Professional Documents
Culture Documents
Maatschappijgeschiedenis SVXD
Maatschappijgeschiedenis SVXD
Maatschappijgeschiedenis SVXD
Onderstreepte woorden i/d slides: lijst van maken! Zeer belangrijk, wordt examenvraag over gesteld
Contract:
Genuanceerd, diepgaand antwoorden, context, data, juiste verbanden leggen, oorzaak gevolg …
1
I. Bouwstenen – A. Vroegmoderne periode
Vroegmoderne periode: niet meer middeleeuws, nog niet volledig modern à tussenin, het ontstaan
maar het ‘is nog niet’
15de 16de E mensen: zagen zich meer aan eindpunt v/d geschiedenis, wereld gaat vergaan, culminatie
pt?
Humanisten: eindelijk terugkeren naar periode v/d oudheid, middeleeuwen achter hen laten, ze zagen
zich zeker niet aan het begin van een periode
2
§ Luther bv: Kantelpunt, zal nog veel langer duren (17/18de E) tot aanvaarding
religieuze verscheidenheid
• 1750: industriële revolutie en de uitvindingen daarbinnen
o Waarde: niet overal o/h zelfde moment doorbreken
o Luik, Gent 1800, NL einde 19de eeuw
o Duurt nog meer dan 100j voor substantieel deel van bevolking i/d mechanische
industrie werkt, nog later voordelen levensstandaarden, wanneer dan symbolisch
moment?
• 1789: FR rev
o Duidelijk beïnvloed door ideeën van verlichting
o Eindpunt van typisch vroegmodern manier aan politiek doen (in FR)
o Uitbreidingen daarna door FR
o Niet zelfde impact overal in EU
Belang = aandacht vragen ontwikkelingen die beginpunt kennen, wij vooral richten op
veranderingsprocessen
3
1. De dood
Dingen die banaal lijken voor ons à wel grote impact op maatschappij die anders is dan vandaag
1.2.1. Epidemieën
o Pest, tyfus, 18de E pokken en malaria nattere
gebieden
o 1x in generatie wel uitbraak
o Tot 18de E pest Marseille 1720 à helft stedelijke
bevolking
1.2.2. Hongersnood
o à Weinig marge
• Kleine landbouw opbrengsten
• Transportmogelijkheden zijn beperkt
4
o Lange afstand vervoeren van basismiddel (graan) = uitzonderlijk
• Vroeger als zuiver ecologisch bekeken
o Maar meeste gevallen is er wel genoeg, gewoon ongelijke toegang
o Te arm, situatie niet zelfde toegang voedselmarkt
o Uit bepaalde regio geëxporteerd à P te hoog
o Niet alleen materieel tekort aan voedsel, vooral verdeling = problematisch
o Politiek ongelijke inspraak/toegang
1.2.3. Oorlog
• Toen: onrechtsreeks, anders dan vandaag
• Vernietigen van economische infrastructuur
à Verlies partner, ouders = veel hertrouwen, niet door scheiden maar overlijden
5
o Weduwschap: overlijden echtgenoot à structuur SL was impact voor man op
economisch vlak beperkter
o Impact vrouw vele groter: bedrijf overnemen, als zelfstandige doorgaan
o Leidt tot veel debatten onder historici vroegmoderne periode
§ Jaren 60-70 dacht men: affectieve gezin bestond niet, wegens
alomtegenwoordigheid gezin, geen kindertijd noch behandeld met liefde of
emoties à behandelen als volwassenen en ze moesten ook beroep uitvoeren
§ Ook veel indicaties van affectieve relaties à ouders werden gek, zelfmoord na
overlijden kind (geschreven in dagboeken) = wijst niet op fundamenteel andere
relatie kind ouder dan nu
• Jeugdige bevolking
• Dood als vertrouwd fenomeen
o Banger voor dood?
o Op cultureel vlak sterk mee bezig, genres in literatuur à kunst van het
sterven, het is onvermijdelijk, alomtegenwoordig dus je moet het op
de juiste manier doen
§ Veel handleidingen voor om goed te sterven zoals ‘ars
moriendi’
§ Hosti eten, brandende kaars bij het begraven, maar tijdens je
leven altijd voorbereid zijn, niet alleen tijdens je dood voorbereid zijn, maar ook
na je dood alles in orde (begraafplaats, erfenis, mis betaald, zonden
opgebiecht)
3. Het gezin
Basisfunctie: grootbrengen van kinderen, niet veel verschillend dan vandaag
• Gezin = onderneming
o Ambachtsateliers, landbouwbedrijven, … gezin = basis economische eenheid
o Economische functie
• Relaties: geliefd? Affectief? Veel verschillen
o Meer vermogende families à meer inspraak familie met wie je ging trouwen
§ Met een andere rijke familie om nog welvarender te worden
o Liefde tssn partners en ouders à wel dominante verwachting
6
• Waarom zoveel weeskinderen achtergelaten vroegmodern Europa?
o Onverschilligheid hoe ouders met kinderen omgingen
o Mate ouders/moeders welzijn van kind boven hunzelf plaatsen wegens armoede à
afstaan
o
• Restrictief huwelijkspatroon
o Veel ongehuwden
o Wegens dominantie nucleaire families (kerngezin) vs.
uitgebreide families (nuclear vs extended),
o Kerngezin = wanneer echtpaar huwt à nieuw huishouden
stichten, op nieuwe locatie (neolocaliteit)
o à Wegens laat huwen, oud genoeg financieel onafhankelijk,
zelf eigen landbouwbedrijf, ambachtsatelier, …
o à Niet bij de ouders van de man intrekken
o Extended: oost-europa à andere familieleden, broers, zussen, nicht
o Samengesteld: meerdere generaties, bij ouders wonen tot financieel afhankelijk
genoeg
o
3.2. Gevolgen
• Demografisch
o Geboortebeperking: laat huwen, vruchtbare periode binnen huwelijk gaat korter zijn
25><18j) tov samengestelde gezinnen
• Economisch
o Neo-lokaliteit: verwachting wanneer je huwt à voldoende financiële middelen
gespaard om eco zelfstandig te zijn
o Economisch moeilijkere periodes à later huwen, want moeilijker sparen
o Economisch gunstige periodes à vroeger huwen want het was makkelijker om
financieel zelfstandig te worden
o Gevolg = systeem groei bevolking aanpassen aan economie
• Cultureel
o Jongerencultuur, bv gezellen
7
o Philippe Ariès: de uitvinding van de kindertijd
• Sociaal
o Nuclear Hardship Hypothesis (Peter Laslett) = kerngezinnen worden zeer kwetsbaar
o = Kostwinning wordt bedreigd wanneer één ouder uitvalt en kind nog niet zelfstandig
kan zijn
§ Zeer fluctueel
§ Zeer kwetsbaar
o à Bijzondere gevolgen sociale ontwikkelingen
o 2 generaties samen = ene uitval wordt opgeheven door het andere echtpaar
o
8
§ Handen = ridders/adel
§ Benen = handelaars
§ Voeten = boeren
§ Tenen = arbeiders
o Elk deel van het lichaam is cruciaal, maar niet iedereen even veel te zeggen
• Ook gezin:
o Lichaam: man = hoofd, lichaam met 2 hoofden bestaat niet
o Fundamentele ongelijkheid doch afhankelijkheid aantonen
o
Standen en klassen
Corporaties
9
II. De Economie – A. Vroegmoderne
periode
Edelman: op zoek naar nut in een veranderende
wereld, op zoek naar helden daden met zijn
knecht/dienaar
• Veranderingen EU economie als impact dat beperkt aantal mensen steeds investeren in
vernieuwing
• Begin 17de E voor riddersstand totaal onbekend, nutteloosheid van adel illustreren
o Terwijl boer wordt gezien als volksidioot, weet wel wat daar staat, op de hoogte,
vertrouwd met veranderingen en processen
• Duidelijk symbool transformaties economie à KAPITALISME
o Impact onderaan sociale piramide, maar serieuze gevolgen
§ Ten onder gaan van feodale systeem = opkomst kapitalisme
§ Transformatie EU economie dmv investeringen grootschalige processen handel
& productie
10
in middeleeuwse verbeelding: SL opgebouwd in standen met eigen doel
• Moraliserend
à Tot aan 1800 zit er een kern van waarheid in, geen volledige
11
o Wisselende daling en stijging bevolkingsgroei voor doorbraak industriële revolutie
o Er is geen groei, tijdelijke fase maar altijd gedoemd, geen ontsnapping aan mogelijk
o = Malthusiaanse Val in de vroegmoderne periode
• Grote lijnen hoe vroegmoderne Eco beschreven werd
o à Maar te kort door de bocht
Verstedelijking
• Voldoende voedselproductie aanwezig, andere dingen doen dan landbouw, m.a.w. voldoende
productiviteit
• Van 6 à 10%, bijna verdubbeling, verschilt van land tot land
• Europa relatieve grote verstedelijkingsgraat maar relatief kleinere steden
o Neemt langzaam toe, maar weinig geconcentreerd, wel stevig netwerk
12
1. Landbouw
1.1. Regionale diversiteit
Belang van ecologie
Voedingspatronen verschillen
13
• Meer kapitalistische landbouw eco, toename productie, enclosures
14
• Combi nodig van land, arbeid en kapitaal
• Technologie: beperkt
o Manier waarop geploegd, gezaaid, geoogst à blijft relatief gelijk
o Bv. Richard Weston, ‘New Husbandry’ (1652): na een reis afleggen à efficiëntere
manier ontdekt
• Schaalvoordelen agv enclosures
o Efficiënter produceren met minder actieve mensen
• 1500-1650 en na 1750
2. Industrie
Landbouw = niet meest spannende deel van economie om naar
opkomst kapitalisme te kijken à Industrie!
• Tov. Landbouw
o Geld voor dingen die industrie maakt à pas spenderen nadat basisbehoeften
aangekocht zijn, geproduceerd door landbouw
o Landbouwprijzen stijgen, landbouw doet het niet goed à nog minder naar industrie en
handel
• Tov. internationale handel
o Heel traag en duur à meestal niet rendabel grote afstand veel zaken vervoeren
o Sociaal & politiek explosief
15
Textiel is belangrijkste sector: kledij
16
2.3. Kenmerken vroegmoderne industrie
Weinig kapitaal
• Weinig mechanisering
o Meeste techno innovaties vroegmoderne periode industrie:
arbeidsintensief ipv arbeidsbesparend
• Niet noodzakelijk arbeidsbesparend
• Uitzonderingen: mijnbouw, arsenaal van Venetië, grote protofabriek
ontstaat
Gedecentraliseerd
• Ambachtsgilden
o Binnen ambacht: weldegelijk concentratie, andere ambachtsmeesters voor hen laten
werken à onderaanneming
o Verschilt in Europese gebieden
• Putting-out system/ protoindustrie
o Bouwt verder op ontwikkelingen landbouwsector
o Economische activiteit gekenmerkt door ongelijke verdeling arbeidsinput
§ Zomer, lente veel werk, winter = ondertewerkstelling
o Herlocalisatie : groot deel indus prod naar platteland verplaatsen
§ Onderbenutte arbeid van mannen tijdens wintermaanden
§ Vrouwen en kinderen inzetten
o Misleidende term uitgevonden Mendels 70’, enkele dingen worden uitgeprobeerd,
ontwikkeld en later voltrekken in industrialisatie à maar vele dingen niet
doorgetrokken
o Putting out systeem: organisatie van industriële productie, spinnen of weven platteland
§ Gebeurt nog steeds huishouden
§ Huishouden afhankelijk van heel beperkt aantal ondernemer-handelaars à
heel beperkt aantal van mensen dus in staat dat productieproces te
controleren
17
§ Niet typische industriële kapitalisme, maar heel beperkt aantal mensen gaan
investeren in productieprocessen à weinig mensen bezitten heel veel
arbeidsmiddelen
§ Zal zich zeer langzaam gaan verspreiden in vroegmoderne periode
• Manufacturen
o Voorlopers 19de E fabrieken, zonder mechanisatie
o 100 of meer arbeiders werken samen op één plaats
§ Tabaksmanifacturen 18de E
3. Handel
3.1. Basis: lokale & regionale handel
10% opbrengst geproduceerd i/e bepaalde regio à verhandeld buiten bepaalde regio
Luxe producten
18
Debat over waarde/rol aan internationale handel
• Zilver deponeren in deposito à bank investeert dit door leningen geven aan anderen en daarop
interesten betalen
o Bank kan dus renderen door kapitaal waarmee niets gebeurt à uitlenen
• Investeren in schuld van overheden, alsook investeren in overnemen taken overheden
o Mijnbouwconsessies krijgen van vorsten, organiseren, vereisen veel kapitaal dus
overnemen door banken
à Beurs ontstaat (Antwerpen 1531): plek waar mensen samenkomen om hun kapitaal te
investeren of te innen
19
Handel in middeleeuwen: vnl via Middellandse zee richting Ottomaanse Rijk à Zuid-Oost Azië, meer
Atlantische Oceaan einde 15de E
3.5. Beperkingen
Hoe belangrijk was het handelskapitalisme?
Waarde handel = zeer beperkt, zelfs Nederlanden 17de E, maar 20% gaat buiten Europa
Rechtstreeks
Onrechtstreeks
20
o Overgang productie voor eigen consumptie à produceren voor winst
§ Meer arbeidsuren gekocht, vrouwen en kinderen op de markt actief à zvm
inkomen om deelnemen aan consumptiecultuur, producten van andere delen
v/d wereld
o Suiker, tabak, koffie à luxewaarden die betaalbaar worden
o = grote impact internationale handel
Kapitalisme?
à Meer kapitaal geïnvesteerd in handel en industrie om groter deel productieproces in handen te
krijgen en winst daaruit maximaliseren
Debat? Uitgebreid
• Chronologie
o Ofwel ver terug i/d tijd à idee v/ onvermijdelijkheid Europa sterke productiviteitsgroei
o Later: China, Japan, India à zelfde economisch potentieel
aanwezig, geografische toevalligheden zorgen voor doorbraak
economische groei in Europa
• Oorzaken
21
• Natuurlijke neiging mensen handel voeren met elkaar: oorsprong economische groei
o Mensen automatisch specialiseren in waar men het beste is
o Individuen specialiseren & handel met elkaar à geheel iedereen welvarend
o Alsook regio’s en landen à specialiseren, nog beter worden, vervolgens handel =
allemaal beter van worden
• Haaks op manier hoe overheden dachten over handel in vroegmoderne periode
o Oorlog tssn landen werd verdergezet door handel
o Smith: ophouden, zvm handel vrij à iedereen w beter
• Groot deel eens Smith à kapitalisme = basis & wortels vroegmoderne periode
• MAAR geen natuurlijke neiging handel te drijven: uitbuiting van zij die arbeiden d zij die hen in
dienst hebben
o Lonen arbeiders zijn altijd lager dan de winsten die uit hun arbeid voortkomen =
fundamentele uitbuiting à kapitalisten opnieuw investeren i/productieproces
22
o Maar: grote regionale variatie Oorzaken
• Schaalvergroting & kapitaalconcentratie; belastingsdruk; demografie;…
• Gevolgen
o Kwetsbaarheid voor armoede, bedelarij, criminaliteit
o Leidt tot grote protesten, 18de E context, gekoppeld aan politieke onvrede
23
III. Religie – A. Vroegmoderne periode
• Marthe Luther moet zich verantwoorden. ‘Tenzij ik ben misleid door de getuigenis van de heilige
schrift en de reden…’ Begin van ingrijpende beweging naar een wereld waar gedachten,
overtuiging en geloof vrij zijn.
• Politieke impact?
• Religieuze diversiteit à sociale disciplinering
• Meer of minder tolerantie & individuele vrijheid?
o
1. De vroege reformatie
1.1. Het Lutheranisme
24
o Aflaten betalen of bepaalde tochten doen om
‘vergeven’ te worden
o Als je zonden hebt begaan dan breng je een bepaalde
tijd door in het vagevuur voor je naar de hemel of de
hel gaat
o Als je dan X aflaten koopt, zal je X jaren minder in het
vagevuur zitten
• Fundanteel theologisch dispuut: draagt de kerk effectief bij aan het zielenheil?
o Over de aard van verlossing
§ Volgens de kerk: is het niet genoeg om te geloven, je moet er ook naar
handelen en goed werk verrichten (de mis, armengeld geven,...)
§ Luther stelt priesterschap in vraag: er is geen tussenpersoon nodig
o Over de aard van de Kerk
Sola Fide, Sola Gratia, Sola Scriptura (enkel geloof, enkel schrift)
• Fundamentele vraag: heeft de mens impact op het feit dat God hun gratie zal verlenen omdat
zij naar de kerk gaan en goede werken doen?
• Volgens Luther: enkel geloof en het schrift kan leiden tot zielenheil (enkel het woord van God
telt, niet het goede werken) à achter de woorden van de paus zit geen goddelijke autoriteit
o
1.1.3. Reactie
1519: een compromis zoeken met Paus
• Late reactie
25
• Einde van de verspreiding van de ideeën van Luther
• Luther wordt in bescherming genomen
1.1.5. ‘Vorstenreformatie’
Het Lutheranisme
Stond voor hervorming van de kerk maar niet voor een
totale verandering: kerk, losstaand van de staat
26
1.1.6. Vrede Van Ausburg (1555)
• Eindresultaat van politiek-religieuze machtsstrijd
o Niet meer 1 macht beslisser → vrede van
Augsburg
o Twisten tussen Lutheraans en katholieke
gebieden zullen eindigen met een compromis
tussen die verschillende politieke geledingen in het Heilig Roomse Rijk → vrede van
Augsburg
• ‘Cuius regio, eius religio’ (elke regio, eigen religie)
o Elke regio kan vanaf dan beslissen over eigen geloof (binnen het vorstendom)
o Noorden: eerder Lutheranisme
o Zuiden: eerder Katholicisme
o → Ontstaan van religieuze verdeeldheid
2. Oorzaken
2.1. Oorzaken
2.1.1. Theologie
Waarom was een kerk nodig (15e eeuw): rechtstreekse verbinding tot God, verheven van de zonden
en zielenheil (men moest naar de hemel gaan)
Humanisme
• Inkomsten van de kleine boer en de loonarbeiders kwamen onder druk, problemen rond de
enclosures, strijd rond afschaffing van de feodaliteit
27
Opkomst van nieuwe sociale groepen die op zoek zijn naar nieuwe religieuze houvast in Europa (rijke
handelaars/ ondernemers)
Protestante groepen : argumenteren dat hun materialiserend succes een teken van uitverkoren te zijn
was.
• De vorstendommen hadden
bepaalde maten van
autonomie
2.4. Boekdrukkunst
Meteen gebruikt voor het drukken van religieuze boeken, ideaal platform voor het verspreiden van
pamfletten, gravuren etc maar hoeveel mensen konden lezen en hoeveel mensen konden boeken
betalen?
Het wordt vandaag aangenomen dat ze zeer belangrijk waren en dat ze door een groot publiek
bereikten → geletterde bevolking las ze luidop voor
28
3. De gereformeerde traditie
3.1. De gereformeerde traditie
Luther: de sacramenten van de doop van het avondmaal zijn actief (= noodzakelijk en centraal voor
het geloof en onafscheidelijk van het Woord)
o → Luther zag kerk en staat als gescheiden (zijn leer van de twee koninkrijken): de eerste
was afhankelijk van de bescherming van de tweede en er dus soms aan ondergeschikt
was. Hij bevorderde het vorstelijke of monarchale autoriteit.
Zwingli: De sacramenten waren zuiver symbolisch, noch genade schenken, noch geloof brengend zoals
Luther beweerde: het Woord stond centraal
o → Zwingli zag een goddelijke magistratuur voor zich, die het ambt zou bijstaan in het
leiden van de Kerk, waarbij kerkelijk en wereldlijk gezag werden samengevoegd.
Oligarchie kreeg de voorkeur boven monarchie.
Calvijn behield het idee van een goddelijke magistratuur, maar ook een apart kerkelijk orgaan (de
consistorie) dat de gemeente zou controleren en geen verantwoording verschuldigd was aan de
wereldlijke autoriteiten:
• ‘noch neemt de kerk iets op zich wat de magistraat toekomt, noch is de magistraat bevoegd
voor wat door de kerk wordt gedaan.’
• Net als Zwingli wantrouwde hij het tirannieke potentieel van de monarchie
29
• Toezicht op Bijbelse voorschriften (jaren 1520)
o Afwijzen van sacramenten, afbeeldingen van heilige figuren, dopen van kinderen,
enzovoort.
o Doping wanneer je volwassen bent
o Anabaptisten of wederdopers: alleen dopen uit vrije wil als je volwassen bent
o
• Genève
• Theologisch: predestinatieleer
o goede werken zijn uiterlijke tekenen van de uitverkiezing door God, maar die
uitverkiezing van God ligt al op voorhand vast
o → de goede werken zijn slechts een uiting van die verkiezing
o = een strenge leer + deprimerend idee dat slechts enkelen zijn uitverkoren
en de rest gedoemd is tot eeuwige verdoemenis
• Basis voor internationale verspreiding
o
30
§ Macht wordt gelegitimeerd door de principes van de kerk en paus: wanneer
deze principes in twijfel worden getrokken moest er iets gebeuren voor de
autoriteit van de keizer ging afnemen.
§ Door zijn reactie ontstaat er opnieuw religieuze uniformiteit in zijn gebieden
• Geestelijk: Paus
o Wacht lang om te reageren
o Wou gebruik maken van de verzwakkende macht van de keizer
o Reactie van Paus en Keizer: geen invloed op de verspreiding van de ideeën van Luther
• Twee stromingen:
o 1. Toenadering & compromise (steun van Karel V)
§ Pleiten voor theologische flexibiliteit en verzoening van de godsdiensten
o 2. Geen toenadering = rigorisme (steun van paus)
§ a. Geen compromis
§ b. Rigorisme: mensen die willen vasthouden aan de strikte interpretatie van de
kerkelijke dogma’s en theologische beginselen
§ c. → Zij zullen winnen: er wordt geen compromis gesloten en ze gaan zich
volledig vasthouden aan de theologische beginselen zoals die in de
laatmiddeleeuwse kerk bestonden, ze weten zelf ook dat er dingen moeten
veranderen maar willen dat niet doen door toe te geven
• Theologische beginselen
o Ze gaan de theologische beginselen niet aanpassen: wel de manier hoe deze beginselen
worden overgebracht en gecommuniceerd naar de gelovigen
• Christianisering in de diepte
o Gaan pleiten voor het uitwerken voor plan van christianisering in de diepte. De
theologische beginselen blijven behouden maar ze moeten beter verankerd worden in
het geloofssysteem van Europa.
o De hervormingsinitiatieven die hun oorsprong vonden in Trente zouden de katholieke
leer en praktijk herdefiniëren en verjongeren
o Streven naar een nieuw soort hervormde bisschoppen
Hoe?
• Herwaardering priesterschap
o Gaan seminaries oprichten en de priesters controleren
31
• Betere communicatie
o Gaan de geloofsbeginselen beter overbrengen: blijven preken in Latijn, maar ook af en
toe in de volkstaal
• Nood aan sociale controle → registers, gedoopt/ gehuwd/ biecht/ sacramenten/ lijst met
verboden boeken
o Als de eerste twee niet werken dan komt er een sociale controle: men gaat zo
nauwkeurig mogelijk de geloofsovertuigingen van de gewone gelovige in de parochies
controleren
§ Door registers aan te leggen van wie gedoopt is, gehuwd is en wanneer. Later
komt er ook bij wanneer ze zij begraven
→ Zo kan nagekeken worden wie deze twee belangrijke sacramenten geeft ontvangen (doop
en huwelijk),en wie ertegen zondigd
→ Lijst met verboden boeken, die ideeën bevatten die in strijd staan met de katholieke
geloofssfeer
32
4. Gevolgen
Eind 16e eeuw: Grote religieuze verdeeldheid (meerdere kerken met christelijke varianten)
4.1.1. De Nederlanden
• 1566: Beeldenstorm
o Katholieke religieuze plaatsen, door protestanten
33
o Dit leidde indirect tot het uitbreken van de 80-jarige oorlog en het ontstaan van de
republiek der 7 Verenigde Nederlanden
• Na 1585: Zuidelijke vs Noordelijke NL
o Zuiden: Katholiek
o Noorden: Protestant
o Interhuwelijken kwamen minder voor
4.1.2. Frankrijk
• Hugenoten = Calvinisten (minderheid, in een Katholiek land)
• Bartholomeusnacht (1572): Franse Hugenoten werden
vermoord, met goedkeuring van de troon
• Edict van Nantes (1598): Hugenoten kregen recht op het
uitoefenen van hun geloof
o Politiek van Hendrik IV om religieuze twisten te beïndigen
4.1.3. Engeland
• Hendrik VIII
o Breuk met Rome (1534)
o Toen Hendrik VIII brak met de Katholieke Kerk en
geëxcommuniceerd werd à hervorming van de Kerk
van Engeland, die geleid zou worden door vorst
(hijzelf) ipv paus
o Reeks documenten hiervoor herschreven en
vervangen (in tijdspannen van 30 jaar: 39 artikelen)
• Mary Tudor (1553-1558)
o Vervolging protestanten
• Elisabeth I: 39 articles (1563)
• Puritanisme
o
34
1535: Münster
• Nasleep: pacifisme
o
4.3. Gevolgen?
Gemeenschappelijke kenmerken reformatiestromingen
• Lekenkerken
• Bijbel centraal
• Subjectieve, rechtstreekse geloofsbeleving
Religieuze diversiteit
Tolerantie?
• Vervolging
• Aanvaarding
35
IV. Politiek – A. De vroegmoderne periode
Deze les
Geen overzicht van politieke gebeurtenissen
Inhoud
Meer opvallend: mate waarin die poli structuren, poli landschap van Europa
zelf veranderen gaan veranderen
• Eu Unie: 27 landen
16de E Europa: toen veel meer landen, maar wat neem je als een land?
36
• 200 tal rond 1519 verschillende natiestaten, met veel lager aantal inwoners
o
37
o 60 rijkssteden
§ Vallen nt onder keurvorsten staten, noch onder staatjes rijksvorsten
§ Rechtsreeks in rijksdag onder keizer, zelf ook afgevaardigden in rijksdag
§ Relatief autonoom
o Aantal andere juridische entiteiten, staatjes, steden, relatief autonoom
§ Geen vertegenwoordiging i/rijksdag
§ Ook niet d koning van Bohemen bv bestuurd, of andere staat
• Lappendeken versch identiteiten, veel overlapping, lagen van autoriteiten
• Verscheidenheid aan bestuursvormen, versch mensen daar a/h hoofd
• Gesch v/d mislukking voor 19de E historici à waarom kunnen ze geen eengemaakt Duitsland
maken? Eengemaakt Frankrijk?
o Was niet zo gemakkelijk
Kwantitatief opzicht
Kwalitatief opzicht
Niet één Italië, sommige delen bestuurd d Paus, gebieden hangen samen met Spaanse keizer en deel
van HRR andere delen geen deel HRR … complex lappendeken aan politieke relaties
NL: ontstaansgeschiedenis bourgondische NL heel complex, versch types van politieke eenheden
38
• Vroegmoderne periode: koninkrijken (FR, Castillië, ENG, …), keizerrijken (HRR, Ottomaanse Rijk),
stadstaten (volledig autonoom zoals Venetië, autonoom intern bestuur maar wel onder keizer
HRR zoals Firenze), hertogdommen, graafschappen, stedenbonden (autonome politieke
entiteit), republieken (meest nagestreefd deze periode), pauselijke staat (prins bisdom Luik) …
39
o Gebeurt niet in alle gebieden
2. Het hof
2.1. Het hof & de hofhouding
Centrale motor, plaats van de territorialisering
• Belang niet overdrijven, op symbolisch vlak aan hof veranderingen à typerend ambities vorsten
politieke cultuur te introduceren
• Veranderde positie in vroegmoderne periode
o Hof vorst, graaf, keizer, middeleeuwen: heel functioneel, familie, dienstpersoneel, evt
ambtenaren, klerken, meer niet
o Niet grote beslissingsorgaan v/bep staatscultuur, geen verzamelplaats mensen met
autoriteit, geen plaats interactie tssn vorsten
o WEL hof in Vroegmoderne periode!
Wie?
• Verandert
• Familie, grote ambtenaren van hof,
sommigen adellijke rang en meer
juridisch geschoold, grote expansie
v/aanwezigheden
o à eigen etiketten, hofcultuur ontwikkelen
o Lodewijk 14de, discussies over rol en plaats v/iem i/h hof, (waar eten, zitten, kleren
brengen en aandoen v/e edelman), obsessie v/hiërarchie en de plaats die iemand
daarin krijgt
o Heel afhankelijk v/d vorst, gevechten om invloed d.m.v. hofcultuur (>< oorlogen
vroeger)
Waar?
40
• Heel lang rondtrekkende hoven à manier de familie te LATEN ZIEN, ‘rechtsreeks contact toe te
laten’, controleren van aanwezige rivaliserende edellieden
• Moeilijk op één plaats vestigen, lappendeken, sommige staatjes niet met elkaar verbonden
• VM periode à geleidelijk aan vast vestigen
• Einde Ancien Regime: vestigen (Versailles bv)
Waarom?
41
• Praktisch: huisvestigen hovelingen, hierbinnen afhankelijksrelatie houden door de vorst,
vechten om macht en positie hierbinnen
2.2.1. Waarom?
Symbolische communicatie: centrum v/d macht
• D pracht en praal
• Beschavingsproces, civilisatieproces:
o Verandering i/manier menselijk gedrag, gedragstandaard, dingen die als (on)beleefd
worden gezien
o Meer normen, verwachtingen wat beschaafd is, eten met bord ipv handen, mond
afkuisen aan doekje, rol van of als plek waar mode gecreëerd wordt
o Volgens Elias d HOF ontstaan
o 16de, 17de E Etiketteboeken: meegeven a/kinderen om leren hoe te gedragen
• Kritiek
o Beperkt deel adel
o Stad = motor van verandering, nt Versailles maar Parijs bepaalt wie macht heeft
o Dialoog >< eenrichtingsverkeer
Patronage
42
2.2.2. Het hof in crisis
• VM periode hoven: nooit in staat hun wil zomaar opleggen à op zk n manieren onderhandelen
vertegenwoordigers v/SL buiten het hof
43
o Fiscale onderhandelingen: bijbetalen op voorwaarde aanpakken piraterij haven
v/Antwerpen bv
o Gewestelijke staten als staten generaal à belangrijk VM periode
o Afh van plaats tot plaats onderdanenvertegenwoordiging belangrijk
Feodaliteit, standen
Communicatielijnen
44
à Proces van territorialisering
4. Oorlog
4.1. De militaire revolutie
Sinds midden 20ste E à oorlog = ouderwets
Causale link
45
o Verdrievoudiging belastingen
o Van slagveld à nood aan sterke bureaucratische staat die belastingen kan heffen &
inkomsten innen
Kritiek
Kritiek v/Black
Gevolgen?
• Territorialiseringsproces: Rise of the Fiscal Military State à opkomst fiscaal militaire staat
o Samengaan v/fiscale opbrengsten & militaire behoeften als basis sterkere staten dan
ooit te voren
§ Gebaseerd o/belastingheffing à brengt nood aan betere documentatie eigen
onderdanen eco activiteit à WAAR belastingen heffen?
46
Oorlogvoering nt z menselijke kost
47
5. Rebellie
5.1. Weerstand
Versch soorten rebellie & weerstand
Boeren
Steden
5.1.2. Waarom?
Fiscale motieven
Inbreuken privileges
• We hebben eigen bestuurlijke tradities, daar mag vorst niet aan raken, trditionele gewoonten
en wetten moeten gerespecteerd w’n
• 60’ 70’ dacht men veel opstanden geleden d honger, tegen enclosures
Religieuze motieven
48
5.1.3. Succesvol?
Bv Spanje à 10 dagen burgers aan de macht met chaotisch bestuur, opstandleider vermoord
49
V. Mondialisering – A. VMP
Kaart belangrijk want men speculeert deze periodevoor eerst over hoe continenten eruit zien &
Amerika staat erop
50
1. Naar het oosten
Vanuit Europa enkele grote koloniale rijken opgezet, grote impact en effecten
Integreren van Europese handel & poli betrekkingen i/regionale betrekkingen die elders bestaan
2 grote fasen:
1470s: Goudkust
• Na Dias altern route uitwerken, zuidelijker, minder bij kust, weken lang
zonder oriëntatieptn à eerste rond Kaap de Goede Hoop varen
• Eerste Portugees, eerste Europeaan komt aan bij Indische Oceaan
51
1509-1515: uitbouw handelsimperium onder Alfonso de
Albuquerque
52
West-Afrika
Oost-Afrika
• Welvarende handelssteden
• Mombasa, Zanzibar, Kemba, Mogadishu
o Sterk verbonden grote contactzone nl Indische Oceaan gebied
China
• Bevolkingsrijk
• Keizerrijk
o Ming (1368-1644) & Qing dynastiën (1644-1912)
• Zilver
• Na 1433 vallen grote expedities v/China stil
Japan
53
• Duurzame, aangehouden economische groei
• Recentere literatuur: nt zoeken nr spec factoren verklaren waarom Europa als enige uniek
traject heeft meegemaakt, maar meer kijke: wat gebeurt op wereldschaal?
o Toegenomen interacties versch delen v/d wereld
‘Global connections’
1.3.2. Motieven?
Middeleeuwse verbeelding
• Te maken met eerdere fase globalisering, contacten tssn Europa & Zuidoost-Azië
• Te maken met aardsparadijs dat zogezegd ergens i/h oosten ligt
• Rijkdom, luxe daar
o Ambities meer handel teweeg brengen
Commerciële belangen
• Bestaan van grote vraag n producten die verhandeld worden i/h oosten à Europeanen weten
de waarde
o Specerijen, goud, suiker, …
o Voedt opnieuw verbeelding
§ Illustratie: over hoe specerijen geoogst
worden
o Suiker neemt steeds belangrijkere rol
consumptiepatroon
§ Suikerriet spec ecologische omstandigheden,
heel arbeidsintensieve taak, plantages aangelegd late middeleeuwen Spanje bv
§ Dus gedwongen arbeid nodig, slaven aankopen i/Oost-Europa, West-Afrika
voor die plantages
54
Religie
• Verloren gegaan christelijke rijk in Afrika, Azië, alliantie vragen, ten strijde tegen Otto Rijk
Interstatelijke competitie
1.3.3. Voorwaarden?
Technische & wetenschappelijke kennis
55
• Verder verschepen naar Lissabon, Antwerpen à over Europa verspreiden
2. De Atlantische wereld
Vaarroute richting Azië à rijkdommen
56
o Anders dan Aziatische continent à was al traditie internationale handel, zelf
deelnemen
o Nu geen plan, nooit idee Amerika ontdekken, laat staan koloniseren
• Spanje interesse controle Madeira, Azoren, Canarische eilanden
o Grond: Madeira suikerriet plantages
o Eilandengroepen belangrijk cultiveren suikerriet
o Canarische eilanden: eerste regio Spaanse vorst concentreren, zijn bewoond voor
aankomst
o Oorspronkelijke bewoning: Guanches (oorspr berbers)
§ Ingeschakeld op plantages
o Tegen midden 16de E: geen mannen meer
§ Gedwongen arbeid, ziektes, verstoring bestaande economische systemen
§ Gelijkaardige processen zoals later Caraïben
§ Uit Oost-Afrika: slavenarbeid import, model uitgeprobeerd 15de E, eenvoudig
toegepast Caraïbisch gebied begin 16de E
Columbus
• 1520-1550
• Hernan Cortés: Azteekse rijk
• Francisco Pizarro: Incarijk
• Mijnbouw
57
o Zilver: heel belangrijk à handel China, weinig interesse goederen elders geproduceerd
§ Tot betaalmiddel in China uitgeroepen
• Plantage-economie
o Gebaseerd o/slavenarbeid
Drijfveren?
• Staatssteun
• Gebruik maken v/geweld voor commerciële positie
• Batavië
• Specerijenhandel vanuit Molukken
o Plantagesystemen, bevolking tot slaven maken
• Suriname, ABC-eilanden: belangrijke rol slavenhandel
• Intern-Aziatische handel
o & handel naar Republiek
Groot-Brittannië
Noord-Amerika
• Handel en bevolkingskolonisatie
o Noordwestelijke vaarroute richting China in eerste instantie, vervolgens richten op
pelsjacht, bont
• Permanente nederzetting: Jamestown (1607)
o Grootschalige tabakskwekerij/teelt
58
o Onafhankelijke boeren, autonoom deels fungeren, model verdere kolonisatie 18de 19de
E, in tegenstelling tot SP, Port, NL met Europa als consument à kolonies als importeurs
§ Dingen geproduceerd i/Europa à kolonies, model 19de E systeem
• Snelle groei via emigratie
Caraïben
Azië
West-Afrika
Caraïben
Azië
59
3. Gevolgen van mondialisering
Zelf parallellen trekken, verschillen analyseren Europese expansie, karakter zie je veranderen tssn 17de
18de E, later nog meer 19de E
• De Columbian exchange
o Uitwisseling ziektekiemen
§ Uit Euro-Aziatische continent blijken heel dodelijk
voor gekoloniseerd gebied
§ Nooit eerder immuniteit, eerste keer in contact, pokken
§ Andere richting ook, minder impactvol
§ Verklaring: contacten Eur-Az continent uitgebreider, bestonden langer,
ziektekiemen uitgewisseld & immuniteit opgebouwd
o Uitwisseling planten
§ Tarwe, suiker, koffie, tabak, aardappelen, cannabis ,…
§ Globale uitwisseling
§ Beide richtingen
o Uitwisseling dieren
§ Koeien, geiten, paarden, schapen, ratten,…
§ Beide richtingen
§ Ecosystemen veranderen
o Culturele gevolgen: gewassen van over hele wereld en waar deze kunnen functioneren,
commerciële gevolgen eruit halen
§ Maakbaarheid v/d wereld
60
3.1.2. Demografische gevolgen
Manier waarop interacties toenemen doorheen deze periode
Ziekte
Mobiliteit
• Slavernij
o Ca. 10 miljoen Afrikaanse slaven verscheept
• Migratie
o Beweging v/ mensen o/gedwongen en ongedwongen manier
§ Verandert onomkeerbaar demografie v/bevolking
o Creolisering: Het proces van wisselwerking tussen (sub)culturen zodat door wederzijdse
beïnvloeding en interactie een nieuwe (sub)cultuur ontstaat
o Complexiteit
§ Verbonden geschiedenis, gedwongen om
nadenken over rijken die onevenwichtig en
complex zijn ovv samenstelling v/bevolking
§ Niet denken over landen, grenzen à zones
waarin mensen met elkaar interageren o/oceanen &
zee à meeste invloed gehad o/geschiedenis VMP
§ Bv: Suriname, oorspr bevolking, alsook kolonisatoren (niet één!) FR, ENG, Ieren,
NL, bleven daar zich ook vestigen, uiteindelijk permanente nederzetting v GB,
Paramaribo 1650, kort daarna NL overgenomen
o à NL alsook GB aanwezigheid, aparte sociëteit d één handelsfam, Afrikaanse slaven
geëmigreerd …
o à Enorme complexiteit als gevolg v/chaotische kolonisatie, versch delen komen
samen, interageren, versch talen, religies …
61
3.1.3. Politieke gevolgen
Verschuiving machtsbalans binnen & buiten Europa (Spanje & Habsburgers oorlog buiten Europa,
voorlopers proxy wars 20ste E)
62
o Tegenbeweging: zien Europeanen die andere delen v/d wereld wel echt? Of zien ze
enkel wat ze willen zien?
§ Dingen beschrijven v/andere delen v/d wereld à gebeurt altijd mbhv dingen
geschreven i/d oudheid
§ Fantasieën blijven, makkelijk in verweven
§ 17de E scheeps, reisverhalen à beschrijft wat men hoopt te vinden
§ Etnografieën beschrijven nt hoe rest v/d wereld eruit zagen, vooral zichzelf à
als ze zichzelf vroom vonden, andere delen erotisch, mooi
o Moeilijk om fictie v/wrkelijkheid te onderscheiden over hoe Europeanen andere delen
onderscheiden
o Farmaceutische kennis bv, moeizaam en langzaam proces, levert wel bijdrage aan
wetenschappelijke rev 17de 18de E
63
VI. Renaissance & Verlichting
Inhoud:
- Humanisme
- Boekdrukkunst
2. Verlichting
- Wetenschappelijke Rev
- Verlichting
64
o Interesse voor meer wereldlijke onderwerpen, voorbeeld Ruiterstandbeeld: het is geen
Bijbelstafereel, het is werkelijkheid, de ruiter wordt groots afgebeeld, maar dat durfden
mensen in de middeleeuwen niet, altijd nevengeschikte rol innemen à het goddelijke
tafereel werd daarvoor vele meer afgebeeld in de kunst
“In de middeleeuwen lagen de beide kanten van het menselijk bewustzijn – naar de wereld
toegekeerd en naar het innerlijk van de mens zelf – als onder een gemeenschappelijk floers,
in een dromende of half-wakende toestand. De sluier was geweven van geloof, kinderlijke
schroom en waan; daar doorheen gezien leken wereld en historie wonderbaarlijk gekleurd,
maar de mens zag zichzelf slechts als ras, volk, partij, corporatie, familie of in een ander
groepsverband. In Italië verwaait die sluier het eerst in de vrije lucht; er ontwaakt een
objectieve beschouwing en behandeling van de politiek en van alle dingen in deze wereld in
het algemeen; daarnaast echte schiet in de volheid van zijn kracht het subjectieve omhoog: de
mens wordt een geestelijk individu en erkent zichzelf als zodanig.”
65
o Italiaanse politieke structuur aan begin VMP: gefragmenteerd lappendelen, alle
deelstaten deel v/HRR, zelf veel autonomie & voortdurend experimenteren en stappen
zetten richting moderniteit
o Italiaanse Sociale & Economische structuur: bloei, klopt vandaag nt vlgs historici
1.1.1. Humanisme
Eerste aspect v/verspreiding cult ontwikkelingen i/d Renaissance
Opnieuw start in Italië, teksten overgeleverd v/klas oudheid als basis voor
onderwijs, wetenschap
à Pakket uitwerken als basis voor alle mensen die voorbereid willen zijn
voor hun carrière: Studia Humanitas of het Humanisme à komt uit studie
v/klassieke teksten:
66
o Veel kritischere visie ontwikkelen d testen v/d oudheid
• Enerzijds soort opleiding en manier v/studie, bredere betekenis soort traditie n kritische
teruggrijping n klas oudheid à tot nieuwe inzichten komen
• Vandaag levensbeschouwelijke filo visie, wel voorafschaduwing
1.1.2. Boekdrukkunst
Tweede aspect v/verspreiding cult ontwikkelingen i/d Renaissance
Snelle verspreiding
67
à Belangrijkste plaatsen verspr: N-
italië, DU, Nederlanden
• Kerk
o Enorme bureaucratie instelling over grote regio bepaald bestuur organiseren à
verspreiden v/communicatie grote rol
• Staat
o Poli bestuur binnen grenzen versterken, controleren
• Handel
o Nieuwsberichten over mode, innovaties, over grote gebieden v/Eur verspreiden à
interessant voor koopmannen
• Humanisten
o Vraag n betrouwbare manieren oudheid teksten en nieuwe interpretaties ervan te
kopiëren à deftig vergelijken met elkaar
• Nieuwe groepen: meer geletterd, lezen & schrijven, daar ook vraag n verspreiden neiuwe
tekstgenres, verhalen, pamfletten, liederen
68
o Teksten gedoemd om te verdwijnen, inkt vervaagt, brand, vernield, je hebt manuele
kopieën nodig à traag en onbetrouwbaar
§ Monniken gaan censureren, schrijffouten, liegen
o Middeleeuwse: obsessie dat kennis gedoemd is te verdwijnen, pas vanaf drukpers:
kennis kan zich opbouwen, alles wat geweten is kan zich zodanig kopiëren dat het niet
kan verdwijnen
• Opkomst drukcultuur (print culture) als gevolg v/drukpers
1. Standaardisatie: een auteur en duidelijk te traceren
2. Diffusie & disseminatie: zoveel exemplaren, meer mensen toegang (geleerden)
3. Bewaring
• Volgens haar geen FR zonder boekdrukkunst, geen reformatie, geen modernisering zonder
boekdrukkunst
69
2. Wetenschap & Verlichting
Nature, and Nature’s laws lay hid in night,
• Manier v/tot betrouwbare kennis te komen, gebaseerd o/kennis overgeleverd d teksten uit het
verleden, eindig systeem v/kennis, 4de E voor Chr teksten v/arist à teksten i/overeenstemming
brengen met Kerk, goddelijke, elke contradictie en paradox moet opgelost worden
• Vrij coherent beeld v/d wereld (lichaam, aarde, helal, schepping), letterlijk, figuurlijk en
methodologisch
• Alles onder de maan bestaat uit de 4 elementen, allerlei eigen karakteristieken
o AL het ondermaanse is constant in beweging, alles is een mix, verklaart fouten enz
70
• Bovenmaanse: het hemelse bestaat enkel uit kwintessens (5de element), alles is er perfect,
onbeweeglijk, harmonieus
o Ethische dimensie, het volmaakte en perfecte gecontrasteerd met het onvolmaakte,
vergankelijke in het ondermaanse, hel is in het midden v/d aarde
o = Antropocentrische
• Soort klassificatiesysteem: als je weet dat peper droog en pikant is à weet je het effect op het
lichaam v/d mens, het verklaren v/fenomenen gebruikt vanuit de aard, vorm en essentie v/d
dingen
o Niet vanuit externe krachten die erop inwerken zoals vandaag
• Verborgen krachten achtergelaten door de Schepper, walnoten zijn goed voor de kennis want
lijkt op hersenen, mens moet de ‘clues’ v/God vinden
o Bewuste doel van god om iets duidelijk te maken (binnen logica v/dat systeem)
• Veel zaken nt te verklaren, anders dan d rechtsreekse ingrijpen v/d Schepper
• Deze logica à afbrokkelen i/d look v/d vroegmoderne periode, plaats maken voor ander soort
wereldbeeld
• Brusselse arts
• Door observatie, testen of geschriften v/Galenus effectief kloppen à Dissectie op menselijke
kadavers
o Veel zaken d Galenus geschreven à fout, was lijfarts, maar geen wetenschappelijk ondz
gedaan
71
• Praktijkwerk geneeskunde >< geleerde geneeskunde: bezighouden met teksten
v/KO
o Vesalius: brug praktijk en geleerde kennis overgeleverd, confrontatie i/d
praktijk brengen
Kenmerken
• Zien hun bevindingen als nieuw: poging meer kennis vergaren, breuk Aristoteliaans wereldbeeld
o Afstappen idee kennis = beperkt, naar open visie kennis
• Gebaseerd op empirische methodes
o Conflict met autoriteit Oudheid: cf. Galileo Galilei (1564-1643), alsook de Bijbel en kerk
ondermijnen
o Telescoop, technieken glas & spiegel, Gal verbeterd, obdv conclusies en bevingingen à
i/strijd mt Aristot wereldbeeld
§ Bv: andere planeten manen, nt alles rond aarde, Copernicus had gelijk en aarde
is een v/d zovele planeten, draaien ook rond de aarde
§ Veroordeeld: onomstootbare vaststelling obv obs à Bijbel, geleerden KO nt
geloven, geloof wat ik door telescoop zie = Radicale afwijking
• Als gevolg reformatie & poli ontwik v/deze periode à toekijken o/naleven regels religieuze
leefwijze à strenger!
• I/zijn teksten: wereld die o/rationele, logische manier verklaard kan worden, zonder
bovennatuurlijke tussenkomst
o Arist: duidelijk hand v/d Schepper, tekens, actieve ingreep (bliksem inslaan = mensen
denken God), perfecte vs onperfecte à steeds meer gecontesteerd
o Onvolmaaktheid v/d Aarde à ook o/d maan, dus bovenmaanse = nt speciaal
• Bijvoorbeeld:
o William Harvey: circulatie van het bloed (1628)
72
o Lichaam kan o/mechanische manier beschreven worden, hard = pomp, nieren doen dit,
… heel ingewikkeld mechanisme, maar functioneert o/zichzelf
2.2. Verlichting
Toepassing van wetenschappelijke inzichten op maatschappij
73
Rede als positieve kracht die leidt tot vooruitgang
• Vergelijkingen v/maatschappijtypes, toepassen v/rede vindt nog steeds plaats i/e patriarchale
organisatie à vrouwen gn poli/eco rechten, koloniaal en hoogtepunt slavenhandel
o Ideeën: enkel mannen/witte mensen met bezit zijn i/staat tot redelijk denken à
ongelijke praktijken legitimeren en uitbouwen en als rationeel beschouwen
§ Deels mee organisatie onderbouwen
Rijpt weg voor FR rev, alle domeinen zullen omver geworpen worden.
74
Hedendaagse periode
o I/d Hedendaagse Periode gekenmerkt door opkomst van nieuwe sociale relaties,
nieuwe gewoontes, nieuwe manieren om de maatschappij in groepen op te delen (zoals
sociale klassen).
o Met de opkomst van nieuwe technologieën in vervoer,
communicatie en productie à tegelijk nieuwe relaties tussen mens en milieu.
• Kenmerkend:
o Snelle en significante verandering in structuren, gewoontes en tradities van een sociale
eenheid.
o Een significante en radicale breuk – of serie van breuken – met het verleden.
o Maar: voorzichtigheid blijft geboden! Breuken nooit ‘volledig’ à steeds veel
continuïteit tussen de maatschappijen voor en na een revolutie!
• Agency: idee dat mensen en individuen op een onafhankelijke manier kunnen
bijdragen aan de historische dynamiek
75
o Maken beide deel uit v/d algehele dynamiek v/d moderniteit
o Maar: IR à verankerd i/VK, maar staat nt los v/haar globale context!
• Beginpt lange 19de E (1750-1914): het langdurige bestaan van gemeenschappelijke
maatschappelijke eigenschappen: Kapitalisme, imperialisme, arbeidersbewegingen,
nationalisme, bourgeois culturele heerschappij
o Daarna: korte 20ste E
Begin:
76
o 1780: stoommachines gekoppeld aan textielmachines à enorme stijging productiviteit,
meer stoffen produceren voor fractie van de prijs van de ambachtelijke
textielproductie.
• TProductieschaal vergroot & evolutie v/d kleine ambachtelijke fabriek naar grootschalige,
industriële productie-eenheden/nijverheid.
• Nieuwe arbeidsorganisatie
o Grote fabrieken kunnen in principe 24u op 24u, en 7 dagen op 7 open blijven (in
tegenstelling tot kleine, ambachtelijke fabrieken).
o Mensen voortaan werken in ploegen: ploeg arbeiders gedurende een deel van de dag,
& op een bepaald tijdstip vervangen door andere ploeg.
§ Verandert zowel het werk als het levensritme v/industriële arbeiders.
• Verschuiving in de globale verdeling van de (textiel)productiezone plaats.
o Vóór Industriële Revolutie: hart van de textielproductie = India.
o 1800: Engeland
• Industriële productiemethodes in andere sectoren toegepast:
o Leidt tot geleidelijke industrialisering van de economie, vooral in de metallurgie en
de ijzerproductie.
o Vóór de Industriële Revolutie: ijzerproductie eerder kleinschalig <-> 1780: nieuwe
brandstof geïntroduceerd:
§ coke of verfijnde steenkool: ijzer van hogere kwaliteit produceren.
§ De ijzerproductie wordt geïndustrialiseerd en de productieschaal wijzigt.
• Vanaf de vroege 19e eeuw: toepassingen stoommachines ook gebruikt in het vervoer.
o Ontwikkeling stoomlocomotieven
o 1825:eerste commerciële spoorweg van Engeland geopend
o Ontwikkeling spoorwegen à zowel een gevolg, als een katalysator van de Industriële
Revolutie: ze waren gecreëerd door technologische ontwikkelingen, maar zorgen er
ook voor dat het transport van mensen en goederen makkelijker en sneller verloopt.
o à algemene productiviteit Britse economie verbetert.
o à Resultaat = Engeland begin van de 19e eeuw de grootste textiel- en ijzerproducent
ter wereld, en enorm competitief voordeel verwerft in de globale economie.
77
1.1. Waarom in Engeland?
Combinatie van verschillende voorwaarden, nationaal als globaal
Ontwikkeling van het Britse rijk: Controle over Ierland, de Caraïbische eilanden, Noord-Amerika, de
ontwikkeling van nederzettingen in Zuid-Afrika, Australazië en de langzame kolonisatie van het
Indische subcontinent droegen ook allemaal bij tot de Industriële Revolutie.
78
§ Kabeljauw (gevist in de zeeën rond de Noord-Amerikaanse kolonies), suiker en
koffie (geproduceerd met slavenarbeid in de Caraïben).
o Daarbij ook nieuwe gewassen afkomstig vanuit Amerika in Ierland en Engeland
geïntroduceerd,
o Aardappel, kunnen o/minder productieve landen groeien.
o Die instroom van calorieën in het dieet van de Britse arbeiders heeft twee voordelen.
§ Meer arbeidskracht: er is geen daling van de productiviteit door hongersnoden,
zoals in het verleden
§ De instroom v/buitenlands voedsel à minder arbeidskracht en gronden nodig
voor landbouw: konden voortaan ingezet worden voor industriële productie.
• Koloniale handel vaak zeer winstgevend.
o Veel ondernemers en investeerders à deel winsten in technologische ontwikkelingen
investeren, bv: universiteiten te financieren, op hun beurt technologische vooruitgang
versnellen.
• Ontwikkeling v/e koloniaal rijk à leidt tot strijd tussen concurrerende rijken.
o Competitie vooral met Frankrijk:
§ Talrijke conflicten late 18e eeuw & vroege 19e eeuw => verschillende veldslagen
om de koloniale invloed in de Caraïben, Azië en Noord-Amerika.
§ Die oorlogvoering ondersteunt de indus ontwikkeling v/ nieuwe technologieën
en de productie van wapens en munitie
• Kolonies sleutelrol spelen ontwikkeling Britse industriële eco o/2 versch manieren.
o Productieplekken voor grondstoffen (bijvoorbeeld: er wordt wol geproduceerd in
Nieuw-Zeeland en Australië voor de Britse industrie).
o Markten voor verkoop v/ eindproducten: India voordien grootste producent textiel
o à na kolonisatie grootste markt voor aankoop van Britse stoffen.
Engeland had politieke, sociale en culturele voorwaarden die de industriële revolutie mogelijk hebben
gemaakt
79
2. DE FRANSE REVOLUTIE (1789-1793)
2.1. De standenmaatschappij
In een standenmaatschappij wordt de maatschappij in standen opgedeeld.
• Die standen zijn sociale eenheden die gekenmerkt worden door een ongelijkheid in rechten en
plichten.
• Er bestaat een wettelijke hiërarchie tussen standen, en die zijn ‘religieus gesanctioneerd’, met
andere woorden: het is een natuurlijke orde die door God beslist werd.
• Tussen de standen/sociale categorieën bestaat zo goed als geen mobiliteit.
• Standen: sociale eenheden ongelijk in rechten en plichten, met een zeer beperkte sociale
mobiliteit
Drie standen:
2.1.1. Aristocratie:
landeigenaars, exclusieve toegang tot de hoge ranken van de administratie, de magistratuur en het
leger (officiers),
2.1.2. Geestelijken:
Hoge geestelijken komen van de aristocratie, lage geestelijken van de derde stand
• Beland je in door ‘wijding’, dus mogelijk om als adel en derde stand toe te treden
o Niet zelfde hiërarchische positie bij toetreding
80
2.1.3. Derde stand:
Zo'n 95% van de bevolking. Veel verschillende toestanden: geprivilegieerde leden van gilden, arme
boeren, dakloze marginalen
• Geboren i/stand
• Werken & leven o land v/grote landeigenaar à belastingen betalen, aan land verbonden &
kunnen nt verhuizen
• Grote diversiteit
o De bourgeoisie (nt bourgeoisie v/d post-indus rev die bestonden uit ondern en invest
die progressief waren!)
§ Leden v/corporaties, gilden beschermd d chartes v/privileges
§ Conservatief o/soc en eco vlak: geen veranderingen steunen, willen privilege
plek behouden
o Stedelijke bevolking:
§ Ongeschoolde arbeiders, verhuren zich voor dag of langer, seizoen
o Boeren: belastingen i/geld of natura aan landeigenaar of kerkelijke instelling
§ Weinig tot geen veranderingen ervaren sinds middeleeuwen
o Nomadisch levende mensen/daklozen
§ Rand SL, of platteland reizen voor werk
§ 1 op 7 v/d mensen 18de E FR, muzikanten, bedelaars, dieven …
2.2. De staten
Late 18de eeuw: politieke spanningen in Frankrijk wegens verschillen politieke visie tussen de koning
en de Staten: de vertegenwoordigers van de standenmaatschappij
• De Staten: provinciale raden van vertegenwoordigers van de drie standen, met privileges
beschermd door handvesten. Moeten de heffing van bepaalde belastingen en wetten
goedkeuren
o I/d praktijk enkel bourgeoisie v/derde stand vertegenwoordigd
o Elke staat had verschillende privileges à geen politieke uniformiteit & de Staten wilden
hun eigen privileges beschermen.
o Spanningen à privileges van de Staten gaan in tegen koninklijk beleid van absolutisme.
o Koning à wil dat de Staten zijn politieke wil zonder discussie en zonder debatten
toepassen.
81
• Koninklijk absolutisme: de gehoorzame toepassing van koninklijke beslissingen zonder
debatten. Een ontkenning van de privileges en autonomie van de Staten
o De staten willen tegen absolutisme v/d Koning strijden
• In laat 18de-eeuws Frankrijk is het niet meer mogelijk voor koning Louis XVI om een
absolutistisch beleid te volgen
o Voorgangers konden het, maar vanaf 1785: koning De Staten nodig
o
2.3. De staten-generaal
Jaren 1780: financiële problemen voor de Franse monarchie: moeten nieuwe belastingen heffen
Oppositie van provinciale Staten tegen nieuwe belastingen. Ze eisen een vergadering van de Staten-
Generaal: de vergadering van vertegenwoordigers van de drie standen voor het hele koninkrijk
Een ongelijk systeem van vertegenwoordiging: een stem per stand: ten nadele van de derde stand
• Een stem per stand à komt neer op onevenredige macht aan de aristocratie en de geestelijken
tegenover de derde stand
• 1788: koning roept Staten-Gen op voor vergadering i/1789
• Verkiezingen daarvoor in twee stappen:
o mannen stemmen voor vertegenwoordigers à later de leden van de Staten-Generaal
kiezen.
o Derde stand: landeigenaars met een minimale eigendom, anders in elke provincie.
o Maar in het jaar voorafgaand aan de Staten-Generaal tijdens proces v/ selectie
vertegenwoordigers à heel wat klachten en eisen v/ mensen hoorbaar.
§ Periode v/ grote debatten binnen Franse bevolking, elite als in rest v/d
bevolking.
• Binnen alle standen à oproep voor einde v/h absolutisme & bescherming v/d individuele
vrijheden.
82
o Derde stand à opgeroepen om een einde maken privileges aristocratie geestelijken.
Meest belangrijke eis derde stand = verdubbeling vertegenwoordigers derde stand &
stemsysteem met stem per hoofd ipv per stand
• Ze vinden geen akkoord over het stemsysteem à uiteindelijk krijgen vertegenwoordigers het
voorstel om enkel binnen de eigen stand te debatteren à Derde Stand weigert
o Verklaren zichzelf de stichters van én deel uitmakend van een nieuwe instelling:
o de Nationale Vergadering (Assemblée nationale): waarbij ze de hele Franse Natie
zouden vertegenwoordigen en niet enkel die van hun stand, beloven Frankrijk
grondwet te geven.
• 17 art uit 3 delen: politieke legitimiteit, rechten van de burgers, en de toepassing van de wetten.
• I/verschillende artikels: breuk met Ac Reg observeren
• Art 2: de “onvervreemdbare rechten van de mens”: de verklaring van individuele rechten
o Doel v/ iedere politieke vereniging = behoud natuurlijke, onvervreemdbare rechten v/d
mens
o Rechten: de vrijheid, het bezit, de veiligheid en het verzet tegen
onderdrukking.
o Teken v/e nieuwe politieke visie: liberalisme, ook onder invloed van de Amerikaanse
revolutie
o = de weerspiegeling v/e geloof i/d bescherming v/d individuele rechten
o Regelrechte breuk met de standenmaatschappij waar rechten en plichten op
collectieve basis toebedeeld werden.
• Art. 6: afschaffing van privileges: gelijkheid voor de wet
o Uitdrukking algemene wil à vor iedereen dezelfde, of ze nu beschermt of bestraft.
o Burgers wettelijk gelijk aan elkaar à kunnen in gelijke mate toegelaten worden tot alle
waardigheden, plaatsen en openbare ambten volgens hun bekwaamheden & zonder
onderscheid dan deugden en talenten
83
o = een tegenstelling met het Ancien Régime, waar toegang van hoge functies of afkomst
afhing
• Art. 7: afschaffing van arbitraire bevoegdheden
o Niemand kan beschuldigd, aangehouden of gevangen worden dan in de bij wet
bepaalde gevallen, en in die vormen die door de wet werden voorgeschreven.
o Deze afschaffing à betekent einde v/h vorstelijk absolutisme.
• Art. 11: vrijheid van mening
o Vrije uitwisseling van gedachten en meningen = één v/d meest kostbare rechten v/d
mens is
§ ieder mens kan vrij spreken en schrijven
o
2.4.2. Problemen:
Geen definitie van de burgers: wordt een onderwerp van eindeloze debatten en conflicten
• Wie zijn de burgers, wat zijn de grenzen v/d gemeenschap van burgers, welke zijn de grenzen
v/h burgerschap,
o Nt enkel 19e en 20ste eeuw, maar tot op de dag van vandaag.
84
2.5.2. Groei kranten en tijdschriften met afschaffing perscensuur à meer uitwisseling opinies
In 1789 Parijs: 140 nieuwe tijdschriften en kranten gepubliceerd.
85
o Mannen die belastingen betaalden en eigenaars = actieve burgers: zij hadden een stem
in openbare zaken en in het politiek bestuur.
o Vrouwen, kinderen en arme mensen à beschermd op basis van de rechten van de
Verklaring, maar maakten geen deel uit van de publieke sfeer = passieve burgers
Periode van polarisering van de publieke opinie tussen voorstanders en tegenstanders van de
(toekomst van de ) revolutie
• Moeilijk belastingen innen door heersende chaos, alsook: mensen dachten dat ze geen
belastingen meer moesten betalen
Dus à 1789: confiscatie en verkoop van de landen van de Katholieke Kerk om de openbare schuld
terug te betalen, ter compensatie geestelijken loon uitbetalen
86
à Adviseurs Hof: contra-rev steunen door koning om Anc Reg te herstellen
• De gedwongen verhuis van de koninklijke familie naar Parijs, waar ze kwetsbaarder dan in
Versailles zijn
o Kwaadheid Parijse bevolking daar sterk
• De civiele grondwet van de geestelijken
o Voor Louis XIV devoot katholiek à onaanvaardbare beslissing.
o Beslist om met de regering te breken à leiding nemen v/ koninklijk leger om tegen
revolutie te strijden.
• 20 juni 1791: de Vlucht naar Varennes: de koninklijke familie probeert om uit Frankrijk weg te
vluchten: breuk van de koning met de nieuwe instellingen
o Gearresteerd en door Nationale Garde teruggebracht n Parijs à markeert einde v/d
mogelijkheid waarbij een nieuw poli stelsel zou opkomen i/samenwerking met
instellingen v/h anc reg
o
87
Herfst 1791: twee grote crisissen
• Economische crisis: stijging van prijzen van basisbehoeften: opkomst van de Sans-Culottes,
stedelijke handarbeiders die tegen de crisis protesteren
o Te weinig geld verkregen uit belastinginning en verkoop v/d kerkelijke eigendommen
o Periode v/ slechte oogsten en prijs van basisproducten stijgt.
o Angst hiervoor à ontstaat er een nieuwe actor in het politieke landschap: de sans-
culottes (de “broeklozen”).
§ feit dat ze niet de modieuze dure broeken kunnen dragen, maar eenvoudigere
kleding dragen. Deel van de stedelijke bevolking en kleine middenstand voor
wie de stijgende prijzen van de basisproducten zoals brood een catastrofe
betekenden à Ze worden de populaire kracht achter de revolutionairen.
• 1792 : Oorlog tussen Frankrijk en de naburige monarchieën à Franse nederlaag
o Duitse prinsdommen naar waar de contrarevolutio naire aristocraten waren
gemigreerd à coalitie van Europese monarchieën tegen Frankrijk: zowel
Spanje, het VK en de Italiaanse Prinsdommen
• Radicale republikeinen beschuldigen verraders binnen het leger van contrarevolutionaire
sabotage à Vragen radicalisering van de revolutie
o Hoofdzakelijk zij binnen de clubs van de Jacobins à verraders binnen het leger
beschuldigen van contrarevolutionaire sabotage, waarbij de koning als leider van het
leger wordt gezien
88
Twee politieke groepen
• Het loslaten van geweld is bijna onvermijdelijk in periode van dramatische veranderingen
• Oude gewoontes en tradities zijn zeer moeilijk om helemaal te vernietigen: hedendaags
Frankrijk behoudt nog veel kenmerken van een monarchie
89
3. De Haïtiaanse revolutie (1789-1801)
3.1. SLAVERNIJ EN DE DUBBELE REVOLUTIE
Anne-Louis Girodet De Roucy-Trioson, Portret van J. B. Belley, Parlementslid voor Saint-
Domingue, 1797, vroeger slaaf vanuit Senegal
• Afgebeeld als “burger” en “biologisch anders”, een belichaming van de contradicties van
“moderniteit”
o Duidelijk grote penis à dierlijkheid v/Afrikaanse mensen, ook al in parlement, zal altijd
als ‘biologisch’ anders gezien worden
• Welke plaats voor slavernij en slaven in de postrevolutionaire Franse maatschappij?
• (Ex-)slaven zijn de meest belangrijke actoren in de afschaffing van slavernij
o Meest verzet à de slaven zelf! Sinds de 16e eeuw
bestond er slavenhandel tussen Afrika en de Amerika’s. In tegenstelling tot wat we
meestal horen of lezen, hebben slaven altijd tegen slavernij gevochten
90
o = de 'Driehoekshandel': syst dat slaven uit Afrika naar Amerika bracht, tropische
gewassen (voornamelijk suiker, maar ook katoen, koffie, tabak) naar Europa
stuurde & Europese goederen gebruikte om slaven te kopen in Afrika.
o Door suikerproductie à Caraïben vanaf 17e eeuw het economische centrum v/d
Amerika’s.
• Slavenschepen à ook naar Noord-Amerika om hout, gezouten vis en/of bont naar
Europa te brengen. Directe uitwisselingen tussen Amerika en Afrika zonder
Europese deelname. De slavenhandel was niet alleen een circulaire handelsroute, het maakte
ook deel uit van een integraal "systeem", op zowel politiek, economisch als cultureel vlak.
o Vereiste: gevangen nemen mannen en vrouwen op het Afrikaanse continent, meestal
door Afrikaanse regeringen.
o Vereiste bestaan v/instellingen die deze gevangenen wilden en konden vervoeren naar
het Amerikaanse continent.
o Het vereiste bestaan v/ plantages enspecifieke sociale, economische en politieke
instellingen in Brazilië, Noord-Amerika en de Caraïben.
o Vereiste bestaan van Europese staten en rijken die de slavenhandel wilden
ondersteunen.
o Vereiste een Europese markt die groot genoeg was om de vraag naar tropische
gewassen te ondersteunen
o Vereiste een cultuur en mentaliteit in Europa en Amerika die de ontmenselijking van
slaven rechtvaardigde.
§ Bijna 4 eeuwen (1500-1870) lang werden miljoenen slaven gevangen in West-
en Centraal-Afrika, meestal aan de hand van raids georganiseerd door lokale
besturen, om te gaan werken in plantages in de "Nieuwe Wereld". De meeste
slaven werden naar het Portugese Brazilië (44%), en de Franse en Britse
eilanden van de Caraïben (48%) gebracht voor de productie van rietsuiker.
Slechts 5% ging naar Noord-Amerika.
o
3.2. Saint-Domingue
Een Franse kolonie op het eiland Hispaniola, eiland waar Columbus i/ 1492 aanmeerde
91
Het meest economisch productieve gebied van Amerika, “Caraïbische systeem” à ‘s werelds grootste
exporteur van suiker en koffie in de jaren 1780.
92
§ Blanken kans zelfbestuur opeisen à onmogelijk om een plantagemaatschappij
te besturen zoals moederland bestuurd werd, beweren zelf over sociale
relaties en eigendomsrechten mtn kunnen beslissen.
§ Créoles à burgerrechten niet door huidskleur bepaald mochten worden.
• 1791: inclusie van de Créoles in het Franse burgerschap: wordt als een bedreiging door de
planters gezien
o Niet van de slaven
o Blanke plantage-eigenaars uit Saint-Domingue à nt tevreden, zien als
"Trojaans paard" à wetgeving die weg vrijmaakte voor de afschaffing van de
slavernij.
o
• Eisten onmiddellijke bevrijding v/alle slaven i/St-D, inspo Am Rev à vrijheid of dood
• Le Cap plunderen, gewelddadig
• Andere landen à controle krijgen over rijke kolonie
• Onderling tijdelijke allianties om positie te versterken à veranderen constant naargelang
machtsbalans
Toenemende uitbreiding van burgerrechten: 1792: allen vrije mensen, 21 augustus 1793: afschaffing
van slavernij in de tijd van de Terreur
93
• Onderhandelingen met de VS en de UK om de economische blokkade van het eiland te stoppen
• Een ambigu beleid: tegen slavernij, maar ziet het plantagestelsel als economisch onvermijdelijk
o Hij had zelf plantage, bezat slaven
o Beloven revolutie nt over brengen naar Britten, dan komt er een einde aan blokkade
BR
• 1798: gedwongen loonarbeid in de plantages voor oorlogsveteranen
o Gezonde ex-slaven die nt goed meer waren voor het leger
Een zeer belangrijk historisch document: het eerste dat verklaart dat mensen geen eigendom zijn
94
3.8. Conclusie
• Convergerende sociale, economische, politieke veranderingen leiden naar de ”lange 19de
eeuw” en de hedendaagse periode
• Toenemende globaliseringsprocessen spelen een belangrijke rol in de dubbele revolutie, via de
circulatie van grondstoffen, ideeën, mensen
• Individuele en collectieve agency speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van nieuwe politieke
en economische stelsels
• De veranderingen gebracht door de dubbele revolutie bepalen nog steeds de economische,
politieke en sociale kaders van onze huidige samenlevingen (kapitalisme, burgerrechten,
structureel racisme)
o
95
VIII. De grote politieke bewegingen v/d hedendaagse periode (H9-H11)
Les 9: Liberalisme en kapitalisme
Geloof dat de maatschappij is opgebouwd uit een verzameling van vrije individuen die hun eigenbelang
natreven
• Een liberaal politiek stelsel beschermt individuele vrijheden >< ancien regime: geen vrijheid
v/mening, vergadering door burgers, geen soc mobiliteit
• Een liberale maatschappij wordt op een sociaal contract gebaseerd: regels om individuele
vrijheden en privé-eigendom te beschermen
o Absolute vrijheid à absolute chaos anders
o Beschermt vrijheid v/mening, onderneming en onderneming/privé-eigendommen
o Franse verklaring v/d rechten v/d burger = zo’n contact
• Liberalen geloven dat de vrijemarkteconomie het best aangepaste economische stelsel is
o Iedereen vrij handelen volgens eigenbelang
• 19de-eeuwse liberalen verdedigen een beperkt stemrecht: niet iedereen is geschikt om een
actieve burger te worden
o Mannen met aantal eigendom
Ontevredenheid van Amerikaanse kolonisten met het VK: oorspr 13 BR-kolonies N-AM
96
• De Founding Fathers (13 vertegenwoordigers) streven zelfbestuur na: wantrouwen tegenover
de overheid: willen de autonomie van mensen en gemeenschappen garanderen
o Tekenen Onafhankelijkheidsverklaring: belichaming Am poli filosofie (liberalisme)
o Koning = tiran, moesten belastingen betalen z goedkeuring v/d vertegenwoordigers
o Inwoners moeten burgers worden v/e nieuwe, onafhankelijke staat: De VS
o Willen beperkte uitvoerende macht, veel afstand tssn BR (let en fig), en uitgebreide
wetgevende macht (dichter bij burgers), autonomie gemeenschappen & gemeenten
• Vrouwen en mannen z eigendom à passieve burgers
o Exclusie burgerrechten slaven (en er waren zo’n 520.000 slaven in de late 18e eeuw)
en de inheemse Amerikanen.
• Amerika; een “lege pagina” voor de stichting van een nieuwe maatschappij zonder last Eur
tradities? Vereist de verwijdering van inheemse gemeenschappen
o Zoals monarchie, aristocratie privileges, standenmaatschppij …
o Er zijn al mio inwo mt eiegn gesch en sociale org à vernietiging om nieuwe
maatschappij op te richten
• Historische mijlpaal: eerste keer mensen vergaderen i/e poging principes v/h liberalisme te
gebruiken à nieuwe staat oprichten
Voor sommige laat 18de-eeuwse denkers à kapitalisme best aangepaste economische stelsel aan de
menselijke natuur
• Het beste economische systeem is een vrije markt, zonder beperkte toegang of
prijscontrolemechanismes
• Vrije markten worden door de “onzichtbare hand” geregeld: kopers en verkopers komen
overeen over prijzen zonder regulatie of overheidstoezicht
97
o Vrije markt à zelf de prijs banaan bepalen, beslissen 15 euro kost à niemand kopen
à prijs zelf naar beneden brengen, bv 50 cent => aan deze prijs consumenten bereid
banaan te kopen.
o M.a.w.: z regulatie noch overheidsinterventie à goede prijs goederen, diensten, arbeid
bepaald
98
Van start rond de tweede helft 18e eeuw à voordien bestond handelskapitalisme al: nog voor opkomst
industrieel kapitalisme à verschillende sectoren van de economie steeds meer geglobaliseerd.
• Slaven verkocht i/Afr à n Am: gewassen suiker, rum produceren, in Europa verkocht
• Groot deel v/mensen neemt geen deel aan deze globale eco: platteland, productie gemeensch
o Soms verkocht o/d regionale markt
Vanaf c. 1750:
Progressieve concentratie financiële- en productiemiddelen in geïndustrialiseerde landen.
• Geen tijd, kracht of kans eigen kledij of voedsel produceren zoals agrarische maatschap à zo
goed als alles kopen met hun loon van andere indus kapitalisten à w’n consument
1.6.2. Ontwikkeling van een steeds meer diverse reeks van gestandaardiseerde goederen
Reeks nieuwe producten aangeboden à tegelijkertijd stimulans meer geld te verdienen
Investeerders kopen een deel van de eigendom van een bedrijf en krijgen een proportioneel deel van
de winst à alsook inspraak, meer aandelen = meer invloed
99
1.6.4. Winstcreatie ten voordele van aandeelhouders wordt de drijvende kracht van
industrieel kapitalisme
Vaak ten nadele van de arbeidsomstandigheden van werknemers
100
2. De bourgeois culturele heerschappij
2.1. “De klasse die geen naam wil krijgen”
Einde standenmaatschappij à klassenmaatschappij
à Enkele gemeenschappelijke waarden in deze diverse sociale klassen à twee aspecten: het
patriarchaat en het conformisme.
2.2. Patriarchaat
Pre-industrieel: families = uitgebreide netwerken, iedereen voor elkaar zorgen
• Man getrouwd met vrouw en hun kinderen. Mannen à hoofden van kernfamilies: wettelijke
bescherming v/ hun controle v/ familiale middelen (eigendommen, besparingen, investeringen,
enige kostwinnaar) en toekomst
o Finale woord i/opvoeding kinderen
101
o Overal i/Europa wetten à vrouwen permanent minderjarig zijn: kan geen
onafhankelijke economische beslissingen nemen, zoals job uitvoeren, bankrekening
openen, zonder goedkeuring man, vader of andere mannelijke ‘wettelijke voogd’.
o Vertegenwoordiger familie i/publieke sfeer à vrouwen & kinderen passieve burgers
o Mannen actief: vanaf bepaalde eigendom
• mannen en vrouwen worden als biologisch en intellectueel anders beschouwd. Elk geslacht is
beter geschikt om voor een bepaalde ”sfeer” te zorgen: privé voor vrouwen, publieke en
actieve voor mannen (poli en eco zaken)
2.3. Conformisme
Het ideaal van “Ladies” en “Gentlemen” zichtbaar in smaken, kleren, waarden, activiteiten
• Ladies: discreet, deugdzaam, gn emoties noch verlangen uitdrukken, eindeloos geduld tov
mannen, rustiger à dus positieve en rustgevende invloed op man en kinderen aftsuren
• Waarden, patronen gedragingen gecodificeerd en verspreid d opvoeding, opleiding, publicatie
handboeken vr vrouwen
• Huisengel: ideale bourgeoisie-vrouw, hard werkt à gezellige privésfeer familie
• Zelfs als die te duur was à woonkamer mooi om vrienden, familie uit te nodigen, Chinees en
Japans porselein
Bourgeois kleren: een overvloed van stof. Korsetten beperken de vrouwelijke autonomie
à Preutsheid illustratie te zien i/één v/d eerste erotische films ooit à Engeland 1896
102
2.4. Sociaal Darwinisme
Wereldvisie v/ bourgeoisie à geweigerd aanvaarden dat sociale ongelijkheid = een gevolg v/d
sociaaleconomische structuur à wereldvisie ondersteund d sociaal darwinisme, kwam voort uit
evolutietheorie
2.4.1. Charles Darwin, 1859: theorie van evolutie door natuurlijke selectie:
• Langzame evolutie planten- en diersoorten doortransmissie v/gunstige kenmerken, beter
aangepast aan omgeving, bv ontwikkeling nieuwe vachtkleur à organismen zo langer leven
want nakomelingen erven
• Proces van de “survival of the fittest”: de best aangepaste levende wezens overleven
o Zoals nieuwe vacht om te camoufleren en langer te leven, andere soorten die nt goed
evolueren en zich nt goe aanpassen aan omgeving à uitsterven
• Niet de bedoeling van Darwin om zijn theorie in de sociologie toe te passen
à Dezelfde visie achter idee onzichtbare hand: vrije, economische competitie à ten voordele v/d best
aangepaste economische actoren
• Cesare Lombroso (1835-1909): criminelen => “inferieure ras”: zichtbaar in hun fysieke
eigenschappen
103
• Francis Galton (1822-1911): sociale groepen delen fysieke eigenschappen & creëert “robot
portretten” van criminelen door samengestelde portretten
104
3. Crisissen van kapitalisme
Kapitalisme = structureel onstabiel à verschillende crisissen, zullen de onzichtbare hand v/ vrije markt
in vraag stellen
3.1.1. Gilded Age (M. Twain & C. Dudley Warner roman uit 1873) c. 1870-1900:
• Tijd van ongecontroleerd kapitalisme en stijgende ongelijkheid: een kleine kring van kapitalisten
bezit de helft van de nationale welvaart
• 125.000 Am bezaten helft nationale welvaart (63 mio burgers)
• Tijd v/ grote armoede, enorme ongelijkheid à verborgen onder rijkdommen v/e kleine groep
kapitalisten. Hun rijkdom was als het ware een dunne laag goud die de armoede van de anderen
verborg.
Periode van wild kapitalisme: geen overheidstoezicht in economische zaken, en verspreid geloof
sociaal darwinisme
• Idee zeer populair i/d VS, gelinkt mt soc darwinisme H. Spencer à maatschappij = strijd, enkel
de sterksten overleven en oogsten succes
105
• “From rags to riches”: zelfopoffering, vertrouwen à extreem rijk worden
John D. ROCKEFELLER (1839-1937): een kleine boekhouder wordt de keizer van de Amerikaanse
oliebusiness (Standard Oil company)
• Koopt concurrenten op, diversifieert zich voor sterke stabiele positie, investeren i/spoorwegen,
metallurgie en hout
• Actief in mecenaat en liefdadigheid à succesvolle mensen moeten minder succesvollen
ondersteunen
• Streeft verticale integratie na: de controle over een hele sector van de economie, van de
ontginning van grondstoffen tot het gebruik van eindproducten, alle schakels bezitten
• Standard Oil in 1882 een Trust: betekende dat aandeelhouders van 40 bedrijven i/d
olieproductie hun aandelen inwisselden voor aandeel Standard Oil
o Deze 40 bedrijven à onderdeel Standard Oil en deze bedrijven vertrouwen (naam
‘trust’) 9 trustees, of bestuurders i/e raad van bestuur, om de
Standard Oil Trust voor hen te besturen in ruil voor zoveel mogelijk winst.
Onverwachts gevolg v/de onzichtbare hand à bedrijf zo machtig, geen competitie meer mogelijk
106
3.2. De grote depressie
Kapitalisme gaat met regelmatige crisissen gepaard: daling investeringen, productie en consumptie /
stijging armoede en werkloosheid, nt d constante groei gekenmerkt, eerder opgangen en neergangen
Al economische crisissen 1870, 1880, 1890, korte duur (hoogstens enkele jaren). een constante groei
economie vanaf de late 18de E tot 1929
107
• Sneeuwbaleffect: steeds meer aandelen staan te koop, aandelenprijzen dalen, banken gaan in
faillissement, vertraging van de economie: 25% werkloosheid in de VS in 1933
o Bijgevolg beginnen ze aandeelhouders Wstr aandelen verkopen à beginnen bij de
aandelen die ze hadden in risicovolle ondernemingen.
o Mio aandelen te koop à steeds minder investeerders bereid te kopen
o Prijzen storten in à quasi onmogelijk winst maken, investeerders knn schulden nt
terugbetalen, banken kunn nt meer draaien à tekort aan geld
o Tssn 1930 en 1931 à 3.600 banken failliet.
o Prijzen basisbehoeften beïnvloed à catastrofes in de Amerikaanse (landbouw)sector.
§ Door daling prijzen landbouwproducten à faillissement voor veel boeren.
Bovendien ook sprake van slechte productiviteit à te veel geld geïnvesteerd in
de Beurs >< niet i/d werkelijke economie.
§ Ook in de industrie: vertraging v/d productie à duizenden arbeiders zullen job
verliezen. Daarbovenop: er was geen publieke steun voor mensen zonder werk
• De Republikeinse president Hoover weigert overheidsinterventie in de economie
o Eerste politieke antwoorden v/president Herbert Hoover à volgden regels v/h
klassieke liberalisme, namelijk de ‘laissez-faire economie’.
o Hoover: nt in staat verschil te zien tssn deze enorme crisis en de kleinere voorgaande
neergangen à wou nt dat regering een te grote invloed o/d economie uitoefende
§ Geloofde nog in de kracht van de onzichtbare hand.
• Een meer actieve rol voor de White House, ondanks het structurele wantrouwen tegenover de
centrale overheid: 1939 oprichting Executive Office:
108
o Voor de eerste keer i/VS ploeg experten en president nemen deel aan besl oer binnenl
poli; buitenl beleid en defensie
• Nieuwe stap in de overheidsinterventie in openbare zaken en in de herverdeling van rijkdom:
o Staat moet rol spelen i/h bekomen v/soc zekerheid, nt enkel d privé-initiatieven of
liefdadigheid
o Groei bewustzijn dat armoede nt zomaar gevolg is v/pers falen, eerder sociaal probleem
als gevolg v/d struct problemen i/d maatschappij
• Ontwikkeling van liberale politieke stelsels, met een onderscheid tussen actieve en passieve
burgers
• Ontwikkeling van kapitalistische economieën: ondersteunen technologische vooruitgang en de
creatie van rijkdommen, maar deze rijkdommen zijn ongelijk verdeeld
• Ontwikkeling van nieuwe waarden: meritocratie, respectabiliteit, die de structurele
ongelijkheid van de maatschappij ontkennen
• Kapitalisme leidt naar structurele crisissen en moet gereguleerd worden
109
Les 10: socialisme en communisme
• Revoluties late 18e eeuw à tot de verspreiding v/e nieuw economisch stelsel op maat v/h
industrieel kapitalisme geleid.
• Het industrieel kapitalisme => structurele ongelijkheid i/d maatschappij.
• Socialisten en communisten à betogen voor een eerlijkere verdeling v/d winsten en strijden
>< indus kapit
0. Introductie
Verband tssn de Commune de Paris (1871) en de eerste bemande ruimtevaart (1961)?
• Vrije markten à één v/d centrale kenmerken v/d ‘laissez-faire’ economie v/deze periode.
• Praktisch geen controle markten, noch arbeidsmarkt à geen minimumloon, minimumleeftijd
(kinderarbeid = bijgevolg wijdverspreid).
• Demografische groei: vaak meer mensen o/d arbeidsmarkt dan beschikbare jobs.
110
o Zonder prijscontrole à lage lonen en van grote werkloosheid.
Groei van de stedelijke bevolking sneller dan het aanbod van huisvesting:
• Arbeiderswijken v/d grote steden à meer in slums (krottenwijken) & ontwikkelden zich zonder
planning, toezicht, publieke diensten.
• Geen sprake v/ reiniging v/d straten, afvalinzameling, toegang tot drinkwater.
• Arbeiders leefden i/afschuwelijke omstandigheden,
• Herintrede bepaalde epidemieën: Europa een choleraepidemie 1831-1832.
o 1840: levensverwachting arme mensen v/h Britse plattenland tweemaal hoger ><
industriële arbeiders in Manchester en Liverpool.
• Brede diversiteit bnn elke klasse à delen aantal zaken, zoals levensomstandigheden, verglb
posities i/d soc-eco hiërarchie, waarden, tot zekere mate ook gemeensch poli ideolodie
111
o Diversiteit, maar zelfde bewustz: geprivilegieerde positie i/d maatschappij en deze ook
verdiend
Het proletariaat: hebben alleen hun arbeidskracht om te verkopen. Zijn kwetsbaar op sociaal en
economisch vlak
112
o Hoewel sociale mobiliteit i/theorie mogelijk à gebeurt zelden i/realiteit Socialisten
geloven à mogelijk om een beter, gelijker economisch stelsel op te richten, i.p.v. vrije
markteconomie en kapitalisme
o Arbeiders bezitten samen productiemiddelen die ze gebruiken
• Steunen een algemeen mannelijk kiesrecht
o Geen criteria meer over eigendom of niveau v/ betaalde belastingen.
o Toch in de 19e eeuw à nog steeds beperking aan stemrecht: enkel mannen konden
stemmen.
4.4. Arbeidersbewegingen
Jaren 1810: Luddisme in Engeland: vernietiging van machines. Protest tegen de bedreiging van de
toekomst van ambachtsmannen
Vanaf jaren 1830-1840: met verspreiding van klassenbewustzijn: organisatie van steeds meer
gecoördineerde acties: stakingen op steeds grotere schalen
113
4.4.2. Versterking door nieuwe verenigingen:
Vakbonden (vanaf 1818, General Union of Trades GUT, Manchester): vereniging van werknemers.
Coöperatieven (vanaf 1844, Rochdale): collectieve eigendom van een onderneming. Elk lid heeft een
stem, krijgt hetzelfde deel van de winsten, kwaliteitscontrole, organisatie en investering
opleidingsprogramma’s voor leden en verbod op aankoopkrediet (kan nt bankroet gaan)
• Basismiddelen werden verkocht, arbeiders vaak te arm waren om hun voeding te kopen.
• Opening v/ krediet bij een winkelier à vaak konden ze schulden nt
terugbetalen = enorme levensbedreiging, dit is een oplossing tegen dit risico
o Systeem raakt wereldwijd verspreid
114
5. Marxisme en Leninisme
5.1. Marx en communisme
Karl Marx (1818-1883):
Historisch materialisme: (Marx’ blik) een blik op geschiedenis als een constante strijd tussen
onderdrukkers en onderdrukten (bv: tussen aristocraten en bourgeois in het Ancien Regime)
• Gevolg v/deze strijd: was altijd een revolutionaire transformatie v/d maatschappij (VMP:
aristocratie >< bourgeoisie)
• Moderne maatschappij (liberalisme – industrieel kapitalisme): klassenstrijd tussen de
bourgeoisie en het proletariaat. Onderdrukt zowel op politiek als op economisch vlak
o Proletariaat geen stem i/bestuur, geen stemrecht
o Globaal fenomeen volgens Marx: Bourgeoisie deelt overal zelfde doelen en geniet
zelfde voordelen, overal zelfde onderdrukking
• Falen van de bourgeoisie en de triomf van het proletariaat zijn onvermijdelijk: industrieel
kapitalisme creëert steeds meer proletariërs die onvermijdelijk tegen de bourgeois zullen
opkomen
o Constante stijging, steeds meer arbeiders nodig, exponentiële productie v/proletariërs
o Net zoals Bourgeoisie >< aristocratie i/opstand kwam
De communistische partij: de voorhoede, vertegenwoordiging van het proletariaat i/d klassenstrijd v/d
moderne maatschappij. Moeten een revolutie in meerdere stappen organiseren:
115
o Prol in klassenpartij georganiseerd de communistische partij, communisten strijden
voor machtsverschuiving: bourgeoisie à proletariaat
o Radicale maatregelen nemen
• Afschaffing van de privé-eigendom van productiemiddelen (fabrieken, boerderijen, machines)
en banken, verplichte arbeid voor iedereen: verdwijning van de bourgeoisie als een klasse
o Geen winst meer uit arbeid v/anderen
o Doel = openbare, gedeelde eigendom
• Geleidelijke verdwijning van het onderscheid tussen steden en het platteland
o Agrarische als industriële naastreven
• Gratis opleiding: opleidingsniveau gelijk over hele maatschappij
• Ten tweede: opkomst van een klasseloze maatschappij: eind van de dynamiek van historisch
materialisme. Opkomst van een maatschappij waar ”iedereen zijn behoeften volgt”
• Dat de geschiedenis altijd het verhaal van de strijd van de onderdrukten tegen hun
onderdrukkers is geweest
116
• Dat in de industriële samenleving de klassenstrijd onvermijdelijk naar een overwinning van de
proletariërs zal leiden
• Dat de dictatuur van het proletariaat naar een ideale, klasseloze maatschappij zal leiden, van
“iedereen volgt zijn midden” naar “iedereen volgt zijn behoeften”
• De overwinning van het proletariaat is onmogelijk zonder de steun van arme boeren
• Alleen maar een kleine, elitepartij van “professionele revolutionairen” kan een succesvolle
revolutie leiden
117
6. De Russische revolutie
Communistische revolutie à een erg kleine partij slaagde erin dit te bewerkstelligen, een goed
voorbeeld van de onvoorspelbaarheid van geschiedenis.
Concentratie van macht en industrieën in de twee grote steden, Moskou en vooral Petrograd
(Tsarische hoofdstad)
23 februari 1917: opstand van vrouwelijke arbeiders in Petrograd, verenigd door koninklijke soldaten:
aftreden van de Tsaar, einde heerschappij
6.2. Sovjets
In het machtsvacuüm (geen centrale macht, instellingen, georganiseerd leger, legitieme regering) van
1917: spontane opkomst van Sovjets:
• Populaire raden, zonder vaste organisaties, samenstellingen en doelen. Een poging tot
democratisering “van onderuit” à spontane pogingen om nieuwe bestuursvorm te creëren
• Nemen verschillende vormen aan, gebeurt op platteland, alsook Russische steden
• Sovjets v/ fabrieksarbeiders, maar ook van wijkcomités.
• Daarom waren er geen gestandaardiseerde vormen om de Sovjets te organiseren, geen
methode om de leden te kiezen.
• Diversiteit v/deze raden à niet onverwacht, arbeidersbewegingen in de 19e eeuw
bestonden i/veel vormen (coöperatieven, mutualiteiten, partijen, ...).
• Bovendien was er evenmin een algemeen politiek programma dat gedeeld werd door de
Sovjets.
o Paar gemeenschappelijke ideeën, principes en/of richtlijnen: de eisen voor
burgerrechten voor het Russische volk, én voor een einde te maken aan de uitbuiting
v/d arbeider.
118
• Een praesidium: een uitvoerend comité
• Vaak thematische commissies (i/Petrograd: Defensie, voedselvoorraden, financiën…)
Februari 1917: stichting van de Sovjet van arbeidersafgevaardigden van Petrograd: minderheid van
vertegenwoordigers van de Mensjewieken en Bolsjewieken
• Kreeg geen legitimiteit, noch steun van volk, dus moest samenwerken
• Erkenning legitimiteit irv grondwetgevende vergadering, gelijke burgerrechten voor alle
Russen, vrijheid van pers, mening en vergadering instellen
Dubbele macht in postrevolutionair Rusland: twee instellingen: een ”top- down” (regering zonder
legitimiteit bij bevolking aan de macht) en een “bottom-up” (Sovjet van Petrograd, spontane opkomst)
à Volgens historisch materialisme à Rusland nu de eerste stap gezet richting dictatuur v/h
proletariaat, de bourgeoisie heeft de aristocratie omvergeworpen. Nukwestie v/ tijd vooraleer het
proletariaat ook de bourgeoisie omver zal werpen.
119
6.4. Naar Bolsjewisme
Een v/d meest tot de verbeelding sprekende momenten in de geschiedenis van
de machtsgrepen.
Oktober 1917: machtsgreep door de Bolsjewieken, die enkele maanden eerder nog marginaal waren
”Alle macht aan de sovjets”: Bolsjewieken weigeren de samenwerking met de bourgeois regering,
hoewel die wordt ondersteund door een meerderheid van sovjetleden
• 1°: Eerst machtsgreep binnen de sovjets. Nemen de controle van hun praesidiums, waar de
macht zit. Geprofessionaliseerde leden van praesidiums verdedigen steeds meer het idee dat
alle macht naar de sovjets moet gaan
• In het Praesidium à oorspronkelijk vertegenwoordigers v/verschillende organisaties
v/d Sovjets (vakbonden, mutualiteiten, arbeiders van fabrieken en werkplaatsen en
socialistische politieke partijen), Maar à Preasidium: progressieve vervanging
v/vertegenwoordigers die geen lid waren v/d Bolsjewieken.
• Bolsjewieken claimen à enige manier voor echte poli macht = hun politieke programma
volgen
o Onenigheid binnen de Sovjet werkt ten voordele v/d bourgeoisie.
o Arbeiders moeten daarom een verenigd front tegenover de bourgeoisie vormen,
samen met een gemeenschappelijk politiek programma. Dat gaat met een
professionalisering van het Praesidium gepaard.
o Initieel: leden gn professionele politici, maar tijd nt kunnen verdelen tussen politieke
activiteiten, en arbeid anderzijds
à ze worden al snel permanente vertegenwoordigers v/hun vereniging in de sovjet
(bv fabriek of van wijkcomité).
§ Door leden v/Sovjet betaald à w’n professionele politici.
• Nieuwe, professionele politici à gemeenschappelijk doel mt Bolsjewieken.
o Mensjewieken: steunden verdeling macht tssn Sovjets & regering,
à enkel Bolsjewieken steunden idee alle macht zich in handen v/d Sovjets moet
bevinden.
120
o Daardoor => overeenkomst tssn permanente vertegenwoordigers Sovjet (wilden macht
beschermen & uitbreiden) enerzijds, en Bolsjewieken.
o De professionele politici binnen het praesidium à bijgevolg in toenemende mate lid
van de Bolsjewieken.
• In Rusland zal de dictatuur van het proletariaat de vorm van een machtsgreep door de Sovjets
aannemen.
Uitbreiding van de populaire steun aan de Bolsjewieken, vooral van landloze boeren: Lenin belooft dat
grote landeigendom over kleine familieboerderijen verdeeld zal worden (gaat in tgen principe commu)
• 2°: 25 Oktober 1917 ontslag van de regering door de Bolsjewieken: Lenin wordt Staatshoofd
• Sovjetrepubliek w verklaard, Lenin staatshoofd à Vrede, brood en land, einde participatie
oorlog, afschaffing landeigendom grote eigenaars, creëerde arbeiderstoezicht i/d inustrie
• 1918: “Bolsjewisering” van de maatschappij na Oktoberrevolutie à opschorting van de
grondwetgevende raad, stakingsrecht, liberale vrijheden: gerechtvaardigd door het idee dat de
partij de wil van het Russische volk belichaamt
o Geen democratische meerderheid, wel steun Praesidiums Sovjets
Een communistische revolutie in een weinig geïndustrialiseerd land toont hoe geschiedenis
onvoorspelbaar is
121
7. De Sovjet-Unie (1917-1989)
7.1. Sovjet economie
• Tssn Rode Leger (Bojsjewieken en hun leger) en het Witte Leger (vereniging van voorstanders
van de monarchie, bourgeoisie, de andere linkse bewegingen tegen Bolsjewisme)
• Alle industrieën i/1918 genationaliseerd à eco w openbaar eigendom, oogsten gevorderd,
intensief werktempo
• Nieuwe instelling tssn 1921 - 1991 à zal economische beleid USSR bepalen.
• Gosplan besliste hoeveel geproduceerd mocht w’n per sector v/d eco, per regio, fabriek en/of
kolchoz (= een collectieve boerderij).
o Als het ware à hypercentralisatie v/d economie met daaraan verbonden
een politiek doel: meer middelen geven aan meest moderne delen v/d industrie,
dan aan verbetering v/d algemene levenskwaliteit
o Wilden de USSR zo snel mogelijk industrialiseren, zelfs als dat niet meteen ten goede
kwam aan de levenskwaliteit.
• Kolchozen/Kolkhozen gedwongen tot collectivisering, staat à eigenaar alle gronden & landen
• Partij kiest voorzitter Kolchoz, boeren gedwongen lid blijven, zo niet à boeren beschouwd als
“goelag”
• 1937: 93% gecollectiviseerd
• Prioriteit aan creatie v/ nieuwe industrieën & uitbreiding v/d energieproductie: de metallurgie,
steenkoolmijnbouw, oliewinning.
122
o De Vijfjarenplannen à extreem ambitieuze productiedoelstellingen, extreme druk op
de arbeiders
o De strategie kwam erg plots à snel bijna onmogelijke productiedoelstellingen behaald
worden op zeer KT à veroorzaakte brutale inspanningen in de productie.
7.2. Goelag
Doel Sovjetcommunisme m.b.t. economie à snelle, industriële
ontwikkeling USSR.
• Geen expliciet doel Marxistische ideologie à eerder een bepaalde periode i/d economische
geschiedenis van de 20 ste eeuw.
• Tussen halverwege ‘30 en ’60 à elders ter wereld ook parallelle bewegingen
waarbij economische infrastructuren ontwikkeld werden met publiek geld.
• Ook USSR: de vijfjarenplannen à industriële infrastructuur ontwikkelen, maar ook
vervoersnetwerken, elektrisch netwerk, enz...
o Belangrijk, Rusland = enorm land, nog hoofdzakelijk agrarisch met een industriële
vertraging in vergelijking met West-Europa of V.S.
o Enorme arbeidskracht nodig, ook in de brede gebieden van Oost-Rusland (Siberië), de
Oeral en de Noordpoolgebieden.
o M.b.v. Goelag
Goelag: een netwerk van gedwongen werkkampen om behoeften v/ industrialisering en eco ontwik
tegemoet te komen
• De “koelaks”: ”klassevijanden” van het proletariaat: iemand die winsten uit de arbeid van
iemand anders maakt
• Vanaf 1935: “vijand volken”, zoals de Duitstalige minderheid in de USSR
o tssn 1939 en 1953 28 mio mensen gepasseerd langs Goelag = +/- 20% Sovjetbevolking
• Eerst: Sovjetmaatschappij ‘gereinigd’ à expulsie en concentratie van ‘marginalen’ en ‘vijanden’
i/ strafkampen.
• Tweede: arbeidskracht gebruikt à nationale economie te ontwikkelen.
• Derde: arbeidskracht à i/d nog onbenutte regio’s van het enorme nationaal gebied. Er
bestonden drie categorieën van dwangarbeiders.
123
o ”Koelaks”. vooral boeren tegen de collectivisering = een scheldwoord iemand die winst
haalt uit loonarbeid v/ iemand (bv: eigenaar werkplaats, landbouwmachines, iemand
die arbeiders in dienst nam).
o Vijanden v/h volk: politieke tegenstanders v/h regime.
o Vanaf 1935 ook volkeren beschouwd als “vijanden van het regime”.
§ Deelden bepaalde identiteit, leden van een bepaalde “gemeenschap”, bv
Duitse minderheden.
§ Bedreiging voor het regime i/30’ à kapitalisme zogezegd steunden & loyaal
aan andere Staat
Totalitarisme: H. Arendt: een regime op zoek naar een totale heerschappij over alle aspecten van het
leven, terwijl een dictatuur op zoek is naar een totale controle van het politieke leven
USSR onder Stalin: controle van de maatschappij door een staat van constante terreur: constante
bedreiging van arbitraire “zuivering”
• Was vooral agrarisch gebied, productie i/gebied was broodnodig voor onderhoud
v/h regime, maar tijdens het eerste vijfjarenplan (1929-1934) à slechte oogst, enorme
agrarische belasting geheven.
o 42% productie gebruikt voor export binnen en buiten USSR = begin hongersnood.
o Sommige mensen à deel oogst verbergen.
124
o Antwoord v/d partij à geplande ‘verzwaring’ hongersnood als collectieve straf, gericht
o/ hele gebied, alle gemeenschappen,
• Via extra agrarische belasting, minimale voedselsteun voor de steden en niets voor het
plattenland.
à bijna volledige verdwijning lokale fauna, mensen aten wat ze konden vinden,
verspreiding epidemieën, deportatie duizenden ”koelaks” naar goelag.
Economische last van de Koude Oorlog wordt te zwaar voor de USSR: wordt steeds minder mogelijk
om met de VS te concurreren
125
7.5. Het einde v/d Sovjet-Unie
1970-1980: vertraging van de Sovjet economie: meer machines, eindproducten, grondstoffen
importeren, export vooral energie (olie en gas)
1985: nieuwe leider van de Sovjet-Unie: Mikhail Gorbatchev, een communistische reformist met
urgentie om systeem te veranderen
Chaotische transitie: instorting economie en verdwijning voordelen voor Sovjet burgers (bv. minimale
sociale bescherming)
126
7.7. Conclusie
Industrieel kapitalisme en liberalisme creëren de voorwaarden voor de opkomst van socialistische en
communistische bewegingen:
• Socialisme en communisme zijn concurrerende visies van de menselijke natuur en het best
aangepaste economische en politieke systeem
• Beide ideologieën leiden naar nieuwe vormen van vergadering en politieke actie
• Karl Marx geeft duidelijke denkkaders en doelstellingen aan linkse bewegingen
• V.Y. Lenin heeft de kernideologie van het marxisme aangepast: de solidariteit tussen
proletariërs en landloze boeren en de partij als een elite van professionele revolutionairen
• In het machtsvacuüm van 1917 in Rusland slagen de Bolsjewieken erin om de macht te grijpen
en om alle vormen van oppositie op te schorten
• Op politiek en economisch vlak bestonden er continuïteiten tussen het
• Tsaristische rijk en de Sovjet-Unie
• Ontmanteling van de Sovjet-Unie in 1989 als het onmogelijk wordt om met de VS en haar
bondgenoten te concurreren
127
Les 11: Facisme
0. Introductie
Geschiedenis = nt cyclisch, maar populistische en xenofobe
(afkeer of angst buitenlanders, vreemdelijkingen)
leiders/bewegingen à steeds machtiger. Vaak hebben deze
bewegingen historische wortels in het interbellum
"Elk tijdperk heeft zijn eigen fascisme, en we zien de waarschuwingstekens overal waar de
concentratie van de macht de burgers de mogelijkheid en de middelen ontzegt om hun eigen vrije
wil te uiten en te handelen. Er zijn vele manieren om dit punt te bereiken, en niet alleen door de
terreur van politie- intimidatie, maar door het ontkennen en verdraaien van informatie, door het
ondermijnen van rechtsstelsels, door het verlammen van het onderwijssysteem, en door het op
talloze subtiele manieren verspreiden van heimwee naar een wereld waar orde heerste, en waar
de veiligheid van een bevoorrechte enkeling afhangt van de gedwongen arbeid en het gedwongen
zwijgen van de velen.” - Primo LEVI, 1974, overleefde vernietigingskamp, schuldgevoel dat hij het
had overleefd en anderen nt
1. Wat is Fascisme?
1.1. Fascisme: een definitie
”De” politieke uitvinding van de 20ste eeuw: geworteld in de sociale, culturele en economische context
van het interbellum
Fascisme: uit het Italiaanse woord fascio (bundel, schoof), en Latijns fasces: machtssymbool van
Romeinse magistraten
• Verbonden aan het verleden, beschouwen zich als het Romeinse Rijk, militaire kracht en
mannelijke kracht om een rijk uit te bouwen, zoals vroeger
128
“Geboorte” van fascisme op 23 maart 1919: vereniging van Italiaanse oorlogsveteranen, nationalisten,
futuristen rond de figuur van Benito Mussolini
• 1°: Geloof dat een “superieur” “volk”, “ras”, “natie” wordt onderdrukt door binnenlandse en
buitenlandse vijanden, hiërarchie binnen mensheid
o Lukt alleen via een radicaal, gewelddadig antwoord
129
• 2°: Alleen maar een uitzonderlijke leider kan deze superieure groep terug groot maken,
krachten van het ras à verenigen rond leider, zal hen leiden naar de toekomst (Fuhrer)
• 3°: Volksleden moeten de leider absoluut gehoorzaam volgen, bereid zijn opofferingen voor de
groep te maken, vrijheid opofferen voor finale overwinning van de groep
• Ofwel met ons ofwel tegen ons à verwijderen
• Louis ‘l’Etat, c’est moi’, zelfde bij Mussolini (‘le fascisme, c’est moi)
Burgerschap onder fascisme: De groep heerst over het individu. Afschaffing van individuele vrijheden
Fascisten zijn eerst en vooral anti-socialisten: verbod op staken en vakbonden, vervolging van linkse
militanten
Een selectief anti-kapitalisme: kritiek op bourgeois egoïsme en kosmopolitisme, maar steun aan
nationale industrieën
Een ambigue relatie tussen een “antimodern” discours en een ”moderniserend” beleid
(infrastructuurontwikkeling, technologische oorlogvoering)
• Hebben wapens nodig, dus modernisering, maar willen terug naar verleden
•
Is de “eindoplossing” een barbaarse negering van moderne vooruitgang of het hoogtepunt van het
donkere gezicht van moderniteit (“rationele” vernietiging van “biologisch” anderen)?
130
• Robert Paxton: fascisme is een “alternatieve moderniteit die gek geworden is”: op het kruispunt
van industrialisatie, sociaal darwinisme, nationalisme, geloof in biologische hiërarchie (centraal
20ste E, zonder zou er geen kolonies zijn)
o Ontmenselijking v/’anderen’
• Mobilisatie van de HELE maatschappij, bevolking, economie voor de bescherming van de natie
tegen haar vijanden
o Mannen frontlinie, vrouwen vervangen hun jobs i/d indus
• De volledige vernietiging van de vijanden à gelegitimeerd, einddoel oorlog
• Uitbreiding van de prerogatieven van de staat, een precedent voor fascistische dictaturen
• De nasleep van WOI leidde zowel tot pacifisme als tot militarisme: groepen van veteranen
geloven in de zuiverende macht van oorlogen
o Ondanks enorme vernietiging en veelzijdige trauma’s à mannen hebben nostalgische
en geïdealiseerde blik
131
2.2. De frontgeneratie
Augustus 1914: populair enthousiasme voor de oorlog: een zuivering van de natie
De frontgeneratie: de gemeenschappelijke ervaring van het front (het lijden, angsten, trauma’s) en de
terugkeer naar het burgerlijke leven scheppen een band tussen veteranen, en een kloof tussen hen en
de niet- combattanten
• Veel veteranen idealiseren hun oorlogservaring, enkel zij begrijpen het, maar snappen ook de
zuivering en het mooie v/d oorlog
• In het interbellum krijgen WOI-veteranen veel politieke invloed
o Uitbreiding mannelijk stemrecht, belangr versch poli partijen om belang v/veteranen in
acht te nemen (vergoeding, ondersteuning)
• Zowel Hitler als Mussolini zijn veteranen, hun oorlogservaringen bepalen hun beleidslijnen
• Vrede van Versailles (1919): territoriaal verlies voor Duitsland (Oostelijk gebied, kolonies, delen
naar Frankrijk) en enorme herstelbetalingen, geen territoriale uitbreiding voor Italië
o VK, FR, RU, de vijanden hebben deze beloftes nt uitgevoerd
• Hitler eist een afschaffing van de vrede van Versailles en een vereniging van alle Duitstaligen in
een “groot Duitsland”. Mussolini wil wraak tegen een “verminkte overwinning”
• Veel veteranen voelen gemarginaliseerd i/d naoorlogse maatschappij: ongehoord, machteloos,
“gecastreerd”. Geloven dat een tweede massaoorlog de maatschappij kan zuiveren
o Herkenden cultuur nt meer, zwaar geblesseerd, moeilijk opnieuw aanpassen en nieuw
doel vinden
Mogelijkheid van een verspreiding van communistische revoluties in het naoorlogse Europese
machtsvacuüm
Duitsland 1918-1919: einde van het rijk: samenwerking tussen de Freikorps en de tijdelijke regering
tegen communisten: moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht
132
• Keizer afgezet, mislukte poging tot samenwerking, om zich te beschermen tegen mglh commu
revolutie
Italië 1919-1920: ”rode jaren”: onderdrukking van arbeidersbewegingen door de Fasci, met de stille
goedkeuring van de regering
• Hele poli legitimiteit geven aan de oorlogsveteranen, Squadristi (zwarte hemden) à tegen
socialistische bewegingen (krant, vakbonden, betogingen)
• Geweld tegen de Roden à aanvaard door regering en politie
o Doel machthebbers à commu revolutie vermijden
29 oktober 1922: Mars op Rome: massademonstratie van kracht d fascisten: Mussolini wordt Premier
Begin van de fascistische dictatuur: geleidelijke opschorting van individuele vrijheden. Fascistische
milities worden een officiële politie (’23)
• Grote autonomie wordt aan een gekozen president gegeven à extreem belangrijk
bevoegdheid = mglh om staat v/beleg af te kondigen en burgl vrijheiden op te schorten i/geval
v/soc onrust
Vanaf 1929: zware gevolgen van de grote depressie: massale werkloosheid middenklasse
1932: Nazipartij (NSDAP) krijgt 37% van stemmen in verkiezingen, 5.1 mio werkloze mensen
133
27 februari 1933: Rijksdagbrand: in brand gestoken, groot trauma binnen DU SL
• Hitler eist de President opschorting van burgerlijke vrijheden, noodtoestand: vervolging van
communisten
• DU w steeds meer een dictatuur
30 juni 1934: Nacht van de lange messen: “zuivering” van de Nazipartij met de vernietiging van de SA.
Fascisten en nazi’s hebben nooit een democratische meerderheid gehaald. Ze hebben hun
populariteit en hun gewelddadigheid gebruikt om de macht te grijpen
Zodra fascisten aan de macht waren hebben ze democratische principes en liberale vrijheden
opgeschort à vertegenwoordigers v/deze groepen vervolgd
• Deelname aan ONB (behandeling jongens 8-18j, in fascistisch Italië verpl alle kinderen tssn 6-
11j, 1926)
134
• en Hitlerjugend (kinderen en tieners omring d leiders v/25j oud Duitsland, 1926, moet vanaf
10j)
o 36’ verplicht alle jonge mensen op school i/DU. Pre-militaire opleiding en nadruk op
“mannelijke” activiteiten (boksten, worstelen, schieten, wandelen …)
• Systematisch toezicht op jongeren, controle van hun ideologische en emotionele compatibiliteit
met het regime (geaardheid, smaken, gedragingen)
o Kapsels, literatuur, muziek,
3.2. Oorlog
Fascistisch wereldbeeld: het leven = een strijd, de beste uitdrukking à moet hele maatschappij
mobiliseren
Mei 1936: Staalpact: overeenkomst tussen Italië en Duitsland voor een militaire alliantie. Opkomst van
de As- mogendheden
• Samen strijden voor leefruimte, ieder streeft voor zich maar we hebben elkaars back
• IT, DU, JAP >< Europese mogendheden
• Corporatisme: de gedwongen vereniging van alle actoren van een economische sector
(werknemers, werkgevers, ambtenaren) voor de bloei van de natie. In werkelijkheid: een
volledige controle van de economie door de partij
o Tegenpool vakbond, alle leden bep eco sector verenigen zich en samenwerken (bazen
en WN), bv corp voor openbaar vervoer, staalindustrie, …
o Oplossing v/d klassenstrijd, vereniging hele bevolking ten goede v/d natie
o Was nt vrijwillig, werd opgelegd o/d sectoren
• Oorlogvoering = het doel van economische productie: een territoriale uitbreiding steunen (de
verovering van een “levensruimte” voor de sterksten (verovering spazio vitale, lebensraum)
135
• Autarkie: economische zelfstandigheid: nuttig voor de oorlogvoering, ondersteund door de
verovering van de “levensruimte”
o Soort verticale integratie: veroveren gebieden met nodige grondstoffen à
transformeren in onze fabrieken à consumeren à betere economie voor
oorlogvoering à meer lebensraum veroveren à …
Openbare interventie in economische zaken sinds eco crisis 29’ à meer oorlog voeren en meer
zelfvoorzienend worden
Wetenschappelijke editie: maken van een tekstuele “cordon sanitaire” door historici om zijn gevaren
te omzeilen
o Rechtvaardiging van zijn racisme door biologie: “bloedvermenging” verzwakt “sterkere rassen”
o “Ariërs” zijn verantwoordelijk voor alle culturele en wetenschappelijke vooruitgang
o Alleen de “Ariërs” kunnen een gebied vruchtbaar maken, en moeten zwakkere volken als
“geschikte dieren” gebruiken, ten dienste v/d Ariërs
o Weigering van compromis en moderatie: “wie wil leven, moet strijden en wie niet wil vechten,
verdient het leven niet”
Hitler komt eerst in contact met Oosters antisemitisme tijdens zijn verblijf in Wenen (1907-1913)
In het interbellum: verspreiding van het geloof dat Joden de drijvende kracht achter zowel wild
kapitalisme als sovjet-communisme zijn
136
3.6. Fascistisch racisme
Oorspronkelijk was fascisme niet antisemitisch: samenwerking tussen Mussolini en
Joodse ondernemers, bv om fascistische doelen te bereiken
Foto: fascistisch tijdschrift à zwaard maakt onderscheid tssn oud, zuivere Italiaanse ras, en
minderwaardige rassen zoals Joden en anderen
Racistische wereldvisie:
Vanaf 1933, stroom van antisemitische wetten: vanaf moment Nazi’s aan de macht
137
o Beroepen zoals arts, advocaat, … nt meer knn beoefenen
• 9 November 1938: Kristallnacht: Joden worden van het economische leven uitgesloten
o Begin ’40 à ster dragen, ‘stempel’ o/paspoort zodat iedereen ziet dat het een Jood is
“Zuivering” van het Duitse “ras”: beperkte zich nt tot marginalisering Joden
In de context van WOII en de “radicalisering” van Europees racisme: opkomst van de “eindoplossing
van het Joodse vraagstuk” (1941):
138
• Geloof in het bestaan van biologische hiërarchieën binnen mensheid
• Nazisme trekt het nieuwe antisemitisme van de 20ste eeuw naar zich toe en radicaliseert het:
Joden worden als aartsvijanden van de “Ariërs” beschouwd
• De racistische ontmenselijking van fascistische stelsels zal zich in verdere stappen ontwikkelen:
discriminatie, vervolging, opsluiting, vernietiging
3.9. Conclusie
• Fascisme is een 20ste-eeuwse politieke beweging, gekenmerkt door het geloof in raciale
hiërarchieën, machtsconcentratie in de handen van een leider, in de opschorting van vrijheden
en het gebruik van geweld
• Fascismes zijn onscheidbaar van het interbellum, en de frustraties van oorlogveteranen met de
naoorlogse maatschappij
• Fascisme wordt door zijn structureel anti-socialisme gekenmerkt
• Fascistisch geloof in raciale superioriteit en in de dominantie van een heersende groep over de
andere leiden tot de massale en systematische vernietiging van gemeenschappen die als
“vijandig” worden gezien
• Hoewel het concept fascisme onscheidbaar is van zijn historische context, zijnhuidige xenofobe,
autoritaire en geweldaddige bewegingen in het 20ste- eeuwse fascisme geworteld
• Hun overwinning is niet onvermijdelijk
139
IX. Oude en nieuwe rijken: globalisering i/d hedendaagse periode (H12)
Verplichte tekst: Ayatollah Ruhollah Khomeini, Citaten over politieke en
levensbeschouwelijke vragen, 1979
0. Introductie
De wereld anno 1900: een patchwork van rijken, zowel oud als nieuw
Slechts in de loop van de naoorlogse periode zal de natiestaat de basiseenheid van de globale politiek
worden
Een politiek verdeling in volle verandering als gevolg van de dubbele revolutie
• Een vereniging van gemeenschappen onder een gemeenschappelijke autoriteit (vaak een
keizer, een dynastie)
Geen uniform bestuur: andere rechten, plichten en relatie met de centrale autoriteit voor de
verschillende gemeenschappen die binnen het rijk verenigd worden
• 600 jaar lang Ottomaanse heerschappij over een groot deel van het Middellandse zeegebied
2. Koloniale rijken
2.1. Koloniale zelfrepresentaties
De kenmerken van koloniale rijken:
• Rijken volgen een beleid van differentiatie: verschillende rechten en plichten voor verschillende
gemeenschappen
140
• Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw: Europese koloniale uitbreiding in Afrika en Azië
• 19de-eeuws koloniaal beleid van differentiatie was op “ras” gebaseerd. Gedeeld geloof in de
inherente superioriteit van Europeanen over de “Anderen”
Industriële revolutie: begin van de “grote divergentie” tussen het Westen en “de rest”
Verantwoording kolonisatie
• Vanaf de late 18de eeuw: creatie van meer dan 700 raciale schalen gebaseerd op de principes
van taxonomie
• Aangezien “ras” geen wetenschappelijk bestaan heeft: geen overeenkomst over criteria van
differentiatie
141
2.3. Samenvatting: koloniale rijken
“Nieuwe” koloniale rijken duiken op terwijl oude rijken verdwijnen
3. De vrijstaat Congo
3.1. Het maken van een privékolonie
1885-1908: de Vrijstaat Congo is de persoonlijke kolonie van Leopold II
3.1.1. “Exploratie”
Kaart van Afrika, 1850: binnenlanden zijn bijna helemaal onbekend
• Bekende auteurs die het beeld van Afrika als barbaars, gevaarlijk, en wachtend op “beschaving”
verspreiden
142
Ze stichten voorposten voor exploratie en handel, en tekenen “bedenkelijke” overeenkomsten met
lokale stamhoofden
Deze overeenkomsten worden de legale basis voor de stichting van de Vrijstaat Congo
3.1.2. “Vrijheid”
Tijdens de Conferentie van Berlijn (1884-1885): men belooft dat het Congobekken een vrijhandelszone
zal worden: een “win-win” oplossing voor andere koloniale machten:
3.1.3. “Vooruitgang”
Afrikanen worden als “hulpeloos” en “kwetsbaar” beschreven
Leopold II belooft dat hij slavernij in de Vrijstaat zal afschaffen: een rechtvaardiging voor een
beperking aan vrijhandel
De drie zuilen voor de erkenning van de privékolonie worden: “Exploratie”, “vrijheid” en “vooruitgang”
143
3.2. Geweld en winsten
Foto’s van missionaris Alice Seeley Harris
144
• Afgehakte handen: bewijzen van een “goed gebruik” van kogels en trofeeën
• Late 19de-eeuwse koloniale expansie wordt door exploitatie, racisme, geweld gekenmerkt.
Proberen om hiërarchieën van koloniale gruwelijkheid te maken is niet relevant
• De Vrijstaat en de strategieën van Leopold II à opvallende evenementen in de globale
dynamiek van kolonisatie. Het is beter om onze aandacht te focussen op sociale, economische,
culturele aspecten van kolonialisme eerder dan op “grote figuren”
4. Inheemse ervaringen
4.1. Tussenpersonen en metgezellen
Kolonialen rekenen op de hulp van lokale tussenwerkers
145
4.2. Agency
Gekoloniseerde gemeenschappen à altijd agency getoond: autonomie en de ontwikkeling van
verschillende verzetsstrategieën:
4.4. Conclusie
Tot de 20ste eeuw waren rijken de heersende bestuursvorm op mondiaal niveau
De historische dynamieken veroorzaakt door de dubbele revolutie leiden naar grote geopolitieke
veranderingen:
Zowel oude als nieuwe rijken verdwijnen in de loop van de 20ste eeuw, geleidelijk vervangen door
natiestaten
146
5. Iran: v/h late Perzische Rijk à Islamitische Republiek (C. 1850-1979)
5.1. Iran
Een maatschappij gekenmerkt door langdurige continuïteiten:
Onder de dwang van Europese competitie volgt Iran een “moderniseringsbeleid” in de 19de eeuw:
o 1919: Britse autoriteiten proberen om een protectoraat over Iran op te leggen. Onmiddellijk
protest in de Iraanse maatschappij
o 1923: legerofficier Reza Khan wordt premier, voordat hij tot Shah wordt gekroond in 1925:
147
§ Begin van de dynastie van de Pahlavis
Stijgende olieproductie gaat met een steeds grotere Amerikaanse inmenging gepaard
• Vergroting van sociale ongelijkheid, tussen een geprivilegieerde, verwesterde elite en arme
boeren en precaire arbeiders
• Frustraties met Pahlavis autoritarisme en socio-culturele ongelijkheden ondersteunen de
stijgende populariteit van een conservatieve lezing van Islam
Tot einde jaren ’70: maatschappijen v/h Midden- Oosten vrij seculair
Dankzij zijn charisma en religieuze aura à steeds meer invloedrijk, ook in ballingschap
Verdedigt een nieuwe politieke rol voor de ulemas: als vertegenwoordigers van God moeten ze ook
een Islamitisch land besturen
148
5.8. De Islamitische Republiek
Vanaf januari 1978: manifestaties voor de terugkeer van Khomeini & voor nieuwe grondwet
149
X. Samenleving i/d hedendaagse periode
Verplichte teksten: “Meededeling van nieuwe schikkingen nopens de uyttevoerene waekzaemheyd
over de vreemdelingen in Belgiën komende” (1836) , Simone de Beauvoir, Introductie aan de Tweede
Sekse, 1965
0. Migratie – Introductie
0.1. Migratie een ‘modern’ fenomeen?
Transformatie Europa van landelijke naar stedelijke en geïndustrialiseerde maatschappij
• Tussen 1750-1914: aantal mensen dat in steden van > 5.000 inwoners woonde, verzesvoudigde
• Aantal stedelingen: van 12 naar 42 procent
• Vroeger dachten historici dit
Gevarieerde migratiepatronen
• Geen eenvoudige transfer van platteland naar stad, niet altijd in één lijn, soms tussenstops
• Tijdelijke migratie
• Macroniveau
• Mesoniveau
• Microniveau
150
0.4. Waarom migreren mensen
Macroniveau
Mesoniveau
Microniveau
1. Migratiebewegingen 19de E
Migratie verliep niet enkel van het platteland naar de stad
151
• Verband sociale status: lange afstand hadden meer middelen, hoger status, betere job
Toename vrouwen
‘Democratisering’ migratie
• Goedkoper en makkelijker
Niet enkel van platteland naar stad, maar groot deel van de groei van stedelijke centra 2e helft 19e
eeuw te wijten aan interne migratie
• Grote en industriële centra groeiden tijdens 2e helft 19e eeuw aanzienlijk: London, Liverpool,
Leeds, Birmingham, Manchester, Glasgow, …
Immigratie uit het buitenland: Ieren vormden grootste groep in 19e eeuw
• Groei na 1815, maar explosie in jaren 1840-1850 (aardappelhongersnood of The Great Famine)
Emigratie groter dan immigratie tijdens gros 19e eeuw (bv. tussen 1815-1914: emigratie 10 miljoen
Britten uit VK)
152
2. Migratiebeleid
2.1. Migratiebeleid VM steden
Regulering op lokaal niveau
• Arbeidsmarkt
• Politieke en sociale stabiliteit
• Behoud van (geld)middelen
Groeiende aandacht voor de geografische, culturele en/of etnische afkomst van migranten
153
• Bepalen wie voldoet aan kenmerken à natiestaten definiëren wie uitgesloten wordt v/d groep
• Wie recht op steun en hoe toegankelijkheid tot bep voorzieningen beperkt kunnen worden
Nieuwe groepen immigranten: Ieren, Duitsers, Oost- en Zuid- Europeanen, Polen, Russen, Italianen,
…
• Nt Anglo-Saxen: dus beschouwen als behorend tot een ander ras door WASP’s
Concentratie in steden
154
• Uitbraken van geweld
• Impact op manier van leven: Chinatowns
o Ze voelden de vijandigheid en gaan zich dus samen vestigen
Geweld stopt niet: Rock Springs Massacre: 28 Chinese mijnwerkers gedood door witte mannen
Ca. 1900:
• ‘minder kansen’
• Neergang economie
• ‘cultureel bedreigend’ volgens WASP’s
• Laissez-faire?
• Meer experimenteerfase
o Nationale staten probeerden vorm te geven aan migratiebeleid, deze staten hingen ook
af v/andere factoren, waren nog nt zo sterk à leidt tot vrije bewegingen dan de
intenties v/d centrale overheid
• Implementatie beleid
• Ad-hocmaatregelen
155
2.6. Migratie en het jonge België
België ontstaat als een liberale staat met een liberale grondwet
Bescherming van het territorium tegen bedreigingen => opstellen van migratiebeleid
Ontwerp Eerste Belgische Vreemdelingenwet: “Loi concernant les étrangers résidant en Belgique”
Wederdienst: als wij migranten goed behandelen, behandelen ze onze Belgen i/h
buitenland ook goed
156
• Buitenlandse criminelen
• Politiek activisten (bv. Karl Marx in 1848) (bang van sossen)
• Vluchtelingen (bv. Communards 1871): bijna als criminelen beschouwd, angst anarchisten,
communisten, socialisten
Overheidsuitgaven limiteren
Gastvrij land?
• Uitzettingen: nee, andere zaken er was maar een beperkt budget, liberale waarden werden wel
beschermd
1861-1914:
• Buitenlanders welkom indien niet schadelijk voor nationale, economische of politieke belangen
• Nog ‘liberaler’ omwille van afschaffing verplichting paspoorten
o Moesten zich nog steeds knn identificeren bij grens oversteken
• Einde aan die vrijheid in 1914
2.7. Samenvatting
Migratiebewegingen in de 19e eeuw veranderen door de structurele transformatie van de economie,
de industrialisering en de uitbreiding van transport- en communicatiemiddelen
157
0. Vrouwenbewegingen: een intro
8 juni 1913: dood van vrouwenactiviste Emily Davison onder het paard van Koning George V
Davison was een lid van de Suffragettes, de Britse vrouwenstemrechtbeweging van de late 19de- vroeg
20ste eeuw
De spectaculaire actie van Davison toont hoe vrouwenactivisten gefrustreerd waren met het gebrek
aan succes van meer conventionele acties
De vrouwenbeweging: een lange, complexe strijd tegen de beperking van vrouwen in de huiselijke
sfeer
• Stemrecht, baas eigen lichaam (abortus, anticonceptie), zelfde rechten i/huwelijk, jobs,
• Vandaag: nog steeds ongelijkheid (glazen plafond bv, loonkloof)
Wettelijke bescherming van het patriarchaat in de vroege 19de eeuw: vrouwen worden als “permanent
minderjarig” beschouwd
• Getrouwde vragen: toestemming vragen man voor alles (job, bankrekening), mannen recht op
kinderen toezicht
Verandering in de rol van vrouwen met de Industriële Revolutie: verliezen economische macht,
opsluiting van bourgeois vrouwen in de privésfeer, economisch afhankelijk
Toch à opkomst van nieuwe vormen van vrouwelijk activisme in deze bourgeois netwerken
158
1.3. Vrouwen en christelijk activisme
Heropleving van vrouwelijk activisme tijdens de Amerikaanse religieuze opflakkering
Actief tegen prostitutie (American Female Moral Reform Society, 1834), en tegen
slavernij (abolitionisten)
Geworteld in het geloof in een vrouwelijke biologische andersheid: als moeders worden vrouwen als
meer moreel en zorgzaam beschouwd
Scheiding tussen feministische eisen (toegang tot het werkveld, sociale gelijkheid, controle over hun
lichamen, politieke rechten) en andere sociale bewegingen
• Bourgeoisie vrouwen: zien nt dat zij voor versch doelen strijden dan andere vrouwen die nt
i/elite zitten
Strijd tegen de “aparte sferen”: “we woonden allemaal in poppenhuizen en ik wilde graag de echte
wereld in”
• Ze blijven een beperkte minderheid, omring door regels te volgen, achteraan plaatsnemen,
vergezeld w’n door een man, sluier dragen …
Vrouwen kunnen vooral een opleiding in onderwijs en geneeskunde volgen: wordt gezien als gepast
voor hun “moederlijke” natuur
159
• Paste bij Victoriaanse waarden: makkelijker voor vrouwen om voor andere vr te zorgen
1.6. Huwelijkshervorming
Strijd tegen het wettelijke toezicht van de man over zijn vrouw en zijn controle over haar carrière en
eigendommen
Strijd voor gelijke eigendomsrechten tussen de partners is controversiëler: bedreiging dat vrouwelijke
eigenaars actieve burgers kunnen worden
• Uitdaging v/concept aparte sferen: vrouwelijke controle over huiselijke sfeer gezien als
compensatie voor afwezige vrouwelijke politieke rechten
• 19de eeuwse poli stelsels gekenmerkd door beperkt kiesrecht, eigendom speelde hier rol bij:
eigendomsrechten tegenhouden, want anders risico op stemrecht
Strijd voor de controle van vrouwen over hun eigen lichamen: de strijd voor “vrijwillig moederschap”
(de mogelijkheid voor vrouwen om te beslissen om kinderen te hebben) wordt de enige manier voor
vrouwen om hun seksuele leven te controleren
• Mannelijke seksualiteit: actief >< vrouwelijk: passief à seks = voor vrouwen om kinderen, nt
voor plezier à argument ‘beslissen wanneer kinderen’ om controle over eigen lichaam te
krijgen
• Geen steun anticonceptie: enkel ‘kiezen wanneer en hoeveel kinderen’ kon tellen als argument
1.7. Vrouwenstemrecht
In de jaren 1850: gezien als een te radicale uitdaging van de maatschappelijke orde
• Ging sterk in tegen concept aparte sferen à anders hele beweging i/discrediet brengen
• Eerder strijden voor verbetering economische, sociale, wettelijke toestand vrouwen ipv
toegang directe politieke rechten
Begin c. 1865 in de UK, met de uitbreiding van mannelijk stemrecht, een lange strijd (tot 1928)
Radicalisering: 1905, stichting van de Women’s Social and Political Union, met spectaculaire acties:
aanvallen op openbare eigendom, hongerstakingen,…
160
• Ten eerste professionalisering v/militanten tactieken (uniformen, spandoeken, muziekkorps om
herkenbaar te worden en meer kracht te zetten)
• Radicalisering v/acties: aanvallen plegen o/eigendommen, vensters breken openbare
gebouwen, stembussen i/brand steken, suffragettes worden opgepakt
• Gevangenis: vrouwen i/hongerstaking
Een gemediatiseerde strijd, een uitdaging van de zogenaamde “passiviteit” van vrouwen
• Binnen christelijke verenigingen tegen slavernij en voor de “redding” van “gevallen vrouwen”
• Voor de toegang van vrouwen tot het onderwijs en het werkveld
• Voor vrouwelijke rechten op hun intimiteit
• Voor het stemrecht
Eerste golf feminisme blijft de zaak van gegoede vrouwen die weinig aandacht hebben voor de eisen
en noden van minder geprivilegieerde vrouwen
Naoorlogse periode: wijdverbreide wil voor een terugtrekking tot “normaliteit”: periode van materieel
comfort, conformisme en conservatisme:
161
Koude Oorlog: de “traditionele familie”, een bescherming tegen de “rode bedreiging”
• Vader als kostwinner, moeder als huisvrouw met liefst één a twee kinderen à kernidee
beschermen
Door media en reclame: opkomst van het ideaal van de “huisvrouw”: een “moderne huisengel”
omringd door stofzuigers, wasmachines, koelkasten, enz
“Wat is een vrouw?”: moment dat zij aan haar boek begint te schrijven zijn theorieën over verschil
geslachten nt meer relevant of valide
• Mensheid wordt voornamelijk als mannelijk beschouwd: ze zijn vrouwen omdat ze geen
mannen zijn, ze zijn de anderen
De Beauvoir maakt een vergelijking tussen vrouwen en andere onderdrukte groepen. Welke? Wat zijn
de verschillen tussen vrouwen en deze ”marginalen”?
“Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt”
Zowel schandaal als bestseller, een van de eerste stappen in de tweede golf
162
2.2.2. Betty Friedan (1921-2006)
1963: publicatie van de “Feminine Mystique”: een groot deel van huisvrouwen is ongelukkig
• De “Feminine mystique” (het ideaal van de naoorlogse huisvrouw) verdrukt de emoties van
vrouwen
• Vrouwen hebben hun eigen ambities afgezworen
• Vrouwen zien hun frustraties als persoonlijk falen, niet als het gevolg van een structurele
ongelijkheid tussen geslachten, moeten eindeloos geduldig zijn
o Geen plek waar huisvrouwen met frustraties naartoe zijn à ze denken nt goed
aangepast aan familie, nt goed genoeg als huisvrouw >< terwijl het ligt aan ongelijkheid
Start van baby-boomers aan de universiteit: bewegingen van Nieuw Links: libertaire, pacifistische
beweging
• Oudste, meest elementaire vorm v/onderdrukking: alle vormen onderdrukken zijn gevolgen
v/patriarchale maatschappijstructuur
• ‘Mannen heersen over vrouwen, en klein deel mannen heersen over de wereld’
• Steken vrouwelijke accessoires in de fik: manier om vrouwen te onderdrukken
163
Betty Friedan en Simone de Beauvoir maken provocerende stellingen over de vrouwelijke toestand:
• Het geslacht is een sociale constructie, en vrouwen worden als de “absoluut andere”
beschouwd
• Veel naoorlogse, gegoede huisvrouwen voelen zich ontevreden, ongelukkig en
• onderdrukt binnen de maatschappelijke rol die voor hen wordt voorzien
2.5. Conclusie
De toegang van vrouwen tot nieuwe rechten gebeurt in verschillende “golven”: een zekere
achteruitgang en/of desinteresse volgt op periodes van intensiever vrouwenactivisme
Het sociale en/of biologische verschil tussen geslachten blijft een langdurig onderwerp van debatten.
De zogenaamde “vrouwelijke” deugd- en zorgzaamheid kan ook gebruikt worden om een meer actieve
rol voor vrouwen te verdedigen
164