Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 138

AARDRIJKSKUNDE

Volledige samenvatting

NOVEMBER 27, 2017


LOTUS LI
Examencommissie 3 ASO humane Wetenschappen
LEGENDE

A. DOMEIN
1. Titel
ð Wat moet je kunnen
› Wat moet je kennen
› Wat moet je kennen
Ondertitel
o
o
-
-

[Extra informatie]

$ Definitie

8 Link (filmpje, verduidelijking)

C Voorbeeld examenvraag (gebaseerd op vragen die anderen al hebben gehad)


Antwoord

Zie achteraan cursus voor algemene tips en mijn examenvragen, en pagina 91 voor
documentaires

2
A. De maatschappelijke rol van aardrijkskunde

ð De ruimtelijke beroepenvelden
› Voorbeelden van ruimtelijke beroepenvelden geven

o Verkeer- en transportsector
o Journalistiek
o Internationale handel
o Reiswereld
o Ontwikkelingswerk
o Archeologie

ð De ruimtelijke onderzoekdomeinen
› Voorbeelden van ruimtelijke onderzoekdomeinen geven

o Milieukunde: bestuderen van milieu


o Geologie: bestuderen hoe de aarde is ontstaan en hoe ze verandert
o Migratie: bestuderen van (weg)trekkende volkeren/diersoorten
o Vulkanologie: bestuderen van vulkanen
o Stratigrafie: bestuderen van opeenvolgende gesteentelagen
o Seismologie: bestuderen van aardbevingen

C Wat bestudeert een geoloog?


Hoe de aarde is ontstaan en hoe ze verandert
C Wat is een demograaf?
Een bevolkingsdeskundige (demo=volk)
C Wat is een geomorfoloog?
Is iemand die de vormen van het landschap en de processen die bij het ontstaan
daarvan een rol spelen of hebben gespeeld, bestudeert.

3
B. Plaatsbepaling en kaarten

1. De plaatsbepaling op aarde

ð De absolute ligging van plaatsen op aarde


› Dit begrip definiëren
› Deze ligging aflezen op een kaart
› Deze ligging correct noteren tot vijf minuten nauwkeurig

$ Absolute ligging: de absolute ligging is de exacte ligging (geografische


breedte en lengte) van een plaats, weergegeven in coördinaten.

Vergelijk het assenstelsel met een atlaskaart:


o X-as: evenaar
- Evenwijdige lijnen met de X-as:
breedtecirkels/parallelcirkels
o Y-as: 0-meridiaan
- Evenwijdige lijnen met de Y-as:
lengtecirkels

NB: Noorderbreedte, boven de evenaar


ZB: Zuiderbreedte, onder de evenaar
OL: Oosterlengte, rechts van de 0-meridiaan
WL: Westerlengte: links van de 0-meridiaan

4
C Welke stad ligt op 38º53’23”NB, 77º00’27”WL?
Washington
C Wat is de absolute ligging van Brussel?
50°51'NB, 4°21'OL
8 Oefening:http://educatief.diekeure.be/mundoleerling/uploads/oefentoetsen/focust
hema%202%20-%206de%20leerjaar/11_plaats_situeren.html
[Zie uitgebreide uitleg over ‘tot op 5’ nauwkeurig berekenen’ in de samenvatting
van Fran de Loof, ik heb het hierin niet vermeld omdat tot zo ver ik weet het nog
nooit in een examen gevraagd is en het heel erg ingewikkeld is.]

ð De relatieve ligging van plaatsen op aarde


› Dit begrip definiëren
› Bepalen voor elke plaats op aarde aan de hand van kaarten

$ Relatieve ligging: de relatieve ligging is een beschrijving van de ligging ten


opzichte van de omgeving.

Aan de hand van het assenstelsel kan je als beschrijving


geven over E dat hij rechtsboven F ligt…

Aan de hand van de kaart hiernaast kan je dus hetzelfde


zeggen: De vismarkt licht rechtsboven de grote markt.

C Geef de plaats ten zuiden van Eindhoven dat tussen


de Antwerpse haven en het Duits Ruhr gebied ligt.

ð Het Global positioning system


› Dit begrip definiëren
› De standplaatsbepaling verklaren aan de hand van de werking van het
Global positioning system
› Verbanden leggen tussen het Global positioning system en het
geografisch informatiesysteem
› Toepassingen van het GPS-systeem benoemen

$ Het GPS-systeem: een wereldwijd satellietplaatsbepalingssysteem dat kan


bepalen waar op aarde je staat.

[Satellieten: in de sterrenkunde is een satelliet een object dat om een planeet draait.
Van nature heeft de aarde één satelliet: de maan. Alle andere satellieten zijn door de
mens gemaakt, satelliet betekent dus kunstmaan. Tegenwoordig zijn er meer dan
10.000 satellieten die elk een andere functie hebben. 32 zorgen voor het GPS-
systeem, andere zorgen voor internet-, televisiesignaal (Communicatiesatellieten)…]

5
Werking: Er zijn 32 satellieten met elk een eigen
signaal, die werken op zonne-energie, en
allemaal in 6 vaste banen rond de aarde
draaien (2x in 24u). Met de meegedeelde
tijd en de tijd van ontvangst kunnen
programma’s de exacte afstand berekenen
tussen hem en de satelliet. Voor deze
berekeningen heeft men informatie nodig van
minstens vier satellieten.

Zie titel ‘het geografisch informatiesysteem’ voor verbanden tussen het GPS-systeem
en het GIS.

8 Filmpje:http://articles.extension.org/pages/72988/what-is-the-difference-
between-gps-and-gis

Toepassingen GPS-systeem:

o POSITIONING: plaatsbepaling
o NAVIGATION: route bepalen tussen 2 locaties en navigeren
- Vliegtuigen: elk vliegtuig moet in een eigen baan blijven om botsingen te
voorkomen, dit kan door middel van het GPS-systeem die eigen positie en
die van alle andere vluchten kent.
- Auto’s: weten waar files zijn, waar flitspalen zijn, wat de snelste route is…
o TRACKING: opvolging van de verplaatsing zelf
o MAPPING: in kaart brengen
o TIMING: toekennen van exacte tijdstippen

[Geschiedenis GPS-systeem: het GPS-systeem is oorspronkelijk voor militaire


doeleinden voor het leger van de Verenigde Staten ontwikkeld. In de jaren 70’ werd
het dus gebruikt voor het afvuren van wapens, onderzeeërs… Vanaf de jaren ’80 werd
het meer openbaar en verder ontwikkeld tot wat het nu allemaal kan.
De eerste satelliet is in 1978 gelanceerd. In 1995 waren er 24 satellieten actief en
vanaf dan zijn er nog steeds satellieten de ruimte ingestuurd om uitgevallen
exemplaren (een satelliet heeft maar een beperkte ‘levensduur’) te vervangen en het
systeem uit te breiden tot nu 32.]

8 GPS nog eens samengevat: https://www.youtube.com/watch?v=FU_pY2sTwTA


C Wat geeft GPS-toestel niet aan: hoogte-, lengte- of breedtelijn, tijd of afstand?
Geen idee, op facebookpagina denkt ook iedereen iets anders.
C Hoeveel satellieten zijn er minstens nodig voor nauwkeurige plaatsbepaling?
4

6
2. De kaarten

ð Afstanden berekenen
› Afstanden berekenen aan de hand van een lijnschaal
› Afstanden berekenen aan de hand van een breukschaal

$ De schaal: duidt de verhouding aan tussen


de getekende en werkelijke maat.

$ De lijnschaal: schaal met behulp van een


lijnstuk waarmee je de werkelijke afstand
meteen kan aflezen.

à 0 2 4 6 8km

Elk stukje van de lijnschaal meet 2 cm en komt overeen met een werkelijke
afstand van 2 km.

$ De breukschaal: geeft aan hoeveel keer de


werkelijkheid verkleind wordt weergegeven.

o Afstand in vogelvlucht: afstand in


rechte lijn tussen twee punten
o Afstand over bepaalde weg: afstand gemeten in stukjes, die je optelt

Om de werkelijkheid te achterhalen, moet je de afstand op de kaart


vermenigvuldigen met de noemer van de breuk.

à Als de afstand tussen twee plaatsen 2 centimeter is, en onderaan staat de


breukschaal dat hierboven staat, dan doe je 2 centimeter maal de noemer, dus:
2 x 10.000 = 20.000cm = 0,2 km

7
ð De kaartlegenda
› De symbolen op de kaart herkennen en benoemen
› De indeling van de symbolen benoemen aan de hand van de
kaartelementen

Elke kaart heeft een legenda die informatie geeft over de schaal en symbolen die
gebruikt zijn voor speciale kenmerken. Dit verschilt per thema, soort kaart.

C Je krijgt verschillende kaarten en verschillende legendes, verbind deze bij


elkaar.

ð De kaartsoorten naar inhoud


› De kenmerken van de kaartsoorten naar inhoud benoemen
› De verschillende kaartsoorten herkennen, beschrijven en analyseren

Kaarten worden ingedeeld in thematische kaarten en kaarten naar inhoud. De


indeling om kaarten naar inhoud in te delen (natuurkundig, sociaaleconomisch,
bodemkundig…), wordt niet zo vaak meer gedaan, het wordt niet meer als zinvol
geacht. Er zijn verschillende soorten kaarten naar inhoud, de belangrijkste hiervan
zijn:

o Topografische kaarten: proberen het


landschap zo duidelijk mogelijk te
maken met rivieren, spoorwegen,
kanalen, huizen… Topografische
kaarten zijn op een niet erg grote schaal,
omdat ze heel gedetailleerd zijn. Je kan
er de wegen, huizen, weilanden… op
zien naargelang de grootte van de
schaal.

8
$ Topografische kaart: Topos=plaats, grafisch=beschrijvend à een kaart
die bedoeld is om een zo getrouw en volledig mogelijk beeld te geven
van een gebied.

o Overzichtskaarten: tegenover de
topografische kaarten heb je de
overzichtskaarten, die op veel grotere
schaal zijn en dus iets meer
vereenvoudigd. Ze tonen ongeveer
dezelfde dingen; zoals water, grenzen,
spoorwegen… Men beslist
bijvoorbeeld om een overzichtskaart
van West-Europa te maken, en dan
een topografische kaart van West-
Vlaanderen. Gewoon door de schaal.

Toch hoeft een overzichtskaart noch een topografische kaart op kleine of grote
schaal te zijn, het gaat er vooral om dat topografische kaarten zo veel mogelijk
detail willen geven en overzichtskaarten zoals je al in de naam hoort, meer een
overzicht willen geven.

9
o Staatkundige kaart: of administratieve
kaart, wil vooral aantonen waar de grenzen
zijn. Dit kan gaan over provincie- stads- of
landsgrenzen. Meestal is elke gemeente,
stad, land… in een ander kleur.

o Natuurkundige kaart: zoals je leest focust deze


kaart vooral op de natuur, dus: reliëf, rivieren,
zeeën… Hierop zijn de grenzen en menselijke
ingrepen meer op de achtergrond.

C Je krijgt verschillende namen van kaartsoorten en verschillende termen die je


moet verbinden
Bv. Natuurkundige kaart en reliëf, staatkundige kaart en landen

ð De kaartsoorten naar thema


› De kenmerken van de kaartsoorten naar thema benoemen
› De verschillende kaartsoorten herkennen, beschrijven en analyseren

Thematische kaarten tonen een minimum aan topografische informatie, in functie van
het beter begrijpen van de gegevens van het thema. Thematische kaarten focussen
zich dus op één bepaald onderwerp/thema, het kan over heel uiteenlopende
onderwerpen gaan; over de migratiestromen in Europa, de vegetatie in Afrika,
bodembezetting in Azië, Analfabetisme in de wereld…
De volgende acht voorbeelden gaan allemaal over bevolking, maar tonen aan hoe je
dit telkens op een andere manier kan visualiseren:
10
o Stippenkaart:
- Gegevens worden door middel van
stippen, die een constante waarde
hebben, weergegeven op de bepaalde
plaatsen.
- Geeft spreiding weer

o Figuratieve kaart:
- Gelijkaardig aan de stippenkaart, maar
de stippen variëren hier in grootte.
- Geeft aantallen weer

o Choropleet:
- Weergegeven per oppervlakte-eenheid
(hectare, km…)
- Geeft dichtheid weer

o Chorochromatische kaart:
- Geeft geen administratieve grenzen
weer, maar kwalitatieve grenzen
- Totaal verschillende kleuren
- Geeft kwaliteiten, eigenschappen weer.

o Isolijnenkaart:
- Gebruikt kleur en hoogtelijnen om een
bepaald verschijnsel (hoogte, diepte…)
weer te geven.
- Wordt vaak gebruikt rond het klimaat,
temperatuur…
- Geeft intensiteit, druk… weer

o Ruimtelijk model:
- Driedimensionale kaart
- Gebruikt om dingen duidelijker te maken,
valt meer op
- Om ernst van een zaak weer te geven

11
o Cartogram:

- Diagram en kaart samengevoegd


- Geeft statistische gegevens weer

o Bewegingskaart:

- Gebruikt pijlen, routes…


- Geeft beweging van mensen, goederen,
dieren… weer

Zo heb je ook nog plattegronden, schematische kaarten (zoals een kaart van de metro,
is topografisch niet erg juist), reliëfkaarten, routekaarten…

C Verbind kaarten met de juiste functie: geomorfologische kaart, bodemkaart,


geologische kaart, reliëfkaart
C Grootste olieproducent afleiden uit een figuratieve kaart.

ð De kaartanalyse
› De beste kaart selecteren in functie van gebruik
› Verschijnselen op een kaart identificeren
› Verschijnselen op een kaart analyseren en interpreteren

Nog een voorbeeld van elke kaart met uitleg waarom:

o Stippenkaart: Historische kaart verspreiding joden


à geeft verspreiding weer, alle stippen zijn
constant, geen exacte weergave.

12
o Figuratieve kaart: Asielvragen Europa 2014
à Geeft aantal weer, en toont dit aan de hand
van kleinere of grotere stippen.

o Choropleet: Varkens per hectare landbouwgrond


à Geeft dichtheid weer en is per hectare

o Chorochromatische kaart: Kolonies vroeger


à Geeft andere grenzen aan, elk in ander kleur, om de
eigenschap aan te duiden, in dit geval kolonies. Zo kan
dit soort kaart ook gebruikt worden om religiegroepen
of taalgroepen aan te duiden.

o Isolijnenkaart: deze vier


isolijnenkaarten tonen de gemiddelde
temperatuur, neerslagkans,
windsterkte…
à Gebruiken telkens vloeiende lijnen
die een bepaald verschijnsel rond druk,
intensiteit weergeven.

o Ruimtelijk model: criminaliteit


à Driedimensionaal, wil indruk maken, wil ernst
uitdrukken.

13
o Cartogram: wereldkaart Sociale Media
à Een diagram die op een kaart is weergegeven, wil
statistische gegevens geven.

o Bewegingskaart: historische kaart:


verspreiding van de mensheid
à Geeft beweging (van mensen) weer,
gebruikt pijlen en routes.
Wordt vaak gebruikt rond transport,
immigratie, toerisme, handel…

C Je krijgt een kaart met stippen van verschillende groottes, hoe heet deze?
Figuratieve kaart
8 Oefening: https://www.purposegames.com/game/kaarttypenafbeeldingsmethoden-game
8 Oefening:https://lookaside.fbsbx.com/file/Aardrijkskunde%20oefening%20kaarten.pdf?toke
n=AWxiWQpV1PKuc6liQhJTsDaKBWkbcVx4YDpxC8UyAn-lbCeeNxh3P1AUAbWNZOc-1_b-
Ub-CIqNKGLz9OhznKv_8NgClkbtN9EEjhiA5Vt4UwLUs3sMetau1UlS-pN5646zl7xNvU_Sk-
pN8rJnQUkTasqr-U_FVFrkBWCJxq99TpA

ð Het Geografisch informatiesysteem


› Dit begrip definiëren
› Voorbeelden en toepassingen geven van GIS-databanken
› De gegeven kaartlagen selecteren, ordenen elimineren en verwerken
tot een kaartvoorstelling in vectorformaat
› Toepassingen van een kaartvoorstelling in vectorformaat benoemen

$ Het GIS: Het geografisch informatiesysteem is een elektronisch


databeheerssysteem/informatiesysteem dat geografische informatie opslaat,
bewerkt en analyseert.
Het Geografisch Informatiesysteem is een programma dat de informatie van de
satellieten van het GPS-systeem opslaat, analyseert, verwerkt… maar ook eigen
informatie bevat. Je kan eigen informatie aan het programma toevoegen en het
programma kan die informatie aan de kaart koppelen.

Het programma wordt toegepast in de planologie, economie, leger… Drie


belangrijkste functies:
o Grote hoeveelheden topografische data digitaliseren
o Aanleggen van databanken
o Visualiseren van informatie, kaarten, grafieken…
14
Enkele voorbeelden van deze functies:
o Een telefoonmaatschappij kan aanduiden op de kaart in welke regio’s hoge en
lage rekeningen zijn.
o Het kan het stemgedrag van de bevolking onderzoeken per
gemeente/provincie/…
o Het kan de reactietijden van natuurrampen berekenen
o Het kan berekenen welke hulpdiensten het snelst ter plaatse kunnen zijn.

$ Vectorafbeelding: In deze
context is een vectorafbeelding
een verzameling lijnstukken die
allemaal dezelfde lengte, richting
en zin hebben.

Toegelicht: onder de derde functie van het GIS


(Visualiseren van informatie) geldt ook het
samenvoegen van informatie. Zoals je op de foto
hierboven ziet, is een vectorafbeelding opgebouwd
uit verschillende lagen. Oorspronkelijk zijn dit elk
verschillende kaarten, één met alle wegen, één met
alle gebouwen… Het GIS kan al de informatie
samenvoegen in vectorformaat, wat wil zeggen dat bij
het samenvoegen dit allemaal op een x-as en y-as ligt (zoals je ziet hiernaast) en alles
dus precies op elkaar past. De functies hiervan zijn hierboven al vernoemd.

Bv. Je maakt een kaart van alle grotten in België, de GIS-kaart is dan opgebouwd uit:

- Een satellietfoto (basis laag)


- Een laag met de grenzen van België (lijnen)
- Een laag met de grenzen van de provincies (lijnen)
- Een laag met de hoogtelijnen (lijnen)
- Een laag met de waterlopen van België (lijnen)
- Een laag met de naam van de waterlopen (tekst)
- Een laag met de exacte positie van alle grotten (punten).
Door middel van al deze lagen te combineren, kan je nagaan of er een verband is
tussen de ligging van de grotten en de hoogtelijnen of waterlopen.

15
C. De ruimtelijke ordening in stad en platteland
1. De wisselwerking tussen de stad en het platteland

ð Het site van een stad


› Het site van een stad definiëren
› Het site van een stad herkennen aan de hand van beeldmateriaal en
kaarten

$ Site: oorspronkelijke vestigingsplaats van een stad


$ Site: kenmerken van de ligging van de plaats

Deze twee definities zijn verschillend, maar gaan samen. Het site van een stad is de
plaats waar de nederzetting is ontstaan, en dit door de lokale landschapskenmerken,
zoals rivieren, vruchtbare gebieden…

[Bij de overgang van een samenleving met jager-verzamelaars met een rondtrekkend
bestaan naar een sedentaire landbouwsamenleving, vestigde men zich niet zomaar
op willekeurige plaatsen. Er zijn immers factoren die de vestigingsplaats beïnvloeden,
zoals de aanwezigheid van water, mogelijke beschutting tegen gure winden of de
aanwezigheid van vijandige naburige nederzettingen. Deze factoren noemt men de
site en de situatie van een nederzetting.]

ð De stadspatronen
› De stadspatronen herkennen en situeren op beeldmateriaal en kaarten
› De stadspatronen beschrijven
› De stadspatronen vergelijken en situeren in tijd en ruimte
› Voor- en nadelen van een stadspatroon benoemen

Een stadspatroon is de vorm van het stratenplan, het is het patroon waaruit een stad
is opgebouwd.

[Hier in Europa zijn in de middeleeuwen drie stadspatronen ontstaan, die worden


door de ommuring bepaald. Maar dit zijn slechts modellen, de theorie komt niet
precies met de werkelijkheid overeen. Later, toen men bewust steden ging bouwen,
zijn er alle soorten stadspatronen uitgevonden en ontworpen of oude die goed
werkten zijn opnieuw gebouwd, waarvan hier ook drie belangrijke zijn. Deze nieuwe
patronen zie je vooral terug in Amerika, aangezien dit kolonies zijn en de steden nog
maar een paar honderd jaar oud zijn. De oude patronen zie je ook nog terug, omdat
men het in Europa belangrijk vindt de oude steden te houden. Deze drie
middeleeuwse en drie moderne stadspatronen worden hieronder beschreven.]

16
o Radiaal stadspatroon: Radiale stadspatronen ontstonden rond
het begin van onze jaartelling wanneer dorpen zich wouden
verdedigen tegen invallende volkeren en hierdoor een muur
rond hun dorp bouwden. Zo ontstonden wegen vanaf het
centraal plein naar de poorten van de muur. Eenmaal de
bevolking begon te groeien werd een nieuwe muur gebouwd,
armen moesten buiten de muur gaan wonen en hoofdwegen
werden met elkaar verbonden door middel van verbindingswegen. (Vanaf er
meerdere ringen zijn, heet het een radiaal-concentrisch patroon).
De (half)cirkelvormige of ovale stad heeft een radiaal-concentrische plattegrond,
waarbij twee of meer wegen elkaar kruisen in het centrum. Deze kruiswegen zijn
meestal onderling verbonden door wegen binnen de stad die de vorm van de
stadsmuren volgen.

o Dambordpatroon of gridstructuur: ook wel het


schaakbordplan is een rechthoekige stad waarbij twee
loodrecht op elkaar staande wegen elkaar ontmoeten in het
centrum en de overige zijwegen hier parallel aan lopen.
Gridsteden bestaan uit een historische kern (strak
geometrisch met daarrond wijken), en wanneer de stad
groeit, worden volledig nieuwe wijken gebouwd. Nieuwe
steden of gridsteden zijn planmatig en op korte tijd gebouwd. Men spreekt ook wel
van het Hippodamische systeem, uitgevonden door een Grieks architect uit de 5e
eeuw voor Christus. Zelfs dáárvoor werd het al toegepast in Mesopotamië en de
Chinese oudheid. Later werd dit nog gebruikt als Romeinse legerkampen en ook
Manhattan in New York ziet er zo uit.
- Voordelen: Er zijn veel kruispunten
waardoor minder snelheid gemaakt kan worden en
het veiliger is, en dus ook voetgangersvriendelijk.
Ook is het goedkoper door efficiënt ruimtegebruik.
- Nadelen: er is geen stadscentrum, waardoor
de kernfuncties verspreid liggen langs de grote
wegen, dit maakt dat er geen politiek, toeristisch of
commercieel hart is.

17
o Spinnenwebpatroon: het spinnenwebpatroon heeft
hoofdwegen die naar de stadskern lopen; en waar vroeger
de stadswal was, is nu een ringweg of vest en grote straten
zijn verbonden met elkaar door zijwegen. Dit is een vrij
onregelmatig type, waar je geen bepaald systeem in herkent,
alhoewel het centrum niet moeilijk is om aan te wijzen. Dit
patroon heeft ook net als het eerste, het radiale patroon een
vrij gesloten stadsbeeld, in tegenstelling tot het tweede
patroon dat een open (Amerikaans) stadsbeeld kent.
- Voordelen: functies zijn gecentraliseerd (bepaalde
winkelzones, bepaalde woonzones
- Nadelen: ruimte wordt niet efficiënt gebruikt, de kleine straatjes zorgen ervoor
dat het verkeer moeizamer verloopt.

Behalve de drie
belangrijke Europees-
middeleeuwse
stadspatronen, heb je
ook de 3 moderne:

18
o Concentrisch zonemodel: het model van Burgess of het CCD-model, werd gecreëerd
door Ernest Burgess in 1925, dit model werd als eerste toegepast op Chicago. Het
model wordt opgedeeld in 5 concentrische ringen, waarbij elke ring een verschillend
landgebruik voorstelt:
- Het centrale zakendistrict
- Een transitiezone waar residentieel en
commercieel landgebruik in elkaar
overvloeien
- Een residentiële zone waar woningen
van de arbeidsklasse en zelfstandigen te
vinden zijn
- Een zone uit woonsten van betere
kwaliteit, van de gegoede middenklasse
- Een pendelaarszone

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=NPccrEHDkSo

- Voordelen: hoe armer de mensen zijn, hoe meer ze in het centrum zijn, wat
maakt dat het voor hen allemaal dichtbij is. En hoe verder de mensen van de
kern zijn, hoe rijker ze zijn, waardoor ze moeten pendelen, maar ze hiervoor
dus wel het geld hebben.
- Nadelen: Dit model houdt er geen rekening mee dat het landschap niet overal
hetzelfde is. Ook houdt dit model geen rekening met gentrificatie, wat de
opwaardering van een stadsdeel betekent, met als gevolg dat hogere klassen
de lagere verdrijven.

o Sectorale zonering: het model van Hoyt is ontworpen door de econoom Hoyt in 1932.
Het model is gebaseerd op gegevens over huurprijzen in een groot aantal
Amerikaanse steden. Op de foto zie je de indeling van dit sectormodel.
- Voordelen: het voordeel van dit model is dat de koop- en huurprijzen van
woningen constant zijn over elke ‘schijf’.
- Nadelen: een van de zwaktes van dit model is dat het ontworpen is op basis
van centrale treinsporen en niet op transport met de auto, zoals nu. Zo kan
men nu op goedkopere grond wonen en pendelen met de auto.

19
8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=Mej17tz98Oc

o Meerkernenmodel: het complexe meerkernenmodel, ontworpen door Harris en


Ullman in 1945, stelt een stadspatroon voor, waarbij een stad niet één kern, maar
meerdere kernen heeft, die ieder een aparte functie vervullen.

- Voordelen: voor de lagere klassen heeft het als voordeel dat ze dicht bij het
bedrijfsgebied en een kern wonen, waardoor ze makkelijk kunnen pendelen.
- Nadelen: een nadeel is de abrupte scheiding tussen de zones en de
verschillende kernen zijn niet gelijkwaardig aan elkaar.

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=aQSxPzafO_k
8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=RrEUwOyGuZI
8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=3PWWtqfwacQ
C Je krijgt een foto van het stadspatroon van Fez in Marokko, welke is het?

20
ð De stedelijke hiërarchie
› Dit begrip definiëren
› De stedelijke hiërarchie afleiden en
benoemen op een kaart
› De stedelijke hiërarchie ordenen in een
tabel
› Voorbeelden van de stedelijke hiërarchie
geven

$ Stedelijke hiërarchie: de stedelijke rangorde is


een organisatiestructuur die hiërarchie levert
door de combinatie van de uitrustingsgraad en
het verzorgingsgebied.

Dus de maat en graad waarin gemeenten en


steden de bevolking diensten en goederen
kunnen leveren, kan gerangschikt worden. De
plaatsen die een beperkt aantal elementaire
goederen en diensten leveren staan onderaan, en
de plaatsen die complexe, gevarieerde goederen
en diensten leveren staan bovenaan.

Handel Onderwijs Recreatie, vrije tijd Medisch

Dorp, Dagdagelijkse Huisarts,


gemeente Basisonderwijs, Voetbalveld,
voorzieningen, bv. apotheker,
lager onderwijs speeltuin
Supermarktje, bakker tandarts
Bv. Gaasbeek

Kleine stad Grootwarenhuis, bv.


Middelbaar Sporthal, kleine Ziekenhuis
Grote kledingwinkel bioscoop
Bv. Doornik onderwijs

Regionale Meerdere grote


stad warenhuizen, Cultureel centrum, Gespecialiseerd
Hoge School
kwantitatief hoog bioscopencomplex ziekenhuis
Bv. Oostende winkelniveau

Grote stad Gespecialiseerde Theater, opera, Academisch


Universiteit
winkels, hoofdzetels sportstadion ziekenhuis
Bv. Antwerpen

21
C Horen de volgende termen bij een kleine of grote stad? Opera, voetbalploeg 3e
nationale, universiteit.
Groot, regionaal, groot

ð De stedelijke functies
› Deze functies definiëren
› De stedelijke functies benoemen
› Voorbeelden van stedelijke functies geven volgens de stedelijke
hiërarchie (zie tabel op vorige pagina)

De stedelijke functies zijn de functies die in een stad aan bod komen en dus
noodzakelijk zijn om een stad te vormen.

$ Bestuursfunctie: een grote plicht van de stad is het besturen, dit gebeurt door
de drie gescheiden machten, zij moeten erop toezien dat de wetten en regels
nagevolgd worden.
Bv. Administratie, vredegerecht, belastingcontrole…

$ Dienstenfunctie: een stad heeft ook de plicht diensten aan de burgers, daarop
baseren mensen ook hun mening over de stad, de graad in de diensten.
Bv. Ziekenhuis, bankinstellingen, transportbedrijven, stations, brandweer…

$ Woonfunctie: een stad heeft de functie en plicht om iedereen toegang te


geven tot onderdak. Aangezien er tegenwoordig zo veel verschillende soorten
woningen bestaan, moeten steden er ook op toezien dat de bevolking in de
juiste woning woont. Zo moet je altijd een vergunning aanvragen als je wil
verhuizen.
Bv. Rijhuizen, appartementen, villa’s, eengezinswoningen…
22
$ Werkfunctie: een stad moet ervoor zorgen dat er werkaangelegenheden zijn
en dat er een balans is tussen werkenden, werkzoekenden, gepensioneerden,
studenten…

$ Onderwijsfunctie: een stad moet erop toezien dat iedereen kans heeft tot
onderwijs, maar ook verplichtingen heeft tot educatie, zo heb je leerplicht tot
je 18e. Dit is een belangrijke plicht voor een stad, wanneer er velen niet goed
geschoold zijn, heeft dit gevolgen op de economie, criminaliteit…

$ Recreatieve functie: een stad moet er ook voor zorgen dat mensen tevreden
zijn in hun stad, dat ze kunnen ontspannen. Wanneer mensen geen optie tot
ontspanning hebben na hun werk of in de vrije tijd, is er kans dat ze verhuizen.
Bv. Sportterrein, speeltuin, café, cinema, park

$ Culturele functie: net zoals de recreatieve functie moet de stad zorgen voor
een culturele functie, zodat mensen kunnen ontspannen, bijleren. Deze functie
gaat ook samen met de toeristische functie, want goede musea,
concertzalen… zorgen voor bezoekers aan de stad.
Bv. Musea, opera, kerken, concertzalen…

$ Toeristische functie: de toeristische functie is een belangrijk inkomen voor de


stad, daarom werkt dit hand in hand met de recreatieve en culturele functie,
wanneer die er niet is, zijn er ook geen toeristen.
Bv. Restaurants, hotels, tearooms, toeristische dienst…

$ Handelsfunctie: de handelsfunctie is het inkomen van de stad en burgers.


Bv. Slager, bakker, groothandel, supermarkt, winkelcentrum…

$ Industriële functie: dit is het belangrijkste inkomen van een stad, dit houdt de
economie draaien.
Bv. Fabrieken, brouwerij, haven…

ð De soorten verstedelijking: morfologisch, functioneel, sociaaleconomisch en


sociologisch
› Deze begrippen definiëren
› De soorten verstedelijking herkennen aan de hand van bronnen-,
beeldmateriaal en kaarten.
› Voorbeelden van soorten verstedelijking geven
› De zichtbare en meetbare kenmerken van de soorten verstedelijking
benoemen en verklaren
› De verstedelijking in Vlaanderen benoemen en verklaren aan de hand
van bronnen-, beeldmateriaal en kaarten

23
$ Morfologische verstelijking: verdichting van het wegennet en woonzones. De
zichtbare uitbreiding van een stad.
Bv. de bevolkingsdichtheid neemt toe, de bebouwde oppervlakte neemt toe,
de grond wordt meer en meer bezet door de mens met gebouwen,
infrastructuren…

$ Functionele verstelijking: het verzorgingsgebied van een stad wordt groter, de


stad krijgt een grotere invloedsfeer, een uitbreiding van stadsproductie en
distributie.
Bv. De hierboven genoemde functies van de stad verbeteren; er komen meer
bibliotheken, musea, haven wordt uitgebreid, er komt meer personeel voor de
administratie van de stad…

Aantallen in openbare bibliotheken in Vlaanderen

24
$ Sociaaleconomische verstelijking: Beroepsstructuur wijzigt: de
plattelandsbevolking wordt verdrongen en overgenomen door mensen
werkzaam in de stad, pendel neemt toe…
Bv. Prijsstijging van woningen, pendelen heeft files, vertragingen… als gevolg.

$ Sociologische verstedelijking: er ontstaat een gesloten maatschappelijke


structuur; de nauwe band tussen inwoners verdwijnt, wijken worden aangepast
aan migratie, plattelandsbevolking past zich aan de stadsbevolking aan…
Bv. Sterkere controle op migratie, meer interesse in cultuur, meer psychische
problemen door individualisering door de gesloten maatschappij…

25
ð Het ruimtegebruik in Vlaanderen
› Het ruimtegebruik in Vlaanderen verklaren
› De evolutie van het ruimtegebruik in Vlaanderen verklaren aan de hand
van bronnen-, beeldmateriaal en kaarten

December 2016
Vooral de woonfunctie neemt steeds meer oppervlakte in, wat ten koste is van de
landbouwgronden. De bebouwingsgraad in Vlaanderen ligt tamelijk hoog en een
stuk hoger dan in Wallonië, het meest bebouwde punt is dan toch Brussel, die voor
79% bebouwd is (!). Driekwart van de bebouwde grond wordt ingenomen door
woningen en transport. 5,9% van Vlaanderen bestaat uit bossen en 5,5% is verharde
oppervlakte (wegen, spoorwegen, waterwegen, luchthavens…).

Transport: tussen 1979 en 1990 werd het Belgische wegennet sterk uitgebreid; vooral
groei aan autosnelwegen. Maar vanaf 1990 stopte deze stijging omdat het wegennet
al te dicht was, er budgetbeperkingen werden opgelegd aan alle EU-lidstaten en ook
werd vastgesteld dat nieuwe wegen het mobiliteitsplan niet gingen oplossen. Toch
stegen autosnelwegen tot 2006 met 5%, maar dit ligt nu vrij stil.
Onbruikbare spoorwegen werden tussen 1970 en 1990 afgebroken, waardoor het
sporennet met 16% gedaald was, maar na 1990 begon de stijging weer.
In 2010 was een stijging van 14% van gemeentewegen doordat in dat jaar de
provinciewegen werden overgedragen aan het Vlaams gewest en deels naar de
gemeentes.

26
Woningen: Van de 308 Vlaamse gemeenten zijn er 37 waarvan het woongebied
meer dan 20% van de oppervlakte inneemt (2009). Bij slechts 17 gemeenten neemt
de oppervlakte voor woningen minder dan 5% van het grondgebied in.

Het ruimteverbruik in Vlaanderen is niet optimaal, het leidt tot versnipperingen, dit
is het proces van het opdelen van ruimtelijke gehelen in kleinere stukken in de loop
van de tijd. De gevolgen hiervan zijn:

o Ecologische achteruitgang door isolatie van gemeenschappen, waardoor migratie


van diersoorten onmogelijk wordt.

o Visuele degradatie van het landschap (minder natuur, meer asfalt, huizen…)

o Verspreide bebouwing heeft ook als gevolg dat er verspreidde verstoring is:
lawaaihinder, lucht-, water-, en bodemverontreiniging.

ð De algemene structuur van een stadsgewest


› De algemene structuur van een stadsgewest beschrijven
› Voorbeelden van de verschillende delen van een stadsgewest geven
› De algemene structuur van een stadgewest herkennen op bronnen-,
beeldmateriaal en kaarten

27
Eens stadsgewest bestaat uit verschillende delen die elk hun eigen kenmerken
hebben en die onderling sterk verbonden zijn.

o Stadskern: hart van de stad, grote concentratie


aan regio-gebonden handel en diensten.

o Dichtbebouwde stedelijke wijken: gebied


waarin hoofdzakelijk woningen zijn, maar ook
handel, scholen, ziekenhuizen… komen voor. In
Europese steden is dit meestal het deel dat
vroeger binnen de stadswal lag, de historische
binnenstad met de 19e-eeuwse uitbreiding.

o Kernstad: stadskern + dichtbebouwde stedelijke wijken = centrale deel van het


stadsgewest

o Stadsrand: de kernstad is omringd door de stadsrand. Deze zone bestaat


hoofdzakelijk uit minder dichte, nog aaneengesloten 20e-eeuwse bebouwing. Hier
zijn dus vooral woningen en groene ruimtes. In de stadsrand van grotere steden
kunnen hier ook handels- en dienstenkernen voorkomen, of ook industriegebieden
en verkeersinfrastructuur.

o Agglomeratie: morfologische agglomeratie of de stedelijke woonkern is de kernstad


samen met de stadsrand. Wanneer meer dan 50% inwoners van een gemeente in de
stedelijke woonkern woont, wordt de hele gemeente in de agglomeratie opgenomen.
(De term agglomeratie verwijst vooral naar de morfologische vorm van aan elkaar
gegroeide nederzettingen, terwijl de term ‘stadsgewest’ eerder verwijst naar de
verspreiding van de stedelijke levenswijze, die de agglomeratie ver kan overstijgen.)

28
o Banlieu: banlieu of ook wel stadsomgeving is de zone rond de agglomeratie. Ze ziet
er landelijk uit en is functioneel volledig op de stad gericht. In deze zone is er nog
geen uitgesproken morfologische verstedelijking, maar wel een functionele
verstedelijking.

o Stadsgewest: de agglomeratie + banlieu = stadsgewest, de hele ruimtelijke structuur,


waarbinnen overwegend de stedelijke functies gelokaliseerd zijn.

o Forensenwoonzone: deze zone rond het stadsgewest is de zone waar veel mensen
wonen en dus moeten pendelen omdat ze in het stadsgewest wonen. Een gemeente
wordt pas een forensenwoonzone genoemd wanneer minstens 15% van de inwoners
in het stadsgewest werkt.

o Stedelijk leefcomplex: = forensenzone + het stadsgewest

C Je krijgt een tekening van een stadsgewest en je moet de delen kunnen


benoemen
C Welke van deze liggen wel of niet in de forensenzone van Brussel? Ternat, Haacht,
Lennik, Zaventem, Steenokkerzeel

ð De problemen veroorzaakt door de verstedelijking


› Deze problemen benoemen
› Voorbeelden van problemen veroorzaakt door de verstedelijking geven
› De problemen veroorzaakt door de verstedelijking verklaren
› De gevolgen van problemen veroorzaakt door de verstedelijking
benoemen en beschrijven
› De oplossingen voor problemen veroorzaakt door de verstedelijking
benoemen en beschrijven
29
o Sociale ongelijkheid: wanneer een kernstad verouderd en weinig comfortabele
woningen heeft, trekken de rijkere mensen naar de stadsrand, dit is het begin
van een inkomensongelijkheid, met als gevolgen:
- Segregatie; is de afzondering van een bevolkingsgroep uit de
maatschappij
- De gemeenten met arme inwoners hebben minder belastinginkomsten,
terwijl sociale dienstverlening net méér geld nodig heeft. Dus men heeft
amper middelen om de leefbaarheid te vergroten.
- Huizen vervallen of verfraaien doordat armen de middelen niet hebben
de huizen te onderhouden, waardoor nog minder kans is dat rijkeren er
willen wonen, en zo wordt die buurt nog armer, enz. Het is een vicieuze
cirkel. En omgekeerd dus ook; rijken worden alleen maar rijker, en
maken wel nog gebruik van de diensten in het centrum.
Toch is soms gentrificatie, een uitzondering waarbij armen worden
verdreven door de rijken in de binnenstad.

o Hoge concentratie migranten: die segregatie gebeurt altijd met de armere


klassen, waar de migranten bij horen
- Zo ontstaat nog meer de gedachte dat problemen door migranten
veroorzaakt worden.
- Dit vergroot nog meer de onverdraagzaamheid

o Versnippering van de ruimte: open ruimte wordt versnipperd door wegen,


gebouwen, stadsgewesten die naar elkaar toe groeien…
- Zoals al eerder vernoemd is dit een gevaar voor dieren; hebben geen
plaats meer, soorten kunnen niet migreren.

o Toename verkeersstromen: rijkere mensen vestigen zich buiten het


stadsgewest, maar gaan wel werken binnenin de stad.
- Pendelen ontstaat, files en vertragingen komen meer en meer voor.

o Vervuiling: te grote concentratie in steden waar te weinig groen is.


- Luchtvervuiling: ontstaat door te veel auto’s en fabrieken, hierdoor is er
meer kans op long- en ademproblemen en daalt de levensduur
- Watervervuiling: door beton, vervuiling… ontstaat slechte
waterkwaliteit en zelfs waterschaarste, wat erge gevolgen heeft voor de
landbouw.
- Bodemvervuiling: door de bodemvervuiling krijgt landbouw veel
problemen, maar ook onze gezondheid schaadt het.

o Ziekte: door hoge concentratie aan mensen, verspreiden ziektes zich


makkelijker, zo heb je vlugger kans op griep en epidemieën.

30
Oplossingen: voor bovenstaande problemen zijn verscheidene oplossingen, maar
hier is budget voor nodig en veel (denk)werk.
Enkele voorbeelden: werk creëren, meer recreatie in slaapgemeentes, milieuzones,
aanmoedigen fiets en openbaar vervoer, gezinsplanning, interne solidariteit,
waterzuiveringsinstallaties, elektrische auto’s…

C Geef oplossingen voor verkeersoverlast in de stad


Samen rijden, openbaar vervoer, elektrische auto’s (minder luid,
milieuvriendelijk), mensen langs grote wegen laten gaan, niet binnenin stad…

31
ð De erfgoedwaarde van traditionele landschappen in België
› Landschappen herkennen en benoemen op basis van fysisch-
geografische elementen in beeldmateriaal en kaarten
› Landschappen herkennen en benoemen op basis van socio-
economische elementen in beeldmateriaal en kaarten
› Landschappen herkennen en benoemen op basis van visuele perceptie
beeldmateriaal en kaarten
› De rest van traditionele landschappen herkennen en benoemen aan de
hand van beeldmateriaal
› Kleine landschapselementen herkennen en benoemen aan de hand van
beeldmateriaal

32
Fysisch-geografische elementen:
o Duinen:
- Zandig
- Droog
- Weinig plantengroei
- Groene duinen: vruchtbaar, veel
planten
- Hoogte ± 20 meter

o Polders:
- Vlak, open gebied
- Laaggelegen
- Netwerk grachten (draineren grond)
- Vruchtbare grond

o Zandstreek:
- Zandig
- Laaggelegen
- Vlak gebied
- Veel rivieren, grachten
- Landbouwstreek

o Zandleemstreek:
- Vormt overgang tussen noordelijk
gelegen zandstreek en zuidelijke
leemstreek à noorden meer zandig,
zuiden meer leem
- Zand + leem in bodem
- Heuvelachtig landschap

o Leemstreek:
- Dikke leemlaag in bodem
- Zeer ruchtbare grond
- Henegouwen, Gaspengouw: kiezel,
kalkstof, klei, vochtig
o Kempen:
- Zandige, onvruchtbare bodem
- Oorspronkelijk bossen, nu heideland
- Vlak, zandheuvels
- Laag gelegen

33
o Condroz:
- Vooral akkers en weiden, kleine bosjes
- Vruchtbare landbouwstreek
- Leemgronden
- Uitgestrekt, golvend plateau
- Afwisseling harde zandsteen met
zachtere kalksteendepressies

o Weidestreek/grasstreek:
- Zoals de naam zegt: gras en weides
- Groen
- Boomgaarden

o Famenne:
- Natuurlijke depressie
- Groot netwerk waterlopen
- Kalm reliëf
- Afwisseling bos, weide

o Ardennen:
- Massief van leisteen
- Veel wilde dieren
- Dichtbebost laaggebergte
- Heuvellandschap

o Jurastreek:
- Latijn voor ‘bos’
- Bergplooien, grotten, waterstromen

o Hoge Ardennen:
- Hoge gedeelte Ardennen;
meer dan 600m hoge toppen

34
Socio-economische elementen:
Natuurlijk landschap: Lommel
- Uitsluitend natuurlijke landschapselementen
- Opgedeeld in boslandschap, berglandschap…
- Verspreid in België, steeds minder aanwezig
door bevolkingsgroei en verstedelijking

o Landelijk/ruraal landschap:
- Menselijke landschapskenmerken
Ardooie
- Weinig bebouwing
- Boerderijen, akkers, weiden …
- Verspreid in België, meer aanwezig in Wallonië
dan Vlaanderen
o Stedelijk landschap:
- Bijna alleen menselijke landschapskenmerken
- Veel bebouwing Gent
- Hoogbouw, woningen, bestrating, winkels,
kantoren…
- Verspreid in België, meer aanwezig in
Vlaanderen dan Wallonië
o Industrielandschap:
- Bijna alleen menselijke landschapskenmerken
- Veel bebouwing Luik
- Fabrieksgebouwen, bestrating…
- High tech rond Ieper, staal in Luik en
Henegouwen, Chemie in de Kempen…
o Havenlandschap:
- Vooral menselijke landschapskenmerken
- Grote watervlakten
Antwerpen
- Water, kades, containers, schepen …
- Van hieruit vertrekken verschillende soorten
verkeerswegen
- Haven in Antwerpen, Zeebrugge
o Toeristisch landschap:
- Kan zowel menselijke als natuurlijke als
landschapskenmerken bevatten Brugge
- In functie van toeristen: wandelpaden, musea,
hotels…
- Natuurlijk toerisme: bv. Ardennen,
kusttoerisme: kust, cultuurtoerisme: bv.
Brussel…

35
Visuele perceptie elementen:

o Open landschap:
- Weide, panoramische vergezichten
- Meer dan een kilometer ver en 180º wijd
kunnen kijken
- Hoge Venen, Droog Haspengouw…

o Gesloten landschap:
- Beperkingen van zicht in alle richtingen
- Kijkafstand minder dan 250 meter
- Verdeling ruimte door begroeiing,
gebouwen…
- Bossen, steden…

o Compartimentenlandschap:
- Afwisseling open en gesloten landschap
- Verdeling door begroeiing, gebouwen,
reliëf…
- Verscheidene plaatsen

o Coulisselandschap:
- Transparante begroeiing
- Ontstaan door aanplanten randen van
percelen
- Langs weilanden

Resten van traditionele landschappen:

Vanaf de Industriële revolutie werd


minder en minder belang gehecht aan
oorspronkelijke landschappen. Zo werden
landschappen almaar uniformer omdat
architectuur en landbouw meer en meer
gebonden waren aan externe
Vlaamse
voorbeelden en regels die niet pasten bij
landschappen zoals
het in 1985 was de omgeving. Daarbij verdween ook de
geschiedenis en cultuur van die
landschappen. Tegenwoordig worden traditionele landschappen zoals de Douve- en
ijzervallei beschermd, al zijn daar alleen nog maar resten van overgebleven.

36
2. De ruimtelijke planning

ð Het structuurplan Vlaanderen


› De noodzaak van een structuurplan omschrijven
› De regulerende rol van de overheid verklaren
› De vier principes waarop het structuurplan steunt benoemen en
beschrijven
› De synthesekaart van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen lezen en
verklaren
› Een structuurplan herkennen op kaart

$ RSV: Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is een onderbouwde visie over


hoe we in Vlaanderen met onze schaarse ruimte moeten omgaan om een zo
groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen.

Het RSV zorgt voor samenhang in de voorbereiding en uitvoering van de beslissingen


in verband met ruimtelijke ordening. Het plan stelt dat we de resterende open ruimte
in Vlaanderen maximaal moeten beschermen en de steden herwaarderen zodat zij
aangename plekken worden om te leven.
Voor ruimtelijke ordening is een beleid op lange termijn van groot belang. Het
ruimtelijk structuurplan Vlaanderen is sinds 1997 een belangrijk fundament in het
ruimtelijk beleid.

De rol van de overheid: het RSV


toestemming geven en subsidiëren
van strategische projecten.
Zo heeft de Vlaamse Regering in
2012 15 miljoen euro subsidies
gegeven voor 30 strategische
projecten van het RSV.

Vier principes:
o Gedeconcentreerde
bundeling: de bestaande ingenomen
ruimte moet beter gebruikt worden
om suburbanisatie en nieuwe stedelijk
centra te vermijden.
à De grootste concentratie moet zich
bevinden in de Vlaamse ruit (Gent-
Antwerpen-Brussel-Leuven).

37
o Economische ontwikkeling: zee- en
luchthavens zijn poorten naar de
wereldeconomie en hebben dus ruimte
nodig.
à Moeten efficiënt verbonden worden met
economische assen zoals het Albertkanaal.

o Infrastructuur: het bestaande netwerk


nog verhogen.
à Economische activiteiten moeten zo dicht
mogelijk bij verkeersinfrastructuur
gebundeld worden.
o Fysisch systeem: riviernetwerken en
grootschaliger ruimtes zijn belangrijk.
à Verbindingen tussen de nog open ruimtes
dienen te blijven bestaan om afname van
biodiversiteit te vermijden.

Synthesekaart
RSV

Op het structuurplan hierboven zie je wat ze eigenlijk willen bereiken met Vlaanderen,
wat de wensen zijn met de ruimte van Vlaanderen, hier streven ze dan naartoe. Vanuit
die kaart zoeken ze hoe dit uitgevoerd kan worden. Zo zie je bijvoorbeeld duidelijk
dat de aanduidingen van het stedelijk gebied heel duidelijk begrensd zijn en ze niet
willen dat die uitbreiden. Ook zie je de grote aaneengesloten buitengebieden, die
ze duidelijk zo willen houden.

C Je krijgt kenmerken en moet deze verbinden met structuurplan of uitvoeringsplan:


zeer dynamisch, beschermt open ruimtes maximaal…

38
ð De ruimtelijke uitvoeringsplannen
› Het verschil verklaren tussen een uitvoeringsplan en een structuurplan
› Ruimtelijke uitvoeringsplannen herkennen op kaart
› Het verschillend ruimtegebruik verklaren
› Voorbeelden van verschillend ruimtegebruik geven
› Voorstellen en voorbeelden van duurzaam ruimtegebruik in
woongebieden en in industriezones geven

Structuurplannen zijn gericht op het Ruimtelijk uitvoeringsplan


realiseren van iets, maar geven daar geen
concrete richtlijnen voor, ze geven enkel ... een RUP geeft uitvoering aan een
regels en wat ze wensen. Voor de ruimtelijk structuurplan. Het heeft een
uitwerking maakt men een verordenende waarde voor alle
uitvoeringsplan, waar de uitvoering dus overheidsbeslissingen en legt voor de in het
plan opgenomen percelen onder meer vast
concreet wordt uitgewerkt.
- Welke activiteiten er mogen plaatsvinden
Structuurplannen - Waar al dan niet mag worden gebouwd en
... leggen de grote lijnen vast. aan welke stedenbouwkundige
Deze plannen doen geen uitspraken voorschriften huizen en constructies in
over concrete percelen, en evenmin over een bepaalde zone moet voldoen
het afleveren van concrete vergunningen. - Hoe een bepaald gebied ingericht en
Hoeveel woningen moeten er over vijf beheerd moet worden
jaar zijn? Op wat voor locaties gaan we
die bouwen? Hoeveel ruimte creëren we
voor bedrijven? Welk soort plekken zijn
hier het best voor geschikt? Hoeveel
groen, hoeveel bos, hoeveel
landbouwgrond?
...worden gemaakt voor het grondgebied
van Vlaanderen, voor het grondgebied
van elke provincie en voor het
grondgebied van elke gemeente.

Uitvoeringsplan
Gent

39
Verschillend duurzaam ruimtegebruik:

Industriezones Woongebieden
- Meerlagig bouwen - Flatgebouwen
- Ondergronds bouwen - Hergebruik van oude of lege
- Aaneengesloten bouwen gebouwen, met respect voor het
- Gemeenschappelijke voorzieningen landschap
voor lossen en laden, parkings, - Intensief bouwen (bouwen in de
bedrijfsrestaurants, hoogte in plaats van in de
groenvoorziening, waterzuivering... breedte)
- Flexibele indeling van gebouwen - Gezamenlijke faciliteiten;
vergaderzalen, filmzalen

ð De gemeentelijke uitvoeringsplannen (RUP)


› Een gemeentelijk RUP herkennen
› Een algemeen plan van aanleg (APA) herkennen

$ Gemeentelijk RUP: een gemeentelijk


RUP legt de algemene bestemmingen
vast van de verschillende delen van het
grondgebied, zoals woningen,
nijverheid, landbouw…

RUP van gemeente


de Pinte

$ Algemeen Plan van Aanleg: een APA bepaalt de bestemming voor het hele
grondgebied van de gemeente. Het moet gegevens bevatten over de
bestaande toestand, wijzigingen in het wegennet weergeven, voorschriften
voor de vormgeving…

Een APA is dus eigenlijk het structuurplan van een gemeente, en een RUP, het
uitvoeringsplan.

C Je krijgt een schematische


kaart, je moet weten of het een
milieueffectenrapportplan, een
RSV, een uitvoerplan of een
gewestplan is.

40
D. De kosmische ruimte
1. Het heelal

ð De optische telescoop en de radiotelescoop


› Deze telescopen herkennen en benoemen
› De voor- en nadelen van deze
telescopen benoemen
› De ideale standplaats voor een
telescoop bepalen

$ Optische telescoop: is net als een


verrekijker, een optisch instrument
waarmee verre objecten vergroot kunnen
worden waargenomen.

Met spiegel en lenzen kan licht


worden gebundeld en versterkt.
Wanneer dit gebeurt met spiegels,
spreken we van reflectie. Wanneer
dit gebeurt met lenzen, spreken we
van refractie. Door te werken met
gebogen spiegels en lezen kan het
beeld bovendien worden vergroot.
Hier zijn dus drie soorten optische
telescopen:

o Reflectoren: telescopen met enkel spiegels


o Refractoren: telescopen met enkel lenzen
o Catadioptrische systemen: telescopen die lenzen spiegels combineren

Reflectoren Refractoren Catadioptrische


systemen
Voordelen - Geen chromatische - Bieden veel - Geavanceerde
aberratie/kleurschifting weerstand tegen volgtechnieken
- Kan groot gemaakt worden stellingsfouten
- Goedkoper dan refractoren - Zelden
- Reflecteren alle soorten schoonmaken
licht - Geen beïnvloeding
- Alleen reflecterende kant - Heldere beelden zijn
moet perfect zijn mogelijk bij goede
lenzen

41
Nadelen - Vatbaar voor stellingsfouten - Lensvorming - Zeer duur
- Vaak schoonmaken - Licht komt moeilijk - Heel complexe
- Waarneming kan verstoord door wanneer lens structuur
raken door bewolking dikker wordt - Gevormd
- Vervorming van de - Kleinste afwijking beeld is iets
waarneming bij gebruik 2e zorgt voor minder scherp
spiegel. vervorming van de dan reflector
waarneming

$ Radiotelescoop: is een
radioantenne en
ontvangstinstallatie speciaal voor
het waarnemen van korte golf
radiosignalen, afkomstig van
astronomische objecten

42
Optische telescoop Radiotelescoop

Voordelen - Lichtgevoeliger dan het blote oog - Ook overdag bruikbaar


- Geen last bewolking/randlicht
Nadelen - Enkel ’s nachts waarnemen - Temperatuurgevoelig
- Bewolking en lichtpollutie verstoort
waarneming
- Afzwakking van straling door
atmosfeer

Ideale standplaats telescopen:

o Hoe hoger, hoe ijler, dus hoe minder gasdeeltjes en lichtvervuiling


o Droge plaats met weinig planten, zorgt voor minder verdamping en dus
minder wolken
o Door grote warmtecapaciteit van water heeft de nabijheid van zeeën een
stabiliserende invloed op de temperatuur.
o Weinig wind en weinig luchtturbulentie.

De ideale plaats voor telescopen is dus op een hoge bergtop, ver van de bewoonde
wereld.

C Welke moment is optimaal


om een optische telescoop
te gebruiken?
‘s Nachts

43
ð Het ruimteonderzoek
› Voorbeelden van het ruimteonderzoek benoemen en toelichten

o Ruimtesonde: een ruimtesonde is een onbemand ruimtevaartuig dat gebruikt


wordt voor ruimteonderzoek. Zij reizen niet in een baan rond de aarde zoals
satellieten, maar reizen door de ruimte naar verafgelegen plaatsen, soms zelfs
buiten ons zonnestelsel. Aan de hand van hun functies draaien ruimtesondes
rondom een bepaald hemellichaam, landen ze op een planeet, dalen ze af naar
een gas reus, of blijven voor onbepaalde tijd in de ruimte reizen.
Enkele voorbeelden van de functies van ruimtesondes, of andere
ruimteonderzoeken die gedaan worden:

o Weersvoorspellingen
o Observatie milieu en klimaatsveranderingen
o Globaal overzicht aarde: wat is bewoond of onbewoond…
o Oorlogsvoering: navigatie, spionage…
o Dagelijks gebruik: telefonie, datacommunicatie…
o Toekomstige langdurig verblijf in de ruimte: kunnen we op een andere planeet
of in de ruimte wonen, wanneer het niet meer gaat op deze? Men doet alle
soorten onderzoek om de consequenties hiervan te weten te komen; zoals het
effect van afwezigheid van zwaartekracht op het menselijk lichaam, gedrag van
bacteriën in de ruimte…

8 Filmpje:https://www.ted.com/talks/jon_nguyen_tour_the_solar_system_fro
m_home

44
ð Het lichtjaar
› Dit begrip definiëren
› De afstand van een lichtjaar berekenen

$ Het lichtjaar: Wanneer men spreekt over afstanden die rijken buiten het
zonnestelsel. Eén lichtjaar is de afstand die licht in een jaar aflegt. Het gaat dus
over afstanden en niet over tijd, zoals velen denken.

Omdat de afstanden in de ruimte enorm zijn, kan men de lengte-eenheden die men
op aarde gebruikt niet voor die in de ruimte gebruiken. Een lichtjaar is de afstand in
meter die het zonlicht aflegt in één jaar in een perfect vacuüm. Omdat lichtsnelheid
in vacuüm per definitie exact gelijk is aan 299.792.458 meter per seconde, is een
lichtjaar exact gelijk aan 9.460.730.472.580.800 meter. Naar analogie met het
lichtjaar spreekt men van lichtminuten (afstand die het licht aflegt op één minuut) en
lichtseconden (afstand die het licht aflegt op één minuut).

$ Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=ewGsiUPeBD4

Berekenen:
- Afstand in 1 seconde: 300 000 km = 1 lichtseconde
- Afstand in 1 minuut: 18 000 000 km x60 = 1 lichtminuut
- Afstand in 1 uur: 1 080 000 000 km x60 = 1 licht uur
- Afstand in 1 dag: 25.6 miljoen km x24 = 1 licht dag
- Afstand in 1 jaar: 9.46 miljard km x365 = 1 lichtjaar

45
ð De structuur van het heelal
› De structuur van het heelal beschrijven
› De structuur van een sterrenstelsel beschrijven
› De positie van de aarde en de mens in het heelal beschrijven

$ Heelal: ook wel het universum, kosmos of hemelruim, zijn synoniemen voor
alle materie, energie en ruimte binnen het geheel van alles wat bestaat.

$ Sterrenstelsel: of galaxie is een grote verzameling sterren die door eigen


zwaartekracht bij elkaar gehouden wordt.

Opbouw van het universum:


o Supercluster: verzameling van sterrenclusters die rond hun centrum draaien
o Cluster: verzameling van sterrenstelsels die rond hun centrum draaien
o Sterrenstelsel: of galaxie is een verzameling van miljarden sterren die rond hun
centrum draaien en samengehouden worden door de zwaarte- en
aantrekkingskracht
Bv. De Melkweg, sterrenstelsel waar wij ons in bevinden.
o Planetenstelsel: verzameling van planeten die rond dezelfde ster draaien
dankzij de zwaarte- en aantrekkingskracht
Bv. Het zonnestelsel, planetenstelsel waarin wij ons bevinden, draait rond zon.
o Planeet: een hemellichaam dat om een ster beweegt
Bv. De aarde, planeet waar wij ons in bevinden.

46
De aarde:
o Bevindt zich dus in een van die
superclusters, die supercluster
noemen we de lokale supercluster
o Binnen deze lokale supercluster is
er en lokale groep/cluster
o En een van die sterrenstelsels in
die lokale groep is de Melkweg.
o Ons zonnestelsel is deel van de
Melkweg.
o Ons zonnestelsel bestaat uit een
groep van 8 planeten die rond de
zon draaien, de aarde is daar een
van.

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=1Eh5BpSnBBw
8 Site: http://users.skynet.be/sky03361/

ð Het ontstaan en evolutie van het heelal


› De oerknal beschrijven
› De evolutiemogelijkheden van het heelal benoemen verklaren en
beoordelen

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=wNDGgL73ihY

47
Oerknal: of ook wel de Big Bang, is een theorie over het ontstaan van het heelal.
Deze theorie is gemaakt door de Belg Georges Lemaître.

In 1929 ontdekte Hubble dat het heelal uitzet.


Wanneer we dit aannemen, moeten we ook
aannemen dat het ooit kleiner was dan nu. Zo
heeft men met ingewikkelde berekeningen de
situatie die nu bestaat proberen terug te draaien.
In zo’n heelal moeten druk en temperatuur stijgen
(druk, temperatuur en volume staan met elkaar in
verband, als de ene grote of kleiner wordt,
moeten de andere twee zich aanpassen om
evenwicht te bewaren.)
Bij een terugdraaiing van ongeveer 13,7 miljard geleden, komt men op een punt waar
het volledige heelal samengepakt zou zitten in één minuscuul klein punt. Druk en
temperatuur zouden dan zo gigantisch groot zijn, dat een ontploffing (de Big Bang
dus) onvermijdelijk zou zijn. Vanaf dat moment is het heelal beginnen uitdijen en
afkoelen tot de toestand waarin wij het nu zien.
Samen met, of kort na de Big Bang is een straling ontstaan (kosmische
achtergrondstraling) die nog altijd in het heelal bestaat, wat een extra bewijs is voor
de theorie, omdat deze straling 13,7 miljard jaar oud is, wat overeenkomt met de
theorie van de Big Bang. En ze is ook warm, wat een warmte overgebleven van de
Big Bang zou zijn.

8 Filmpje: https://www.ted.com/talks/david_christian_big_history
Evolutiemogelijkheden:
Over de toekomst van het heelal zijn de meningen verdeeld. Wat men wel zeker weet,
is dat het heelal niet kan stoppen met uitdijen. Enkele theorieën:

48
o The Big Rip: of ook wel een expanderend/open heelal, voorspelt een
versnellende uitdijing. Het heelal blijft uitdijen, maar dit zal sneller en sneller
gaan. Uiteindelijk zal de afstand tussen alle objecten, zelfs tussen atomen, te
groot worden en zal alles uit elkaar vallen.
De mysterieuze kracht die dit uitdijen veroorzaakt, noemt men ‘donkere
energie’.

o The Big Freeze of The Big Chill: het heelal zal eeuwig uitdeinen en de warmte-
energie zal zich steeds verder verspreiden waardoor het kouder gaat worden.
Men voorspelt hierbij ook dat sterren op den duur gaan uitvallen en alles dus
donker zal zijn.

o The Big Crunch: of de afremmende uitdijing voorspelt een gesloten heelal.


Men veronderstelt dat de kracht van het uitdijen verminderd met de tijd, dit
zou betekenen dat op een bepaald moment de aantrekkingskracht van de
hemellichamen groter zou zijn dan de uitzettingskracht veroorzaakt door de
oerknal. Concreet zou dit betekenen dat de uitzetting op een bepaald moment
zou stoppen en alle materie opnieuw naar mekaar toe zou gaan. Alles zou weer
naar elkaar toegroeien en hieruit zou opnieuw een oerknal ontstaan, en dus
een nieuw heelal.

49
o The Big Slurp: is een meer ingewikkelde theorie die het heeft over een vals
vacuüm. Indien ons heelal in een erg lang levend vals vacuüm bevindt, is het
mogelijk dat ons heelal in een lagere energievorm een tunneleffect zal
ondergaan. Indien dit gebeurt zal alles direct vernietigd worden zonder enige
waarschuwing.

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=4_aOIA-vyBo
C Verbindt ‘open heelal’ met de juiste uitleg.

50
2. De aarde in het zonnestelsel

ð Afstanden in het zonnestelsel


› De astronomische eenheid definiëren
› Afstanden berekenen in het zonnestelsel aan de hand van de
astronomische eenheid
› De lichtseconden en de lichtminuten definiëren
› Afstanden berekenen in het zonnestelsel aan de hand van de
lichtseconden en de lichtminuten

$ Astronomische eenheid: AE is een afstandsmaat die vrijwel gelijk is aan de


gemiddelde afstand tussen de aarde en de zon. 1 AE = 150 miljoen km

Voor afstanden binnen het zonnestelsel gebruiken we de astronomische eenheid of


soms lichtseconden en lichtminuten, maar voor daarbuiten, om bijvoorbeeld de
afstand tussen twee sterren te berekenen, gebruiken we het lichtjaar.

1 lichtjaar = 63.240 AE
1AE = 150 000 000 KM

$ Een lichtseconde: is de afstand die het licht in één seconde aflegt in een
vacuüm. 1 lichtseconde = 300 000 km
$ Een lichtminuut: is de afstand die het licht in één minuut aflegt in een vacuüm.
1 lichtminuut = 18 000 000 km (lichtseconde x60)

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=CWMh61yutjU

ð De zon en het zonnestelsel


› De structuur van het zonnestelsel beschrijven
› De structuur van de zon en het zonneoppervlak beschrijven
› De gevolgen van zonne-uitbarstingen voor de zon en de aarde
benoemen en beschrijven
› De hemellichamen die zich in het zonnestelsel bevinden herkennen en
beschrijven aan de hand van bronnen- en beeldmateriaal
› De positie van de aarde in het zonnestelsel bepalen

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=TKM0P3XlMNA

$ Het zonnestelsel: is het planetenstelstel dat bestaat uit de zon en de


hemellichamen die door de zwaartekracht aan de zon gebonden zijn.

51
Ons zonnestelsel bestaat uit:
o De zon
o Acht planeten (waarvan zes met manen)
o Dwergplaneten
o Planetoïden
o Kometen
o Meteorieten
o Interstellair stof

Ons zonnestelsel kan in drie gebieden worden


onderverdeel:

o Vaste binnenplaneten: Mercurius,


Venus, Aarde en Mars
(Hiertussen een planetoïden- of
asteroïdengordel, biedt onderkomen
voor sluimerende kometen)
o Gasrijke reuzenplaneten: Jupiter,
Saturnus, Uranus en Neptunus
o Ontelbare komeetachtige
hemellichamen: waaronder Pluto,
voorbij Neptunus

De vier binnenplaneten zijn allemaal vrij klein, opgebouwd uit een korst van
gesteenten, een mantel en een ijzerrijke kern, en hebben weinig tot geen manen.
Behalve deze overeenkomsten zijn ze heel verschillend.
De grote onderlinge overeenkomsten onder de gasreuzen: ze hebben allemaal een
kleine, vaste kern en bestaan grotendeels uit vloeibare waterstof en helium. Ze
hebben allemaal een dikke, vaak stormachtige atmosfeer, die grotendeels uit water
en helium bestaat. Elk hebben ook een ringenstelstel dat uit stof- en ijsdeeltjes
bestaat; overblijfselen van objecten die door de enorme getijdenwerking van deze
planeten verbrijzeld zijn. De binnen- en buitenplaneten zijn geheel verschillend.

Ezelsbruggetje: Maak Van Acht Meter Japanse Stof Uw Nieuwe (Pyjama)


52
Tussen de planeten zwerven veel kleinere objecten
rond die een overblijfsel zijn van de begintijd. Hierin
zijn drie soorten:

o Planetoïden: zijn rotsachtige hemellichamen van


enkele honderden meters tot enkele honderden
kilometers. De meeste bewegen om de zon in een
gordel tussen de banen van Mars en Jupiter, maar
sommigen kunnen de aarde naderen.
o Kometen: zijn brokken ijs en gruis, die gewoonlijk een
paar kilometer groot zijn. Veel komen vormen een
gordel voorbij de baan van Neptunus, maar de meeste
bevinden zich in een verre de Oortwolk; een verre,
grote bolschil die het hele zonnestelsel omhult.
o Meteoroïden: zijn overblijfselen van verbrijzelde
planetoïden of stof van kometen. Als deze de
aardatmosfeer binnenkomen, verbranden ze als
meteoren, en de weinigen die de aarde bereiken,
worden meteorieten genoemd.

De zon: van alle hemellichamen heeft de zon het


meeste invloed op de aarde. De beweging en de stand van de aarde ten opzichte
van de zon bepalen het ritme van dag en nacht en dat van de seizoenen. Het meeste
leven op aarde is afhankelijk van energie die op zonlicht is gebaseerd, en de
zonnewarmte die atmosfeer, oceanen en land verwarmt, is de motor achter het
mondiale klimaatsysteem. Enzovoort.

Kerncijfers van de zon:


- Gele dwergster type G2
- Diameter: 1 400 000 km (109x de aarde)
- Oppervlaktetemperatuur: 5800 K
- Temperatuur in de kern: 15 600 000 K
- Afstand van de aarde: 1 AE of 8 lichtminuten

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=b22HKFMIfWo
53
De zon bestaat uit verschillende delen:

o De kern: De kern heeft een enorme druk met een temperatuur van 16 miljoen graden.
In de kern van de zon wordt waterstof naar helium omgezet, dit heet kernfusie; enorm
veel energie komt vrij.
o Stralingszone: hier wordt de energie via straling getransporteerd naar de
convectiezone.
o Convectiezone: Convectie is een natuurkundig fenomeen waarbij gassen of
vloeistoffen onder invloed van druk, temperatuur of dichtheid gaan stromen. Bij de
zon betekent dit concreet de vorming van reusachtige, vloeibare glasbellen. Door
wrijving ontstaan magneetvelden, en deze magnetisme Driedelige
wordt nog eens versterkt door zonnerotatie. atmosfeer
o Fotosfeer: rond de kern en de convectiezone vinden
we de atmosfeer van de zon. De fotosfeer is het
zichtbare oppervlak van de zon, bijna al het licht dat we
waarnemen van de zon, komt hieruit. We zien op de
fotosfeer dan ook zonnevlekken, fakkelvelden en
granulatie. De zonnevlekken zijn niet echt donker, maar
zijn de mindere temperatuur maakt dit een duidelijker
contrast tussen de felle, warmere omgeving. De fakkelvelden zijn heldere vlekken op
het oppervlak, en granulatie is het korrelig uitzicht van de fotosfeer.
o Chromosfeer: ligt laag boven de fotosfeer en vanaf daar begint de sfeer weer te
stijgen, wat verassend is omdat hij verder van de kern ligt dan de fotosfeer. De
chromosfeer heeft een zeel ijle gas-zone en zendt weinig wit ligt uit. Ook kenmerkend
aan de chromosfeer zijn de protuberansen/filamenten die een soort lus-vormige wolk
zijn.
o Corona: ook hier blijft de temperatuur stijgen, en ook de corona bestaat uit ijle gassen
en zendt daarom dus minder licht uit. De chromosfeer en corona zijn daarom beiden
niet goed waar te nemen, tenzij het een totale zonsverduistering is en de fotosfeer
bedekt is. De corona ziet eruit als een dunne, lichtrode ring en vormt een soort
lichtkring, stralenkrans (zoals bij een heilige) rond de chromosfeer.

54
$ Zonnewind: de zonnewind is een eruptie vanuit corona van gassen en andere
(geladen) deeltjes die de zon continu uitblaast, waaronder vooral protonen en
elektronen. Deze wolk van deeltjes die de ruimte in worden geslingerd, noemt
met de zonnewind.
$ Een zonne-uitbarsting: Dit is een dergelijke lokale uitbarsting, maar met een
verhoogde zonneactiviteit.

Gevolgen van zonne-uitbarstingen voor de zon:


o Zonne-uitbarstingen verstoren de snelheid en dichtheid van de
zonnewind.

Gevolgen van zonne-uitbarstingen voor de aarde:


o Er ontstaat een gat in het aardmagnetisch veld van de aarde, wat
storingen kan veroorzaken in het elektriciteitsnetwerk en in
communicatienetwerken. Dit betekent problemen voor dagelijkse
gebruik van gsm en computer, maar ook luchtvaart, radiocommunicatie,
GPS-navigatie, stroomnetwerken…
o Astronauten lopen zeer grote risico wanneer ze op dat moment in de
ruimte zijn, en ook satellieten kunnen onherstelbaar beschadigd
worden
o De deeltjes die de aardse atmosfeer bereiken en binnendringen kunnen
poollicht veroorzaken.

55
o Mercurius:
- Dichtst bij de zon
- Temperatuurverschillen door nabijheid zon
- Trage rotatie
- Grote ijzerkern door zware gewicht
- Veel kraters en rotsen
- 18x kleiner aarde
8 Filmpje:https://www.youtube.com/watch?v=P3
GkZe3nRQ0&list=PL8dPuuaLjXtPAJr1ysd5yGIyi
SFuh0mIL&index=13

o Venus:
- 2e planeet van de zon
- Jong oppervlakte, actief vulkanisme
- Eentonig reliëf
- Warmste planeet
- Dikke atmosfeer en wolken van zwavelzuur
- Draait rechtsom, dus met de klok mee
8 Filmpje:https://www.youtube.com/watch?v=ZFU
gy3crCYY&index=14&list=PL8dPuuaLjXtPAJr1ys
d5yGIyiSFuh0mIL

o Aarde:
- 3e planeet van de zon
- Eigen maan, gematigde temperatuur,
platentektoniek…

56
o Mars:
- 4e planeet van de zon
- Grote delen zijn oud en heeft veel kraters, rood
door roest in de grond
- Stevige wind en stofwolken
8 Filmpje:https://www.youtube.com/watch?v=I-
88YWx71gE&index=15&list=PL8dPuuaLjXtPAJr1y
sd5yGIyiSFuh0mIL
o Jupiter:
- 5e planeet van de zon
- Grootste planeet zonder vaste oppervlakte
- Gekleurde wolkenbanden
- 90% waterstof, gassen stromen over de planeet
- 60 manen
8 Filmpje:https://www.youtube.com/watch?v=Xwn8f
QSW78&list=PL8dPuuaLjXtPAJr1ysd5yGIyiSFuh0
mIL&index=16
o Saturnus:
- 6e planeet van de zon
- 2e grootste planeet
- Bekend om de ringen (ijs en puin)
8 Filmpje:https://www.youtube.com/watch?v=E8GN
de5nCSg&list=PL8dPuuaLjXtPAJr1ysd5yGIyiSFuh
0mIL&index=18

o Uranus:
- 7e planeet van de zon
- 3e grootste planeet
- Geen vaste oppervlakte, een magnetisch veld
- Gekantelde rotatie-as
o Neptunus:
- 8e planeet van de zon
- 4e grootste planeet
- Diepblauwe kleur door methaan
- 11 manen
- Neptunusjaar = 165 aardse jaren
8 Filmpje:https://www.youtube.com/watch?v=1hIw
D17Crko&index=19&list=PL8dPuuaLjXtPAJr1ysd5
yGIyiSFuh0mIL

C Wat is de grootste planeet in ons zonnestelsel?


Jupiter

57
ð De aardrotatie
› De zin en de duur van de aardrotatie beschrijven
› De omtreksnelheid van de aardrotatie bepalen

$ Aardrotatie: het draaien/wentelen van de aarde om haar eigen as.

De aarde draait rond haar as van west naar


oost, tegen de klok in. De rotatieduur (de
tijd nodig voor één volledige rotatie) is 23
uur 56 minuten en 4 seconden, dus
ongeveer 24u.
Als gevolg van deze aardrotatie, ontstaat
voor ons dag en nacht; een gegeven plek
op aarde komt door de aswenteling
afwisselde op de verlichte en onverlichte
kant van de aardbol terecht.

8 Filmpje:
https://www.youtube.com/w
atch?v=IJhgZBn-LHg

De omtreksnelheid: de rotatietijd van de aarde bedraagt 24 uur. Dit houdt in dat elk
punt op aarde een cirkel (360º) beschrijft rond de aardas, ongeacht geografische
breedte. De hoeksnelheid bedraagt daarom voor elk punt op aarde 360º/24u. Hieruit
kan je afleiden dat de aarde 15º/uur draait en 1º/4 minuten. Reis je naar het oosten,
dan komt er elke 15º een uur bij, reis je west, dan gaat er elke 15º een uur af.

ð De gevolgen van de aardrotatie


› De tijdsverschillen op aarde aan de hand van de uur-gordels berekenen
› De tijdsverschillen binnen een land berekenen
› De afplatting van de aarde verklaren

o De verdeling van de aarde in uur-gordels: plaatsen op eenzelfde meridiaan


hebben op hetzelfde moment middag, daarom heten ze ook wel middaglijnen.
‘Middag’ is het moment dat de zon haar hoogste punt bereikt (culimineren).
Ten westen is het vroeger, ten oosten is het later. Elke uur-gordel is 15º breed,
grenzen van uur-gordels zijn aangepast aan de staatsgrenzen om economische
58
en politieke redenen, zo is China één tijdzone, terwijl dat er eigenlijk vijf
zouden moeten zijn.
Het uur staat dus wereldwijd afgesproken, en aangeduid met UTC,
Coordinated Universal Time, wat hetzelfde is als GMT, Greenwich Mean Time.

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=X1DkiuaFCuA
8 Oefening: http://jpschreurs.classy.be/aardrijkskunde/leefmilieu11.html

o De afplatting van de aarde: de aarde draait tegen een bepaalde snelheid van west
naar oost rond een (denkbeeldige as). Punten die dicht bij die as liggen voelen de
invloed van de middelpuntvliedende kracht veel minder dan de punten die ver van
de as liggen. Hierdoor is de aarde aan de evenaar wat uitgerekt, daar is de aardstraal
21 km langer dan aan de polen. De aarde is dus boven- en onderaan wat afgeplat en
in het midden uitgerekt.

ð De aardrevolutie
› De zin en de duur van de aardrevolutie beschrijven
› De veranderlijke afstand aarde-zon beschrijven

De aardrevolutie is het draaien van de aarde rond de zond, aangezien revolutie


draaien rond de zon betekent. De baan die de aarde beschrijft, is een ellips, de zon
is een brandpunt hiervan. Dit betekent dat de aarde niet altijd even ver van de zon
staat. Er is een aphelium (lange afstand in juli) en een perihelium (korte afstand in
december).

59
De gevolgen van de aardrevolutie:
o Schrikkeljaren: Een jaar is gebaseerd op de
aardrevolutie, omdat de aarde er ongeveer
365 dagen over doet om rond de zon te
draaien. Maar het probleem is dus dat dit
ongeveer is, de aarde doet er namelijk 6 uur
langer over, dus om de vier jaar (6x4=24)
hebben we een schrikkeljaar, wat betekent dat
dat jaar een dag langer duurt; 366 dagen.

o De seizoenen: doordat de aardas een beetje


schuin staat, beschrijft de zon elke dag een lichtjes andere boog aan de hemel dan
de dag voordien. Het gevolg is dat de zon de ene helft van het jaar vooral het
noordelijk halfrond beschijnt (en het dus relatief warmere en langere dagen zijn) en
de andere helft van het jaar het zuidelijk halfrond. Ook verandert de dag en
nachtlengte hierdoor.
De seizoenen zijn dus het directe gevolg op de schuine aardas, en dus niét de plaats
die de aarde inneemt op de baan rond de zon.
Er is een verband tussen de keerkringen en de seizoenen:

o 21 juni:
- Op het middaguur staat de zon
loodrecht op de Kreeftkeerkring.
- Begin zomer noordelijk halfrond, begin
winter zuidelijk halfrond

o 22 december:
- Op het middaguur staat de zon
loodrecht op de Steenbokskeerkring.
- Begin zomer zuidelijk halfrond, begin
winter noordelijk halfrond

o 23 september en 21 maart:
- Op het middaguur staat de zon
loodrecht op de Evenaar.
- Begin herfst/lente noordelijk halfrond,
begin lente/herfst zuidelijk halfrond
- Dag en nacht overal even lang

60
ð De gevolgen van de aardrevolutie
› De schrikkeljaren berekenen
› De lengte van dag en nacht voor elke plaats op aarde berekenen
› De seizoenen verklaren
› De culminatiehoogte berekenen

o Schrikkeljaren berekenen: al eerder werd de reden voor de schrikkeljaren


gegeven, maar nog niet hoe je dit kan berekenen. De schrikkeldag valt altijd op
29 februari en komt voor als het jaartal restloos deelbaar is door 4, maar niet door
100 – tenzij het jaartal restloos deelbaar is door 400. Zo waren 2004, 2008, 20012
en 2016 (allemaal deelbaar door 4, maar niet door 100) schrikkeljaren. Ook 1600
(deelbaar door 400) was een schrikkeljaar. 1700, 1800 en 1900 waren dat niet
(deelbaar door 100, maar niet door 400.) Eeuwjaren zijn dus enkel een
schrikkeljaar als ze deelbaar zijn door 400. Het volgende schrikkeljaar is dus 2020.

o De lengte dag en nacht: ik begrijp het nog steeds niet, ik denk niet dat je er veel
tijd aan moet besteden, aangezien zelfs Edulogos het niet begreep. Ik denk ook
niet dat ze ooit zo’n moeilijke opgave gaan geven.

o De culminatiehoogte berekenen: de culminatiehoogte is de hoek tussen de


horizon en de zon om 12u zonnetijd (zenit).
- 21 juni: culminatiehoogte 23º27’NB (Kreeftskeerkring) 90º
- 23 september: culminatiehoogte op 0º (evenaar) 90º
- 22 december: culminatiehoogte op 23º27’ZB (Steenbokskeerkring) 90º
- 23 maart: culminatiehoogte op 0º (evenaar) 90º

Voor deze bovenstaande specifieke datums vind je de culminatiehoogte, van de


andere plaatsen als volgt:

61
- Neem de breedteligging van de plaats met de loodrechte stand
- Neem de breedteligging van de plaats waar je de culminatiehoogte voor
zoekt
- Bereken hoeveel graden er tussen die twee breedteliggingen ligt
- Trek het resultaat af van 90º

8 Oefeningen:https://www.kuleuven.be/samenwerking/avlnascholingen/ns161
7/documentatieaa24/docaa24kosmo7

8 Oefentoets: http://jpschreurs.classy.be/aardrijkskunde/leefmilieu11.html

8 Oefenen:https://www.kuleuven.be/samenwerking/avlnascholingen/ns1617/d
ocumentatieaa24/docaa24kosmo15

C Wat is de culminatiehoogte van de zon op 21 december op de kreeftkeerkring?

62
3. De ruimtevaart en haar toepassingen
ð De polaire, geostationaire en oblieke satellieten
› De satellieten herkennen en benoemen
› De kenmerken van satellieten beschrijven
› Voordelen van de verschillende satellieten benoemen

o Polaire satellieten: een satelliet in polaire baan draait


rondjes rond de aardbol en vliegt hierbij, zoals de naam het
zegt, over de Noord- en Zuidpool. Draait in ongeveer 90
minuten rond de aarde, en doordat de aarde draait, wordt
bij elke ronde een nieuwe strook in beeld gebracht. Deze
satellieten worden meestal gebruikt voor aardobservatie. In
kaart brengen van oppervlakken, weersatelliet of spionage.
Hun baan is niet hoger dan 1000 km.
- Kunnen vrijwel alle plaatsen in beeld brengen
- Heel gedetailleerd en een vrij continue waarneming.

o Geostationaire satellieten: een satelliet in een


geostationaire baan is stationair ten opzichte van de aarde.
Hij lijkt ten opzichte van de aarde niet te bewegen, maar
doet dit wel! Dit doet hij door een cirkelvormige baan te
beschrijven aan dezelfde snelheid als de snelheid van de
aardrotatie op een gemiddelde hoogte van 35800 km
boven de aarde. Deze satellieten doen 24u over een rondje
en staan nogal ver van de aarde om details weer te geven.
Daarom dienen ze vooral als communicatiesatellieten, en
soms ook weersatellieten.
- Door de ‘onbeweeglijkheid’ van deze satellieten,
kan men oneindig veel beelden maken van
eenzelfde gebied.
- Maakt het mogelijk om de ontwikkeling van
bepaalde fenomenen te volgen of veranderingen
op te merken door altijd hetzelfde standpunt te
hebben.

63
o Oblieke satellieten: leggen een baan af op een specifieke
breedtegraad noord of zuid van de evenaar.

C Wat geeft polaire satelliet aan? Spionage, telecommunicatie, weer, locatie?


Spionage, weer en locatie. Telecommunicatie is geostationaire baan.

ð De toepassingen van satellieten op ons dagelijks leven


› Het nut van satellieten voor communicatie benoemen en verklaren
› Het nut van satellieten voor weersvoorspellingen benoemen en
verklaren
› Het nu van aardobservatie benoemen en verklaren
› Voorbeelden van nuttige aardobservatie benoemen
› Het beoordelen van visuele, infrarood en bewerkte satellietfoto’s

o Communicatie: maakt televisie, radio, telefoon,


internet… mogelijk.
Bv. Artemis (zie rechts): hierdoor is in West-Europa het
GPS-systeem verhoogt in nauwkeurigheid van twintig
tot twee meter.
o Weersvoorspelling: het weer in verschillende landen
observeren en verklaren, waardoor men op de duur
bv. Aardbevingen kan voorspellen en miljoenen levens
redden.
Bv. Meteosat: is een generatie weersatellieten en hierdoor
kan men bijvoorbeeld sneeuwval en onweer voorspellen.
o Aardobservatie: Bv. Envisat: draaide in een polaire baan
(altijd zo bij observatie) en onderzocht klimaatverandering.
In aardobservatie kan je heel ver gaan,
klimaatonderzoeken, kaarten maken… Maar
bijvoorbeeld om internationale milieuverdragen te
maken, zijn beelden van de aarde belangrijk, zodat
men de problemen kan staven. En men kan ook
overtuigen door na het milieuverdrag telkens de
vorderingen te tonen door middel van de beelden.

64
- Visuele satellietfoto’s: de Het zichtbare kanaal (VIS)
helderheidsverschillen stellen
reflectieverschillen voor, men kan
ook wolkenschaduwen waarnemen
- Infrarode satellietfoto’s: de
helderheidsverschillen stellen
temperatuurverschillen voor, men
kan zelden tot nooit
wolkenschaduwen waarnemen
- Bewerkte satellietfoto’s: door beide
beelden te combineren, kan men
verspreiding van weersystemen over Het infrarood kanaal (IR)
het aardoppervlak bepalen en de evolutie ervan volgen.

8 Filmpje: https://www.ted.com/talks/sarah_parcak_archeology_from_space

65
E. Het weer en klimaat op aarde
1. De aardse atmosfeer

ð De aardse atmosfeer
› De opbouw van de atmosfeer benoemen
› De kenmerken van de gelaagde atmosfeer benoemen
› De natuurverschijnselen in de atmosfeer verklaren

$ De atmosfeer: is het luchtomhulsel van de aarde, de gaslaag die de aarde


omgeeft en bestaat uit een mengsel van gassen onderworpen aan de
aantrekkingskracht van de aarde.

o Voorziet ons van nodige zuurstof


o Beschermt ons tegen meteorietinslagen en UV straling van de zon
o Houdt warmte vast waardoor wij op aarde een leefbare temperatuur hebben.

66
[De troposfeer bevat 80% van de totale massa aan lucht en hier doen zich dus de
meeste weerkundige fenomenen voor. Doordat de troposfeer de warmte van de
atmosfeer bevat, is het zo dat hoe hoger je gaat, hoe kouder het wordt, want de
troposfeer is maar 16-18km hoog.
De stratosfeer wordt gekenmerkt door weer een toename van temperatuur, doordat
ze verwarmd wordt door ultraviolet licht van de zon. De stratosfeer bestaat vooral uit
ozon, dus de grens tussen de troposfeer en de stratosfeer heet de ozonlaag, waar de
grootste concentratie aan ozon is, wanneer deze door ons meer en meer verdund
wordt, en uiteindelijk kapot gaat, kan de stratosfeer de UV straling niet meer
neutraliseren, wat voor ons dodelijk is en nu al huidkanker veroorzaakt.
De mesosfeer neemt weer af in temperatuur en dichtheid, terwijl het weer warmer
wordt in de thermosfeer door de UV straling, ze kan wel temperaturen van 2000º
verkrijgen. In deze laag kunnen geladen deeltjes radiosignalen weerkaatsen
waardoor deze hoorbaar zijn voorbij de horizon. En dan is er de exosfeer, de
buitenste laag van de dampkring, en door deze laag kunnen alle atmosferische
gassen, atomen en moleculen ontsnappen aan de aardse zwaartekracht.]

De natuurverschijnselen in de atmosfeer zijn zeer uiteenlopend; van tornado’s tot


poollicht. Maar ook vulkanisme zijn natuurverschijnselen die een oorsprong in de
atmosfeer hebben.

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=6LkmD6B2ncs

ð De warmtebalans
› De in- en uitstraling van energie beschrijven en verklaren
› Het warmte of het koude transport verklaren
› Het natuurlijk broeikaseffect definiëren en verklaren
› De gevolgen van het natuurlijk broeikaseffect op de mens en de natuur
beschrijven.

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=DOAqECd70Ww
8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=fHztd6k5ZXY

100% zonnestralen:
o 40% wordt teruggekaatst door het wolkendek
o 15% wordt geabsorbeerd door de atmosfeer
o 10% wordt teruggekaatst door de aarde
o 35% dringt in de aarde en kan omgezet worden in warmte

Deze lichtstralen hebben een kleine golflengte en worden in de aarde omgezet in


warmtestralen met een grotere golflengte en weer uitgestraald. Deze uitstraling
verwarmt de onderste luchtlagen.
67
De zon is dus de enige uitwendige warmtebron van de aarde. Inkomende
zonnestraling, of lichtstralen dringen de aarde binnen, dit wordt ook wel instraling of
insolatie genoemd. Deze stralen worden geabsorbeerd door het aardoppervlak,
gassen, wolken… en een deel wordt ook teruggekaatst, dit heet ook wel albedo: de
straling wordt omgezet in warmtestralen of infraroodstraling, wat dus uitstraling of
radiatie van de aarde heet.

Warmte of koude transport: de natuur probeert altijd in balans te zijn, dus ook hier
probeert de aarde een stabiele temperatuur te behouden. De aarde moet dus
ongeveer evenveel warmte uitstralen als ze aan zonne-energie ontvangt. De
dampkring en de aardkorst slorpen het grootste deel van de zonneschijn als warmte
op en kaatsen ze als licht terug.

Natuurlijk broeikaseffect: zijn gassen in de atmosfeer die ervoor zorgen dat de


warmte op aarde wordt vastgehouden. Natuurlijke broeikasgassen zijn voornamelijk
waterdamp, koolstofdioxide (CO2), methaan, ozon, distikstofoxide, die van nature in
de atmosfeer aanwezig zijn. Deze absorberen een groot deel van de warmte die de
aarde uitstraalt via infraroodstraling. Hierdoor warmt de atmosfeer op zodat de
temperatuur op aarde leefbaar voor de mens is. Wanneer dit niet zou gebeuren, was
het voor ons 30º kouder. Het probleem is dat de mens dan ook nog eens overmatig
gebruik van de energie maakt, waardoor er meer broeikasgassen zijn en hierdoor het
klimaat verandert. De gevolgen hiervan op mens en natuur:

68
o Problemen door droogte:
- Oogsten mislukken
- Meer kans op bosbranden
- Woestijngebieden
vergroten…

o Stijging zeespiegel

o Volksgezondheid:
- Sterfte door hitte
- Toename van ziektes

ð Factoren die de luchttemperatuur in de troposfeer beïnvloeden


› Deze factoren herkennen, benoemen en verklaren

o De zonnestand: de invalshoek van zonnestralen/hoogte van de zon beïnvloed


de temperatuur. Wanneer de hoek 90º bedraagt (kan alleen tussen de twee
keerkringen), komen de hoogste temperaturen voor.
o De bestralingsduur: ’s zomers lange dagen, korte nachten en ’s winters
omgekeerd, speelt vanzelfsprekend mee in de levering van zonne-energie
o Het reliëf: temperatuur neemt af met de hoogte.
o De tegenstelling land-water: dicht bij de zee geeft koude zomers en zachte
winters, en verder van de zee geeft warme zomers en heel koude winters. Dit
betekent dat de nabijheid van de zee de temperatuurschommelingen
vermindert.
o Zeestromingen: de warmtetoestand van oceanen beïnvloed ook de
temperatuur op land, het verschilt dus veel als een zeestroom van een pool of
van de evenaar komt.
o De grondsoort: bv. Droog zand kan heel hoge temperaturen bereiken in de
zomerzon, dus in het algemeen zijn zandgebieden warmer in de zomer, maar
hier geldt wel: wat snel opwarmt, koelt ook snel af.
Ook donkere bodems absorberen meer zonne-energie dan lichtere, omdat de
lichtere meer licht reflecteren.
o De wolken: wolken vormen een schild voor warmte-uitstraling en kaatsen
warmte dus terug. Bij wolkeloze hemels kunnen de winters het koudst zijn.

ð De luchtcirculatie
› De land- en zeewinden verklaren
› De algemene luchtcirculatie op aarde beschrijven en verklaren

69
o Landwind: landwind is de lokale wind die van land naar zee waait, meer
specifiek de wind die ’s nachts aan de kust waait na een mooie zomerse dag.
Op gematigde en hogere breedten komt het voor tijdens mooi weer in de
warme jaargetijden, in poolstreken slechts tijdens heel heldere dagen

o Zeewind: is de wind die op een zonnige warme dag (met in het algemeen
weinig wind) vlak in de kuststreken vanuit zee naar het land kan opsteken:
daardoor ontstaat een enorme afkoeling. Zeewater wordt niet snel warm en
temperatuur op het land loopt overdag sterk op, er is dus een groot
temperatuurverschil tussen land en zee.

Algemene luchtcirculatie:

$ Luchtdruk: druk die de atmosfeer uitoefent


op het aardoppervlak
$ Hogedrukgebied: een gebied met een hoge
luchtdruk, ontstaat doordat lucht (hoog) in
de atmosfeer afkoelt en gaat dalen
$ Lagedrukgebied: of depressie ontstaat in
het grensgebied tussen twee verschillende
luchtsoorten, en in dit gebied is er stijgende
lucht.

70
In de tropen (evenaar) is een energieoverschot aangezien de zon daar het meest op
schijnt, en een energietekort bij de polen. Zo ontstaat een uitwisseling van warmte
via de circulatiecellen.
Bij de evenaar stijgt de lucht door warmte tot aan de tropopauze, waar de lucht dan
wegstroomt naar de polen, dit gebeurt ook omgekeerd. Er is dus een permanent laag
drukgebied boven de evenaar en een hoog drukgebied aan de polen, dit noemt ook
wel thermische drukgebieden (op basis van temperatuur). Ook heb je dynamische
drukgebieden (op basis van beweging), die de permanente noorderwind of
zuiderwind doorbreken. Deze dynamische drukgebieden komen omdat de lucht die
van de evenaar naar de polen stroomt afkoelt. Deze luchtcirculatie is gesplitst in drie
kleinere circulatiecellen; een bij de evenaar, een bij de polen en een ertussenin:

o Hadley-cel: of de tropische cel loopt van de evenaar


tot de subtropen. In deze cel stijgt warme lucht op aan
de evenaar/ deze lucht koelt af en stroomt naar ± de
30e breedtegraad in de hoogte. Daar krijgt men
vorming van subtropische hogedrukgebieden, waar de
lucht weer uit de hoogte naar beneden stroomt, en van
hieruit terug naar de evenaar.

o Polaire cel: hoewel de lucht in de omgeving van de


60e breedtegraad koel en droog is, is er voldoende
warmte en vocht om een kringloop te maken. De
‘warme’ lucht stijg op en beweegt naar de polen toe,
langs de boven-troposfeer. Wanneer ze de poolstreken
bereikt, is deze al zo afgekoeld, dat ze neerdaalt als een
koud, droog hogedrukgebied, die zich dan van de
polen weg beweegt naar het oosten.

o Ferrelcel: de cel op gemiddelde breedte, tussen de


30 en 60e breedtegraad, wordt enerzijds aangedreven
e

door dalende lucht in de subtropen, en anderzijds door


stijgende lucht langs de polaire frontale zone. Deze cel
hangt van haar bestaan door interactie tussen de
Hadley-cel en de Poolcel.

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=fnu3szrcMLo
8 Verdere uitleg: http://www.rug-a-pien.be/docs/algemene%20circulatie.pdf
8 Uitleg:http://aardrijkskunde.dbz.be/graad3/atmosfeer2/luchtcirculatie/luctcirc
ulatie_verb.htm

71
ð De drukkernen
› Het ontstaan van hoge en lage drukkernen verklaren
› De isobaren definiëren en herkennen op een weerkaart
› De eenheid van druk, hPa definiëren en aflezen op een weerkaart
› De windrichtingen rond drukgebieden afleiden

[Nog eens uitgelegd: Luchtdruk ontstaat door het gewicht van de atmosfeer op aarde.
Warme lucht stijgt en laat zo beneden een ‘gat’ achter: een lagedrukgebied, waar
dan wind naartoe zal waaien om het ‘gat’ terug met lucht op te vullen. Dit gebeurt
aan de evenaar, waar dus permanent een lagedrukgebied heerst. De stijgende lucht
komt boven in de atmosfeer wel in een opstopping terecht. Daar zal te veel lucht zijn,
op grote hoogte, waardoor er daar een hogedrukgebied is. De wind waait er weg
van het gebied, richting koudere polen toe. Op een gegeven moment koelt deze
lucht hoog in de atmosfeer zo ver af dat ze te koud wordt. Koude lucht daalt, de lucht
gaat terug naar het oppervlak en hoopt zich op tot een hogedrukgebied. Dergelijke
globale luchtcirculaties vormen de basis van het weer op onze hele planeet.]

8 Eenvoudig filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=xzrM7Q2iylM

o Hogedrukkern: H op kaart of maxima/anticyclonen > 1013hPa


o Lagedrukkern: L op kaart of minima/cyclonale gebieden/depressies < 1013hPa

$ Isobaren: zijn lijnen die


punten/plaatsen met dezelfde luchtdruk
verbinden.

Als isobaren gesloten zijn, vormen ze hoge


of lage drukkernen: hoe dichter bij elkaar,
hoe groter het verschil.

$ Hectopascal: hPa, of de eenheid van luchtdruk


uitgedrukt in bar. Een hPa is gelijk aan eens
millibar.

De ‘normale’ luchtdruk op zeeniveau komt overeen


met 1013 millibar, of dus een atmosferische druk van
1013 hPa.

Windrichtingen rond drukgebieden afleiden: De wet van Buys Ballot stelt dat als je
staat met de rug naar de wind, het lagedrukgebied zich op het noordelijk halfrond
links van jou bevindt en het hogedrukgebied rechts van jou. Op het zuidelijk halfrond
is dit andersom en vind je de laagste druk aan je rechterhand.

72
[Op noordelijk halfrond draait de wind in spiraalvorm naar het centrum in
lagedrukgebieden. Op het zuidelijk halfrond gebeurt dit bij hogedrukgebieden.
Hierdoor ontstaat convergentie. Lucht beweegt naar één punt en moet omhooggaan.
Deze opwaartse stroom bevordert de ontwikkeling van wolken. Daarom zorgen
lagedrukgebieden op het noordelijk halfrond en hogedrukgebieden zuidelijk
halfrond voor bewolkt weer.
Door wrijving draait de wind in een spiraalvorm weg van hogedrukgebieden op het
noordelijk halfrond. Op het zuidelijk halfrond doet dit verschijnsel zich voor bij
lagedrukgebieden. Dit zorgt voor divergentie: de wind gaat weg van het centrum.
Hierdoor zakt de wind, waardoor wolken zich moeilijk kunnen ontwikkelen.]

ð De verdamping en condensatie
› Het verband tussen de relatieve, de absolute, de maximale vochtigheid
en de temperatuur aantonen
› De verschillende condensatievormen beschrijven en verklaren
› De verschillende condensatievormen herkennen op beeldmateriaal
› Het algemeen neerslagbeeld op de aarde beschrijven en verklaren

$ Absolute luchtvochtigheid: is de totale hoeveelheid waterdamp in gram per


m3 (g/m3) lucht op een bepaald moment.

$ Maximale luchtvochtigheid: de hoeveelheid waterdamp die de lucht


maximaal kan bevatten bij een bepaalde temperatuur. (Hoe hoger de
temperatuur, hoe vochtiger).

$ Relatieve luchtvochtigheid: geeft verhouding weer tussen de absolute en


maximale vochtigheid bij een gegeven temperatuur en druk.

$ Condensatie: vorming van waterdruppels in warme, vochtige lucht die afkoelt.

73
Verschillende condensatievormen:

o Regen: water dat in druppels uit de lucht valt


o Sneeuw: neerslag van witte ijskristallen (bij temperaturen van 0º tot -15º)
o Dauw: ‘stille neerslag’, druppeltjes op sterk afgekoelde voorwerpen (vooral
planten en gras), ontstaat door rechtstreekse condensatie van waterdamp.
o Hagel: neerslag bestaande uit ijsdeeltjes met een diameter van minstens 5 mm.
De ijsdeeltjes groeien langzamerhand ten gevolge van aangroeiing van
ijslaagjes tijdens hun weg op en neer door een grote stapelwolk.
o Mist: wolken vlak boven of op de grond dat ontstaat door afkoeling van koude,
met warme, vochtige lucht.
o Ijzel: wanneer regen op de grond direct bevriest, dit is en glad ijslaagje.
o Rijm: bevroren dauw
o Nevel: lichte mist, dunne wolken die laag boven de grond

Algemeen neerslagbeeld:
In het algemeen onderscheidt men drie grote groepen.

o Convectieregen: door sterke opwarming van het aardoppervlak


o Stijgingsregen: bergen dwingen de lucht om te stijgen
o Regen gepaard met frontale depressie

74
ð De klimaten
› De klimaten afleiden aan de hand van een afleidingstabel
› De kenmerken van de klimaten uit een klimatogram afleiden
8 Oefening determinatie: http://www.mir.joejac.be/geokliopdr1.htm

75
De verschillende klimaten
op aarde worden in drie
groepen ingedeeld:

o Polaire klimaten: van 60º-90ºNB en 60º-90º ZB


Ten noorden van de 60º NB en ten zuiden van 60º
ZB staat de zon het hele jaar door erg laag boven
de horizon, waardoor de aarde nauwelijks kan
opwarmen. Het is zelfs zo koud dat de lucht bijna
geen vocht kan opnemen, dus de weinige sneeuw
die er valt, valt meestal in de vorm van sneeuw,
die het hele jaar door blijf liggen. We noemen
deze gebieden ook witte woestijnen.

o Gematigde klimaten: van 30º-60º NB en 30º-60º ZB


Vanaf de poolcirkel naar de kreeftkeerkring
culmineert de zon alsmaar hoger, waardoor de
gemiddelde temperaturen stijgen. Hier is veel
wisselvallig weer. Aan de Middellandse Zee zijn er
bijvoorbeeld warme, droge zomers, en natte
winters. Op een andere plaats kan dit weer
verschillen en net veel neerslag zijn.

o Tropische/warme klimaten: van evenaar, 0º-30º NB en 0º-30º ZB


Het gebied tussen de keerkringen en de evenaar heeft gemiddeld heel hoge
temperaturen door de hoge zonnestand. Het verschil in klimaat wordt hier
bepaald door de hoeveelheid neerslag die er valt.
Ter hoogte van de evenaar valt er het hele jaar
door veel neerslag, verder van de evenaar
onderscheiden we drogere en natte seizoenen.
Hoe verder van de evenaar, hoe korter de natte
seizoenen duren en hoe langer het
aaneengesloten droogseizoen aanhoudt.

76
Belangrijke Afkortingen:

Gemiddelde jaartemperatuur: TJ
Jaarneerslag (som) in mm: NJ
Gemiddelde maandtemperatuur: Tm
Temperatuur van de warmste maand: Tw
Temperatuur van de koudste maand: Tk

8 Werkbudelklimaat:https://aardrijkskunde.wikispaces.com/file/view/H04.Klima
at+en+vegetatie2007.pdf

Een klimatogram is een grafische weergave van temperatuur en neerslagverloop


tijdens een jaar op een bepaalde plaats. Deze geeft informatie over:

- Gemiddelde maandtemperatuur: in ºC, weergegeven in een vloeiende, vaak


rode, lijn.
- De neerslag: weergegeven aan de hand van een staafdiagram. Elke blauwe
‘staaf’ geeft de gemiddelde maandneerslag weer in mm.
- De gemiddelde jaarneerslag

Hieronder komen enkele voorbeelden van klimatogramnen, en dan zie je dat


bepaalde klimaattypen telkens terugkomende kenmerken hebben in
klimatogrammen. Enkele voorbeelden:

77
o Koud klimaat zonder dooiseizoen:
- ijswoestijnklimaat
- Bv. Groenland (zie telkens klimatogram)
- Nooit boven 0º, geen vegetatie

o Koud klimaat met dooiseizoen:


- Toendraklimaat
- Bv. Upernavik
- Enkel in dooiseizoen groei, dus lage plantengroei,
mossen en varens, geen bomen

o Koud gematigd klimaat met strenge winter:


- Taigaklimaat
- Bv. Irkoetsk
- Uitsluitend naaldbomen, planten zonder bladeren

o Gematigd altijd droog klimaat:


- Woestijnklimaat middelbreedten
- Bv. Phoenix

78
o Warm altijd droog klimaat:
- Woestijnklimaat tropen
- Bv. Villa Cisneros

o Gematigd droog klimaat:


- Steppenklimaat
- Bv. Wolgograd

Dit waren enkele voorbeelden, zie volgende link voor een heel uitgebreide uitleg.
(Bijna iedereen maakt een andere classificatie)

8 Link:http://www.dpbbrugge.be/aardrijkskunde/geografische%20denkvaardig
heden%202.pdf

79
2. Het West-Europese weer

ð De weerkaart
› De drukgebieden onderscheiden op een weerkaart
› De fronten aanduiden op een weerkaart
› De neerslagzones aanduiden op een weerkaart
› De windrichtingen aanduiden op een weerkaart

Aangezien je al geleerd hebt wat hogedrukgebieden (anticyclonen),


lagedrukgebieden (cyclonen) en isobaren zijn, dan is het vrij eenvoudig om
drukgebieden te onderscheiden op kaart. De isobaren maken telkens een soort cirkel
of boog rond dat bepaalde drukgebied en je weet of het een hoog- of
laagdrukgebied is doordat het is aangeduid met H of L.

Bij H kan je concluderen dat het weer vrij stabiel is, en de zon regelmatig tevoorschijn
komt.
Bij L kan je concluderen dat doordat waterdamp gecondenseerd wordt, hierdoor
bewolking, en dus ook neerslag ontstaat.

Drukgebieden bepalen ook de windrichting,


rond een lagedrukgebied stroomt de lucht
tegenwijzerzin, en bij een hogedrukgebied
stroomt de lucht in wijzerzin. Dit dan
omgekeerd in het zuidelijk halfrond.

o Front: scheidingsvlak tussen twee luchtsoorten met verschillende


eigenschappen (meestal warm en koud).

Waar twee verschillende luchtsoorten met elkaar in contact komen is er een


wisselwerking, er ontstaat een overgangszone waarin eigenschappen als temperatuur
en vochtigheid zeer snel sterk kunnen veranderen.

Een front dus, ontstaat wanner warme en koude luchtmassa’s botsen, de luchtmassa’s
bewegen in dezelfde richting, maar in een verschillende snelheid. De overslag, een
weeromslag, gaat meestal gepaard met extra neerslag en een draaiende wind.

Fronten ontstaan dus in de gematigde breedten, wanneer koude polaire en warme


tropische lucht zich met elkaar vermengen.

80
Je kunt hier onderscheid maken in vier soorten fronten:

o Koudefront: wanneer de koude luchtmassa een


warme inhaalt, dan duwt die zich onder de warme
luchtmassa en ontstaat een koudefront. Het
koudefront (de contactzone tussen warm en koud)
is bolvorming gebogen met een vrij sterke helling,
waardoor de warme lucht snel moet stijgen en dus
ook afkoelen en hierdoor zich als wolk gaat vormen
met neerslag als gevolg.

o Warmtefront: wanneer een warme luchtmassa


een koude luchtmassa inhaalt, dan schuift die
over de koude massa. Het warmtefront heeft een
zachtere, rechtere helling, waardoor de warme
lucht traag stijgt en dus traag afkoelt, hierdoor
zijn de weersverschijnselen veel minder hevig
dan bij een koudefront.

81
o Stationair front: soms ontstaat een front, maar
verplaatst het zicht niet, dit is een stationair
front.

o Occlusiefront: dit soort front ontstaat wanneer een


sneller bewegend koudefront een warmtefront
inhaalt, zo ontstaat een vermenging van de twee
fronten. Een occlusiefront wordt in het paars
aangeduid omdat dit de combinatie van rood en
blauw is, de letterlijke vermenging.

Neerslagzones: bevinden zich onder of in


onmiddellijke omgeving van fronten en
lagedrukgebieden. Bij de koudefronten en
occlusiefronten is er altijd neerslag, wat ook bij
warme fronten kan, maar minder voorkomt.

8 Oefenbundel o.a. over het weer, maar ook


andere aardrijkskunde:

https://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=4&ved
=0ahUKEwjhoc7S1rbXAhXRyKQKHRR_C_MQFgg9MAM&url=https%3A%2F
%2Fwww.kuleuven.be%2Fsamenwerking%2Favlnascholingen%2Fdocumentat
ieaa24%2Fdocaa24atmo26&usg=AOvVaw2OeA6lNfC_vWSolQoU041f

82
Windrichtingen: wind stroomt van
hogedrukgebieden naar lagedrukgebieden.
De kracht van de wind kan je afleiden uit de
afstand tussen de isobaren. Hoe dichter de
isobaren bij elkaar liggen, hoe sterker de
wind.

Rond een lagedrukgebied stroomt de lucht tegen de wijzers van de klok in. Rond een
hogedrukgebied stroomt de lucht met de wijzers van de klok mee.

ð De satellietfoto’s
› De fronten aanduiden op satellietfoto’s
› De neerslagzones aanduiden op
satellietfoto’s

o Lagedrukgebieden: zijn te herkennen aan de


spiraalvorm die naar binnen gaat.

o Hogedrukgebieden: draaien in wijzerzin, als is dat


soms niet heel duidelijk te zien omdat hier vaak
geen wolken, en als ze er zijn, zijn ze dun en
verspreid.

Je ziet dus twee keer een soort spiraal, maar bij


lagedrukgebieden zijn deze duidelijk door de
wolken, terwijl bij de hogedrukgebieden het vaak voorkomt dat er overal
wolken te zien zijn, maar er een lege plek/cirkel overblijft en dit dus het
hogedrukgebied is. Hieronder een duidelijk voorbeeld van beide:

83
o Fronten: hierbij moet je eerst de lagedrukgebieden zoeken (lagedrukgebieden
zijn gebieden waar twee luchtsoorten vermengen à fronten), want deze
ontstaan wanneer koude en warme lucht botsen.
- Koudefronten: zijn gelijkmatige
getint, met heldere vlekken. Het zijn
duidelijke stroken wolken, je ziet een
wolkenband.
- Warmtefronten: zijn minder goed te
herkennen omdat ze geen vaste
vorm hebben en variëren in grootte.

o Neerslagzones: hier moet je nog een stap


verder en bij de fronten kijken, bijna altijd
de koudefronten. Je zoekt dus de bewolkte
zones, onbewolkt betekent opklaringen. In
het voorbeeld zie je duidelijke
neerslagzones, wolkenbanden.

ð De frontale depressie
› Het ontstaan van een frontale depressie beschrijven en verklaren
› De evolutie van een frontale depressie beschrijven en verklaren
› De verschillende delen van een frontale depressie herkennen en
benoemen
› Verbanden leggen tussen frontale depressies en de neerslag
› De invloed van een front op het weerbeeld beschrijven

o Frontale depressie: lagedrukgebied dat ontstaat door de botsing van een


warme en een koude luchtstroom.

Dit is eigenlijk al uitgelegd. De term wordt gebruikt voor een depressie


(=lagedrukgebied) met fronten. Bij alle hierboven uitgelegde fronten wordt de warme
lucht gedwongen op te stijgen, waardoor
er aan het aardoppervlak een tekort aan
lucht ontstaat: het lagedrukgebied. Hierbij
treedt wolkenvorming en neerslag op. Bij
een warmtefront gaat dit proces
gelijkmatig, met langzaam opkomende
bewolking en matige aanhoudende
neerslag. Bij een koudefront ontstaan de
wolken vrij plotseling, waardoor de
neerslag heftig is.

84
De ontwikkeling van een
lagedrukgebied start in een golf
en geleidelijk wordt de
lagedrukkern dieper en tekenen
de fronten zich duidelijk af.

Een frontale depressie heeft


natuurlijk veel invloed op het
weerbeeld, voornamelijk uit het
zich in (hevige) neerslag. Dikke
wolken, neerslag, soms onweer,
zware buien… ontstaan.

Aan de hand van de uitleg


hierboven merk je dat er
duidelijke verbanden zijn tussen
een frontale depressie en
wanneer het begint te regenen.

ð Het weer in België


› Het weer in België bij een hoge en een lage luchtdruk beschrijven en
verklaren
› Voorbeelden van de invloed van het weer op het toerisme geven

Het weer in België bij hogedruk (>1013hPa):


o Luchtdruk stijgt: kans op zon
o Luchtdruk daalt: kans op bewolking
o Luchtdruk verandert niet: rustig weer

Het weer in België bij lagedruk (<1013pHa):


o Luchtdruk stijgt: kans op opklaringen
o Luchtdruk daalt verder: neerslag
o Luchtdruk verandert niet: bewolking

Invloed op toerisme:
o Bij warm weer gaan meer mensen naar de zee of de Ardennen, of gaan
toeristen in het algemeen meer reizen en naar buiten komen.

85
o Bij slecht weer (in de zomer) heeft dat vanzelfsprekend gevolgen voor het
toerisme aan zee, pretparken, en in het algemeen alle buiten-dingen. Toch kan
dat weer voordelen hebben voor musea, bioscopen…
o Wanneer geen sneeuw in de winter is, kan het ervoor zorgen dat langlaufpistes
niet opengaan, dus er ook minder hotels geboekt worden, en minder
restaurants bezocht worden.
o Zoals jijzelf kiezen toeristen vakantiegebieden gebaseerd op temperatuur;
België is niet de plek bij uitstek voor de beste zomermaanden.

ð De West-Europese weerkaart
› Een eenvoudige weerkaart lezen
› Een eenvoudige weersvoorspelling maken
› Een weerbericht situeren op een kaart

Weersvoorspelling maken: hiervoor moet je gewoon oefenen. Kijk af en toe naar het
weerbericht, maar eerst bekijk je alleen het beeld, en probeer je je eigen voorspelling
te maken. Kijk daarna naar de uitleg of het al dan niet overeenkwam. Om een
weerkaart te bestuderen enkele tips:

o Probeer hoge- en lagedrukgebieden en fronten te situeren (zie de uitleg


hierboven)
o Probeer te bepalen vanwaar de lucht komt, komt ze van het zuiden? Van het
oosten? Dan is het dus zuiderwind of oosterwind.
o Probeer te weten te komen of er een frontale depressie op doortocht is, of
wanneer er geen is, of er een hogedrukgebied invloed heeft.
o Probeer zoveel mogelijk te weten te komen over: neerslag, luchtdruk,
temperatuur, wind…

8 Weersite: http://www.meteo.be/meteo/view/nl/65656-Weer.html
C Duid op een weerkaart hoge- en lagedrukgebieden aan, en een lagedrukkern.

86
F. Draagkracht aarde & mondiale verschuivingen

8 Oefenbundel:https://www.kuleuven.be/samenwerking/avlnascholingen/ns16
17/documentatieaa24/didaa24dmv2
8 Oefenbundel:https://www.klascement.net/files/2/9/0/2/9/f/Cursus_lln.doc?p
ush (je moet wel registreren/inloggen bij klascement)
8 Oefenen:https://quizlet.com/176202748/aardrijkskunde-draagkracht-en-
mondiale-verschuivingen-voedselprobleem-flash-cards/

87
1. De draagkracht van de aarde
ð De zure regen
› De oorzaken van zure regen herkennen, benoemen en verklaren
› Verbanden tussen zure regen en socio-economische activiteiten
aantonen en deze verbanden verklaren
› De gevolgen van zure regen herkennen, benoemen en verklaren
› Oplossingen voor zure regen voorstellen

o Oorzaak: bij verbranding van fossiele brandstoffen komen zwaveldioxide en andere


schadelijke stoffen vrij, die zo in de lucht terecht komen en via regen of als
droge/vaste deeltjes op de grond terecht komen.

o Verband socio-economische activiteiten:


- Industrie: hoogovens, energiecentrales…
- Verkeer: auto’s, motors, boten…
- Landbouw: meststoffen

o Gevolgen:
- Brengt schade toe aan monumenten, gebouwen, beeldhouwwerken, en alles
wat kalksteen bevat.
- Zorgt voor verzuring van oppervlaktewateren.
- Veel biologische processen kunnen alleen plaatsvinden binnen zeer dunne pH-
grenzen. Wanneer dit verandert door de zure regen - want zij veroorzaken een
pH-daling – kan dit het ecosysteem vernietigen. Bv. Vissen kunnen zich niet
meer voortplanten, meren gaan ‘dood’…

88
o Oplossingen: de enige echte oplossing is werken aan luchtvervuiling zodat de pH-
waarden weer zijn zoals ze vroeger waren. Men kan wel bepaalde maatregelen nemen,
maar dit helpt niet op lange termijn, bijvoorbeeld:
- Het gebruik van kalk CACO3 die de zuurtegraad neutraliseert
- Voor automobilisten: geen lood meer in de benzine
- Minder uitstoot van ammoniak in de landbouw

ð De bodemdegradatie
› De oorzaken van bodemdegradatie herkennen, benoemen en verklaren
› Verbanden tussen bodemdegradatie en socio-economische activiteiten
leggen en deze verbanden verklaren
› De gevolgen van bodemdegradatie herkennen, benoemen en verklaren
› Oplossingen en verbeteringen voor bodemdegradatie benoemen,
voorstellen en illustreren met voorbeelden

$ Bodemdegradatie: sterkte afname van de


productiviteit van de bodem door erosie,
verzilting of uitputting.

Bodemdegradatie kan veroorzaakt worden door beide


mens en natuur (bijvoorbeeld vulkaanuitbarsting of
tsunami), al gebeurt het meer en meer dat menselijke
activiteiten leiden tot bodemverontreiniging (zie enkele
voorbeelden op de foto onderaan de bladzijde).

o Oorzaken:
- Intensieve landbouw: herbiciden, pesticiden en
meststoffen maken landbouwgronden kapot en
ook wanneer het regent spoelen deze stoffen
weg en vervuilen zo het water.
- Afval: wanneer afvalstoffen in verbrandingsovens verbrand worden, ontstaat
er as dat niet biologisch afbreekbaar is. Dit as beland op vuilnisbelten en zo
trekt het gemakkelijk in de bodem en via bodem in het grondwater.
- Industriële processen: tijdens deze processen ontstaan giftige (afval)stoffen.

89
- Riool- en afvalwaterverwerking: bij deze
verwerking blijft slib over (door o.a. landbouw)
waar gevaarlijke stoffen zoals zware metalen in
zitten en zo in de bodem terechtkomt.
- Vast afval: ons huisafval is tegenwoordig
grotendeels niet biologisch afbreekbaar, en
komt dan terecht op vuilnisbelten.

o Verband socio-economische activiteiten:


- Storten van huishoudelijk en industrieel afval op plekken waar het niet mag
- Omdat wijzelf consument zijn van alle milieuonvriendelijke oorzaken die
hierboven vermeld staan (plastiek, auto’s, niet-biologische landbouw, vlees…
De vleesindustrie is de meest vervuilende industrie ter wereld)

o Gevolgen: al deze stoffen worden rechtstreeks in ons lichaam opgenomen, dus:


- Schade aan ademhalingsstelsel
- Huidproblemen
- Kanker

o Oplossingen:
- Consument bewust maken, of zelf bewust worden van deze wereld en een
bewuste, ecologische levensstijl leiden. Enkele voorbeelden: minder
huishoudelijk afval, weinig tot geen vlees eten, documentaires kijken,
biologisch eten, herbruikbare tassen naar de winkel, minder met de auto…
- Bodem saneren; vervuilende stoffen uit bodem halen
- Systeem van milieuvergunning: wanneer men iets wil doen in landbouw,
industrie… moet men een vergunning krijgen en dus eerst een verslag geven
om zoveel mogelijk vervuiling te voorkomen
- Beter bodembedekking, en afvloeien van giftige stoffen in de landbouw
voorkomen; bv. Heggen zetten rond landbouwgronden, zodat alleen eigen
grond degradeert.

ð Het probleem van de voedselvoorziening op aarde


› Verbanden tussen de voedselvoorziening op aarde en de evolutie van
de wereldbevolking leggen en verklaren
› Verbanden tussen de voedselvoorziening op aarde en de
welvaartsverschillen leggen en verklaren

8 Filmpje: https://www.ted.com/talks/jamie_oliver
8 Filmpje:https://www.ted.com/talks/birke_baehr_what_s_wrong_with_our_foo
d_system
8 Filmpje:https://www.ted.com/talks/ellen_gustafson_obesity_hunger_1_global
_food_issue
90
[Over al deze actuele onderdelen, kan je online ongelooflijk veel vinden, dus
aangezien ik hier zo ver in kan gaan, heb ik besloten om het vrij kort te houden, maar
er af en toe links ga bij zetten, en ook hieronder enkele heel interessante
documentaires.]

(HEEL) interessante documentaires:


Actuele documentaires die je perspectief op de wereld veranderen. Als je ze online
niet vindt, kan je mij (Lotus Li) altijd iets sturen, dan stuur ik ze naar je door. (Ik wou
dat ik iedereen kon verplichten om deze documentaires te kijken J).

The True Cost (2015) Fashion/clothing Industry


An Inconvenient Sequel: Truth to Power Climate Change, global warming
(2017)
That Sugar Film (2016) Sugar, (fast) food
Okja (2017) Not a documentary, meat industry
Tomorrow (2015) Climate change, solutions
A plastic Ocean (2016) Oceans, pollution
What the Health (2017) Government, medicine, health
Food Inc (2008) Controlled food industry
Forks over Knives (2010) Food, and relation to medical health
Hungry for Change (2012) Food, health
Fed up (2014) Food industry
Food choices (2016) Health
Fat Sick and Nearly Dead (2011) Overweight
Food matters (2008) Food, and relation to medical health

Naarmate de bevolking toeneemt, moet er


meer en meer geproduceerd worden.
Gemiddeld is er voldoende voedsel op
aarde, maar er zijn grote ruimtelijke
verschillen. De contrasten zijn groot tussen
West-Europa en Oost Afrika.

Te veel voedselverbruik en de hoge productie leidt tot overschotten die vernietigd


worden om de prijzen hoog te houden; zo gaat er (te) veel voedsel verloren.
Door het lage inkomen, onvoldoende productie/voeding, weinig drinkbaar water,
slechte gronden en landbouwtechnieken kent 15% van de bevolking in
ontwikkelingslanden een ondergewicht.

91
ð De duurzame voedselvoorziening
› Verbanden aantonen tussen een duurzame voedselvoorziening en de
agrarische evolutie, de demografische evolutie, de economische
evolutie

De duurzame voedselvoorzieningen is het produceren van voedsel zodat boeren een


eerlijke prijzen verdienen, en dit in goede condities kunnen doen. De productie mag
geen of zo weinig mogelijk negatieve gevolgen hebben voor het milieu, en tekorten
aan water, energiebronnen en grondstoffen proberen te voorkomen.

o Agrarische evolutie: de snelle verandering in de landbouw door efficiëntere


technieken. Door middel van deze technieken leverde de grond meer op en werden
bedrijven steeds groter, waardoor veel kleine boeren hun land en inkomsten
kwijtraakten. Door de verdrijving van kleine boeren en macht van multinationals die
enkel aan geld en economie denken, is het veel moeilijker om aan duurzame
voedselvoorziening te doen.

o Demografische evolutie: de evolutie van het volk, dus de bevolkingsgroei, kunnen


we niet aan wanneer we ons niet bezighouden met duurzame voeding. De vraag naar
voedsel blijft maar stijgen, en vernieuwingen zoals pesticiden kunnen voorlopig
honger verhelpen, maar op lang termijn heeft dit vele negatieve gevolgen.

o Economische evolutie: men kan moeilijk tegen economische groei zijn indien deze
meer voedsel en meer banen voortbrengt. Maar men moet er wel voor zorgen dat
deze groei op duurzame wijze gebeurt, zodat de voedselvoorziening of
werkgelegenheid van de toekomstige generaties of andere landen niet gehinderd
wordt. Door internationale economie kan men aan landen makkelijk grondstoffen
exporteren die zij niet hebben.

ð De eindigheid van de grondstoffen


› De productieplaatsen van grondstoffen benoemen aan de hand van
bronnenmateriaal en kaarten
› De consumptieplaatsen van grondstoffen benoemen aan de hand van
bronnenmateriaal en kaarten
› Aantonen aan de hand van bronnenmateriaal dat de ontginning van
grondstoffen eindig is
› Juiste en relevante aardrijkskundige informatie over de eindigheid van
de grondstoffen selecteren en ordenen uit het beeld- en tekstmateriaal
ontvangen op het examen en uit deze geselecteerde informatie
besluiten trekken

92
[Fossiele brandstoffen: zijn brandstoffen die miljoenen jaren
geleden ontstaan zijn uit organisch materiaal (afgestorven
planten of dieren à fossielen). Door hun organische
oorsprong zijn ze rijk aan koolstof. Wanneer de fossiele
brandstoffen verbrand worden, komt koolstof/brandstof vrij.
De soorten fossiele energiebronnen zijn: aardolie, aardgas,
steenkool, bruinkool en turf.
Waarom fossiele brandstoffen zo populair zijn, is onder
andere doordat het altijd gebruikt kan worden, makkelijk te
transporteren zijn… Maar de nadelen zijn dat ze eindig zijn,
erg vervuilend zijn…

De fossiele brandstoffen zijn ook heel ongelijk verdeeld over de aarde, fossiele
brandstoffen hebben al voor onmetelijk veel conflicten gezorgd en zijn politiek
gevoelig. Zo zijn landen zonder deze brandstoffen economisch afhankelijk van landen
die wel voorraden hebben. Maar deze landen kunnen ook gebruik maken van de
landen die hier afhankelijk van zijn.]

ð De productie en consumptie van de aardolie en het aardgas


› De productieplaatsen van aardolie en aardgas benoemen
› De consumptieplaatsen van aardolie en aardgas benoemen
› Aantonen dat de productie van aardolie en aardgas eindig is
› De transportmiddelen tussen de productie- en consumptieplaatsen
benoemen
› De transportroutes tussen de productie- en de consumptieplaatsen
benoemen en tekenen op een kaart
› De milieugevolgen van de olie-, de gas- en schaliegasontginning op
land en zee benoemen
› De milieugevolgen van het olietransport over land en zee benoemen

93
o Productieplaatsen: Tamelijk vanzelfsprekend zijn waar pijlen beginnen de
productieplaats, en waar pijlen eindigen de consumptieplaats.
Aardolie en aardgas zijn koolwaterstofgassen en bevinden zich vaak in de pooitoppen
van afzettingsgesteenten. Ze worden gewonnen door boringen in de aardkost,
voornamelijk ik Saudi-Arabië en de VS.

o Consumptieplaatsen: wordt wereldwijd gebruikt als brandstof voor de mens en als


basis voor verschillende industriële toepassingen.

o Transport: gebeurt meestal over zee met


tankschepen of -wagens, trein… De
eenvoudigste manier voor transport van ruwe
aardolie is via oliepijpleidingen. Transportroutes
zie je hierboven op de foto’s.

o Eindigheid: aardolie en aardgas werden miljoenen jaren geleden gevormd in de


zeebodem. Nu pompen we die olie en gas naar boven om te gebruiken als brandstof,
maar de voorraad in de zeebodem raakt op. De vorming van fossiele brandstoffen
gaat veel langzamer dan het tempo waarin de brandstoffen worden gebruikt.

94
8 Link met (tamelijk schokkende)
statistieken over onder andere de
eindigheid van aardolie en aardgas:
http://www.worldometers.info/nl/

Enkele voorbeelden van de milieugevolgen van de olie-, de gas- en


schaliegasontginning op land en zee zijn:

o Door het wegpompen van gas en olie


ontstaan lege plaatsen die invallen, waardoor
littekens in het landschap (kraterlandschap)
ontstaan. Maar erger, het kan ook
aardbevingen, zeebevingen of verzakkingen
met zich mee brengen.
o Enorme hoeveelheden aardgas en water
nodig voor ontginning
o Olie kan in de zee terecht komen, zeer
schadelijk voor dier én mens.
o Luchtvervuiling
o Grote hoeveelheden methaan lekken weg
naar de atmosfeer à opwarmend effect is
groter
o Bodem- en grondwaterverontreiniging:
Fracking is het maken van scheurtjes in
brongesteenten, opdat het gas zou kunnen
ontsnappen, dit gas ontsnapt in de bodem.

Enkele voorbeelden van de milieugevolgen van olietransport over zee zijn:

o Wanneer de olie in zee beland worden dieren hierdoor vergiftigd worden.


Maar ook wanneer ze in op land lekken, heeft dit grote milieugevolgen voor
ons.
o Boorplatforms vernietigen ecosysteem

8 Filmpje:https://www.ted.com/talks/carl_safina_the_oil_spill_s_unseen_culprits
_victims

95
ð Het duurzaam beheer van grondstoffen en energie
› ‘De Ladder van Lansink’ definiëren
› Voorbeelden van preventie, hergebruik, sorteren, recyclen, verbranden
en storten geven en herkennen op beeldmateriaal

$ De ladder van Lansink: is een


standaard op het gebied van
afvalbeheer, gericht op prioriteit
geven aan de meest milieuvriendelijke
verwerkingswijzen.
Het is een ladder, en begint van boven
bij de meest milieuvriendelijke manier.

Preventie Oplaadbare batterijen, herbruikbare producten...

Hergebruik Kringloopwinkel, tweedehands, retourflessen, navulbare potloden...

Recycling Glas, papier, metaal...

Energie Afvalstoffen toegepast als brandstof of andere energieopwekking

Verbranden Restafval kan verbrand worden, maar kost veel energie en geld

Storten Zoveel mogelijk vermijden, soms de enige oplossing

ð De ecologische voetafdruk
› Dit begrip definiëren
› De ongelijkheid van de ecologische voetafdruk tussen regio’s verklaren
› Export en import van de ecologische voetafdruk aantonen en verklaren
› Oplossingen benoemen voor het verlagen van de ecologische
voetafdruk van een individu en een land.

$ De ecologische voetafdruk: ook mondiale


voetafdruk, is een getal dat weergeeft hoeveel
biologisch productieve grond- en
wateroppervlakte een bepaalde
persoon/bevolkingsgroep in dat jaar gebruikt om
zijn consumptieniveau te kunnen handhaven en
zijn afvalproductie te kunnen verwerken.

96
Het beslag dat een persoon (of een
gemiddelde inwoner van een staat) legt op
natuurlijke hulpbronnen op aarde (grond,
voedsel, water, milieu…)
Elke regio heeft een andere voetafdruk,
omdat iedereen verschillend eet, drinkt,
woont, recreëert… gegevens van
bijvoorbeeld de wereldkaart hiernaast
geven gemiddelden mee van de EV, die ook
in verband staan met de economische
ontwikkeling en welvaart van een land.

$ Test je EV: http://voetafdruktest.wnf.nl

$ Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=g_aguo7V0Q4

De voetafdruk van de (effectieve) consumptie van een land of regio wordt berekend
als de voetafdruk van productie + import – export.

Oplossingen: dit zijn maar enkele voorbeelden, hieronder staan enkele sites met tips

o Individu:
- Gebruik van duurzame voertuigen
- Meer gebruik openbaar vervoer
- Zuinig omgaan met voedsel
- Zuinig omgaan met energie

o Land:
- Doelstellingen nastreven op lange termijn
- Voorlichtingscampagnes
- Duurzame projecten subsidies geven

$ Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=IoCVrkcaH6Q
$ Filmpje: https://www.ted.com/talks/alex_steffen_sees_a_sustainable_future#t-
14106
$ Site:https://jongerengids.be/vraag/hoe-verklein-ik-mijn-ecologische-
voetafdruk
$ Site: https://wwf.be/nl/maak-het-verschil/verklein-je-ecologische-voetafdruk/

97
2. De mondiale verschuivingen

ð De delocatie van activiteiten


› Dit begrip definiëren
› De oorzaken van delocatie benoemen
› Voorbeelden van delocatie van industriële activiteiten geven
› Voorbeelden van delocatie van tertiaire activiteit geven

$ Delocatie: is het verhuizen van een deel van de bedrijfsactiviteiten (naar het
buitenland), met als doel efficiënter en winstgevender te kunnen produceren.

Delocatie is een van de belangrijkste kenmerken van de globalisering. Een bedrijf dat
aan delocatie doet, plaatst zich meestal naar derdewereldlanden. De oorzaken en
redenen hiervoor zijn voornamelijk omdat er veel lagere arbeidskosten zijn, voor een
grotere hoeveelheid arbeidskrachten.

o Voorbeelden van delocatie van industriële activiteiten


- Leer
- Textiel
- Kleding
- Metaal
- Elektronica
o Voorbeelden van delocatie van tertiaire activiteiten
(Tertiaire sector of dienstensector is de economische sector waarin bedrijven
met de verkoop van hun goederen of diensten winst willen maken.)
- Call centra
- Informatica
- Boekhouding

98
ð De globalisering
› Dit begrip definiëren
› Voorbeelden van globalisering geven
› De positieve gevolgen van globalisering benoemen
› De negatieve gevolgen van globalisering benoemen

$ Globalisering: is het wereldwijd worden van de economie, het proces van


wereldwijde interacties tussen mensen, bedrijven, regeringen en culturen.

o Enkele voorbeelden hoe globalisering zich uit:


- Producten van over de hele wereld zijn overal te verkrijgen
- Sociale netwerken en internet: kennis en nieuws verspreidt zich heel
snel wereldwijd
- Wereldburgers: via bovenstaand puntje ontstaat een cultuur op zich
(film, muziek, politieke ideeën…), die door heel de wereld gedeeld
wordt.
- Multinationals: bepaalde merken vind je in alle grote steden wereldwijd
terug; Starbucks, McDonald’s…
- Het wegvallen van handelsbelemmeringen
- Verbeterde transportmogelijkheden

ð De internationale migraties
› De migratiestromen na WO I benoemen
› Huidige migratiestromen aanduiden op een wereldkaart
› De huidige migratiestromen beschrijven aan de hand van
bronnenmateriaal
› Juiste en relevante aardrijkskundige informatie over de internationaal
migraties selecteren en ordenen uit het beeld- en tekstmateriaal
ontvangen op het examen en uit deze geselecteerde informatie
besluiten trekken

99
o 1950: was er in mijnen en basisindustrie een tekort aan arbeidskrachten, en
ontstond een migratiestroom van Spanjaarden, Grieken en later Turken.
o 1960: kwamen ook Marokkanen om handarbeid te doen
o 1990: kwamen mensen uit verscheidene plaatsen; vooral Oost-Europa, maar
ook Azië, Zwart-Afrika, en in mindere mate Latijns-Amerika.

o Tegenwoordig: veel
migratie uit het Midden-
Oosten en Afrika.

ð De push- en pullfactoren van de migraties


› Deze begrippen definiëren
› Deze factoren benoemen en verklaren vanuit socio-economisch en
politiek standpunt.

$ Pushfactoren: redenen die een gebied tot een afstootgebied maken,


omstandigheden in een gebied die als onprettig worden ervaren, die
aanzetten tot emigratie.

$ Pullfactoren: redenen die een gebied tot een aantrekkingsgebied maken,


factoren in een bepaald gebied dat mensen aantrekken.

100
G. Opbouw & afbraak fysisch landschappen

1. De structuur van de aarde

ð De inwendige structuur van de aarde


› De schilvormige opbouw benoemen en verklaren
› De kenmerken van verschillende schillen benoemen

Delen Toestand Samen- Temperatuur Dicht- Diepte Dikte


stelling In ºC heid In km In km
In g/cm 3

Kern Binnenkern Vast Ijzer/Fe, 5000-6000 15 5100-6370 1270


Nikkel/Ni à
Buitenkern Vloeibaar Nife 4000-5000 10 2900-5100 2200
Mantel Binnenmantel Vast Silicum, ±3000 5 700-2900 2200
Asthenosfeer Vloeibaar magnesium 1400-3000 4 150-700 550
Buitenmantel Vast à Sima ±1000 3 70-150 80
Aard- Continentale korst Vast Silicum, 0-70
korst Oceanische korst Vast aluminium 0-1000º 2,5 0-11 10
à Sial

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=WwiiOjyfvAU
8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=NAHY6965o08

101
ð De opbouw van de lithosfeer
› Het verschil tussen een mineraal en gesteente herkennen en benoemen
› Voorbeelden van mineralen en gesteente geven
› Mineralen en gesteenten herkennen aan de hand van beeldmateriaal
› De indeling van de gesteenten op basis van hun ontstaan benoemen en
verklaren
› Het verband tussen de gesteentegroepen aantonen aan de hand van
de gesteentecyclus
› De kenmerken van de verschillende soorten aardkorst benoemen en
verklaren

$ De lithosfeer: is ±80km dik en bestaat uit de aardkorst en de buitenmantel, ze


is dus het buitenste gedeelte van de aarde.

$ Mineralen: zijn natuurlijke


verbindingen met een eigen vaste,
scheikundige samenstelling en een
karakteristieke kristallijne kleur.

$ Gesteenten: zijn natuurlijke


ophopingen die zijn opgebouwd uit mineralen.
Sommigen bestaan uit één soort mineraal,
anderen uit meerdere.

Soorten ontstaan:
De lithosfeer (de tektonische platen) zijn opgebouwd uit gesteenten, die op hun beurt
uit mineralen bestaan. De gesteenten worden volgens de petrografie
(gesteentekunde) ingedeeld in drie grote groepen, volgens de manier waarop ze
ontstaan:

102
o Stollingsgesteenten: wordt gevormd door het stollen van magma. Magma is
het vloeibaar gesteente dat zich in de asthenosfeer bevindt.
Stollingsgesteente kunnen we onderverdelen in drie groepen, afhankelijk van
de plaats in de aardkorst waar het magma afkoelt en stolt:
- Dieptegesteente: stolling van magma
diep in de aardkorst. Doordat dit zo diep
gebeurt, waar het een relatief hoge
temperatuur is, gaat dit zeer traag en
worden er grote kristallen door de grote
druk gevormd.
Bv. Graniet.
- Ganggesteente: stolling van magma
hoger in de aardkorst, namelijk in
scheuren of gangen in de aardkorst. Bv.
Dioriet (kasseisteen)
- Uitvloeiingsgesteente: de stolling
van magma gebeurt aan het
aardoppervlak. Magma wordt dan
lava genoemd. Als de lava stolt,
ontstaan er uitvloeiingsgesteenten.
Door de lagedruk en temperatuur
gebeurt deze stolling zeer snel. Bv.
Basalt, puimsteen

103
o Afzettingsgesteenten: worden gevormd op het
aardoppervlak door afbraak van andere gesteenten tot
sediment. Sediment is materiaal dat losgemaakt wordt
van bijvoorbeeld stollingsgesteente en door rivieren,
zeeën, gletsjers of wind getransporteerd en ergens
anders afgezet wordt. Dit sediment vormt na een tijdje
sedimentair gesteente, want verschillende lagen
sediment worden op elkaar
afgezet, wat de druk doet
toenemen en dus ook de
dichtheid.
Bv. Sediment: zand, klei, kalk,
grind, leem
Bv. Sedimentair gesteente:
zandsteen, kleisteen

o Metamorfe gesteenten: wordt een paar


kilometer diep in de aardkorst gevormd (hoge
druk en temperatuur) door kristallisatie of
metamorfose van stollingsgesteente of
sedimentair gesteente:
- Metamorfose: gesteenten zijn opgebouwd uit mineralen. Tussen deze
mineralen kunnen chemische reacties plaatsvinden met als gevolg dat
een mineraal een ander mineraal vormt waardoor het gesteente een
andere samenstelling krijgt en dus een ander gesteente wordt.
- (Re)kristallisatie: is het groeien van nieuwe kristallen rond reeds
bestaande kristallen. Dit komt voor bij vaste stoffen, die reeds
gekristalliseerd zijn, zoals dieptegesteenten. Nu verandert er niets aan
de samenstelling, maar komt er iets bij.
Bv. Marmer, kwartsiet, leisteen

104
De gesteentecyclus: de gesteenten van de
aardkorst doorlopen een kringloop. Het magma
stolt tot stollingsgesteente, dit wordt
afgebroken tot los sediment, waaruit
sedimentair gesteente kan ontstaan. Zowel
stollingsgesteenten als sediment als
sedimentair gesteente kan worden omgezet
tot metamorfose. Diepliggende metamorfe
gesteenten kunnen weer smelten en in het
magma worden opgenomen.

Aardkorst: je hebt de
oceanische en de
continentale aardkorst. Ook
heb je een samenstelling van
deze twee, genaamd:
intermediaire korst.

Oceanische korst (onder de oceanen) Continentale korst (continenten)

Relatief dun: 8 tot 10 km Vrij dik: 30 tot 40 km (tot 80 km in


gebergtes)
Dichtheid rond 3100 kg/m3 Dichtheid rond 2800 kg/m3
Komt voor onder de diepe delen van de Komt voor op de continenten en
oceanen onder de ondiepe delen van de
oceanen.
Bestaat voornamelijk uit: mafische/basisch Bestaat uit: felsische gesteenten,
stollingsgesteenten. intermediaire stollingsgesteenten,
metamorfe en sedimentaire
gesteenten

105
ð De endogene processen
› Deze begrippen definiëren
› De endogene processen benoemen

$ Endogene processen: zijn krachten die vanuit de lithosfeer komen, en nieuwe


aardkorst vormen. Ze worden voornamelijk gedreven door warmte en druk,
maar ook door vloeistoffen.

Enkele voorbeelden van endogene


processen (die in verdere leerstof
uitgebreid worden uitgelegd):

o Aardbevingen
o Vulkanisme
o Platentektoniek
o Gebergtevorming

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=dI4bpTDT9LI

ð De aardbevingen
› Dit begrip definiëren
› Aardbevingen verklaren
› Het verschil tussen het epicentrum en het hypocentrum definiëren
› De ‘schaal van Richter’ definiëren

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=JrBaiPN6AW8
$ Aardbeving: is een trillende of schokkende beweging van de aardkorst.

Aardbevingen vinden plaats in de aardkorst waar veel energie vrijkomt, die dan wordt
omgezet naar trillingen en bevingen. De energie wordt opgebouwd door twee
tektonische platen die bewegen ten opzichte van elkaar, als de energie zo groot is
dat de tektonische platen schoksgewijs bewegen ten opzichte van elkaar, ontstaan er
aardbevingen.

$ Hypocentrum: term voor de


aardbevingshaard, de plaats waar
de aardbeving ontstaat

$ Epicentrum: de plaats op het


aardoppervlak, loodrecht boven het
hypocentrum.

106
$ Schaal van Richter: de schaal die de
hoeveelheid energie die bij een aardbeving
vrijkomt, weergeeft in de vorm van trillingen.

Mogelijke oorzaken van aardbevingen:

o Verschuiven van tektonische platen ten opzichte van elkaar: op grenzen tussen
convergente en transforme plaatbewegingen
o Vulkanisme
o Menselijke ingrijpen: winning van aardgas (fracking) en aardolie
(diepzeeboringen), kernproeven
o Meteorietinslagen

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=FIgksa3x11w

ð De vulkanen
› Dit begrip definiëren
› De kenmerken van een schildvulkaan en een stratovulkaan benoemen
› Het voorkomen van een schildvulkaan en een stratovulkaan verklaren
› Schildvulkanen en stratovulkanen herkennen op beeldmateriaal
› De nadelen van vulkanisme benoemen
› De voordelen van vulkanisme benoemen

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=Be7o6BYVOzA

$ Vulkaan: is een opening in de lithosfeer van de aarde, waardoor magma vanuit


de asthenosfeer naar het aardoppervlak naar boven stijgt. Door het opstijgen
van die magma wordt er gesteente naar boven geduwd en wordt er dus een
berg gevormd.

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=WgktM2luLok
8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=V863xR0Y2qk
107
o Schildvulkanen: ontstaan bij hotspots (zie verder),
en zorgen zelden voor doden of gewonden.
Alleen wanneer een lavastroom zich door
bewoond gebied verplaatst, kan er schade
ontstaan.
Het magma in de magmakamer is een dunne,
hete vloeistof en koelt hierdoor traaf af en kan vrij
lange afstanden afleggen. Door de dunne
magma kan ze makkelijk door de spleten naar het
aardoppervlak doordringen, en de verstopping in de kraterpijp aanvreten, totdat
deze verstopping geheel of gedeeltelijk is opgeruimd. Hierdoor komen tijdens
erupties zelden ontploffingen voor. Wanneer de druk in de magmakamer toch hoog
is opgelopen, ontstaat een lavafontein. Ook wordt weinig as uitgestoten omdat
gassen uit het magma kunnen ontsnappen zonder eerst schuim te vormen. Doordat
de lava traag afkoelt en ver stroomt, hoopt het vulkanisch materiaal zich niet telkens
vlakbij de krater op. Zo ontstaat
na talloze uitbarstingen eerder
een brede berg met flauwe
helling, die veel lijkt op een
schild (vandaar de naam).

o Stratovulkanen: hoge kegelvormige vulkanen


met steile bergwanden, die bestaat uit
verschillende lagen van gestold lava, en hebben
meestal hoogtes van boven de 2500 meter.
Stratovulkanen worden gekenmerkt door
regelmatige, explosieve uitbarstingen. De lava
uit stratovulkanen is niet zo lopend, maar is
vicieus, stroperig waardoor de lava bij een
uitbarsting niet zo ver van de vulkaan reikt. De
as en het pyroclastisch materiaal (gesteente uit
te vulkaan) daarentegen reiken wel zeer ver. Druk moet dus hoog oplopen voordat
een eruptie kan plaatsvinden. Dit kan heel lang duren, en hoe meer tijd er verloopt,
hoe heftiger de uitbarsting wordt. Bij uitbarstingen van stratovulkanen wordt de
verstopping in de kraterpijp door een grote ontploffing verpulverd en de lucht in
geblazen. De eruptie veroorzaakt eerst regen
van stenen, gevolg van regen van as dat
dagenlang kan aanhouden. Lava zelf, komt er
maar in kleine mate uit. Deze vulkanen zijn heel
gevaarlijk, vooral door de pyroclastische
stromen en modderlawines. Stratovulkanen
ontstaan langs convergente plaatgrenzen.
108
Mogelijke oorzaken van vulkaanuitbarstingen:

o Verschuiven van tektonische platen ten opzichte van elkaar: divergente


plaatbewegingen en subductiezones (convergente plaatbewegingen).

o Hotspots: zie uitleg verder.

Voordelen en nadelen vulkanisme:

o Nadelen:
- Hongersnood: bij een vulkaanuitbarstingen kan de hete lava alle
voedingsgewassen verschroeien en zorgen voor een voeding schaarste.

- Modderstroom: ook wel lahar, kan plaatsvinden na een uitbarsting.


Wanneer as die zich rond de vulkaan gevormd heeft, zich vermengt met
een regenbui, stroomt de dikke, dodelijke laag modder naar het
bewoond gebied.

- Asregen: bij een uitbarsting kunnen dikke as-lagen in de atmosfeer


terechtkomen en met de wind mee gaan naar de bewoonde gebieden.
Ze kan enkele meters dik zijn en hele bewoonde gebieden bedekken.

- Pyroclastische stroom: is alle as, gas en rotsen die vrijkomen bij een
uitbarsting. Deze stoffen verspreiden zich via de lucht en kan een
snelheid van 150km/uur bereiken en een temperatuur van wel 800ºC.
De stroom verspreidt zich dus snel en kan in een mum van tijd de
omliggende dorpen of steden bereiken.

o Voordelen:
- Vruchtbare grond: de lava en as die bij een uitbarstingen door
omliggende gebieden stromen, bevatten heel veel positieve stoffen
voor het groeien van gewassen. Grond in de buurt van vulkanen is dus
heel erg vruchtbaar.

- Delfstoffen: rondom de vulkaan bevinden zich erg veel delfstoffen, door


de stolling van het magma (zich gesteentecyclus). Er bevinden zich
vooral ertsen (goud, zilver, tin…)

- Toerisme: vulkanen trekken veel toerisme, en zorgen dus ook voor veel
werkgelegenheden.

109
ð De platentektoniek
› Dit mechanisme verklaren
› Verbranden tussen platentektoniek, vulkanisme, aardbevingen en
plaatranden aantonen
› Het verband tussen platentektoniek en aardbevingen verklaren
› Het verband tussen platentektoniek en vulkanisme verklaren
› De verschillende plaatbewegingen benoemen en verklaren
› De gevolgen van de plaatbewegingen benoemen

8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=kwfNGatxUJI
8 Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=Kg_UBLFUpYQ

De platentektoniek is een wetenschappelijke theorie die verschillende geologische


verschijnselen kan verklaren, waaronder de geografische ligging van continenten en
oceanen, de continentendrift, gebergtevorming, aardbevingen en vulkanisme.
Volgens deze theorie is de lithosfeer onderverdeeld in tektonische platen, die
onafhankelijk van elkaar over het aardoppervlak kunnen bewegen. De platen
verplaatsen zich ten opzichte van elkaar met enkele centimeters per jaar.

Mechanisme: de kern
van de aarde heeft een
ontzettend hoge
temperatuur en deze
warmte wordt
doorgestuurd naar de
bovenliggende lagen
van de aarde.
Hierdoor ontstaat een
stroming van warmte
in de vloeibare
asthenosfeer, die men convectiestromen noemt. Deze stroming koelt af naarmate zij
verder van de kern en dichter aan het aardoppervlak komt. Daardoor neemt de
stijging van de stroming af en beweegt zich in horizontale richting langs de onderkant
van de korst. Als zij nog verder afgekoeld is, daalt de convectiestroom weer en gaat
terug naar het binnenste van de aarde. Daar stijgt de temperatuur weer en stijgt de
stroming opnieuw. Zo stroomt de materie de hele tijd rond. Deze bewegend
convectiestromen nemen de platen mee en zorgen zo voor de verschuiving van de
tektonische platen. Je kunt het vergelijken met een lopende band waarbij de
convectiestroming de band is en de tektonische platen het voorwerp op de band.

110
Op de foto zie je de belangrijkste tektonische platen, die waar de continenten op
liggen, noemt men de continentale platen, de andere zijn de oceanische platen. Op
de kaart zie je dat er drie bewegingen van tektonische platen mogelijk zijn:

o Convergerende plaatbeweging: twee platen bewegen naar elkaar toe

- Twee continentale platen: als deze


botsen, kunnen zich grote
bergketens vormen omdat de
gesteenten worden samengedrukt
en omhoog geperst. Door de
botsing ontstaan ook vaak
aardbevingen voor. Maar er is
weinig vulkanisme op de grenzen
tussen twee platen.
- Continentale en oceanische plaat:
de gesteenten van de oceanische
plaat zijn zwaarder dan die van de
continentale. Dus wanneer deze
botsen, wordt de zware oceanische
plaat onder de continentale plaat
geduwd en duikt naar beneden. De
plaatsen waar dit gebeurt, noemen
we ‘subductiezones’. Op de plaats
van de subductie worden er (diepzee)troggen gevormd (zie verder uitleg). Ter
hoogte van de subductiezones ontstaan aardbevingen door het schoksgewijs
verschuiven van de plaatgrenzen. Ook vulkanisme ontstaat op deze zones,

111
doordat de wegduikende plaat op grote diepte door de hitte wordt
omgesmolten, hetgeen aanleiding geeft tot ontstaan van vulkanen. De lichtere
gesteenten van de continentale korst worden als het ware afgeschraapt door
het subductieproces en omgeplooid tot bergen.
Wanneer een oceanische plaat onder een continentale schuift, verdwijnt een
deel van de bestaande lithosfeer, daarom spreekt met over destructieve
processen.
- Twee oceanische platen: bij een botsing
hier, duikt de oudste en zwaarste plaat
weg onder de andere. Ok hier treedt dus
subductie op en wordt er een trog
gevormd. Ook hier is er sprake van
vulkanisme door het smelten van de
wegduikende plaat en het ontstaan van
een archipel of eilandenboog door het
omhoog komen van magma.

o Divergerende plaatbeweging: twee platen bewegen van elkaar weg.


Wanneer twee platen uit elkaar gedreven worden, ontstaat een opening, die men
een spreidingszone noemt. Ter hoogte van zo’n spreidingszone kan er magma vanuit
de asthenosfeer omhoogkomen. De gevolgen
van magma die vanuit de asthenosfeer in de
lithosfeer komt (constructieve processen):
- Ontstaan van vulkanen op de aardkorst
- Stollen van het magma en ontstaan van
nieuwe lithosfeer waardoor de twee
platen groter worden
- Ontstaan van mid-oceanische ruggen.
(Zie uitleg verder)

o Transforme plaatbeweging: twee platen


bewegen langs elkaar.
Wanneer twee platen langs elkaar schuiven,
gebeurt dit niet in een vloeiende, constante
beweging, maar in schokken. Hierdoor
ontstaan aardbevingen.

112
Plaatbeweging Gevolgen
Divergent - Constructief: opbouw nieuwe lithosfeer
- Ontstaan Mid-oceanische rug
- Vulkanisme
Convergent - Destructief: afbraak bestaande lithosfeer
Continentaal- - Ontstaan plooiingsgebergte
continentaal - Aardbevingen
Continentaal-oceanisch - Subductie van de oceanische plaat
- Vorming van troggen
- Aardbevingen: door schoksgewijs verschuiven van de platen
- Vulkanisme: door smelten van wegduikende plaat op grote
diepte
- Gebergtevorming: door afschrapen van de continentale korst
tijdens subductie
Oceanisch-oceanisch - Subductie van de oudste plaat
- Vorming van troggen
- Vulkanisme: door smelten van wegduikende op grote diepte
- Aardbevingen: door schoksgewijze verplaatsing van de
tektonische platen
Transform - Geen opbouw en geen afbraak van lithosfeer, dus nog
constructief, noch destructief
- Aardbevingen: door schoksgewijs voortbewegen van de
platen

Behalve al het hierboven genoemde, is er nog een groot gevolg van de


platentektoniek:

De continentendrift: of continentenverschuiving
het geologische fenomeen dat de continenten
bewegen. Deze beweging gaat zo traag, dat wij
daar amper iets van merken.
[Men heeft dit door de geschiedenis heen
ontdekt door verschillende ontdekkingen:
o De kustlijnen van verschillende
continenten passen perfect in elkaar
o Dezelfde fossielen en gesteenten werden teruggevonden op verschillende
continenten.
o Gebergteketens eindigen en beginnen vaak de rand van een continent.

113
Aan de hand van deze fenomenen kan men de
conclusie trekken dat de continenten ooit aan elkaar
moeten hebben gehangen.

250 miljoen jaar geleden was er het oer-continent


Pangea, en over 250 miljoen jaar verwacht men dat
hetzelfde gebeurt: dat alle continenten weer naar
elkaar toe zullen bewegen en een nieuw
supercontinent zullen vormen.]

ð De ruggen, de troggen, de breuken, de slenken, de hotspots, de


kustgebergten, de continentale gebergten en de oceanen

› Deze begrippen definiëren


› De ruggen, de troggen, de breuken, de slenken, de hotspots, de
kustgebergten, de continentale gebergten en de oceanen herkennen
op beeldmateriaal en kaarten
› Het ontstaan van de ruggen, de troggen, de breuken, de slenken, de
hotspots, de kustgebergten, de continentale gebergten en de oceanen
verklaren
› Voorbeelden van de ruggen, de troggen, de breuken, de slenken, de
hotspots, de kustgebergten, de continentale gebergten en de oceanen
geven
› Deze begrippen definiëren

o De ruggen: mid-oceanische ruggen of Bv. Mid-Atlantische rug


oceaanruggen zijn gebergtes onder
water en worden gevormd doordat de
korst op de grens tussen twee platen
zeer licht is en door de warmtestroom
uit de aarde, omhoog geduwd wordt.
In elke grote oceaan bevindt zich een
oceaan-rug, die grote vulkanische activiteit en veel aardbevingen met zich
mee brengen. Ontstaan bij divergerende platen.

o De troggen: ontstaan bij subductie. Bv. Palau trog


Wanneer een oceanische plaat onder
een andere schuift, smelt deze in de
diepte en komt magma naar boven en
ontstaat een archipel of eilandenboog.

114
o De breuken: zijn scheuren in de Bv. Sint-Andreas Breuk
aardkorst, zijn een langgerekt vlak.
Delen van de aardkorst zijn verschoven
ten opzichte van elkaar, door middel
van transforme platen.

o De slenken: is een tektonische vallei,


een laaggelegen deel van de
aardkorst. Ontstaat doordat het
tijdens een breuk naar beneden glijdt.
Vult zich met de tijd meestal op met
rivieren, vulkanen… Bv. Grote Riftvallei

o De hotspots: zijn plaatsen waar de


aardkorst erg dun is. De hotspots zijn
veroorzaakt doordat zich eronder een
convectiestroom bevindt van extra Bv. Kaapverdië
warm materiaal, wat de aardkorst van
onderaf doet smelten. Op een
bepaald moment is de aardkorst zo
dun, dat het magma zich makkelijk een
weg kan bannen door de aardkorst en
zich verzamelen in de magmakamer en een vulkaan ontstaat. Omdat
tektonische platen bewegen, terwijl de convectiestroming op dezelfde plaats
blijft, zal de vulkaan op een gegeven
Bv. Humbug Mountain
moment buiten het bereik van de
warme convectiestroom komen.
Hierdoor gaan alle vulkanen
veroorzaakt door hotspots, uiteindelijk
dood.

o De kust- en continentale gebergten: zijn


gebergten evenwijdig aan de kust of
continentenlijn. Ze ontstaan door de botsing van
aardplaten. Bv. De Alpen en de Himalaya.

o Oceanen: is een grote zee tussen verschillende


continenten. Ze kan meerdere zeeën bevatten die
samenkomen. Ze ontstaat telkens klein door twee
divergerende platen, waardoor ruimte ontstaat
voor water. Het begint met een slenk, dan wordt
het een zee en uiteindelijk een oceaan. Bv. De
Atlantische oceaan.

115
2. De geologie van de aardkorst

ð De geologische tijdschaal
› De belangrijkste geologische gebeurtenissen benoemen en situeren in
de tijd
› Het verschijnen en verdwijnen van belangrijke soorten levensvormen
benoemen en situeren in de tijd
› De belangrijkste plooiingsfasen en gebergtevormingen in België en
Europa benoemen en situeren
› De geologische gebeurtenissen in het Quartair in België benoemen

116
Geologische gebeurtenissen in het Quartair in België:

- Vorming Vlaamse
Vallei (zie foto
hiernaast)
- Lössafzettingen

8 Filmpje:
https://schooltv.nl/vid
eo/popup/loess-een-
zeer-vruchtbare-
grondsoort/#autoplay
- Vorming Kempisch
plateau

Tijdens het Quartair koelde het


klimaat sterk af, met geregeld
ijstijden tot gevolg. Een laag
sediment, aangebracht door de
wind uit het koude noord, bedenkt
het landoppervlak: zand in Noord-
België en löss in Midden-België.

ð De geologische structuren: gelaagdheid, discordantievlak, anticline, syncline


en breuk
› Deze begrippen definiëren
› Deze structuren herkennen op beeldmateriaal en kaarten

117
ð De transgressies en regressies
› Deze begrippen definiëren
› Verbanden tussen transgressies, regressies en de exogene processen
leggen
› Gevolgen van transgressies en regressies voor de geologische structuur
van België benoemen en verklaren
118
$ Transgressie: verplaatsing van de kustlijn landinwaarts, als gevolg van een
tektonische activiteit of van een stijging van de zeespiegel.

$ Regressie: verplaatsing van de kustlijn richting zee, als het gevolg van
tektonische activiteit of van een daling van de zeespiegel.

$ Exogene processen: processen die van buitenaf op de aardkorst inwerken,


zoals verwering, erosie en sedimentatie.

Transgressies en regressies wisselen elkaar voortdurend af, soms in een cyclus, maar
soms ook onregelmatig.

De gevolgen op de geologische structuur van België:


Tijdens het tertiair lag de Noordzee nog tot ongeveer Midden-België. Men ziet dat
in het Paleogeen een belangrijke transgressie plaatsvond, waarbij grote delen van
Vlaanderen in volle zee lagen. Bij elke transgressie zijn er afzettingen in de zee van
vooral zand en klei. Dichtbij de kust worden grove zanden afgezet en naarmate men
zich van de kust verwijdert, wordt het materiaal dat sedimenteert (afzetting van erosie)
fijner. Hierdoor wordt de (zee)bodem dikker en krijgt hij een schuinere helling. Bij een
volgende transgressie raakt de zee minder ver. Op die manier ontstaat het schuine,
gelaagde patroon dat kenmerkend is voor de Belgische ondergrond ten noorden van
lijn Samber-Maas.

ð De geologische kaart
› De geologische periodes herkennen op een kaart
› De geologische ouderdom van een gebied afleiden
› De geologische geschiedenis van een gebied afleiden

Elk hooftijdperk van de geologische tijdschaal wordt ingedeeld in periodes. Periodes


krijgen vaak de naam van gesteentelagen die gevormd werden tijdens die periode.
In je atlas staan veel kaarten over de geologische periodes en de ouderdom van een
gebied.
Op een stratigrafische kaart in je atlas vind je de ouderdom van de gesteentelagen
aan de oppervlakte, en op een lithologische kaart vind je welke gesteenten er aan de
oppervlakte voorkomen.

ð De klimaatveranderingen in het Quartair


› Het klimaat in West-Europa tijdens de ijs- en tussenijstijden beschrijven
› De gevolgen van deze klimaatveranderingen op het reliëf, de verwering
en de erosie in België benoemen
› De gevolgen van deze klimaatveranderingen op het reliëf, de verwering
en de erosie in West-Europa benoemen

119
Het Pleistoceen heeft een snelle afwisseling van ijstijden en tussenijstijden (de
warmere perioden) waarin het aanzienlijk kouder was. De laatste ijstijd vond tien
duizend jaar geleden plaats. Deze zijn belangrijk omdat de invloed van de ijstijden
op de vorming van ons huidige landschap erg groot is, bijvoorbeeld:

o Reliëf:
- Ligging kustlijn veranderd
- Uitbreiding landijsmassa’s
o Verwering:
- Uitsterven van plant- en diersoorten
o Erosie:
- Ontstaan modderbrij
- Rivieren moeten een overvloed aan smeltwater en puin verwerken

120
3. De uiterlijke vormgeving van de aarde

ð De exogene processen: verwering, erosie en sedimentatie


› Deze begrippen definiëren
› Verbanden tussen deze exogene processen leggen
› Deze exogene processen herkennen en verklaren aan de hand van
beeldmateriaal en kaarten

$ Verwering: is het proces waarbij een vast


gesteente verbrokkelt tot een losser gesteente, als
gevolg van invloeden van weer en klimaat, zonder
echt verplaatst te worden.
8 Filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=w2GSlOU4nV0

$ Erosie: of afbraak is het losmaken en


transporteren van gesteente als gevolg van
invloeden van weer en klimaat.

8 Filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=XS_XITwv8Qs

$ Sedimentatie: of afzetting is het proces van


ophoping en bezinking van materiaal.

8 Filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=j7UUNJrqEqs

Hier is dus een cyclus, sedimentatie is het eindproduct van verwering of erosie. De
sedimentatie wordt op den duur sedimentatiegesteente, en kan daarna weer
beïnvloed worden door verwering of erosie.

ð De verweringsvormen: fysische, chemische en biogene


› De verweringsvormen benoemen
› Deze verweringsvormen verklaren
› Deze verweringsvormen herkennen op beeldmateriaal
› Voorbeelden benoemen

121
o Fysische verwering: het gesteente verbrokkelt zonder dat de chemische
samenstelling verandert.
- Heel wat gesteenten zijn poreus of hebben
barstjes waar het water gemakkelijk kan
binnensijpelen; als het water bevriest, neemt
het 10% in volume toe. Hierdoor ontstaan
spanningen en gaat het gesteente uiteindelijk
verbrokkelen.
- Door de zon kan het gesteente uitzetten en
daarna inkrimpen, om daarna te verbrokkelen.

o Chemische verwering: het oplossen of aantasten van gesteenten door de


inwerking van water, zuurstof en zuren.

- Door de reactie kunnen andere mineralen


gevormd worden.
- Chemische verwering van kalksteen wordt
karst genoemd.

o Biogene verwering: organismen stimuleren de verwering zowel rechtstreeks als


onrechtstreeks.
- Rechtstreeks: boomwortels kunnen
uiteenvallen en gesteenten kapot maken. Het
begint met fijne haarwortels die in kleine
barstjes van de steen groeien, maar dit wordt
groter naarmate de boom dikker wordt.
- Onrechtstreeks: levende organismen
brengen CO2 en zuren in de bodem. Deze
stoffen komen in het grondwater waardoor
chemische verwering wordt geactiveerd.

ð De erosievorming: winderosie, zee erosie, watererosie, riviererosie en


gletsjererosie
› De erosievormen benoemen
› Deze erosievormen verklaren
› Herkennen op beeldmateriaal
› Voorbeelden benoemen

122
o Winderosie: het materiaal wordt verplaatst onder invloed van wind, hierdoor kan
los materiaal (bodemdeeltjes, sediment…) opgenomen worden van het
aardoppervlak en verplaatst.

- Door los materiaal te verwijderen, worden


gesteenten blootgesteld aan verdere verwering
en erosie; landoppervlakte kan door deze twee
processen actief in verandering blijven.
Bv. Witte Woestijn, Egypte

o Watererosie: het materiaal wordt verplaatst door water. Dit treedt op bij
oppervlakkig afstromend water. Water kan losse gesteentefragmenten optillen.

- Riviererosie: rivieren banen zich een weg


over het oppervlak, slijten hierbij dalen en
kloven uit, en voeren sedimenten mee naar zee.
Bv. De Grand Canyon (zie foto)
- Zee erosie: golven breken de kust en
veranderen hierdoor de kustlijn, en creëren
spectaculaire rotsformaties.

o Gletsjererosie: of ijserosie; het materiaal verplaatst zich afwaarts onder invloed


van bewegend ijs. Dit ijs schuurt het materiaal eerst los en neemt het dan mee.
Soms wordt ook materiaal meegenomen dat op het ijs valt vanaf de helling
erlangs.

- De gevolgen op het onderliggende


gesteente worden pas zichtbaar wanneer het ijs
gesmolten is. Bv. Morenen (grote keien).

ð De sedimentatievormen gevormd door rivieren, wind, zee en gletsjers


› De sedimentatievormen benoemen
› Deze sedimentatievormen verklaren
› Herkennen op beeldmateriaal
› Voorbeelden benoemen
Sedimentatie speelt een grote rol in de vorming van vruchtbaar land, doordat het
afgezette materiaal nieuwe elementen en mineralen in de bodem brengt: planten
hebben die nodig voor hun groei.

123
ð Het reliëfgebied Condroz
› Dit gebied situeren op de geologische kaart
› De geologische ontstaansgeschiedenis van dit gebied verklaren aan de
hand van beeldmateriaal en kaarten
› Verbanden tussen het reliëf, de geologie, de lithologie en het
bodemgebruik leggen aan de hand van beeldmateriaal en kaarten

124
De Condroz is een Belgische landstreek in
Wallonië die zich uitstrekt over de provincies
Namen, Luik, Henegouwen en een stukje
Luxemburg. De grenzen worden in feite
bepaald door de aard en ouderdom van de
gesteenten.

o Reliëf: de Condroz is eigenlijk een golvend


plateau, gelegen op een hoogte van 180 tot
340 meter. Er komen afwisselend kammen en
depressies voor, de kammen liggen gemiddeld
50 meter lager dan de kammen. Het geheel
heeft een open karakter, ondanks de
aanwezigheid van bossen (meestal op toppen
van heuvels).

o Lithologie en geologie: de gesteenten (lithologie) psammiet (zandsteen) en


kalksteen komen aan de oppervlakte voor (vooral uit het Devoon en Carboon).
Beide worden gebruikt als bouwmateriaal in de woningen van de Condroz.
De gesteenten wisselen elkaar strooksgewijs af; dit wijst op een eenvoudige
plooistructuur: de gesteentelagen blijken geplooid in een reeks synclines en
antyclines. De kalksteen komt voor in de synclines, en psammiet komt voor in de
anticlines.

o Bodemgebruik: werd vroeger in de Condroz zeer sterk door de twee bodemtypes


bepaald: leembodems en stenige bodems:
- Leemgronden: landbouw en akkerbouw van graan, koolzaad, suikerbiet…
het probleem is dat de door erosie de leemlaag vermengd wordt met
vruchtbaar psammiet.

125
- Vallei: verwering van kalksteen; bodems vermengd met klei, waardoor het
minder waterdoorlatend is en enkel geschikt als grasland.

Tegenwoordig vervaagt het traditionele landschap sterk door gebruik van


meststoffen, door schikking van weiden voor optimale bedrijfsvoering…

o Geologische ontstaansgeschiedenis: het ontstaan gaat terug tot in het


Paleozoïcum. Periodes van afzetting en erosie hebben sindsdien het reliëf
gevormd.

126
ð Het reliëfgebied Kempisch plateau
› Dit gebied situeren op de geologische kaart
› De geologische ontstaansgeschiedenis van dit gebied verklaren aan de
hand van beeldmateriaal en kaarten
› Verbanden tussen het reliëf, de geologie, de lithologie en het
bodemgebruik leggen aan de hand van beeldmateriaal en kaarten

o Situering: het Kempisch plateau


is gelegen in het oosten van de
provincie Limburg.

o Reliëf: de hoogte van het plateau is in het zuiden rond de 104 meter, terwijl dit in
het noordwesten slechts rond 40 meter hoog is. Uitgezonderd van de valleitjes,
uitgeschuurd door enkele beekjes en rivieren, is het plateau relatief vlak.

o Lithologie en geologie: in het zuidelijk deel treft men hoofdzakelijk dikke


grindlagen en grof zand aan, in het noordelijk deel fijner zand. Het is grotendeels
bedekt met sediment, aangevoerd door de wind in aanwezigheid van sneeuw en
afgezet met een afwisseling van zand en sneeuwlaagjes. Er volgde een
vegetatiearme periode in het glaciaal. De ontbossing, ten gevolge van menselijke
activiteiten, leidde tot een grote, bijna boomloze vlakte met voornamelijk heide.

o Bodemgebruik: in de 19e eeuw zijn naaldbomen aangeplant voor de


steenkoolontginning. Heidelandschappen komen nu enkel nog voor in de
natuurreservaten.

o Geologische ontstaansgeschiedenis: het Kempisch plateau is ontstaan tijdens het


Quartair.

127
ð De landschapsstudie van reliëfvormen, valleivormen, kustvormen,
sedimentatielandschappen, erosielandschappen en glaciale landschappen
› Deze vormen en landschappen herkennen op beeldmateriaal en kaarten
› Deze vormen en landschappen beschrijven
› De landschapsvorming verklaren door de exogene processen, de
endogene processen en de gesteentesoorten

128
Reliëfvormen:

Valleivormen:

129
Kustvormen:

130
Sedimentatie- en erosielandschappen: zie uitleg van exogene processen

Glaciale landschappen:

ð De bodemkaarten
› Een eenvoudig bodemprofiel tekenen en beschrijven
› De bodemsoort afleiden aan de hand van een textuurdiagram
› De bodemkenmerken afleiden uit bodenkaarten
› Verbanden leggen tussen bodem, reliëf en vegetatie

131
Het bodemprofiel is een verticale doorsnede van de grond. Bodems worden
verdeeld in bodemhorizonten, aangeduid met hoofdletters.

Verband tussen bodem,


reliëf en vegetatie:

o Bodem: al het
gesteente dat zich onder
het aardoppervlak bevindt.

o Reliëf: het geheel van


hoogtes en laagtes van
een landschap, vormt
samen verticale dimensies
van het landschap.

o Vegetatie: geheel van


planten die in een
bepaalde omgeving
voorkomen.

132
Algemene tips:

o Het dikke boek AARDE van uitgeverij ANWB bevat bijna alle leerstof van dit vak, en
is heel duidelijk uitgelegd met goede fotodocumentatie.
o Af en toe het weerbericht bekijken en zelf proberen te voorspellen.
o Enkele documentaires bekijken over actuele onderwerpen in de aardrijkskunde.
o Denk bij het examen bij elke vraag eens extra na of het antwoord (deels) te vinden
zou zijn in je atlas. Je hebt het gelukt dat je een heel boek vol informatie bij het
examen mag hebben, dus denk eraan!
Krijg je een vraag over een zandleemstreek in België, kijk voor de zekerheid of er
geen kaart over de fysisch-geografische elementen is. Krijg je een vraag om zelf een
weersvoorspelling te maken, kijk voor de zekerheid naar een voorspelling in de atlas,
wat misschien kan helpen.
Er staat echt enorm veel in je atlas, informatie over de planeten, meerdere getallen
die je niet vanbuiten moet kennen hierdoor, het stedelijk leefcomplex, Vlaams
structuurplan… Dus kijk echt eens pagina per pagina!
Als je bijvoorbeeld een vraag krijgt over de ruimtelijke beroepenvelden, bv, ‘wat is
een stratigraaf?’, zoek dan een kaart met die naam in je atlas en dan kan je aan de
hand van de kaart het antwoord te weten komen.
o Probeer je niet te veel te focussen op definities vanbuiten leren of andere lange
teksten vanbuiten leren, zorg dat je ze kan herkennen en toepassen. Als ze
bijvoorbeeld definities gaan vragen, zal dit (normaal gezien) door middel van
meerkeuzevragen zijn, dus zorg vooral dat je kan herkennen, verbinden, toepassen.
Dat je goed de verschillen tussen dingen kan benoemen.
o Probeer bij alle verschijnselen dat je leert, veel foto’s ervan te bekijken. Het staat ook
expliciet in de vakfiche dat je alles op beeldmateriaal moet herkennen, bijvoorbeeld
verschil tussen stratovulkanen en schildvulkanen herkennen, landschappen
herkennen, soorten kaarten, soorten planeten…
o Moest je (zoals mij) niets van die berekeningen kunnen, probeer dan de belangrijkste
vanbuiten te leren. De meeste mensen kregen ook deze op het examen; bijvoorbeeld:
afstand aarde-mars, culminatiehoogte 21/12 kreeftkeerkring…

133
Examenvragen 27/11/2017:

38 meerkeuzevragen, 2 open vragen.

o Wat is een cartograaf?


Vier opties, oplossing: iemand die aardrijkskundige kaarten maakt.

o Wat is de absolute plaatsbepaling van Bangkok?


Er waren vier opties met enkel het verschil tussen noord en zuid, het was niet moeilijk.

o Je kreeg een kaart van Lier, en moest het stadspatroon benoemen.


Vier opties: radiaal, radiaal-concentrisch, willekeurig of nog één, die niet het
spinnenwebpatroon is.

o Wie beheert het GPS-systeem?


Vier opties: ik dacht Amerikaans Defensie

o Als de breukschaal 1/50 000 is, en de werkelijke afstand 20 km, wat is dan de afstand
op de kaart?
Vier opties: 2,5 cm, 4 cm, 25 cm, 40 cm.

o Ik woon in het Oost-Vlaamse Temse, wat is mijn kleinstedelijk centrum, regionaal


centrum en grootstedelijk centrum?
Kiezen tussen Dendermonde, Sint-Niklaas, Antwerpen, Lokeren, Gent…
Ik dacht de eerste drie in die volgorde.

o Je kreeg de stedelijke functies en elks een voorbeeld, die moest je samenvoegen:


Bestuursfunctie, dienstenfunctie, recreatieve functie, cultuurfunctie. En dan
vredegerecht, bankinstelling, bioscoop, concertzaal
Volgens mij in die volgorde met elkaar verbinden.

o Je kreeg en kaart en moest kiezen tussen gewestplan, structuurplan,


millieueffectenplan, of uitvoeringsplan.

o Satellietfoto van Brugge, waarbij je vier aangeduide plaatsen moet benoemen.


(Stadskern, forensenwoonzone…)

o Men geeft een kaart van Brugge, met Club Brugge stadion aangeduid, en waar die
in de toekomst gebouwd zal worden. Dan waren er 5 stellingen die je met waar of
fout moest aanduiden:
- Het behoudt de open ruimtes van Brugge

134
- Het zorgt voor meer geluidsoverlast op de nieuwe locatie
- De nieuwe locatie is makkelijker te bereiken met de trein
- De nieuwe locatie is makkelijker te bereiken met de auto
- De nieuwe locatie brengt functies van de stadskern met zich mee
Je moet om hierop een antwoord te vinden dus goed in je atlas kijken en legendes
kunnen gebruiken.

o Je kreeg een kaart met legende die de Belgische snelwegen toonde, je moest hierbij
de juiste uitspraak aanduiden.
- De langste file is aan de Kennedytunnel
- Er is file door een incident in Brussel
Nog twee uitspraken. Valt dus af te leiden uit de legende.

o Het ging over een satelliet dat op een planeet geland was. Men vertelde de afstand
van de satelliet tot de aarde. En het uur dat hij geland had. De vraag was hoelang
het duurde voor informatie om van die satelliet tot aan de aarde te komen.
Geen idee. Je kreeg vier opties, ik begreep niet of het met het lichtjaar te maken had.

o Je kreeg een foto van een radiotelescoop en kreeg vier nadelen, je moest aanduiden
welke als enige juist was:
- Heel bewolkingsgevoelig
- Kan maar 1 golflengte waarnemen
- Heel lichtgevoelig
- Alleen ’s nachts bruikbaar

o Hoe heet de schijnbare beweging


van de zon die de hemel
beschrijft? Drie opties
Dagboog

o Je kreeg deze foto en men vroeg


welke planeet dit was, en waarom
we die onlangs hebben kunnen
waarnemen.
Mercurius, ik heb gezegd omdat deze het kortste jaar heeft van alle planeten en het
dichtste bij de zon staat, dus om de zoveel jaar komt dit samen met de aardrevolutie.

o Vier stellingen over Saturnus, aanduiden welke juist was.


- Draait met de klok mee
- Draait dezelfde richting als de aarde
- De stoffen rond zijn ringen zijn allemaal kleiner dan een millimeter
Antwoord is de tweede

135
o Is de afplatting van de aarde een gevolg van de aardrotatie, aardrevolutie, of een
samenkomst van beide?
Aardrotatie

o In welke stad komt de zon het vroegst op? Rome, Parijs of Londen?
Rome

o Een foto van de atmosfeer, de lagen en de uitleg en dan vier stellingen met de vraag
waarom de warmte stijgt in de stratosfeer.
Door de UV-straling van de zon.

o Een foto van sneeuw waarbij ze zeggen dat sneeuw veel albedo heeft. Wat is het
gevolg? Vier stellingen. Veel warmte instraling, veel warmte omzetting…
Sneeuw heeft veel reflectie

o Een satellietfoto van West-Europa en daaruit zijn drie weerkaarten gemaakt die niet
in volgorde staan. Hier stonden denk ik vijf stellingen, aankruisen of dit waar of niet
was.
- Is weerkaart 3 warmer dan 2?
- Is er meer neerslagkans op weerkaart 2 of op 1?

o Wat gebeurt er bij een koufront? Vier stellingen, 1 juist. Leek hierop:
- Eerst koud, dan neerslag gevolgd met koude lucht
- Eerst koud, dan bewolking, dan kans op
neerslag, dan warm
- Eerst warm, dan directe neerslagbui, dan koud
- Eerst warm, dan bewolking, dan lichte
neerslag, dan koud

o Zie foto: welke condensatievorm is dit? Dauw, sneeuw,


rijm of ijzel?
Rijm

o Je krijgt deze foto en er staan verschillende stellingen,


je moet aanduiden wat de oorzaak is.
Zure regen

o Invulvraag: Een soort cartoon dat uitbeelt dat in Brazilië


soja voor de veeteelt in Amerika wordt gemaakt, en dat het vlees van Amerika dan
geïmporteerd woord naar Afrika. Dit wordt ook uitgelegd. De vraag is wat dit voor
invloed heeft op de kleine Braziliaanse en kleine Afrikaanse boeren. Voor beide moet
je het uitleggen.

136
o Waarom zijn er pijpleidingen in Siberië? Vier stellingen, juiste aanduiden.
Ik heb gegokt omdat het water een deel van het jaar bevroren is en dus onmogelijk
is voor olietransport.

o Drie vragen over Bauxiet. Wat hiervan gemaakt wordt, of je het beter zou
hergebruiken of recycleren en nog een vraag.

o Vier mensen die hun reden ‘vertellen’ waarom ze geëmigreerd zijn, je moest deze bij
push of pull factoren plaatsen.

o Deze schil is plastisch en gaat van 80km-300km diep, welke is het?

o Een vraag die ik niet goed begreep over aardbevingen. Het ging over een voorval in
2012, waarbij de aardbeving anders dan anders was, er waren vier stellingen wat
gebeurd was. Divergent met horizontale beweging, convergent met verticale
beweging…

o Iets waar ik totaal niet in mee was: je kreeg een wereldkaart met wat gebergten,
zeeën en platen op aangeduid, daaronder stond een doorsnede hiervan en op de
één of andere manier moest je hieruit afleiden waar dit op aarde was en de juiste
termen erin slepen (plaatnamen, trognamen, ruggen namen, gebergtes…).

o Je kreeg een soort cartogram over kindersterfte; allemaal bollen op een soort
assenstelsel die elk een ander land voorstellen. De grootte van de bol vertelt iets over
het bevolkingsaantal van een land en hoe hoger de bol in het assenstelsel, hoe meer
kindersterfte. Door middel van deze informatie zou je dus moeten kiezen tussen de
opties die ze geven.

o Je kreeg vier foto’s waar je de juiste termen bij moest zetten; berm, haag, houtkant,
struweel.

o Je kreeg een foto van een wolk en je moest zeggen welke dit was, je kreeg vier opties.

o Je kreeg een foto van de Amerikaanse ‘Monument


Valley’ en moest tussen de vier opties zeggen welk
soort erosie dit is.

o Je kreeg allemaal Belgische landschappen, zoals


Ardennen, Condroz… En je moest deze zetten bij
primair, secundair of tertiair.

o Een foto van een soort sedimentatie, je moest aanduiden welke soort.

137
o Je krijgt een textuurdiagram, met uitleg bij: deze grondsoort bestaat uit 80% zand,
10% leem, 10% klei. Je kreeg opties als: leem, zandleem, lemig zand, kleileem…

o Je kreeg vier Belgische landschappen, waarbij je vier gesteentevormen moest


verbinden; vast sedimentair gesteente, metamorf gesteente…

o Ik ben één vraag vergeten

VEEL SUCCES!!!

138

You might also like