HC 3.2 Metabole Routes

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 3

HC 3.

2 Metabolisme
Substraten voor energieproductie en biosynthese
Voedsel: koolhydraten, vetten, eiwtten
Opname in darm: monosachariden, vetzuren, aminozuren
Gebruik door lichaamscellen: glucose, vetzuren, aminozuren

Glycogeenvoorraad: lever (afgifte aan bloed) en spieren (eigen gebruik)


Vetvoorraad: vetcellen (afgifte vetzuren aan bloed)
Aminozuurvoorraad: spiereiwitten

Melkzuur (lactaat): voortdurende afgifte door rode bloedcellen en door skeletspieren bij korte,
hevige inspanning (anaerobe glycolyse)
Glycerol: wordt tegelijk met vetzuren afgegeven door vetcellen

Metabolisme

Twee keer vetten: die betaoxidatie die tot kleine stukjes worden afgebroken, en de afbraakproducten
die in de tricarbonzuurcyclus worden afgebroken.

Glycogeen kan omgezet worden in glucose 6-fosfaat, dit kan omgezet worden in pyruvaat of in de
lever tot glucose als bron van energie voor andere weefsels.

Glycolyse
- Cytosol: omzetting glucose in pyrodruivenzuur (aeroob) of lactaat (anaeroob)
1 C6 molecuul  3 C3 moleculen

Eindproducten glycolyse
Aerobe condities en goed functionerende mitochondriën: 2 ATP + 2 NADH + 2 pyrodruivenzuur
Anaerobe condities of niet goed functionerende mitochondriën: 2 ATP + 2 melkzuur

NAD+ = co-enzym  beperkte voorraad


Pyrodruivenzuur wordt gebruikt als oxidatiemiddel voor NADH, (pyrodruivenzuur wordt zelf
gereduceerd)  van pyrodruivenzuur maken we lactaat, van NADH maken we NAD+ en zo kan de
reactie doorgaan. Rode bloedcellen zetten lactaat vrij, dit gaat naar de lever. Hier wordt NAD + naar
NADH gereduceerd, dit gaat de mitochondriën in en wordt geoxideerd in de oxidatieve fosforylering
met behulp van zuurstof  glycolyse kan door blijven gaan
In aanwezigheid van zuurstof is het de oxidatieve fosforylering in de mitochondriën, waar we direct
zuurstof gebruiken, reduceren zuurstof naar H2O en oxideren NADH naar NAD.

PDH complex
- Mitochondriële matrix: omzetting pyrodruivenzuur in Ac-CoA
2 C3 moleculen  2 C2 moleculen
Glycolyse: 2 ATP + 2 NADH
PDH: 2 NADH

PDH: pyruvaat dehydrogenase complex  omzetting pyruvaat in Acetyl-CoA

Citroenzuurcyclus
- Mitochondriële matrix: verbranding Ac-CoA (tot 2 CO2)
2 C2 moleculen  4 C1 moleculen
Glycolyse: 2 ATP + 2 NADH
PDH: 2 NADH
Krebs-cycle: 6 NADH + 2 FADH2 + 2 GTP

Energie wordt vastgelegd in NADH, FADH2 en GTP.

Oxidatieve fosforylering
- Mitochondriële binnenmembraan: oxidatie NADH en FADH2 en productie ATP m.b.v. energie
geleverd door protonengradiënt
1 NADH ~2,5 ATP
1 FADH2 ~2,5 ATP
+2 ATP + 10 NADH + 2 FADH2 + 2 GTP  +2 ATP + 25 ATP + 3 ATP + 2 ATP
~ 32 ATP (34-38 ATP)

OXPHOS systeem
Elektronen Transport Keten: stapsgewijze onttrekking van energie aan de elektronen die vrijkomen
bij oxidatie NADH en FADH2 en gebruik van
deze energie voor het transport van protonen.

Complex I: oxidatie NADH tot NAD+ en


reductie ubiquinon tot ubiquinol
(transporteert protonen)
Complex II: oxidatie FADH2 tot FAD en reductie
ubiquinon tot ubiquinol (transporteert geen
protonen)
Complex III: oxidatie ubiquinol tot ubiquinon
en reductie cytochroom c (transporteert
protonen)
Complex IV: oxidatie gereduceerd cytochroom
c en reductie O2 tot H2O (transporteert
protonen)
Complex V (ATP synthase): gebruikt energie binnenstromende protonen om ATP te maken uit ADP en
Pi.
-oxidatie vetzuren
- Mitochondriële matrix: verbranding vetzuur (β-oxidatie)
C18 vetzuur  C16 vetzuur
Eerste stap: -1 ATP + 1 FADH2 + 1 NADH + 1 AcCoA
Tweede t/m achtste stap: 7 FADH2 + 7 NADH + 7 AcCoA
Over: 1 AcCoA
Totaal: -1 ATP + 8 NADH + 8 FADH2 + +9 AcCoA
9 AcCoA = 27 NADH + 9 FADH2 + 9 GTP

-1 ATP + 35 NADH + 17 FADH2 + 9 GTP

Aminozuren
Energieproductie uit aminozuren kan alleen als eerst de -NH2 groep is verwijderd (deanimering): -
ketozuren.

NH2  bloed  lever  ureum  bloed  nier  urine

De -ketozuren van een aantal aminozuren kunnen worden omgezet in Acetyl-CoA of intermediairen
van de citroenzuurcyclus.

Gluconeogenese
Gluconeogenese kan alleen in de lever en de nier  glucose maken en afgeven aan het bloed.
De lever bezit vier unieke enzymen. Deze maken het mogelijk om glucose te maken uit glycogeen,
glycerol, melkzuur en aminozuren, maar niet uit vetzuren met een even aantal C-atomen, want die
leveren alleen AcCoA en dat wordt volledig verbrand in de Krebs-cycle.

De lever gebruikt daarvoor:


- zijn eigen glycogeenvoorraad
- het opgenomen glycerol
- zijn eigen oxaalazijnzuur
Oxaalazijnzuur kan worden gevormd uit:
- citroenzuurcyclusintermediairen afkomstig van en bepaalde aminozuren
- pyrodruivenzuur gevormd uit melkzuur en bepaalde aminozuren

De lever kan geen glucose maken uit Acetyl-CoA omdat Acetyl-CoA condenseert met oxaalazijnzuur
en vervolgens wordt omgezet in 2 CO2, waarbij oxaalazijnzuur overblijft.

You might also like