Professional Documents
Culture Documents
GWP 2e Ed 1hv H2 Hoofdstuktoets Antwoorden
GWP 2e Ed 1hv H2 Hoofdstuktoets Antwoorden
GWP 2e Ed 1hv H2 Hoofdstuktoets Antwoorden
Normering
punten cijfer punten cijfer punten cijfer
0 1 11 4,3 22 7,6
1 1,3 12 4,6 23 7,9
2 1,6 13 4,9 24 8,2
3 1,9 14 5,2 25 8,5
4 2,2 15 5,5 26 8,8
5 2,5 16 5,8 27 9,1
6 2,8 17 6,1 28 9,4
7 3,1 18 6,4 29 9,7
8 3,4 19 6,7 30 10
9 3,7 20 7
10 4 21 7,3
[G/R] [c] 1 F, B, D, B, E
(1 punt)
[O/R] 2
Bijvoorbeeld:
a Mensen gingen schrijven.
b Mensen bleven in huizen wonen.
c Een deel van de mensen ging leven van handel en nijverheid.
d Veel mensen bleven boer.
(2 punten)
[G/R] 3
a gevolg
b oorzaak
c oorzaak
d gevolg
(2 punten)
[O/P] [v] 4
a Bijvoorbeeld: Egypte werd toen één staat onder leiding van één koning.
b Bijvoorbeeld: Egyptenaren bleven toen leven onder leiding van bestuurders (leiders).
c Bijvoorbeeld: Door veroveringen werd het Egyptische rijk groot en machtig.
(2 punten)
Deze opdracht gaat over ontwikkelingen (vakvaardigheid 8).
[O/R] 5
a Bijvoorbeeld: Hoe minder iemand bezat, hoe eenvoudiger het graf. Farao's hadden enorme
grafmonumenten; rijken hadden versierde grafkamers. De armsten werden met wat spullen
in de woestijn begraven.
b Bijvoorbeeld: Farao's hadden schitterende paleizen, rijken woonden in grote villa's. De
armsten woonden in een huis met één kamer; de meeste mensen hadden met meer kamers.
1
Geschiedeniswerkplaats 2e editie
1hv - hoofdstuktoets H2 - antwoorden
c Bijvoorbeeld: Hoe rijker men was, hoe beter en meer men at. Arme Egyptenaren hadden
brood en bier. Rijken hadden ook vlees en wijn.
(2 punten)
[G/P] [v] 6
a landbouw: 3, 4
b ambachten: 1, 2, 5,
c handel: 6
(2 punten)
Deze opdracht gaat over informatie uit bronnen (vakvaardigheid 3).
[G/P] [v] 7
a wel bruikbaar
b niet bruikbaar
c wel bruikbaar
(3 punten)
Deze opdracht gaat over bruikbare bronnen (vakvaardigheid 2).
[G/R] 8
A
(1 punt)
[G/P] [v] 9
aB
bB
cW
dV
(2 punten)
Deze opdracht gaat over onderzoeksvragen (vakvaardigheid 1).
[G/R] 10
B, C, D
(3 punten)
[O/R] 11
a Bijvoorbeeld: De Egyptenaren hadden veel goden en een ingewikkelde godsdienst. Om ze
te vereren bouwden ze grote tempels en hielden ze processies voor de goden.
b Bijvoorbeeld: Met hun wetenschap losten Egyptenaren praktische problemen op. Met hun
kennis van gesteenten en meetkunde konden ze grote gebouwen maken en met hun kennis
van mineralen verf.
(2 punten)
[O/P] [v] 12
a Bijvoorbeeld:
- Het zijn alle beide grafmonumenten.
- Bij de bouw van beide bouwwerken werkten mensen samen.
b Bijvoorbeeld:
- De hunebed is gemaakt van onbewerkte stenen, de piramide van bewerkt steen.
- De piramide is veel groter dan de hunebed.
(2 punten)
Deze opdracht gaat over vergelijken in de tijd (vakvaardigheid 7).
© Noordhoff Uitgevers bv, 2013 2
2
Geschiedeniswerkplaats 2e editie
1hv - hoofdstuktoets H2 - antwoorden
[O/P] [v] 13
Volgens de Bijbel:
- treft God de farao met plagen;
- geeft de farao daardoor toe en laat hij de Israëlieten vrij.
Volgens de tweede versie:
- geven Egyptenaren de schuld van een plaag aan buitenlanders;
- jagen Egyptenaren daardoor de buitenlanders (onder leiding van Mozes) het land uit.
(2 punten)
Deze opdracht gaat over informatie uit bronnen (vakvaardigheid 3).
[O/P] [v] 14
Nee, want de doden wilden het dodenrijk in en daarom werden veel goede dingen verteld en
afgebeeld.
(2 punten)
Deze opdracht gaat over informatie beoordelen (vakvaardigheid 4).
[G/P] [v] 15
a feit
b verzinsel
c verzinsel
d feit
(2 punten)
Deze opdracht gaat over informatie beoordelen (vakvaardigheid 4).