Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 14

Module Modelleren

Naam: ___________________________________________

Klas: _________

WERKBLAD

[Plak hier een leuk plaatje]

Pagina 1 van 14
Module Modelleren

2 Bewegingsmodellen

1
Ga na welke andere variabelen in het standaardmodel nog startwaarden
nodig hebben.

…………………………………………………………………………………….

2
Schrijf een model met startwaarden voor Voorbeeld 1 (pag. 7). De slee
heeft een massa van 4,5 kg. De helling heeft een hellingshoek van 15°.

model startwaarden

3
Bereken alle waarden die ‘het model’ berekent voor de in de tabel
vermelde grootheden van t = 0,0 tot en met t = 0,4 s en noteer ze in
onderstaande tabel. Op de eerste regel (t = 0,0) hebben alleen de
grootheden van de startwaarden een waarde.

Fres a dv v dx x t
0
0,1
0,2
0,3
0,4
Figuur M.5

Pagina 2 van 14
Module Modelleren

4
Beschrijf nu wat met de doorgerekende grootheden gebeurt door steeds de
juiste omschrijving te omcirkelen en leg uit waarom je dit gedrag van deze
grootheden had verwacht.

De Fres blijft gelijk / neemt af / neemt toe. Deze verandering is lineair /


progressief (gaat steeds harder) / degressief (neemt af) / niet van
toepassing.
Dat had ik verwacht, want ............................................................................

......................................................................................................................

De a blijft gelijk / neemt af / neemt toe. Deze verandering is lineair /


progressief (gaat steeds harder) / degressief (neemt af) / n.v.t.
Dat had ik verwacht, want ............................................................................

......................................................................................................................

De dv blijft gelijk / neemt af / neemt toe. Deze verandering is lineair /


progressief (gaat steeds harder) / degressief (neemt af) / n.v.t.
Dat had ik verwacht, want ...........................................................................

......................................................................................................................

De v blijft gelijk / neemt af / neemt toe. Deze verandering is lineair /


progressief (gaat steeds harder) / degressief (neemt af) / n.v.t.
Dat had ik verwacht, want ............................................................................

......................................................................................................................

De dx blijft gelijk / neemt af / neemt toe. Deze verandering is lineair /


progressief (gaat steeds harder) / degressief (neemt af) / n.v.t.
Dat had ik verwacht, want ............................................................................

......................................................................................................................

De x blijft gelijk / neemt af / neemt toe. Deze verandering is lineair /


progressief (gaat steeds harder) / degressief (neemt af) / n.v.t.
Dat had ik verwacht, want ............................................................................

......................................................................................................................

De t blijft gelijk / neemt af / neemt toe. Deze verandering is lineair /


progressief (gaat steeds harder) / degressief (neemt af) / n.v.t.
Dat had ik verwacht, want ............................................................................

......................................................................................................................

Pagina 3 van 14
Module Modelleren

3 Eenvoudige bewegingen

Je kunt straks je resultaten vergelijken met de tabel hieronder.

Figuur M.6

Een eenparige beweging


5
Schrijf een model met startwaarden voor deze eenparige beweging en
voer het uit. Neem het model uit figuur M.3 in hoofdstuk 2 als
uitgangspunt. Neem de startwaarden die je in de tekst hierboven vindt en
druk alle grootheden uit in standaard SI-eenheden. Pas op met de tekens
(+/−) bij alle startwaarden. Noteer hieronder het model met startwaarden.

model startwaarden

6
Maak (F,t)-, (a,t)-, (v,t)- en (x,t)-diagrammen in het beeldscherm. Zorg
daarbij dat de relevante gebeurtenissen (bijvoorbeeld aankomen in 0) in het
diagram staan.
Je moet variabelen ‘toevoegen’ voordat je ze in een diagram kunt zetten.
Laat de diagrammen controleren.
Druk ze af, voorzie ze van je naam en ‘Opdracht 6’ en bewaar ze, door ze
hieronder in te plakken.

Pagina 4 van 14
Module Modelleren

Een eenparig vertraagde beweging


7
Schrijf een model met startwaarden voor deze rembeweging en voer het
uit.
Ga weer uit van de keuze voor de as bij het vorige model.
Laat het model stoppen met de regel: ‘als … dan stop eindals’.
Vul op de … een voorwaarde in, waaraan wordt voldaan als het model
moet stoppen.
De remkracht houdt immers op op het moment dat de auto stilstaat.
Noteer hieronder het model met startwaarden.

model startwaarden

8
Ga na of de auto voor de kruising tot stilstand komt. Antwoord: ja / nee.

Dat kan ik zien in het ………….-diagram, want ........................................

......................................................................................................................

9
Kies de remkracht als simulatievariabele en ga na bij welke waarde de
auto precies voor de kruising tot stilstand komt.

Frem = …………………. N

10
Controleer het antwoord op opdracht 9 met een theoretische berekening.
Reken daarbij achtereenvolgens de onderstaande grootheden uit.

a=

∆t =

v gem =

∆x =

De met het model gevonden waarde voor Frem blijkt juist/onjuist, want

......................................................................................................................

11
Maak (F res,t)-, (a,t)-, (v,t)- en (x,t)-diagrammen in het beeldscherm en laat ze
controleren.
Gebruik daarbij de bij opdracht 9 gevonden waarde voor Frem.
Druk ze af, voorzie ze van je naam en ‘Opdracht 11’ en bewaar ze, door ze
hieronder in te plakken.

Pagina 5 van 14
Module Modelleren

12
Vergelijk de diagrammen met de overeenkomende diagrammen in de
tabel op pagina 12. Benoem en verklaar eventuele verschillen.

(x,t)-diagram:

(v,t)-diagram:

(a,t)-diagram:

De vrije valbeweging
13
Teken rechts naast de startwaarden van opdracht 14 een verticale as en
geef daarbij aan waar x = 0, waar x = 2000 m, wat de positieve richting is
en welke richting de kracht en de versnelling hebben.

14
Schrijf een model met startwaarden voor deze vrije valbeweging en voer
het uit.
Zorg dat het model stopt als de druppel de grond raakt. Noteer hieronder
het model met startwaarden.

model startwaarden

15
Maak (F res,t)-, (a,t)-, (v,t)- en (x,t)-diagrammen in het beeldscherm en laat ze
controleren.
Schaal de tijd zodanig, dat de hele val in de diagrammen staat.
Druk ze af, voorzie ze van je naam en ‘Opdracht 15’ en bewaar ze, door ze
hieronder in te plakken.

16
Lees uit na hoeveel tijd de druppel de grond bereikt. t = ………………..

17
Met welke snelheid bereikt de druppel de grond? v eind = ……………..

18
Controleer je antwoord op opdracht 17 met een energieberekening:

……………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………

Pagina 6 van 14
Module Modelleren

4 Een valbeweging met luchtweerstand

19
Druk de eenheid van k uit in SI-grondeenheden (zie tabel 3A van Binas).

[k] = ………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………

20
Door de luchtweerstandskracht krijgt de druppel na enige tijd een
constante snelheid.
Leg dit uit. Probeer compleet te formuleren, de redenering bevat (zeker)
vier denkstappen.

21
Schrijf een model met startwaarden voor deze valbeweging met
luchtweerstand en voer het uit. Neem dezelfde keuze voor de as als bij
opdracht 13. Denk ook na over de richting van F w .
Neem voor k een startwaarde van 0,000 006
(je kunt dit noteren als 6E-6).

model startwaarden

22
Wordt de bewering bij opdracht 20 door de modelberekening
ondersteund? Antwoord: ja / nee.

Dat zie ik aan de ……..-grafiek, want ……..………………………………

……………………………………………………………………………………

23
Regendruppels met een massa van 1,5 g blijken in de praktijk met
ongeveer 100 km/h op de grond aan te komen. Ga met simuleren na hoe
groot k voor deze druppels in de praktijk is.

k = ……………………..

24
Controleer het antwoord op opdracht 23 met een theoretische berekening.
Pas daartoe de eerste wet van Newton tot op de situatie dat de druppel zijn
constante eindsnelheid heeft bereikt.

Pagina 7 van 14
Module Modelleren

25
Maak (F res,t)-, (a,t)-, (v,t)- en (x,t)-diagrammen in het beeldscherm en laat ze
controleren. Schaal de tijd weer zodanig, dat de hele val in de diagrammen
staat. Druk ze af, voorzie ze van je naam en ‘Opdracht 25’ en bewaar ze,
door ze hieronder in te plakken.

26
Noteer de twee modelregels waarmee je deze arbeid kunt berekenen en
laat ze controleren.

dWw = ……………….……………… Ww = ……………….……………….

27
Vul de regels aan in het model en voer het opnieuw uit.
Toon aan dat de bij de val ontstane warmte gelijk is aan het hierboven
bedoelde kinetische energieverschil. Noteer nauwkeurig je aanpak.

Pagina 8 van 14
Module Modelleren

5 De harmonische trilling

28
Druk de resulterende kracht in een formule uit: F res = ……………………

Een blok met een massa van een 1,3 kg hangt aan een veer met een
veerconstante van 85 N/m. Men trekt het blok 8,0 cm uit zijn
evenwichtsstand omlaag en laat het los op t = 0 s.

29
Schrijf een model met startwaarden voor de beweging van dit blok en voer
het uit. Neem daarbij de evenwichtsstand als oorsprong en de positieve
richting omhoog. Noteer hieronder het model met startwaarden.

model startwaarden

30
Maak (F res,t)-, (a,t)-, (v,t)- en (u,t)-diagrammen in het beeldscherm en laat ze
controleren.
Schaal de tijd zodanig, dat er minimaal één en maximaal twee trillingen in de
diagrammen staan.
Druk ze af, voorzie ze van je naam en ‘Opdracht 30’ en bewaar ze, door ze
hierna in te plakken.

31
Je hebt geen sinusfunctie in het model ingevoerd en toch komt er een
sinus uit.
Verklaar dat aan de hand van de theorie van de hoofdstukken 4 (en 14) uit
de leerboeken.

…………………………….………………………………………………………..

…………………………………………………………….………………………..

……………………………………………………………………………………...

32
Bereken de theoretische waarde van de trillingstijd van het blok aan de
veer.

T = .……………………………………………………………………………..…

33
Bepaal T ook op grond van het model en bereken de eventuele
procentuele afwijking.

T = .…………………… Procentuele afwijking: ............................................

Pagina 9 van 14
Module Modelleren

34
Noteer modelregels voor de kinetische energie, de veerenergie en de
totale energie in modeltaal en laat ze controleren.

Ek = ………………………………..

Ev = ………………………………..

Et = …………………………………

35
Geef grafieken van de drie energiegrootheden in één diagram op dezelfde
tijdschaal als de grafieken van opdracht 30.
Druk het diagram af, voorzie het van je naam en ‘Opdracht 35’ en bewaar
het, door het hieronder in te plakken.

36
Leg uit hoe uit het diagram blijkt dat de wet van behoud van energie geldt.
Bekijk het diagram daartoe voor waarden voor dt van 0,1; 0,01; 0,001 en
0,0001 s.

37
Maak een functiefit voor de Ek-functie met behulp van
Ek(t) = a ∙ sin (bt + c) + d

a = …………… b = …………….. c = ………….. d = …………..

38
Toon met een van de waarden uit opdracht 37 aan dat Ek ‘een tweemaal
zo grote periodiciteit’ heeft dan de uitwijking. Daarmee wordt bedoeld: een
tweemaal zo grote frequentie heeft.

39
Verklaar waarom Ek een tweemaal zo grote periodiciteit heeft als de
uitwijking.

Pagina 10 van 14
Module Modelleren

7 Een horizontale worp

47
Schrijf een model met startwaarden voor deze beweging met
onderstaande structuur en voer het uit. Verwaarloos (voorlopig) de
luchtweerstand. Houd je aan de modelstructuur van figuur M.3 in
hoofdstuk 2. Gebruik het assenstelsel van figuur M.10.

model startwaarden
Fx = m=
Fy = g=
ax = … Figuur M.10

ay =
dvx =
dvy =
vx =
vy =
dx =
dy =
x =
y =
vtot =
t =
als …

48
Maak (F x ,t)-, (F y ,t)-, (a x ,t)-, (a y ,t)-, (v x ,t)-, (v y ,t)-, (x,t)-, (y,t)-, (v tot,t)- en (y,x)-
diagrammen in het scherm en laat ze controleren.
Druk ze af, voorzie ze van je naam en ‘Opdracht 48’ en bewaar ze, door ze
hierna in te plakken.

49
Vul in: De (….,….)-grafiek stelt de baan van de bal voor.

50
Op welke afstand van de toren komt de bal terecht?

Afstand (met 1 decimaal nauwkeurig): …………… m

51
Vergelijk de grafieken met figuur M.6 op pagina 12 en ga na wat voor soort

Pagina 11 van 14
Module Modelleren

bewegingen er in horizontale en verticale bewegingen plaatsvinden. Geef op


grond daarvan en met behulp van Binas tabel 35A1 (kolom
overige) de plaatsfuncties voor zowel de x- als de y-richting.

Horizontaal: een …………………………… beweging: x(t) = …………..

Verticaal: een …………………………… beweging: y(t) = …………..

52
Controleer het antwoord op opdracht 50 met behulp van de plaatsfuncties bij
opdracht 51.

53
Geef een functieverband voor de (vtot,t)-grafiek (er mag dus nog alleen t in
voorkomen).
Stel daartoe eerst de v x (t)- en de v x (t)-functie op en gebruik daarna de
stelling van Pythagoras om de v tot(t)-functie af te leiden.

v x (t) = ……………………………….

v y (t) = ……………………………….

v tot(t) = …………………………………

Controleer voor de volgende waarden van t of de (vtot,t)-grafiek juist is.

t (s) 0 1 2 3 4

berekend met v tot(t) in m/s: ….. ….. ….. ….. …..

uitgelezen vtot (m/s) ….. ….. ….. ..… …..

De waarden komen wel / niet overeen.


Maximale procentuele afwijking: ……......................................

Pagina 12 van 14
Module Modelleren

De schuine worp

54
Vul onderstaande regels voor de startwaarden aan en neem ze op in de
startwaarden bij je model in de computer (in plaats van eerder ingevoerde
startwaarden).

alfa = 40
v0 = 20
vx =…
vy =…

55
Geef in het volledige scherm een weergave van de baan van de bal.
Pas de instelling aan, zodat de volledige baan in het diagram past.
Ga naar het programmaonderdeel SIMULEREN en teken in hetzelfde
diagram de banen voor andere hoeken.
Onderzoek voor welke waarde van hoek alfa de bal het verst komt tot op
honderdste graden nauwkeurig. Pas bij het nauwkeurig bepalen van de
juiste alfa een ingezoomde instelling toe.

alfa = …….

56
De hoek waarbij de maximale afstand wordt overbrugd heet ook wel de
optimale werphoek. De optimale werphoek is belangrijk voor bijvoorbeeld
discus- of speerwerpers. Onderzoek of de optimale werphoek afhankelijk is
van de beginsnelheid en leg duidelijk hoe je dit hebt onderzocht.

Antwoord: ja / nee, want: …………………………………………………….…

……………………………………………………………………………………..

……………………………………………………………………………………..

……………………………………………………………………………………..

57
Toon aan dat niet geldt: F w,x = k ∙ v x 2 en F w,y = k ∙ v y 2
Vul beide formules daartoe in in: F w,tot = √(Fw,x2 + Fw,y2)

58
Toon aan dat wel geldt: F w,x = k ∙ v x ∙ v tot en F w,y = k ∙ v y ∙ v tot

59

Vul de regels in het model aan (let op +/− tekens!)

Fx =
Fy =

Pagina 13 van 14
Module Modelleren

60
Neem als startwaarden: alfa = 20 en v0 = 20.
Voor welke grootheid moet je een nieuwe startwaarde toevoegen?

voor: …………...

61
Onderzoek met behulp van SIMULEREN voor welke waarde van k de bal 25
m minder ver van de toren terechtkomt als in de situatie zonder
luchtweerstand.

k = …………….

62
Druk een diagram van de baan van de bal af waarin zowel de grafiek met
als die zonder luchtweerstand is te zien.
Voorzie de afdruk van je naam en ‘Opdracht 62’ en bewaar hem, door
hem hieronder in te plakken.

63

Pas de modelregel voor Fx hieraan aan:

Fx =

64
Onderzoek met SIMULEREN voor welke waarde van de windsnelheid de
bal de voet van de toren raakt.

vwind = ……………..

65
Druk een diagram van de baan van de bal af waarin
hij de voet van de toren raakt.
Voorzie de afdruk van je naam en ‘Opdracht 65’ en
bewaar hem, door hem hiernaast in te plakken.

66
De benodigde snelheid van de tegenwind om de voet
van de toren te raken noemen we v voet. Ga na of v voet
afhangt van de massa van de bal.
Leg nauwkeurig uit hoe je aan je antwoord komt.

Pagina 14 van 14

You might also like