels
en regels voor gebouwen. Brussel, BIN, 1999.

102 TV 217 – september 2000


20. Comité Euro-International du Béton 27. Lambotte, H. Prof. em.
Coating protection for reinforcement. State of KVIV-syllabus voor de cursus “NBN B15-002
the Art Report, CEB, 1992. Eurocode 2 : berekening van constructies - deel
1-1”. 18 november - 16 december 1996.
21. Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research
en Regelgeving 28. Organisatie voor de controle van BetonStaal
CUR-Rapport 74 Rationalisatie wapening deel I. Lijst van de gebruikers van het BENOR-merk
Betonvereniging, Zoetermeer, oktober 1976. en van de verdelers van BENOR-producten.
OCBS, Brussel (Montoyerstraat 47, 1000 Brus-
22. Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research sel, tel. 02/509.14.53, fax 02/509.14.00, http://
en Regelgeving www.ocab-ocbs.com).
CUR-Rapport 94 Rationalisatie wapening
deel II. Betonvereniging, Zoetermeer, oktober 29. The Concrete Society
1979. Guidance on the use of stainless steel reinforce-
ment. the Concrete Society, Technical Re-
23. Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research port 51, 1998.
en Regelgeving
CUR-Rapport 94-6 Wapening en informa- 30. …
tisering. Betonvereniging, Zoetermeer, juni Vakkennis betonstaalvlechten. Stichting Vak-
1994. opleiding Bouwbedrijf, Betonvereniging Neder-
land, augustus 1995.
24. Europees Comité voor Normalisatie
ENV 1992-1-2 : 1995 (+ NAD 1999). Euro- 31. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor
code 2 : Design of concrete structures - Part 1-2 het Bouwbedrijf
General rules - Structural fire design. Brussel, Algemene Grafische Symbolen voor de bouw.
CEN, 1999. Brussel, WTCB, WTCB-rapport nr. 3, 1998.

25. International Organization for Standardization 32. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor
ISO 4066. Construction drawings - Bar sche- het Bouwbedrijf
duling. Genève, ISO, 1994. Plaatsing en bevestiging van de wapening in
bekistingen. Brussel, WTCB, Technische Voor-
26. International Organization for Standardization lichting, nr. 78, december 1969.
ISO 9000. Quality management systems -
Fundamentals and vocabulary. Genève, ISO,
2000.

(*) Nog niet goedgekeurd door het “Comité van het Merk”.

103 TV 217 – september 2000


verantwoordelijke uitgever : Carlo De Pauw
WTCB, Poincarélaan 79
1060 BRUSSEL

drukkerij : Claes Printing nv


lay-out : Meersman I.D.

104 TV 217 – september 2000


B R U S S E L
Maatschappelijke zetel
Poincarélaan 79
B-1060 Brussel

algemene directie
☎ 02/502 66 90
02/502 81 80
publicaties
☎ 02/529 81 00
02/529 81 10

Z A V E N T E M
Kantoren
Lozenberg nr. 7
B-1932 Sint-Stevens-Woluwe
(Zaventem)
☎ 02/716 42 11
02/725 32 12

technisch advies - communicatie - kwaliteit


toegepaste informatica bouw
planningtechnieken
ontwikkeling & innovatie

L I M E L E T T E
Proefstation
Avenue Pierre Holoffe 21
B-1342 Limelette
☎ 02/655 77 11
02/653 07 29

onderzoek
laboratoria
vorming
documentatie
bibliotheek

You might also like