Professional Documents
Culture Documents
Medicatie Antipyschotica en Depressiva
Medicatie Antipyschotica en Depressiva
De eerste keuze in behandeling voor een depressie is afhankelijk van de eerste of twee lijn.
Binnen de eerste lijn is een TCA of een SSRI aanbevolen. Binnen de tweede lijn geen
voorkeur. Bij (jong)volwassenen zijn de serotonineheropnameremmers (SSRI’s) citalopram,
escitalopram, fluoxetine en sertraline voorkeursmiddelen; bij ouderen zijn dit citalopram of
sertraline. Bij goede respons de behandeling ten minste 6 maanden (ten minste 1 jaar bij
recidief depressie) voortzetten na bereiken van remissie. Bouw daarna het antidepressivum
af. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur.
De plaats van een antidepressivum bij de behandeling van een depressieve episode van
een bipolaire stoornis is in algemene zin controversieel vanwege relatief weinig bewijs voor
effectiviteit. Als een antidepressivum wordt toegevoegd, hebben SSRI’s (uitgezonderd
paroxetine) en bupropion de voorkeur. Het toevoegen van een serotonine-noradrenaline-
heropnameremmer (SNRI) of een tricyclisch antidepressivum (TCA) (uitgezonderd
imipramine) pas overwegen als andere antidepressiva niet effectief zijn gebleken.
Antidepressiva kunnen een manie uitlokken.
Voor patiënten met een depressieve stoornis die na 4 weken niet responderen op de eerste
stap in de medicamenteuze behandeling (het eerste antidepressivum) wordt geadviseerd om
te switchen naar een ander AD. Mogelijk is om duur van behandeling te verlengen wanneer
enige respons is tot 6 (max 10 weken). Verhogen van dosering is geen bewijs voor. De keuzes
zijn dan:
- Overschakelen naar ander antidepressivum
- Toevoegen lithium
- Toevoeging mirtazapine
- Toevoegen atypisch antipsychoticum
Wanneer dit alles niet werkt is het nog mogelijk om een MAO-remmer (fenelzine) toe te
voegen.
Tricyclische antidepressiva (amitriptyline, Nortriptyline) TCA:
Effect
Vermindering van:
de kans op terugkeer van depressie met de helft tot twee derde (bij voortzetting van
een behandeling na optreden van herstel);
Bijwerkingen
Relatief frequent:
sedatie;
Minder frequent:
geleidings- en ritmestoornissen;
epileptische insulten/convulsies;
Effect
vermindering van de kans op terugkeer van depressie met de helft tot twee derde (bij
voortzetting van de behandeling na optreden van herstel);
Bijwerkingen
Relatief frequent:
Effect
vermindering van de kans op een terugkeer van depressie (bij voortzetting van een
behandeling na optreden van herstel);
Bijwerkingen
Relatief frequent:
sedatie, slaperigheid;
Minder frequent:
Bij gelijktijdig gebruik met andere serotonerge middelen, zoals SSRI's, andere serotonerge
antidepressiva, bepaalde opioïden (zoals buprenorfine, tramadol) is er mogelijk meer kans
op het serotoninesyndroom.
Bij gebruik van bloedverdunnende middelen dient men rekening te houden met een
verlengde bloedingstijd.
De kans op QTc-verlenging en ventriculaire aritmieën neemt toe bij gelijktijdig gebruik met
andere geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, zoals bepaalde antipsychotica en
antibiotica.
Effect:
iets meer kans om met hulp van het stoppen-met-roken-programma echt met roken
te stoppen (bupropion).
Bijwerkingen:
Mono amine oxidase (MAO-remmers): MAO breekt neurotransmitters af. Als je MAO remt,
remt je de afbraak van deze neurotransmitters waardoor je meer in het brein hebt. Chocola
en rode wijn mag je niet hebben krijg je hypertensieve urgentie. Door de MAO remmer
wordt dit dan ook niet afgebroken. Teramine arm dieet.
Anti-psychotica, klassieke (haloperidol, cisordinol)
Werkingsmechanisme
de chemoreceptor-triggerzone (CTZ).
Effect
Bij psychose
Bij manie
Bijwerkingen
Relatief frequent
Minder frequent
tardieve dyskinesie;
verlaging convulsiedrempel;
Werkingsmechanisme
Effect
Bij schizofrenie:
verminderen of verdwijnen van positieve symptomen (hallucinaties, wanen en
denkstoornissen), door antagonisme van de D2-receptoren.
verminderen of verdwijnen van negatieve symptomen (zoals vervlakking van het
gevoelsleven, apathie en gedachten- of spraakarmoede), door antagonisme van de
5HT2–receptoren.
Bij manische symptomen/episoden (bipolaire stoornis):
verminderen of verdwijnen van manische symptomen/episoden; het exacte
onderliggende werkingsmechanisme is niet bekend, antagonisme van de 5HT 2–
receptoren en D2-receptoren speelt mogelijk een rol (aripiprazol, olanzapine,
quetiapine, risperidon).
afname of voorkomen van recidieven (aripiprazol, olanzapine, quetiapine).
Bij depressieve episoden (unipolaire depressie/ bipolaire stoornis):
verminderen of verdwijnen van depressieve symptomen/episoden; het exacte
onderliggende werkingsmechanisme is niet bekend; antagonisme van de 5HT 2–
receptoren speelt mogelijk een rol (quetiapine).
Bij psychose en/of agressie:
verminderen of verdwijnen van psychotische symptomen en/of onrust en agressie,
door antagonisme van de D2-receptoren (risperidon, clozapine).
Bij vertigo:
Bijwerkingen
Relatief frequent:
seksuele disfunctie;
dysforie.
Minder frequent:
maligne neurolepticasyndroom;
tardieve dyskinesie.