L1 Les 2 Nieuw Handout

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 4

taalboost.

nl
taalboost.nl Level taalboost.nl
taalboost.nl Level
up up
your your
dutch
Herhaling Les 1 dutch

• Hoe heet je?


_________ heet Carla di Renzo.
Ik _________
is
• Wie ben je?
_________
Mijn voornaam _________ Carla en mijn
is
Level 1 Les 2 (nieuw) • Wat is je naam?
_________
achternaam _________
kom uit Italië.
Ik _________
Di Renzo.

ben Italiaanse.
Ik _________
TaalBoost
is Italiaans.
Mijn moedertaal _________
taalboost.nl/l1les2-nieuw
• Waar kom je vandaan?
_________ spreek ook nog Engels en
Ik _________

• Welke nationaliteit heb je?


_________
een beetje Nederlands.

• Wat is je moedertaal?
_________

• Welke talen spreek je nog meer?


_________

1 2

taalboost.nl taalboost.nl
taalboost.nl Level taalboost.nl Level
up up
your
Hoofdstuk 2. En dit is… your

Herhaling Les 1 dutch

Huiswerk checken
dutch

• Ga naar taalboost.nl/l1les2-nieuw en maak • Hoe was het huiswerk? Moeilijk of makkelijk?


opdracht 1, of je krijgt het werkblad van de docent.
• Heb je vragen over het huiswerk?
• De dialogen zijn niet goed. Zet de dialogen in de
goede volgorde. • Check samen met de docent 1a (p. 22)

• Klaar? De docent leest de juiste dialogen voor. • Check samen met de docent 1c (p.23). De docent
Luister naar de docent. stelt de vragen. Maak complete zinnen als
antwoord.
• De docent zet je in een Breakout Room of maakt
tweetallen. Lees de dialogen nog een keer voor. • Check samen met de docent 2a en 2b (p. 23)

3 4

taalboost.nl
taalboost.nl Level taalboost.nl
taalboost.nl Level
up up
Kettingoefening: your your

Heb je broers of zussen?


dutch
U vs. Je dutch

• A: Hoe heet u?
• Ga naar pagina 24 van het tekstboek en maak • B: Zeg maar jij, hoor!
opdracht 3a. Geef antwoord op de vraag. Ben je
enig kind? Dan vul je in: ik heb geen broers of • Wat is het verschil tussen jij en u?
zussen.

• Cursist A stelt de vraag Heb je broers of zussen Informeel Formeel


aan Cursist B. Cursist B geeft antwoord. Cursist B
You je / jij u
stelt nu de vraag aan Cursist C. Cursist C geeft
antwoord, etc Your je / jouw uw

5 6
taalboost.nl
taalboost.nl Level taalboost.nl
taalboost.nl Level
up up
your your

Formeel vs. informeel dutch


Formeel vs. informeel dutch

• Ga naar pagina 25 van het tekstboek en maak opdracht


• Ga naar taalboost.nl/l1les2-nieuw en maak opdracht 2
7a.
(of je krijgt het werkblad van de docent)
• Maak de vragen compleet.
• Welke vragen zijn formeel en welke informeel?
• De docent leest de vragen voor. Geeft antwoord op de
• Ga naar taalboost.nl/l1les2-nieuw en maak opdracht 3
vragen van de docent.
(of je krijgt het werkblad van de docent)
• Ga naar pagina 26 ben het tekstboek en bespreek
• Match de formele vragen met de antwoorden.
eventueel opdracht 7c.

7 8

taalboost.nl taalboost.nl
taalboost.nl Level taalboost.nl Level
up up
your your

Formeel vs Informeel dutch komen weggaan dutch

Formeel u meneer / mevrouw +


achternaam formeel

Informeel jij / je / jullie voornaam

• Ga naar pagina 26 van het tekstboek en maak


opdracht 7b. informeel

• Welke begroetingen zijn formeel en welke


dag doei goedemiddag hallo hoi hé tot ziens goedenacht
informeel? Bekijk ze en bespreek ze samen met de
docent op de volgende slide. goedenavond tot de volgende keer tot gauw tot morgen tot straks
tot zo welterusten fijne dag fijne avond fijn weekend slaap lekker
doeg joe

9 10

taalboost.nl
taalboost.nl Level taalboost.nl
taalboost.nl Level
up up
Pronomina personale your your

singularis pluralis
dutch
Pronomina personale dutch

ik 1 we / wij

informeel je / jij • Ga naar pagina 24 van het tekstboek en maak opdracht


2 jullie 4a.
formeel u
• Bespreek de antwoorden met de docent.

man hij • Maak nu opdracht 4b.

vrouw ze / zij 3 ze / zij

het

11 12
taalboost.nl
taalboost.nl Level taalboost.nl
taalboost.nl Level
up up
Presens your your

werken to work wonen to live winnen


dutch
to win Presens dutch

ik werk woon win


• Ga naar pagina 25 van het tekstboek en maak opdracht
je / jij werkt werk je woont woon je wint win je 5b compleet. Vul de presens van “werken” in.
u werkt woont wint
• Ga naar pagina 24 van het tekstboek en maak opdracht
hij werkt woont wint 5a.

ze / zij werkt woont wint • Bespreek de antwoorden met de docent.


het werkt woont wint • Ga naar pagina 25 van het tekstboek en maak opdracht
we / wij werken wonen winnen 6a.

jullie werken wonen winnen • Bespreek de antwoorden met de docent.


ze / zij werken wonen winnen

13 14

taalboost.nl taalboost.nl
taalboost.nl Level taalboost.nl Level
up up
your your

Ik speel! dutch
Spelling presens: uitleg dutch

⚀ ik • Ga naar taalboost.nl/l1les2-nieuw en maak opdracht 4 (of je


Lang blijft lang (en kort blijft kort)
krijgt kaartjes van de docent).
je
wo-nen (lang) - en = ik won (kort) ⟶ woon (lang)



• Je docent deel je in in Breakout Rooms of maakt drietallen
u Draai een kaartje om. Je ziet een activiteit met een plaatje.



• ma-ken (lang) - en = ik mak (kort) ⟶ maak (lang)
hij Bijvoorbeeld: spelen.


• he-ten (lang) - en = ik het (kort) ⟶ heet (lang)
• Gooi met de dobbelsteen 🎲 of draai aan het wiel. Bijvoorbeeld:
ze


je gooit 1 = ik. • hu-ren (lang) - en = ik hur (kort) ⟶ huur (lang)
het Maak de goede combinatie van het pronomen en het verbum in



V en Z nooit aan het einde van het woord
presens:
we


• (ik) + (spelen) = ik speel. • schrijven ⟶ ik schrijf, jij schrijft, etc.
jullie


• Wissel van rol.
• lezen ⟶ ik lees, jij leest, etc.
ze

15 16

taalboost.nl
taalboost.nl Level taalboost.nl
taalboost.nl Level
up up
your
De uitspraak van vocalen your

Spelling presens: oefenen dutch dutch

• Er zijn in totaal 16 vocalen in • Naast deze 10 lange/korte vocalen,


de Nederlandse taal zijn er nog 3 vocalen en nog 3
diftongen (dat zijn de vocalen die
bestaan uit 2 klanken)
• De lange vocalen spreek je
Ga naar pagina 25 van het tekstboek en maak ‘normaal’ uit. De korte vocalen
• hoe
opdracht 6b. spreek je extra kort uit.

• maan / man • leuk


Bespreek de antwoorden met de docent.
• zoon / zon • de, goede
Ga naar pagina 25 van het tekstboek en maak
been / ben
• jij, nationaliteit
opdracht 6c. •

• wiel / wil • uit

• zuur / zus • koud, blauw

17 18
taalboost.nl
taalboost.nl Level taalboost.nl
taalboost.nl Level
up up
Het alfabet your your

abcdefghijklmnopqrstuvwxyz
dutch
Kun je dat spellen? dutch

oe - ou/au - ij/ei - ui -eu


moeilijk? • Ga naar taalboost.nl/l1les2-nieuw en maak
Opdracht 6.
• Het Nederlandse alfabet heeft
26 letters
AEIOUY • Luister naar Track 03 en lees mee.
• Ga naar taalboost.nl/l1les2- FVW • Je wil vragen naar de spelling. Wat kun je vragen?
nieuw en maak Opdracht 5
GH • informeel: Hoe spel je dat? / Kun je dat
• Luister naar het alfabet en
herhaal de letters. R spellen?

• formeel: Hoe spelt u dat? / Kunt u dat spellen?

19 20

taalboost.nl taalboost.nl
taalboost.nl Level taalboost.nl Level
up up
your your

Hoe spel je dat? dutch


Een vriend(in) introduceren dutch

• Ga naar pagina 26 van het tekstboek en maak opdracht 9a.

• De docent deelt je in in een Breakout Room of maakt tweetallen. • Ga naar taalboost.nl/l1les2-nieuw en maak opdracht
• Vraag je medecursist naar zijn of haar naam en de spelling. opdracht 7 of je krijg het werkblad van de docent.
(Opdracht 10 in het tekstboek)
• Ga naar pagina 26 van het tekstboek en maak opdracht 9b.
• Cursist A introduceert een vriend of een vriendin van het
• Cursist A vraagt de spelling van de achternaam van Cursist B. Cursist
B vraagt naar de spelling van de achternaam van Cursist C, etc. werkblad. Cursist B schrijft de informatie op.
• Cursist B introduceert een vriend of een vriendin van het
• Cursist A typt de achternaam van Cursist B in het Google Doc, of
schrijft de achternaam op papier. werkblad. Cursist A schrijft de informatie op.

• Controleer daarna of de spelling klopt.

21 22

taalboost.nl
taalboost.nl Level taalboost.nl
taalboost.nl Level
up up
your your
Interview met een medecursist dutch
🎵 Wie ben jij? 🎶 dutch

• Ga naar pagina 27 van het tekstboek en maak opdracht 11.


• De docent zet je in een Breakout Room of maakt tweetallen.
• Ga naar taalboost.nl/l1les2-nieuw en maak
Opdracht 8 (of je krijgt het werkblad van de docent).
• Interview je medecursist en vul het formulier in.
• De docent zet je in een andere Breakout Room of maakt andere • Je gaat luisteren naar het liedje.
tweetallen.
• Vertel over je medecursist. Bijvoorbeeld:
Let op!
• De tekst van het liedje is niet compleet.
• Dit is … ik heb
• Hij / ze woont …
je / jij hebt • Luister naar het liedje .
hij heeft
• Hij / ze komt uit … ze / zij heeft • Luister nog een keer naar het liedje en zing mee.
• Etc. het heeft

23 24

You might also like