Toets Nederlands 16 december 2022

bron inhoud

Campus 15 - 21, - in een tekst verschillende doelen aanduiden: informeren,

117, 118, 120 eigen mening, de lezer beïnvloeden, instructies geven, een
verhaal vertellen
- een structuur bepalen aan de hand van signaalwoorden:
beschrijvend, opsommend, chronologisch, vergelijkend
- de betekenis van een woord uit de context afleiden

Campus 22 - 31 - spelling van werkwoorden: OTT, OVT, VD

en kopieën - onregelmatige werkwoorden van ‘bakken’ tot ‘zwijgen’
leerkracht

Campus 33 - 34 - in een campagnetekst verschillende doelen aanduiden en

noemen (zoals hierboven vermeld)
- een campagnetekst aanvullen indien gegevens ontbreken

Campus 41 - 48, - in een zin het gezegde aanduiden en typeren

155 - 160 - lv, mv, bwb, vzv aanduiden en noemen
- de drie vormen (woord, woordgroep, zin) noemen en
formuleren

Campus 84 - 86 - schooltaalwoorden:
1. woordfamilie vervolledigen
2. woordsoort bepalen
3. synoniem, antoniem geven
4. in een zin gebruiken

Campus 155 - 160 - werkwoorden met een vast voorzetsel combineren

- een aantal uitdrukkingen (kopie vaste voorzetsels en Campus
109 oef.4)

Campus 110 - 111 - loperwerkwoorden vervangen door een meer betekenisvol

werkwoord
- de betekenis van verschillende werkwoorden

Campus 124 - leenwoorden: vreemde woorden en bastaardwoorden

Je moet de begrippen kennen en noemen, voorbeelden
geven en typeren (vreemd woord of bastaardwoord).
bv. cappuccino, mailbox: vreemd woord; puree, horloge:
bastaardwoord