Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 5

Aardrijkskunde Hoofdstuk 1: Wereld-wereldbeeld

Paragraaf 2: Een grens tussen rijk en arm Hoe zie je of landen rijk of arm zijn? o Verschil in welvaart; Koopkracht: groter in rijkere landen (VS heeft een koopkracht 4x zo groot als die van Mexico) Beroepsbevolking: Hoe meer mensen in de landbouw, hoe armer het land. Informele (diensten)sector: Veel Mexicanen hebben geen officieel werk, maar verzinnen zelf iets. o Verschil in spreiding en groei; Mensen wonen onregelmatig over het land, dus bevolkingsdichtheid zegt niets. Een bevolkingsspreidingskaart geeft een beter beeld. In Mexico zie je de grootste dichtheid rond Mexico City. Bij de grensregio zie je een duidelijker beeld. Arme landen worden gekenmerkt door een jonge, snelgroeiende bevolking. Het geboorte- en sterftecijfer zijn behoorlijk gedaald! o Verschil in cultuur. Niet alleen scheiding tussen arm en rijk, maar ook in cultuur. Zie je aan taal, godsdienst, bouwstijl en gebruiken. Tal van cultuurelementen zijn verweven met de indiaanse cultuur. Een grensregio ontwikkelt vaak een mengcultuur. Zie de huizenbouw, winkels, restaurants, muziek, Spaanse taal. Paragraaf 3: Relaties: Handel en investeringen Hoe bepaal je een economische relatie tussen twee landen? - Je kijkt naar de handelsbalans. o Je ziet het verschil tussen de waarde van gemporteerde en gexporteerde goederen. In de grensregio staan grote fabriekshallen. Hier worden automotoren en andere onderdelen in elkaar gezet voor de VS. Veel Amerikaanse bedrijven maken gebruik van het lagelonenland om de hoek. Arbeidsintensieve banen besteden ze uit in Mexico. Assemblagebedrijven Daar worden producten gemaakt die worden gexporteerd naar de VS of Europa. Dit werd een groot succes door overeenkomsten gesloten tussen westerse landen. In 1994 een vrijhandelszone tussen Canada, VS en Mexico. Toch is de groei over, dankzij landen als China. Ciudad Jurez: het is er kaal, gortdroog en koud in de winter. Toch is het de hoofdstad van de maquiladoras. Vanaf 1965 trekt deze stad migranten en multinationals aan.

Werkgelegenheid loopt terug, hele stad is afhankelijk daarvan. Paragraaf 4: Go north, young Mexican Veel Mexicanen zijn illegaal in Amerika. Werk vinden zij in de landbouw, horeca en de bouw. Mexicaanse vrouwen werken in de huishouding. Er zijn push- en pullfactoren voor de Mexicanen. Armoede is een grote pushfactor (om naar de VS te gaan). Vaak gaan grote groepen mensen uit een dorp in Mexico naar eenzelfde gebied in de VS. Als na de migranten ook familie en kennissen komen volgmigratie De migrantendichtheid daalt verder van de grens af. Als een ruimtelijk verschijnsel minder wordt als de afstand groter wordt, heet dat: afstandsverval. Vaak groeien bij de Amerikaanse grensplaatsen een dubbelstad. Twin cities El Paso en Ciudad Jurez zijn een goed voorbeeld. Jurez maakt het, maar El Paso maakt het mogelijk, wordt in de stad gezegd. Ciudad is namelijk de industriestad en El Paso is de dienstenstad. Paragraaf 5: Mexico en de VS: voor eeuwig verbonden Economie: met de groeten uit Amerika o Eerste inkomstenbron Mexico: Olie o Tweede inkomstenbron Mexico: Geld van de migranten in de VS. De VS profiteert van migranten: o Goedkope, illegale arbeiders zijn de redding voor landbouw, industrie en horeca. o Zijn goedkoop, doen vuil werk, kunnen snel ontslagen worden en houden de productiekosten laag. Mexico profiteert van Maquiladoras: o En van de armste gebieden in Mexico is nu relatief welvarend geworden. Milieu: kind van de rekening? o Rio Grande wordt gebruikt als een groot riool. Dit niet door grote bedrijven, vanwege positief imago. Kleine bedrijven lozen chemisch afval. Grotere kans op kanker. Weinig controle door corruptie en de boetes zijn veel te laag om indruk te maken. o Ciudad Jurez is uit zijn voegen gegroeid: 500.000 mensen in krottenwijken. 2 middelbare scholen en 175.000 bewoners zijn niet aangesloten op riool of leidingwater.

Paragraaf 6: Arm en rijk Welvaartsverschillen met je op verschillende manieren: 1) De meest gebruikte maat is het BNP per inwoner. Daartoe tel je de waarde van alle goederen en diensten in n jaar op, tel je inkomsten uit het buitenland bij op en dat deel je over het aantal inwoners. (In $ of i.v.m. vergelijkingen) 2) De VN-welzijnsindex. Hierbij let je naast koopkracht op alfabetisering en levensverwachting. (Aantal jaren dat een pasgeboren baby verwacht te leven)

a. Hiernaast kun je ook nog op meer dingen letten als: i. Verdeling van de beroepsbevolking ii. Toegang tot schoon drinkwater, scholing en zorg iii. Voedselsituatie Er zitten 4 nadelen aan het BNP/hoofd: 1) De dollar is niet overal even veel waard. Daarvoor is het begrip koopkracht ontwikkeld. 2) De informele sector wordt niet meegerekend, in veel landen is de informele sector groter dan de informele sector. 3) Gemiddeldes zeggen niets. Je ziet niets van de sociale ongelijkheid. De verschillen tussen rijk en arm zijn vooral groot in de semi-periferie. 4) Het BNP/hoofd laat geen regionale verschillen zien. Onrechtvaardige verschillen in welvaart en ontwikkeling tussen gebieden noem je regionale ongelijkheid. Paragraaf 7: Centrum-periferie Landen delen we in drie groepen in: 1) Centrum: De rijke (westerse) landen 2) Semi-periferie: De landen met een flinke groei in afgelopen 20 jaar. 3) Periferie: De armste landen Waarom is de welvaart in de wereld zo slecht verdeeld? Twee soorten oorzaken: - Intern: De reden(en) liggen in het land zelf. (Ongunstig klimaat, bergachtig, slechte grond of weinig natuurlijke hulpbronnen = natuur) (Slecht bestuur, corruptie, oorlogen = menselijk) - Extern: De relatie met de rijke landen. Deze wordt vaak uitgebeeld in het centrumperiferiemodel. De rijke landen zijn dominant en de arme landen afhankelijk. Ongelijke uitwisseling van: o Goederen: grondstoffen uit de periferie of kapitaalgoederen uit het centrum. o Arbeid: Ongeschoold uit de periferie en hoogopgeleid uit het centrum. o Kapitaal: Investeringen en leningen uit het centrum en schulden/terugbetalingen uit de periferie. Vroeger kocht je producten uit eigen land of omgeving. Sinds de internationalisering is dat wel veranderd! Dat heeft gevolgen voor de internationale arbeidsdeling. Dat is de specialisatie van werkgelegenheid in de wereld , dat kun je aflezen aan de export en de samenstelling van de beroepsbevolking. Paragraaf 9: Bevolkingsspreiding en migratie Aantal inwoners per km2 heet de bevolkingsdichtheid. Op een wereldkaart met de bevolkingsspreiding zie je de grootste concentraties van mensen. Om een goed beeld te krijgen van de bevolkingsspreiding zal je moeten inzoomen. Je zult dan ook zien dat binnen dichtbevolkte landen ook streken zijn met een lage dichtheid en andersom.

De verklaring voor bevolkingsspreiding is een mix van natuurlijke en sociaal-economische factoren: 1) Natuurlijke mogelijkheden: geschikt klimaat, vruchtbare bodem, water, niet te bergachtig. 2) De ligging: Gebieden die gunstig (economisch gezien) liggen zijn dichter bevolkt dat andere perifeer gelegen gebieden. 3) Koloniaal verleden: De bevolking centreert zich aan de kustgebieden. Dit door de gerichtheid op de Atlantische kust. Het spreidingspatroon is een momentopname, door migratie verandert het plaatje constant. Dit komt door de push- en pullfactoren. De pushfactoren zijn de factoren die aangeven waarom mensen vertrekken, de pullfactoren zijn de factoren waardoor mensen zich aangesproken voelen om naar land X te vertrekken. Paragraaf 10: Wereldbeeld: Bevolkingsgroei De natuurlijke bevolkingsgroei meet je door het verschil tussen het geboorte- en sterftecijfer vast te stellen. Het geboortecijfer is altijd hoger geweest dan het sterftecijfer. Er vallen twee dingen op: 1) De groei gaat steeds sneller. In de twintigste eeuw is de bevolking verdubbeld. 2) Groei gaat niet overal even snel. Vooral in ontwikkelingslanden gaat het hard. Nederlands geboortecijfer is 12 en dat van Mali 47. Waarom zo hoog? 1) Demografisch: arme landen kennen een jonge leeftijdsopbouw. Veel vrouwen in vruchtbare leeftijd betekent automatisch een hoog geboortecijfer. 2) Scholing: De vruchtbarheid daalt wanneer de scholingsgraad van meisjes toeneemt. Kennis over geboorteregeling neemt toe en betere carriremogelijkheden. 3) Religie: katholiek geloof wijst abortus af net als het gebruik van voorbehoedsmiddelen. 4) Cultuur: In veel culturen geeft een groot gezin aanzien, zeker voor de vrouw. 5) Gezondheidssituatie: zuigelingensterfte speelt een grote rol. Dat is het aantal babys per duizend levendgeborenen dat in het eerste levensjaar sterft. 6) Armoede: Als de welvaart stijgt, stijgt automatisch de vruchtbaarheid. De kindersterfte daalt, mensen worden beter opgeleid, godsdienstinvloeden nemen af en de sociale zekerheid neemt toe. Het geboorte- en sterftecijfer is continue in ontwikkeling. Die geef je weer in een demografisch transitiemodel. Je volgt daarmee de overgang van een hoog geboorte- en sterftecijfer naar een laag niveau. Dat gebeurt schokkerig, in fases. Vooral in fase 2 is er snelle natuurlijke groei. De verhouding tussen het aantal 0 tot 20-jarigen en het aantal 20 tot 65-jarigen noemen we de groene druk. De verhouding tussen het aantal 20 tot 65 jarigen en de 65-plussers noemen we ook wel de grijze druk.

Paragraaf 12: Cultuurgebieden Cultuur gaat over meer dan alleen schilderkunst, manieren of literatuur. Het gaat over ideen, overtuigingen en gebruiken die een groep gemeenschappelijk heeft. Je maakt daarin onderscheid tussen: o Onzichtbare of immaterile elementen: Waarden, normen, taal en godsdienst. o Zichtbare of materile elementen: Gebiedsinrichting, bouwstijl, wijze van bewerken van het land, kleding etc. Taal en godsdienst zijn de twee belangrijkste cultuurelementen die je gebruikt bij het indelen van de wereld in cultuurelementen. Dat is een gebied waar n cultuur (of culturen die op elkaar lijken) voorkomen. Godsdienst is n van de belangrijkste cultuurelementen, hoewel dat afneemt in westerse landen speelt godsdienst nog steeds een grote rol in het dagelijks leven. Je spreekt van kolonialisme als een land haar macht uitbreidt over een ander land met de bedoeling het gebied te exploiteren. Paragraaf 13: Cultuurgebieden in verandering De huidige spreiding van cultuurgebieden is een momentopname. Die veranderen continue en cultuurgebieden kunnen verschuiven. De verspreiding vanuit een kerngebied van een ruimtelijk verschijnsel (cultuurelement) noem je diffusie. Als een groot publiek het cultuurelement omarmt kan het zich verspreiden over een groot gebied. Vaak wordt dat inbegrepen in de huidige cultuur. cultuurvermenging Twee bewegingen (tegengesteld) spelen op wereldniveau: 1) Homogenisering: Door verwestersing vervangen de grenzen tussen cultuurgebieden. a. Je kunt overal een Big Mac krijgen. b. De steden (centra) lijken enorm op elkaar. c. Centrale waarden en normen 2) Heterogenisering: Door wereldwijde migratie ontstaat een mix van westerse en niet-westerse cultuurelementen. a. Inrichting multiculturele wijken b. Taal c. Muziek Soms ontstaat er ook een heel nieuwe cultuur. Mensen die twee culturen in zich verenigen, hebben een transnationale identiteit. Regionale culturen proberen tegenwicht te vormen tegen de mainstream. Er zijn extreme stromingen, zij verzetten zich tegen dominante westerse (Amerikaanse) consumptiecultuur. Dit heet fundamentalisme.

You might also like