EXAMEN HEMATOLOGIE

VRAAG 1 (6 punten)

a. Geef een chronologische opsomming van de zes differentiatie… binnen de rode cellijn die
eindigt in een volwassen erytrocyt. Hoe evolueert de vorm/grootte van de cel, de kern en het
cytoplasma hierbij?
b. Welk beeld (zie bijlage) toont een reticulocyt? verklaar … morfologie.
c. Op wat wijst reticulocytose (betreffende de erytropoiese) mogelijkheden. Geef ook een
voorbeeld van een aan… voorkomt.

VRAAG 2 (3 punten)

a. Genetische veranderingen kunnen leiden … soort genen vinden deze veranderingen… ?

b. Geef weer welk soort genetische … (we hebben er 4 besproken).

VRAAG 3 (3 punten)

a. Wat is INR en hoe bereken je deze?

b. Hoe bepaal je de INR (wat meet je, op welke staal meet … toe)?
c. Welke patiënten volg je op met de INR?
d. Wat is de streefwaarde bij de meest voorkomende …?
e. Vermeld ook welke stollingsfactoren geïnh… en dus verantwoordelijk zijn voor de vertraagde
…

VRAAG 4 (6 punten)

Verklaar onderstaande termen in maximum drie zinnen:

a. Bcr-abl inhibitoren (vb. …)
b. Methemoglobine
c. Fosfatidylserine flip-flop
d. Directe coombs test
e. Reed-sternbergcel
f. rituximab

VRAAG 5 (6 punten)

A. Anemie van iemand die zowel een vitamine B1… is:

a. Hypochroom microcytair
b. Normochrome normocytaire
c. Hyperchroom macrocytair
B. Met welke aandoening is trombocy…
a. Ziekte van Gaucher
b. Aplastische anemie
c. Polycythemia vera
C. Welke stollingsfactor wordt niet ge… door …?
a. IX
 b. VIII
c. X
D. Welke laboparameter past niet bij acute leukemie?
a. LDH is verhoogd
b. Hyperleukocytose
c. thrombocytose
E. Een van de meest voorkomende genetische afwijkingen b… myeloprofileratieve
aandoeningen is:
a. Band3 mutatie
b. JAK2 mutatie
c. Glucose-6-fosfaat degydrogenase deficiëntie
F. Een patiënt die acute lymfoblastische leukemie heeft z… kleuringen vertonen:
a. Positief POX, granulair PAS
b. Positief POX, positief PAS
c. Negatief POX, granulair PAS

VRAAG 6 (6 punten)

Bijlage 6a :
1. Bij welke techniek wordt hier gebruik gemaakt om een subpopulatie T-cellen te …
2. Welk soort T-cellen wil je meten?
3. In welk kwadrant bevinden deze cellen zich?

Bijlage 6b:
1. Welke test wordt hier geïllustreerd? (0.5)
2. Welke aandoening heeft deze patiënt waarschijnlijk (wees volledig)? Verklaar. (1)

Bijlage 6c: (2)

1. Welke test wordt hier afgebeeld/wat wordt hier gemeten?
2. Bespreek de test en het verloop van de grafiek (je mag aanduiden).
3. Wat zou een mogelijke diagnose zijn voor deze patiënt?

Bijlage 6d:
1. …t een chromatogram afgebeeld waar de verschillende soorten … gescheiden zijn.
… ziekte heeft deze patiënt waarschijnlijk?
2. … dat hemoglobine S een tragere retentietijd heeft (… door de kolom of door een gel)