Architectuurgeschiedenis Theorie

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 86

OUDHEID NAAR ROMAANSE ARCHITECTUUR

1. Kennis architectuur van de oudheid? Wat kunnen we weten?

à ruïnes/fragmenten die bewaard zijn (vaak uit marmer)

Pompeii à vulkaanuitbarsting à via archeologisch onderzoek onderzocht


Welke bronnen (primaire/ secundaire bronnen)
à 1 schriftelijk werk/boek dat die architectuur uit die oudheid behandelt
à andere bronnen: econografie, restanten (ruïnes, reële restanten die bewaard zijn
gebleven)

Reconstructie v/d destructie van Pompeii


Materialen:
- marmer (zuilen van tempel, harde steensoort)
- keramische materialen: dakpannen (terracotta)
- baksteen
- glas
- hout(constructies)
ð veel diverse materialen gebruikt
Wij kennen het als een marmerarchitectuur omdat dit overblijft/ overleeft (duurzamer).
Tempels zijn niet de enige typologie (beter bewaard), ook woningen voor lage klasse
à sneller onderhevig aan vernieling
Ook openbare ruimtes, semi-publieke ruimtes

Tractaat van Vitrivius is heel essentiel


à gaat verschillende elementen, materialen,
stijlen en typolgie en technieken bespreken
Documenteren v/ gebouwen, ook
basisconcepten en theorievorming
Aandacht voor symmetrie en verhoudingen

Vitruvius – De Architectura, 10 boeken, ca. 25 voor Christus


2. Kenmerken

Griekse en Romeinse bouworden: Dorisch, Ionisch, Corinthisch

kapitelen

Griekse en Romeinse bouworden: ‘stijl’, ‘proportie’ en ‘symmetrie’ (ook in grondplan en


opbouw)

Dorische orde
- Grotere zuilen à Robuuste/ monumentale zuil
- Geen basis/ sokkel aan voet v/ zuil
- Zuilschacht die naar boven toe versmalt
- Gecannuleerde (cannelure of groef) zuil (niet zo diep)
- Eenvoudig kapiteel, zonder verdere decoratie
Opbouw is ook structureel: verbreding v/d zuil is niet enkel esthetisch, ook structureel
(draagkracht) à voor stabiliteit, geeft meer evenwicht
=> verhouding en symmetrie komen sterk bij elkaar

Ionische orde
- Slankere zuilen (in vergelijking met Dorische)
- Basis of sokkel aanwezig
- Gecannuleerde zuilen
- Voluutvormige (= spiraal of krul) kapiteel à krijgt decorztie
ð Decoratie neemt toe (esthetisering)
Corinthische
- Meest geornamenteerde zuilenorde (meer decoratie)
à altijd slankste zuil bovenaan, dorische onderaan, ionische op 2e bouwlaag,
corinthische op de 3e bouwlaag
à te maken met visuele voorkeur, maar ook zwaartekracht
- Hoge zuilenbasis (wordt meer vormgegeven)
- Kapiteel gedecoreerd met acanthusbladen
- Nog slankere zuil

Niet enkel esthetisch & structureel, maar ook ingaan op symbolische en socio-culturele
waarden
à Griekse en Romeinse bouworden: reeds genderconnotatie bij Viturvius
à symboliseert dorische orde met mannen (robuust), corinthische orde met vrouwen (fris,
jong, levendig), ionische orde is mature vrouw
ð Architectuur parlante (via materialiteit gaan kenmerken)
Hoofdgestel portiek (portico) in klassieke architectuur

fronton
timpaan

kroonlijst (ook corniche)

fries (met trigliefen en metopen)

guttae
architraaf

dekplaat
(dorisch) kapiteel
hals

zuil

Architraaf: hoofdbalk (basisbalk), = het onderste gedeelte van het hoofdgestel


Kroonlijst (ook corniche)
- in klassieke architectuur: de bovenste uitspringende lijst
van het hoofdgestel,
- in hedendaagse architectuur: de uitdrukkelijk geornamenteerde deklijst boven een
muur ofbouwonderdeel (vb. venster of portiek)
Fronton: bekroning van een gevel, venster of ingang naar klassieke trant door een
driehoekig of segmentvormig lichaam
Timpaan: het driehoekige gevelveld tussen de kroonlijst en de schuin
oplopende daklijsten van een gebouw (ook tympaan) = vlak in fronton
Fries (met trigliefen en metopen):
- in klassieke architectuur het horizontale deel tussen kroonlijst en architraaf
- in hedendaagse architectuur: een horizontale band met schilder of beeldhouwerk
- vaak sculpturaal ingevuld met fragmenten (beeldhouwwerk, schilderingen)
(Dorisch) kapiteel: kopstuk van een zuil, in het algemeen om de gedragen last op een
smaller draagvlak over te brengen
Zuil: pijler, vrijstaand dragend bouwdeel waarvan de horizontale doorsnede een cirkel is
Guttae: versiering bij Dorische orde/druppel, verwijzen naar ijzeren nagels in
houtconstructie als bevestiging
Trigliefen: verticale versieringen in de fries (transformatie van primitieve balkenkop)
Metopen: vlakken tussen de trigliefen (kunnen gesculpteerde of geschilderde versieringen
bevatten) in de fries
Materialen en opbouw klassieke architectuur

Dwarsbalken à uiteinden in hout


Grote bomen à verticale structuur à overgenomen in marmer
Trigliefen verwijzen naar kopse kant van de balken bovenop architraaf
à ijzeren nagels = guttae

Ruimtewerking en grondplan
Portieken, zuilen, zuilenrijen en gallerijen
Rome: forum van Traianus (2de eeuw na C) en forum van Augustus (2 BC, 42 na C)

schatkamer cella
Grondplan Parthenon (Athene, 5de eeuw v.C.): rechthoekig grondplan, met peristyle
à geometrie: cirkel, rechthoek en driehoek
- peristyle: zuilenrij rond het centrale gedeelte van een tempel of rond een
binnenplaats
- vestibule: inwendig portaal
à interieur heeft religieuze functie; verering v/d goden (tempel)
Opmerkelijk: geen circulatie binnenin
Basisfuncties zijn: - schatkamer: bewaring giften aan priesters => gesloten geheel
- cella: plaats voor de verering van de goden

Tempel de Maison Carrée in Nîmes, begin 1ste eeuw

- geen schatkamer, geen peristyle (links)


à verschillende redenen: schatkamer was apart gebouw of minder geld ter
beschikking
- vestibule is monumentaler/rijkelijker uitgewerkt, geen schatkamer (rechts)
cella heeft 3 onderverdelingen (3 verschillende heiligen)

Tempel van Vesta in Rome: centraalbouw (= cirkel als grondplan)


- cirkelvormig grondplan tempel

- corinthische zuilen à verwijzen naar jonge vrouw = symbolisc


Erechteion (421-406 v.C.), Akropolis Athene

Basisvolume: tempel met dubbele cella


Noordelijk volume: toegang tot cella en bibliotheek portico
Zuidelijk volume: tribune met kariatide
kariatide: zuil in de vorm v/e vrouwenlichaam bibliotheek
(vrouwen die opgeofferd worden, of wacht houden
tot de mannen terugkomen van oorlog)
atlant: zuil in de vorm v/e mannenlichaam (later)

cella
tribune
met
tribune
kariatide

3. Typologie & materialiteit

Structurele uitdagingen
1. Tongewelf: structuurschema, thermen van Caracalla, Rome (211 v.C.)
Tongewelf: gewelven met een eenvoudig, halfrond dwarsprofiel ondersteund door //
muren of arcades (basiskolommen + balken)
à grote draagkracht
à later opzoek gaan naar structuren om hogere en bredere overkappingen te bouwen
à gewelven in marmer/ natuursteen
Stereotonomie: via reconstructie v/ elementen terugkomen tot originele architectuur
Ook met keramische materialen: baksteen & terracotta
- Houten gewelf à daarop draagconstructie met gewelven
- Gewelven opvullen met baksteen
- Om spatkrachten tegen te gaan à hele brede muren => dunnere opbouw van
tongewelf met dikkere muren (zwaar en robuust)

Tongewelf = aaneenschakeling van verschillende rondbogen achter elkaar


Triomfboog van Septimus, Lambese, ca. 200 colosseum (ca. 70)

2. Bogen en bogenrijen: Pont du Gard in Nîmes, ca. 14 en Colosseum in Rome, ca. 70


(let ook op ordes)

Rondbogen en tongewelven: Colosseum (amfitheater) in Rome, vanaf 70


Ellipsvormig gebouw (assen: 188 bij 156 m en 48,5 m hoog).
De buitenmuur heeft drie rijen van 80 bogen, die telkens gescheiden worden door
halfzuilen onderaan in Dorische, in het midden in Ionische en bovenaan met Corinthische
kapitelen.
Slim omgaan met materialiteit:
Het Colosseum is gebouwd uit Romeins beton, kalk-, tuf- en bakteen (goedkopere
materialen voor structuur) die bekleed werd met een parament (= bekleding) in travertijn
(duurder), deze werden aan elkaar bevestigd met ijzer. Een groot aantal zitplaatsen,
muurbekledingen en ornamenten werd uitgevoerd in marmer.
Materialen werden slim ingezet: De 1e rij bogen is voornamelijk opgebouwd uit kalksteen,
voor de 2e en 3e rij bogen zijn rode bakstenen en Romeins beton (ook wel opus signinum)
gebruikt.

3. Kruisgewelf: structuurschema
Kruisgewelf is opgebouwd uit twee tongewelven die elkaar loodrecht snijden

Rondbogen, ton- en kruisgewelven: basilica van Maxentius, Rome 306-312


Basicilica:
- Bij de romeinen: een op een forum aansluitende ruimte is, functie is te vergelijken
met Griekse stoa
- rechthoekig grondplan (oneven), onderverdeeld in een hoger schip en twee lagere
zijbeuken
- functie: gebouw voor rechtspraak en handel
vroeger gebruikt als publiek, profaan gebouw voor handel of politiek
later: tempels voor religieuze doeleinden
- portiek (ingang) aan langse gevel à gelegen aan fora (plein)
- 3-ledig basicaal grondplan (altijd oneven): hoofdbeuk + 2 of 4 uitbreidingen
- hoofdbeuk is hoger gelegen, men had licht nodig voor handel à verhoging
à enkel licht langs zijbeuken is niet voldoende
- hoofdbeuk = lichtbeuk: verhoogde middelste schip,
met lichtbeukramen die licht in het schip binnen brengen
4. Koepel: structuurschema Pantheon te Rome, 118
Tempelfunctie: Pantheon betekent letterlijk ‘gewijd aan de goden’

Pantheon bestaat uit 2 delen:


- rechthoekige portico (klassiek), met drie rijen kolommen
- circkelvormig hoofdgebouw met enorme koepel die ontworpen is op basis van de
perfecte bol (43,3 m diameter)
- symmetrie is uitgewerkt
- nood om groter te bouwen: opbouw koepel?
Welke materialen?
à met tongewelven niet haalbaar

Basisgeometrie:
Romeinen beperkten het gewicht van de koepel door
een combinatie van technieken (bouwelementen uithollen:
- er werden cassettes (uitsparingen) in de koepel
aangebracht
- oculus: open ring, om beweging op te vangen
(zenitaal licht)
- de wand van de koepel werd naar boven toe
dunner geconstrueerd
- hoger in de koepel werd een lichter materiaal
gebruikt dan in de basis ervan

portico

Gebruikte materialen: diverse materialen, waarbij lichtere materialen bovenaan gebruikt


- pumice = puimsteen
- baksteen
- tufsteen (vulkanisch materiaal)
- structuur opgebouwd op basis Romeins beton en bekleed met travertijn
Romeins beton is een hydraulische (bindmiddel op basis van water dat na uitdroging
verhard) mortel met een mix van steenachtige materialen o.a. travertijn, baksteen,… (ook
recuperatie van materialen). Gelijkaardig aan onze beton, verschil: geen wapening (staal)
- beneden gecombineerd met parament: travertijn
Militaire architectuur
stadspoorten en stadsomwallingen
- steden beschermen: gesloten en robuuste architectuur

ð toename verstedelijkingsprocessen + verval

Architecturale ruimte: de antieke stad


De stad als beschavingsideaal
Grieks-Romeinse wereld: stad = organisator van de ruimte
à sterke verstedelijking van ruimte én maatschappij
à tegelijkertijd nog sterk gebaseerd op rurale waarden
Vier periodes in het verstedelijkingsproces in de Grieks-Romeinse wereld
- Opkomst: proto-urbanisatie en wordingsproces
9de-6de eeuw v.C.
- Groei en confirmatie van de stad: de stad wordt een dominant cultureel fenomeen
6de-3de eeuw v.C.
- Hoogtepunt: de stad is sleutel tot de beschaving
3de eeuw v.C. – 3de eeuw
- Verval en adaptatie: christianiseringsproces
3de – 7de eeuw

Motoren achter verstedelijkingsproces ontstaan:


Synoikisme en apoikia (2 typologieën waarop steden zijn ontwikkeld)

Synoikisme
- organische gegroeide stad
- urbanisatie: samengroeien van dorpen tot een
eenvormig bestuur
- van landbouwgebied naar steden => handel
- belangrijkste steden
o Rome: opgebouwd rond zeven dorpen
o Athene: acropolis (= hoogste punt) vanaf
6de eeuw voor religieuze feesten
Apoikia
- geplande aanleg, rationeel aangelegd
- van 0 begonnen, uit het niets (dambordpatroon)
- kolonisatie en stadsstichtingen
- rationele ruimtelijke urbanisatie:
o afscheiding necropolen
o ruimte voor publieke functies
o regelmatige stadsplattegronden
- voorbeelden: Griekse en Etruskische
stichtingssteden
Voorbeeld: Marzabotto (Italië), Rotterdam

Ruimtelijke evolutie: kenmerken van monumentaliseringsprocessen


- geleidelijke hiërarcherisering stratenpatroon à hoofdassen
- scherpere scheiding tussen stad en platteland
- verdichting van het woningareaal rond centrum (mensen komen dichter bij centrale
plaatsen wonen à verdichting)
- creatie publieke ruimte: marktplaats, religieuze gebouwen
o aanzet beperkte publieke voorzieningen (waterbeheersing)
o scheiding met private ruimte verloopt slechts heel geleidelijk
o tweeledigheid publieke ruimte
§ politieke ruimte à agora/forum (politiek, sociaal, economische
functies)
§ sacraliteit van hoogtes (hoger zetten, verheven) à acropolis/capitool
à plekken die het best te verdedigen zijn

Voorbeeld: Acropolis te Athene (2e fase)


stedelijke sacrale ruimte
monumentaliteit en prestige neemt toe:
- bouwwoede na 480 BC (overwinning op Perzen)
- Parthenon als stadstempel
- stedelijke ceremonies
- theatergebouwen
à zowel sociaal-culturele leven en politiek
- kleinere monumenten voor individueel prestige
Agora/ form (open plein), de openbare ruimte ‘gedemocratiseerd’:
Oprichting van:
- stoa’s (zuilengallerijen) aan west- en zuidkant
à publieke (markt en bestuur) en private functies, maar ook gebruikt voor onderwijs
- politieke gebouwen
o Bouleuterion (raadshuis), rechtbanken

Voorbeeld Priëne: elementen van een klassiek stad


Kleine stad in Klein-Azië: systematische ontwikkeling vanaf 800 v.C. (apoikia)
- ca. 4.000 inwoners
- enorme ommuurde oppervlakte (stadsmuur, werd goed verdedigd)
Volledige stedelijke infrastructuur (democratisch zelfbestuur)
Dubbele structuur: laagstad en acropolis
- laagstad: rasterpatroon
o agora door stoa’s afgezoomd
o multifunctioneel
o vierkant raadshuis (bouleuterion, capaciteit 640)
o tempels bij agora
o monumentaliteit (gymnasion, stadion, theater)
- hoogstad: heuvel binnen omwalling
o Acropolis: enkel militair
o Nauwelijks bebouwd
Het bouleterion in Priëne

Het theater in Priëne

Woonhuizen in een klassieke Griekse stad


à verschil met de rijken, maar ook te maken met de plek
Athene: bescheiden huizen (links)
- onregelmatig
- binnenplaats, gesloten naar straat
- geen waterleiding – cisternes, putten en
openbare fonteinen
- grotere steden: duurder (vraag & aanbod)
- in bestaande context moeten bouwen
- ergens anders kan je meer ruimte voorzien
Plan van huis in Priëne (rechts)
- groter dan in Athene (aangelegde stad)
- binnenplaats uitgebreid met volwaardige zuilengallerij
- verdubbeling woning (semi-publiek en privé)
Men wil binnen stadsgrenzen wonen à meer genieten van militaire bescherming
à monumentale architectuur => prestige uitstralen (keizer)
In de stad woont men dichter bij elkaar door grondprijzen à meer voorzieningen, gebruik
maken van culturele politiek-economische infrastructuur

Voorbeeld: Rome in de keizertijd (1ste-2de eeuw na christus)


Republikeins Rome (753 v.C.)
Forum Romanum: centrum van de stad
- voortdurend aangepast
- politieke macht: Curia (senaat en bestuur), Comitium
(open vergaderruimte van het volk), grote basilica’s
(overdekte hal)
- sacrale ruimtes: tempels
Markten bij de Tiber
Verkeersassen
- bruggen over Tiber, geplaveide straten
- aansluiting op wegensysteem (Via Appia, Via Flaminia)
Waterbevoorrading: aquaducten vanuit Apenijnen
Cultuur (Griekse invloeden):
- theater (Pompeius)
- Circus Maximus (329 v.C., 621m, capaciteit 250.000?)

Verdichting van stedelijke netwerk


diverse campagnes van openbare
werken: « Augustus trof een stad aan in
baksteen en liet ze na in marmer »
à prestige van de keizer

Rome in de keizertijd (1ste eeuw) à bouwwoede


Toename van fora
- aparte, afgesloten entiteiten naast grote Forum Romanum
- veelheid aan functies:
o commercieel
o cultureel (bibliotheken)
o religieus (tempels)
o verering van de keizer
Paleizen (keizer)
- aanvankelijk gewone patriciërswoningen op
Palatijn
- later staatsgebouwen: Domus Aurea (Nero),
Domus Augustiana bij het Circus (Flaviërs)
Staatsideologie:
- Pantheon (Agrippa onder Augustus)
- Keizerlijke graven (mausolea)
- Overwinningstekens (triomfboog van Titus, triomfkolom van Trajanus)
Amfitheaters en theaters
- Colosseum (Vespasianus-Titus): 188m, 45.000
Utilitaire gebouwen
- Publieke baden
o Thermen van Trajanus (250x210m)
op ruïnes Domus Aurea gebouwd
- Markten
Wonen in de Romeinse stad
- rijkere privé woningen:
o ontstaan van residentiële cultuur
o gesloten woning naar binnen gekeerd
à weinig interactie met straatleven
o ruimten opgebouwd rondom atrium en/of kleine
stadstuin (peristylium)
o belang van representatieruimten
- buitenverblijven in de rand zijn groter
- belang van private ruimte en luxe (eigen
badinrichtingen, tuinen)

De Romeinse woonblokken (insulae): stadswoningen voor


lagere sociale groepen:
- hoogbouw (vier en meer bouwlagen) voor lage klasse
- multifunctioneel à meerdere functies
à beneden commerciële functie, daar boven woningen
- vaak slechte kwaliteit (goedkope materialen, densiteit binnen)
- woonruimte vaak beperkt tot een à drie kamers

Resten van een insulae in Ostia

resten reconstructie

Van die sociale woningen zijn er niet veel bewaard: minder duurzame/prestigieuze
materialen, nu meer restanten ontdekt
Romeinse steden in de Nederlanden
Tongeren

Romeinse nederzetting volgens apoikia-model


(stratenpatroon)

Nabloei van de antieke stad en architectuur


Val van Romeinse Rijk 476 na C. (Rome reeds geplunderd in 390)
De Vroegchristelijke stad (4de-7de eeuw)
- Chronologische breuklijnen sterk regionaal bepaald: 3de en 5de eeuw, opkomst
Islam, aanzet naar ‘christelijke middeleeuwen’
- Geen continu verval

Aanpassing of inéénstorting? à ineenstorting of geleidelijke aanpassing


Verstedelijkingsproces in bestaande Westerse steden à reorganisatie en christianisatie:
- Ideologisch belang van de stad: stad = Christiana Res Publica (Christelijke publieke
zaak) à het christelijke wordt een publieke zaak, het wordt erkend als officiële
godsdient
- Pas op het einde van de 7de eeuw verdwijnt het monumentale weefsel van de
antieke steden
- Traag proces van christianisering:
o oude gebouwen krijgen een nieuwe bestemming als kerk (basiliek, grotere
tempels)
o nieuwe kerken in eerste instantie vooral gebouwd in stedelijke periferie
o vreedzame verovering van de stedelijke ruimte
Christelijke erfenis

Verspreiding van het Christendom circa 451 (na val van Romeinse Rijk in 476)

à ook in West-Europa = krijgt grote voet aan wal


Constantijn (280-337 na C)
Keizer Constantijn als cruciale actor in evolutie
313: Edict van Milaan: wettelijke toelating Christelijke Cultus onder Keizer Constantijn
à toelating om publiekelijk hun religie te beleven
à gestaag aantal toenemende bekeerlingen
à verschijnen van (bovengrondse) religieuze christelijke architectuur
326: Constantijn maakt Christendom officiële religie van het Romeinse Rijk
326-337 na C: imposante kerkenbouw
- Oude Sint-Pieterskerk Rome (afgebroken omstreeks 1500)
- Sint Jan Lateranen, Rome (transformatie in Barokperiode)
- S. Maria Magiiore, Rome
- Oude Hagia Sophia, Constanibobel (huidige Istanbul / ‘Nova Roma’) (verdwenen)
- Basiliek van de Geboorte, Bethlehem (herbouwd in 6de eeuw)
- Basilica van het Heilige Graf, Jerusalem
à Basilica-plan dominant in vroeg-Christelijke kerkenbouw

Basilica van Maxentius, Rome 306-312

Basilica van Traianus, 98-117

à gemonumentaliseerd
à forum wordt ommuurd door
zuilengallerij + monumentale
toegangspoort
ð evolutie vanuit de straat/
publiek tot het private te
komen
à men creëert overgangsruimten,
atrium
à van publieke naar semi-publieke
ruimte gaan
Vroegchristelijke architectuur

Oude Sint-Pieterbasiliek in Rome,


Vaticaan, onder Constantinus
ca. 326 (afgebroken circa 1500)

Let op: meerdere definities/ connotaties van


‘basilica/basiliek’ in architectuurgeschiedenis
1. Klassiek gebouw met rechthoekig grondpland en lichtbeuk
2. Kerkgebouw met basicaal grondplan
3. Pauselijke titel voor belangrijke kerken

Basilica is een basistype dat gaat hergebruikt worden in de vroegchristelijke architectuur


à krijgt religieuze/symbolische betekenis/functie

Zuilenrij: basilica van Santa Maria Magggiore in Rome, 352-366


à klassieke zuilengalerij die de zijbeuk gaat ondersteunen
Bogenrij: basilica van Santa Sabina in Rome, 5de eeuw (zicht op koor)
à rondboog gewelven
à cassetteplafond
Introductie van liturgie in kerkgebouw:
- koor (= apsis of absis) met altaar en ambo’s (= preekstoel)
- basilica van Santa Sabina in Rome (5de eeuw)

De kerk is oost-west georiënteerd


à kerkgebouw binnen betreden
via het oosten en dat het altaar
naar het westen gericht is
à vaak zo
à het altaar/religieuze is naar
God gericht

Naast basilica ‘s ook religieuze gebouwen opgebouwd als centraalbouw met koepel,
mausoleum: Santa Costanza, Rome, ca. 330
Aanvankelijk werd decoratie en symboliek vooral in interieur uitgewerkt.
Buitenkant = sober: te wijten aan dat die religie lang ondergedoken moest zijn
à geen afgunst/aandacht trekken
Interieur: wel gedecoreerd à men richt zich daar tot god

Mausoleum van Galla Placidia, Ravenna, ca. 420


Kerk van San Vitale in Ravenna, 548
Achthoekige centraalbouw met koepel (enkel aan de binnenzijde zichtbaar)

Mozaïek van Justinianus


Zicht op rijke interieur uitgewerkt in marmer en mozaïeken
Unesco werelderfgoed
Later bron van inspiratie voor Dom van Aken en Dom van Firenze.

Basilica van de Geboorte in Bethlehem


Constantinus 326, Justinianus 560-604
- toenemende complexiteit in grondplan
Basilica grondplan: rechthoekig
volume met centrale hoofdbeuk
en 2 zijbeuken (5-beukige kerk)
Koor is niet eenvoudig
uitgewerkt, wel met koepel

ð centraalbouw voor koor


en basilica-grondplan in
elkaar geschoven
ð rijkere complexere
architectuur
Basilica van het Heilig Graf / Verrijzeniskerk
en Rotunda met graftombe in Jeruzalem, 4de eeuw, herbouwd 11de eeuw

Nog complexer
- portaal à atrium omgeven door zuilengallerij
- je komt van het publieke in een eerste
semi-publieke ruimte die je toegang geeft tot (D) basilicakerk
- daarachter bevindt zich opnieuw een atrium omgeven door zuilengallerij die
toegang geeft tot de centraalbouw, graftombe
ð ceremoniele proces
ð je betreedt de sacrale ruime, je gaat je tot god richten in de kerk zelf, om vervolgens
naar het heilige der heilige (graftombe v/ Jesus) te gaan

Hagia Sophia in Constantinopel


(Istanbul), Justianius, 532-537
Prestigeproject: Justianius wou alle andere bouwwerken overtreffen.
‘Architecten’: wiskundige Anthemios van Tralles & Isodoros van Milete
à belang hechten aan de wetenschap & kennis
Geen gevel in de klassieke betekenis, maar wel silhouette van hoofdgebouw met koepels
dat de aandacht trekt.
Onderdelen zijn niet duidelijk van elkaar te onderscheiden (cfr. Pantheon), maar
geometrische figuren die in elkaar geschoven zijn.

Structuur: koepel (69 x 33 m) die niet


op tamboer rust, maar op
pendentieven of hangbogen die
opzichzelf geconcipieerd zijn als een
koepel (33 m diameter)
De koepel rust niet op een tampoer of ringvormige sokkel maar wel op 4 rondbogen die
opgevuld worden door hangbogen of pendantieven = ingenieuze constructie
à maakt de zwaarte van de constructie mogelijk

Mozaëken verbeelden Oude Testament


Later omgevord naar moskee (1453), maar in 1939 geseculariseerd en later omgevormd
naar museum.

4. Stedelijke context

5. Erfenis?
Hoe is de kennis van de klassieke oudheid doorgegeven?

Basilicaplan blijft dominant in de christelijke architectuur


à vooral in West-Europa waar die basilica het
dominante religieuze grondplan gaat vormen
Anderzijds in het zuid-oosten is de Griekse centraalbouw
dominant

Erfenis: Latijnse kruisbasiliek versus Grieks centraalbouw


Navolging: Basilica van Sant’Apollinaro Nuovo, Ravenna, Theodoricus, 493-526
Basilica van Sant’Apollinaro in Classe, Ravenna, 533-548

Het Karolingische Rijk (751-814)

Kroning door de Paus in 800


à periode ook gekenmerkt door sterkte demografische groei van regio
à christianisering tijdens Karolingische Rijk gaat richting noorden en westen van Europa
à Karel de Grote: religie bepleitten als staatsreligie

Paleis van Karel de Grote in Aachen (Charlemagne)


Voor Karel de Grote architectuur en kunst instrument om zijn macht te symboliseren.

Elementen van klassieke architectuur


Voor hofkapel à centraalbouw (A) waar een atrium met
zuilengallerij toegevoegd
Raadzaal en het gebouw voor politieke overleg
à rechthoekig basilicagrondplan
De hofkapel in Aachen Odo van Metz, 792-805

De hofkapel in Aachen Kerk van San Vitale in Ravenna, 548


16-hoekig grondplan

De hofkapel in Aachen: de keizerstroon op de galerij


Inspiratie uit Constantinopel (en niet Rome), maar heel wat material kwam wel exclusief uit
Rome (marmer, brons) + keizerstroon (tribune)
Impact op locale architectuur in onze regio
Karolingische architectuur als voorbeeld: Essen, Ottmarsheim, Keulen (Sankt Maria im
Capitol) à minder budget, iets soberder maar wel hoofdkapel als inspiratie

Politieke macht ook vanuit religieuze gemeenschappen


Impact op kloosterarchitectuur

à heel wat reizende religieuzen die van bedevaartsoord naar bedevaartsoord trekken of die
kloostergemeenschappen gaan oprichten
ð ideale kloosterachitectuur wordt bedacht
ð het plan van Sankt Gallen, ca. 825 (Benedictijnerabdij)
- Ideaalplan van een hervormde abdij
Christelijke kloosters ontstonden al vanaf de 4de eeuw, maar worden in 8ste en 9de eeuw
steeds belangrijker en gaan nadenken over ’ideale type’.
Plan: duidelijk plan met centrale as, waarlangs gebouwen op logische wijze worden
ingeplant binnen ommuurd complex, met zones voor landbouw + gastenverblijven

Rood: kloostergemeenschap, groen: gastenverblijven, geel: landbouw- en veeteelt


Blauw: ambachten, paars: gezondheidszorg
Oudheid
Romaanse architectuur
- Etiket?
- Italië
- Frankrijk
- Vernieuwingen in de Romaanse architectuur
Romaans werd in 19e eeuw bedacht (in Frankrijk) voor de kerkelijke architectuur v/d 10e en
12e eeuw, stijl is verbastering v/d romeinse bouwkunst (geen nieuw gegeven)
à geeft aan dat ook voor deze periode, net als bij de klassieke periode, dat onze kennis
fragmentarisch is (puzzelen), dat het patriomonium verdwenen is (politieke redenen,
geen duurzame materialen, verwoesting door brand…)
= ‘Negentiende-eeuwse etiket’ voor middeleeuwse ‘zuil- en rondboogarchitectuur’ uit de
10-12de eeuw:
- Rondbogen blijven dominant zowel op structureel als esthetisch vlak
- Arcades opgebouwd uit bakstenen pijlers (frequent toegepast)
- Dominantie van tongewelf (vaak ook ter vervanging van oudere houten plafonds)
+ Ontstaan van ‘nationale varianten’
(Romaans bouwt voort op romeinse architectuur)

Woelige politieke periode


Europa, 11de – 12de eeuw:
- Er ontstonden nationale karakteristieke culturen, daarbinnen krijg je ook nieuwe
maatschappelijke structuren (vb. in Karolingische periode kregen het
monnikenwezen en de abdijen stilaan vorm en gaan zicht substantieel gezag
toeëigenen, maar daarnaast krijgt men ook nieuwe maatschappelijke structuren
uitgaande van relatie tussen schakels die diverse lagen van de bevolking gingen
verenigen à van boer tot koning = feodaliteit, geleid tot machtsstrubbelingen)
- Ontwikkeling stedennetwerk/stadsstaten
- Investituurstrijd (groeiende kerkelijke macht en strijd met wereldlijke leiders)
(politieke machtsstrijd)
Kruistochten:
eerste (1096-1099), tweede (1147-1149),
derde (1189-1191), vierde (1202-1204)

Jeruzalem terug veroveren


oorlogen
Als pelgrims op kruistochten gaan
Woelige religieuze en politieke periode
waarin meer en meer nationale en
regionale identiteiten zich gaan vormen

Italië
961-962: Otto I, krijgt meer stabiliteit
à nieuwe voorwaarden: herstel was mogelijk
Citaat Monnik Raoul Glaber, ca. 1000
‘het gebeurde nagenoeg over de hele wereld, maar vooral in
Italië en Galië, dat de kerkgebouwen opnieuw werden
opgetrokken, hoewel vele nog in goede staat verkeerden en
niet aan vernieuwing toe waren, maar ieder volk in de
christenheid wilde de andere overtreffen, zij wilden alle de
mooiste gebouwen voor hun eredienst. Het leek alsof de hele
wereld zich verjongd en haar ouderdom afgeschud had; alom
stak zij zich in een nieuw wit gewaad van kerken’
à Wit gewaad verwijst naar de materialiteit die heel dominant
was (gebruik v/ marmer)

San Miniato al Monte, Firenze


1018 – afgewerkt 12de eeuw
- Basicale type in gevel en opbouw (heel klassiek)
- Onderste geleding gevel heeft ondiepe arcades
- Gevelbekroning is opgevat als een klassiek tempelfront,
maar met onklassieke schijnarcade tussen kroonlijst en
timpaan.
- Gevelbekleding in wit en groen marmer, met geometrische
vormgeving, strakke elegantie

Baptisterium
Firenze, 1060-1150

Uiting van de welvaart v/ stad uit zich in


de architectuur
Pisa, Baptisterium, dom en ‘campanile’ (11de-12de eeuw)
‘Witte gewaad van kerken’ (heel duidelijk)
Zelfde principes van grondplannen (traditioneel), maar stilaan meer en meer ingezet op
decoratie.
Decoratieschema gevels op basis van slank uitgevoerde arcades.
‘Ranke stijl’ bepalend geweest voor architectuur in Sardinië, Corsica, diepe Zuiden van Italië
Marmer was een lokaal materiaal à rijke architectuur in Pisa à is een handelstad

Frankrijk
Veel geleden à kon moeilijk bestuurd worden
Sterke architecturale ontwikkeling in religieuze complexen: grote macht bij de kerk,
waarbij bisschoppen ook sterke politieke macht hadden.
Kloosters spelen dook een belangrijke rol: ankers van godsdientigheid, maar ook plekken
van religieuze en verweven politieke macht
Dit uit zich ook in de kloosterarchitectuur van abdijen als Cluny (910-1150) en Citéaux
(12de eeuw)
Bedevaartskerken naar Compostella
Vezelay, Mont-Saint-Michel

Onderdelen van een Romaanse kerk:


- oostpartij (crypt, koor, omgang, straalkapellen),
- transept (met kruising en tribune) of kruisbeuk
dwars op hoofdbeuk (vormt kruis)
- basilicaplan:schip met zijbeuken, westpartij,
ontwikkeling v/ torens (uitkijkpost)

Parochiekerken
Afsnee, Bertem, Aubechies, Celles
- lokale middelen& materialen
- basicale grondplan
- lichtbeuken met ramenboven zijbeuken in
centrale gedeelte
- ontwikkeling v/ transept
- dwarsbeuk die het koor en schip met elkaar
gaat verbinden
- vaak nog houten overkappingen: te maken met
kostrpijs en beschikbaarheid v/ materialen

Vernieuwing in de Romaanse architectuur

Grotere behoefte aan licht in de ruimte, sterkere religieuze beleving


Nadenken over technische ontwikkeling/ technische kennis die nodig was om die stenen
gewelven slanker en groter te maken à schip meer grandeur geven
Zoektocht in toepassing van tongewelven: Compostella, Fontenay, Le Thoronet
Ziende kap: kathedraal van Monreale (1147-1182)
Houten tongewelf: kathedraal van Southwell (1108-1114)

Hildesheim, St Michael, 1007-1033


Nijvel, Sint-Geertrui, ca. 1020-1046, westbouw eind 12de eeuw

Tongewelf 12de eeuw: Paray-le-Monial (c.1100); kruisgewelf: Vézelay (c.1120)


Zoektocht naar een lichtere en luchtere architectuur

Dwarsgeplaatste tongewelven: Tournus, Saint-Philibert (na 1120)


Dom van Speyer, Rijnland

Kruisgewelf
à gewicht wordt gedragen door
de 4 hoekpunten ipv door de
hele wand => lichtere structuur

Stenen gewelven ter vervanging


van eerste houten gewelf
B 14m x H 33 m
Kruisribgewelf
Durham (UK), einde 11de eeuw

Kruisribgewelf gotiek
terug ontdekt: men gaat er vanuit
dat het door de Romeinen
werden toegepast (nog veel
onderzoek nodig)
Ribben worden geconstrueerd,
afgesloten door sluitsteen = heel
cruciaal, omdat ze het geheel
afsluiten maar ook structureel
vastzetten
Bouwsculptuur en geveldecoratie:
- Poitiers, N.-D. la Grande (c.1150)
- Monreale, kathedraal (1147-1182)
- Lucca, San Michele in Foro (12)

Aandacht voor decoratie neemt toe


Portalen en timpanen: Vézelay (c.1125), Verona (c.1150) (krijgen veel aandacht)

Rondboog fronton met


gedecoreerd timpaan
Gedecoreerde latei

Trumeau: middenpijler
in een portaal

Esthetisch programma: op trumeau wordt de verbeelding van de onderwereld afgebeeld,


op de gedecoreerde latei zie je de wereld, de maatschappij, de gelovigen die dan naar het
heilige der heilige (christus) gaan à hiërarchisch in portaal ingewerkt

Kapitelen: Gernrode (c.1000), Chauvigny (12B), Vézelay (c.1125),


Autun (c.1120), kloosterpanden van Moissac (c.1100) en Silos (c.1150)

Muurschilderingen: Saint-Savin, Sant’Angelo in Formis, Berzé-la-Ville


Abdijkerk van Obazine
Glasramen: Kathedrale van Poitiers (c.1165)

vloertegels

Literatuur: zie bb
MIDDELEEUWSE STADSONTWIKKELING EN GOTISCHE ARCHITECTUUR

1. Middeleeuwse stedelijke context:


- vroege stadsgroei in de Nederlanden (7de-10e eeuw)
- ontwikkeling en bloei Middeleeuwse steden (11de-13de eeuw)
- naar een crisis van de middeleeuwse stad (14de-15de eeuw)
2. Gotische architectuurontwikkeling:
- vroege gotiek/lancéolé (Fr.)/early English(Eng.) ca 1140 – ca 1250
- hoge gotiek/rayonnant (Fr.)/decorated (Eng.) ca 1250 – ca 1400
- late gotiek/flamboyant (Fr.)/perpendicular (Eng.)/Spätgotik (Duitsl.)/ca 1400 – ca
1530

Middeleeuwse stadsontwikkeling
Europese stadsgroei in de Vroege Middeleeuwen (7de-10de eeuw)
- sterke bloei in Zuid- en West-Europa, zwakker in Centraal- en Oost-Europa
- verklaring vooral bij economische factoren:
à Pirenne-thesis:
o verklaring legt bij externe factoren
o ontwikkeling en herleven van de handel (rondreizende kooplieden vestigen
zich en gebruiken van steden als uitvalsbasis)
o steden gesticht door niet-lokale factoren (internationale handel)
à recente visies hechten veel meer belang aan lokale factoren:
o 8e - 10e eeuwse feodale economie is niet zo statisch als werd beweerd
o groei van landbouweconomie is cruciaal à betere levenskwaliteit

Kenmerken van de stad in de Vroege Middeleeuwen in de Nederlanden (7de -10de eeuw)


Gunstige geografische locatie:
- meeste steden hebben vaak oudere antecedenten
(als nederzettingsdorp)
- kruispunten van wegen
- rivieren
- havens
- militair-strategische positie

Antwerpen (middeleeuwse kern vanaf 9de-10de eeuw):

Halve cirkel, te maken met haven


Vlieten (links), toegang door grote poorten, intra muros
Brussel - Grillige geografie (hoogteverschillen,
meer dan Antwerpen)
- 3 historische kernen gevestigd
o vestiging op kruispunt van wegen
à eiland van de site
à binnen stadsomwalling
à toegankelijk over water
o tweede vestiging rond grote
markt (politieke macht)
à stadshuis
o derde kern
à religie, rond St-Michiels
à derde cluster rond het geloof,
de kathedraal
Typologie
Proto-steden kunnen een grote verscheidenheid van vormen aannemen
- handelskernen (men spreekt over wik, portus)
o begin als los verband rondom haven met strategische positie
o soms ook contactpunt tussen verschillende culturele, ethnische of economische
regio’s
- onafhankelijke marktnederzettingen = proto-steden die zich gaan ontwikkelen omwille
van hun belangrijke handelsfunctie
- versterkingsnederzetting (rond kasteel, domein enz.)
o ontstaan als defensieve eenheid tegen invallers of tegen lokale bewoning
- cultusplaats (rond abdijen, civitas)
o belang van administratief centrum
à merendeels functionele overlappingen en gemengde functies (casus Gent)
Eenmaal verstedelijkingsproces op gang à gemeenschapsvorming (communitas)
- eigen rechtssysteem: één jaar in de stad = poorter (rechten, maar ook plichten)
- groeiende afbakening van ‘eigen’ grondgebied: omwallingen
identiteit die voor elkaar gaan opkomen/beschermen
- eigen politieke infrastructuur (regels, welke belangen gaan verdedigd worden)
- eigen economische organisatie (ambachten en gilden ontwikkelen zich in protosteden)

Ontwikkeling en bloei van Middeleeuws stedensysteem in de 11de-13de eeuw (Hoge


Middeleeuwen)
Stelling P. Hofer:
‘Middeleeuwse stad’ samengaan van zes verschillende aspecten:
- gunstige geografische situatie
- economische structuur (markt, ambachten, handel)
- sociale structuur (ambachtslieden, kooplui, clerus, adel)
- fysische structuur (stadsontwikkeling, publieke gebouwen, omwalling)
- rechtssysteem (wetten, wetsorganen)
- politieke vitaliteit
à sterke stad ontstaat slechts als alle zes factoren aanwezig zijn
Stedelijk netwerk rond 1300 in Europa
20% stedelingen (steeds meer) (wonen en werken in steden) à verschuiving
- afhankelijk van landbouweconomie, je moet voldoende landbouwproducten kunnen
produceren om die stedelingen te kunnnen voeden (die daar niet aan landbouw kunnen
doen)
Netwerken: grote regionale diversiteit:
- 10.000en kleine marktstadjes (circa 3.000 inwoners)
o 75% van Franse steden, 90% van Engelse en Duitse steden
- enkele 100-en middelgrote steden (-10.000 inwoners)
o N.-Italië, Frankrijk, Rijnland, Vlaanderen
o handels- industriële of politieke functie
- enkele 100en regionale hoofdsteden (+10.000 inwoners)
- top: minder dan 10 metropolen (ca. 60-100.000 inwoners)
Milaan, Firenze, Venetië, Genua, Parijs Londen en Gent?

Ongelijke spreiding
Dichte netwerken in Noord-Italië en Vlaanderen, gevolgd door Rijnland, Languedoc, Catalonië
en Andalusië
- stad domineert soc.-econ. en soms politieke verhoudingen
Frankrijk:
- centraliteit Parijs à zelfs tweede centrum Lyon daardoor op noorden gericht
- grote regionale verschillen (zwaartepunt in Zuiden)
Engeland
- Londen (40.000)
- gevolgd door Bristol en Norwich (10.000)
- dicht netwerk marktstadjes
Duitsland:
- 13de-eeuwse groei
- behalve in Rijnland en in Hanzegebied vooral kleinere steden

Neiging tot ‘centrale-plaatsensysteem’ in perifere gebieden (netwerk van steden)


à netwerkmodel, vooral in Hanzegebied (clusters)
- versterkt door maritieme expansie vanaf late Middeleeuwen
- Zuidelijke Nederlanden, Holland, Engeland
Elders verstoort de dominantie van grote steden het patroon

Geografische spreiding
bepaald door hinterland (zowel handel, landbouwproductie als klantenbinding)
Middeleeuwse reisritme
+/- 12.5 km = halve dagreis +/- 25 km = dagreis
Morfologie middeleeuwse steden (materiële vorm en hoe geëvolueerd?)
Bevolkingkinsgroei: tussen 1100 en 1300 kennen de meeste West-Europese steden een
belangrijke bevolkingsgroei
à initiële vroeg middeleeuwse stedelijke kernen worden te klein, bevolking nestelt zich aan de
rand van de stad
à bouw van nieuwe stadsmuren om deze nederzettingen te kunnen incorporeren:
- vaak grote nieuwe stadsomwalling: voorzien op groei bevolking, maar ook omwille van
kostprijs en duur van werken
- cirkelvormige omtrekt: meetkundige figuur met kleinste omtrek (bouwmassa) voor
grootste ingesloten oppervlakte (verdediging + kostprijs)
- incorporatie van niet – bebouwde oppervlakte: zelfvoorziening in tijden van oorlog, maar
ook religieuze invulling (kloosters etc.)
- militaire functie, maar ook prestige (monumentale poorten)
à steeds striktere scheiding intra-muros en extra-muros

Evolutie Middeleeuwse Europese steden tot 14de eeuw

Rivieren zijn bepalend voor de vorm van stadsomwalling


(Londen, Parijs, Antwerpen
Luik à grillige geografische context (hoogteverschillen)

Tweede ‘grote’ stadsomwalling voor Brussel, zgn. ‘vijfhoek’: 1357-1379


Brussel: middeleeuwse stadsontwikkeling was heel bepalend: in stratenpatroon zie je de eerste
grillige stadsmuren (1) Leuven (2)

Leuven : tweede omwalling circa 1360


Morfologie middeleeuwse steden - structurerende elementen
Groei van bestaande of organisch gegroeide kernen kan vele vormen aannemen:
1. Concentrisch rondom eerste versterkte perimeter (Leuven, Brugge, Mechelen,...)
= stad groeit cirkelvormig uit

Grondinname tussen eerste en tweede omwalling hoofdzakelijk via radiaal patroon:


- in eerste instantie voldoende beschikbare bouwgrond intra-muros: marktfunctie en
afstanden zijn belangrijk voor grondinname
à ontwikkeling van radiaal stratenpatroon en bebouwing langs radialen
(afstandscriterium):
o concentratie eerste stadsomwalling (eerste stadsuibreidingen)
o concentratie nieuwe stadspoorten (toegang stad)
o tussengebied later opgevuld
à ontwikkeling van gespecialiseerde markten langs toevoerwegen, vaak
productiespecialisaties: vismarkt, ossenmarkt, graanmarkt, ...
à afwijkingen mogelijk omwille van verschillende historische groeikernen
Ontstaan van ‘radiaal-concentrische steden’: inname van grondgebied tussen radialen
Leuven
Eerste cirkelvormig patroon voor de
historische binnenstad/ oudste kern
Daarrond tweede grote standsomwalling
bebouwd
Rode pijlen: hoofdwegen = uitvalswegen
vanuit centrum/grote markt naar andere
steden toe
Er ontstaat een raster dat radiaal-concentrisch
is

2. Naast een bestaande oudere eenheid wordt een nieuwe meer dynamische
nederzetting geplaatst (bisschopssteden: Arras, Laon, Noord-Frankrijk)

Arras
2 nederzettingen naast elkaar
Links: oude bischoppelijke zetel
Rechts: meer burgerlijke ontwikkeling
=> 2 aparte kernen
Op die manier gaan versterken met
stadsmuren, maar worden wel verbonden

Arras / Atrecht (Noord-Frankrijk)


3. Meestal is groei veel complexer: juxtaposities, aanvullingen enz. (veelal rondom
meerdere kernen die samenkomen: Gent)
Antwerpen, 7de-15de eeuw
Meerdere stadsuitbreidingen

Roze: oude historische kern


Dan krijg je daar een semi-concentrische uitbreiding
Volgende uitbreidingen zijn specifiek in het noorden
specifiek gesitueerd
Te maken met de nood en ruimte die er was om de stad
te laten groeien

Evolutie Middeleeuwse Europese steden tot 14de eeuw

Gent = complex
Brugge = radiaal-concentrisch grondplan

Structurerende elementen van de middeleeuwse stad


Stadsomwalling
Markt: commerciële, politieke en sociale hart van de stad
- grote verschillen in concept
o gespecialiseerd of algemeen
o groot of klein
o veelheid aan vormen
o centraal of excentrisch
- vaak later in stedelijk landschap ingepland (vb. Gentse Vrijdagmarkt in 13de eeuw)
Concentratie van openbare monumentale gebouwen rond markten

Brugge
Nieuwe stadsstichtingen
cfr. lokale omstandigheden (uit het niets opgericht)
- uniformiteit en efficiënte ruimtelijke invulling
- vierhoekig, hoefijzervormen, straatdorpvorm
- regelmatig stratenpatroon
o eventueel in dambord
o eerste voorbeelden dateren van midden 12de eeuw (Nieuwpoort)

Nieuwpoort onder Filips van de Elzas (tweede helft 12de eeuw)

Nieuwpoort

- Gekozen voor logisch stratenpatroon


dat uit het niets wordt gerealiseerd
- Grote markt met daarrond publieke
architectuur met publieke functies
- Daarrond de stadsomwalling
(verdedigd)

Sociale structuur en inrichting van de middeleeuwse stad


Toenemende specialisatie: leidt tot ontstaan van gilden en ambachten (beroepsvereniging en
gemeenschap), met onderlinge hiërarchie van leerjongens en meesters, protectionisme (neemt
toe in Late Middeleeuwen)
à vertaalt zich ook in architectuur: gilden- en ambachtshuizen
Stadswallen ook functioneel binnen sociale context:
- verdediging van gemeenschappen
- zone waarbinnen de bepalingen van de gilden en ambachten gelden en moeten
gevolgd worden
- zone waarbinnen juridische systeem van toepassing is
- symbolische ruimte: rijkdom in de stad versus armoede op platteland, prestige en
rivaliteit tussen steden
- zone van arm en rijk
à rijkere buurten zijn buurten gevestigd rond centrale plaatsen: grote markt, stadhuis
à perifere gebieden: lagere klasse
Impact op ruimtelijke segregatie op basis van:
- positie op arbeidsmarkt (betere of slechtere percelen/wijk)
- keuze geloof (verschillende parochies binnen stedelijke context)

Middeleeuwse crisisfase 14de-15de eeuw


- bevolkingscrisis en epidemieën (Pest)
- sterke ontstedelijking op korte termijn (Firenze +100.000à-40.000)
- impact op lange termijn verschilt regionaal en van stad tot stad
- structurele veranderingen stedelijk netwerk
o Nederlanden: tendens naar hiërarchisering rondom havensteden Brugge, later
Antwerpen

Gotische architectuur
Spitsbogen, luchtbogen, ribgewelven... Structurele en technische innovaties die ingezet worden
in het streven naar een slanke, hoge, lichte en ‘goddelijke’ architectuur...

Kathedraal van Reims Kathedraal van Sainte-Chapelle te Kathedraal van


1252-1310 Keulen, koor Parijs Beauvais
1248-1300 1241-1248 1255-1272

Kenmerken: introductie van het licht, basilica verfijnen, uitgewerkte steunberen

Wereldbeeld weerspiegelt in kunst en architectuur: God als architectus mundi en bouwwerf


(bouwloods), midden 13de eeuw

Gedomineerd door religieuze cultuur


à opzoek naar goddelijke architectuur
God domineert het wereldbeeld = architect
à creërt de wereld
Idee dat verschillende groepen in maatschappij
moeten samenwerken à religieuze cultuurrealiseren

De wereld als een bouwwerf. à god als opdrachtgever en bouwheer stuurt alle ambachten aan
om die kathedraal te gaan vormgeven
Kennis over middeleeuwse architectuur?
Schetsboek van Villard de Honnecourt, ca 1220-1230
1e hypothese à schetsboek van een Franse ambachtsman (steenhouwer)? => rondreizend, van
stad tot stad, kennis meenemen
2e hypothese à Of een bouwmeester? => werkte veel mee aan bouwwerken
3e hypothese à fiscaal, pauselijke gezant à hief belastingen
- somt de kenmerken op: spitsbogen, steunberen, luchtbogen => heel speciefiek in kaart
brengen

Viollet-le-Duc, ca 1860 Villard de Honnecourt, ca 1220-1230


à encyclopedie (19 E)
e

- patrimonium documenteren à om te gaan restaureren


- bestuderen van architectuur
Structuur en decoratie?
Bouwpraktijk?
Uitzonderlijk bewaarde tekeningen in logboek. Middeleeuwen ‘ontwerp en uitvoering’ gaan
hand in hand. Bouwpraktijk? (stellingen, chronologie bouw, bouwloodsidee,...)

Heel wat hedendaagse kennis ook gebasseerd op wetenschappelijk


‘archeologisch’ onderzoek en polemiek (in functie van monumentenzorg) in de 19de eeuw
Eugène –Emanuel Viollet-le-Duc (1814-1879) (Frankrijk)
Dictionnaire raisonné de l’architecture française du Xie au XVIe siècle (1854-1868)
- gaat daarin opzoek naar de logica van de architectuur
- geen enkel element is puur decoratief, maar elk element esssentiel is om het gebouw te
laten rechtstaan
Centrale visie ‘architectuur & monumentenzorg’ = unité de style (éénheid van stijl): ‘een gebouw
restaureren is niet het onderhouden, herstellen of herbouwen, het is het terugvoeren naar een
voltooide toestand die misschien nooit heeft bestaan op een bepaald moment’.
à unité de style als restauratietheorie: rechtvaardigt zowel de meest ‘oordeelkundige’ als de
meest ‘radicale’ ingrepen, inclusief de volledige wederopbouw in een ideale hypothetische
vorm ter wille van de ‘eenheid van stijl’
à negentiende-eeuwse architectuurvisie (inclusief unité de styles) uitgewerkt in Entretiens sur
l’architecture (1858-1872)

Gotische architectuur vergotischen à niet origineel middeleeuwse architectuur door restaureren


Bronnen: gerestaureerde gebouwen, geschreven bronnen = fragmentair => moeilijk om het
originele te achterhalen

Vroege Gotiek: Chartres ca 1150-1200


9 bouwmeester en meer dan 30 bouwfases

Verloop van middeleeuws bouwproces:


Onderzoek wordt gedaan op basis van bouwrekeningen (mensen worden
betaald in brood en bier) en waarbij achteraf de kostprijs v/h gebouw
wordt berekend aan de hand van het verwerkte materiaal, dus niet vooraf
berekend
De duur van bouwproces is heel doorslaggevend in kostprijs v/h gebouw
In deze periode is er nog niet echt sprake van een architect als
ontwerper. We spreken over bouwmeesters = ambachtsmeesters
Zij krijgen de verantwoordelijkheid over de werf. Ze gaan niet vanaf het
begin een ontwerp maken. Het ontwerp krijgt gaandeweg vorm terwijl men al aan het bouwen
is.
We zien ook dat die werken zo omvangrijk zijn, dat ze vaak tot 100-200 jaar duren à heeft te
maken met arbeidsintensiviteit en complexiteit te maken, maar ook met de financiën. Heel veel
werken zijn gebouwd op basis van donaties, belastingen. In tijden van crisissen brengen de
belastingen veel minder op = minder geld daarvoor => fluctueus.
Gevolg: zo’n werk wordt niet gerealiseerd tijdens het leven van 1 bouwmeester. Voor dit
voorbeeld zijn er 9 bouwmeesters geweest, en 30 verschillende bouwfasen. Dat zie je ook in het
resultaat.
Voorbeeld: torens hebben een totaal verschillende afwerking, maar ook raamopeningen (links:
leunen aan bij romaanse architectuur, rechts: meer naar spitsboogarchitectuur + decoratiever).
=> architectuur parlante: gebouw spreekt voor zich hoe het tot stand is gekomen
Nu eerst plannen, dan financieel plaatje, dan uitvoeren.

Gotische architectuur
12de eeuw-midden 15de eeuw
Vroege gotiek: lancéolé (Fr.)/ early English (Eng.) ca. 1140 – ca 1250
Hoge gotiek: rayonnant (Fr.)/ decorated (Eng.) ca. 1250 – ca 1400
Late gotiek: flamboyant (Fr.) perpendicular (Eng.)/Spätgotik (Duitsl.)/ ... ca. 1400 – ca 1530
=> maar geleidelijke evolutie van Romaanse naar Gotische architectuur en ook tijdens 12-15de E

Vroege gotiek
koor van van Saint-Denis (oosten), abt Suger (1081-1151)

Vroege gotiek: aanpassingen voor bestaande


gebouwen
vb. nieuw koor in bestaande kerk
Ambachtslui ipv architecten

St. Denis, bouw van een nieuw koor (1140) vroegst gekende voorbeeld van gotiek
Invloed van abt Suger (+ egodocument)
Uitbouw kooromgang met straalkappelen, dubbele zijbeuken, spitsbogen en vermoedelijk ook
gebruik van luchtbogen, maar alles werd vervangen in 1231
Impact: belangrijk inspiratiebron/voorbeeld voor
Sens (1143 gestart), Noyon (1145), Laon (1160), Parijs (1163), Bourges (1192), Chartres (1194),
Reims (1211), Le Mans (koor, 1217), Amiens (1220), Coutances (1235), Beauvais (1247)
Kenmerken Gotische kerk?
Grondplan / Opstand / Evolutie

Grondplan van Gotische kerk


5. middenbeuk
6. zijbeuken
7. kapellen, in zijbeuken
8. transept
9. koor
10. koorgang (rond koor)
Kruisvormig grondplan
Transept al dan niet in verlengde van schip (Amiens versus Parijs)
Ruimtelijke organistaie
Bouwt voort op basilica
Gefinancieerd door rijke families

Kenmerken gotische kerken? Grondplan, ruimtelijke organisatie, opstand


Examenvraag: hoe evolueert de basilica vanuit de oudheid?

Hoge gotiek: kathedraal van Amiens 1218-1264

Soms ligt het transept wat meer of minder in lijn met de hoofdbeuk, in dit vb. springt hij uit
à in exterieur zichtbaar

Parijs 1163-1225

- Transept is aanwezig, maar spingt niet uit. In structuurschema wel duidelijk transept
aanwezig. Als volume uitwerkt, ligt in lijn met het schip zelf. (verder uitgewerkt)
- Zijkapellen in zijbeuken N-zijde (toegevoegd)
- Dubbele kooromgang, met start uitwerking koorkapellen, rijkelijk uitgewerkt

Doorsnede Gotische kerk:


1. Triforium (specifiek voor gotische architectuur)
Verdiepingen in basilicale kerkinterieurs net onder het dak van de
zijbeuk of geopend naar het middenschip; ze kunnen een kleine
doorgang bevatten. Te onderscheiden van 'tribunes (verdiepingen)',
die altijd ruime doorgangen hebben.
2. Luchtbogen
Buitenboog die de horizontale druk van een gewelf of dak verdeelt
van het bovenste gedeelte van een muur naar buiten toe, naar een
pijler of steunbeer.
3. Steunbeer
Relatief geïsoleerde, dragende element van metselwerk of ander
materiaal, ontworpen om verticale druk te dragen. Vangen krachten
op (massief).
4. Pinakel
Slanke torenvormige element, vaak als bekroning van een pijler.
Krachten afleiden: belangrijk structureel element + decoratief. (extra
gewicht zetten, verticale krachten via steunberen naar maaiveld
afleiden).
Opstand Gotische kerk: 3 of 4 bouwlagen
Triforium

Gallerij Lichtbeuk
Gallerij
Arcade gevormd door pijlers

Arcade gevormd
door pijlers
Vroege gotiek: Laon ca. 1155 PIJLERS Hoge gotiek: Amiens 1218-1264

Antwerpen: 1352-1521 (late gotiek) met schijntriforium

Streven naar een hoge en slanke architectuur: Kathedraal van Beauvais, 1255-1272 (hoogste
kathedraal)

Gotische structuur: kruisribgewelf, luchtbogen


Werven = kleine steden in de stad
Vaak start men aan de west- of oostkant (ipv nu
beneden naar boven) en dan verder bouwt
Schrijnwerkerijen + beeldhouwateliers worden op
de werven zelf georganiseerd

Kathedraal Mechelen

Toestellen die bewaard zijn gebleven


Hijsmechanisme voor optrekken van materialen
(Van Frankrijk)

Luchtbogenstelsels: kathedralen van Reims, Bourges, Noyon


Kruisribgewelven: vierdelig of zesdelig

Ribgewelf, netgewelf worden dominant à kennen evolutie: van vierdelig naar zesdelig
Evolueren daarna naar netgewelven met sluitstenen

Vroege gotiek: Laon ca 1155-120 Hoge gotiek: Amiens 1218-1264

Hoge gotiek: kathedraal van Amiens 1218-1264


- slankheid om goddelijke architectuur zo goddelijk mogelijk te bouwen
Westgevels, met –torens, portieken en roosvensters: Chartres ca 1150-1200 en Parijs (1163)

Westgevel gaat vaak heel sterk sculpturaal uitgewerkt worden = indrukwekkend

Kathedraal en stad: Amiens, Laon, Straatsburg

In west-torens zijn de roosvensters dominant = groot rond venster dat decoratief wordt
uitgewerkt met mooi maaswerk
- vaak concentrisch uitgewerkt met fijn beeldhouwwerk met glas in lood als invulling

Toenemende en verfijnde decoratie in beeldhouwwerk, maar zie je ook in interieur:


Invloed buiten Frankrijk: vb. Kathedraal van Keulen, koor, 1248-1300
Hoge gotiek (rayonnant): portaal, maaswerk, roosvenster

Maaswerk = invulling in openingen van spitsbogen => flamboyante architectuur


=> perpendicular style
Kunst woprdt geïntegreerd in portalen, roosvensters, volledige uitwerking van roosvensters

Hoog gotiek: beglazen ruimte


à verschillende types maaswerk (komt meer en meer voor in de gotiek)
Maaswerk: ornamentele open constructies van metselwerk die zijn te vinden in de bovenste
delen van gotische ramen (er ontstaan lokale varianten)

Reims

2e fenomeen: men gaat meer en meer dat maaswerk en raamwerk beglazen (gekleurd glas in
lood)
Al dan niet met gekleurd en decoratief glas-in-lood

- religieuze figuren er in verwerken à streven naar die goddelijkheid

Roosvenster: groot rond venster in de voorgevel van een gotische kerk, onderverdeeld door
decoratief gevormde openingen in een concentrische schikking of door spijlen als de spaken van
een wiel
Reims

DUITSLAND
Hallenkerk, St Elizabetkirche in Marburg, 1235
Een hallenkerk is een kerk met meerdere beuken, waarvan de zijbeuken ongeveer even hoog en
soms ook even breed zijn als de middenbeuk à je krijgt geen lichtbeuk in de hoofdbeuk
- men gaat in Duitsland naar een lokale variant zowel in opbbouw van de kerk als in
materiaalgebruik
Duitsland, hallenkerk: Landshut, München

Baksteengotiek: Straalsund 1384-1440 Prenzlau vanaf 1325

Omwille van lokale materialen, minder met witte natuursteen werken, maar met lokaal
geproduceerde baksteen
à zichtbaar gebruik van lokale baksteen

ENGELAND
Beperkt nieuwbouw, vooraal aanpassingen van bestaande kerken
Early English (vroege Engelse Gotiek)
- WELLS (start 1180)

Verschillen met Franse gotiek: je ziet naar


proportie/verhouding dat het schip veel te
lang is en dat het ook te laag is naar Franse
standaarden
Men gaat veel meer de horizontaliteit
benadrukken ipv de verticaliteit in de
Engelse gotiek
Franse gotiek: verticale lijnen zijn heel
dominant om te streven naar god à hoog
bouwen

In interieur ook verschillen: de pijlers die gewelven dragen beginnen niet op gelijkvloers, pas
vanaf de gaanderijen boven op de tweede bouwlaag en de galerij openingen loopt van west
naar oost (anders dan Fr. arch.).
Engeland, decorated style: Ely (12de eeuw) en Salisbury (start circa 1220) (evolutie)
Decorate style: sterk doorgedreven decoratie in het interieur
In eerste fase ornament nog een exepressie van de structuur, vanaf 1280 decoratieve aspect
domineert en zichtbaar verspreidt zich naar muren en raamomlijstingen, altaren, complexe
gewelfdecoratie

...

- Decoratieve beperkt zich niet enkel tot de gevels, spitsbogen en vb. de sluitstenen in de
gewelven, maar gaat zich dat verspreiden over de gehele muurvlakken, raamomlijsting,
altaren

Engeland, decorated style: Lincoln, York en Westminster

Engeland: Bath (15de eeuw) Perpendicular (rechtlijnig) style


Perpendicular Als reactie op ‘exhuberante decoraties’ uit vorige periodes

- naar het einde van de periode zien we een versobering, reactie op overdadige
decoratieve blijft heel bepalend, mooi beeldhouwwerk

Engeland, Perpendicular style (circa 15de eeuw)

Bath

Winchester

Cambridge, Kings college

Wat start als een structurele uitdaging, eindigt als een decoratief spel...
Flamboyante / Late gotiek in Frankrijk:
Sens 1490-1512 Alençon 1506-1516

Nog meer decoratie in de gevels


Voorbeelden in België
Lage Landen: Antwerpen 15e E Leuven 1448-1469

Lage Landen: Sint-Niklaaskerk Sint-Goedele en Sint-Michielskathedraal


Gent (1200-2de helft 14de eeuw) Brussel (13de eeuw – 1486)

Villers-la-Ville, abdijruïne (13de eeuw)


Nieuwe typologieën (naast religieuze architectuur/functie)
- Belfort Brigge (1240-1486)

Stedelijke groei en macht uit zich ook in bouw van nieuwe Gotische stadhuizen

Brussel (1401-1455) Leuven (1448-1469)

Nieuwe typologieën: gilde- en ambachtshuizen in stedelijke kernen

Gildehuis met krulgevel, 1531 (start), Gotiek/ aanzet Renaissance


RENAISSANCE EN BAROK

Renaissance _ 15de-16de eeuw omschakeling in maatschappelijke denken


Scherpe breuk in arch.gesch.
Wereldbeeld was sterk door god bepaald, en aarde was plat
Wijzigend wereldbeeld (en positie van individu daarin):
• Copernicaans-heleocentrisch wereldbeeld (1535-1539)
• Herontdekking van klassieke auteurs
Middeleeuws wereldbeeld: zgn. ‘platte aarde’ à was een platte schijf

Middeleeuws wereldbeeld: Ptolemeus (aarde als centrum van universum)

Copernicaans-heleocentrisch wereldbeeld

De zon is het centrum, waarrond de aarde en


andere planeten cirkelen
Startpunt van moderne/wetenschappelijke en
astrologische denken ((revolutionair)

Renaissance - 15de-16de eeuw omschakeling in denken over ‘stad en maatschappij’


Wijzigend wereldbeeld (en positie van individu daarin):
- Copernicaans-heleocentrisch wereldbeeld (1535-1539):
o aarde niet langer het centrum van het heelal, maar gereduceerd tot één van
de vele planeten (zon is centrum)
o tegelijk ook afstand van idee van ‘platte aarde’
- ‘Humanisme’: levensbeschouwing die de mens centraal stelt en die uitgaat van de
waarde van ‘de mens’
à geeft voorkeur aan de waarden van de mens
à kritisch denken, bewijsvorming (op basis van wetenschap), dogma heel erg in
vraag stellen
à herontdekking van klassieke auteurs
o e.g. Vitruvius voor architectuur: VENUSTAS (vorm)/ UTILITAS (functie)/
FIRMITAS (constructie)
o zoektocht naar rationaliteit en toenemende aandacht voor ‘exacte’
wetenschappen
o de architecten worden geboren: ‘architecten’ evolueren van ‘ambachtslui’ en
‘bouwers’ naar ‘intellectuelen’ die historische en archeologische kennis sterk
in het vaandel droegen
=> kenniscirculatie via architectuurpublicaties en opgravingen
=> ontwikkeling via wetenschap, leermeester-gezelrelatie komt zo onder
druk te staan
Traditionele opleiding van ambachtslui komt onder druk te staan:
- gebeurde vooral op de werkvloer/werf of in de ateliers
- daarbij het systeem: de leermeester die zijn lln./gezellen ging meenemen in het
bekwamen van de kunsten en ambachten
- met toenemen van kennis en wetenschap komt er een verandering
à meer belangstelling voor het wetenschappelijk argumenteren, maar ook dat het
ontwerpen en het bouwen wordt losgetrokken van elkaar end at de architect gaat
uitgevonden worden (als ontwerper, krijgt culturele en sociale status)
- anderzijds de ambachtsman/schrijnwerker/bouwvakker neemt het volledige
bouwproces voor zijn rekening, maar aangestuurd door de ontwerper
Ontwerp versus constructie Filippo Brunelleschi (1377-1446): (examen)
à overgang middeleeuwen nr renaissance
1. Volledig afgewerkt ontwerp voor start constructie
2. Ontwikkeling project in welbepaalde volgorde door ontwerper:
- definiëring proporties
- definiëring dimensies
- materiaalkeuze en technische haalbaarheid
3. Inspiratiebron is antieke oudheid:
voorkeur voor geometrische figuren (naast vorm, ook kleur en materialen),
maar (!) klassieke vocabularium wordt gebruikt voor nieuwe typologieën (kerken,
publieke gebouwen en villa’s, ...)
Goed nadenken vooraleer men gaat bouwen à staat in schril contrast met die continue
ontwerp- en bouwpraktijk in de middeleeuwen en gotische architectuur
Om dat te doen: teruggrijpen naar kennis uit de oudheid

Belangrijke wetenschappelijke uitvinding die dat mogelijk maakte:


Ontwikkeling van perspectieftekening

Perspectieftekening: Hans Vredeman de Vries, Lazarus voor paleis van stadsrijken,


Antwerpen, 16de eeuw.

Ook impact op kunst, men gaat nadenken op


schaal van de mens en de architectuur daar ook
op enten.
Leonardo da Vinci, ca. 1490

Nadenken over wat de ideale verhoudingen zijn


Vanuit de natuur: vierkant, cirkel
Ook vanuit de mens laten inspireren

Homo ad quadratum (mens in vierkant)

Ook ergonomisch voordeel

Proportie-theorieën: Francesco di Giorgio, Trattati di architettura civile e militare, ca.1482

De Architectura Libri Decem (Tien Boeken over Architectuur)


Principes:
De schoonheid van een gebouw is zo, volgens Vitruvius, terug te vinden in de mate de
functionaliteit - in het Latijn utilitas - van het gebouw geïntegreerd is met de firmitas
(degelijkheid, constructie), maar ook aan de venustas (schoonheid, esthetiek).
Door dispositio (ontwerp) van deze ordening en symmetrie ontstaat er eyrytmia (harmonie).
Door op zijn beurt distributio (de juiste materialen aanwenden) toe te passen, ontstaat er
een decor (passendheid).
- je kan maar tot architectuur komen als die 3 aspecten op elkaar zijn
afgestemd
Proportio Divina
Zelf claimt hij in zijn voorwoord te schrijven over het “lichaam van de architectuur”:
architectuur als een perfect lichaam.
Voor Vitruvius was het menselijke lichaam het perfecte voorbeeld van een proportioneel
geheel.
- Kwalitatieve architectuur is dan ook de architectuur van het perfecte lichaam

Proportio Divina
[Boek 3, Hoofdstuk 1]
Een palm is de breedte van 4 vingers. Een voet is de breedte van 4 palms. Een kubit is de breedte van 6 palms.
Een pas is de breedte van 4 kubits. De lengte van de man is 4 kubits.
De lengte van zijn uitgestrekte armen is gelijk aan zijn lengte.
De afstand van de haargrens tot de onderkant van de kin is een 10-de van de lengte van de man. De afstand van
de kruin tot de onderkant van de kin is een 8-ste van de lengte van de man.
De afstand van onderin de nek tot de haargrens is een 6-de van de lengte van de man.
De maximale breedte van de schouders is een kwart van de lengte van de man.
De afstand van het midden van de borstkas tot de kruin is een kwart van de lengte van de man.
De afstand van de elleboog tot aan de vingertop is een kwart van de lengte van de man.
De afstand van de elleboog tot aan de oksel is een 8-ste van de lengte van de man.
De lengte van de hand is een 10-de van de lengte van de man.
De afstand van de onderkant van de kin tot de neus is een 3-de van de lengte van het hoofd.
De afstand van de haargrens tot de wenkbrauwen is een 3-de van de lengte van het hoofd.
De lengte van het oor is een 3-de van de lengte van het hoofd.
De lengte van de voet van de man is een 7-de van zijn lengte.

Renaissance _ 15de-16de eeuw omschakeling in denken over ‘stad en maatschappij’


Ontstaan van ‘analytische theorievorming voor stedenbouw’:
Eenheidsplannen (globaal plan):
- van ‘bovenuit’ bedacht en opgelegd, versus grotendeels organisch
gegroeide middeleeuwse steden
- merendeels blijft het bij ‘utopische modellen’

Ideale stad ‘Sforzinda’ (1465) door Filarete voor Sforza familie

Utopia van Thomas More (1478-1535)


Thomas Moore, kanselier Hendrik VIII (Engeland) (wou tot nieuwe maatschappij komen,
waar de mens centraal staat, maar ook kom af maken met de op god gerichte maatschappij
en ook die gericht op het kapitalisme
Auteur Utopia (1516), sociaal manifest gebaseerd op Griekse ideaal (Plato)
Utopia = ‘nergensland’
- Kritiek op bestaande toenmalige maatschappij en samenleving in Engeland
- Visie dat ‘eigendom’ en ‘bezit’ verderfelijk zijn en slechte invloed uitoefenen
op samenleving
Utopia = representatie van volmaakte maatschappij: overheid, samenleving, economie,
religie, ...
Basisideeën model maatschappij:
- eigendom en winst maken komen niet voor (geen concentratie macht)
- bestuur op basis van representatieve, parlementaire democratie
- strikte reglementering van beroepen (max. 6 uur werken per dag, voor
iedereen; verplichting tewerkstelling in agrarische sector, ...)
- gemeenschapsleven en opvoeding zijn belangrijk elementen

Eiland Utopia & hoofdstad Amaurote


Eiland Utopia:
- cirkelvormig eiland van 200 mijl doorsnede
- opgebouwd uit 54 steden, op een dagreis van elkaar gelegen
- steden volgen zelfde patroon als hoofdstad Amaurote

Hoofdstad Amaurote:
Grid: 3300 m x 3300 m
Bevolking: maximum 6000 gezinnen (10 tot 16 personen): 60.000-96.000 inwoners

- planmatige stad die volledig op een


rechthoekig grid is geënt
- naast de centrale strook voor
publieke functies hebben de kleinere
percelen een eigen woning
- daarnaast ook ruimte voor landbouw
Piero della Francesca, Ideale stad, ca.1475 (Urbino);
Fra Angelico, Annunciatie, Firenze, San Marco, ca.1438-1446

- perspectief komt heel mooi tot zijn recht


Pleinaanleg - Firenze

Het is maar in tweede instantie dat we de planmatige aanpak en die renaissance ook
effectief in de historische steden zien geïntegreerd worden in de praktijk
à in eerste instantie: de renaissance werd heel erg via kennisontwikkeling/
publicaties/utopische plannen verspreid
à pas in tweede instantie: in praktijk geïmplementeerd (eerst vooral in Italië dan pas in
Europa verspreid)

Renaissance (ca. 1420 - ca. 1600)


= wedergeboorte, hergeboorte van Antieke Oudheid (in se inspiratie putten uit)
Term vooral ingang vanaf 19de eeuw Nederlanden: ‘antycse werken’ of ‘architetura’
Sterke ontwikkeling in Italië
• Vroeg-renaissance,Quattrocento(ca.1420-ca.1490)
Filippo Brunellesci, Leon Batista Alberti, Filarete, Francesco di Giorgio Martini
(met één voet in gotiek en de andere in vroeg-renaissance)
• Hoog-renaissance, Quinquecento(ca.1490-ca.1530)
Donato Bramante, Leonardo da Vinci, Rafaël, Giuliano di Sangallo
• Laat-renaissance, Maniërisme-Quinquecento(ca.1530-ca.1600)
Michelangelo, Giulio Romano, Sebastiano Serlio, Vignola, Andrea Palladio

Verspreidingsproces buiten Italië: proces van circa 200 jaar...


Aanvang in literatuur:
Filippo Brunelleschi (1377-1446) en koepel voor de Santa Maria del Fiore in Firenze

- gotisch gebouw dat in gotische architectuur is


gerealiseerd
- de koepel van de kerk ontbrak
- vervollediging van deze kerk door Brunelleschi
Brunelleschi komt uit ambachtsmilieu en was zelf goudsmid en beeldhouwer
Komt via wetenschappelijk analyse tot mogelijkheid om koepel te bouwen op bestaande
gotische structuur (architectuur zit tussen middeleeuwen en renaissance)
De intellectuele kennisontwikkeling is
immens belangrijk
à hierdoor is hij in staat om de
koepel te bouwen op de bestaande
gotische structuur

Filippo Brunelleschi (1377-1446) Ospedale degli Innocenti in Firenze, 1419

gallerij met elementen van klassieke architectuur


Filippo Brunelleschi: Santo Spirito, Firenze, 1434/1446
Klassieke vormgeving, arcades met rondbogen en compositorische kapitelen

Klassieke architectuur is helemaal terug:


- basilicale grondplan
- arcades, rondbogen
- compositorische kapitelen
Klassieke basilica-architectuur
Enerzijds teruggrijpen en anderzijds verderbouwen op klassieke architectuur

Leon Battista Alberti (1404-1472): Sant’ Andrea, Mantua, ca. 1470 ‘nieuwe Vitrivius’
Alberti als pionier:
- architectuurtheoreticus
- publiceert over (klassieke) architectuur, op basis van het traktaat van Vitrivius
- transformatie/toepassing van klassieke vocabularium op nieuwe typologieën
--> harmonie/puurheid: niets kan worden toegevoegd of worden weggelaten

- als ‘architect’ ontwerpt hij en laat hij bouwproces aan aannemers en vaklui
= nieuwe generatie van architecten: eerst reflecteren, ontwerp maken en dan
samenzitten met aannemers om gebouw te realiseren
Hij gaat de architectuur onder de loep nemen en bestuderen, maar ook eigen maken en
aan de noden van de 16e E voldoen.
Palazzo Rucellai, Firenze, L.B. Alberti, 1446-1451 Palazzo Strozzi, B. da Maiano, 1489

klassieke vormentaal

Architectuurtraktaten

Alberti, Libri de re aedificatoria decem, Florence, 1485 (Parijs, 1512).


Serlio, Il primo libro d’architettura..., Venetië, 1545.
Palladio, Quattro libri dell’architettura..., Venetië, 1570 (Parijs, 1650).
= handboeken van 16e E

Hoog-renaissance, Quinquecento
Donato Bramante (1444-1514): tempietto di San Pietro in Montorio, Rome, 1502
Raffaël (1483-1520): Huwelijk van Maria, 1504 (Milaan), hoe grondplan rationaliseren?
- symmetrie en opzoek naar ideale verhoudingen = ideale architectuur

- breedte van zuilengalerij is gelijk aan de hoogte van de middeste cilinder (cella
- afstand van zuilen = 4X zo groot als de diameter van elke zuil
Donato Bramante (1444-1514): Palazzo Caprini of Woning van Raphael
Gelijkvloers met winkels uitgevoerd in ‘Rustica’ (ruw blokwerk) en verdieping met dubbele
zuilen en ramen met frontonbekroning, opzoek naar nieuwe typologieën (multifunctioneel)

Frontonbekroning uit tempel architectuur (oud)


Dubbele halfzuilen
Nieuw: rustica: grote blokken natuursteen die met
hamer bewerkt worden = ruwe afwerking
(natuur, driehoeken, cirkels…)

Sint-Pieters in Rome:
- Bramante, 1506
- Michelangelo, 1546
Leonardo da Vinci, schets centraalgebouw, ca.1490

Sint-Pieters in Rome: Bramante 1506; Sangallo 1530; Michelangelo, 1546-1564; Giacomo


della Porta, 1588-1593
Laat – Renaissance met Michelangelo (1475-1564):
Er komt meer aandacht voor de stedelijke context/ stedelijke decor/ urban setting
- belang van de promenade
- Uitwerking van monumentale pleinen en trappen die het perspectief op die
architectuur ook nog eens gaan versterken
Capitool, 1546 Pallazo dei Conservatori in Rome, 1564

door perspectief, wordt


de toegang versterkt

Biblioteca Laurenziana in Florence,


1524-1559

Andrea Palladio (1508-1580):


Quattro libri dell’architettura... Venetië, 1570 (Parijs, 1650)

- Op basis van zijn kennis van de klassieke oudheid, gaat hij opzoek naar gebouwen
die in lijn liggen met die klassieke traditie, maar tegelijkertijd opnieuw
beantwoorden aan de moderne noden
- Bekend van 4 boeken van architectuur = handboek voor de ontwerpers de komende
200 jaar
Andrea Palladio (1508-1580):
Basilica of Vicenza: dubbele loggia, kolommen met dekstenen

Bestaande middeleeuwse hal, nadenken over


wat is nieuwe hal?

Cirkels, kapitelen, zuilen, rondbogen uit de


renaissance

Nieuwe typologie: de villa (examen)


- woontypologie, vrijstaand (vaak in platteland, niet in stad), prestigieus
- nood aan toevluchtsoord op platteland om te ontspannen
- nood aan voeding (eigen productie), overleven, als er in stad een crisis is
- gelinkt aan landbouwproductie
- goede voedselproductie: zoektocht naar goede gronden à water nodig => in buurt
van rivier ingepland, belangrijke impact gehad, hoe ze er uit zien
o gebouwd op grote sokkel, hoger dan maaiveld (in buurt van water)
à grote opslagplaatsen of gebruikt als keukengedeelte
o tempelportaal, portico, = vestibule, toegang (tempelarchitectuur)
o rustica (vaak bij villa’s) met pleisterwerk, anderzijds hergebruik materialen

Andrea Palladio (1508-1580):


Villa Foscari of Villa Malcontenta met portico, piano nobile
- ‘ontevreden’, vrouw van Foscari heeft minnaar, verbannen naar villa

- Klassieke tempelfronton
- Klassieke tempelportaal (portico)
Volgens de klassieke elementen van een klassieke tempel ontworpen
Andrea Palladio (1508-1580):
Villa Chiericati met portico en piano nobile

Elementen
- Portiek
- Toenemende decoratie
- Sokkel bekleed met rustica
- Centrale trap => monumentaliteit versterken
- Grondplan: symmetrie, proportie is aanwezig => ratio
- Sokkel (functioneel): gebruikt als bufferzone, voedsel opslaan, bewerken, personeel
- Verdieping boven sokkel: piano nobile = prestigieuze ruimte (wordt opgeheven van
maaiveld door sokkel)

Andrea Palladio (1508-1580):


Villa Cornaro met portico over twee verdiepingen/dubbele protico (2 verdiepingen ipv 1)
- sokkel
- dubbele portiek, twee bouwlagen
=> prestigieus
- muurschilderingen
- centrale trap
- tempelarchitectuur

Andrea Palladio (1508-1580):


Villa Pisani met portico over twee verdiepingen / dubbele portico en twee vleugels
- poorten = functioneel (paarden en karren)
- zijwaartse vleugels: gastenvertrekken of werkpersoneel (uitbreiding)
Andrea Palladio (1508-1580):
Villa Barbaro met ‘barchesse’/schuren: paarden in huisvesten

- grote monumentale trap met zijwaartse trappen


- sokkel wordt verborgen
- vakmanschap hout rationaliseren
Deze villa’s werden gebruikt als buitenverblijf maar ook in tijden van nood de rijke burgers
van voeding voorzien (koeien/paarden/schapen/teelt/landbouw…)
à toevoegen van schuren

SYNTHESE
Andrea Palladio (1508-1580):
Villa Capra (La Rotonda) bij Vicenza, 1566
Cirkelvormige hal, symmetrische opbouw, met 4 identieke portico’s aan elke zijde

- 4 facades, elke gevel is identiek => vanwaar je ook kwam, op een hele prestigieuze
manier welkom geheten
- integratie van frontons, timpanen uit klassieke architectuur
- volledig symmetrieisch (4 snijlijnen door vierkant)
- identieke portico aan elke zijde
FRANKRIJK
- er worden vooral aanpassingen gedaan, proces van receptie en assimilatie dat vrij
traag verloopt
Pierre Lescot: binnenplaats van het Louvre, Parijs, 1546-

renovatie: binnenkoer wordt uitgewerkt in renaissance

SPANJE
Juan Batista de Toledo & Juan de Herrera: Escorial bij Madrid, 1562

Nieuwbouwproject
- tempelarchitectuur, koepelarchitectuur, symmetrie

LAGE LANDEN
Antwerpen (haven, Plantin et Moretus) als centrum voor boekdrukkunst
Pieter Coeck van Aelst (1502-1550)
Reglen van Mestelrijen op de vijve manieren van Edificien te weten
Thuscana, Dorica, Ionica, Corinthia en Composita: Ende daer by
gesedt die exemplen van den Antijquen die in dmeeste met de
leerlinge van Vitruvio overcommen (vierde boek Vitrivius)
- uitwisselen van producten
- maakt vertaling van boek van Vitrivius, Palladio…
=> vertalen naar regels van het bouwen
Renaissance architectuur vooral terug te vinden in burgerlijke en militaire architectuur.

Cornelis Floris de Vriendt:


Stadhuis van Antwerpen, 1561-1565;

Kenmerken
- tempelarchitectuur
- heel sterk gedecoreerd => monumentaliteit benadrukken (overdecoratie)
- ionisch dorisch & corinthisch
- plint afgewerkt met rustica (Italiaanse kenmerken ook in Antwerpen) (vergelijkbaar
met wat Palladio deed)
- middenrisaliet trekt de aandacht

Plantin Moretus Huis, 1569-1639 Antwerpen

- lokale materialen (rode baksteen met witte natuursteen)

Zestiende-eeuwse stadsomwalling met Blauwe Toren door Florent Joostens


Zestiende-eeuwse stadsomwalling met Kipdorppoort door Florent Joostens

Opmetingstekening Keizerspoort, in: TORFS, L., Les agrandissements et les fortifications


d’Anvers depuis l’orgine de cette ville, Brussel, 1871.

Schepenhuis van Gent, 1595-1621 Hans Vredeman de Vries: paleisarchitectuur, 1583

- er circuleerde veel via tekeningen en publicaties


- er was polychromie: waarschijnlijk was de renaissance veel gekleurder dan wat we
vandaag denken

17de-18de eeuw, naar een Barokke architectuur


Wijzigend culturele, economische en politieke situatie:
- Groeiend gecentraliseerd gezag
à nood aan grootste architecturale werken en infrastructuur die macht visualiseren
en ondersteunen
à openbare werken ook stimulans voor economie: tewerkstelling
- Schaalvergroting van economische bedrijvigheid
à nood aan betere transportinfrastructuur
- Toenemende decoratie
Nieuwe stedelijke fenomenen
Residentiesteden:
Madrid (Escorial) en Parijs (projecten Richelieu) als archetypes
- stichtingen ex nihilo: Versailles, Aranjuez, Potsdam, Karlsruhe, Mannheim, Sint-
Petersburg
- aanpassingen in bestaand stedelijk weefsel: München, Braunschweig

Versailles (1624 e.v.)


Monumentale koninklijke/keizerlijke architectuur voor Lodewijk XIV
Aansluiting met stedelijke assen en perspectiefwerken
Tuinaanleg

Jules-Hardouin Mansart: Galerie des Glaces te Versailles 1679 De Zonnekoning, 1663, 1701
Georg Friedrich Haendel, Water Music, 1714
Louis Le Vau, Jules-Hardouin Mansart, Charles Le Brun, André Le Nôtre, Robert de Cotte:
slot van Versailles, 1668

Louis Le Vau: kasteel van Vaux-le-Vicomte, 1612- 1670 - formele tuinen van André Le Nôtre

Karlsruhe (1715, Zuid-Duitsland)


Residentiestad voor Markgraaf Karel III Willem van Baden-Durlach

Karlsruhe : residentiestad

- ideale geometrische vormen


- perspectief op landschap
- stallen (rationeel)
- radiaal-concentrische uitwerking voor paleis en tuinen
Stedelijke projecten: Places de Vosges, Parijs (1605 e.v. Hendrik IV en Lodewijk XIII)

- nieuwe pleinen

Stedelijke projecten: Koningsplein Brussel


(1766 e.v. door Karel van Lorreinen, landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden tijdens
Oostenrijkse bewind)

- eenheidsarchitectuur realiseren
- rondbogen in sokkel

Hervorming en Contrareformatie

Barok in Italiaans betekent kronkelig.


In Portugees: misvormde parel
= negatieve connotatie

In barok komt heropleving van kerkenbouw:


Jezuiëtenkerken
Giacomo da Vignole (1507-73) (links)
- trekken heel veel bouwwerken op
à te maken met rijkdom
- gefinancierd door rijkste families
- rijkelijk uitgewerkt in exterieur en
interieur, heel decoratief
Gesù-kerk te Rome, 1568-84 (rechts)

Introductie van gebogen lijnen


decoratie
Speelser omgaan met geometrie
(gecurfde lijnen)
Overdecoratie

Barok Rome:
Gianlorenzo Bernini (1598-1680): Rome, Sint-Pietersplein en colonnade 1656-; Baldakijn,
1624-33

Francesco Borromini (1599-1667): San Carlo alle Quattro Fontane in Rome, begonnen in
1638, voorgevel 1665-1667
- gebogen lijnen, vormgeving die soepeler, esthetischer wordt (barok)

- ronde organische vormen


Francesco Borromini (1599-1667): Sant’Ivo della Sapienza, 1642-1660

- architecten evolueren
- aanvankelijk als beeldhouwer hield hij meer van klassieke vormentaal
- maar gaat dan experimenteren met die curves, ronde vormen die worden
opgenomen in zijn architectuur

Guarino Guarini (1624-1683): San Lorenzo te Turijn, 1668-1687 Baldassare Longhena (1598-
1683): la Salute in Venetië, 1631-1681

- overdecoratie, voor sommige zelfs decadentie

ZUIDELIJKE-NEDERLANDEN
Pieter Huyssens s.j.: Carolus Borromeuskerk te Antwerpen 1615-1621 Wenceslas
Cobergher: O.L.V. Basiliek te Scherpenheuvel, 1609-1621

à overexpressie in
interieur en exterieur
Namen, Saint-Loup Leuven, Sint-Michiel Grimbergen, Norbertijnenabdij

Rubenshuis, Antwerpen,ca.1615-20

Rubens maakte ‘grand tour in Italië’ (studiereis)


Architectuurpublciatie Palazzi
- o.a. idee opgevat om boek met architectuurmodellen uit te geven, gebaseerd op
wooncomplexen uit Italië (sterke nadruk op Genua)
- Voorwoord: ‘wij zien dat in onze streken de bouwtrant die men barbaars of gotisch
noemt voorbijgestreefd geraakt en stilaan niet meer wordt toegepast (...) Wij zien
ook dat enkele uitzonderlijke talenten thans de waarachtige symmetrie in de
bouwkunst (her)introduceren, toegepast volgens de regels zoals die al in de oudheid
golden bij de Grieken en de Romeinen, en dat zij dit doen met uizonderlijke praal en
tot sieraad vanons land. Dit komt ondermeer tot uiting in de prachtige kerken die
thans worden opgericht door de eerbiedwaardige Sociëteit van Jezus in Brussel en
Antwerpen’.
à vol lof over de renaissance en vooral over die barok architectuur, en hij gaat dit
ook toepassen in zijn eigen woning (in portiek)
Wederopbouw, Grote Markt Brussel na brand 1695
- Heel snelle wederopbouw
- Gotische ruïnes die er stonden, krijgen nieuwe
make-over
- Tempelfrontons, timpanen, zuilenordes…
- Gecurfde lijnen
- Vergulden met bladgoud (beladen architectuur)
- Overdecoratie als resultaat

NK: Byzantië p.32-37, Spaanse evolutie p.109-113

You might also like