Merril - de Glans Van de Dageraad - Prisma 633 - SF

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 21

!

,1

•!

''
Inhoud

Tom Go dwin De koude vergelijkingen .


7

Jo/in Wyndltam Het wicl


33

Robert A. Heinlein De lange wacht . 40

Ray Bradbury De verkcerswcg . .


55

Jo/in Wyndltam Het chronoclasrne . .


59

[uditl: Merril De glans van de dageraad . 81

Ray Bradbury Caleidoscoop . .


99

Ricliard Wilson Gccf me de ruimte . . 109

Robert F. Young Doktcr in de wildernis . 113

Henry Kuttner Of a n d e r s . . . 133

Theodore L. Thomas De verre blik . . . 142'

Isaac Asimov De onsterfelijke poeet . . 170

C. M. Kornbluth I-let altaar te middemacht . 173

Fredric Brown Het wapcn . 180

Philip K. Dick Foster, je bent dood . 183

Arthur C. Clarke Geschiedenisles . 203

Over science fiction . 212

Bronvermelding . , . • . . . 216

Judith Merril, So proudly we hail


uit Star science fiction stories, ed. by Frederik Pohl
uitgegeven door Ballantine Books, New York
© 1953 by Ballantine Books.
The National Anthem

The Star-spangled Banner

(dichter Francis S. Key, 1814)

O say, can you sec, by the dawn's early light,

What so proudly we hailed at tlu: twilig/1t's last gleaming,

Whose broad stripes and brislit stars, througl: tlte perilous


fig/1t,

O'er the ramparts we watched were so gallantly streaming?

And tlie rockets' red glare, the 'bombs burstins in air,

Gave proof throus/1 the nigl,t that our flag was still there;

O say docs the Star-spt111glcd B a n n e r yet wave

O'er tlte land of tlu: free and the home of the brauei

letrcrlijke vertaling:

O zcg, kun je zien, in de uroege glans van de dageraad,

Wat wij zo trots bcgroetten bij het laatste licltt van de

schemering,

Waaroan de brede strepcn en lteldere sterren, in de l1acl1c/ijke


strijd,

Boven de wallen die wij aanschouurden, zo fier wapperden?

En de rood-jelle gloed der rakeuen, de bommen die ontploften


in de luch:

Bewezen in het duister dat onze »lag steeds nog standhield;

O zeg, waait de sterrenbezaaide banier nog altijd


Over het land van de vrijen en de woonplaats der dapperenl
De glans van de <lageraad

JUDITH MERRIL

1
. . . bi] lict laatstc lie/it va;1 rlc scliemcring . . .

Ecn grotc grauwc v l a k r c van !:egoten bcron. vlak en kaal op

hct network van stakctscls in het midden na. Daar, vcrstrikt

in hour en m et a n l , in ccn wade van schaduw gehuld, rustle

de plompc borlcm van de spits toelopcnde raker op de Aardc,

Ver crbovcn doorpricmdc de neus de ijle Iuchr, cen blocdig

bakcn in de gloccl -..,�11 de ondcrgaande zon.

Ecn spiraalvormigc loopbrug vocrde met ccn brcdc bocht van

de hoge parrijspoort waardoor de goedcren wcrdcn ingcla­

den over her bcton naar de pick waar de rncnsclijke bouwers

van de ruimtcvogel lcefden en werkten: twaalf hollc kubus­

sen gcgotcn u i t hcizclfdc bcton als waarop zij stonden.

Achter ccn vcrlichr raarn zntcn hicr en d a a r grocpjcs mannen

en vrouwcn die Jang t a l rn c n blcvcn over hun avondcten. Ze

trommelden met hun vingcrs en lictcn hun blik zenuwachtig

van clkaar naar hct spookacluigc lichr dat buiten hing, dwa­

len. Ze praatten op snclle, onderclrukte toon, lachtcn te luid,

dronkcn met kleine tcugjes van hun darnpcndc koffic of bcten

in brood en vices die de hanger die zij voelden, niet stillen

konden .

. . . en de rood-jelle g/ocd der rakeuen . . .


De woordcn, die zo idioot tocpasselijk waren, twee voile eeu­

wen nadar ze geschrcvcn warcn door cen man die ook op de

dagcraad had moetcn wachten, lieten haar niet met rust. De

oude woorden neurieden in haar hoofd, verjoegcn de andere -

de woordcn die ze voor vanavond bewaard had. De woorden

die ze nu spocdig zou moctcn uitsprcken:

'Ik kan het je nu maar betcr vertellcn.'

In de spiegcl die aan de muur hing, zag Sue hoe haar lippen

de woorden vormden, hoc ze zich zorgvuldig bewogen in het

strakke masker van haar gelaar. Hct angstvallige masker der

beschaafde gelijkvormigheid, rood-wit satijn uit potjes en

1)
Het lied dat in dit verhaal zo'n grote rol speelt, is het Ame­

rikaanse volkslied The Star-spangled Banner (De sterrenbe­


zaaide banier), gedicht door Francis Scott Key, tijdens het

bombardement van Fort McHenry door de Engclsen in sep­

tember 1814 tijdens de zgn. Tweedc Onafhankclijkheidsoor­

log. Als gevangene op cen Engels schip zag Key, in de gleed

der rakettcn die de Engclsen afvuurden, de vrijheidsvlag wap­

peren boven dit fort in de haven van Baltimore.

81
doosjes die zowel de blcckheid der vrees als de blos dcr be­

geertc konden verbcrgcn. Zc kon de woordcn zicn, maar ze

kon ze nict horen. Zc kon niet nagaan of zij ze hardop sprak,

of dat de vormcn in de spicgcl cnkel ecn echo warcn van het

voorncmcn in haar brein.

Hij hoordc her nict, In de splcgel zag zc hem ook, zijn hoofd

van haar afgcwcnJ om door hct raarn te kijkcn, naar her me­

talcn monster dat daar inccngehurkt lag tc wuchtcn op de da­

gcraad, w.mnccr her zijn sprong zou wagen.

Hij weer niet ecns <lat ik hier ben.

De gedacluc was bitter en toch ook weer vrecmd-gcrustsrel­

lend. Zc narn ccn slok van haar re warme koffie, terwijl ze

over de rand van haar kopjc Jc vcnrouwdc ongcduldig-gc­

bogcn hock van zijn schouder zag, her licht achteruitgchcven

honfd.

Maar hij zou her wctcn als ik hicr niet was, stcldc zc zichzclf

gcrusr. en de koffic l i e t ccn bitrcrc smack na in hnar mond.

'lk kan hct jc nu maar borer vcrrcllcn,' zci zc opnicuw en dit­

maal wist zc dat zc her hardop had gezcgd. Zc vocldc hoc haar

mond bewoog om de woordcn tc vormcn: hoc haar lippen,

tong, tandcn . kakcn en wangspicrcn o nd c r her m a s k er de ge­

w one klankcn tewccgbraclucn. ' lk knn er bcicr nict langer

mcc wachten,' ze i ze en zag hoc hij zich on w illig, me t ecn ruk,

n a a r h a a r omdraaide,

'Natuurlijk, rncid, Wa t is er7'

Ze kcndc her ondcrdrukte ongcduld in di e stem even g ocd als

zc icdcr gcl uid dat die mond kon makcn en iederc vorm die

hi j k on aanncmcn, kende. H j i hicld zijn gelaat dwars naar

haar tocgekccrd en ze zag de vastbcradcnhcid van zijn voor­

uitgcstokcn ond c rlip di e de g cvoeli g heid van d e bovcnlip vol­

k omen kon overschaduwen: de koppig opecngeklcrnde kakcn

i
d e jc deden vergetcn hoe snel h et voorhoofd zich b ezorgd of

gespannen kon rimpclen. Toen zc in zijn ogcn kcek, wist ze

ook reeds war zc daar zou vind c n: ecn w aas van tederheid

dat de glans van ergcrnis nict gehcel kon verbcrgen.

'Wat is er, m eid?' vroeg hij. 'Wat is er aan de hand?'

Ze sch udd e haar hoofd. 'Drink je koffic op,' zei ze, op die ty­

pischc toon waarmce een getrouwde vro u w tot haar m an kan

spreken en die haar ecnsklaps belachelijk voorkwam. 'Op

Mars krijg jc geen koffie meer, wcct je.'

' W at? ' Hij schuddc ecnmaal heftig met zijn h oofd, als iemand

die slaapt of bcneveld is. H j i spcrde zijn ogcn wijdopen en

keek verbaasd naar zijn koffiekopjc; haalde zijn schouders op

en paktc hct beet, nam er cen klein, symbol i sch slokje van om

haar niet voor het hoofd te stoten en zctte hct clan weer neer

en keek de andcre k:mt op.

Een vurige gloed flitstc eensklaps door het raam en ze draai ·

82
d� zich cvenecns 0111 en kcek over zijn schouder naar de lich­

ten die buiten werdcn aangcknipr en door de d u i s t c m i s over

hct monster glcdcn. Ze kcek n a a r ,!c man en langs hem hccn

naar de vcrwczcnlijktc droom elk d a a r b u i i c n oprccs en rrncht­

re tc zicn war hij zag, dczcllde bcrovcring te vcclcn, Doch het

was zijn droorn. Zij kon er nict lunger, zclfs nict door hem,

dee! aan hcbbcn .

. . . bown de iuallen die wij nn11scl101mlllcn . • •

Op de loopbrug was ccn erocp wcrklic r l c n bcz i g de laatsre Sta­

pel k i s te n in hc t schip te laden. hi js cn d en duwcnd, brcdc ge­

barcn makcnd, clkaar toeschrccuwcnd in ccn laarstc uitbar­

s t in g van o n s t u i m i g e en e r g i c .

Man en vrouw kckcn sarncn n a a r h e t rafcrccl, bcidcn even ge­

fascineerd. Her leek onrnogclijk <lat hij claar z i tte n kon, zo

dic h t b ij dar zc hem kon aanrakcn, en dat hij nog st ee d s nict

w i st hoc vet de rakct hen reeds uit clkaar had gcbrachr.

Hij was g e h y p no t i s c e r <l , da cht zc, gcbiologccr<l door de hyp­

notische bewegingen van de wcrkliedcn en de flonkercnde

lichtcn buiten.

Hij staarde u it her raam, zonder te denken of te voelen, zon­

der her te w i llcn wetcn, zondcr haar de kans re gcvcn he t hem

te vertellen. Wat her ook mocht zijn, her was icrs onbedui­

dends. Niets wat crop aankwam. De raker buiten vormde

daar een voldoendc bewijs v an: ecn symbool van recht dat

gezegevierd had, ccn toren van zilver die als de dageraad aan­

brak op blikscmstralcn hcmelwaarts zou b u l d ere n en vijf­

honderd stofjcs menshcid mcevocrcn voorbij her inktzwarte

duister naar de plancct Mars. Voor het mercndcel echrparen

als Sue en hij. Gezond en geschoold, jarenlang opgelcid voor

het werk dat hun re wachtcn stond; forsc manncn en forse

vrouwcn met spierkracht en hersene n en mocd en cen gevoel

voor humor waarop ze zich in tijden van tegenslag konden

vcrlaten. Het soort menscn dat een eerste kolonic in de ruirn­

te zou opbouwen en ervoor zorgen dat ze een succcs werd.

Hij h ad zich zijn lcvcn Jang op dit ogenblik voorbereid. Zijn

hele levcn, en de laatste vijf ja a r ervan samen met Sue. Zij

was er even fel op geweest als hij . . .

Maar was dat inderdaad we! zo7

Zie het onder ogen, draai je o m! Hij voelde dat haa r ogen op

zijn ach t erhoofd waren gcvcstigd en moest zich geweld aan

doen om zich niet om te wenden. Ze was bang, dat was alles.

Maakte zich ongerust. Heel natuurlijk.

Dat heh je nu eenmaal met een vrouw. Hij wist wat ze dacht.

Het had gccn zin om er nu nog over te praten, Ze zouden er

spoedig gcnocg z itten en dan zou ze zien dat het niet zo erg

was als haar angst haar we! had ingegeven.

83
Of anders zou blijken dar zij gelijk had gehad. Her zou inder­

daad niet zo lollig zijn. Voor ccn groot decl nict tcnrninstc.

B e s t ! Waarom daar nu al over bcginncn? W a 1 r o m je al zor­

gen voor de tijd makcn?

Als hij zich nu omdraaidc zou het weer van vorcn af aan be­

ginnen. Over de ccrsre twee cxpcditics en wat er met hen ge­

bcurd kon zijn. Over de mosscn en korsimosscn en rode lieu­

vcls van Mars. Over hct lcvcn in stnlcn hokjcs en adcmha­

lcn door ccn zuursrofmaskcr, om later, al; jc bofte, in plants

danrvan in drukkamcrs tc kunncn [even. Over al de gcvarcn

en beproevingcn en ontberingcn die zc maar in haar hoofd

kon halcn.

Hij was niet van plan er mcer over tc praten. Nu nict, Nog

dczc enc l n a t s t c nacht en dun zoudcn zc aan boo rd zijn en als

ze ccnmaal op wcg warcn, zou zc we! ophoudcn met pickcren

en zich zorgcn makcn, Daar zou ze het trouwcns re clruk voor

hebben. .

Nog ccn nacht. Oat was Ieitclijk n i c t s mccr, na die twee maan­

den. Die twee mnandcn van wachtcn sincls zc de kaart haddcn

gckrcgcn dat allcs in orcle was. Ncgcn wckcn waarin hij de

bczorgd-gespanncn uitdrukking rond haar mond, haar lip­

pen tot dunne strcpcn had zicn sarncnknijpcn, waarin haar

blik de zijne te zcldcn gekruisr had, waarin hij haar tc vaak

haar licfde had horen betuigen. Waarin hij had moeten pra­

ten en haar geruststcllcn · over de zorgcn die ze nooit ender

woordcn bracht en waarvan ze het bestaan zelfs niet wilde

tocgeven.

Her is je eigen vervlockte schuld I hie Id hij zichzelf opnieuw

voor. Een cnkcle keer had hij haar uitgclachcn tocn ze hem

van haar angsten had verrcld, I-let was al lang gelcdcn, maar

ze was het nicr vergeten. Ze wilde er nier, k6n er niet langer

voor uitkomen.

Hij wierp even een zijdelingse blik in de spicgel op het starre

masker van haar gclaat en keek dan weer snel naar her raam,

naar de werklui die bijna klaar warcn met hun karweitje bo­

venaan de loopbrug. De tegenstelling was grappig, dachr hij.

Zo grappig dat hij er cen raar gevoel in zijn maag van kreeg

en zijn ogen bcgonnen te branden omdat hij zo graag in la­

chen uirbarsten wilde .

. . . o, zeg, kun ie zien . . .

Stof warrelde in langzame lichtende wervelingen rand de vei­

ligheidsmuren die her voetstuk van de raker orngaven. Een

Aardebrics bracht her stof in beroering, ecn Aardebries die in

de zilvcrsparren was opgestoken en over Wyoming naar Kan­

sas was gewaaid waar de bctonnen vlakte vele hectaren

prairiegrond bedekte. De bries deed fijn stof opwaaien uit de

84
prairie die zich aan allc zijdcn cromhecn uirstrckte, op de

loopbrug en op de balcn en op de werklui die zc aan boord

drocgcn. Ze ruiste door de stormhelniug en over de straat

tusscn de bcronncn vierkante huisjcs her cafctaria binnen

waar ze znrcn.

Sue voclde her windje op haar gezicht en bcdckrc haar wang

met de palm van haar hand om de kcclte daar te bcwaren,

om zc daar tc houdcn voor later, als zij ze rnisschicn zou nodig

hebben.

Maar hij hecft zc nodig, dacht zc, de brics za] morgen nog van

mij zijn. De brics en de bomen en her gr:is en de warrnc zon

op oceaansrrandcn die zc sarnen gckcnd hadden. En die nu

allcmaal van haar allccn zoudcn zijn.

' W i l l ! ' zci zc wanhopig, De n a a rn was ccn gebcd.

Hi] srak tastcnd zijn hand naar aclucrcn om de hare te gri]­

pen. '\'Vat is er, meid?' zci hij tcgcn de lucht die zich voor hem

bevond, tegen het raarn, de raker, de lichten buiten. Hi] draai­

de zich nict om. 'Schech er icts aan?' zei hij.

'Ia !' Zc wer e! ecnsklaps overspoeld door ccn golf van woede,

die haar lichaarn deed schokkcn, haar ruggcgraat verstarde,

maakte dat haar tcnen zich zo kromden dat haar voetcn zich

tegen de vloer aan perstcn, rnaakte dat zc haar handen onder

de rafel krarnpachtig tot vuistcn balde, Maakte dar ze haar

hoofd met een ruk achrcruithicf, zodat tocn haar heftige emo­

tie tot hem doordrong en hij zich cindelijk omdraaide, een

tik]e schaapachdg glimlachend, haar ogen vlammcnd rechr

in de zijne staardcn.

En daar had je her opnieuw.

'lk houd van je, Will!' De plotsclinge, haast sisscnde adem­

haling, het gevoel in haar armcn dat zij ze uitstcken wilde,

dat zich door heel haar lichaam voorrplantrc: hct volkomen

gevoel van lichamclijk wclbchagen dar in de plaats kwam

van de toomige gespannenhcid, dat alles verdween nu even

snel als het was gekorncn. Vijf jaren: vijf jaren van innig sa­

menzijn, dag in dag uit, en her was nog altijd cender, telkens

wanneer ze elkaar weer vonden na ook maar heel even uit el­

kaar te zijn geweest.

'Het spijt me, meid,' zei hij. 'Ik heh, denk ik, niet goed naar je

geluisterd.'

Zijn stem klonk vennoeid, also£ het hem veel inspanning

kostte om zo weinig re zeggen. Maar hij probeerde het in

ieder geval. 'Wat scheelt eraan, Sue?' ·

'lk houd van je, Will.'

Zijn fronsende blik nam haar onderzoekend op. Zijn kaken

klemden zich iets vaster opeen. 'Waarom zeg je dat zo?' vroeg

hij eindelijk. 'J e zegt het alsof het iets is om op een begrafe­

nis re zeggen.'
'Kun jij iets beters bedcnkcn om op cen begrafcnis te zeggen]"

'Je bent wcl in ccn gezclligc stemming!'

'0, dat hcb je toch wcl opgcrnerkt, niet]" Zc zei de woorden

bijna hardop, doch her lied, dat nog steeds door haar hoofd

spccldc, rcddc haar .

. . . in tic l1ncl1clijkc strijd . . .

'Neem me nict kwalijk,' zci ze.

Hij zag onthutst dar er cen r,linsterend wans voor haar ogen

kwam.

'Waar huil [c om7' Her was niet zijn bcdocling gcwecst om zo

nijdig te grommcn.

'lk h u i l hclcrnaal nier.' Ze vccgdc over haar ogcn.

'Goed,' zci hij. 'Best, D.1n l.ocvcn we ons ,Ju,. nergens druk

over tc maken, lijkr me. Alles is kits. Pico hello.'

Hij draaidc z i c h ju ist we er tcrug naar her raam teen de luid ­

sprckcr boven de dcur kuchte en een krasscnde opdringe­

rige stem zei:

' Alie kolonisten moetcn zich om negen u ur mclden voor een

laatstc ondcrzock en hu n l a a t s i c instructics. A li c kolonistcn,

Ho uders va n ccn wi tt e kaart en manncn e n vrouwcn met ecn

gele kaarr die op de reser v e l ijst sraan, moeten zich over vijfen­

v ec r t ig minuten i
b j de a d rn i n i s t r a t i c mcldcn. Bre ng alle pa­

picrcn n
e pcrsoonlijkc bczittingcn mcc, Alic kolonistcn en re­

serves, om ncgcn uu r in he t a d rn i n i s t r a t i c g c b o u w . O m acht

v i j fc n v i jft i g zal er ecn waarschuwingssircne gaan.'

De sprckcr kuchte opnieuw. W ill draaide zich om naar zijn

vrouw en nam haar h a nd in de zijne. Dit was her moment

waarop hij haar weer met zich mce kon vocren, her rijk bin­

nen v an hun verwezcnliiktc droom. Al s hij her nu niet deed . . .

Haa r hand v oelde ijskoud aan in de zijne. Hij trachtte er

warmte in te knijpen, trachttc zijn cigen gedachten en hoop

door hun incengestrcngelde vingers in haar lichaam te laten

v loei e n. Een kort ogenblik dacht hij dat hij erin geslaagd was.

Dan schraaptc de spreker o p nieuw zijn keel .

'Bekendmaking: Er zijn schikkingen getroffen voor de accom­

modatie van verwantcn v an alle kolonisten v oor deze nacht.

Aile bezoekers die in het bezit zijn van ecn machtiging en die

tot aan het ogenblik v an vertrek willen blijven, kunnen zich

opgeven v oor een slaapplaats . . .'

Hij hoorde de rest ervan niet, o md a t ze haar hand plotseling

met een ruk had weggetrokken en hij begreep wat hij zelfs

·voor zichzelf nog niet onder woorden wilde brengen,

'We hebben niet veel tijd meer,' zei ze, met een vreemde, blik­

a chtige stem.

Vijfenveertig minuren, dacht hij. Vierenveertig nu . • . drie.

'Wat betekent dat in 's hemelsnaam7' vroeg hij scherp. Owing

haar het nu te zeggen.

86
'Nu, zc zullcn . . . de bekcndmaking . . .' Zc knipperde met

haar ogen, in ccn poging om de tranen weg re krijgen. 'Ze zei­

den ncgcn uu . . .'

'Dat hcb ik gehoord. Vooruit, Sue, wat heb je op je hart?'

Zc spcrdc haar ogcn, plotscling holder. wijdopen en er lag

cen warmc gleed in. Grote b r u i n e ogcn waarin cen man kon

verdrinkcn. Ze sraardcn rcchr in de zijne, net als altiid. Maar

nu vcinsdcn zc nicr. Er sprak licfdc uit, dollc licfde, daar kon

je niet aan twufclcn wannccr zc zo kcck.

'lk ga nier rncc,' zci zc, ·

'Juist. Oat dachr ik a l . ' Hij voclde totaal nicts, geestcliik noch

Iicharnclijk. Hij zag <lat zijn h a nd de hare nog steeds vast­

hicld, doch hij vocldc n i c t .lat h i j zi j n cigcn v in g ers gckrornd

h a d , en eve nmi n de zacluc huid v a n de ha re. 'Ik bcn blij dar

jc het me c in <lc l ijk vcrtcld hcbt,' zci hi j, en mcrkrc dar hij

zijn spieren neg alrijd bcwcgcn kon. I-lij liet haar hand las en

duwde de steel achtcruit, De potcn knerstcn over hct linoleum

me t ccn sc h ril gcluid dat do o r mcrg en been ging.

Ze keek hem aan, haar ogcn nog st ee ds w ijd o p e n gesperd,

doch nu m e t cen verbijstcrde u itdrukkin g erin.

'Waar ga je • . • ?'

'Naar buiten,' antwoordde hi j . 'lk ga een eindje omlopen.'

'Goed.' Ze maaktc aanstaltcn om evcnecns op te staan en hij

moest zijn linkerarrn. de arm die zich vlak bij haar bevond,

dicht tcgcn zijn zij drukkcn om te verhindercn dar hij haar

een duw gaf die haar weer op haar steel deed bel an den.

'Luister, Sue,' zei hij heel rustig, onverschillig haast. 'Ik wil

een poosje alleen zijn.'


'Maar ik . . . '

'lk kom weer terug. Goed? Tot straks.'

Hij liep haastig wcg, voor ze :mtwoord gcven kon, of beslui­

ten of ze opstaan zou of blijven zincn. Liep de helderverlichte

kamer uit de duist emis in en hield ecn ogcnblik h a lt op het

trapje om zijn pijp aan te steken. Rook nog maar een pijp,

Will, zei hij honend tegen zichzelf, haar stem imiterend, op

Mars heb je gcen zuurstof om te kunncn roken.

Hij snoof verachtelijk en liep het trapje af, de loopbrug op,

naar de stormhcining toe. De bries was nu frisser en koelde

zijn huid af, doch nict her inferno dat in hem kolkte.

Hij wilde haar haten, Hij wilde het uitbrullen en alles kort en

klein slaan, ·

Waarom? Het was een foltering om deze vragen te stellen.

Hoelang] Hoelang had ze gelogcn en gevcinsd en hem voor

de gek gehouden? Hoelang stond haar besluit al vast?

Dat hoefde hij niet te vragen, dat wist hij al. Sedert de avond

waarop ze feestgevierd hadden, de avond waarop de witte

kaarten waren gekomen. Maar - waarom?


Waarom had ze her nodig gcvondcn om te licgcn? Waarom

had ze door dir laatstc goedkopc, gehuichcl allcs wot er tusscn

hen geweest was omlaaggehaald] Hoe had ze hct gekund?

.' . . en de roodlclle blik, de woo rd en die ontplof ten in de

l11cT1t . . . het lied was nu ccn dee! van haar gcwordcn en paste

zich steeds bij haar bchoefrcn aan . . . bewezc11 i11 Tiet duister

dnt 011u lief de steeds nog stn111/l!iclcl . . .

Ze trachttc op te staan, Zc wilde hem achrcrnahollcn, om hem

alles u i t te lcggcn, doch haar bcnen warcn ab van rubber en

weigerden haar de dicnsr, Zc lie: zich tcrugzinkcn op haar

stocl en blccf hulpcloos zitten tot zc ccn stem over hnar schou­

der hoordc.
'Voclt u zich niet gocd, dame?' vroeg de jongcn die de as­

bakken kwam leegr,ooicn.

'0, jawcl,' zci zc. '[awcl, ik vocl me best. Dank jc.' Zc stond

op. Haar bcncn functionccrdcn nu u i r s t c k c n d . Ze gllrnlachte

de jongcn wcrktuiglijk toe. 'Nccrn me nict kwalijk. Jc wilt dit

tafcltjc zckcr ook neg opruirncn 7'

'We sraan op het punt om te gaan sl u iten ,' zci hij. 'lie kan een

dokter latcn komen als u . . .'

'Ik vocl me cchr best,' zci zc, 'Necm me nict kwalijk.'

Ze liep met vastc schredcn naar buit c n en blccf h ui v c ren d bo­

vcnaan her trapjc staan. In heel de d u istcrnis rondom haar

was het enige wat ze zien kon de bont v c rli ch t c pick, in her

midden waarvan de raker stond. Haar ogcn dcdcn pijn van

her fc lle schijnscl en ze wen d de zich crvan af tot haar blik

gelci d clijk gewend raakte aan de me t rozc om z oomd e grijs­

held die in de plaats was gekomcn van de blocdrode zonson­

dergang. Ze kon omtrckkcn van andere gebouwen onder­

schciden en dan hct dichtstbijzijndc dee! van de loopbrug; ge­

deelten van de stormheining en eindclijk ecn paar versprcide

gedaanten,

Welke ervan Will was, wist ze niet. Als ze het wel had gewe­

ten, zou het niet langer zeker zijn geweest dat ze naar hem

toe zou zijn gegaan,

'Willi' smeekte ze, 'Will, kom terugl Ik heb het je nog niet

verteld, Will. Toe Will - alsjeblieftl'

Hij zei da t hij her wist. Misschien dacht hij dar hij her wist.

Maar dat was niet zo, En misschien was het zo nog maar her

beste. Misschien was het maar hct beste als hij het nooit kwam

te weten. Dat hij wegging met haat in zijn hart, zeals hij nu

voelde. Dat hij wegging zondcr spijt.

'Jij gaat naar Mars, Will. Alleen. Ik kan niet mee, Will. Snap

je het niet7 Ze wilden me niet laten meegaan, Ze hebben me

afgewezen • . .'

Maar hij snapte het niet. Hij kon het ook niet begrijpen. Om-

88
dar zij het hem nict had vcrteld. De woordcn hadden niet wil­

len korncn. De woorden, de glinstercnde woordcn, die ze twee

maanclcn bng had :ifgericht om vanavond in glinstercnde rijen

langs haar lippcn tc rnarchcrcn: de vcrradcrlijkc, nuuclozc

woordcn haddcn haar, toen zij zc zozccr nodig had, in de

stcek gclatcn,

Zc gicchcldc nervous. huiverdc opnicuw en vrocg zich af wat

zc zou docn, Her was dwaas om h i e r in de kou te blijvcn staan,

vervuld van mcic.lramatische gcdachtcn.

Maar als zc wcg11ing, zou hij haar misschicn niet vindcn

wanncer hij tcrugkwarn. Her licht ging uit aclucr her caleta­

rinraam en zc hied bcsluircloos staan. Zc opcnde haar hand­

tasjc en ,r.,;, h a n r h 111d er hclcrnaal in, berasttc de roze kaart

ondcr de pocdcrdoos en de zakdock, Her zou hier re donkcr

zijn om hem tc k4,'11 als zc hem tc voorschijn haalde, maar ze

hocfdc er nier op le kijken. De woorden stondcn als met een


gloc.cnd ijzcr in h a a r gchcugcn gcbrand.

'Susan Barth,' s t c n d er in kcurig getyptc letters op de kaart,

'3-45-/\-7821. Afr,ckeurd. Mcdisch Ond. 44-B-3. Verkalk­

tc knobbcl. Linkerlong.'

Dar was allcs, Twee gctypte regels op een roze kaarr, en het

eindc van ccn huwclijk, her cinde van alle vcrwachtingen en

illusics en van a l l c s war hct lcven voor haar bctckcnde.

En nu clndigdc her opnicuw. Ecn ander cinde: hct einde van

licfde en lcugens, van hoop tcgcn bcter wctcn in, van haat.

En van de langc maandcn van afwachrcn, Voor haar, alrhans,

Voor hem, voor Will, was her allcen het einde van de Iange

maanden van afwachtcn, en hct begin van de droom. Mis­

schien ook het begin van de haat.

Ze zullen het tcgcn hem zeggcn, hicld ze zichzelf voor. Ze zul­

len het later, in de raker, tcgcn hem zeggcn, Of wannccr ze

geland zijn. Hij zou nict door het levcn hoeven gaan zonder

her te weten. Hij zou er wel achterkomen. Her was niet nodig

om her hem nu te vertellen. Op deze manier zou het gemakke­

lijker zijn voor hem.

Ze ging nog een stapje naar beneden en keek naar de raker. De

wcrklieden waren nog steeds bezig. De meralen draak slokte

alles op wat zij hem gaven, flcgmatiek, onverschillig; lier

zich nu volproppen met allerle l kleine uitrustingsstukken, van

p last ic en meraal, van glas en hout. Maar ondertussen wacht­

te hij af, wetend dar her feest spo c dig zou aanbreken, som- _

her hongerend na ar het lcvcnde vices dat hem deze nacht zou

voeden. U it ru s t en d en planncn makend voor dat ogenblik

morgenochtend vroeg wanneer hij, met een voile buik, bra­

ken zou en van de aarde verdwijnen .

. . . en de rood-felle gloed der raketten, de bommen die ont­

ploften in de lucht . . ,
Het had geen zin om tc wachten. Ze kon hem beter niet meer

spreken. Zc blcef staan waar ze srond, turend en huivcrcnd.

Het ijzerdraad van de storrnhcining snccd ;n zijn vingcrs en in

zijn handen. Hij dwong zichzclf crtoc zijn krampachtigc grecp

te sleken.

Lafaard ! tierde hi] nutrcloos. Lafaard, bcdricgster]

'Zcnuwachtig, makker?'

Hij draaidc zich met ccn ruk om, zijn gcstricmdc handcn tot

wclkornc vuistcn ballcnd, De spiercn van zijn arrncn hunker­

den n a a r cen stcvigc ruzie.

'Misschicn,' zci hij gcspanncn.

I-let was ecn van de kolonistcn, ccn man die hij wcl van ge­

zicht kcnde doch nict van na.un : ccn r,cJrongen kercl met

zandkleurig haar en te vcel tandcn wanncer hij lachte. 'Ben

naar buitcn gcgaan om ccns ccn ogcnblikje van de vrouw af

te zijn,' zci de man opgcwckr. 'Blablablablablo. anders krijg ik

niet te horen. En om de halve secondc ccn klaaglicd over de

zware tijd die ons re wachtcn staat, Is jouw vrouw ook zo 7'

'Ik - heh gecn vrouw.'

'Echt nict7 Tk wist niet dat zc ook vriigezellcn mccnamen, Als

ik dar gewetcn had . . . Clara en ik zijn getrouwd omdat we

allebei mccwildcn.'

'Pech gchad, dan.'

'Zeker - Zeg ccns! Wat bcdoel je met die opmcrking?'

'Maak dat je wegkomr, Shorty,' zci Will keel, 'Tcnzij je mot

zoekt.' Zijn knokkcls jeukten, hij voelde ecn onweerstaanbare

opwelling om de stompzinnig glimlachcnde man een paar tan­

den uit zijn mond te slaan.

Shorty kreeg een kleur, hees zijn riem op en zei uitdagend:

'Als je een pale rammel hebben wilt, hen je precies aanhet

goede adres.'

Ze kcken elkaar enkele secondcn lang strak aan. 'Och, hoe­

pe! �pl' zei Will en draaide zich om en tuurde weer door de

hem mg.

'Narigheid met je grietje?' vroeg Shorty, met te veel mede­

gevoel.

Will haalde zijn schouders op.

'Oat is beroerd.' De ander was van plan om weg te gaan wan­

neer hem dat bcliefde en nict omdat Will het hem had gelast.

'Een andere knaap in het spel, he?' Her medeleven lag er op­

nieuw te dik op. Maar zelfs Shorty scheen te beseffen wan­

neer hij ver genoeg was gegaan.

Will, die er opzettelijk niet op inging, liet zich joviaal op zijn

rug slaan en hoorde dan dankbaar hoe de voetstappen van de

man zich in de verte verwijderden. Toen hij weer omkeek

zag hij het verlichte vierkant van het raam niet !anger waar-

90
aan hij het cafcraria had kunnen hcrkcnnen, Enke! dicht op­

een sraandc stornpc silhoucttcn tcgcn de donkcrgrijze hemel.

In her midden bovcnop her .�cbouw van de adrninistratie,

gloeidc ccn klok ccn waarschuwing.

V i j f c n t w i n t i g rninurcn voor ncgcn.

Hij rnocst tcruggaan. Hij had tegcn haar gezegd dat hij terug

zou komen.

Een andcre knaap? Nu, war zou d :i t ? Waarom niet. Een an­

dcre knaap! Her was lict cni:; mogclijkc aruwoord en hij had

ecn grinnikcndc aap als Shorty nodig gchad om hct hem dui­

delijk re makcn. Twee maandcn lang had hij zich ongerust

gcmaakr en zich afgcvra;i,;d w a ; e r nan de hand kon zijn, had

hij allc klcinc vcranclcringcn opgcrncrkt, alles war niet hcle­

maal was als her wezcu moest. Had hij zich voorgehouden

dat zc bang was. ll.id hi] zich voorgehouden dat hij zich vcr­

gistc, I-lad hij <le wcrcaschap naar zijn onderbewustzijn ver­

drongcn. Nu had zijn onclerbcwustzijn zc in al haar verrot­

ting uitgcbraakt en hem zwak en gczuivcrd achtergelaten.

I-let was de cnig mor,clijk vcrklaring.

Will kloptc zijn koude pijp tcgcn cen hciningpaal uit en stop­

te hem in zijn zak. 1 lij ovcrwoog langzaarn, verbazingwek­

kend kalrn, wat hij met de rest van de tijd wilde doen. Nog ne­

genticn minutcn, decide de klok hem mee.

Zou ze nog steeds zitten wachten?

Kon het hem iets sch el en?

Hij voelde zich koud en kil van binncn - onverschillig of ver­

doofd. Her kwam er niet op aan war, Hij had beloofd dar hij

terug zou komen. Wat voor verschil maakte een belofte, voor

ha:\r? Een andere man - was ze nu bij hem, zaten ze nu sa­

men te lachen om de prachtige kool die ze hem had gestoofd?

Zei ze tegcn hem dat ze van hem hield? Zei ze tegen hem dat

ze eindclijk vrij was?

Will keerde de stormhcining en de raker de rug toe. Hij Iegde

met langzame passen de honderd meter af naar de loopbrug.

Hij wilde haar nier zicn. Hij wilde haar vertcllen dat hij het

begreep. Indien er ook nog maar enig gevoel in hem was ach­

tergebleven, zou hij haar aan de kaak hebben willen stellen,

willen kleineren, uitschelden, bespuwen. Wat hij nu had

kunnen voelen was geen woede, doch een kille, bittere min·

achring,

Doch hij voelde niets .

. . . 0 zeg, wanit de sterrenbezaaide bonier nog altijd . . .


Her lied speelde nog steeds dolzinnig door haar hoofd en nu

w:�r ze waarorn, herinnerde ze zich her ogenblik waarop ze

de envelop had gekregen, hem opengemaakt had, erin had

gekeken en de twee· kaarten had gezien, de zijne en de hare •

91
wit en roze. Wit bcrekcndc een gunsrige uitslag en roze een

slcchte. De radio had her lied teen gcspecld tcrwijl zij in het

midden van de kcuken stond en near de nic; bij clkaar pas­

scnde kaartcn sraardc. Het was de cerstc maal gcwcest dar er

een onovcrbrugbarc kloof had gci;,1apt tusscn h a a r en Will.

Heel gclcidclijk, terwijl her lied dcor .lc keukcn klonk en ten

eindc kwam en icrnand ccn tocspraak bcgon te houdcn, was

de bcrckcnis crvan doorgcdrongcn tct de vitalc ccntra van

haar bcwustzijn,

Ik ga nict rnce de constatcring was cindclijk complcet, de

!es gchccl gclcerd Ik lean nict mccnn.m.

Ze lier Will die avond de k.Prtcn n i c t zicn. Zc m o c s t er cerst

over nadcnkcn, besluitcn wat ze zou docn, hoc zc her hem kon

vertellcn. Want zodra ze gehccl bcscfre war <lit bctekende, had

ecn nicuwc wctcnschap vorrn in h e a r nangcnomcn.

Als zc her tcgcn hem zci, zou hij ook h i c r blijvcn. Hi] zou thuis

blijven en op hclderc avondcn. :t i $ de srcrrcn schcncn, in de

ruin gaan staan, I lij zou naar de hcmcl srarcn. terwijl hij zijn

pijp rookre, zoals hij da: altijd deed - zoals hij dar altijd had

gedaan - doch hct zou anders zijn. Hij zou er allccn sraan en

zijn hand zou haar arm nict aanrakcn en zc zou nict bij hem

zijn. En als hi] weer binncnkwam zou zijn blik de hare vennij­

den en zou hij haar hatcn,

Jij gaat, Will, zwoer ze bij zichzclf tocn ze dat allcmaal had

ingczien. Jc zicl dorst ernaar en ik zal crvoor zorgcn dar je

drinken kunt, ook al zal ik lccg en uirgcput achtcrblijvcn!

Nu, zc had het recht op ccn paar mclodramarische gedachten

en de zin schonk haar kracht tot handelcn.

De volgendc dag ging ze naar de dokroren toe om te vragen

of ze zich niet hadden vernisr en of er niets aan te doen was.

'Vcrkalkrc knobbel.' Enke! ecn klein verhard plckje op haar

long waarvan ze op Aardc nimm e r last zou hebben - doch dat

op Mars haar dood veroorzaken kon.

'Her kan me niet schelen,' zei zc smekcnd tegen hen.

'Hct sp ij t me, mevrouw Barth. U begrijpt dar we geen passa­

gierruimte in de raker kunn e n afsraan aan iemand di e niet zo

goed mogelijk bestand is tegen de ontberingen waaraan de

kolonisten zullen zijn blootgesteld.'

Ze waren vriendelijk, vol medeleven, vol begrip - doch onver­

murwbaar,

Die avond had ze de duplicaatkaart gereed - die we! niet goed

genoeg was om mee aan board van het ruimtesch i p te komen,

m aar voldoende leek op die van Will om hem te overtuigen

als hij de echtheid ervan niet in twijfel trok. Ze liet ze hem al­

lebei zien en ze gingen ergens eten en dronken op de goede

afloop tot ze er allebei een tikje sikker van waren en maak-

ten er een echt feestelijke avond vanl ·

92,
Toen hij sliep, kroop ze uit bed en ging naar buiten om 1.elf

naar de heme! tc starcn, Zc ging op hct zachte gras zitten en

huilde en tocn hij cvenccns wakkcr wcrd en mcrkte dat zc

niet mcer in bed l.1g en naar buitcn kwarn om tc zicn of ze

daar soms was, dachr hij dat hij her bcgrccp. Hij drocg haar

weer naar binncn en was vrolijk en tcder en maaktc grcpjcs

en trachtte haar op le bcurcn. Zc maakrc ccn kop chccolade­

mclk klaar in de keukcn rcrwijl hij schcrtsend sprak over de

gcvarcn di e zc sarncn ender o gcn zoudcn zicn, haar gcrust­

stcldc en bcloofdc dat hij nicts nalarcn zou om h a a r tc hclpcn

en bij Le staan, '

Oa t w as de laatstc maal dat ze h ad r, c hu i l d . Daarna dwong zc

zichzelf dag en naclu om cnkcl l i dc.l e voor W i ll Le voclcn, om

n ic ts le docn, nicrs tc zcggcn, cnkel ccn vo l m a a l . r e lcvcnde

lcugen re zijn die bcoogdc hem tc geven wat hij vcrlangde,

ook a l zou her hun bcidcr dood bctckcncn,

En nu kon zc hct hem cindclijk vcilig vcncllcn. Nu was hct

vcilig, omdat hij nict mccr op zijn bcsluir kon rcrugkomcn.

Hij zou nu niet rncer hicr b l ij v en , daar wa s her nu tc la.lt v oor.

Dech nu wildc hij n i c t n a a r haar l uisteren. En misschien -

Mi ss chien was her bctcr zo.

Waar is hi j ? W aar o m kwam hij nicr tcrug. Hij zci dar hi]

zou . . . Voor de ccrste maal dacht zc: misschicn zic ik hem

nooit meer tcrug. De woorden drongcn niet in hun voi l e om­

vang tot haar door, maar zc kromp inccn alsof ze cen stomp

in haar maag had gekrcgcn.

Hct is bctcr 1.0, hicld ze zichzelf voor, tcrwi jl zc zich srnarte­

lijk oprichttc. Deter voor hem . . . 'Will! Hier bcn ikl'

Hij was bijna vlak langs haar heen gelopen, 'Wi l l i'

'O . . . h a l l o ! '

Achtcloos, Terloops. Alsof het een heel gcwone avond was en

hij cnkcl even ccn eind j e om was gelopen. Alsof er nog steeds

ecn dag van morgen was.

En voor hem was die er. Oat heb je aan mij te danken, Will.

Wees me daar tcnminste erken t e l ijk voor . . . En ze schaamde

zich onmiddcl l ijk voor dezc gedachre. Wat maakte her nu nog

voor verschil of hij haar erkcntelijk was of met verwijten

overlaadde?

'We kunnen geloof ik maar beter afscheid nemen.' Zijn ge­

laat was een kil stenen bccld in de duistern is . 'Her heeft geen

zin dar je hicr rondhangcn b l ijft tot morgcnochtcnd,' zei hij.

'Je hebt het hun zeker verteld]" vrocg hij. 'lk bcdoel, ik neem
aan dar ik de laatste was die je het hebt laten weten?'

Vooru i t maar, hij wa s woedend. Zij hoefde niet terug te vech­

ten. 'Ik zou Ii ever blijven,' zei zc, de woorden door haar kurk­

droge mend persend. 'Maar we kunnen nu afscheid neinen

als je dat liever wilt.'

9)
'Oat wil ik liever, ja.'

Hij grinnikte, zijn lippen zo stijf op zijn randcn drukkend dat

her ovcrduidclijk wcrd dat zijn snocvcnd-uirdagcnde non­

chalance slcchrs ccn pose W35 gcwccst, 'Vnarwcl, Sue,' zei

hij, terwijl een van zijn mondhockcn z:ch krulde. 'lk hen hlij

dar ik jc heh lcrcn kcnncn.'

Hij lcgde zijn handcn luchtig op haar schoudcrs, boog zich

voorovcr en druktc cen vluchrigc kus op haar voorhoofd.

'O, nee! Nier zo, Will! 0, nee!' Haar cigcn schrijucnde smart

en wocdc voeldc zc nauwelijks mccr nu ze bcgrccp hoc dicp

gekwctst en vcrdrictig hij mocsr zijn, 'Toe, Will,' zei zc op

vastc toon, 'luistcr heel even naar me. lk wil je zcggen . . .'

'Misschicn kun jc dat be tcr nict Juen, Sue.'

Ze slikrc mocizaam, bcvocluigdc h a a r kurkdroge lip p en , knip­

perdc met haar ogcn om hct brandcndc gcvocl tcrug tc drin­

gcn en bcgon opnieu w.

' lk gcloof dat ik her bcter we! kan docn. lk was . . . ik hen

af . . .'
'Misschien wil ik her we! niet hor c n !' barsttc hij los en ze zag

dar zijn gczicht vcrsrardc, zijn mond beefdc, voclde dar zijn

vin gc r s zich in haar schou d crs b oord c n terwijl hij worstelde

om ecn schijn van kalmte op tc houdcn.

Er vie! opnicuw ccn sti l zwij gc n. Ecn ijzig stilzwijgcn waarin

zijn tot nauwe splctcn sarncngeknepcn blauwc ogcn star en

onvcrzerrclijk in haar wijdopcngcsperdc bruine ogen staar-

den. .

'lk . . .' Ze opende haar mond, doch her was niet lunger mo­

gelijk om de woorden over haar lip p en te krijgen. Eindelijk

slaagde ze erin om op hees-krassende toon uit te brengen:

'W i l l , ik . . .' .

' M a a dar
k je wegkomtl' zei hij, en dan, met plots cli n g een

zachte kl:mk in zijn st e m : 'Hct is gocd, mcid. lk bcg rijp her.'

Hij vcrtrok zijn mond op een srnartelijk-verbitterde manier die

zij n woordcn logenstrafte en zci o p ni c uw g rimmi g: 'Maak

enkcl dat je wegkornt, meer vraag ik n i e t !'

Dan gleden de handcn die op haar schoud e rs lagen langs haar

rug ornlaag en in zijn schrijncnde begccrte druktc hij haar zo

dicht tegen zich aan dat haar adem cen ogcnblik Jang werd

afgesneden. Doch waarom zou ze adem bchoeven, nu zijn

mond de hare bedekre en de hartstochr van ccn verloren !e­

ven werd samcngeperst in ecn ecuwigdurcnd m o me nt ?

Hij begrijpt h e r! Gedurendc de kortc o m hclz in g geloofde ze

her, wilde ze her geloven. Doch toen zijn armen haar loslie­

ten, narn o nm idd e lli j k een keeler dee! van haar geest in h aa r

de overhand en l::tchte de kus, de h a r t stocht , haa r verl:mgen

het te gcloven, hulpeloos-honend uit. Hij begrijpt he t ! Wat

dacht hij we! dat hij begreep? Hij kon de waa r h ei d onmoge-

94
lijk kcnncn. Zijn wocde bcwccs het ovcrduidelijk.

Ik haat jc! dacht ze, terwijl ze met haar hiclcn steun zocht op

de grand om haar cvenwicht niet tc vcrliczen. Ik haat jc om je

cnorme fut, die maakt dat jc zo dolgraag w i l t gaan I

'Best,' zci zc rustig, 'lk zal makcn dat ik wcgkorn,' en ze glim­

lachtc voor ccn laatstc m.ial. Dit was ecn goedc manier om

afschcid re ncmcn. De bcstc die zc zich maar had kunnen

wcnscn. Zc hocfdc er nu nicts nicer aan toe tc vocgcn, Hij

wist, hij mocsr wctcn na die kus, dat war haar bcwccgrcden

ook mocht zijn, ze nog steeds van hem lur.ld cu altijd van hem

had gchoudcn. Ze zag dat hi] zich met cm ruk omdraaidc en

met lange passcn wcglicp en bcscfte d.u zij ook ruccging: ecn
dccl van haar alrh.ms zou altijd bi] :1cm zijn, waarhcen hij

ook ging.

Zes toornige passcn van haar vandaan wcnddc hij zich even

om, Iang genocg om re zcggcn: 'En zcg hem namcns mij,

dat hij ervoor zorgt te toncn dat hij jc waard is I'

Hier in de rij. Jc papicren larcn afstcmpclcn, Injecties. In ccn

anderc rij. Aan die kant nu. Laarste lichamclijkc kcuring:

gecn zicktcn of afwijkingcn. Nu hier in de rij gaan staan, Heb

jc je papiercn? Klccd je opnieuw uit. Standaard-covcralls in

ontvangst ncmcn. Klcrcn marten in dczc vakjcs worden gc­

dcponccrd, zullcn aan naastc I a rn i l i c l i d worden tcruggczon­

den. Injcctics, Ecn stcmpcl op ecn andcr papicr. Laatste psy-

chische kcuring: .

'Zier 11, rnijnhccr Barth, her is een bcctjc ongcwoon als een

man of ccn vrauw besluit om door tc zctten wanncer de an­

der afgckeurd is.'

Glimlachcn. Nee, dat is de verkeerde rcactie. Jc prccies ge­

dragon zeals de man van je verwacht. Later kun jc er wcl ver­

der over nadcnken. Hier in de rij gaan staan. Stempel dat pa-

pier af! Blijf in die rij I' · .

' . . . afgckcurd !'

Ze warcn nu klaar en her duurde nog een uur eer ze zouden

vertrckkcn. Icmand kwam rand met koffie en ecn paar pillen.

Kalmcrend middel? Opwekkend middel? Hij wist her nier. Hij

slikte de pillen door, dronk zijn koffie op met enkele gulzige

teugen.

'Afgekeurd 7' .

Maar ze had nooit gezegd • . . helemaal niet . • • ze had �en

witte kaarr, net als hij.

Hij stond op, om iemand op te zoeken die het zou weten en

herinnerde zich dan de woorden van de psycho-arts en zijn

weifelende houding. Als hij nu vragen stcllen ging, als ze er­

achter kwamen dat hij het niet geweten had . , •

Maar hij moest het wetcn!

95
Afgekcurd7 Waarom7 Ze mankcerde niets. Of we! . . . mm­

keerde ze wd iets . . . war was het 7

Er moest hier ergcns icmand zijn die hct zou weten. Hi] kon

nicr gaan als . . . kon nier gaan? Maar als ze hem nodig

had . . . 7

Stomme dwaas die je bent! dacht hi]. Wat heh je gcdaan]

'lk houd van je, Will,' had zc gczegd, En hij had haar woe­

dcnd algcsnauwd.

Misschicn kon hij haar nog even sprckcn. Misschicn was zc

toch gcblcven tot her vcrtrck. Misschicn - zou remand hier

het weten .

. . . waarv,m de bredc strcpcu c11 hcldcrc stcrrcn . . .

De wijzcrs van de klok warcn strepcn en di: cijfcrs warcn

sterrcn en daarom kon zc niet zicn hoc ! J J t her was en hocf­

de zc n i c t tc wctcn hoc J a n g zc nog moest waclucn. Zc draai­

de zich op de s m a l l c krib op liaar zi], vu o rz i c l u i g , om tc voor­

komen <lat hij zou krakcn, daar ze de vrouwcn op de andere

kribbcn in het grotc vcrtrck nier in hun slaap wil.lc storcn.

Slapcn zc indcrdaad. vrocg zc zich ;1f. Of lagen zi] ook gcluid­

l oos tc w o c l cn en re draaien, d oor her raam naar de klok op

her gcbouw va n de administratie turcnd.

H et was n c g c nti c n m i n u t c n o ve r v ier. Ze m oest dus toch ccn

tijdje gcslapen he bb en. Ze h c rinn c r d e z ich nu de r om c insc

kaarscn n
e v l a rn rn c n d c vu u r p ijl c n uit haar droorn, en on­

m iddelli j k daarop h c rinn c r d e ze zich zijn w oor den w e er :

' . . . zcg hem narncns mij . . .'

Z e kon niet langcr stil b lijv c n li ggc n. Ze stond op, liep barre­

vo c ts op haar ten c n de kamcr door , haar kl c r c n ender haar

ar m. Aan her cind crvan was cc n badkarncr, Zc g in g deze

binn c n en deed de deur achtcr zich dicht , sloot zich op bij de

wasbak en de spiegcl en de v erblindcndc lamp aan her pla­

fond. Ze trok haar klcrcn aan, die vcrfornfaaid en v crkrcukt

warcn dcordar ze op de v locr haddcn gelcgen waar zij ze

ecn paar uu r gelcdcn in hct donker had necrgcworpcn.

Koud wate r op haar gezicht, en zc was nu aan hct licht ge­

wend geraakt, Ze schrok v oldocnde v an haar eigcn spicgel­

beeld om weer hclcmaal wakkcr tc worden. Ze zocht in haar

tasje naar haar poedcrdoos en vocldc de roze kaarr eronder,

en war maakte het v oor v erschil? Ze zou hem nict te zicn

krijgen, niet met hem kunnen praten, Hij zou haar helemaal

niet zien.

Maar als ze nu naar buiten ging en maakte dat zij er het eerst

was, kon ze vlak voor her hek gaan staan. Ze wist welk hek

gebruikt zou worden. Ze zou hem bijna kunnen aanraken als

hij lungs kwam.

Nog bijna een uur eer de ochtend aanbrak. Waarschijnlijk wa-

96
rcn andcrc mcnsen op hctaelldc idce gckomcn. Ze liep vlug

naar buircn, sr.rpte langs her cafctaria wuar her licht weer

brnndde en mcnscn koffie z a r e n IC drinkcn, cen haastig ontbijt

vcrorbcrdcn,

Ze was nog mooi op tijd. Zc ontdckte ccn plekjc tussen de

andcre vrocgkomcrs dichr bij h:•t lick en drong zicli telkens

als ze ccn gaatjc zag wet vcrdcr naar vorcn, Tcgcn de tijd dat

het orkcsr vcrschccn en de Iden hun instrurncntcn begonnen

tc stcmmen stone! zc viak voor her hck 7.df. Torn de muzlek

inzctte mocst zc zich gcwcld aaudocn om ccn bcginncndc

hystcric-aanval de kop in re drukken. Iedcrccn zong mec, dus

blecf zij niet achtcr:

' . . . o, :::l'g, k:111 ic :ien in de urocge glans u1111 de dngcrnad . . .'

Her was allecn nog gcen dagcraad. Nog nict hclcrnaal. Als

het zovcr was, zou her monsteracluigc schip zijn verdwcnen.

Hct zou Jan vol mcnscn zijn en Will zou 6:n van hen wczen.

Ecn onderdccl van her mcnscnoffer dat de dorst van de draak

zou lessen en makcn dar hij wcgging . . .

Nu kwarnen de pricstcrs, de kuddc offerdieren met hen mce­

voercnd. Pricsters in zakenkleding: directeuren en professo­

rcn en krantenmcnscn.

Vlak achtcr hen aan kwamen de gcvangenen, alien precies

eendcr, vijfhonderd hoofden, vijfhonderd paar arrnen en be­

ncn, allcn in hetzclfde wittc uniform, ongcboeid, vrijwillig

hun ondcrgang tcgcmoet stappcnd.

Ze stapten langs haar hcen, vlak voor haar langs, en som­

migcn van hen glimlachtcn. Sommigcn warcn lafaards en

huildcn. Ze voeldc hct stcrkst rnce met degencn die ccnvou­

dig met ccn strak, uitdrukkingloos gczicht voortliepcn.

Enkelen van hen keken haar aan, of dwars door haar heen,

alsof zc ecn ander gczicht, een andere gestalte zochten tus­

sen de menigte die achter haar opdrong. Een van hen opcnde

zijn mond toen hij voorbijliep. Hij scheen iets te zeggen, of te

trachtcn iets te zeggcn.

Zijn naam was Will. Hij had haar gezien; hij had iets gezegd.

Hij . . .

Hij weet her niet! Hij haat me. Hij denkt . . .

Ze kon zich nict hcrinneren wat het was dat hij dacht. lets

ergs. lets afschuwelijks.

Er was iets dat ze hem moest vertellen, dat ze hem moest uit­

lcggen, om alles weer in het reine te brengen. lets wat hij te­

gen me zei . . . war was het?

Wat trachtte hij te zeggen toen hij langs haar liep7 Ze sloot

haar ogen, herinnerde zich het gelaat, de vorm van de mond,

rrachrtc de geluiden om haar heen niet te horen, of het or­

kest, of wat ook - trachtte enkel te horen wat hi] gezegd had

toen zijn mond die speciale vorm had gehad.

97
Ze kcnde de vorm; ze kende alle vormen die zijn mond kon

aannerncn. Her woord was 'meid', Een andcre woordcnpaar

was: 'houd van'. Maar dar kon nict. Ze mocst de vormen vcr­

kecrd lezcn, want hij haauc haar nu.

Ecn Ilauwe rand licht kroop bovcn de horizon u; l. Hct orkest

zwccg en ecn van de priesters hid ccn gcbed aan.

En cen schrille sirene krijstc, en l.rljs:c opnieu-v, en de Iucht

was vervuld van gebulder en gcdondcr en hc:t gciuid van

schrccuwendc mensen.

'Achtcruitl'

'Jij daar, terug I'

'Vertrck . . . uur nu! . . . Tcrug!'

Ze trokkcn aan haar arrncn en bcncn c,1 icmand grccp haar

ook om haar middcl, doch zc koruicn h.iar nier vasthoudcn,

Ze was vrij nu. Rende vooruir, zo hard zc ko», ccr ze haar

konden pakken.

Ze zctten haar niet meer na,

Ze warcn bang, dachr zc, Dang, de arme dwazcnl Ze dachten

dat je beter kon achtcrblijvcn en vcrderlevcn. Zc wistcn hct

nog niet. Maar misschicn was her bcter voor hen, arrne dwa­

zen, arrne gocierds, laat hen verdcrlcvcn.

Ze mocst her hem latcn weten. Mocst erachter zicn te komen.

Wat had hij gezegd, zij gezegd, kon zeggen, zou zcggcn?

'Meid . . . houd van . . . '

'Ik houd van je, Will I' fluistcrde ze teen de exp Josie de luc ht

uiteenrcet en her beton onder haar voeten schokte van de

grimmig-woeste afzct waarrnee de draak zich censklaps van

de grond verhicf. Dan spoelden vlammcn door haar hccn en

ze zonk op de trillende grond en blecf liggcn, omhoogstarend,

uitturend naar Will die haar stellig zien kon door de vlam­

men waarop hij stond.

De laatste gedachte die ze had, was het zalige besef: ze zullen

het hem vertellen, hij zal het te weten komen.

En her laatste wat ze hoorde, was her eind van het lied:
• • . van de oriien en de woonplaats der dapperen . . .

You might also like