Download as odt, pdf, or txt
Download as odt, pdf, or txt
You are on page 1of 15

Praktische opdracht

familiegeschiedenis

Nederlands en geschiedenis, havo en atheneum 3

Montessori Lyceum Groningen


PO familiegeschiedenis - beoordelingsformulier Nederlands

Naam: ____sam____ klas: a3a__

Datum: __________________________________________ cijfer:

1 = moet veel aan verbeterd worden


2 = redelijk, maar kan beduidend beter
3 = voldoende
4 = goed
5 = uitstekend

1 2 3 4 5 opmerkingen

a Spelling en interpunctie

b Woordkeus

c Zinsbouw en stijl

d Alinea’s en kernzinnen
Tekststructuur en
e
signaalwoorden

f Werkbladen Nederlands

g Voorbereiding interviews

h Portret van een ouder

i Portret van een voorouder

j Brongebruik (APA)

Totaal:
PO Familiegeschiedenis - Opdrachtuitleg

Wat ga je doen?
De komende weken ga je voor de vakken Nederlands en geschiedenis een PO
maken over jouw eigen familiegeschiedenis. Je interviewt twee personen van
verschillende generaties (bv. je vader en je oma) en je maakt van deze interviews
twee familieportretten. Samen vormen deze portretten jouw interviewverslag.
Op dit verslag krijg je dus twee cijfers, één voor Nederlands en één voor
geschiedenis. Alle eisen die beide vakken aan dit verslag stellen vind je in dit PO-
boekje. Je zult zien dat de eisen voor beide vakken overlappen.

Wat ga je leren?
In de familieportretten is het belangrijk dat je schets hoe het leven van jouw
familieleden eruit zag. Dit doe je op basis van het interview, maar ook op basis van
andere informatiebronnen over de betreffende periode. In de lessen geschiedenis
leer je hoe je die informatiebronnen gebruikt, hoe je het leven en gebeurtenissen in
het leven van familieleden in een historische context plaatst en hoe je historische
vaardigheden inzet bij het doen van onderzoek.
In de lessen Nederlands leer je hoe je een interview moet voorbereiden en
moet afnemen, hoe je daar een verslag van maakt en hoe je correct je bronnen
vermeldt. Dit leer je o.a. aan de hand van de werkbladen in dit PO-boekje. Neem
daarom dit boekje altijd mee naar de lessen Nederlands en geschiedenis. Voor
Nederlands geldt dat de werkbladen een onderdeel zijn van je eindcijfer. Er zijn géén
antwoordbladen beschikbaar. Dat betekent dat je zelf, in overleg met je klasgenoten,
goed moet nadenken!
PO Familiegeschiedenis - Opdrachtuitleg

Wat moet er in het verslag?


In je verslag geef je allereerst uitgebreide algemene beschrijvingen van de
geïnterviewden. Daarnaast is belangrijk dat je verslag een bepaald thema en/of
onderwerp heeft om er een samenhangend verhaal van te maken. Hiervoor heb je
de volgende opties:

- Eén thema dat in beide verhalen terugkomt. Je beschrijft dit thema dan aan de
hand van verschillende perioden. Voorbeelden van mogelijke thema’s zijn de
emancipatie van de vrouw, ontwikkeling van het onderwijs, multiculturele
samenleving, technologie in huis of jongerencultuur.

Idee1 technologie/communicatie

en transport how beinvloede het jullie leven

idee 2

inormatie en communicatie

hoe kom je aan info om je mening te vormen en hoe comuniceer je die met
anderen

- Twee verschillende thema’s of gebeurtenissen; dit is afhankelijk van de


persoon die je interviewt. Voorbeelden van mogelijke thema’s zijn de bezetting
van Nederland, protesten tegen atoomwapens, dekolonisatie, de val van de
Berlijnse muur of de ramp bij Tsjernobyl.

w2

In je verslag geef je veel informatie over de periode waarin de twee geïnterviewden


leefden. Je hebt dus ook informatie nodig uit secundaire bronnen. Zorg dat je alle
bronnen noteert die je gebruikt om informatie op te zoeken over de betreffende
periodes of gebeurtenissen in deze periodes. Deze bronnen kunnen boeken,
tijdschriften of websites zijn. Hiervan maak je bronvermelding volgens de APA-
methode die je in je PO opneemt.

Handige bronnen voor je onderzoek zijn:


https://www.wiewaswie.nl/
www.groningerarchieven.nl/
www.allegroningers.nl/
http://www.drentsarchief.nl/onderzoeken/zoeken
www.drenlias.nl/
http://www.cbg.nl/
http://www.myheritage.com/family-tree-
https://www.entoen.nu/
https://historiek.net/
PO Familiegeschiedenis - eisen

 Inleveren in een snelhechter


 Jouw po bevat de volgende onderdelen:
o Beoordelingsformulier Nederlands
o Beoordelingsformulier Geschiedenis
o Titelblad
o Inhoudsopgave
o Voorwoord
o Lijst met minimaal tien interviewvragen
o Twee familieportretten met daarin sowieso
• een duidelijk specifiek thema/onderwerp
• een algemene beschrijving van de geïnterviewden
• plaatsing van de persoon binnen historische context
• informatie over het thema/onderwerp uit secundaire bronnen
• minstens twee toegepaste historische vaardigheden
• minstens vier relevante afbeeldingen met onderschrift
(bij voorkeur eigen foto’s)
o Historische vaardigheden voor Geschiedenis
o Ingevulde werkbladen voor Nederlands
o Nawoord
o Bronvermelding volgens de APA-methode
 Duidelijke opmaak en eenheid in typografie
 Paginanummering, behalve op de titelpagina en de inhoudsopgave
 Correct en stijlvol geschreven
 Foutloos gespeld (ook wat betreft leestekens, hoofdletters en juist
spatiegebruik)
 Iedere nieuwe alinea begint met een inspringing. Dat doe je door de tab-toets
op je toetsenbord te gebruiken (links op je toetsenbord: | ← →| ). Voor de
alinea komt géén witregel meer.

Inleveren:
- Dinsdag 6 april,/ 15 uiterlijke inlevermoment
- PAPIER EN ONLINE
PO Familiegeschiedenis

Nederlands: wanneer is je verslag goed of zelfs uitstekend?

Aandachtspunt Doel
Je spelling is foutloos en bevat geen onjuiste spaties. De
Spelling en juiste leestekens en hoofdletters staan op de goede plaats.
interpunctie Citaten staan tussen aanhalingstekens. Leestekens vallen
binnen de aanhalingstekens.
Je kiest de juiste woorden. Je gebruikt niet steeds dezelfde
woorden, maar synoniemen waar dat kan. Bij langere stukken
Woordkeus
tekst gebruik je ook goede signaalwoorden. Je taalgebruik
past bij de tekst en bij jou.
Zinsbouw Je zinnen zijn begrijpelijk. Je zinnen hebben een correcte
en stijl woordvolgorde en variëren in lengte.
Alleen vóór en na de kern sla je één regel over. Binnen
inleiding, kern en slot begin je een nieuwe alinea door in te
springen. Je begint een nieuwe alinea als er sprake is van
Alinea’s en
een verandering: verandering van actie, plaats, tijd, persoon
kernzinnen
enz. Je alinea’s zijn niet te lang; ze zorgen voor een beter
begrip van de tekst. Iedere alinea bevat een duidelijke
kernzin.
Al je teksten bevatten een inleiding, kern en slot. De
deelonderwerpen van je teksten behandel je in een logische
Tekststructuur volgorde. Ook gebruik je goede signaalwoorden die de
en signaalwoorden tekstverbanden verhelderen. De lezer kan hierdoor je verhaal
uitstekend volgen. Bij langere deelonderwerpen mag je ook
tussenkopjes gebruiken.
Werkbladen NE Alle bijbehorende werkbladen zijn foutloos en netjes ingevuld.
Door de vragen die je hebt bedacht laat je zien dat je van
tevoren goed hebt nagedacht over de familieleden die je gaat
Voorbereiding interviewen én over aspecten van de tijd waarin zij geleefd
interview hebben. Je stelt in principe open vragen, minimaal tien. Ook
weet je hoe je moet doorvragen. Met je vragen ga je echt
dieper in op de deelonderwerpen die je hebt gekozen.
Je teksten zijn geschreven in de derde persoon enkelvoud
(hij/zij). Ze bevatten citaten van de geïnterviewde. Ook geven
Portret van ze informatie over de historische context. Ze hebben
een (voor)ouder diepgang en leggen verband met de tijd van toen (zie verder
de eisen van geschiedenis!). Ze hebben minimaal een lengte
van twee A4’tjes, lettergrootte 12, max. regelafstand 1,5.
Je gebruikt betrouwbare bronnen. Om de betrouwbaarheid te
bepalen kun je gebruik maken van www.webdetective.nl of de
vragenlijst in de bijlage. Bij een citaat geef je aan van wie het
citaat is.

Je neemt je bronnen op in een bronnenlijst volgens de APA-


methode:

Boek: achternaam auteur, initialen voornamen. (jaar van


Brongebruik (APA) uitgave). Titel en evt. ondertitel schuingedrukt. Plaats van
uitgave: Uitgeverij. pag.nrs.

Artikel: achternaam auteur, initialen voornamen. Titel. Naam


krant/tijdschrift schuingedrukt, datum van uitgave, pag.nrs.

Website: achternaam auteur, initialen voornamen. Titel.


Naam webpagina schuingedrukt. [Laatst geraadpleegd op:
datum en tijdstip] (bijv. [Laatst geraadpleegd op 15-12-2018])
url: www.url_toevoegen.nl

Geschiedenis: waar wordt je op beoordeeld?

 Aantrekkelijke en duidelijke voorpagina.


 Voorbereide interviewvragen, minimaal tien per portret.
(Let op dat je de vragen toespitst op de persoonlijke ervaring van de persoon.)
 Beschrijving van ouder.
 Beschrijving van grootouder.
 Toepassing van specifiek onderwerp of thema.
 Plaatsen van persoon binnen historische context.
 Gebruik van informatie uit secundaire bronnen.
 Toepassen van historische vaardigheden.
 Korte toelichting van welke historische vaardigheden je hebt gekozen en hoe
je deze hebt toegepast.
 Minimaal 4 afbeeldingen met onderschrift, m.u.v. de voorpagina.
PO Familiegeschiedenis - Geschiedenis, informatieblad

Historische context
De historische context is het grotere geschiedenisverhaal rond het door jouw
gekozen thema (of thema`s). Hierbij beschrijf je dus de feitelijke gebeurtenissen rond
bijvoorbeeld de Berlijnse muur, de dekolonisatie van Suriname of de protesten tegen
atoomwapens. Het individuele (persoonlijke) verhaal van de door jouw geïnterviewde
personen verweef je met deze beschrijving van de gebeurtenissen (historische
context).

Historische vaardigheden
Je verslag moet ten minste twee van onderstaande drie historische vaardigheden
bevatten. In het werkstuk voeg je een hoofdstukje toe waarin je voor elk verhaal
uitlegt welke vaardigheid je hebt gekozen en hoe (en waar) je de historische
vaardigheid hebt toegepast. Voor meer info: zie ‘overzicht van de vaardigheden’
achterin je tekstenboek.

1. Gebonden aan tijd en plaats


In je je portretten schets je ook een bepaald beeld van een tijd en plaats. De persoon
waarvan je het portret maakt kent een zogenoemde standplaatsgebondenheid. Dit
houdt in dat het denken en handelen van de persoon wordt bepaald door de positie
die hij/zij inneemt t.o.v. anderen. Maar ook door bijvoorbeeld persoonlijke
omstandigheden, opvoeding, opleiding, godsdienst en persoonlijke ervaringen.
Kortom, je leert je te verplaatsen in de tijd om die tijd te begrijpen en verklaren.

2. Continuïteit en discontinuïteit
Door de jaren heen zijn er allerlei veranderingen en ontwikkelingen geweest. Maar er
blijven ook zaken onveranderd oftewel hetzelfde (continuïteit). In je portretten kun je
vergelijkingen maken tussen toen en nu. Wat is er veranderd en wat is er nog min of
meer hetzelfde gebleven?

3. Oorzaak en gevolg
De geschiedenis lijkt een opeenstapeling van oorzaken en gevolgen. Je hebt directe
en indirecte gevolgen. Gevolgen op de lange en gevolgen op de korte termijn. In je
portretten laat je zien dat iets gebeurt, omdat iets anders eerder al was gebeurd.
Oftewel waarom gebeurde iets en wat zijn de gevolgen.

PO familiegeschiedenis - Nederlands, werkblad 1


Een interview voorbereiden

Een goede interviewer bereidt zijn interview goed voor. Hij/zij stelt zichzelf
daartoe vragen over het ………………………….. van het interview (wil je vragen
naar informatie en/of mening?) en de informatie die nodig is om het interview
goed te kunnen voeren.

Werkwijze:
1. Bedenk wat je al weet en wat je nog wilt weten. Maar bijvoorbeeld een
DOEL om alle kennis die je al hebt te ordenen.
2. Bereid je voor door voorafgaand aan het interview TE DOEN over het
onderwerp op te zoeken.
3. Bedenk de VRAGEN die je wilt stellen. Kies zoveel mogelijk voor OPEN
vragen in tegenstelling tot gesloten vragen. Op die manier krijg je zoveel
mogelijk informatie.
4. Schrijf de vragen op en houd ruimte tussen de vragen open voor de
antwoorden.
5. Bedenk of je tussen de vragen door ook nog dingen wilt zeggen tegen de
geïnterviewde (bijvoorbeeld informatie geven of een situatie beschrijven).
Schrijf met ………………………………………………. op wat je gaat zeggen.

Noteer hieronder alvast een aantal onderwerpideeën:

PO familiegeschiedenis - Nederlands, werkblad 2

Een interview afnemen

Een interviewer valt nooit zomaar met de deur in huis. Je stelt de geïnterviewde op
zijn of haar gemak. Je INTRODUCEERT het onderwerp en vertelt wat de
bedoeling van het interview is. Daarna open je het gesprek d.m.v. een startvraag.
Hiermee kun je het gesprek op een PRETTIGE manier beginnen.

Werkwijze:
1. Het gesprek openen, bijvoorbeeld door HET DOEL VAN HET GESPREK
TE NOEMEN
2. De EERSTE VVRAAG stellen, om op een prettige manier het interview te
beginnen.
3. De eerste ………HOODVRAAG….. stellen en goed …LUISTEREN………
naar het antwoord.
4. Naar aanleiding van dat antwoord DOORVRAGEN.
Dat kan op de volgende manieren:
- vragen om VERDUIDELIJKING
- vragen om een .MENING..
- vragen om een ...VOORBEELD........
5. Kies zoveel mogelijk voor .OPEN vragen in tegenstelling tot gesloten
vragen. Op die manier krijg je zoveel mogelijk informatie.
6. Als een hoofdvraag voldoende is beantwoord, stel je een
SAMENVATTENEDE vraag om te controleren of je het goed begrepen hebt.
7. Ter afsluiting bedank je de geïnterviewde en vraag je wat hij/zij
van het gesprek vond.
PO familiegeschiedenis - Nederlands, werkblad 3

Een beschouwing schrijven

Een beschouwing is een INVOORMATIEVE SAMENVATTEND tekst, die de lezer


wil laten SCHRIJVEN over een onderwerp. De schrijver doet dit door dat
onderwerp van verschillende kanten te belichten.

Net als in een uiteenzetting kun je in een beschouwing:


- een ......VERKLARING.... voor een verschijnsel geven
- een .....PROBLEEM.................. behandelen
- uitleg over de ........INHOUD...... en ...RESULTATEN... van een
onderzoek geven
- een ontwikkeling / ......VERANDERING............... in verschillende
periodes beschrijven.

In een beschouwing mogen meerdere ..MENINGEN... worden weergegeven. Let


wel op dat het geen betoog wordt.
PO familiegeschiedenis - Nederlands, werkblad 4

Een interviewverslag maken

Voor deze praktische opdracht moet je beide interviewverslagen schrijven als een
beschouwing. Dit betekent dat je tussendoor historische context biedt over jouw
onderwerp(en). In zo’n interviewverslag gaat het vooral om de informatie over een
onderwerp.

In jouw interviewverslagen moet je de vragen ................................................ en


een samenvattend verslag maken met hier en daar een citaat. Deze citaten zijn
zeer belangrijk, omdat ze de tekst verlevendigen. Laat duidelijk zien dat je de
geïnterviewde citeert. Dit doe je d.m.v. (= door middel
van) ................................ ............................................................................... .

De aanwijzingen voor een samenvattend interviewverslag zijn:

- Inleiding: zie volgend werkblad

- Laat de …………………………………………………………… weg.

- Schrijf je verslag in de derde persoon enkelvoud, bijvoorbeeld

……………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………..………. .

- Vat gedeelten samen als het niet zo belangrijk is of als je het korter of

duidelijker kunt verwoorden.

- Gebruik regelmatig je ……………………………………woorden .

- Wissel je tekst zo nu en dan af met een interessant of informatief

………..................................……………… van de geïnterviewde.


PO familiegeschiedenis - Nederlands, werkblad 5

De inleiding van een interviewverslag

Een goede inleiding maakt de lezer duidelijk wat hij kan verwachten en nodigt uit
tot verder lezen. Een goede inleiding bevat:

- een aandachtstrekker of leeslokker. Dit kun je doen d.m.v. een citaat, een
voorbeeld, een anekdote enz.
- een introductie van het .........onderwerp..., m.a.w. waarover het gaat
- en in het geval van een interview uiteraard ook informatie over de
……………geinterviewden
(n)
- een bron de tekst. Dit kun je doen d.m.v. het stellen van een centrale vraag,
het noemen van je deelonderwerpen, het noemen van je tekstdoel etc.

Ook zorgt een goede inleiding ervoor dat de lezer de rest van de tekst gaat lezen.
De schrijver heeft hiervoor verschillende mogelijkheden:

- aangeven waarom de tekst is geschreven, m.a.w. (= met andere woorden)


de ……aanleoding…….. van de tekst noemen
- de centrale ……vraag stellen…………..…
- de ....mening....... van de schrijver geven
- een ……samenvatting.. van de inhoud geven
- een .persoon...... / ..........personen....... introduceren
- een situatie schetsen
- of een voorbeeld geven.

Een inleiding mag uit meer dan een alinea bestaan. Zorg dat je de aandacht van
de lezer meteen pakt én vasthoudt.

PO familiegeschiedenis - Nederlands, werkblad 6


Het slot van een tekst

Een goed slot rondt een tekst duidelijk af en grijpt terug op het begin van de tekst.
Je maakt als het ware een lusje naar het begin van de tekst (de inleiding). Een
goed slot:
- geeft …antwoort………………….. als je in de inleiding een of meerdere
vragen hebt gesteld.
- noemt een mogelijke ……........oplossig………….. als je in de inleiding
een probleem hebt geformuleerd.
- geeft een korte ………. SAMENVVATTING………....... van het onderwerp
of verschijnsel dat je in de inleiding hebt genoemd.

Ook kan de schrijver in het slot:


- een positief of negatief ….ADVIES……. geven
aan de lezer;
- de lezer waarschuwen;
- een ………………CONCLUSIE………………………..…… trekken;
- of een ………………………VERWACHTING………………….. uitspreken.
- zijn mening herhalen
- afsluiten met een .......UITSMIJTER......................., een goede zin die nog
een tijdje blijft hangen in het hoofd van de lezer.

Een slot mag ook uit meer dan een alinea bestaan. Geef géén nieuwe informatie
in je slot; dat hoort thuis in de kern van je tekst!

You might also like