10 3211520 NL OM

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 186

BEDIENINGSHANDLEIDING 2010

690 DUKE EU
690 DUKE AUS/UK
690 DUKE JP
690 Duke R EU
690 Duke R AUS/UK
690 Duke R JP
Artikelnr. 3211520nl
BESTE KTM KLANT 1

We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
BESTE KTM KLANT

zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, als u de motorfiets goed onderhoudt.

We wensen u veel rijplezier!

Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.


Chassisnummer/typeplaatje ( pag. 16) Stempel van de dealer

Motornummer ( pag. 17)

Sleutelnummer ( pag. 16)

De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.

Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveromvang horen.
BESTE KTM KLANT 2

© 2009 by KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk


Alle rechten voorbehouden
Reproductie, ook gedeeltelijk, is alleen geoorloofd met schriftelijke toestemming van de schrijver.

ISO 9001(12 100 6061)


KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service

KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3

Tijd instellen.................................................................... 28
INHOUDSOPGAVE

SYMBOLEN EN FORMATERINGEN .......................................... 6


BELANGRIJKE AANWIJZINGEN............................................... 7 Gecombineerd instrument - weergave ODO.......................... 29
AFBEELDING VOERTUIG ...................................................... 12 Gecombineerd instrument - weergave TRIP 1
Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)........... 12 instellen/terugzetten ......................................................... 29
Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave) ..... 14 Gecombineerd instrument - weergave TRIP 2
POSITIE SERIENUMMERS.................................................... 16 instellen/terugzetten ......................................................... 30
Chassisnummer/typeplaatje ............................................... 16 Gecombineerd instrument - weergave TRIP F ...................... 31
Sleutelnummer ................................................................ 16 Gecombineerd instrument - weergave
koelmiddeltemperatuur ..................................................... 31
Motornummer .................................................................. 17
Tankdop openen............................................................... 32
Artikelnummer voorvork..................................................... 17
Tankdop sluiten ............................................................... 32
Artikelnummer schokdemper ............................................. 18
Brandstofkranen ............................................................... 33
BEDIENINGSELEMENTEN .................................................... 19
Handgrepen ..................................................................... 33
Koppelingshendel ............................................................. 19
Zadelslot ......................................................................... 34
Remhendel ...................................................................... 19
Bedieningshandleiding...................................................... 34
Lichtschakelaar ................................................................ 20
Boordgereedschap ............................................................ 35
Seinlichtschakelaar .......................................................... 20
Voetsteunen bijrijder......................................................... 35
Richtingaanwijzerschakelaar .............................................. 21
Versnellingshendel............................................................ 36
Claxonknop ...................................................................... 21
Rempedaal ...................................................................... 37
Contact-/stuurslot ............................................................. 22
Zijstandaard..................................................................... 37
Noodstopschakelaar.......................................................... 22
ALGEMENE TIPS EN AANWIJZINGEN VOOR
E-startknop ...................................................................... 23
INBEDRIJFNAME ................................................................. 38
Gecombineerd instrument ................................................. 23
Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname .............................. 38
Gecombineerd instrument - functietoetsen.......................... 24
Motor inrijden .................................................................. 39
Gecombineerd instrument - toerenteller .............................. 24
Voertuig beladen .............................................................. 40
Gecombineerd instrument - controlelampjes........................ 25
RIJ-INSTRUCTIES ................................................................ 42
Gecombineerd instrument - display .................................... 26
Controleren voor iedere inbedrijfname................................. 42
Gecombineerd instrument - snelheidsweergave.................... 27
Starten ............................................................................ 43
Kilometer of mijl instellen ................................................. 27
Beginnen met rijden ......................................................... 44
Gecombineerd instrument - tijd ......................................... 28
Schakelen, rijden ............................................................. 44
INHOUDSOPGAVE 4

Afremmen........................................................................ 48 Vrije slag rempedaal controleren ........................................ 77


Stoppen, parkeren ............................................................ 49 Uitgangspositie rempedaal instellen x .............................. 78
Brandstof tanken .............................................................. 51 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren......................... 79
SERVICESCHEMA ................................................................ 53 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x ............................. 80
Serviceschema ................................................................. 53 Remplaketten achterwielrem controleren ............................ 81
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR ............................... 56 Voorwiel uitbouwen x ...................................................... 82
Motorfiets voor op montagebok plaatsen ............................. 56 Voorwiel inbouwen x ....................................................... 83
Motorfiets voor van montagebok nemen .............................. 56 Achterwiel uitbouwen x ................................................... 84
Motorfiets achter op montagebok plaatsen .......................... 57
Achterwiel inbouwen x .................................................... 85
Motorfiets achter van montagebok nemen ........................... 57
Demperpakkingen achterwielnaaf controleren x ................. 87
Voorvork/schokdemper ...................................................... 58
Toestand banden controleren............................................. 88
Ingaande demping voorvork instellen .................................. 58
Bandenspanning controleren ............................................. 90
Uitgaande demping voorvork instellen................................. 59
Zadel afnemen ................................................................. 91
Ingaande demping schokdemper ........................................ 61
Zadel monteren ................................................................ 91
Ingaande demping low speed van schokdemper instellen...... 61
Brandstoftank terugzetten ................................................. 92
Ingaande demping voor high speed van schokdemper
Brandstoftank positioneren................................................ 93
instellen .......................................................................... 62
Accu uitbouwen x .......................................................... 94
Uitgaande demping schokdemper instellen ......................... 64
Vorkpoten ontluchten ........................................................ 65 Accu inbouwen x............................................................ 96
Kettingvervuiling controleren ............................................. 65 Accu laden x................................................................. 98
Ketting reinigen ............................................................... 66 Hoofdzekering vervangen................................................. 100
Kettingspanning controleren .............................................. 67 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen ........ 102
Kettingspanning instellen.................................................. 69 Motorkarakteristiek instellen............................................ 104
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren ........ 71 Koplampkap met koplamp uitbouwen ............................... 106
Remschijven controleren ................................................... 73 Koplampkap met koplamp inbouwen ................................ 108
Uitgangspositie remhendel instellen ................................... 74 Dimlichtlamp vervangen.................................................. 109
Remvloeistofpeil voorwielrem controleren............................ 74 Lamp voor groot licht vervangen....................................... 112
Remvloeistof voorwielrem bijvullen x ................................ 75 Zijlichtlamp vervangen .................................................... 114
Remplaketten voorwielrem controleren................................ 77 Knipperlichtlamp vervangen ............................................ 115
Stand koplamp dimlicht controleren ................................. 116
INHOUDSOPGAVE 5

Stand koplamp groot licht controleren .............................. 117 STALLING ......................................................................... 151
Lichtbundelbreedte koplamp dimlicht instellen ................. 118 Stalling ......................................................................... 151
Lichtbundelbreedte koplamp groot licht instellen............... 119 Inbedrijfname na stalling ................................................ 152
Koelsysteem................................................................... 121 TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR..................................... 153
Antivries en koelmiddelpeil controleren............................. 121 Vulhoeveelheid - motorolie .............................................. 154
Koelmiddelpeil controleren.............................................. 124 Vulhoeveelheid - koelmiddel ............................................ 154
Koelmiddel aftappen x .................................................. 125 TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR ... 155
Koelsysteem vullen/ontluchten x .................................... 126 TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS .................................. 159
Uitgangspositie koppelingshendel instellen ....................... 128 Lampen ......................................................................... 160
Vloeistofpeil hydraulische koppeling Vulhoeveelheid - brandstof .............................................. 161
controleren/corrigeren ..................................................... 129 TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK ............................... 162
Speling gaskabel controleren ........................................... 130 Duke ............................................................................. 162
Speling gaskabel instellen x .......................................... 131 Duke R .......................................................................... 163
Motoroliepeil controleren................................................. 131 TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER ........................ 164
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven Duke ............................................................................. 164
reinigen x.................................................................... 132 Duke R .......................................................................... 165
Motorolie aftappen x .................................................... 132 TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN
Oliefilter uitbouwen x ................................................... 133 CHASSIS ........................................................................... 167
Oliefilter inbouwen x .................................................... 135 GEBRUIKSSTOFFEN .......................................................... 171
Oliezeven reinigen x ..................................................... 135 HULPSTOFFEN .................................................................. 175
NORMEN........................................................................... 178
Motorolie vullen x ........................................................ 137
INDEX ............................................................................... 179
Motorolie bijvullen .......................................................... 138
OPSPOREN VAN FOUTEN................................................... 140
KNIPPERCODE .................................................................. 143
REINIGING ........................................................................ 148
Motorfiets reinigen ......................................................... 148
CONSERVEREN VOOR DE WINTER...................................... 150
Conserveren voor de winter .............................................. 150
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 6

Gebruikte symbolen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde symbolen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).

Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).

Alle werkzaamheden die met dit symbool zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige personen met het benodigde speciale gereedschap optimaal onderhouden.

Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).

Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.

Naam® Kenmerkt een beschermde naam.

Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.


BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 7

Gebruiksdefinitie
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer.
Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.

Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.

Onderhoud
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is, dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot beschadi-
ging en breken van de chassiscomponenten.
Het gebruik van de motorfietsen bij extreme omstandigheden zoals modderige en vochtige wegen kan leiden tot verhoogde slijtage van
componenten zoals de aandrijving of remmen. Daarom kan het nodig zijn onderhoud uit te voeren of slijtageonderdelen te vervangen voor-
dat de slijtagegrens volgens het serviceschema is bereikt.
Neem beslist de voorgeschreven inrijtijden en inspectie- en onderhoudsintervallen in acht. De inachtneming daarvan draagt in belangrijke
mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.

Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het serviceboekje worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt. Bij schade of gevolgschade, die door manipula-
ties en/of wijzigingen van het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.

Bedrijfsmiddelen
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde brand- en smeerstoffen resp. bedrijfsmiddelen gebruiken.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8

Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en laat deze alleen in een geautori-
seerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.

De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.


Internationale KTM website: http://www.ktm.com

Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden is speciaal gereedschap nodig. Deze maken geen deel uit van het voertuig, kunnen echter onder het aangege-
ven nummer tussen haakjes worden besteld. Voorbeeld: Kleplichter (59029019000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer worden gebruikt (zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen, pakkingen, keerrin-
gen, splitpennen, borgplaatjes) door nieuwe worden vervangen.
Als bij schroefverbindingen schroevenlijm (bijv. Loctite®) wordt gebruikt, moet u de specifieke gebruiksaanwijzingen van de producent in
acht nemen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt moeten worden schoongemaakt en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde en versleten onderdelen moeten worden vervangen.
Na een reparatie of onderhoudsbeurt moet worden gecontroleerd of het voertuig verkeersveilig is.

Transport

Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9

Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
– Motorfiets niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het bedrijfswarme
voertuig leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.

– Motor afzetten en contactsleutel uittrekken.


– Motorfiets met spanbanden of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.

Milieu
Motorsport is een fantastische sport en we hopen natuurlijk dat u er volledig van kunt genieten. Motorfietsen kunnen echter problemen
voor het milieu en conflicten met andere personen veroorzaken. Door op een verantwoorde manier met de motorfiets om te gaan kunt u
ervoor zorgen dat deze problemen en conflicten niet ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets
alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.

Aanwijzingen/waarschuwingen
U moet beslist de gegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.

Info
Op het voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stickers met aanwijzingen en
waarschuwingen mag u nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor
letsel oplopen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 10

Gevarenniveaus

Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.

Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.

Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.

Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.

Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.

Bedieningshandleiding
– Lees deze bedieningshandleiding beslist helemaal goed door voordat u voor het eerst gaat rijden. Daarin vindt u veel informatie en tips
die de bediening en het onderhoud van de motorfiets eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u uw motorfiets het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen. Bovendien staat in de bedieningshandleiding belangrijke informa-
tie over het onderhoud van de motorfiets.
– De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van de motorfiets en moet bij doorverkoop aan de nieuwe eigenaar worden gege-
ven.
11
AFBEELDING VOERTUIG 12

Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)


3.1

700132-01
AFBEELDING VOERTUIG 13

1 Gecombineerd instrument
2 Achteruitkijkspiegel
3 Koppelingshendel
4 Zadel
5 Handgreep
6 Remklauw voor
7 Brandstofkraan links
8 Versnellingshendel
9 Motornummer
10 Zijstandaard
AFBEELDING VOERTUIG 14

Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)


3.2

700133-01
AFBEELDING VOERTUIG 15

1 Zadelslot
2 Lichtschakelaar, seinlichtschakelaar, richtingaanwijzerschakelaar, claxonknop
3 Tankdop
4 Noodstopschakelaar, e-startknop
5 Remhendel
6 Framenummer, typeplaatje
7 Remklauw achter
8 Voetsteunen bijrijder
9 Map‑Select schakelaar
10 Rempedaal
11 Kijkglas motorolie
12 Brandstofkraan rechts
POSITIE SERIENUMMERS 16

Chassisnummer/typeplaatje
4.1

Het framenummer  is in de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.


Het typeplaatje  bevindt zich aan het frame rechts naast het balhoofd.

500006-01

Sleutelnummer
4.2

Sleutelnummer  staat op de KEYCODECARD.

Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de KEYCODECARD op een veilige plaats.

100179-10
POSITIE SERIENUMMERS 17

Motornummer
4.3

Het motornummer  is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel gegra-


veerd.

700125-01

Artikelnummer voorvork
4.4

Het artikelnummer van de voorvork  is aan de binnenzijde van de asopname gegraveerd.

700126-01
POSITIE SERIENUMMERS 18

Artikelnummer schokdemper
4.5

Het artikelnummer van de schokdemper  is in het bovenste gedeelte van de schokdemper


boven de stelring richting de achterzijde gegraveerd.

700128-01
BEDIENINGSELEMENTEN 19

Koppelingshendel
5.1

De koppelingshendel  is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.


De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.

100114-10

Remhendel
5.2

De remhendel  is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.


De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.

500018-01
BEDIENINGSELEMENTEN 20

Lichtschakelaar
5.3

De lichtschakelaar  is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.


Mogelijke toestanden
Dimlicht aan – Lichtschakelaar naar beneden geschakeld. In deze stand is
het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.

Groot licht aan – Lichtschakelaar naar boven geschakeld. In deze stand is


het groot licht en achterlicht ingeschakeld.

500020-01

Seinlichtschakelaar
5.4

De seinlichtschakelaar  is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.


Mogelijke toestanden
• Seinlichtschakelaar in de uitgangspositie
• Seinlichtschakelaar ingedrukt – In deze stand wordt het seinlicht (groot licht) gebruikt.

500020-11
BEDIENINGSELEMENTEN 21

Richtingaanwijzerschakelaar
5.5

De richtingaanwijzerschakelaar  is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.


Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan – Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan – Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
500021-10
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar rich-
ting de schakelaarbehuizing duwen.

Claxonknop
5.6

De claxonknop  is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.


Mogelijke toestanden
• Claxonknop in de uitgangspositie
• Claxonknop ingedrukt – In deze stand wordt de claxon gebruikt.

500021-11
BEDIENINGSELEMENTEN 22

Contact-/stuurslot
5.7

Het contact-/stuurslot  bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.


Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De contactsleutel kan worden uitgetrokken.
Contact ingeschakeld ON – In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.

Stuur geblokkeerd – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en


600825-01 het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan worden uitgetrokken.

Noodstopschakelaar
5.8

De noodstopschakelaar  is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.


Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart.
Noodstopschakelaar aan – Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het
ontstekingscircuit is gesloten.

500022-10
BEDIENINGSELEMENTEN 23

E-startknop
5.9

De e-startknop  is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.


Mogelijke toestanden
• E-startknop in de uitgangspositie
• E-startknop ingedrukt – In deze stand wordt de e-starter gebruikt.

500022-11

Gecombineerd instrument
5.10

Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.


Het gecombineerde instrument is onderverdeeld in 4 functiebereiken.
 Functietoetsen
 Toerenteller
 Controlelampjes
 Display

400832-10
BEDIENINGSELEMENTEN 24

Gecombineerd instrument - functietoetsen


5.11

Met de knop MODE  wisselt u tussen de weergavemodi.


Mogelijke weergavemodi zijn de afgelegde afstand (ODO), Tripmaster 1 (TRIP 1) en Tripmas-
ter 2 (TRIP 2).
Met de SET-knop  wordt de functie Tripmaster 1 (TRIP 1) en Tripmaster 2 (TRIP 2) op 0.0
teruggezet.
Knop  heeft geen functie.

400833-10

Gecombineerd instrument - toerenteller


5.12

De toerenteller  geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut.


De rode markering  markeert een te hoog toerental van de motor.

400834-10
BEDIENINGSELEMENTEN 25

Gecombineerd instrument - controlelampjes


5.13

De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.


Mogelijke toestanden
Controlelampje voor de richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme
– Richtingaanwijzer is ingeschakeld.

Controlelampje voor neutraal brandt groen – Versnelling in vrij geschakeld.

Het controlelampje voor groot licht brandt blauw – Groot licht is ingescha-
keld.
400835-01
Waarschuwingslampje voor temperatuur brandt rood – Koelmiddel heeft
een kritische waarde bereikt.

Waarschuwingslampje voor brandstofpeil brandt oranje – Brandstofpeil


heeft de reservemarkering bereikt. Display wordt overgeschakeld naar weer-
gave TRIP F.
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje – De OBD heeft een
voor de emissie of veiligheid kritische fout gedetecteerd.

Waarschuwingslampje voor accu brandt rood – Spanning in het boordnet te


laag.
BEDIENINGSELEMENTEN 26

Gecombineerd instrument - display


5.14

Bij het inschakelen van de ontsteking lichten alle displaysegmenten één seconde op om de
functies te testen.

400836-01

LEnGth
Na deze functietest wordt kort de wielomtrek LEnGth op de display weergegeven.

Info
Het getal 1870 mm komt overeen met de afmeting van het 17" voorwiel met stan-
daardbanden.

Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.


400881-01
BEDIENINGSELEMENTEN 27

Gecombineerd instrument - snelheidsweergave


5.15

Snelheid  wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.

400838-10

Kilometer of mijl instellen


5.16

Info
Als de eenheid wordt gewisseld blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
Landspecifieke instellingen instellen.

Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
BEDIENINGSELEMENTEN 28

– Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.


– De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
– De MODE knop ingedrukt houden tot de weergavemodus van km/h naar mph of van mph
naar km/h is gewisseld.

400839-01

Gecombineerd instrument - tijd


5.17

De tijd wordt weergegeven in bereik  van de display.

Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu afgesloten is geweest of als er een zeke-
ring was uitgebouwd.

400838-11

Tijd instellen
5.18

Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
BEDIENINGSELEMENTEN 29

– Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.


– De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
– De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De klok begint te knipperen.
– Met de MODE knop de uren instellen.
– Met de SET knop de minuten instellen.
– De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.

400838-01
De tijd is ingesteld.

Gecombineerd instrument - weergave ODO


5.19

In de weergavemodus ODO wordt de totale afgelegde afstand weergegeven in kilometer of


mijl.

Info
Deze waarde blijft ook bewaard als de accu is afgesloten en/of de zekering is
gesmolten.

400839-01

Gecombineerd instrument - weergave TRIP 1 instellen/terugzetten


5.20

Info
De teller voor de dagafstand TRIP 1 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
BEDIENINGSELEMENTEN 30

– Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.


– De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 1 is geactiveerd.
– De SET knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 1 staat op 0.0.

400840-01

Gecombineerd instrument - weergave TRIP 2 instellen/terugzetten


5.21

Info
De teller voor de dagafstand TRIP 2 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.

– Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.


– De MODE-knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 2 is geactiveerd.
– De SET-knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 2 staat op 0.0.

400841-01
BEDIENINGSELEMENTEN 31

Gecombineerd instrument - weergave TRIP F


5.22

Als het brandstofpeil de reservemarkering bereikt, wisselt de weergave automatisch


naar TRIP F en begint vanaf 0.0 te tellen, onafhankelijk van de op dat moment geactiveerde
weergavemodus.

Info
Als de weergave TRIP F actief is begint tegelijkertijd ook het waarschuwingslampje
voor de brandstof te branden.

400842-01

Gecombineerd instrument - weergave koelmiddeltemperatuur


5.23

De temperatuur op de display wordt weergegeven met twaalf balkjes. Hoe hoger het aantal
brandende balkjes, hoe heter het koelmiddel. Als het bovenste balkje brandt beginnen tege-
lijkertijd alle balkjes te knipperen en het waarschuwingslampje voor de temperatuur gaat
branden.
Mogelijke toestanden
• Motor koud – Tot vier balkjes branden.
• Warme motor – Vijf tot elf balkjes branden.
• Hete motor – Alle twaalf balkjes knipperen.

700124-01
BEDIENINGSELEMENTEN 32

Tankdop openen
5.24

– Klep op de tankdop  openklappen en contactsleutel insteken.


– Contactsleutel 90° tegen de klok in draaien en tankdop verwijderen.

Info
De tankdop is voorzien van een tankontluchtingssysteem.

500023-10

Tankdop sluiten
5.25

– Tankdop opzetten en contactsleutel 90° met de klok mee draaien.


– Contactsleutel uittrekken en klep dichtklappen.

500023-01
BEDIENINGSELEMENTEN 33

Brandstofkranen
5.26

De brandstofkranen  bevinden zich links en rechts aan de onderzijde van de brandstof-


tank.
Mogelijke toestanden
• Brandstofkranen gesloten – Die kartelschroeven zijn tot de aanslag met de klok mee
gedraaid. Er kan geen niveaucompensatie plaatsvinden en geen brandstof naar de
brandstoftank stromen.
• Brandstofkranen geopend – Die kartelschroeven zijn tot de aanslag tegen de klok in
gedraaid. Er kan niveaucompensatie plaatsvinden en de brandstof kan naar de brand-
stoftank stromen.
700127-01

Handgrepen
5.27

Met de handgrepen  kan de motorfiets worden gerangeerd.


Als u een bijrijder meeneemt kan deze zich tijdens het rijden hieraan vasthouden.

700130-01
BEDIENINGSELEMENTEN 34

Zadelslot
5.28

Het zadelslot  bevindt zich rechts naast het zadel.


Hij kan met de contactsleutel worden vergrendeld.

700131-01

Bedieningshandleiding
5.29

De bedieningshandleiding  vindt u in de beschermfolie aan de onderzijde van het zadel.

500031-10
BEDIENINGSELEMENTEN 35

Boordgereedschap
5.30

Het boordgereedschap  bevindt zich onder het zadel.

700134-01

Voetsteunen bijrijder
5.31

De voetsteunen voor de bijrijder kunnen worden ingeklapt.


Mogelijke toestanden
• Voetsteunen bijrijder ingeklapt – Voor het rijden zonder bijrijder.
• Voetsteunen bijrijder uitgeklapt – Voor het rijden met bijrijder.

700135-01
BEDIENINGSELEMENTEN 36

Versnellingshendel
5.32

De versnellingshendel  is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.

700137-01

De positie van de versnellingen zijn weergegeven op de afbeelding.


De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.

700138-01
BEDIENINGSELEMENTEN 37

Rempedaal
5.33

Het rempedaal  bevindt zich voor de voetsteun.


De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.

700136-01

Zijstandaard
5.34

De zijstandaard  is verbonden met het veiligheidsstartsysteem, houd u aan de aanwijzin-


gen voor het rijden.
Mogelijke toestanden
• Zijstandaard uitgeklapt – Motorfiets kan op de zijstandaard worden gezet. Het veilig-
heidsstartsysteem is actief.
• Zijstandaard ingeklapt – Deze stand is altijd vereist als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.

700139-01
ALGEMENE TIPS EN AANWIJZINGEN VOOR INBEDRIJFNAME 38

Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname


6.1

Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
– Het voertuig niet gebruiken bij onvoldoende rijvaardigheid door bijv. het gebruik van alcohol, medicijnen of drugs.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Erop
letten dat de beschermende kleding zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallen Beperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
– Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Ongecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
– Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij nieuwe banden.
– Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
ALGEMENE TIPS EN AANWIJZINGEN VOOR INBEDRIJFNAME 39

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. Neem de voet van het rempedaal als u niet wilt remmen.

Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.

– Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.


U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
– Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
– Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
– Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 128)
– Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 74)
– Uitgangspositie rempedaal instellen. x( pag. 78)
– Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
– Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
– Motor inrijden.

Motor inrijden
6.2

– Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.


ALGEMENE TIPS EN AANWIJZINGEN VOOR INBEDRIJFNAME 40

Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.000 1/min
Na de eerste: 1.000 km 7.800 1/min
– Vol gas geven vermijden!

Voertuig beladen
6.3

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
– Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
– Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
– De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor breken van het bagagesysteem.
– Als u een bagagedrager op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u rekening houden met de gegevens van de producent over de
maximale belasting.
ALGEMENE TIPS EN AANWIJZINGEN VOOR INBEDRIJFNAME 41

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Door verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
– Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
– De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door verschoven bagage.
– Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.

Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Een heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
– De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.

– Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet gelijk-
matig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
– Neem het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 200 kg
RIJ-INSTRUCTIES 42

Controleren voor iedere inbedrijfname


7.1

Info
Voor het rijden moet de motorfiets technisch in een onberispelijke staat zijn.
Voor de veiligheid tijdens het rijden moet u er een gewoonte van maken de motorfiets iedere keer voordat u hem gebruikt aan een
algemene controle te onderwerpen.

– Motoroliepeil controleren. ( pag. 131)


– Controleren of de motor olie verliest.
– Brandstofvoorraad controleren.
– Kettingspanning controleren. ( pag. 67)
– Ketting reinigen. ( pag. 66)
– Toestand van de banden controleren. ( pag. 88)
– Bandenspanning controleren. ( pag. 90)
– Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 74)
– Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 79)
– Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 77)
– Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 81)
– De werking van het remsysteem controleren.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 124)
– Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
– Werking van de elektrische installatie controleren.
– Controleren of de bagage correct is bevestigd.
– Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
RIJ-INSTRUCTIES 43

Starten
7.2

Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Als de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
– Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.

Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
– Motor altijd met een laag toerental warmrijden.

– Noodstopschakelaar in stand schakelen.


– Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer twee seconden het
geluid van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functietest
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
– Versnelling in vrij schakelen.
Het groene controlelampje voor neutraal N brandt.
– E-startknop indrukken .
B00103-10
RIJ-INSTRUCTIES 44

Info
E-startknop pas indrukken als de functietest van het gecombineerde instrument
is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten gas wordt gegeven,
wordt er geen brandstof door motormanagement ingespoten en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Ten minste 5 seconden wachten
tot de volgende startpoging.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat blijft
de motor stilstaan.

– Zijstandaard ontlasten en met de voet tot de aanslag naar boven klappen.

Beginnen met rijden


7.3

– Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.

Schakelen, rijden
7.4

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Bij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
– Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Terugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
– Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
RIJ-INSTRUCTIES 45

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Storingen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
– De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Afleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
– Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel De bijrijder moet zich zoals voorgeschreven kunnen vasthouden aan het bijrijderzadel.
– De bijrijder moet zich vasthouden aan de bestuurder of aan de handgrepen en de voeten moeten rusten op de voetsteunen voor
de bijrijder. Houd rekening met de in uw land voorgeschreven minimumleeftijd voor een bijrijder.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
– Houd u aan de verkeersregels, rij defensief en anticiperend om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij koude banden.
– Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij nieuwe banden.
– Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
RIJ-INSTRUCTIES 46

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
– Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door verschoven bagage.
– Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Ontbrekende verkeersveiligheid.
– Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motor Ongefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
– Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een hogere
slijtage tot gevolg.

Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Oververhitting van de motor.
– Als het waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur gaat branden, moet de motorfiets worden gestopt en de motor uitgezet.
De motor laten afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Als u toch doorrijdt terwijl het
waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur brandt beschadigt de motor.

Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.
RIJ-INSTRUCTIES 47

– Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere versnellin-
gen schakelen.
– Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.

Info
De posities van de zes voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De
1e versnelling is de start- of bergversnelling.
700138-01 De rijtemperatuur is bereikt als er vijf balkjes op de temperatuurweergave bran-
den.

– Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet
u deze op ¾ gas terugdraaien. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmer-
kelijk minder brandstof verbruikt.
– Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. Vooral in bochten mag er
niet worden geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
– Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
– Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
– Als bijvoorbeeld de motor afslaat bij een kruising hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-startknop in te drukken. De versnelling hoeft niet in neutraal te worden
geschakeld.
– De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
– Als tijdens het rijden het FI waarschuwingslampje (MIL) begint te branden moet u met-
een stoppen. Op het moment dat de versnelling in vrij staat begint het FI waarschu-
wingslampje (MIL) te knipperen.
RIJ-INSTRUCTIES 48

Info
Via het knipperritme kunt een tweecijferig getal ontcijferen. Dit wordt de knip-
percode genoemd. De knippercode geeft aan, welk component een storing heeft.

Afremmen
7.5

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Te sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
– De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
– Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
– Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. Neem de voet van het rempedaal als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Langere remweg door hoger totaalgewicht.
– Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
RIJ-INSTRUCTIES 49

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Vertraagde remwerking op wegen met strooizout.
– Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.

– Om te remmen gas terugnemen en tegelijkertijd met de voor- en achterwielremmen remmen.


– Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
– Het remmen moet altijd voor begin van een bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnelling afhankelijk van de
snelheid.
– Bij langere dalingen de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor schakelt u een of twee versnellingen terug. Overbelast de motor
daarbij niet. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.

Stoppen, parkeren
7.6

Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
– Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remmen niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
RIJ-INSTRUCTIES 50

– Motorfiets niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het bedrijfswarme
voertuig leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.

Aanwijzing
Schade aan materiaal Beschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
– De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten als hij op de zijstandaard staat.
De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.

– Motorfiets afremmen.
– Versnelling in vrij schakelen.
– Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.

Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgezet en in het contactslot de ontsteking blijft ingeschakeld, wordt de
voedingsspanning naar de meeste stroomverbruikers niet onderbroken en ontlaadt de accu. Motor daarom altijd met het
contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is alleen bedoeld voor noodsituaties.

– Motorfiets op een vaste ondergrond parkeren.


– Zijstandaard met de voet tot de aanslag naar voren klappen en de motorfiets erop zetten.
– Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de stand draaien. Om
het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstanden heen en weer bewegen. Contactsleutel uit-
trekken.
RIJ-INSTRUCTIES 51

Brandstof tanken
7.7

Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.

Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.

Info
Deze motorfiets is uitgerust met een gecontroleerde katalysator. Loodhoudende brandstof vernietigt de katalysator. Daarom alleen
loodvrije brandstof gebruiken.
RIJ-INSTRUCTIES 52

– Motor uitzetten.
– Tankdop openen. ( pag. 32)
– Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat .
Voorgeschreven waarde
Maat  50 mm

Brandstoftankvo- 13,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)


lume totaal ca. ( pag. 171)
100120-10 – Tankdop sluiten. ( pag. 32)
– De SET knop  twee seconden indrukken.
Het waarschuwingslampje voor het brandstofpeil  verdwijnt. TRIP F wordt op 0
gezet en de vorige weergavemodus verschijnt.

Info
Als de SET  knop niet wordt ingedrukt, wordt de waarde na ca. 3 minuten
automatisch teruggezet.

400882-10
SERVICESCHEMA 53

Serviceschema
8.1

K10N K75A K150A K300A


Werking van de elektrische installatie controleren. • • • •
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x • • • •
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x( pag. 132) • • • •
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 77) • • • •
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 81) • • • •
Remschijven controleren. ( pag. 73) • • • •
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. • • • •
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 79) • • • •
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 77) • • • •
Omkering achterwielvering smeren. x •
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid. Voorvork- en schokdemperservice indien nodig
• • • •
en afhankelijk van gebruiksdoel.
Achterbruglagers controleren. x • • •
Speling wiellagers controleren. x • • •
Toestand van de banden controleren. ( pag. 88) • • • •
Bandenspanning controleren. ( pag. 90) • • • •
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 71) • • •
Kettingspanning controleren. ( pag. 67) • • • •
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, kettingen, ...) insmeren en controleren of
• • • •
ze soepel bewegen. x
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. • • •
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 74) • • • •
SERVICESCHEMA 54

K10N K75A K150A K300A


Vorkpoten ontluchten. ( pag. 65) • • •
Speling balhoofdlager controleren. • • • •
Bougie vervangen. • •
Klepspeling controleren. x • • •
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluctings-, aftapslangen, ...) en schrapers controleren
• •
op scheuren, lekkages en controleren of ze goed zijn gelegd.. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 121) • • • •
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x • • •
Bowdenkabels op beschadiging, knikvrije legging en instelling controleren. • • • •
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen. x • • •
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 129) • • •
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x • • • •
Koelmiddel verversen. x •
Remvloeistof voorwielrem vervangen.x • •
Remvloeistof achterwielrem vervangen. x • •
Koppeling controleren. x • •
Stand van de koplamp controleren. • • • •
De werking van de radiateurventilator controleren. x • • • •
Eindcontrole: voertuig op verkeersveiligheid controleren en proefrit maken. • • • •
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. x • • • •
Service op KTM DEALER.NET en in serviceboekje noteren. x • • • •
K10N: eenmalig na 1.000 km
K75A: om de 7.500 km of jaarlijks
K150A: om de 15.000 km of om de 2 jaar
SERVICESCHEMA 55

K300A: om de 30.000 km of om de 4 jaar


ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 56

Motorfiets voor op montagebok plaatsen


9.1

Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.

– Motorfiets achter op montagebok plaatsen. ( pag. 57)


– Stuur in rechtuitstand zetten. Montagebok voor met de adapters uitlijnen op de vorkpo-
ten.
Montagebok aan voorzijde (61029055300)

Info
Motorfiets altijd eerst aan achterzijde op montagebok plaatsen.

– Motorfiets voor op montagebok plaatsen.

700141-01

Motorfiets voor van montagebok nemen


9.2

Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.

– Motorfiets beveiligen tegen omvallen.


– Montagebok aan voorzijde verwijderen.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 57

Motorfiets achter op montagebok plaatsen


9.3

Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.

– Montagebokadapter in de montagebok achter plaatsen en tussenwieltjes inschroeven.


Montagebokadapter (61029055110)
Montagebok achter (61029055100)
– Motorfiets verticaal zetten, montagebok achter uitlijnen en motorfiets op de montage-
bok plaatsen.

700142-01

Motorfiets achter van montagebok nemen


9.4

Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.

– Motorfiets beveiligen tegen omvallen.


– Montagebok achter verwijderen en motorfiets op zijstandaard zetten.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 58

Voorvork/schokdemper
9.5

Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het chassis aan te passen aan uw
rijstijl en eventuele extra belading.

Info
Om deze aanpassing voor u te vereenvoudigen, hebben we onze ervaringsgegevens in
tabel  samengevat. U vindt de tabel onder het zadel in de luchtfilterbak.

Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de basis voor uw eigen per-
soonlijke afstelling van het chassis. De instellingen niet willekeurig wijzigen (maximaal ±
700143-01
40%), aangezien anders de rijeigenschappen vooral tijdens hoge snelheden kunnen ver-
slechteren.

Ingaande demping voorvork instellen


9.6

Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.

– Stelschroeven  met de klok mee draaien tot de aanslag.

Info
De stelschroeven bevinden zich aan het onderste uiteinde van de vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.

– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.

700146-01
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 59

Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (Duke)
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Ingaande demping (Duke R)
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken

Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het inveren.

Uitgaande demping voorvork instellen


9.7

Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 60

– Stelschroeven  met de klok mee draaien tot de aanslag.

Info
De stelschroeven bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.

– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (Duke)
700145-01 Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Uitgaande demping (Duke R)
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Volledige nuttige belasting 15 klikken

Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 61

Ingaande demping schokdemper


9.8

De schokdemper beschikt over de mogelijkheid om voor het low en high speed-bereik de ingaande demping afzonderlijk af te stemmen
(Dual Compression Control).
De aanduiding low en high speed heeft betrekking op de beweging van de schokdemper bij het inveren en niet op de rijsnelheid van de
motorfiets.
Wijzigingen van de instellingen in het low speed-bereik zijn van invloed op het high speed-bereik en omgekeerd.

Ingaande demping low speed van schokdemper instellen


9.9

Gevaar
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)

Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.

– Stelschroef  met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare aanslag.

Info
Schroef  niet losdraaien!

– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.

700144-01
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 62

Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed (Duke)
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Ingaande demping low speed (Duke R)
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken

Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.

Ingaande demping voor high speed van schokdemper instellen


9.10

Gevaar
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)

Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 63

– Stelschroef  met een steeksleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.

Info
Schroef  niet losdraaien!

– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed (Duke)
Comfort 2,0 omwentelingen
100843-10
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1,0 omwenteling
Volledige nuttige belasting 1,0 omwenteling
Ingaande demping high speed (Duke R)
Comfort 2,0 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1,0 omwenteling
Volledige nuttige belasting 1,0 omwenteling

Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 64

Uitgaande demping schokdemper instellen


9.11

Gevaar
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)

– Stelschroef  met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.


– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (Duke)
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
700148-01
Uitgaande demping (Duke R)
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken

Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 65

Vorkpoten ontluchten
9.12

– Motorfiets op zijstandaard zetten.


– Ventilatieschroeven  even verwijderen.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte van de
voorvork.
– Ventilatieschroeven monteren en vastdraaien.

Info
Aan beide vorkpoten uitvoeren.

600830-10

Kettingvervuiling controleren
9.13

– Ketting controleren op grove vervuiling.


» Als de ketting erg vuil is:
– Ketting reinigen. ( pag. 66)

400678-01
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 66

Ketting reinigen
9.14

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Smeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
– Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.

Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.

– Ketting regelmatig reinigen.


– Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
– Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 175)
– Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 176)

400725-01
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 67

Kettingspanning controleren
9.15

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 68

– Motorfiets op zijstandaard zetten.


– Versnelling in vrij schakelen.
– De ketting in het bereik van de verticale rib aan de achterbrug naar boven duwen en
kettingspanning  bepalen.

Info
Het bovenste deel van de ketting  moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.

Kettingspanning 5 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Kettingspanning instellen. ( pag. 69)

700150-01
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 69

Kettingspanning instellen
9.16

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.

– Kettingspanning controleren. ( pag. 67)


ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 70

– Moer  losdraaien.
– Moeren  losdraaien.
– Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven  links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 mm
Stelschroeven  links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner  in dezelfde positie staan ten opzichte van de referentie-
markingen . Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.

Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, controleer daarom de instelling op
verschillende plekken van de ketting.

– Moeren  vastdraaien.
– Controleren of de kettingspanners  tegen de stelschroeven  liggen.
– Moer  vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
100131-10 Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm

Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (30 mm) kunnen bij gelijke
kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners  kunnen 180° worden gedraaid.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 71

Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren


9.17

– Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.


» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
– Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.

100132-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 72

– Versnelling in vrij schakelen, aan het onderste deel van de ketting trekken met het aan-
gegeven gewicht .
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij- 15 kg
tage
– De afstand  van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.

Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.

Maximale afstand  op het langste stuk 272 mm


van de ketting
» Als de afstand  groter is dan de aangegeven maat:
– Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
700152-01
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen kettingslot.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 73

– Glijblok controleren op slijtage.


» Wanneer het glijblok versleten is:
– Glijblok vervangen. x
– Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Wanneer het glijblok los zit:
– Glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
302113-10

Remschijven controleren
9.18

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
– Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)

– De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de rem-


schijf overeenkomt met maat .

Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak  van
de remplaketten verminderen.

Remschijven - slijtagegrens
voor 3,6 mm
100135-10 achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijf onder de voorgeschreven waarde ligt.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 74

– Remschijf vervangen.
– Remschijven vooraan en achteraan op beschadiging, scheuren en vervorming controle-
ren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
– Remschijf vervangen.

Uitgangspositie remhendel instellen


9.19

– Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel  aan de grootte van de hand aan-
passen.

Info
Remhendel naar voren trekken en het stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.

100117-10

Remvloeistofpeil voorwielrem controleren


9.20

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 75

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem verversen volgens het serviceschema. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)

– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.


– Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas .
» Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering is gedaald:
– Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x( pag. 75)

100134-11

Remvloeistof voorwielrem bijvullen


9.21 x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking huidirritaties veroorzaken.
– Niet in aanraking laten komen met huid of ogen en uit de buurt van kinderen houden.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen is gekomen, deze spoelen met water en meteen een arts raadplegen.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 76

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem verversen volgens het serviceschema. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)

Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!

– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.


– Schroeven verwijderen.
– Deksel  met membraan  afnemen.
– Remvloeistof tot markering MAX vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 173)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.

Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
100181-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 77

Remplaketten voorwielrem controleren


9.22

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remplaketten.
– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)

Aanwijzing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door beschadigde remschijven.
– Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.

– Remplaketten op minimale plaketdikte  controleren.


Minimale plaketdikte  ≥ 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
– Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
– Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
– Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
100137-10

Vrije slag rempedaal controleren


9.23

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de standaard waarden.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 78

– Veer  losmaken.
– Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en vrije
slag  controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Uitgangspositie rempedaal instellen. x( pag. 78)
– Veer  inhangen.
700153-01

Uitgangspositie rempedaal instellen


9.24 x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de standaard waarden.

– Veer  losmaken.
– Schroef  verwijderen.
– Moer  losdraaien en met kogelscharnier  terugdraaien totdat de maximale vrije slag
is bereikt.
– Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer  los-
maken en schroef  draaien.

Info
Het instelbereik is beperkt.
302084-10
– Kogelscharnier  zodanig draaien totdat de vrije slag  is bereikt. Indien nodig de uit-
gangspositie van het rempedaal aanpassen.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 79

Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
– Schroef  tegenhouden en moer  vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 15 Nm
– Kogelscharnier  tegenhouden en moer  vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 15 Nm
– Schroef  monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kogelgewricht druk- M6 10 Nm Loctite® 243™
stang aan rempedaalcilinder
– Veer  inhangen.

Remvloeistofpeil achterwielrem controleren


9.25

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem verversen volgens het serviceschema. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 80

– Voertuig verticaal zetten.


– Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
» Als het vloeistofpeil de MIN markering  heeft bereikt:
– Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x( pag. 80)

700154-01

Remvloeistof achterwielrem bijvullen


9.26 x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking huidirritaties veroorzaken.
– Niet in aanraking laten komen met huid of ogen en uit de buurt van kinderen houden.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen is gekomen, deze spoelen met water en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem verversen volgens het serviceschema. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 81

Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!

– Voertuig verticaal zetten.


– Schroefdeksel  met ring en membraan  verwijderen.
– Remvloeistof tot markering MAX vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 173)
– Schroefdeksel met ring en membraan monteren.

Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
100176-10

Remplaketten achterwielrem controleren


9.27

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remplaketten.
– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 82

Aanwijzing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door beschadigde remschijven.
– Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.

– Remplaketten op minimale plaketdikte  controleren.


Minimale plaketdikte  ≥ 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
– Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
– Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
– Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
100139-10

Voorwiel uitbouwen
9.28 x
– Motorfiets achter op montagebok plaatsen. ( pag. 57)
– Motorfiets voor op montagebok plaatsen. ( pag. 56)
– Schroeven  en afstandsbussen  verwijderen.
– Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen op de
remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken en opzijhan-
gen.

Info
Remhendel niet indrukken als de remklauw is afgenomen.

700155-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 83

– Schroef  en schroeven  losdraaien.


– Schroef  ca. 6 slagen uitschroeven en met de hand op de schroef drukken, om de
steekas uit de asopname te schuiven. Schroef  verwijderen.

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remschijven.
– Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.

– Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.


700156-10

Voorwiel inbouwen
9.29 x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.

– Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.


» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
– Wiellager vervangen. x
– Schroefdraad van de steekas en schroef  reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 175)
– Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas inzetten. Schroef  monteren en
vastdraaien.
700155-11 Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 40 Nm
– Remklauw positioneren en daarbij letten op de correcte plaatsing van de remplaketten.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 84

– Afstandsbussen  positioneren. Schroeven  monteren, maar nog niet vastdraaien.


– Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauw wordt uitgelijnd.
– Schroeven  vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite® 243™
– Vastzetting remhendel verwijderen.
– Motorfiets van de voorste montagebok nemen. ( pag. 56)
– Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren inveren zodat de vorkpoten worden uit-
gelijnd.
– Schroeven  vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
– Motorfiets achter van montagebok nemen. ( pag. 57)

600826-10

Achterwiel uitbouwen
9.30 x
– Motorfiets achter op montagebok plaatsen. ( pag. 57)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 85

– Moer  verwijderen. Kettingspanner  afnemen. Achterwiel vasthouden en steekas 


uittrekken.
– Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van het kettingwiel afnemen.

100144-10

– Achterwiel en remklauwhouder  samen naar achteren trekken, totdat de remklauw-


houder opzij kan worden gezwenkt.

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remschijven.
– Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.

– Achterwiel uit de achterbrug nemen.

100145-10 Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is uitgebouwd.

Achterwiel inbouwen
9.31 x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 86

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Geen remwerking bij het intrappen van de achterwielrem.
– Na het inbouwen van het achterwiel altijd het rempedaal intrappen totdat er een drukpunt aanwezig is.

– Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren. x( pag. 87)


– Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
– Wiellager vervangen. x
– Bus  verwijderen. Loopvlak van bus en askeerring  reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 175)
– Schroefdraad van de steekas en moer  reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 175)
100146-10
– Aangrijppunten aan de remklauwhouder en achterbrug reinigen.
– Demperpakking en kettingwielhouder in het achterwiel monteren.
– Achterwiel in de achterbrug zetten en remklauw op de remschijf steken.
– Steunlagers van remklauwhouder en achterbrug  laten ingrijpen. Ketting op het ket-
tingwiel leggen en de steekas monteren.

Info
Kettingspanner  links en rechts in dezelfde positie monteren.

– Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners tegen de spanschroeven


liggen en moer  vastdraaien.

100147-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 87

Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie ten
opzichte van de referentiemarkering  staan, zodat het achterwiel correct is uitge-
lijnd.

Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm


– Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
een drukpunt aanwezig is.
– Motorfiets achter van montagebok nemen. ( pag. 57)

Demperpakkingen achterwielnaaf controleren


9.32 x
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwielhouder en de achterwielnaaf.

– Achterwiel uitbouwen. x( pag. 84)


– Lager  controleren.
» Wanneer de lager beschadigd of versleten is:
– Lager vervangen. x
– Demperpakkingen  van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
– Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.

100148-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 88

– Achterwiel met het kettingwiel naar boven op een werkbank leggen en de steekas in de
naaf steken.
– Om de speling  te controleren, achterwiel vasthouden en proberen het kettingwiel te
draaien.

Info
De speling wordt gemeten aan de buitenzijde van het kettingwiel.

Speling demperpakkingen achterwiel ≤ 5 mm


100149-10
» Als de speling  groter is dan de voorgeschreven waarde:
– Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
– Achterwiel inbouwen. x( pag. 85)

Toestand banden controleren


9.33

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Controleverlies door een lekke band.
– Beschadigde banden voor uw eigen veiligheid meteen laten vervangen.
Waarschuwing
Gevaar voor vallen Beperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
– Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Ongecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
– Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 89

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij nieuwe banden.
– Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.

Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.

– De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden


in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en
andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
– Banden vervangen.
– Profieldiepte controleren.

Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
400602-10

Minimale profieldiepte ≥ 2 mm
» Als de minimale profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
– Banden vervangen.
– Leeftijd van de banden controleren.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 90

Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste twee cijfers op het
jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slij-
tage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.

» Als de band ouder is dan vijf jaar:


– Banden vervangen.

Bandenspanning controleren
9.34

Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.

– Ventieldopje verwijderen.
– Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning Solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar

Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last


voor 2,0 bar
400695-01
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 91

– Bandenspanning corrigeren.
– Ventieldopje monteren.

Zadel afnemen
9.35

– Contactsleutel in het zadelslot  steken en 45° tegen de klok in draaien.


– Het zadel achter optillen, naar achteren trekken en naar boven toe afnemen.

700131-01

Zadel monteren
9.36

– Het zadel in schroef  hangen, achter neerlaten en tegelijkertijd naar voren schuiven.
Daarbij moeten de beide uitsteeksels  aan het frame hangen.
– Vergrendelingsbouten  in de behuizing van het slot plaatsen en zadel achter omlaag
duwen, tot de vergrendelingsbouten hoorbaar vastklikken.
– De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
– Vervolgens controleren of het zadel correct is gemonteerd.

700199-01
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 92

Brandstoftank terugzetten
9.37

– Zadel afnemen. ( pag. 91)


– Schroef  verwijderen.

Info
De brandstofleidingen hoeven niet te worden afgenomen.

700159-01

– Een doek  over de framearm leggen en stuur rechtzetten.


– Brandstoftank voorzichtig optillen en naar achteren bewegen.
– De brandstoftank zo op de motorfiets zetten, dat de linker spoiler nog net op het vaste
reservoir  ligt (zie afbeelding). Tussen het vaste reservoir en de spoiler een doek 
plaatsen, om beschadigingen te voorkomen.

700160-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 93

Brandstoftank positioneren
9.38

– Het doek  tussen het vaste reservoir en de spoiler verwijderen.

700160-11

– Brandstoftank voorzichtig naar voren bewegen en neerlaten.


– Schroef  met lagerhuls  en rubberbus  monteren en vastdraaien.Controleren of de
brandstoftank goed vastzit.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstofaanklager M8 15 Nm
– Legging van de brandstofslangen controleren.
– Zadel monteren. ( pag. 91)

700161-01
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 94

Accu uitbouwen
9.39 x
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Accuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
– Houd accu's buiten bereik van kinderen.
– Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
– Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
– Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
– Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts raadplegen.

– Zadel afnemen. ( pag. 91)


– Brandstoftank terugzetten. ( pag. 92)
– Minkabel  van de accu afklemmen.
– Rubberband  naar buiten hangen.

700162-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 95

– Pluspoolafdekking  opklappen.
– Pluskabel  van de accu afklemmen.
– Rubberband  naar buiten hangen.

700163-10

– Steekverbinding  verbreken.
– Afdekking  verwijderen.

700164-10

– Accu  naar boven toe uit de accuhouder trekken. Accu naar rechts uit het frame
halen.

Info
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken. In beide gevallen kun-
nen elektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Het voertuig is dan niet meer verkeersveilig.

700165-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 96

Accu inbouwen
9.40 x
– Accu  vanaf de rechterzijde in het frame schuiven. Accu in de accuhouder positione-
ren.

Info
De accupolen moeten zich aan de voorzijde bevinden.

700165-11

– Afdekking  positioneren.
– Stekkerverbinding  aansluiten.

700164-11
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 97

– Afdekking met rubberband  borgen.


– Pluskabel  opklemmen. Pluspoolafdekking  positioneren.

700163-11

– Afdekking met rubberband  borgen.


– Minkabel  opklemmen.
– Brandstoftank positioneren. ( pag. 93)
– Zadel monteren. ( pag. 91)
– Tijd instellen. ( pag. 28)

700162-11
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 98

Accu laden
9.41 x
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Accuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
– Houd accu's buiten bereik van kinderen.
– Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
– Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
– Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
– Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Componenten en zuren van de accu zijn schadelijk voor het milieu.
– Accu's nooit bij het huisvuil gooien. Voer een defecte accu op milieuvriendelijke wijze af. Geef de accu af bij uw KTM-dealer of
bij een inzamelpunt voor oude accu's.

Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 99

Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.

– Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.


– Brandstoftank terugzetten. ( pag. 92)
– Minkabel van de accu afklemmen om beschadiging van de boordelektronica te voorko-
men.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 100

– Acculader op de accu klemmen. Acculader inschakelen.


Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.

Info
Verwijder nooit het deksel .
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, dat op het accuhuis  is aan-
gegeven.

– Acculader na het laden uitschakelen. Accu opklemmen.


Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor- 3 maanden
fiets niet wordt gebruikt
– Brandstoftank positioneren. ( pag. 93)
– Zadel monteren. ( pag. 91)
– Tijd instellen. ( pag. 28)
100151-10

Hoofdzekering vervangen
9.42

Waarschuwing
Gevaar voor brand Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
– Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 101

Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. Deze bevindt zich in de behuizing van het startre-
lais naast de accu.

– Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.


– Zadel afnemen. ( pag. 91)
– Brandstoftank terugzetten. ( pag. 92)
– Beschermkap  afnemen.

700166-01

– Defecte hoofdzekering  met een punttang verwijderen.


– Nieuwe hoofdzekering inzetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 160)

Info
In het startrelais bevindt zich een reservezekering .

– Beschermkap opsteken.
700167-01 – Brandstoftank positioneren. ( pag. 93)
– Zadel monteren. ( pag. 91)
– Tijd instellen. ( pag. 28)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 102

Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen


9.43

Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.

– Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.


– Zadel afnemen. ( pag. 91)
– Deksel van het zekeringenblok  openen.

700168-01
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 103

– Defecte zekering verwijderen.


Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10A - ontsteking, gecombineerd instrument, alarminstallatie (optioneel)
Zekering 2 - 10A - klok, ontsteking (EFI-besturingsunit)
Zekering 3 - 10A - besturingsunit regelklep
Zekering 4 - 10A - brandstofpomp
Zekering 5 - 10A - radiateurventilator
Zekering 6 - 10A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer, alarminstallatie (optioneel)
Zekering 7 - 15A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 8 - 10A - voor extra apparatuur (met contactschakelaar geschakeld plus)
Zekering 9 - 10A - voor extra apparatuur (constant plus)
Zekering 10 - geen functie
Zekering SPARE - 10A/15A - reservezekeringen

Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad .

100154-10
Waarschuwing
Gevaar voor brand Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch
systeem overbelast raken.
– Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zeke-
ringen nooit overbruggen of repareren.

– Voldoende sterke reservezekering plaatsen.


Zekering (75011088010) ( pag. 160)
Zekering (75011088015) ( pag. 160)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 104

Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u hebt
als het nodig is.

– De werking van de radiateurventilator controleren.


– Deksel van zekeringenblok sluiten.
– Zadel monteren. ( pag. 91)

Motorkarakteristiek instellen
9.44

– Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.


– Map‑Select schakelaar met houder  naar beneden toe van de houderplaat trekken.

700196-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 105

– Map‑Select schakelaar door het frame naar buiten leggen.


– Map‑Select schakelaar uit de houder trekken.

700197-01

– Stelwiel draaien, tot het gewenste cijfer tegen markering  ligt.

Info
Positie 0 heeft geen functie.

Map‑Select schakelaar op Soft zetten.


– Stelwiel op positie 1 instellen.
Soft – verlaagd gehomologeerd topvermogen voor betere rijbaarheid
Map‑Select schakelaar op Advanced zetten.
700198-01 – Stelwiel op positie 2 instellen.
Advanced – gehomologeerd vermogen, zeer direct reagerend
Map‑Select schakelaar op Standaard zetten.
– Stelwiel op positie 3, 4, 5, 6, 7, 8 of 9 instellen.
Standaard – gehomologeerd vermogen, uitgebalanceerd reagerend
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 106

– Map‑Select schakelaar in de houder positioneren.


– Map‑Select schakelaar met houder naar boven toe op de houderplaat schuiven.

700196-11

Koplampkap met koplamp uitbouwen


9.45

– Schroeven  verwijderen.

700169-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 107

– Koplampkap naar voren zwenken.

700170-10

– Stekkerverbinding verbreken.

700171-01

– Schroef  aan beide zijden verwijderen.


– Koplampkap neerleggen.

700172-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 108

Koplampkap met koplamp inbouwen


9.46

– Koplampkap positioneren. Schroeven  aan beide zijden monteren en vastdraaien.


Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 5 Nm

700172-11

– Steekverbinding aansluiten.

700171-01
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 109

– Koplampkap naar boven zwenken.

700170-11

– Koplampkap positioneren. Schroeven  monteren en vastdraaien.


Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 5 Nm
– De werking van de lampen controleren.

700169-11

Dimlichtlamp vervangen
9.47

Aanwijzing
Beschadiging van de reflector Verminderde werking van de verlichting.
– Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.

– Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.


ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 110

– Schroeven  verwijderen.

700169-10

– Koplampkap naar voren zwenken.

700170-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 111

– Lamp van koplamp  tegen de klok in draaien en afnemen. Stekker uittrekken.


– Nieuwe lamp in het koplamphuis positioneren. Stekker aansluiten.
Dimlicht/groot licht (HB3 / sokkel P20d) ( pag. 160)

Info
Lamp van de koplamp zo plaatsen, dat de uitsteeksels in de groeven grijpen.

600828-10

– Koplampkap naar boven zwenken.

700170-11
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 112

– Koplampkap positioneren. Schroeven  monteren en vastdraaien.


Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 5 Nm
– De werking van de lampen controleren.

700169-12

Lamp voor groot licht vervangen


9.48

Aanwijzing
Beschadiging van de reflector Verminderde werking van de verlichting.
– Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.

– Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.


– Schroeven  verwijderen.

700169-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 113

– Koplampkap naar voren zwenken.

700170-10

– Lamp van koplamp  tegen de klok in draaien en afnemen. Stekker uittrekken.


– Nieuwe lamp in het koplamphuis positioneren. Stekker aansluiten.
Dimlicht/groot licht (HB3 / sokkel P20d) ( pag. 160)

Info
Lamp van de koplamp zo plaatsen, dat de uitsteeksels in de groeven grijpen.

600829-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 114

– Koplampkap naar boven zwenken.

700170-11

– Koplampkap positioneren. Schroeven  monteren en vastdraaien.


Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 5 Nm
– De werking van de lampen controleren.

700169-12

Zijlichtlamp vervangen
9.49

Aanwijzing
Beschadiging van de reflector Verminderde werking van de verlichting.
– Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.

– Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.


– Koplampkap met koplamp uitbouwen. ( pag. 106)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 115

– Koplampkap zoals weergegeven in de afbeelding voor zich neerleggen en de lamp voor


groot licht voorzichtig kantelen in de richting van de dimlichtlamp.
– Lamphouder  ca. 30° tegen de klok in draaien en afnemen.

700175-01

– Zijlichtlamp uit de fitting trekken.


– Nieuwe zijlichtlamp in de fitting steken.
Zijlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 160)
– Lamphouder positioneren en met de klok mee draaien tot de aanslag.
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 108)

700176-01

Knipperlichtlamp vervangen
9.50

Aanwijzing
Beschadiging van de reflector Verminderde werking van de verlichting.
– Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 116

– Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.


– Diffusorplaat  voorzichtig naar voren zwenken en afnemen.
– Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en uit
de fitting trekken.

Info
Probeer de reflector niet aan te raken met de vingers en vetvrij te houden.

– Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien tot
100160-10 de aanslag.
Richtingaanwijzer (RY10W / sokkel BAU15s) ( pag. 160)
– Diffusorplaat positioneren.
– Schroef inzetten en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine ruk
vastklikt in schroefgang. Schroef licht indraaien.
– De werking van de richtingsaanwijzers controleren.

Stand koplamp dimlicht controleren


9.51

– Voertuig op een recht oppervlak voor een lichte muur zetten en een markering aanbren-
gen ter hoogte van het midden van het dimlicht.
A
0 – Nog een markering aanbrengen op een afstand  onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand  5 cm
0
B – Voertuig op een afstand  loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand  5m
400726-10
– Stand van de koplamp voor dimlicht controleren.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 117

De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuurder
precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
– Lichtbundelbreedte koplamp dimlicht instellen. ( pag. 118)

Stand koplamp groot licht controleren


9.52

– Voertuig op een recht oppervlak voor een lichte muur zetten en een markering aanbren-
gen ter hoogte van het midden van het groot licht.
A
0 – Nog een markering aanbrengen op een afstand  onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand  5 cm
0
B – Voertuig op een afstand  loodrecht voor de muur zetten en het groot licht inschake-
len.
Voorgeschreven waarde
Afstand  5m
– Stand van de koplamp voor groot licht controleren.
Het midden van de lichtbundel moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuurder
precies op de onderste markering liggen.
» Als het midden van de lichtbundel niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
B
0 – Lichtbundelbreedte koplamp groot licht instellen. ( pag. 119)

400575-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 118

Lichtbundelbreedte koplamp dimlicht instellen


9.53

– Stand van de koplamp voor dimlicht controleren. ( pag. 116)


– Schroeven  verwijderen.
– Koplampkap naar voren zwenken.

700169-10

– Door aan de schroef  te draaien de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.


Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder precies
op de onderste markering liggen (aangebracht bij: koplampinstelling controleren).

Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel en draaien tegen de klok in
versmalt de lichtbundel.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
700177-01
lamp nodig zijn.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 119

– Koplampkap naar boven zwenken.


– Koplampkap positioneren. Schroeven  monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 5 Nm

700169-10

Lichtbundelbreedte koplamp groot licht instellen


9.54

– Stand van de koplamp voor groot licht controleren. ( pag. 117)


– Schroeven  verwijderen.
– Koplampkap naar voren zwenken.

700169-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 120

– Door aan de schroef  te draaien de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.


Voorgeschreven waarde
Het midden van de lichtbundel moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder precies
op de onderste markering liggen (aangebracht bij: koplampinstelling controleren).

Info
Draaien met de klok mee versmalt de lichtbundel en draaien tegen de klok in
verbreedt de lichtbundel.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
700178-01
lamp nodig zijn.

– Koplampkap naar boven zwenken.


– Koplampkap positioneren. Schroeven  monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplampkap M6 5 Nm

700169-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 121

Koelsysteem
9.55

Door de waterpomp  in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.


De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop . Door de uitzetting van de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar
het vaste reservoir . Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer teruggezogen in
het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat
er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
125 °C

700180-01

Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator  die door een thermoscha-
kelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde radiateurribben verlagen de
koelwerking.

100167-10

Antivries en koelmiddelpeil controleren


9.56

Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 122

Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.

– Zadel afnemen. ( pag. 91)


– Brandstoftank terugzetten. ( pag. 92)
Voorwaarden
Motor is koud.
– Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
– Dop van het vaste reservoir  afnemen.
– Antivries van het koelmiddel controleren.
−25… −45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
700181-10
– Antivries van het koelmiddel corrigeren.
– Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 171)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 171)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 123

– Dop op het vaste reservoir monteren.


– Radiateurdop  afschroeven.
– Antivries van het koelmiddel controleren.
−25… −45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
– Antivries van het koelmiddel corrigeren.
– Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
700182-11 De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 171)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 171)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,50 l
– Koelsysteem vullen/ontluchten. x( pag. 126)
– Radiateurdop monteren.
– Brandstoftank positioneren. ( pag. 93)
– Zadel monteren. ( pag. 91)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 124

Koelmiddelpeil controleren
9.57

Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.

Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.

– Zadel afnemen. ( pag. 91)


– Brandstoftank terugzetten. ( pag. 92)
Voorwaarden
Motor is koud.
– Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
– Koelmiddelpeil in het vaste reservoir  controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren.
700181-10 Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 171)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 171)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 125

– Radiateurdop  afschroeven en koelmiddelpeil in de radiateur controleren.


De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 171)
Alternatief 2
700182-11
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 171)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,50 l
– Koelsysteem vullen/ontluchten. x( pag. 126)
– Radiateurdop monteren.
– Brandstoftank positioneren. ( pag. 93)
– Zadel monteren. ( pag. 91)

Koelmiddel aftappen
9.58 x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 126

Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.

– Zadel afnemen. ( pag. 91)


– Brandstoftank terugzetten. ( pag. 92)
– Motorfiets verticaal zetten.
– Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
– Schroef  verwijderen. Radiateurdop afnemen.
– Koelmiddel volledig laten uitlopen.
– Schroef  met nieuwe keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapboring van de water- M10x1 15 Nm
pomp (Duke)
700184-01
Sluitschroef aftapboring van de water- M10x1 15 Nm
pomp (Duke R)

Koelsysteem vullen/ontluchten
9.59 x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 127

Voorwaarden
Brandstoftank is teruggezet of gedemonteerd.
– Radiateurdop  verwijderen.

700182-10

– Ontluchtingsschroef  verwijderen.
– Motorfiets een beetje naar rechts kantelen.
– Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen uit de ontluchtingsopening stroomt en
meteen de ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 171)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 171)
700183-01
– Radiateur volledig vullen met koelmiddel. Radiateurdop monteren.
– Motorfiets op zijstandaard zetten.
Brandstoftank is teruggezet.
– Brandstoftank naar voren zetten.
Brandstoftank is gedemonteerd.
– Brandstoftank aansluiten en positioneren.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 128

Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.

– Motor starten en laten warmlopen tot het 5de balkje van de temperatuurweergave
brandt.
– Motor uitzetten en laten afkoelen.
– Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
– Dop van het vaste reservoir  verwijderen en koelmiddelpeil tot de markering MAX vul-
len.
– Dop van het vaste reservoir monteren.

700181-11

Uitgangspositie koppelingshendel instellen


9.60

Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshendel dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 129

– Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef  aan de grootte van de


hand aanpassen.

100116-10

Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren


9.61

Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Geen remvloeistof gebruiken.

– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizontale
positie zetten.
– Vloeistofpeil controleren.
Het vloeistofpeil moet tussen de markeringen MIN en MAX liggen.
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Schroefdop met membraan verwijderen.
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 171)
– Schroefdop met membraan monteren.
100194-10
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 130

Speling gaskabel controleren


9.62

– Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de speling van
de gaskabel bepalen.
Speling gaskabel 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
– Speling gaskabel instellen. x( pag. 131)

Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
400192-10 en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.

– Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
– Speling gaskabel instellen. x( pag. 131)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 131

Speling gaskabel instellen


9.63 x
– Stuur in rechtuitstand zetten.
– Klepsteller met het KTM-diagnosetool in de uitgangspositie zetten.
– Contramoer  losdraaien.
– Speling bowdenkabel met de stelschroef  instellen.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3… 5 mm
– Contramoer  vastdraaien.
100195-10

Motoroliepeil controleren
9.64

Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd als de motor warm is.

– Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.


Voorwaarden
Motor is warm.
– Motoroliepeil controleren.

Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en dan pas controleren.

De motorolie moet tussen het midden en de bovenzijde van het kijkvenster staan.

700185-01
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
– Motorolie bijvullen. ( pag. 138)
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 132

Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen


9.65 x
– Motorolie aftappen. x ( pag. 132)
– Oliefilter uitbouwen. x ( pag. 133)
– Oliezeven reinigen. x ( pag. 135)
– Oliefilter inbouwen. x ( pag. 135)
– Motorolie vullen. x ( pag. 137)

601022-10

Motorolie aftappen
9.66 x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Tijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.

Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

Info
De motorolie moet worden afgetapt als de motor warm is.

– Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.


ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 133

– Geschikte bak onder de motor klaarzetten.


– Olieaftapschroef  met magneet en keerring verwijderen.
– Motorolie volledig laten uitlopen.

700186-01

– Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.


– Olieaftapschroef met magneet en keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet (Duke) M12x1,5 20 Nm
Olieaftapschroef met magneet (Duke R) M12x1,5 20 Nm

700187-01

Oliefilter uitbouwen
9.67 x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Tijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 134

Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

– Geschikte bak onder de motor klaarzetten.


– Schroeven  verwijderen. Oliefilterdeksel  met keerring afnemen.
– Oliefilter  uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)

700188-01

– Schroeven  verwijderen. Oliefilter  met keerring afnemen.


– Oliefilter  uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
– Motorolie volledig laten uitlopen.
– Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.

700189-01
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 135

Oliefilter inbouwen
9.68 x
– Oliefilter  en  inzetten.
– Keerringen van het oliefilterdeksel oliën. Oliefilterdeksel  en  monteren.
– Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel (Duke) M5 6 Nm
Schroef oliefilterdeksel (Duke R) M5 6 Nm

700190-01

Oliezeven reinigen
9.69 x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Tijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 136

Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

– Geschikte bak onder de motor klaarzetten.


– Sluitschroef  met oliezeef  en keerringen verwijderen.

700191-01

– Sluitschroef  met oliezeef  en keerringen verwijderen.


– Overtollige motorolie laten uitlopen.
– Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.

700192-01
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 137

– Oliezeef  met keerringen positioneren.


– Sluitschroef  met keerringen en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef (Duke) M20x1,5 15 Nm
Sluitschroef oliezeef (Duke R) M20x1,5 15 Nm

700193-01

– Oliezeef  met keerringen positioneren.


– Sluitschroef  met keerringen en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef (Duke) M20x1,5 15 Nm
Sluitschroef oliezeef (Duke R) M20x1,5 15 Nm

700194-01

Motorolie vullen
9.70 x
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 138

– Olievulschroef met keerring  op de koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vullen.


Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035) ( pag. 172)
Alternatieve motor- Motorolie
olie (SAE 10W/50)
( pag. 172)
– Olievulschroef met keerring  monteren en vastdraaien.

700195-01 Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.

– Motor starten en controleren op lekkage.


– Motoroliepeil controleren. ( pag. 131)

Motorolie bijvullen
9.71

Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
ONDERHOUD AAN CHASSIS EN MOTOR 139

– Olievulschroef met keerring  van het koppelingsdeksel nemen en motorolie vullen.


Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 172)
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 172)

Info
Het mengen van verschillende soorten olie wordt afgeraden omdat de motorolie
dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de olie te verversen als das nodig is.
700195-01
– Olievulschroef met keerring  monteren en vastdraaien.

Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.

– Motor starten en controleren op lekkage.


– Motoroliepeil controleren. ( pag. 131)
OPSPOREN VAN FOUTEN 140

Fout Mogelijke oorzaak Maatregel


Motor draait niet door bij het indruk- Bedieningsfouten – Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
ken van de e-startknop ( pag. 43)
Accu leeg – Accu laden. x( pag. 98)
Zekering 1, 2, 3 of 4 gesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Hoofdzekering gesmolten – Hoofdzekering vervangen. ( pag. 100)
Geen massaverbinding aanwezig. – Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de koppe- Versnelling is geschakeld – Versnelling in vrij schakelen.
lingshendel aangetrokken is Er is een versnelling geschakeld en de – Versnelling in vrij schakelen.
zijstandaard is uitgeklapt
Motor draait door, maar slaat niet aan Bedieningsfouten – Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 43)
Zekering 4 gesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Koppeling van de brandstofslangver- – Koppeling van de brandstofslangverbinding aan-
binding niet aangesloten sluiten.
Stekkerverbinding kabelboom verroest – Stekkerverbinding reinigen en met contactspray
behandelen.
Fout in brandstof-inspuitsysteem – Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild – Luchtfilter uitbouwen.x
– Luchtfilter monteren. x
Brandstoffilter sterk vervuild – Brandstofdruk controleren. x
Fout in brandstof-inspuitsysteem – Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen. x
OPSPOREN VAN FOUTEN 141

Fout Mogelijke oorzaak Maatregel


Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem – Koelsysteem controleren op lekkage.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 124)
Radiateurlamellen sterk vervuild – Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem – Koelmiddel aftappen. x( pag. 125)
– Koelsysteem vullen/ontluchten. x( pag. 126)
Geknikte of beschadigde radiateurslang – Radiateurslang vervangen.x
Thermostaat defect – Thermostaat controleren. x
Zekering 5 gesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Defect in het ventilatiesysteem van de – Ventilatiesysteem radiateur controleren. x
radiateur
Lucht in het koelsysteem – Koelsysteem vullen/ontluchten. x( pag. 126)
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt Fout in brandstof-inspuitsysteem – Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
of knippert zen. x
Motor gaat uit tijdens het rijden Te weinig brandstof – Brandstof tanken. ( pag. 51)
Zekering 1, 2 of 4 gesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting geknikt – Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien nodig
vervangen.
Motoroliepeil te hoog – Motoroliepeil controleren. ( pag. 131)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco- – Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
siteit) zeven reinigen. x ( pag. 132)
Koplamp en parkeerlicht werken niet Zekering 7 gesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 102)
OPSPOREN VAN FOUTEN 142

Fout Mogelijke oorzaak Maatregel


Knipperlichten, remlicht en claxon Zekering 6 gesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
werken niet kers vervangen. ( pag. 102)
Tijd wordt niet meer of niet correct Zekering 2 gesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
weergegeven kers vervangen. ( pag. 102)
– Tijd instellen. ( pag. 28)
Accu leeg Ontsteking bij het uitzetten van de – Accu laden. x( pag. 98)
motorfiets niet uitgeschakeld
Accu wordt niet geladen door de – Laadspanning controleren. x
dynamo – Ruststroom controleren. x
Op de display van het gecombineerde Zekering 1 gesmolten – Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
instrument verschijnt niets kers vervangen. ( pag. 102)
Snelheidsweergave in het gecombi- Kabelboom voor de snelheidsindicator – Kabelboom en steekverbinding controleren.
neerde instrument werkt niet beschadigd en/of stekkerverbinding
verroest
KNIPPERCODE 143

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever - fout•in•schakelcircuit

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
06 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangssignaal te laag
Regelklepsensor circuit A - ingangssignaal te hoog

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
08 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x kort
Voorwaarde voor fout Gashendelsensor - ingangssignaal te laag
Gashendelsensor - ingangssignaal te hoog

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor‑luchtinlaatbuis cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Druksensor‑luchtinlaatbuis cilinder 1 - ingangssignaal te hoog

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, twee 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor‑koelmiddel - ingangssignaal te laag
Temperatuursensor-koelmiddel - ingangssignaal te hoog
KNIPPERCODE 144

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, twee 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursenor‑inlaatlucht - ingangssignaal te laag
Temperatuursenor‑inlaatlucht - ingangssignaal te hoog

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
14 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, twee 4x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor-omgevingslucht - ingangssignaal te laag
Druksensor-omgevingslucht - ingangssignaal te hoog

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, twee 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellingshoeksensor - ingangssignaal te laag
Hellingshoeksensor - ingangssignaal te hoog

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
17 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, twee 7x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - fout•in•schakelcircuit

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
24 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, twee 4x kort
Voorwaarde voor fout Voedingsspanning - fout in schakelcircuit
KNIPPERCODE 145

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
25 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, twee 5x kort
Voorwaarde voor fout Zijstandaardschakelaar- fout in schakelcircuit

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
26 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, twee 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsteller‑Hallsensor - fout in schakelcircuit

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, twee 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine cilinder 1 - fout•in•schakelcircuit

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, twee 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting•met massa

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
45 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, twee 5x kort
Voorwaarde voor fout Verwarming-lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - onderbreking/kortsluiting•kortsluiting•met•maas
Verwarming-lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - ingangssignaal te hoog
KNIPPERCODE 146

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
54 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 5x lang, twee 4x kort
Voorwaarde voor fout Secundaire-luchtklep - onderbreking/kortsluiting•met•massa

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
58 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 5x lang, twee 8x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsteller in EPT mode - signaalfout

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
60 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x lang
Voorwaarde voor fout Regelklepsteller - fout in schakelcircuit

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
90 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang
Voorwaarde voor fout Regelklepstellerpositie - fout in schakelcircuit

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
91 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, twee 1x kort
Voorwaarde voor fout Fout in CAN-bus communicatie
KNIPPERCODE 147

Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
92 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, twee 2x kort
Voorwaarde voor fout Voedingsspanning besturingunit-regelklep (intern) - fout in schakelcircuit
REINIGING 148

Motorfiets reinigen
12.1

Aanwijzing
Materiële schade Beschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
– Het voertuig nooit met een hogedrukreiniger of een harde waterstraal reinigen. De te hoge druk kan in de elektrische componenten,
steekverbindingen, bowdenkabels, lagers dringen en storingen veroorzaken en/of deze onderdelen vernietigen.

Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.

– Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorkomen.


– Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
– Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 176)

Info
Voertuig met warm water, waaraan een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger is toegevoegd, en een zachte spons schoon-
maken.
Als u met de voertuig door strooizout bent gereden, reinigt u hem met koud water. Warm water versterkt de zoutwerking.

– Eerst de motorfiets met een zachte waterstraal afspoelen en daarna met perslucht en een doek drogen.
REINIGING 149

Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
– Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.

– Na de reiniging een korte rit maken, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt. Daarbij ook de remmen gebruiken.

Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen van de motor en de remmen.

– Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water kan verdampen.
– Nadat de motorfiets is afgekoeld moeten alle glij- en lagerpunten met olie of vet worden ingesmeerd.
– Ketting reinigen. ( pag. 66)
– Glimmende metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem) behandelen met een antiroestmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 176)
– Alle gelakte onderdelen behandelen met een milde lakreiniger.
Hoogglans-politoer voor lak ( pag. 175)
– Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild reinigingsmiddel.
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken ( pag. 176)
– Alle elektrische contacten en schakelaars behandelen met contactspray, om storingen in de elektronica te voorkomen.
Contactspray ( pag. 175)
– Contact-/stuurslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 177)
CONSERVEREN VOOR DE WINTER 150

Conserveren voor de winter


13.1

Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten er
maatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met de motorfiets door strooizout bent gereden, reinigt u hem met koud water. Warm water versterkt de zoutwerking.

– Motorfiets reinigen. ( pag. 148)


– Motor, achterbrug en alle andere glimmende of verzinkte onderdelen (met uitzondering van de remschijven) met antiroestmiddel op
wasbasis behandelen.

Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven komen, omdat hierdoor de remwerking sterk wordt verminderd.
Na het rijden op bestrooide wegen moet de motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en goed gedroogd.

– Ketting reinigen. ( pag. 66)


STALLING 151

Stalling
14.1

Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u de volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.

– Probeer de brandstoftank zoveel mogelijk leeg te rijden, zodat u hem met verse brandstof kunt vullen als u weer gaat rijden.
– Motorfiets reinigen. ( pag. 148)
– Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x( pag. 132)
– Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 121)
– Bandenspanning controleren. ( pag. 90)
– Accu uitbouwen. x( pag. 94)
– Accu laden. x( pag. 98)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zonder directe blootstelling aan 0… 35 °C
zonnestralen.
– De opslagplaats moet droog zijn en er mogen geen grote temperatuurschommelingen plaatsvinden.

Info
KTM adviseert om de motorfiets op de montagebok te plaatsen.

– Motorfiets achter op montagebok plaatsen. ( pag. 57)


– Motorfiets voor op montagebok plaatsen. ( pag. 56)
– De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
STALLING 152

Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie
ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet vol-
doende warm wordt, condenseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat niet en leidt ertoe dat de kleppen en uitlaat
gaan roesten.

Inbedrijfname na stalling
14.2

– Motorfiets van de voorste montagebok nemen. ( pag. 56)


– Motorfiets achter van montagebok nemen. ( pag. 57)
– Accu laden.x ( pag. 98)
– Accu inbouwen. x ( pag. 96)
– Tijd instellen. ( pag. 28)
– Brandstof tanken. ( pag. 51)
– Voordat u gaat rijden de nodige controles uitvoeren. ( pag. 42)
– Een proefrit maken.
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 153

Bouwwijze 1-cilinder 4-takt ottomotor, gekoeld met vloeistof


Slagruimte (Duke) 654 cm³
Slagruimte (Duke R) 690 cm³
Slag (Duke) 80 mm
Slag (Duke R) 84,5 mm
Boring 102 mm
Compressie (Duke) 11,8:1
Compressie (Duke R) 12,5:1
Distributie OHC, 4 kleppen aangestuurd door tuimelaar, aandrijving door ket-
ting
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 34 mm
Klepspeling koud 0,07… 0,13 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager (Duke) Bus van brons
Zuigerboutlager (Duke R) Zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 L-ring, 1 conische ring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Semi dry-sumpsmering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 36:79
Koppeling APTC™ Antihopping koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling 6e versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:35
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 154

2e versnelling 16:28
3e versnelling 21:28
4e versnelling 21:23
5e versnelling 23:22
6e versnelling 23:20
Mengselsamenstelling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 224 W
Bougie NGK LKAR 8AI - 9
Elektrodenafstand bougie 0,9 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel door waterpomp
Starthulp E-starter, automatische decompressor

Vulhoeveelheid - motorolie
15.1

Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 172)


Alternatieve motorolie Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 172)

Vulhoeveelheid - koelmiddel
15.2

Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel ( pag. 171)


Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 171)
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR 155

Sluitschroef olieboring zelftappend 9 Nm Loctite® 243™


Schroef membraanborging M3 2,5 Nm Loctite® 243™
Oliesproeier voor drijfstang M4 2 Nm Loctite® 243™
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm –
Schroef dekplaat voor olieretourgelei- M5 6 Nm –
ding
Schroef koppelingsveer M5 6 Nm –
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite® 243™
Schroef oliefilterdeksel M5 6 Nm –
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm Loctite® 243™
Schroef ontluchtingsdop aan klepdop M5 3 Nm Loctite® 243™
Schroef versnellingdetectiesensor M5 5 Nm Loctite® 243™
Schroef autodeco M6 3… 4 Nm Loctite® 243™
Schroef axiale zekering van de nokkenas M6 10 Nm Loctite® 243™
Schroef cilinder M6 10 Nm Loctite® 243™
Schroef cilinderkop M6 10 Nm Loctite® 243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm –
Schroef dynamodeksel (doorgangboring M6 10 Nm Loctite® 243™
in kettingkast)
Schroef geleidingsrail voor distributie- M6 10 Nm Loctite® 243™
ketting
Schroef impulsgever M6 10 Nm Loctite® 243™
Schroef klepdeksel M6 10 Nm –
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm –
Schroef koppelingsnemercilinder M6x20 10 Nm Loctite® 243™
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR 156

Schroef koppelingsnemercilinder M6x35 10 Nm –


Schroef motorhuis M6 10 Nm –
Schroef spanrail voor distributieketting M6 10 Nm Loctite® 243™
Schroef startmotor M6 10 Nm Loctite® 243™
Schroef statorbevestiging M6 10 Nm Loctite® 243™
Schroef thermostaathuis M6 10 Nm Loctite® 243™
Schroef tuimelaar M6 12 Nm –
Schroef vastzethendel M6 10 Nm Loctite® 243™
Schroef versnellingshendel M6 10 Nm Loctite® 222
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm Loctite® 243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm –
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm Loctite® 243™
Sluitschroef onderdrukaansluiting M6 10 Nm Loctite® 243™
Oliesproeier voor zuigerkoeling M6x0,75 4 Nm Loctite® 243™
Sluitschroef krukasborging M8 20 Nm –
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm Loctite® 243™
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR 157

Schroef cilinderkop M10 Draaivolgorde: Geolied met motorolie


Diagonaal vastdraaien, begin-
nen met de achterste schroef
op de kettingkast.
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
45 Nm
4e niveau
60 Nm
Schroef ontgrendeling voor distributie- M10x1 10 Nm –
kettingspanner
Sluitschroef aftapboring van de water- M10x1 15 Nm –
pomp
Sluitschroef olieboring M10x1 15 Nm Loctite® 243™
Sluitschroef olieboring voor oliekoeler M10x1 15 Nm –
Bougie M12x1,25 17 Nm –
Afsluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm –
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm –
Temperatuursensor koelmiddel op cilin- M12x1,5 12 Nm –
derkop
Sluitschroef olieboring M14x1,5 15 Nm Loctite® 243™
Vulschroeven motorhuis M16x1,5 25 Nm Loctite® 243™
Moer rotor M18x1,5 100 Nm –
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 60 Nm Loctite® 243™
Moer koppelingmeenemer M20x1,5 100 Nm Loctite® 243™
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR 158

Moer primair tandwiel M20LHx1,5 90 Nm Loctite® 243™


Sluitschroef distributiekettingspanner M20x1,5 25 Nm –
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm –
Schroef in de dynamodeksel M24x1,5 8 Nm –
Sluitschroef oliethermostaat M24x1,5 15 Nm –
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 159

Frame Buisframe met staalbuizen van chroommolybdeen, geëloxeerd


voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 ROMA
Schokdemper WP Suspension 4618 met Pro‑Lever omkering
Veerweg
voor 140 mm
achter 140 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met radiaal vastgeschroefde remklauw met vier zuigers,
remschijf vlottend gelagerd
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 3,6 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning Solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 16:40
Ketting 5/8 x 1/4" X-ring
Balhoofdhoek 63,5°
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 160

Wielstand 1.472±15 mm
Zadelhoogte onbelast 865 mm
Afstand van bodem, onbelast 155 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 148,5 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 200 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg

Accu YTZ10S Accuspanning: 12 V


Nominale capaciteit: 8,6 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109130 30 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088010 10 A

Lampen
17.1

Dimlicht/groot licht HB3 / sokkel P20d 12 V


60 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5W
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer RY10W / sokkel BAU15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5W
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 161

Banden voor Banden achter


120/70 R 17 M/C 58H TL 160/60 R 17 M/C 69H TL
Dunlop Sportmax GPR Alpha 10 Dunlop Sportmax GPR Alpha 10
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com

Vulhoeveelheid - brandstof
17.2

Brandstoftankvolume totaal ca. 13,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 171)

Brandstofreserve ca. 2,5 l


TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK 162

Duke
18.1

Artikelnummer voorvork 14.18.7J.09


voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 ROMA
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 352 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,5 N/mm
Lengte luchtkamer 110±20 mm
Lengte voorvork 850 mm

Voorvorkolie per vorkpoot 775 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 173)


TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK 163

Duke R
18.2

Artikelnummer voorvork 14.18.7J.46


voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 ROMA
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Volledige nuttige belasting 15 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 352 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 7,5 N/mm
Lengte luchtkamer 120+10
−30 mm

Lengte voorvork 850 mm

Voorvorkolie per vorkpoot 760 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 173)


TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER 164

Duke
19.1

Artikelnummer schokdemper 15.18.7J.09


Schokdemper WP Suspension 4618 met Pro‑Lever omkering
Ingaande demping high speed
Comfort 2,0 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1,0 omwenteling
Volledige nuttige belasting 1,0 omwenteling
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Veervoorspanning
Comfort 12 mm
Standaard 12 mm
Sport 12 mm
Volledige nuttige belasting 15 mm
Veerconstante
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER 165

Gemiddeld (standaard) 70 N/mm


Hard 75 N/mm
Veerlengte 185 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 25 mm
Dynamische veerweg 60… 65 mm
Inbouwlengte 376 mm

Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 173)

Duke R
19.2

Artikelnummer schokdemper 15.18.7J.46


Schokdemper WP Suspension 4618 met Pro‑Lever omkering
Ingaande demping high speed
Comfort 2,0 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1,0 omwenteling
Volledige nuttige belasting 1,0 omwenteling
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER 166

Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Veervoorspanning
Comfort 12 mm
Standaard 12 mm
Sport 12 mm
Volledige nuttige belasting 15 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 70 N/mm
Hard 75 N/mm
Veerlengte 185 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 25 mm
Dynamische veerweg 60… 65 mm
Inbouwlengte 376 mm

Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 173)


TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 167

Schroef gecombineerd instrument EJOT 1 Nm –


Schroef houder van gecombineerd EJOT 1 Nm –
instrument
Overige schroeven chassis M4 4 Nm –
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm Loctite® 243™
Overige schroeven chassis M5 4 Nm –
Schroef brandstofpomp M5 4 Nm –
Schroef brandstofsensor M5 3 Nm –
Schroef drukregelaar M5 4 Nm –
Schroef kunststofklem van de remkabel M5 2 Nm –
op de voorvork
Schroef startkabel aan starter M5 3 Nm –
Schroef trapvlak rempedaal M5 6 Nm Loctite® 243™
Schroef zadelslot M5 3 Nm Loctite® 222
Schroef zijbekleding M5 2 Nm –
Moer, radiateurbevestiging onder M6 5 Nm –
Overige moeren chassis M6 15 Nm –
Overige schroeven aan brandstoftank M6 6 Nm –
Overige schroeven chassis M6 10 Nm –
Schroef accuhouder M6 3 Nm –
Schroef besturingsunithouder M6 3 Nm –
Schroef brandstofkraan M6 Draaivolgorde: –
parallel vastdraaien
6 Nm
Schroef bugspoiler M6 7 Nm –
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 168

Schroef claxon M6 6 Nm Loctite® 243™


Schroef kogelgewricht drukstang aan M6 10 Nm Loctite® 243™
rempedaalcilinder
Schroef koplampkap M6 5 Nm –
Schroef magneethouder aan zijstan- M6 10 Nm Loctite® 243™
daard
Schroef nummerplaathouder M6 8 Nm –
Schroef radiateurbevestiging onder M6 5 Nm –
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm Loctite® 243™
Schroef remvloeistofreservoir van achter- M6 5 Nm –
wielrem
Schroef SLS-klep M6 6 Nm –
Schroef spanningsregelaar/gelijkrichter M6 8 Nm –
Schroef zijstandaardconsole M6 10 Nm Loctite® 243™
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 25 Nm Koperpasta
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite® 243™
Overige moeren chassis M8 30 Nm –
Overige schroeven chassis M8 25 Nm –
Schroef asopname M8 15 Nm –
Schroef bochtstuk aan einddemper M8 25 Nm Koperpasta
Schroef bovenste framearm M8 35 Nm Loctite® 243™
Schroef bovenste kroonplaat M8 12 Nm –
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm –
Schroef brandstofaanklager M8 15 Nm –
Schroef contactslot M8 Loctite® 243™
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 169

Schroef einddemperbevestiging M8 25 Nm –
Schroef handgreep M8 6 Nm –
Schroef remschijf achter M8 30 Nm Loctite® 243™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm Loctite® 243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm –
Schroef veerhouder aan de zijstandaard- M8 15 Nm Loctite® 243™
console
Schroef verbindingshouder motorhouder M8 25 Nm Loctite® 243™
voor
Schroef voetsteunhouder achter M8 25 Nm Loctite® 243™
Schroef vorkbuis M8 20 Nm –
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm Loctite® 243™
Motorschroef M10 45 Nm Loctite® 243™
Overige moeren chassis M10 50 Nm –
Overige schroeven chassis M10 45 Nm –
Schroef rempedaal M10 25 Nm –
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm Loctite® 243™
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm Loctite® 243™
Schroef stuuradapter M10 20 Nm –
Schroef zijstandaard M10 35 Nm Loctite® 243™
Schroef onderste framearm M10x1,25 45 Nm Loctite® 243™
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite® 243™
Lambdasonde M12x1,25 24,5 Nm Koperpasta
Moer bochtstuk aan haakse hendel M14x1,5 100 Nm –
Moer bochtstuk aan verbindingshendel M14x1,5 100 Nm –
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 170

Moer haakse hendel aan achterbrug M14x1,5 100 Nm –


Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm –
Schroef balhoofd M20x1,5 12 Nm –
Schroef steekas voor M24x1,5 40 Nm –
Stelring achterbruglagers M24x1,5 25 Nm –
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm –
GEBRUIKSSTOFFEN 171

Brandstof super loodvrij (ROZ 95)


Volgens
– DIN EN 228 (ROZ 95)

Hydraulische olie (15)


Volgens
– ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
– Alleen hydraulische olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Leverancier
Motorex®
– Hydraulic Fluid 75

Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
– Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en
schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: −25… −45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water

Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)


Antivries −40 °C
Leverancier
Motorex®
– Anti Freeze
GEBRUIKSSTOFFEN 172

Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)


Volgens
– JASO T903 MA ( pag. 178)
– SAE ( pag. 178) (SAE 10W/60)
– KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
– Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex®
– Motorex® KTM Cross Power 4T

Motorolie (SAE 10W/50)


Volgens
– JASO T903 MA ( pag. 178)
– SAE ( pag. 178) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
– Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex®
– Power Synt 4T
GEBRUIKSSTOFFEN 173

Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1


Volgens
– DOT
Voorgeschreven waarde
– Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op verpakking) en over de geschikte eigenschappen
beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex® te gebruiken.
Leverancier
Castrol
– RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4

Motorex®
– Brake Fluid DOT 5.1

Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)


Volgens
– SAE ( pag. 178) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
– Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschappen
beschikt.

Voorvorkolie (SAE 5)
Volgens
– SAE ( pag. 178) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
– Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschappen
beschikt. KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
GEBRUIKSSTOFFEN 174

Leverancier
Motorex®
– Racing Fork Oil
HULPSTOFFEN 175

Contactspray
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Leverancier
Motorex®
– Accu Contact

Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Leverancier
Motorex®
– Fett 2000

Hoogglans-politoer voor lak


Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Leverancier
Motorex®
– Moto Polish

Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Leverancier
Motorex®
– Chain Clean 611
HULPSTOFFEN 176

Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Leverancier
Motorex®
– Chain Lube 622 Strong

Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Leverancier
Motorex®
– Moto Clean 900

Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber


Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Leverancier
Motorex®
– Protect & Shine 645

Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken


Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Leverancier
Motorex®
– Clean & Polish
HULPSTOFFEN 177

Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex® te gebruiken.
Leverancier
Motorex®
– Joker 440 Universal
NORMEN 178

JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Bij motoren van auto's
zijn lange onderhoudsintervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie ingevet. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.

SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 179

terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
INDEX

A
Accu C
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 Conserveren voor de winter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Achterwiel Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 D
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Demperpakkingen achterwielnaaf
Afbeelding voertuig controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Dimlichtlamp
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Antivries
E
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
E-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 F
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 G
Bandenspanning Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7

Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10, 34 Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23


Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ....7 controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Brandstofkranen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Brandstoftank
snelheidsweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
positioneren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
INDEX 180

tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . 28 instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . 28 Kettingwiel
toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . 24 controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
weergave koelmiddeltemperatuur . . .. . . . . . . . . . . . . . . 31
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143-147
weergave ODO . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . 29
weergave TRIP 1 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 29 Knipperlichtlamp
weergave TRIP 2 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 30 vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
weergave TRIP F . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . 31 Koelmiddel
H aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125

Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121, 124
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
I
Koplampkap met koplamp
Inbedrijfname inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 38 uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
controleren voor iedere inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . . 42
Koppeling
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . 129
K
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Ketting uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
L
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Lamp voor groot licht
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20

Kettingspanning M
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 Milieu ........................................9
INDEX 181

Motor Oliezeven
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132, 135
Motorfiets Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
achter op montagebok plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Opsporen van fouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140-142
achter van montagebok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
P
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
voor op montagebok plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
voor van montagebok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 R
Motorkarakteristiek Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148-149
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74

Motorolie Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137 Remplaketten
Motoroliepeil van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 van de voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
N Remschijven
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73

O Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Oliefilter van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Remvloeistofpeil
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
INDEX 182

Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 T
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Tankdop
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
S sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Tanken
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 Technische gegevens
ingaande demping high speed instellen . . . . . . . . . . . . . . 62 aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167-170
ingaande demping low speed instellen . . . . . . . . . . . . . . . 61 aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155-158
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159-161
Seinlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153-154
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53-55 schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164-166
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162-163

Speling gaskabel Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8


controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 Toestand van de banden
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151 controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88

Stand koplamp Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8


dimlicht controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
groot licht controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 V
Stand van de koplamp Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
dimlicht instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
groot licht instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Voetsteunen bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
INDEX 183

vorkpoten ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Voorwiel
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . . 102
Zijlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
*3211520nl*
3211520nl

10/2009 Foto: Mitterbauer

KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com

You might also like