Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 3

Extra oefening niet-behandelde tekst – Tekst 2.

In de tekst op de laatste SO NBT hebben jullie gelezen dat de rovers ongelooflijk blij zijn. Ze hebben
immers vernomen dat iedereen in Volaterrae denkt dat Lucius Milo heeft gedood en dat dus niemand
hen verdenkt. Ze hoeven zich niet meer te verbergen en kunnen opgelucht adem halen. Ze zijn zelfs zo blij
dat ze de dood van Lucius nog even uitstellen.
Ondertussen bereiden ze al een nieuwe overval voor. De volgende dag vertrekken ze bij het eerste
zonlicht. Lucius en het meisje blijven alleen achter bij de oude vrouw… Lucius vertelt:

(1) Ĕgo sīc mēcum cogitābam: “Quid hīc stas, Lūci?


(2) Praedōnes ĕnim mox redībunt et te interfĭcient.
(3) An1 tĭmes ănum istam? 1. an: of
2. ictus, -ūs, m.: de trap, de slag
(4) Nōnne ūno vălido pĕdis ictu2 eam hŭmi3 sternere4 pŏtes?” 3. hŭmi: op de grond
4. stérnere, -o: neerwerpen, gooien
(5) Diūtius5 dubitāre nōlui: lōrum6 rūpi (perf.-stam = stravi)
5. diūtius, bijw.: langer
(6) et stătim celeri cursu fŭgere coepi. 6. lōrum, -i, onz.: de riem

1. Geef NFRD van Luci (r.1): (1pt)

2. Vertaal r.2 (let op de tijden!): Praedōnes ĕnim mox redībunt et te interfĭcient. (1,5pt)

3. Wie of wat wordt bedoeld met te (r.2)? (0,5pt)

4. Splits de volgende zin op twee niveaus en benoem. Trek ook de juiste pijltjes. (2ptn)

Nōnne ūno vălido pĕdis ictu eam hŭmi sternere pŏtes?

5. Diūtius dubitāre nōlui (r.5). Leg in je eigen woorden uit waarom hij dat denkt. (1pt)

6. Leg in je eigen woorden uit wat er gebeurt op r.5-6. Wees volledig. (1,5ptn)


(7) At ănus, ŭbi haec vīdit, celĕriter lōrum6 comprehendit

(8) et me retinēre7 temptāvit. 7. retinēre, -eo: vasthouden

(9) Ĕgo vēro, quŏniam vītam perdere nōlui,

(10) eam posteriōrum8 pĕdum ictu2 hŭmi3 strāvi4. 8. postĕrior, -ior, -ius; -ioris:
achterste
(11) Sed quamquam hŭmi3 iacēbat, tămen lōrum6 retinēbat7.

7. Geef NGG van haec (r.7). Geef alle mogelijkheden:

(1pt)

Welke mogelijkheid is het hier? Kies de meest logische: (0,5pt)

8. Determineer vidit (r.7): (1pt)

9. Geef de woordsoort van celeriter (r.7): (0,5pt)

10. Schrijf het volledige zinsdeel over waarvan de infinitief retinere (r.8) deel uitmaakt (eerste niveau):

Geef ook de functie van dat zinsdeel: (1pt)

11. Vertaal r. 9-10: Ĕgo vēro, quŏniam vītam perdere nōlui, eam posteriōrum pĕdum ictu hŭmi strāvi.

(2ptn)

12. Wie is het onderwerp van iacebat (r.11): (0,5pt)


(12) Subito puella illa captīva accurrit9 9. accúrrere, -o: toesnellen,
komen aanlopen
(13) et lōrum6 ex ănūs mănibus erĭpuit.

(14) Dĕinde in tergum meum adscendit10 et mēcum fūgit. 10. adscéndere, -o: klimmen

13. Geef NGG van anūs (r.13): (1pt)

14. Geef NFRD van manibus (r.13): (1pt)

15. Vertaal de laatste zin: Dĕinde in tergum meum adscendit et mēcum fūgit. (1pt)

16. Schrijf uit r.7-14 het volgende over (in het Latijn): (1pt)

➢ een BWB van tijd:

➢ een BWB van reden/oorzaak:

You might also like