Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 3

Latijn Cap15&16

Latijn Nederlands

ludus school

magister leraar

discipulus leerling

virga stok

sella stoel

ianua deur

verum waar

tergum rug

malum ramp

lectulus bedje

severus streng

tacitus stil

verus waar

posterior later

inferior lager

prior eerder

punire straffen

considere gaan zitten

exclamare schreeuwen

desinere ophouden

redire teruggaan

reddere teruggeven

recitare voorlezen

licere mogen

sum ik ben

es jij bent

sumus wij zijn

estis jullie zijn

ego ik

tu jij
nos wij

vos jullie

nondum nog niet

statim direct

tum dan

quid wat?

domi thuis

antequam voordat

at maar

si als

nisi tenzij

interesse ertussen zijn

superus bovenste

inferus onderste

situs liggend, gelegen

sive of

appellare noemen, vernoemen

paulum weinig, een beetje

navis schip, boot (3) (V)

navigare varen

ora (1) (V) kust(gebied)

maritimus zee, van de kust

portus haven (4) (M)

locus plaats, plek (2) (M)

influere instromen

merx handelswaar (3) (V)

semper altijd

nauta schipper, zeeman (1) (M)

turbidus woest, wild, onrustig

tranquillus rustig, stil, kalm

serenus rustig, stil, kalm

opperiri wachten op

ventus wind (2) (M)


flare waaien

tempestas storm (3) (V)

turbare onrustig maken, in verwarring brengen

fluctus golf (4) (M)

implere vullen, volmaken

velum zeil

egredi weggaan, vertrekken

ventum secundum goede wind

secundum goed, aangenaam

puppis achtersteven (3) (M)

gubernator stuurman (3) (M)

gubernare sturen

oriri opkomen

occidere ondergaan

septentriones noord

meridies zuid (5) (M)

occidens west (3) (M)

contrarius tegenovergesteld

simul tegelijkertijd

consendere aan boord gaan

proficisci vertrekken, weggaan

praeterea bovendien

altum de diepte, de diepe zee

sequi volgen

vix nauwelijks

cernere kijken (ver weg)

laetari blij zijn

vereri bang zijn

intueri (be)kijken, zien

labi vallen

complecti omhelzen

consolari troosten

You might also like