VH 2 Eindopdracht

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 25

VH: 2 Communicatie & spel

Naam: Youssra Amenzou


Docent: Daphne Paniry & Abdel Fharchich
Datum: 18-01-2023
Studieonderdeel: Communicatie en spel
Klas: 1G
Studentennummer: 500909566
HVA FOO Opleiding Pedagogiek.

1
Inhoudsopgave
Praktijkopdracht 3:................................................................................................................................................3
Zelfobservatie:......................................................................................................................................................3

Praktijkopdracht 4:................................................................................................................................................9

Literatuurlijst:........................................................................................................................................................13

Bijlagen:.................................................................................................................................................................14

Logboeken:.............................................................................................................................................................24

Vervangende opdracht vaardigheden 2:.............................................................................................................25

2
Praktijkopdracht 3:
Gesprek 1 context:

In dit gesprek gebruik ik de ik- boodschap en laat ik zien dat ik moeite heb met het gedrag van
de ander. Ik hou dit gesprek met een peuter op de kinderopvang, tijdens mijn stage. De peuter
heeft nadat de nannies en ik duidelijk hebben gezegd dat we gingen opruimen, en het
opruimlied gezongen hebben zijn lego niet opgeruimd, maar wou toch gaan buitenspelen.

Zelfobservatie:
Het was tijd om buiten te spelen. De peuters ruimde op waarmee ze aan het spelen op een
jongen na. Ik gaf hem even de tijd en ik observeerde de jongen vanuit een afstand. Ik stond bij
de deur die van de peutergroep naar de gang leidt en ik keek of de jongen zijn lego zou
opruimen, maar hij bleef spelen met de lego. De nannies deden de jassen en schoenen van de
peuters aan op de gang. Ik liep naar de jongen toe en ik noemde hem bij zijn naam, ik vroeg
of hij even wou gaan zitten precies op de plek waar de lego nog lag. Ik ging naast hem zitten,
de lego was op de grond dus zaten ik en de peuter ook op de grond, ik zat tegenover de peuter
op zijn ooghoogte in kleermakerszit. Ik maakte oogcontact met de peuter en ik noemde hem
bij naam en ik zei glimlachend en met grote ogen: Je hebt een prachtige toren gemaakt van de
lego echt waar! Vervolgens zei ik: ‘Maar ik zie wel dat je deze hebt laten staan en weg wilt
lopen naar de gang. Ik vind het best vervelend dat je ondanks dat we het opruim lied
gezonden hebben en iedereen heeft opgeruimd, jij dit niet hebt gedaan. De peuter keek me aan
en toen naar de grond en hij was even stil en hij zei: Naar buiten. Ik liet ook een stilte vallen
omdat ik het gevoel had dat hij niet echt luisterde. Dit gevoel had ik doordat hij geen
oogcontact maakte en friemelde aan de bank. Ik reageerde met: Dat begrijp ik, en je mag ook
buitenspelen maar ik zou het fijn vinden als je de blokjes opruimt, zodat de legoblokken niet
kwijtraken. De peuter keek me aan en zei oké, vervolgens ruimde hij de legoblokjes op en
zette hij ze terug in de bak. Ik keek de peuter glimlachend aan.

Gesprek 2 context:

3
Mijn zusje was in mijn kamer geweest en heeft mijn make up gebruikt, alleen heeft ze niks
opgeruimd en alles zo gelaten. Toen ik mijn kamer binnenkwam zag ik de make up overal
liggen, terwijl ik altijd zo netjes mogelijk ben met mij make-up producten.

Zelfobservatie:

Mijn zusje was thuis in de woonkamer, op de bank en dit leek mij een goed moment om het
gesprek aan te gaan met haar. Ik keek Randa aan en ik ging naast haar zitten op de bank zodat
onze ooghoogte gelijk was. Ik vroeg: Randa komt het goed uit om met mij te praten? Dit zei
ik op een rustige manier en ik keek hierbij glimlachend en maakte oogcontact. Ze keek me
aan en zei: Ja is goed. Dit zei ze op een manier waarbij ik kon zien dat ze nieuwsgierig was
naar wat ik wou bespreken, dit omdat ze een verbaasde blik gaf. Ik zei: ‘Randa ik zag dat je
vanmiddag in mijn kamer was en mijn make up gebruikt hebt, dit vind ik geen probleem, dit
mag altijd, alleen viel me op dat er niks is opgeruimd. Dit zei ik op een rustige manier en ik
maakte oogcontact terwijl ik een kleine glimlach op mijn gezicht toonde. Ze reageerde met:
Ja klopt, dat was ik vergeten, ik had haast. Dit zei ze met een gesloten houding, ze toonde niet
echt emoties toonde en keek naar de grond. Ze maakte geen oogcontact en had de
afstandsbediening in haar hand. Ik reageerde met: dat snap ik, ik vind het alleen wel vervelend
om mijn kamer zo te zien want ik had zoveel moeite gedaan voorheen om alles netjes op te
ruimen en schoon te maken, en als ik dan vervolgens thuiskom en mijn kamer is een
rommeltje is, vind ik dat vervelend. Ik zou mijn make up kwijt kunnen raken doordat het
overal ligt Randa. Dit zei ik op een rustige toon terwijl ik naar Randa bleef kijken. Ik zei
Randa op het einde van de zin zodat ik misschien de aandacht zou trekken. Randa keek me
hierna aan met een neutrale blik en zei vervolgens: Sorry ik zal het de volgende keer
opruimen. Ik bedankte Randa voor haar begrip en ik zei je mag nog altijd mijn make up
gebruiken. Ze glimlachte naar me en zei is goed.

Gesprek 3 context:

4
Het is donderdagochtend en ik ben op mijn stageplek op de kinderopvang. Ik ga een peuter
met behulp van de ik-boodschap complimenteren.

Zelfobservatie:

Het is tijd voor de lunch. Ik roep: ‘Jullie mogen allemaal naar de eettafel komen als jullie
klaar zijn met opruimen. De peuters gingen zitten, behalve peuter B. Peuter B bleef staan
terwijl de rest ging zitten en begon te huilen. Ik liep naar peuter B toe en ik hurkte tegenover
hem. Vervolgens vroeg ik: ‘Wat is er? Ze reageerde huilend met een sip gezicht: Ik wil naast
meisje. Ik keek naar de eettafel en ik zag dat er 5 peuters aan de ene kant van de eettafel
zaten, (dit waren 4 meisjes en een jongen), aan de andere kant zaten 4 peuters waarvan alle 4
jongens. Voordat ik wat zei, ging een van de jongens die naast de meisjes zat, aan de andere
kant van de eettafel zitten. Ik was verbaasd, ik had niet verwacht dat de peuter dit initiatief
zou tonen. Omdat ik niet vaak zie dat de peuters het initiatief tonen en andere peuters echt te
helpen een probleem op te lossen. Ik riep de jongen naar mij toe en hurkend zei ik met een
glimlach: ‘Ik zie dat je naast de jongens bent gaan zitten. Ik vind het knap van jou dat je
vanuit jezelf naar de overkant liep om peuter B te helpen. De peuter keek me aan en was stil,
de hoeken van zijn mond gingen omhoog en hij glimlachte. Vervolgens pakte ik de hand van
de jongen vast en ik zei: Dit geeft mij een gevoel dat je denkt aan peuter B en dat maakt me
blij. Lachend zei ik: ‘Ik wist niet wat ik moest doen met huilende peuter B. De peuter
grinnikte en zei peuter B huilt niet meer en hij wees hierbij naar Peuter B die was gestopt met
huilen. Ik gaf de peuter een high five.

Zelfevaluatie Gesprek 1, 2,3:


5
Gesprek 1:

Stap 1: Ik heb gebruikt gemaakt van stap 1 door de vraag te beantwoorden, wie is het
probleem? Ik heb de ik- boodschap toegepast waarbij ik last heb van het gedrag van de ander.
(peuter die lego niet wilt opruimen).

Stap 2: Ik heb contact gemaakt door de peuter bij naam te noemen en te beschrijven wat hij
op dat moment deed. Ook complimenteerde ik de peuter over zijn lego bouwwerk.

Stap 3: Ik vertel wat ik feitelijk zie, peuter wil naar de gang lopen zonder dat bouwwerk is
opgeruimd.

Stap 4: Ik vertel wat het gedrag met me doet. (Ik vind het vervelend dat bouwwerk er nog
staat terwijl opruimlied al gezongen is en iedereen zijn jas al aan heeft).

Stap 5: Ik besprak het gevolg van het gedrag van peuter B. Ik zou het fijn vinden als je het
bouwwerk op zou kunnen ruimen, zodat deze niet kwijtraken en er de volgende keer gespeeld
mee kan worden.

‘Ik ben erachter gekomen dat het belangrijk is te vertellen welk concreet gevolg het gedrag
heeft op jou. Het gedrag kan jou als persoon belemmeren, fysiek verwonden, vermoeien of
pijn bezorgen.’ (Gordon, 2020)

Gesprek 2:

Stap 1: Van wie is het probleem? Ik heb moeite de onopgeruimde make-up in mijn kamer
waar mijn zusje gebruik van had gemaakt.

Stap 2: Contact maken, een naam noemen en zeggen waar de ander mee bezig is geweest. Ik
heb Randa begroet, haar bij haar naam genoemd en zo contact gezocht en beschreven wat me
is opgevallen, van wat er gebeurd was in mijn kamer met de make- up.

Stap 3: Feitelijk zeggen wat me is opgevallen. Ik zei: ‘Randa, ik zag dat je vanmiddag in
mijn kamer was en gebruik hebt gemaakt van mijn make up, dit is geen probleem maar er is
niks opgeruimd.

6
Stap 4: Ik vertelde wat haar gedrag met mij deed. Ik vond het vervelend en het zat me dwars
dat mijn kamer op die manier is achtergelaten en dit gaf ik ook aan.

Stap 5: Ik beschreef het gevolg van het gedrag op mij. ‘Ook zou ik mijn make up kwijt
kunnen raken doordat het overal ligt over de kamer Randa’.

Gesprek 3:

Stap 1: Ik paste de ik- boodschap toe en beschreef een handeling die mij een prettig gevoel
gaf.

Stap 2: Maak contact door een naam te noemen, ik noemde peuter B bij zijn naam en riep her
naar mij toe.

Stap 3: Ik vertel wat ik zie gebeuren, hoe de peuter naast de jongens is gaan zitten.

Stap 4: Ik vertel wat het gedrag met mij doet, ik vond het knap en het gaf mij een bij gevoel
omdat ik het gevoel kreeg dat de peuter dacht aan peuter B.

Stap 5: Ik gaf aan wat het gevolg van de jongen zijn gedrag had op mij. (Ik wist zelf nog niet
hoe ik het probleem opgelost zou hebben), en ik complimenteerde hem.

Zelf versterken en afzwakken:

Gesprek 1, 2,3:

Ik zou willen stoppen met het gedrag van anderen te vergelijken met anderen die het juiste
gedrag vertonen. Een peuter of iemand anders kan dit slecht opvatten. ‘Het karakter van het
kind wordt bekritiseerd, zijn eigenwaarde wordt ondermijnd, zijn fouten duidelijk benadrukt,
zijn persoonlijkheid veroordeeld.’ (Gordon, 2020).

Plan van aanpak:

Het kind individueel aanspreken, de rest erbuiten houden en me vooral richten op de persoon
waarmee ik praat. Geen oordelen tijdens het gesprek. Observaties en veel oefengesprekken.

7
Wat ik nog zou willen versterken is het uitleggen waarom ik iets vind. Vaak neig ik mijn
mening te willen geven van de ander zijn gedrag en hierbij geen uitleg te geven waarom ik dit
vind. Ik zou eerst na kunnen gaan waarom ik iets vind, en dit vervolgens bespreken.
Bijvoorbeeld: je bent stout bezig. In plaats hiervan ga ik me afvragen, wat vind ik stout aan
het gedrag? Dan pas benader ik de persoon hiermee. Ik zal niet het woord stout gebruiken, dit
omdat het negatieve gedrag niet geaccentueerd moet worden. Dit is ook gelijk een valkuil,
‘Ouders zenden soms ik-boodschappen om hun negatieve gevoelens tot uiting te brengen en
dan vergeten ze de ik-boodschap te geven over hun positieve gevoelens.’ (Gordon, 2020)

Praktijkopdracht 4:
Situatie 1:

Context gesprek 1:

Ik was op mijn stage. Het was een regenachtige dag, er was veel storm en wind. Het was niet
fijn en handig om in dit weer met de peuters buiten te gaan spelen. Ik was al bezig met de
peuters om alle jassen en schoenen aan te doen, totdat het ineens hard begon te regenen en
stormen. Vervolgens besloten ik en de nannies om binnen te spelen, een van de peuters vond
dit helemaal niet leuk en begon keihard te huilen. Ik noem het huilende kind peuter M.

Zelfobservatie:

Peuter M was keihard aan het huilen nadat ik en de nannies besloten niet naar buiten te gaan
en dit vertelde aan de peuters. We vertelde de peuters dat ze de jassen en schoenen weer uit
kunnen doen omdat het weer te slecht is om naar buiten te gaan. Ik zie peuter M heel hard
huilen, schreeuwen en stampen op de grond dat hij naar buiten wil. Aangezien peuter M heel
onrustig werd nadat de nannies en ik hadden besloten om niet naar buiten te gaan, besloot ik
met peuter M te gaan praten. Ik noemde peuter M bij zijn naam en ik zei: ‘Je vindt het
vervelend he dat we niet gaan buitenspelen’. Peuter M was nog steeds heel onrustig en
schreeuwde en stampte en wou niet weg bij de deur. Eerst liep ik met de rest van de peuters
naar de groep waar de peuters binnen kunnen spelen, ik wachtte tot peuter M ook zou komen

8
en uiteindelijk kwam peuter M nadat hij was afgekoeld. Hij was gestopt met huilen en
schreeuwen, hij snikte en liep naar binnen. Peuter M ging zitten op de bank, ik liep naar hem
toe en ik ging naast hem op de bank zitten. Ik keek peuter M aan en ik zei: ‘We kunnen gaan
knutselen, aangezien het weer heel slecht is en buitenspelen niet fijn is in dit weer.’ Peuter M
was standvastig en wou heel graag buitenspelen, het leek alsof hij niks anders wou doen.
Omdat de peuter zo standvastig was probeerde ik een compromis te sluiten. Ik zei: ‘Als we
eerst gaan knutselen zullen we erna dan allemaal buitenspelen zodra het gestopt is met
regenen en stormen? Peuter M keek me met grote ogen aan en knikte met zijn hoofd en
veegde zijn tranen weg. Ik glimlachte naar peuter M, ik stond op en ik stak mijn hand naar
peuter M uit en ik zei:’ Kom dan gaan we knutselspullen pakken uit de kast’. Peuter M stond
op, gaf me zijn hand en we gingen de spullen pakken.

Situatie 2:

Context gesprek:

Ik was op mijn stage. Het was buitenspeeltijd, de peuters waren allemaal aan het buitenspelen,
behalve peuter N. Peuter N stond naast mij en wilde niet spelen. Hij had het koud en wilde
heel graag naar binnen en wees telkens naar de deur om naar binnen te gaan.

Zelfobservatie:

Peuter N bleef naast me staan en wilde niet buitenspelen. Hij wees naar de deur en zei: ‘naar
binnen’. Ik zei: ‘Heb je het koud en ik noemde peuter N bij zijn naam’. Ik keek de peuter aan
en ik zei: ‘We gaan zo naar binnen, ik snap dat je het koud hebt maar buitenspeeltijd is nog
niet voorbij’. De peuter keek me aan en toen naar de grond. Hij bleef naast me staan. De
andere peuters riepen hem om samen te spelen maar hij negeerde dit en bleef naar de deur
wijzen. Ik zei tegen peuter N: ‘Ik weet dat je het koud hebt en ik zie dat je niet wilt spelen,
maar ik vind dit jammer omdat de andere peuters heel graag willen spelen met jou’ Als je gaat
spelen met de andere gaan we daarna naar binnen. Peuter N wees naar het fietsenhok en zei:
‘Ik wil een fiets’. Ik liep met hem naar het fietsenhok en ik hielp peuter N door een fiets voor
hem te pakken die hij wilde. Ik zei:’ Ga maar lekker fietsen dan gaan we zo naar binnen’.
Peuter N pakte de fiets en fietste door het plein met de andere peuters.

9
Zelfevaluatie:

Gesprek 1:

Stap 1 Wat is er aan de hand:

Omdat de peuter een heftige reactie gaf in het begin nadat hij hoorde dat we niet meer buiten
gingen spelen, probeerde ik te wachten tot de peuter rustig was. Vervolgens zei ik:’ Je vind
het vervelend dat we niet gaan buitenspelen he. Ik legde mijn probleem uit door te zeggen dat
ik het niet fijn vind om met de peuters in dit weer te gaan buitenspelen.

Stap 2 Bedenk samen zoveel mogelijk oplossingen: Peuter M was standvastig en wou niks
behalve buitenspelen. Ik kwam met de oplossing te gaan knutselen, dit wou hij niet. Omdat hij
eerst niet wou , heb ik geprobeerd te luisteren naar de peuter. ‘De beste manier om weerstand
en wantrouwen tegemoet te treden, is de oplossing van het probleem nog maar even uit te
stellen en eert met empathie proberen te begrijpen wat het kind eigenlijk wil zeggen.’
(Gordon, 2020)

Stap 3 Welke oplossingen zijn ok: Totdat ik met de oplossing kwam na het knutselen te gaan
buitenspelen zodra het zou stoppen met regenen en stormen. Als men de andere stappen heeft
doorgewerkt en e uitwisseling van ideeën en reacties is op en eerlijk geweest, komt de beste
oplossing als vanzelf uit de discussie tevoorschijn. (Gordon, 2020)

Stap 4 Kies een oplossing: Peuter M knikte nadat ik aangaf dat we buiten kunnen gaan spelen
zodra de regen en storm zou stoppen, we gingen samen knutselspullen halen en peuter M
vond het goed om te knutselen. ‘Omdat de peuter zijn hart dus al gelucht had, wilde hij
meedoen om dit probleem opgelost te krijgen.’ (Gordon, 2020)

Gesprek 2:

Stap 1 Wat is er aan de hand:

10
Ik zag dat de peuter niet wilde spelen en naast me stond. Hij wees naar de deur en ik
reageerde hierop met: ‘Heb je het koud? en ik noemde peuter N bij zijn naam’ , ik snap dat je
het koud hebt maar buitenspeeltijd is nog niet voorbij’ Ook legde ik mijn probleem uit door te
zeggen:’ Ik weet dat je het koud hebt en ik zie dat je niet wilt spelen, maar ik vind dit jammer
omdat de andere peuters heel graag willen spelen met jou’

Stap 2 Bedenk samen zoveel mogelijk oplossingen:

Ik kwam met de oplossing: ‘Als je gaat spelen met de andere gaan we daarna naar binnen.’
Dit werkte niet echt, de peuter bleef staan en wijzen naar de deur.

Stap 3 Welke oplossingen zijn ok?

Vervolgens bleek dat peuter N wilde fietsen, hij wees naar het fietsenhok. Ik hielp peuter N
met het pakken van een fiets waarop hij graag zou willen fietsen en ik zei ’Ga maar lekker
fietsen dan gaan we zo naar binnen’.

Stap 4 Kies een oplossing:

De oplossing was hierbij eigenlijk door peuter N zelf al gekozen. Hij kwam met het idee om
te gaan fietsen en om de peuter te ondersteunen liet ik peuter N zelf een fiets kiezen waarop
hij mocht fietsen. Wanneer men eenmaal tot een definitief besluit is gekomen, lost de vraag
hoe een en ander uitgevoerd moet worden zich meestal vanzelf op.’ (Gordon, 2020)

11
Zelf versterken zelf afzwakken:

Zoals bekend is in (hva, handreiking 3, 2022) is een van de valkuilen te veel vasthouden aan
je eigen agenda, waardoor je niet open kan staan voor een out of the box oplossing. Vooral
omdat ik met andere nannies op de groep sta, is het lastig om open te staan voor andere
oplossingen. Ik zou hierbij moeten overleggen me andere nannies of dit mogelijk is, dit is
afhankelijk van de situatie. Ik zou graag meer mee willen denken met het kind om zoveel
mogelijk oplossingen te vinden waarmee de peuter, ik en de nannies akkoord kunnen gaan.
Dit wil ik doen door actief mee te denken met het kind en met verschillende alternatieven te
komen tot het kind hiermee akkoord gaat.

Literatuurlijst:
Delfos, M. F. (2019). Ik heb ook wat te vertellen! SWP uitgeverij.

Gordon, T. (2020). In T. Gordon, Luisteren naar kinderen (p. 256). Utrecht: Kosmos
uitgevers.

12
Bijlagen:

Praktijkopdracht 1:

Context gesprek 1:

13
Dit gesprek heb ik gehouden met mijn klasgenoot genaamd Houda. Houda en ik hebben het
gesprek opgenomen met de bedoeling dat ik Houda beter leer kennen aan de hand van
communicatie en vragen stellen tijdens het tekenen van een onbewoond eiland.

Hierbij het linkje van deze video: https://www.youtube.com/watch?v=KkY343jW4Uo

Zelfobservatie:

Ik begon het gesprek door Houda te begroeten, ik zei: Hallo Houda, hoe is het? Dit zei ik
op een enthousiaste toon(hoog) en een lachend gezicht. Ook zij keek me lachend aan en
antwoordde vrolijk gaat goed hoor, hoe is het met jou? Ik antwoordde met ook goed! Ik
stelde haar de vraag of ze samen met mij wat wou tekenen en dat ik aan de hand
daarvan een paar vragen stel. Ze antwoordde natuurlijk, met een glimlach op haar
gezicht, wat gaan we tekenen? Vroeg ze. Ik reageerde met: Laten we een onbewoond
eiland tekenen, mocht je er personen in tekenen kan dat ook. Ja prima reageerde Houda
op een enthousiaste manier, concludeer ik doordat ze zei: Ik pak gelijk de blauwe stift.
Ik vroeg: Hoe gaat het met werk en op school? Ze reageerde met: Het is vooral de ballen
hooghouden, het is zwaar en ook heb ik last van een winterdip. Ik wil gewoon slapen, hier
reageerde we beide lachend om, ik antwoordde met jazeker, dat kan ik helemaal begrijpen
met dit weer.
Ze geeft aan het zwaar te hebben dus vroeg ik mij af waar Houda werkt. Ik zei: Waar werk je?
Ze reageerde met ik werk op een MBO school als Leraar Engels. Ik geef dus Engelse lessen
aan studenten die de opleiding Sociaal werk volgen, daarnaast ben ik ook slb’er of terwijl
mentor. Ik reageerde met interessant, dus je doet meerdere dingen. Ze reageerde met jazeker.
Ik vroeg: Heb het naar je zin? Ze reageerde aarzelend met ja, nee ik ben nog zoekende. Ik zei
op een afvragende toon: Zoekende? En liet een stilte vallen. Hoe komt dit? Ze gaf aan dat ze
in Amsterdam woont en in Den Haag werkt, ze wil in Amsterdam werken maar vind het
moeilijk om deze knoop te doorhakken, omdat ze nog niet gewend is aan Amsterdam. Hierna
maakte ze een opmerking over haar tekening, ze zei: Ik weet niet wat dit is, maar dit is hoe
mijn hoofd eruitziet momenteel, we moesten beide lachen en ik reageerde met ik heb zelf ook
nog niet veel getekend. Ik vroeg of ze wel in Amsterdam zou willen werken. Ze reageerde
met: Ja ik zou het graag willen, maar ik vind het nog lastig om de navelstreng te knippen
waardoor ik me niet goed kan focussen.

Ik reageerde met: Heb je er al aan gedacht om misschien ergens te solliciteren? Ze reageerde


met: Ja zeker, een ding is zeker, ik wil niet blijven hangen op Engels. Ik vroeg wat zou je

14
anders willen doen? Ze reageerde met het lijk me heel erg leuk om iets met coaching te doen,
vandaar dat ik de opleiding pedagogiek ook volg. Ik ben nog zoekende wat precies handig is
voor mij. Ik gaf een voorbeeld om te kijken of dit iets was voor Houda, ik zei: Dus iets met
zorg coördinator bijvoorbeeld? Ze reageerde met ja bijvoorbeeld, dat lijkt mij een leuke baan.
Ze zei ook dat ze dacht het misschien geen makkelijke baan is, erna zei ze dat ze geen idee
heeft. Ik liet even een stilte vallen omdat ik het idee had dat ik te veel heb doorgevraagd op

Houda en zij dit wellicht nog niet helemaal weet. Dit idee had ik omdat Houda meerdere
antwoorden gaf: Geen idee, het is niet makkelijk, het is wel makkelijk. Ik zei erna: Is je werk
en studie te combineren momenteel? Ze reageerde met tot nu toe wel, het gaat goed en het is
makkelijk te doen. Ook gaf ze aan het tot nu toe beter te presteren dan bij haar vorige
opleiding op het HBO genaamd leraar Engels. Om haar antwoord te bevestigen vroeg ik:
Vergeleken met pedagogiek gaat het beter? Ze reageerde met jazeker.

Ik vroeg me af hoe en wanneer Houda besloten had om de opleiding leraar Engels te doen dus
ik vroeg, Hoe ben je op de beslissing gekomen om de opleiding Engels te volgen? Ze
reageerde met ‘daar vraag je wat’. Ik liet een stilte vallen omdat ik het gevoel had dat ik een
persoonlijke vraag stelde, dit gevoel had ik doordat Houda hiermee reageerde (daar vraag je
me wat). Vervolgens zei Houda dat ze in een burn-out terecht is gekomen doordat ze destijds
manager was. Ze vertelde dat het haar niet gelukkig maakte en ze niet wist of ze dat wel wou
blijven doen. Ik vroeg haar waar ze als manager werkzaam was. En Houda antwoordde met ik
was manager van een foodhal. Waarbij ik taken had zoals coördineren, mensen aannemen en
ontslaan, het regelen van de productie en autorisatie. Het was pittig maar een ding was zeker
het maakte mij niet gelukkig. Ik liet een stilte vallen en ik zei dit klinkt als een moeilijke tijd,
heftig. Ze bevestigde mijn reactie door te zeggen: Ja was het ook. Ik liet een stilte vallen en
Houda deed een Engelse uitspraak dat duidde op: Van moeilijke tijden maken ons sterker. Ik
complimenteerde Houda door te zeggen: Dat straal je ook uit.

Zelfevaluatie:

15
Volgens de handreiking Hva, Handreiking 1,2022 Een speelse kennismaking zijn de
volgende stappen toegepast: Stap 1heb ik goed toegepast door mijn hoofd leeg te maken voor
het gesprek, dit heb ik gedaan door mijn gedachtes opzij te zetten om zo op een gefocuste
manier het gesprek aan te kunnen gaan. Ik keek de ander aan en glimlachte naar Houda tijdens
het gesprek. We zaten naast elkaar op ooghoogte en ik sprak op een rustige toon. Het resultaat
hiervan was dat ik de aandacht had van Houda.

Stap 2 (Hva, Handreiking 1, 2022): Net zoals in stap 2 kwam ik met het voorstel om een
onbewoond eiland te tekenen met Houda en haar aan de hand daarvan een paar vragen te
stellen. Houda stemde hiermee in en vond het prima. Houda vroeg hierbij wat we gingen
tekenen, ik gaf aan een onbewoond eiland te tekenen, hierbij mocht je ook personen in het
eiland tekenen die veel voor je betekenen (optioneel).

Stap 3 Het gesprek (Hva, Handreiking 1,2022): Tekenend vragen staat in deze stap
centraal. Ik heb in het gesprek met Houda niet echt gefocust om wat we tekenden maar meer
het tekenen als achtergrond gebruikt om vooral Houda beter te leren kennen. Natuurlijk
spelen onze leeftijden hier ook een rol bij, ik had het waarschijnlijk anders aangepakt als ik de
tekening maakte met een kind van bijvoorbeeld 7 jaar. Ik zou tijdens het gesprek met een kind
vooral doorvragen op de tekening en de tekening complimenteren en echt proberen het
gesprek af te laten hangen van de tekening. Door vragen te stellen als we heb je hier
getekend? Of wie zou je in het onbewoond eiland willen tekenen? Ik heb tijdens het gesprek
met Houda vooral doorgevraagd op bepaalde onderwerpen zoals haar studie en de keuze naar
haar studie, waarbij de tekening los stond van de gesprekstof.

Stap 4 Sluit aardig af (Hva, Handreiking 1,2022): Ik heb het gesprek afgesloten door
Houda te bedanken voor haar openheid en eerlijkheid en ik heb haar na het gesprek gevraagd
hoe ze zich bij het gesprek voelde. Helaas was deze stap niet te zien in de video. Houda vond
het fijn mij gesproken te hebben en vond het een luchtige wijze van communiceren omdat je
lekker bezig bent met tegelijkertijd tekenen en hierdoor het gesprek niet geforceerd aanvoelt,
terwijl ze bijvoorbeeld wel aangaf dat het eerder tijdens zulke gesprekken met andere wel
geforceerd voelde. Dit gaf mij een goed gevoel omdat ik het idee kreeg dat Houda op haar
gemak was en zich comfortabel voelde tijdens het gesprek.

Om op je gemak te voelen is het nodig dat men weet wat de bedoeling is van het gesprek, wat
ermee gaat gebeuren en vooral dat men als mens gewaardeerd blijft. Een houding van aardig
zijn is al een belangrijke bijdrage in het op zijn of haar gemak stellen van de ander, want die

16
geeft impliciet al aan dat de ander niet afgewezen wordt. (Delfos, 2019)Voor mijn gevoel heb
ik dit juist toegepast, hiervan is het resultaat dat Houda zich na het op haar gemak voelde.

3. Zelf-versterken en/of zelf-afzwakken

Na het bekijken van de video zie ik weinig emotie in mijn gezicht, ik knik wel veel maar ik
zie geen emotie in mijn gezicht tijdens het gesprek terwijl ik op sommige momenten wel heel
veel emotie had vanbinnen, bijvoorbeeld toen houda vertelde over haar burn-out. Ik zou dit
dan ook graag willen versterken door dit te oefenen.

Ik zal een gesprekspartner vragen om mij te observeren tijdens een gesprek en te kijken of ze
merken of er enige vorm van gezichtsemotie is, en ik zal hier zelf tijdens gesprekken bewust
op letten en mezelf vaker filmen om op mezelf te kunnen reflecteren. Door bijvoorbeeld te
zeggen, hier had ik meer kunnen fronsen en hier had ik meer kunnen glimlachen. Ik denk zelf
dat het een kwestie van oefenen is, alhoewel emoties soms onbewust zijn zal ik hier op
proberen te letten.

Ik heb voor de rest wel goed gebruik gemaakt van non-verbale signalen. Non-verbale
signalen zijn belangrijk om de motivatie voor een gesprek te signaleren. Kenmerken van een
goede motivatie zijn: luisterende houding, lichaamshouding, meer rechtop, vrolijk alerte blik
en houding, het lichaam is naar de spreker gericht, geïnteresseerde blik, gretigheid om te
spreken. (Delfos, 2014) Houda feedback : Welke non-verbale signalen heb je toegepast?
Tijdens het gesprek heb ik gebruik gemaakt van een luisterende houding, ik knikte vaak en
reageerde met ja. Mijn lichaam was naar Houda toegewend, ik en Houda hadden niet veel
oogcontact, dit komt doordat we beide ook bezig waren met de tekening.

Gesprek 2:
Context:

Dit gesprek heb ik gevoerd met mijn nichtje van 8 jaar. Ik noem mijn nichtje in dit verslag
Sara. Sara en ik hebben een gesprek gevoerd aan de hand van een tekening. De bedoeling van
het gesprek was om Sara’s omgeving beter te leren kennen en ook had ze veel huiswerk te
doen waar ze tegenop keek.

17
Zelfobservatie:

Ik maakte mijn hoofd leeg en ik ademde diep in en uit. Ik hield mijn schouders laag en
ademde rustig, ook keek ik mijn nichtje Sara aan. Ik riep haar bij haar naam, ik zei: ‘Sara’. Ik
had meteen haar aandacht, ze antwoordde met ‘ja wat is er?’. Ik ging naast haar zitten en ik
zorgde ervoor dat we op dezelfde hoogte zaten voordat ik het gesprek begon.

Ik zei tegen Sara: ‘Sara ik zou je omgeving graag beter willen leren kennen sinds je mijn
nichtje bent en ik je niet vaak meer zie’. Vind je het een leuk idee om een tekening te maken
samen? Sara keek me met open ogen aan en knikte ja. We gaan samen een bus tekenen en jij
mag zeggen wie er mee op reis mag zei ik op een rustige toon. Begrijp je de bedoeling? Ze
antwoordde met ‘ja is goed ik pak even mijn stiften erbij’.

Dan gaan we nu beginnen zei ik. We begonnen beide te tekenen. Ik zag Sara eerst haar ouders
tekenen en ik vroeg haar, wie zijn deze personen die je getekend hebt? Ze antwoordde met dat
zijn mijn ouders. Ik bemoedigde Sara door te zeggen wat leuk dat je hun als eerste tekent. Ik
vroeg haar of ze al wist waar de bus heen ging. Ze reageerde met: De bus gaat naar een
pretpark en ik neem iedereen mee die ik lief vind. Ik antwoordde met wat leuk en gezellig.
Waarom een pretpark Sara? Ze antwoordde met omdat het de kermis mis. Ik liet haar even
tekenen en ik zag meerdere personen in de bus. Ik vroeg haar wie de personen waren, ze zei:
Mijn ouds zitten voorin, hier zitten mijn oma en opa achter mijn ouders. Daarachter zitten
mijn vriendinnen en jij bent de bestuurder. We lachten hier allebei om. Ik complimenteerde
haar omdat ik vond dat ze goed kon tekenen. Ze antwoordde met tekenen is mijn hobby en ik
ben er best goed in. Ik reageerde met ja dat kan ik meteen zien! Hierna merkte ik dat Sara’s
concentratie afdwaalde dus vond ik dat het tijd werd om het gesprek af te sluiten. Ik zei tegen
Sara: Wat vond je ervan om samen met mij de bus te tekenen en te praten? Ze antwoordde
met best leuk. Ik bevestigde haar antwoord en ik zei: Ik ben het helemaal met je eens dit
moeten we vaker doen, misschien leer ik dan ook zo goed te tekenen.

Zelfevaluatie:

Net zoals in stap 1 (Hva, Handreiking 2022) nam ik de tijd om volle aandacht en contact te
maken met Sara. Ik maakte mijn hoofd leeg en ademde rustig. Ik keek Sara aan en ik
glimlachte naar Sara. Ik ging naast haar zitten en ik zorgde ervoor dat we op dezelfde hoogte

18
zaten omdat ik had gelezen in het boek van (Delfos, 2014) dat het belangrijk is om op
dezelfde (oog)hoogte zitten als het kind. Een verschil in hoogte heeft invloed op de
communicatie. Iemand die groter is, hoger zit of staat, zal eerder een leidende rol nemen in
het gesprek. Hij of zij zal eerder de spreker zijn en eerder de verantwoordelijkheid voor het
gesprek nemen. Willen we uitwisselen dan zullen we ons op gelijke hoogte moeten begeven,
door bijvoorbeeld te hurken. In een interview, een open vraaggesprek en een
hulpverleningsgesprek is gelijkwaardigheid belangrijk. Op gelijke (oog)hoogte zitten,
stimuleert een gelijkwaardige uitwisseling. Ik noemde Sara bij haar naam en ik had gelijk haar
aandacht.

Net zoals in stap 2 (hva, handreiking,2022) introduceerde ik het spel-aanpak. Ik vertelde dat
ik Sara’s omgeving graag beter zou willen leren kennen en dat ik hiervoor heb bedacht om
samen met haar een bus te tekenen waarbij zij zelf mag weten wie ze in de bus tekent en waar
de bus heen gaat. Voordat ik doorging bevestigde ik vanuit Sara dat ze begreep wat ik
bedoelde.

Net zoals in stap 3 (Hva, handreiking, 2022) heb ik geprobeerd tijdens het gesprek tekenend
vragen te stellen. Ik vroeg bijvoorbeeld waar de bus heen ging en wie erin zaten. Ook
bemoedigde ik Sara door leuke opmerkingen te maken over de tekening zoals, wat leuk en
creatief van jou.

Ik sloot het gesprek af net zoals in stap 4 (Hva, handreiking, 2022) nadat ik merkte dat Sara
haar concentratie verloor, ik merkte dat Sara niet meer wou vertellen dus heb ik het gesprek
leuk afgesloten door te vragen wat ze van het tekenend kletsen vond. Feedback Houda:
Waaraan merkte je dat Sara haar concentratie verloor? Ik merkte dit doordat Sara stopte met
tekenen en ging spelen met haar tablet. Ook had ze aangegeven dat ze geen zin meer had in
het tekenen.

Zelf versterken en/of zelf afzwakken:

Ik merkte dat een gesprek voeren met Sara aan de hand van een tekening veel makkelijker en
soepeler ging dan als ik het gesprek voeren zonder tekening. Een jong kind zal vaak beter in
een gesprek functioneren als het spelen en praten kan combineren. Zeker tot een jaar of acht
is dit het geval omdat leren tot die leeftijd ervaren wordt als een spel. (Delfos, 2014) . Dit

19
merkte ik doordat Sara veel meer vertelde en tekenend zich comfortabeler voelde ondanks dat
Sara een vrij verlegen meisje is, heeft ze zicht toch open kunnen stellen.

Feedback van houda: Waardoor merkte je dat het een soepeler gesprek was met Sara?

Praktijkopdracht 2:

Context:

Dit gesprek heb ik gehouden met een kind op de kinderopvang tijdens mijn stage. Ik zal
tijdens het verslag het kind niet benoemen, maar ik zal hem telkens peuter 1 noemen. Peuter 1
had een conflict met peuter 2, peuter 2 was aan het huilen en peuter 1 keek boos. Aan mij de
taak om te kijken wat er daadwerkelijk aan de hand is het probleem achter de boodschap te
ontcijferen Hva, handreiking 2, 2022

Zelfobservatie:

Tegenover mij zie ik hoe peuter 2 keihard begint te huilen en peuter 1 erg boos kijkt. Dit zie
ik aan zijn gezicht en zijn lichaamshouding waarbij de armen in elkaar geslagen zijn. Peuter 2
is aan het brullen en aan het huilen. Ik stond aan de andere kant van het plein terwijl de
kinderen aan het buitenspelen waren. Zodra de peuter begon te huilen liep ik naar de overkant
van het plein om te kijken wat er gebeurd was. Ik liep erheen, ik maakte mijn hoofd leeg en ik
zette mijn eigen gevoelens en gedachtes over de situatie opzij. Wat dacht je voordat je je
hoofd leeg maakte en wat voelde je erbij? Houda A. Ik ging hurkend bij de peuters staan
zodat ik op ooghoogte was en ik wendde mijn lichaam naar beide peuters toe. Eerst keek ik
peuter 2 aan die aan het huilen was, ik zei: ‘Ik zie dat je aan het huilen bent, wil je vertellen
hoe dat komt?’ Peuter 2 antwoordde met peuter 1 heeft mij geslagen. Ik keek naar peuter 1 en
ik vroeg of de andere Nanny peuter 2 kon meenemen om haar te troosten zodat ik het gesprek
1 op 1 kon voortzetten met peuter 1. Nu was ik alleen met peuter 1, ik legde mijn hand op zijn
schouder en ik maakte even oogcontact. Hiermee probeerde ik indirect te tonen dat ik niet
boos was op hem en dat hij mij kon vertrouwen. Ik accepteerde de gevoelens en emoties van
de peuter door te de opmerking te maken: Je bent boos he? De peuter reageerde met ja. Ik

20
wou weten of de peuter zou toegeven dat hij peuter 2 pijn heeft gedaan. Ik vroeg: Heb je
peuter 2 geslagen omdat je boos bent op haar? Peuter 1 reageerde met ‘Ja maar dat heb ik
gedaan omdat zij mijn fiets heeft afgepakt’. Ik keek de peuter aan en ik liet een stilte vallen, ik
zei: Ik begrijp dat je boos bent omdat peuter 2 jouw fiets heeft afgepakt, maar het is niet de
bedoeling dat je haar gaat slaan. De peuter was stil en keek naar de grond. Ik vroeg de peuter:
Wat zou je volgende keer beter kunnen doen als iemand jou fiets probeert af te pakken? De
peuter reageerde met stop zeggen tegen haar. Ik reageerde hier glimlachend op met, ja dat kan
en je mag ook altijd naar de nannies komen als dit gebeurt, maar ik vind slaan niet de juiste
oplossing, omdat dit het probleem niet oplost. Hierna kwam peuter 2 terug die al was
afgekoeld en gaf de fiets terug aan peuter 1. Hij was meteen weer blij en fietste verder.

Zelfevaluatie:

Aan de hand van het stappenplan van de(Hva, handreiking 2, 2022) zal ik in de zelfevaluatie
toelichten hoe ik de stappen vond gaan in vergelijking met hoe ik het deed. Ik heb zoals in
stap 1 geprobeerd de peuter uit te nodigen tot vertellen in plaats van druk op de peuter te
zetten dat het niet juist was dat de peuter de andere slaat. Dit deed ik door niet meteen de
peuter op zijn gedrag aan te spreken of mijn stem te verheffen, maar hurkend en op de juiste
ooghoogte zitten en met een hand op de schouder van de peuter te zetten en vriendelijk te
kijken naar de peuter.’ Wanneer iemand in staat is de ander te accepteren en hem dat ook kan
laten merken of weet te vertellen, heeft hij het vermogen de ander te helpen.’ (Gordon, 2020)
Ook hield ik zoals in stap 2 de deur open en probeerde ik de boodschap van de ander te
ontcijferen door een vraag te stellen waarmee ik de gevoelsreflectie van de peuter kan
bevestigen. Ik zei: Je bent boos he? Waarop ik gelijk bevestiging kreeg van de peuter die
hierop antwoordde met ja. Ik probeerde oplossingen en waarom vragen te vermijden maar ik
wou tegelijkertijd wel weten wat de aanleiding was voor peuter 1 om peuter 2 te slaan. Ik
kwam hierachter door te vragen: Heb je peuter 2 geslagen omdat je boos op haar was? Hij
reageerde hierop met ja omdat zij mijn fiets afpakte, fiets is van mij. Ik wilde op een juiste
manier overbrengen dat het niet de bedoeling is dat de peuter geweld gebruikt, ondanks dat er
een fiets van hem wordt afgepakt. Ik zei: Ik begrijp dat je boos bent omdat peuter 2 jouw fiets
heeft afgepakt, maar het is niet de bedoeling dat je haar gaat slaan. Ik wilde de peuter ook

21
laten weten dat wat hij gedaan heeft fout was, en dat de peuter niet in herhaling moet vallen
om dit nog eens te doen. Ik vroeg: Wat zou je volgende keer beter kunnen doen als iemand
jou fiets probeert af te pakken? En tenslotte heb ik net zoals in stap 3 aangegeven is, het
gesprek gestopt nadat ik merkte dat peuter 1 wou spelen en niet meer wou praten. Omdat de
gevoelens van het kind in deze situatie verschilde moest ik’ in staat zijn de gevoelens van het
kind te accepteren, wat deze ook mogen zijn en hoezeer ze ook verschillen van de mijne of
van de gevoelens die het kind volgens mij zou moeten hebben’. (Gordon, 2020)

Zelf versterken/afzwakken:

Als ik terugkijk naar het gesprek wat ik heb gevoerd met peuter 1 vergeleken ( Hva,
handreiking 2, 2022) heb ik stapsgewijs het gesprek gevoerd en heb ik mijn doel bereikt in het
gesprek met peuter 1. Namelijk dat de peuter weet dat het gedrag wat hij toonde, door peuter
2 te slaan niet de juiste oplossing is. Ook wou ik dat de peuter doorhad dat het de volgende
keer op een andere keer kan. Omdat ik mijn doel heb bereikt en dit stapsgewijs heb
aangepakt, zie ik geen aspecten die ik zou kunnen versterken of afzwakken. Ik heb tijdens het
gesprek actief geluisterd naar de peuter, ‘Actief luisteren heeft een soort helende werking. Het
helpt kinderen precies te ontdekken wat ze voelen. Nadat ze hun gevoelens hebben
uitgesproken, verdwijnen deze vaak bij toverslag. Actief luisteren helpt kinderen om minder
bang te zijn voor negatieve gevoelens.’ (Gordon, 2020) ‘Het risico van actief luisteren is wel
dat het van de ontvanger verlangt duidelijk zijn eigen gedachten en gevoelens opzij zet om
uitsluitend aandacht te geven aan de boodschap van het kind’. (Gordon, 2020)

22
Logboeken:
Logboek 1

In deze les kregen we de handreiking 1 Hva, Handreiking,2022 toegewezen. Daphne liet een
video zien waarbij ze met haar dochter samen ging tekenen en haar vragen stelde over haar
huiswerk. Op deze manier toonde Daphne interesse in de behoeftes van haar dochter en wist
ze te achterhalen waarom haar dochter het huiswerk niet zo leuk vond. Ik vond dit een heel
mooi voorbeeld om te zien hoe de dochter van Daphne zich openstelde en zich gehoord
voelde. Ook zag ik een filmpje van een andere docent met haar zoon, ook dit was een mooi
voorbeeld. En 2 studenten uit de klas hebben de zaak voor de klas aan de hand van de
handreiking nagedaan.

Logboek 2: Tijdens deze les was ik helaas ziek, dus heb ik niet meegekregen wat er precies
gedaan is. Wel heb ik handreiking 2 wat is er aan de hand toegewezen gekregen en heb ik een
vervangende opdracht gemaakt.

Logboek 3:

Tijdens deze les is ons gevraagd een sok of pop mee te nemen. Eerst kregen we een filmpje te
zien waarbij een docent een gesprek voert met haar dochter met behulp van deze sok.

Logboek 4:

Tijdens deze les kregen we handreiking 4 toegewezen, en leerde ik wat over de geen verlies
methode. Ik ging hier samen met Aleyna en Selin bij oefenen, wat ik merkte is dat ik
onbewust al vaak gebruik maakte van de geen verlies methode.

23
Vervangende opdracht vaardigheden 2:
Opdracht 1:

Voor de gemiste training maak ik een vervangende opdracht. Ik heb training 2 gemist waarbij
actief luisteren het onderwerp was.

Ik heb in een drietal geoefend met behulp van de handreiking en een casus vanuit de praktijk.
Ik was de oefenaar, dan was er een tegenspelen er een observant. Ik heb hierbij een casus
gebruikt waarbij de tegenspeler tegen een gesprek op keek en hierbij was aan mij de taak om
actief te luisteren. De tegenspeler was geïrriteerd en keek naar de grond. Ik zette de deur open
en ik vroeg of ze erover wilde praten. Ze gaf aan dat ze straks een gesprek heeft met haar
mentor, dit gesprek ziet ze niet zitten en bovendien weet ze al dat ze in dit gesprek
geconfronteerd wordt. Ik hield de deur open net zoals in stap 2 van de handreiking en ik zei:
Dus je ziet tegen dat gesprek op? De tegenspeler reageerde met ja, heel erg. Het liefst ga ik
niet naar dat gesprek, ik weet al dat ik vaak te laat kom en ik weet dat ze hierover gaat zeuren.
Ik reageerde met: Vind je het vervelend dat ze over de te laat komingen gaat praten? Ze
reageerde met ja heel erg vervelend, omdat ze ook niet weet waarom ik elke keer te laat kom.
Ze is elke keer boos op me en geeft me altijd het gevoel dat ik de slechterik ben tijdens de
lessen, maar ze weet niet waarom ik altijd te laat ben. Ik heb genoeg geldige redenen. Ik
reageerde met: Heeft ze je nooit gevraagd naar deze redenen? Ze reageerde jawel een paar
keer maar ik heb me nooit opengesteld omdat ze heel vaak aandringt tijdens het vragen. Ik
heb nooit het gevoel gehad dat ze oprecht interesse had in waarom ik vaak te laat zou komen,
het lijkt alsof ze mij beschuldigt en een slecht gevoel geeft terwijl ik er vaak helemaal niks
aan kon doen. Ik kreeg hier een time- out om dat het een best lastige situatie is waarbij ik niet
meer kon bedenken wat ik moest zeggen tegen mijn tegenspeler. Ik vroeg de derde persoon in
het groepje die mij feedback kon geven aan het einde van het gesprek wat ik het beste zou
kunnen zeggen op dit moment. Ze gaf aan dat dit inderdaad een pittige casus is, vooral als je
je hierbij alleen moet richten op actief luisteren. Ze gaf aan dat ik het goed gedaan had en dat

24
we het gesprek stoppen omdat zij zelf ook niet wist hoe het gesprek vanaf hier verder kon
aangezien ik waarom-vragen, oplossingen en het sussen van gevoelens moet vermijden, wordt
dit heel lastig. De derde persoon had geen feedback of opmerkingen naast dat ik het doed heb
aangepakt, hoe moeilijk het ook was en verleidelijk om waarom-vragen te gebruiken. Vooral
in deze situatie.

Opdracht 2:
In dit gesprek ga ik een dier tekenen samen met mijn nichtje van 5. Ik had 2 lege blaadjes
voor me, eentje voor haar en eentje voor mij. Ik vroeg mijn nichtje op welk dier ze lijkt. Ze
tekende een vlinder. Ik vroeg waarom een vlinder? Ze reageerde met omdat een vlinder mooi
is en veel kleuren draagt net als mij, en een vlinder kan heel hoog vliegen en overal heen gaan
waar hij wil Ik vroeg haar zou je willen veranderen in een vlinder als je kon veranderen? Ze
reageerde met ja een mooie roze vlinder, zodat ik overal heen kan vliegen. Ik vroeg haar of ze
wist wat een vlinder allemaal eet. Ze reageerde met ik denk vooral fruit, toen ik bij Artis was
zag ik de vlinders fruit eten. Toen voerde we het gesprek over de dag dat ze naar artis was
gegaan. En ik vroeg haar welke dieren ze allemaal heeft gezien. Ze benoemde een leeuw,
dolfijn, apen, gorilla’s. Ik vroeg haar ten slotte welk dier ze het allerleukst vond om te zien.
Ze antwoordde lachend met de vlinders natuurlijk.

25

You might also like