1. Door de afname in risico, wordt de obligatie aantrekkelijker om te kopen (meer
vraag) en zal de prijs stijgen en zal de interest dalen. 2. Door een verwachte toename van inflatie, wordt de obligatie minder aantrekkelijk (minder vraag), het aanbod zal ook dalen. Waardoor de prijs ook daalt en de interest stijgt. 3. Door een verwacht stijgend rendement zullen mensen meer gaan investeren in aandelen, waardoor de vraag van obligaties dalen en daarmee de prijs. De yield to maturity stijgt door de prijsdaling. 4. De prijs van obligaties daalt, de yield to matrity stijgt dus de rate of return ook. 5. De rate of return is op lange termijn hoger dan op korte termijn, omdat de prijsdaling samen met de hogere interest over lange termijn meer rendement creëert dan de effecten op korte termijn. 6. Hier zal geen verandering in komen, omdat de verwachting van de toekomstige economie stabiel is. 7. De verwachting is dat de inflatie zal stijgen, en dus ook de rente. Door de verwachtingen worden obligaties aantrekkelijk en worden mensen positief over de toekomst. 8. A. D stijgt, dus P stijgt ook. B. K daalt, dus P stijgt. C. Aandelen worden minder aantrekkelijk, en P daalt. 9. A. De hogere verwachtte rente zal de Euro meer waard worden t.o.v. de Dollar, toen het niet veranderde daalde de Euro. B. De lagere verwachtte rente zal de Euro minder waard worden t.o.v. de Dollar, toen het niet veranderde steeg de Euro. 10. indexfondsen hebben betere en snellere informatie dan een individuele belegger. 11. A. De prijzen van de aandelen in Amerika daalde, omdat China hogere tarieven hanteerden, waardoor de winst minder werd en dus ook het dividend, waardoor de vraag daalde. B. Door de stijging van de rente, hebben investeerders die volgens het Generalized dividend valuation-model werken meer rendement nodig om de investering te doen. Dit kan alleen lagere prijs. C. De prijzen van aandelen daalde, omdat er al verwachtingen waren van een Trade War, dus de informatie was al in de prijs verwerkt en dus werd de tariefvegelding verwacht.