Professional Documents
Culture Documents
3MXM-N, 3AMXM-M, 3AMXF-A, 3MXF-A, 4MXM-N, 5MXM-N - 4PNL600463-1 - 2019 - 10 - Installer Reference Guide - Dutch
3MXM-N, 3AMXM-M, 3AMXF-A, 3MXF-A, 4MXM-N, 5MXM-N - 4PNL600463-1 - 2019 - 10 - Installer Reference Guide - Dutch
voor de installateur
R32 Split-reeks
3MXM40N2V1B
3MXM52N2V1B
3AMXM52M3V1B
3MXM68N2V1B
3AMXF52A2V1B
3MXF52A2V1B
3MXF68A2V1B
4MXM68N2V1B
4MXM80N2V1B Uitgebreide handleiding voor de installateur
Nederlands
5MXM90N2V1B R32 Split-reeks
Inhoudsopgave
6.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij het controleren van
Inhoudsopgave koelmiddelleidingen ..................................................... 18
6.5.3 Op lekkages controleren .............................................. 18
6.5.4 Vacuümdrogen............................................................. 18
6.6 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 19
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3 6.6.1 Over het toevoegen van koelmiddel ............................ 19
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3 6.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen van
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3 koelmiddel.................................................................... 19
1.2 Voor de installateur ................................................................... 3 6.6.3 Over het koelmiddel ..................................................... 19
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 3 6.6.4 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 4 worden ......................................................................... 20
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 5 6.6.5 De hoeveelheid bepalen om opnieuw volledig te
1.2.4 Pekel ........................................................................... 6 vullen............................................................................ 20
1.2.5 Water .......................................................................... 6 6.6.6 Extra koelmiddel bijvullen ............................................ 20
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 6 6.6.7 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 20
2 Over de documentatie 7 6.7 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 21
2.1 Over dit document ..................................................................... 7 6.7.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 21
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 7 6.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 21
3 Over de doos 8 6.7.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 8 bedrading ..................................................................... 21
3.2 Buitenunit .................................................................................. 8 6.7.4 Specificaties van de standaardcomponenten van de
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 8 bedrading ..................................................................... 22
3.2.2 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen..... 8 6.7.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten..................................................................... 22
4 Over de units en opties 9 6.8 De installatie van de buitenunit voltooien ................................... 23
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 9 6.8.1 De installatie van de buitenunit voltooien..................... 23
4.2 Identificatie ................................................................................ 9 6.8.2 Over de functie energiebesparende stand-by.............. 23
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 9 6.8.3 Over de functie voorrangskamer.................................. 23
6.8.4 Over fluisterstille nachtstand........................................ 24
5 Voorbereiding 9 6.8.5 Over blokkering verwarmingsstand.............................. 24
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 9
6.8.6 Over blokkering koelstand ........................................... 24
5.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 9
6.8.7 De buitenunit sluiten .................................................... 24
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 9 7 Inbedrijfstelling 25
5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van 7.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 25
de buitenunit in koude klimaten .................................. 10
7.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 25
5.2.3 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil ............... 11
7.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 25
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 11
7.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 25
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 11
7.5 Proefdraaien en testen ............................................................... 25
5.3.2 De koelleidingen isoleren............................................ 12
7.5.1 Over bedradingscontrole.............................................. 25
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 12
7.5.2 Proefdraaien ................................................................ 26
5.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading . 12
7.6 De buitenunit starten .................................................................. 26
6 Installatie 12 7.7 Storingsdiagnose met behulp van de led op de printplaat van
de buitenunit............................................................................... 26
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 12
6.2 Openen van de unit ................................................................... 13 8 Aan de gebruiker overhandigen 27
6.2.1 Over openen van de unit............................................. 13
6.2.2 De buitenunit openen.................................................. 13 9 Onderhoud en service 27
6.3 De buitenunit monteren ............................................................. 13 9.1 Overzicht: onderhoud en service................................................ 27
6.3.1 Over de montage van de buitenunit............................ 13 9.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................. 27
6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de 9.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit ..................... 27
buitenunit .................................................................... 13 9.4 Over de compressor................................................................... 27
6.3.3 De installatiestructuur voorzien................................... 13
6.3.4 De buitenunit installeren ............................................. 14 10 Opsporen en verhelpen van storingen 28
6.3.5 Afvoer voorzien ........................................................... 14 10.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 28
6.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen..... 14 10.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen..................................................................................... 28
6.4 De koelmiddelleiding aansluiten................................................ 14
10.3 Problemen op basis van symptomen oplossen.......................... 28
6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ........ 14
10.3.1 Symptoom: Binnenunits vallen, trillen of maken
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
lawaai........................................................................... 28
koelmiddelleidingen .................................................... 15
10.3.2 Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoals
6.4.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen 15
verwacht....................................................................... 28
6.4.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen ................... 16
10.3.3 Symptoom: Waterlekken.............................................. 28
6.4.5 Het uiteinde van een buis verbreden .......................... 16
10.3.4 Symptoom: Elektrisch lek............................................. 28
6.4.6 Verbindingen tussen buiten- en binnenunit met
10.3.5 Symptoom: Functie voor instelling voorrangskamer
verloopstukken............................................................ 16
doet het NIET............................................................... 28
6.4.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort .................... 17
10.3.6 Symptoom: De unit werkt NIET of er is brandschade .. 28
6.4.8 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten................. 18
6.5 De koelmiddelleiding controleren .............................................. 18 11 Als afval verwijderen 29
6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen....... 18 11.1 Overzicht: Als afval verwijderen ................................................. 29
11.2 Afpompen ................................................................................... 29
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken ▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen. koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken. dan beschermende handschoenen.
WAARSCHUWING ▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen WAARSCHUWING
als gevolg zou kunnen hebben.
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als VOORZICHTIG
gevolg zou kunnen hebben. Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of OPMERKING
eigendom zou kunnen berokkenen. ▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
INFORMATIE
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring OPMERKING
Lees de montagehandleiding, de Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds- product een logboek te voorzien met minstens: informatie over
en servicewerkzaamheden uit te voeren. onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by,
…
OPMERKING
▪ Gebruik reeds eerder gebruikte verbindingen NIET
opnieuw.
▪ Verbindingen die bij de installatie tussen onderdelen
van het koelmiddelsysteem worden gemaakt moeten
toegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden.
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten
overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de
geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale
gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen
worden uitgevoerd.
(c)
410
it
400
g un
390
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
380 EN378 als de van toepassing zijnde norm.
ndin
370
360
-sta
350 OPMERKING
r
340
Floo
330
320 Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET
310
300 worden belast.
290
280
270 WAARSCHUWING
260
250 Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
240
230 hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
220
210 naamplaatje van de unit).
200
190
180 WAARSCHUWING
170
160
150 Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
140 lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
130
120 lekt. Mogelijke risico's:
110
100
90 ▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
80 ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
70 (b)
unit
ounted
60
Wall-m
50 ▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
40
30 (a) ontstaan.
nit
20 ounted u
10 Ceiling-m
0 GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
1.8 2.2 2.6 3 3.4 3.8 4.2 4.6 5 5.4 5.8 6.2 6.6 7 7.4 7.8
2 2.4 2.8 3.2 3.6 4 4.4 4.8 5.2 5.6 6 6.4 6.8 7.2 7.6 8.0 m (kg) Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
1.843 7.956
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
Ceiling-mounted Wall-mounted Floor-standing ▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit(a) unit(b) unit(c) unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
m (kg) Amin (m2) m (kg) Amin (m2) m (kg) Amin (m2) buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
≤1.842 — ≤1.842 — ≤1.842 — Zelfontbranding en explosie van de compressor door
1.843 3.64 1.843 4.45 1.843 28.9 lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
2.0 3.95 2.0 4.83 2.0 34.0
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
2.2 4.34 2.2 5.31 2.2 41.2
2.4 4.74 2.4 5.79 2.4 49.0 compressor van de unit NIET moet draaien.
2.6 5.13 2.6 6.39 2.6 57.5
2.8 5.53 2.8 7.41 2.8 66.7 WAARSCHUWING
3.0 5.92 3.0 8.51 3.0 76.6
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks
3.2 6.48 3.2 9.68 3.2 87.2
3.4 10.9 3.4 98.4
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
3.4 7.32
3.6 8.20 3.6 12.3 3.6 110 installatie leeg te pompen.
3.8 9.14 3.8 13.7 3.8 123
4.0 10.1 4.0 15.1 4.0 136 OPMERKING
4.2 11.2 4.2 16.7 4.2 150
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
4.4 12.3 4.4 18.3 4.4 165
4.6 13.4 4.6 20.0 4.6 180
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
4.8 14.6 4.8 21.8 4.8 196 te voeren.
5.0 15.8 5.0 23.6 5.0 213
5.2 17.1 5.2 25.6 5.2 230 OPMERKING
5.4 18.5 5.4 27.6 5.4 248
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
5.6 19.9 5.6 29.7 5.6 267
5.8 21.3 5.8 31.8 5.8 286 te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
6.0 22.8 6.0 34.0 6.0 306 ▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
6.2 24.3 6.2 36.4 6.2 327 geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld
6.4 25.9 6.4 38.7 6.4 349
zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
6.6 27.6 6.6 41.2 6.6 371
6.8 29.3 6.8 43.7 6.8 394
7.0 31.0 7.0 46.3 7.0 417 WAARSCHUWING
7.2 32.8 7.2 49.0 7.2 441 Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
7.4 34.7 7.4 51.8 7.4 466 Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
7.6 36.6 7.6 54.6 7.6 492
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
7.8 38.5 7.8 57.5 7.8 518
7.956 40.1 7.956 59.9 7.956 539 uitgevoerd.
m Totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem ▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden.
Amin Minimum vloeroppervlakte Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
(a) Ceiling-mounted unit (= Units voor plafondmontage)
(b) Wall-mounted unit (= Units voor muurmontage)
(d.w.z. er zou iets zoals “Met ▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1 minuut uit
vloeistofvulsifon” op de fles en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
moeten staan) condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
staande fles.
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
3 Over de doos
f g h i j
1× 6× 3× 1× 1×
a Montagehandleiding buitenunit
Plaats WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder
ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld:
open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende
elektrische verwarming).
b >100
5.1 Overzicht: Voorbereiding
≤1200
b
a
>350
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet a >50
weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
(mm) (mm)
▪ Installatieplaats voorbereiden
a Luchtuitlaat
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden b Luchtinlaat
▪ Elektrische bedrading voorbereiden Voorzie een werkruimte van 300 mm onder het plafond en 250 mm
voor servicewerkzaamheden aan de leidingen de elektriciteit.
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
b d Afscherming tegen wind
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten geïnstalleerd te worden
a en voor omgevingstemperaturen van:
Koelstand Verwarmstand
c
INFORMATIE
Het geluidsdrukniveau is lager dan 70 dBA.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen
verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
Hoogteverschil Hoogteverschil
buitenunit- binnenunit-
c binnenunit binnenunit
Buitenunit hoger ≤15 m ≤7,5 m
geïnstalleerd dan
a Afdakje tegen de sneeuw binnenunit
b Voetstuk
Buitenunit lager ≤7,5 m ≤15 m
c Belangrijkste windrichting
d Luchtuitlaat geïnstalleerd dan
minstens 1 binnenunit
Voorzie best minstens 150 mm vrije ruimte onder de unit (300 mm in
streken waar veel sneeuw valt). De unit moet bovendien ook
minstens 100 mm boven de maximaal verwachte sneeuwhoogte 5.3 De koelmiddelleidingen
geplaatst zijn. Voorzie indien nodig een verhoging. Zie "6.3 De
buitenunit monteren" 4
[ 13] voor meer informatie. voorbereiden
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een
installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft 5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen
op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat
INFORMATIE
de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd
kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
een voetstukje. hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
5.2.3 Lengte koelmiddelleiding en koper.
hoogteverschil
▪ Diameter leidingen:
INFORMATIE 3MXM40, 3MXM52, 3MXM68, 3AMXM52, 3MXF52, 3AMXF52,
Voor de Hybride voor Multi en de warmtapwatergenerator 3MXF68
voor Multi, zie de montagehandleiding van de binnenunit Vloeistofleiding 3× Ø6,4 mm (1/4")
voor de maximaal toelaatbare lengte van de Gasleiding 1× Ø9,5 mm (3/8")
koelmiddelleiding en het hoogteverschil.
2× Ø12,7 mm (1/2")
Hoe korter de koelmiddelleiding, des te beter de prestaties van het
systeem. 4MXM68
De leidinglengte en hoogteverschillen moeten voldoen aan de Vloeistofleiding 4× Ø6,4 mm (1/4")
volgende vereisten. Gasleiding 2× Ø9,5 mm (3/8")
Model Minimum vereiste ruimte 2× Ø12,7 mm (1/2")
3MXM40, 3MXM52, 3AMXM52, 4,7 m2
3MXF52, 3AMXF52 4MXM80
3MXM68, 3MXF68 5,5 m2 Vloeistofleiding 4× Ø6,4 mm (1/4")
4MXM68 6,5 m2 Gasleiding 1× Ø9,5 mm (3/8")
4MXM80 9,8 m2 1× Ø12,7 mm (1/2")
5MXM90 10,4 m2 2× Ø15,9 mm (5/8")
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren, Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende
koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische stappen:
bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de 1 De installatiestructuur voorzien.
montagehandleiding van de binnenunit. 2 De buitenunit installeren.
3 Afvoer voorzien.
INFORMATIE
4 De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
Afhankelijk van de units en/of de omstandigheden van de tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats
installatie, moet de elektrische bedrading aangesloten zijn voorbereiden" in "5 Voorbereiding" 4
[ 9].
alvorens u koelmiddel kunt bijvullen.
2 3×
1
0
24
0
60
Wanneer (mm)
a 100 mm boven verwachte niveau van sneeuw
De buitenunit en binnenunit moet worden gemonteerd alvorens de
koelmiddelleidingen kunnen worden aangesloten.
a
a
VOORZICHTIG
Sluit de ingebouwde aftakkingsleiding NIET aan op de
buitenunit wanneer u alleen de leidingen aanlegt zonder de
a binnenunit aan te sluiten om later een extra binnenunit toe
a Afvoeropening te voegen.
INFORMATIE
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de
van koelmiddelleidingen koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u
INFORMATIE koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter
van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken: WAARSCHUWING
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de Sluit de koelmiddelleidingen goed aan voordat u de
veiligheid compressor inschakelt. Als de koelmiddelleidingen NIET
▪ Voorbereiding zijn aangesloten en de afsluiter tijdens het afpompen
openstaat, wordt lucht in het circuit gezogen wanneer de
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN compressor wordt ingeschakeld. Dit veroorzaakt dan een
abnormale druk in de koelcyclus, wat kan leiden tot schade
aan de apparatuur en zelfs letsels.
VOORZICHTIG
▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde OPMERKING
van de koelmiddelleiding. Zelfs wanneer de afsluiter volledig gesloten is, kan er nog
▪ Gebruik NIET opnieuw een leiding afkomstig van vorige langzaam koelmiddel weglekken. De wartelmoer mag
installaties. slechts voor korte tijd verwijderd worden.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze R32-unit om zijn
levensduur te kunnen garanderen. Het droogmateriaal 6.4.3 Richtlijnen bij het aansluiten van
kan oplossen en het systeem beschadigen. koelmiddelleidingen
VOORZICHTIG Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u leidingen
aansluit:
▪ Gebruik de flaremoer die op de hoofdunit is bevestigd.
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie
▪ Om gaslekken te voorkomen, brengt u koelmachine- wanneer u een flaremoer aansluit. Draai eerst 3 of 4 toeren met
olie aan op alleen de binnenkant van de verbreding. de hand vast vooraleer stevig vast te draaien.
Gebruik koelmachine-olie voor R32.
▪ Hergebruik GEEN verbindingen.
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met
betrekking tot de koelmiddelleiding: ▪ Gebruik ALTIJD 2 sleutels tezamen om een flaremoer los te
draaien.
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus ▪ Gebruik ALTIJD samen een moersleutel en een momentsleutel
vermengd wordt (bijv. lucht). om deze moer aan te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die
manier zal de moer niet scheuren en lekken.
▪ Gebruik uitsluitend R32 wanneer u koelmiddel moet
bijvullen. a b
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen
voor R32-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan c
weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale d
oliën en vocht) in het systeem kunnen terechtkomen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar a Momentsleutel
verbreed uiteinde NIET aan mechanische spanningen b Moersleutel
onderhevig is. c Leidingverbinding
d Flaremoer
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de Leidingmaat Aanhaalmome Flareafmetinge Flarevorm
leiding terecht zou komen. (mm) nt (N•m) n (A) (mm) (mm)
Ø6,4 15~17 8,7~9,1 90°±2
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen 45°±
2
Ø9,5 33~39 12,8~13,2 ØA
muren schuift (zie afbeelding hieronder).
Ø12,7 50~60 16,2~16,6 R=
0.4~0.8
Ø15,9 63~75 19,3~19,7
6.4.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen Totale capaciteitsklasse van de binnenunits die op deze
buitenunit kunnen worden aangesloten:
Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten Buitenunit Totale capaciteitsklasse
moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm binnenunits
bedragen of meer zelfs).
3MXM40 ≤7,0 kW
6.4.5 Het uiteinde van een buis verbreden 3MXM52, 3AMXM52, 3MXF52, ≤9,0 kW
3AMXF52
VOORZICHTIG 3MXM68, 4MXM68, 3MXF68 ≤11,0 kW
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas 4MXM80 ≤14,5 kW
veroorzaken. 5MXM90 ≤15,6 kW
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik
nieuwe getrompte buizen om ervoor te zorgen dat geen Poort Klasse Verloopstuk
koelgas kan lekken. 3MXM40
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden A 15, 20, 25, 35 —
meegeleverd. Andere getrompte moeren gebruiken kan B+C 15, 20, 25, 35 2+4
koelgaslekken veroorzaken.
3MXM52, 3AMXM52
1 Snijd het uiteinde van de leiding af met een pijpensnijder. A 15, 20, 25, 35 —
2 Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naar B+C 15, 20, 25, 35 2+4
beneden zodat er GEEN bramen in de leiding kunnen komen.
42, 50 —
3MXM68
A 15, 20, 25, 35 —
B+C 15, 20, 25, 35 2+4
a b
42, 50, 60 —
a Snijd precies in rechte hoeken af.
b Verwijder de bramen. 3MXF52, 3AMXF52, 3MXF68
3 Verwijder de flaremoer van de afsluiter en zet de flaremoer op A 20, 25, 35 —
de leiding. B+C 20, 25, 35 2+4
4 Verbreed de leiding. Verbreed exact op de plaats zoals getoond 4MXM68
op de volgende afbeelding.
A+B 15, 20, 25, 35 —
A C+D 15, 20, 25, 35 2+4
42, 50, 60 —
4MXM80
Flaregereedschap Conventioneel flaregereedschap A 15, 20, 25, 35 —
voor R32 Koppelingstype Vleugelmoertype B 15, 20, 25, 35 2+4
(koppelingstype) 42, 50, 60 —
(Ridgid-type) (Imperial-type)
A 0~0,5 mm 1,0~1,5 mm 1,5~2,0 mm C+D 15, 20, 25, 35 5+6
42, 50, 60 1+3
5 Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
71 —
a b 5MXM90
A+B 15, 20, 25, 35 —
C 15, 20, 25, 35 2+4
c 42, 50, 60 —
D+E 15, 20, 25, 35 5+6
a De binnenkant van de verbreding mag GEEN gebreken 42, 50, 60 1+3
vertonen. 71 —
b Het uiteinde van de leiding MOET gelijkmatig en in een
perfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer is aangebracht.
a Aansluitingspoort buitenunit b
b Verloopstuk nr. 6
c Verloopstuk nr. 5
d Wartelmoer voor Ø9,5 mm a Moersleutel
e Leidingen tussen units b Momentsleutel
▪ Een leiding van Ø9,5 mm aansluiten op een aansluiting voor een ▪ Wanneer een lage bedrijfsdruk wordt verwacht (bijvoorbeeld bij
gasleiding van Ø12,7 mm koelen bij lage buitentemperaturen), moet u de flaremoer in de
a b c d e afsluiter op de gasleiding voldoende afdichten met siliconen om
bevriezing te voorkomen.
a Aansluitingspoort buitenunit
b Verloopstuk nr. 2
Siliconen afdichtmiddel; zorg ervoor dat alles goed
c Verloopstuk nr. 4
d Wartelmoer voor Ø12,7 mm afgedicht is.
e Leidingen tussen units
De afsluiter openen/sluiten
Breng een laagje koelmachine-olie aan op de bedrade aansluitpoort
van de buitenunit waar de wartelmoer in past. 1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
Wartelmoer voor (mm) Aanhaalmoment (N•m) 2 Steek een zeskantsleutel (vloeistofzijde: 4 mm, gaszijde: 6 mm)
Ø9,5 33~39 in de klepsteel en draai de klepsteel:
Ø12,7 50~60
Ø15,9 62~75
OPMERKING
Gebruik een geschikte sleutel om te voorkomen dat u de
wartelmoer te vast draait en zo de schroefdraad
Linksom om te openen.
beschadigt. Draai de moer NIET te vast; anders kan de Rechtsom om te sluiten.
kleine leiding schade oplopen (ongeveer 2/3-1× van het
normale aanhaalkoppel). 3 Stop met draaien zodra de afsluiter NIET meer verder draait.
4 Installeer het deksel van de afsluiter.
6.4.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort Gevolg: De klep is nu open/dicht.
OPMERKING
▪ Sluit de vacuümpomp aan op de servicepoort van de
gasafsluiter.
▪ Controleer of de gasafsluiter en de vloeistofafsluiter
b goed gesloten zijn vooraleer met de lektest of het
a
c c vacuümdrogen te beginnen.
a Vloeistofafsluiter OPMERKING
b Gasafsluiter Overtreft de maximale werkdruk van de unit NIET (zie “PS
c Servicepoort
High” op het naamplaatje van de unit).
2 Sluit de gasaansluiting van de binnenunit aan op de gasafsluiter
van de buitenunit. OPMERKING
6.5.1 Over het controleren van de 1 Vul het systeem met stikstofgas tot op een manometerdruk van
minstens 200 kPa (2 bar). Het is aanbevolen de druk tot
koelmiddelleidingen 3000 kPa (30 bar) te verhogen om kleine lekken te vinden.
De interne koelmiddelleiding van de buitenunit is in de fabriek getest 2 Test op lekkages door de bubbeltestoplossing op alle
op lekken. U moet alleen nog maar de externe koelmiddelleiding verbindingen aan te brengen.
van de buitenunit controleren.
3 Verwijder alle stikstofgas.
Alvorens de koelmiddelleiding te controleren
Controleer of de koelmiddelleiding is aangesloten tussen de 6.5.4 Vacuümdrogen
buitenunit en de binnenunit.
Verbind de vacuümpomp en het verdeelstuk op de volgende manier:
Typische werkstroom
Een typische controle van de koelmiddelleiding bestaat uit de
volgende stappen:
1 De koelmiddelleiding controleren op lekken.
2 Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacuümdrogen.
5 Indien u het beoogd vacuüm NIET kunt bereiken of het vacuüm 1 Bij te vullen hoeveelheid koelmiddel bepalen.
NIET gedurende 1 uur kunt bewaren, doe dan het volgende: 2 Koelmiddel bijvullen.
▪ Controleer opnieuw op lekken. 3 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
▪ Vacuümdroog opnieuw. bevestigen op de binnenkant van de buitenunit.
OPMERKING
6.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen
Vergeet niet de gasafsluiter te openen na de leidingen te van koelmiddel
hebben geplaatst en gevacumeerd te hebben. Het
systeem laten werken met een gesloten afsluiter kan de INFORMATIE
compressor ernstig beschadigen.
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
INFORMATIE
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk
veiligheid
in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden
hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van ▪ Voorbereiding
de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel
probleem voor de goede werking van de unit.
6.6.3 Over het koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen
6.6 Koelmiddel bijvullen NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R32
6.6.1 Over het toevoegen van koelmiddel
Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 675
De buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar in
sommige gevallen kan het volgende vereist zijn: OPMERKING
Gebruik de unit NIET totdat iemand van de servicedienst Contains fluorinated greenhouse gases a
heeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellek
RXXX 1 = kg b
gerepareerd is. f GWP: XXX
2 = kg c
2
6.6.4 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd 1 1 + 2 = kg d
moet worden GWP × kg
=
1000 tCO2eq e
Bij een totale Dan… a Als bij de unit een meertalig label voor fluorhoudende
leidinglengte van… broeikasgassen is geleverd (zie accessoires), neemt u de
≤30 m Vul GEEN extra koelmiddel bij. gewenste taal en kleeft u ze op a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit
>30 m R=(totale lengte (m) van vloeistofleiding– c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
30 m)×0,020 d Totale hoeveelheid koelmiddel
e Hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen van de totale
R=Hoeveelheid extra bijgevuld koelmiddel koelmiddelvulling uitgedrukt in ton CO2-equivalent.
(kg) (afgerond in eenheden van 0,1 kg) f GWP = Globaal opwarmingspotentieel
INFORMATIE OPMERKING
De leidinglengte is de lengte van de leidingen gerekend De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde
volgens één richting. broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de
unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2-
Maximaal toelaatbare hoeveelheid koelmiddel equivalent.
3MXM40, 3MXM52, 3AMXM52, 3MXF52, 3AMXF52 2,2 kg Formula om de hoeveelheid in CO2-equivalent te
3MXM68, 3MXF68 2,4 kg berekenen: GWP-waarde koelmiddel × totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
4MXM68 2,6 kg
4MXM80 3,2 kg Neem de GWP-waarde van het label voor bijvullen van
koelmiddel. Die GWP is gebaseerd op de actuele
5MXM90 3,3 kg
wetgeving over gefluoreerde broeikasgassen. De GWP in
de handleiding is mogelijk achterhaald.
6.6.5 De hoeveelheid bepalen om opnieuw
2 Bevestig het label op de binnenkant van de buitenunit naast de
volledig te vullen gas- en vloeistofafsluiters.
INFORMATIE
Indien het systeem opnieuw volledig gevuld moet worden,
bedraagt de totale hoeveelheid koelmiddel hiervoor: de in
de fabriek gevulde hoeveelheid koelmiddel (zie
naamplaatje unit) + de aldus vastgestelde bijkomende
hoeveelheid.
6.7.1 Over het aansluiten van de elektrische ▪ Tak de elektrische voeding niet af voor de afvoerpomp,
etc. van het klemmenblok. Dit kan een elektrische
bedrading
schok of brand veroorzaken.
Typische werkstroom
WAARSCHUWING
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de
volgende stappen: Houd de bedrading tussen de units uit de buurt van
koperen leidingen die niet thermisch geïsoleerd zijn
1 Controleer of het systeem van elektrische voeding voldoet aan
aangezien dergelijke leidingen heel warm worden.
de elektrische specificaties van de warmtepomp.
2 De elektrische bedrading op de buitenunit aansluiten. GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
3 De elektrische bedrading op de binnenunit aansluiten.
Alle elektrische onderdelen (thermistors inbegrepen)
4 De hoofdschakelaar van de binnenunit aansluiten. krijgen stroom van de elektrische voeding. Raak ze NIET
5 De hoofdschakelaar van de gasboiler aansluiten. aan met blote handen.
6 De communicatiekabel tussen de gasboiler en de binnenunit
aansluiten. GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
7 De gebruikersinterface aansluiten. Schakel de elektrische voeding langer dan 10 minuten uit
8 De afsluiters aansluiten. en meet de spanning aan de aansluitklemmen van de
condensatoren van de hoofdkring of elektrische
9 De pomp voor warm tapwater aansluiten.
onderdelen vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
10 De alarmuitgang aansluiten. spanning MOET minder dan 50 V DC zijn vooraleer u
11 De AAN/UIT-uitgang van de ruimteverwarming aansluiten. elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het
12 De veiligheidsthermostaat aansluiten. bedradingsschema voor de plaats van de
aansluitklemmen.
6.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten a
van elektrische bedrading
AL2 AL1
INFORMATIE S20 S21 S22 S23
S90
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de S24
b S92
volgende hoofdstukken: e
S93
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de c
veiligheid S40
f
S70
▪ Voorbereiding g
FU2 DC(-)
S80
FU2
INFORMATIE
W
h
DC-
bedradingsvoorschriften. DC
d
DC AC
b a
a Gevlochten geleider
b Ronde krimpklem
1× 1
a Klem
b Schroef
2 Strip de isolatie (20 mm) van de draden.
c Platte sluitring a b
O Toegelaten
X NIET toegelaten
a-C a-D
6.7.4 Specificaties van de
standaardcomponenten van de bedrading b c d
a-E e-D
Onderdeel
Voedingskabel Spanning 220~240 V e-C
Fase 1~ e-A
e-B
Frequentie 50 Hz e-E
Draadtype A a Klemmenstrook voor kamer (A, B, C, D, E)
Kabel tussen de units 4-aderige kabel 1,5 mm2 of b Onderbreker
c Aardlekschakelaar
(binnen↔buiten) 2,5 mm2 en geschikt voor
d Voedingskabel
220~240 V e Kabel onderlinge verbinding voor kamer (A, B, C, D, E)
H05RN-F (60245 IEC 57) 5 Draai de klemschroeven goed vast met een
Aanbevolen onderbreker B kruiskopschroevendraaier.
Aardlekschakelaar MOETEN voldoen aan de 6 Trek even aan de draden om te controleren of ze niet
toepasselijke wetgeving loskomen.
7 Maak de draadbevestiging goed vast om externe belasting op
Model A B
het uiteinde van de draden te voorkomen.
2
3MXM40, 3-aderige kabel 2,5 mm 20 A
3AMXM52, 8 Voer de bedrading door de uitsparing in de onderkant van de
H05RN-F (60245 IEC 57) beschermplaat.
3AMXF52,
3MXF52 H07RN-F (60245 IEC 66) 9 Zorg ervoor dat de elektrische bedrading niet met de gasleiding
3MXM52, 3-aderige kabel 4,0 mm2 25 A in contact komt.
3MXF68, H07RN-F (60245 IEC 66)
3MXM68,
4MXM68
4MXM80, 3-aderige kabel 4,0 mm2 32 A
5MXM90
H07RN-F (60245 IEC 66)
2×
123
3 Schakel de hoofdvoeding in.
ON OFF
E
1× D
1×
C
B ON OFF
A
E 4
A D A 3
C
B
2 2
1 A 1 1
SW4
2 2
4 2
1 3 1 3
3
2
1
4 4 SW5
5 5
3 Reset de voeding.
6.8.6 Over blokkering koelstand
6.8.4 Over fluisterstille nachtstand Bij blokkering in de koelstand kan de unit alleen koelen. Gedwongen
werking blijft mogelijk in de koelstand.
De fluisterstille nachtstand laat de buitenunit 's nachts stiller draaien.
Het koelvermogen van de unit neemt af. Leg de fluisterstille Specificaties voor de connectorbehuizing en de pennen: ST-
nachtstand uit aan de klant en vraag of de klant deze stand wil producten, behuizing VHR‑5N, pen SVH‑21T‑1,1
gebruiken.
Wanneer de blokkering koelstand in combinatie met de Hybride voor
Multi wordt gebruikt, dan werken deze units niet met de
Fluisterstille nachtstand inschakelen warmtepomp.
1 Verwijder het deksel van de schakelaars op de service-
printplaat. Blokkering koelstand inschakelen
1 Sluit pen 3 en 5 van connector S15 kort.
1×
ON OFF
2 4×
A 1
1 2
2
1
2
SW6
1 3
4
5
S15
1 3
5
2 Zet de schakelaar van de geluidsarme stand (SW6-1) op ON.
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u
het aanhaalkoppel van 4,1 N•m NIET overtreft.
OPMERKING
Laat de unit ALTIJD draaien met thermistoren en/of 7.5 Proefdraaien en testen
druksensoren/-schakelaars. Anders kan er brand in de
compressor ontstaan. Voor de Hybride voor Multi zijn specifieke voorzorgsmaatregelen
vereist voordat u deze functie gebruikt. Voor meer informatie, zie de
OPMERKING montagehandleiding van de binnenunit en/of de uitgebreide
Werk de koelmiddelleiding van de unit ALTIJD volledig af handleiding voor de installateur van de binnenunit.
voordat u de unit gebruikt. Anders raakt de compressor Voordat u begint met proefdraaien, meet de spanning aan
defect. de primaire kant van de veiligheidsonderbreker.
De leidingen en de bedrading zijn in orde.
INFORMATIE
▪ De unit verbruikt ook nog stroom wanneer ze
2 Druk op de bedradingscontroleschakelaar (SW3) op de service- uitgeschakeld is.
printplaat van de buitenunit. ▪ Wanneer de stroom wordt hersteld na een
Gevolg: De service-monitor-leds geven aan of een correctie al stroompanne, werkt de unit verder in de eerder
of niet mogelijk is. Voor meer informatie over de interpretatie geselecteerde stand.
van de led's verwijzen we u naar de servicehandleiding.
Gevolg: Bedradingsfouten worden na 15-20 minuten gecorrigeerd.
Als automatische correctie niet mogelijk is, controleert u de 7.6 De buitenunit starten
bedrading en de leidingen van de binnenunit op de gewone manier.
Zie de installatiehandleiding van de binnenunit voor meer informatie
INFORMATIE over de configuratie en inbedrijfstelling van het systeem.
Lage spanning naar hoofdcircuit of Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren.
overspanning naar hoofdcircuit. De geldende wetgeving kan evenwel kortere
onderhoudsintervallen vereisen.
Schakelprobleem elektromagnetische
omkeerklep of schakelstoring hoge druk.(b) OPMERKING
Defecte printplaat buitenunit. De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde
Storing ventilatormotor. broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de
unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2-
Bedradingsfout equivalent.
▪ Controleer de bedrading. Formula om de hoeveelheid in CO2-equivalent te
(a)
Het aantal weergegeven leds hangt af van het aantal berekenen: GWP-waarde koelmiddel × totale
kamers. koelmiddelvulling [in kg] / 1000
(b)
Diagnose mogelijk niet van toepassing in sommige
gevallen. Voor meer details, raadpleeg de
servicehandleiding. 9.1 Overzicht: onderhoud en service
Groene LED-A Diagnose Dit hoofdstuk bevat informatie over:
Normaal. ▪ Voorzorgsmaatregelen voor het onderhoud
▪ Controleer de binnenunit. ▪ Jaarlijks onderhoud van de buitenunit
Schakel de voeding uit en weer aan, en
controleer de led binnen een 3-tal minuten. 9.2 Voorzorgsmaatregelen inzake
Als de led weer brandt, dan is de printplaat
van de buitenunit defect. onderhoud
Storing elektrische voeding.(a) GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
(a)
Diagnose mogelijk niet van toepassing in sommige
gevallen. Voor meer details, raadpleeg de
servicehandleiding.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
WAARSCHUWING
10.3.4 Symptoom: Elektrisch lek
▪ Controleer STEEDS of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te Mogelijke oorzaken Oplossing
controleren. Schakel de respectievelijk De unit is NIET goed geaard Controleer en corrigeer de
stroomonderbreker uit. aansluiting van de aarding.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het 10.3.5 Symptoom: Functie voor instelling
veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te
voorrangskamer doet het NIET
resetten. Shunt NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig
zijn waarde niet in een waarde verschillend van de Mogelijke oorzaken Oplossing
standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het
De instelling voorrangskamer is Voor de instelling
probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met
mogelijk ingesteld voor meer dan voorrangskamer mag slechts 1
uw dealer.
1 kamer. kamer worden geselecteerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE De Hybride voor Multi kan NIET Selecteer een andere binnenunit
niet als voorrangskamer worden voor de instelling
geselecteerd. voorrangskamer.
WAARSCHUWING
Een warmtapwatergenerator voor Selecteer een airco-unit als
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de
Multi kan NIET als voorrangskamer.
thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET
voorrangskamer worden
worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een
geselecteerd.
timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN-
en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
10.3.6 Symptoom: De unit werkt NIET of er is
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN brandschade
Mogelijke oorzaken Oplossing
De bedrading was NIET volgens Sluit de bedrading juist aan.
de voorschriften uitgevoerd
d
11.1 Overzicht: Als afval verwijderen
e
Typische werkstroom d
Het systeem als afval verwijderen bestaat doorgaans uit de a Gasafsluiter
volgende stappen: b Sluitrichting
c Zeskantsleutel
1 Het systeem afpompen. d Kleppendeksel
2 Het systeem naar een gespecialiseerd verwerkingsbedrijf e Vloeistofafsluiter
brengen.
a d r
b s
7.9CuT
7.9CuT
MVA
6.4CuT
t v-A
7.9CuT (6.4CuT)
g MVB
12.7CuT 7.9CuT
c 7.9CuT
h i 7.9CuT 6.4CuT
v-B w
d 7.9CuT
9.5CuT
9.5CuT
(6.4CuT)
MVC
9.5CuT
7.9CuT 6.4CuT
v-C
(6.4CuT)
e M
f
12.7CuT
q 9.5CuT
k
12.7CuT
x
15.9CuT
d
u
12.7CuT
v-A
15.9CuT
(9.5CuT)
9.5CuT
l 12.7CuT v-B
(12.7CuT)
l
S1PH
12.7CuT v-C
(12.7CuT)
l
12.7CuT
15.9CuT
7.9CuT
m
o o
n
p 12.7CuT
a d r
7.9CuT
b MVA s t
7.9CuT 6.4CuT
v-A
7.9CuT (6.4CuT)
g MVB
12.7CuT 7.9CuT
c 7.9CuT
h 7.9CuT 6.4CuT
v-B w
d 7.9CuT
9.5CuT
9.5CuT
(6.4CuT)
MVC
7.9CuT 6.4CuT
v-C
(6.4CuT)
SV
e M j 6.4CuT
9.5CuT
f 9.5CuT
i
12.7CuT 9.5CuT
12.7CuT
k
15.9CuT 12.7CuT
q x
15.9CuT
9.5CuT
d
u
12.7CuT v-A
15.9CuT
(9.5CuT)
9.5CuT
l 12.7CuT v-B
(12.7CuT)
l
S1PH
12.7CuT v-C
l
(12.7CuT)
15.9CuT
15.9CuT
m
9.5CuT
o o
n
p 12.7CuT
4MXM68
a b r
7.9CuT d MVA s t
7.9CuT 6.4CuT
v-A
7.9CuT (6.4CuT)
g
w
MVB
12.7CuT 7.9CuT
c
7.9CuT
h 7.9CuT 6.4CuT
v-B
d 7.9CuT
9.5CuT
9.5CuT
MVC
(6.4CuT)
7.9CuT 6.4CuT
v-C
(6.4CuT)
SV
MVD
e M j 6.4CuT
9.5CuT
7.9CuT 6.4CuT
v-D
(6.4CuT)
f 9.5CuT
i
12.7CuT 9.5CuT
12.7CuT
k
15.9CuT 12.7CuT
x
15.9CuT
q 9.5CuT
d u
12.7CuT u-A
15.9CuT
(9.5CuT)
9.5CuT
l 12.7CuT u-B
(9.5CuT)
l
S1PH
12.7CuT u-C
(12.7CuT)
l
15.9CuT
m
15.9CuT
u-D
9.5CuT
12.7CuT
(12.7CuT)
o o
n
p 12.7CuT
7.9CuT
g r
a b h d MVA s t
7.9CuT
9.5CuT
7.9CuT 6.4CuT v-A
7.9CuT (6.4CuT)
9.5CuT
w
MVB
v-B
7.9CuT
7.9CuT 6.4CuT
7.9CuT
y y
7.9CuT
(6.4CuT)
7.9CuT
12.7CuT a MVC
7.9CuT 7.9CuT 7.9CuT 6.4CuT
v-C
7.9CuT
9.5CuT
d 7.9CuT
7.9CuT
c7.9CuT SV 9.5CuT
MVD
(6.4CuT)
7.9CuT 6.4CuT
v-D
j 6.4CuT
9.5CuT (6.4CuT)
9.5CuT
e M i
f 12.7CuT 9.5CuT
12.7CuT
k
15.9CuT 12.7CuT
x
15.9CuT
q 9.5CuT
d u
12.7CuT u-A
15.9CuT
(9.5CuT)
9.5CuT
l
12.7CuT u-B
(12.7CuT)
l
S1PH
12.7CuT u-C
(15.9CuT)
l
15.9CuT
m
15.9CuT
u-D
9.5CuT
12.7CuT
(15.9CuT)
o o
n
p 12.7CuT
5MXM90
g
7.9CuT r
a h d s t
b 7.9CuT
9.5CuT
7.9CuT
MVA
6.4CuT v-A
7.9CuT (6.4CuT)
9.5CuT
MVB
v-B w
7.9CuT
7.9CuT
y y
7.9CuT 6.4CuT
7.9CuT
7.9CuT (6.4CuT)
12.7CuT
7.9CuT 7.9CuT a 7.9CuT
MVC
6.4CuT
v-C
7.9CuT
9.5CuT
d 7.9CuT
7.9CuT
c7.9CuT SV 9.5CuT
MVD
(6.4CuT)
j 6.4CuT
7.9CuT 6.4CuT
v-D
9.5CuT (6.4CuT)
MVE
v-E
9.5CuT 7.9CuT 6.4CuT
e M i (6.4CuT)
f 12.7CuT 9.5CuT
12.7CuT
k
x
15.9CuT 12.7CuT 15.9CuT
q 9.5CuT
d u
12.7CuT u-A
15.9CuT
(9.5CuT)
9.5CuT
l 12.7CuT u-B
(9.5CuT)
l
S1PH
12.7CuT u-C
l
(12.7CuT)
u-D
15.9CuT
15.9CuT
m
9.5CuT
12.7CuT
(15.9CuT)
o o 12.7CuT u-E
n (15.9CuT)
p 12.7CuT
4P600463-1 2019.10