Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 40

12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

SAMENVATTING COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN
Hoofdstuk 1 : Inleiding
- communicatiewetenschap is een relatief jonge wetenschappelijke discipline
- in Europa ontstond deze pas in de jaren ‘50
● Heath and Bryant identificeren vier invalshoeken die een belangrijke basis
vormen voor communicatiewetenschappelijk denken : retoriek, propaganda en
media-effecten, informatietheorie en groepsdynamica

● in de vierde eeuw voor Christus bestudeerde Aristoteles de retoriek


=> hij onderzocht tactieken die sprekers konden gebruiken om de gedachten en het
gedrag van het publiek te beïnvloeden
=> hij had daarbij aandacht voor de inhoud en de structuur van de
boodschappen, maar ook voor het taalgebruik, de persoonlijkheid van de spreker
en de kenmerken van het publiek
● propaganda en media-effecten
=> kreeg meer aandacht tijdens de periode van de twee wereldoorlogen
=> het onderzoek naar deze onderwerpen vond meestal plaats binnen
departementen zoals psychologie, sociologie, politieke wetenschappen of
interdisciplinaire instituten
● informatietheorie
=> centrale vraag is, hoe kan informatie elektronisch verstuurd worden?
=> antwoord hierop werd gezocht in de Bell Laboratories
● groepsdynamica
=> verwijzen naar de studies van Lewin : leiderschap en de invloed die mensen
op elkaar uitoefenen in kleine groepen
=> Mead stelt dat mensen elkaar leren kennen door communicatie

Hoofdstuk 2 : Basisconcepten en modellen


2.2 Wat is communicatie
● definitie uit het Van Dale-woordenboek (geeft common sense definities)
- communicatie is :
=> overdracht of uitwisseling van informatie
- klemtoon ligt op de zender die een boodschap verstuurt
- over de ontvanger wordt niets gezegd => kan dus zo zijn dat de
boodschap niet wordt opgemerkt door de bedoelde ontvangers

about:blank 1/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

=> verbinding of verkeer


- klemtoon ligt op het gemeenschappelijk maken van ideeën
- communicatie is geen eenzijdig proces, beide partners zijn gelijkwaardig
- geen duidelijk start- of eindpunt

● een definitie van communicatie is goed wanneer zij :


- bruikbaar of operationeel is binnen een bepaalde wetenschappelijke
visie, benadering of veld
- logisch en coherent is
- niet tegengesproken wordt door de waarneembare werkelijkheid
- toelaat het gedefinieerde nauwkeurig te onderscheiden van andere
maatschappelijke verschijnselen

● in de verschillende definities komen twee visies op communicatie naar voren


1) processchool
- ziet communicatie als transmissie van boodschappen
- efficiëntie en accuraatheid
- proces waarbij de ene persoon het gedrag of de gedachten van de
andere persoon beïnvloedt (propaganda, reclame..)
- communicatiefout
2) betekeniscreatie-school
- communicatie is de productie en uitwisseling van betekenissen
- verschillen in betekenisgeving tussen ontvanger en zender worden niet
noodzakeliwjk als een fout beschouwd => maar bijvoorbeeld als het resultaat
van culturele verschillen (verschillend in codes)

2.3 Breek- of discussiepunten in de definities van communicatie


2.3.1 Intentionaliteit als breekpunt
- intentionaliteit ligt aan de basis van de teleologische opvatting van communicatie
- er is pas sprake van communicatie wanneer de zender de bedoeling heeft
een boodschap uit te sturen en wanneer de ontvanger de bedoeling heeft
om de boodschap te ontvangen
- teleologische opvatting is typisch voor de processchool
- dit denken was dominant in de eerste communicatiewetenschappelijke modellen
- niet alle gedrag is communicatief, wel informatief

about:blank 2/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- anderen, voornamelijk diegene die komen uit de hoek van non-


verbale communicatie, hanteren de gedragsopvatting
- zij zien communicatie veel ruimer, alle gedrag van mensen is volgens
hen communicatief

2.3.2 Geslaagdheid als criterium?


- er is pas echt communicatie, als deze geslaagd is
- er moet aan bepaalde normen en verwachtingen voldaan zijn
- voorwaarden Fauconnier

2.3.3 Eenrichtings- of tweerichtingsverkeer


- richting van het communicatieproces (sterk verbonden aan het communicatieniveau)
- volgens de processchool : eenrichtings pijltje is voldoende
=> de reactie van de ontvanger (feedback) is een nieuw communicatieproces
=> bij massacommunicatie gaat men eerder uit van eenrichtingsverkeer
- volgens de gedrags communicatieve visie : is communicatie steeds een proces van
wisselwerking
=> een continu proces waarbij partners steeds van rol wisselen
=> bij interpersoonlijke communicatie gaat men eerder uit van een circulair proces

2.3.4 Observatieniveau
- we beperken ons tot menselijke communicatie
- intrapersoonlijk, interpersoonlijk, groepscommunicatie, organisatiecommunicatie en
massacommunicatie
- bestuderen hoe mensen met objecten of bots omgaan

2.4 Elementen in het communicatieproces


2.4.1 Zender - bron
- meestal heeft men het alleen over de zender
- maakt men toch een onderscheid dan is de bron de persoon die een
boodschap verstuurt en de zender bijvoorbeeld het technische apparaat waarmee
de boodschap wordt verstuurd
- wanneer men alleen over zender spreekt dan is de zender een individu of groep
dat een boodschap verstuurt
- in de eerste communicatiemodellen benadrukt men vooral de macht van de
zender, de zender werd als erg actief beschouwd ⇔ ontvanger als passief

about:blank 3/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

=> tegenwoordig erkennen we dat het publiek actief is : ze selecteren en


interpreteren/evalueren informatie

2.4.2 Ontvanger - bestemmeling


- meestal enkel gesproken over een ontvanger
- ontvanger ontvangt de boodschap, decodeert en interpreteert die

2.4.3 Boodschap
= datgene wat wordt uitgedrukt door de zender en overgedragen naar de ontvanger
- boodschap bevat tekens die een betekenis kunnen hebben
- tekens zijn verbale of non-verbale stimuli
=> tekens kunnen worden opgedeeld in drie categorieën
1) symbolen : bewuste of onbewuste afspraak tussen mensen om op een
bepaalde manier uitdrukking te geven aan een bewustzijnsinhoud
2) iconen : fysieke gelijkenis tussen de betekenaar en het betekende
3) indices : wanneer de sensorische ervaring A, verwijst naar B

- een code is een systeem van betekenissen, gemeenschappelijk voor de leden van
een cultuur of subcultuur
=> een code bestaat uit tekens, regels en conventies

2.4.4 Signaal
- technisch-natuurkundig concept
- primaire aard : in zekere zin natuurlijk, worden gebruikt bij face-to-face communicatie
- secundaire aard : zijn technisch, worden gebruikt bij indirecte communicatie
=> geproduceerd op mechanische wijze
=> geproduceerd op elektronische wijze

2.4.5 Kanaal
= bindmiddel of de verbinding die de ruimtelijke scheiding tussen zender en ontvanger
overbrugt
- het is de weg waarlangs de signalen worden verstuurd

2.4.6 Medium
- vage term met verschillende betekenissen

about:blank 4/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- Fauconnier : medium is een object dat de boodschap draagt of kan dragen, of


een technisch middel dat het tot uiting brengen en waarnemen van de boodschap
via de zintuigen mogelijk maakt
- het medium is moeilijk te bepalen in een face-to-face situatie => geen medium
volgens sommige auteurs, volgens anderen is de stem dan het medium

● classificeren van media, Bordewijk en Van Kraam


1) controle over de informatiebron
2) controle over tijd en onderwerpkeuze
- allocutie : one-way-communicatie : zender bepaalt de tijd en de keuze van
het aanbod van de onderwerpen en ook hij controleert de opgeslagen
informatie
- conversatie : individuelen wisselen interactief informatie uit met volledige
controle over de tijd, en keuze over het onderwerp en de inhoud
- consultatie : een centraal beheerde databank wordt geconsulteerd door een
individu, dat de controle behoudt over tijd en onderwerp
- registratie : waarbij een centraal orgaan op een gegeven ogenblik informatie
inwint over individuen in de periferie

2.4.7 Ruis
= elke soort stimulus die de ontvangst van de boodschap belemmert
● vier categorieën ruis te onderscheiden
1) fysieke ruis : sprake van een storing bij de fysieke transmissie van een signaal
(luide kinderen)
=> kan bestreden worden door het signaal te versterken (bijvoorbeeld harder
spreken)
2) psychologische ruis : interne gedachten die interfereren
3) fysiologische ruis : de fysieke toestand van de ontvanger die de ontvangst van
een boodschap kan belemmeren (moe of ziek zijn)
4) semantische ruis : wanneer betrokkenen verschillende codes hanteren
=> ontvanger is niet in staat om de tekens die de zender gebruikt op een correcte
manier te decoderen

2.4.8 Feedback
= de informatie die de ontvanger stuurt naar de zender zodat deze het
communicatieproces kan evalueren
- men ziet communicatie als een eenrichtingsverkeer
- de reactie van de ontvanger is een op zichzelf staand communicatieproces

about:blank 5/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- hoeveelheid en aard van feedback verschillen naargelang het communicatieniveau

2.5 Communicatiemodellen
communicatieformule van Laswell
- geeft de verschillende componenten van communicatie goed weer
=> wie? wegt wat? via welk kanaal? tegen wie? met welk effect?

● kritiek
- gaat er van uit dat de communicator steeds de bedoeling heeft de ontvanger
te beïnvloeden, dat er dus altijd effecten zijn
- geen oog voor feedback

mathematische model van Shannon en Weaver


- vooral geldig binnen de telecommunicatie
- communicatie wordt voorgesteld als een lineair eenrichtingsproces
informatiebron die een boodschap creëert => boodschap wordt omgezet in signalen
door zender => signalen moeten aangepast worden aan het kanaal => boodschap
wordt verstuurd => ontvanger reconstrueert de boodschap op basis van signalen =>
boodschap bereikt bestemmeling => signaal kan verstoord worden door ruis

Verdere uitwerking S&W-model door DeFleur


- in het communicatieproces wordt betekenis getransformeerd in een boodschap door
de bron
- die boodschap wordt omgezet in informatie die door een kanaal wordt verzonden
- de ontvanger decodeert de informatie als een boodschap, die wordt omgezet
in betekenis
- communicatie is de overeenkomst tussen betekenissen van zender en
ontvanger (die is echter zelden perfect)
- de bron krijgt feedback : zorgt voor de mogelijkheid om de communicatie naar de
bestemmeling aan te passen en efficiënter te maken => verhoogt de kans op
overlapping tussen de twee betekenissen

Circulair model van Osgood en Schramm

Hoofdstuk 3 : Verbale communicatie


3.2 Kenmerken van de natuurlijke taal

about:blank 6/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

definitie natuurlijke talen : talen die in een menselijke gemeenschap van oudsher
worden gebruikt voor algemene communicatie en die een kind, opgroeiend in zo’n
gemeenschap, als zijn moedertaal leert. voorbeelden : Nederlands, Spaans..
- een natuurlijke taal is iets essentieels menselijk, het onderscheidt mensen van dieren
- taal is iets natuurlijk, het maakt deel uit van de eigenheid van de mens
- het individu heeft weinig vat op de taal, hij kan ze bijvoorbeeld niet veranderen
- daarin verschillen de natuurlijke talen van artificiële talen, zoals de taal van
de wiskunde of van de logica => talen die door de mens zijn gemaakt en
dus ook veranderd kunnen worden
- natuurlijke talen kunnen we onderscheiden in gesproken (speech) en
geschreven taal => geschreven taal is secundair, hij is afgeleid van de
gesproken taal

● de vier belangrijke kenmerken van de natuurlijke taal


3.2.1)Taal is symbolisch
3.2.2)Taal is een soort kennis
3.2.3)Taal is op regels gebaseerd en productief
3.2.4)Taal beïnvloedt de manier waarop we de wereld zien

● 3.2.5 Taalvormen (5)


- dialecten : wanneer een subgroep gebruik maakt van een verschillende
woordenschat, grammatica of uitspraak dan de andere sprekers van een taal,
dan noemt men dat een dialect
probleem wanneer één dialect wordt gedefinieerd als de standaardtaal
- pidgins : een eenvoudige taal die bewust gecreëerd is zodat mensen die nieuw zijn
in een regio kunnen communiceren met de mensen die er al waren
voorbeeld : soldaten die tijdens de oorlog pidgins gebruiken om met de lokale
bevolking te kunnen communiceren
- lingua franca : wanneer mensen die tot verschillende taalgemeenschappen behoren
een derde taal kiezen om met elkaar te kunnen communiceren, dan wordt die
taal een lingua franca genoemd
- jargon : het gebruik van speciale of technische woorden door leden van bepaalde
beroepsgroepen
voorbeelden : medisch, juridisch, politiek jargon
- argot : het gebruik van woorden in een andere dan de klassieke betekenis, meestal
door niet-dominante groepen in een maatschappij die bepaalde dingen willen
verborgen houden voor buitenstaanders

about:blank 7/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

voorbeelden : criminelen die gebruik maken van bepaalde woorden om te


verwijzen naar hun criminele activiteiten

3.3 De subsystemen van een taal


3.3.1 Klanken
- eerste subsysteem van taal : het klankensysteem
- het leren van een taal veronderstelt dat je klanken die typisch zijn voor een taal
leert uitspreken en combineren
- studie van de significante klankpatronen van een taal wordt fonologie genoemd
- van alle mogelijke klanken die we kunnen maken is slechts een kleine
portie belangrijk binnen onze eigen taal
- significante klankverschillen in een taal worden fonemen genoemd : in
het Nederlands bijvoorbeeld de ‘b’ en de ‘p’
- het gebruik van intonatie en klemtonen zijn ook vaardigheden die deel uitmaken
van kennis van het klankensysteem van een taal

3.3.2 Woorden
- in elke gesproken taal worden klanken gecombineerd tot woorden die een
bepaalde betekenis hebben
- de wetenschap die betekeniseenheden van een taal bestudeerd noemen we
semantiek
- niet woorden, maar morfemen zijn de basiseenheid van betekenis
=> vrije morfemen ( = zelfstandige naamwoorden zoals ‘poes’ en ‘hond’)
=> gebonden morfemen komen alleen in combinatie met andere morfemen voor
(bijvoorbeeld de ‘s’ voor het maken van een meervoud)
- een taal kennen vereist dan ook kennis van de regels omtrent woordvorming

3.3.3 Zinnen
- om een taal te kunnen spreken moet je weten hoe je van woorden, zinnen
kan maken
- de wetenschap die zich bezighoudt met de zinsstructuur van een taal noemen we de
syntaxis
- woordvolgorde en zinsopbouw zijn belangrijke aspecten van de communicatie
- syntactische kennis bevat de basisstructuur van zinnen kennen, de grammaticale
functies van woorden kennen, de regels om nieuwe zinnen te creëren kennen en
om bestaande zinnen om te zetten in andere vormen

about:blank 8/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

3.4 De sociale context van een taal


- het juiste zeggen, op het juiste tijdstip en op de juiste manier
- de studie van hoe taal gebruiken in sociale contexten noemen we de pragmatiek
- interactanten dienen hun taalgedrag steeds aan te passen aan de eisen van de
context

● het functionele structuralisme


- de voornaamste vertegenwoordiger is Roman Jakobson
- hij onderscheidt de functies die taal dient te vervullen
- hij vertrekt van zes factoren die volgens hem aanwezig dienen te zijn in elk
communicatieproces : een zender, ontvanger, contact, boodschap, context en een
code => aan deze factoren zijn de functies van taal verbonden
- de emotieve functie
- de conatieve functie
- de fatische functie
- de poëtische functie
- de cognitieve functie
- metalinguïstische functie

● taalhandelingstheorie (speech act-theorie)


- taal gebruiken, communiceren, is een vorm van handelen
- taal wordt gebruikt om bepaalde doelen te bereiken
- het doel dat de spreker wil bereiken door middel van taal wordt de speech
act genoemd
- let op : met dezelfde zin kan een zender verschillende doelen hebben
voorbeeld : ‘heb je een horloge?’ kan worden geïnterpreteerd dat je vraagt naar
de tijd, of dat je bijvoorbeeld te laat ergens binnenkomt
- om correcte pragmatische keuzes te maken, moeten sprekers rekening houden met
de context want die verschaft de nodige informatie voor de interpretatie van de
speech act
- er zijn vier soorten context waar we volgens de CMM-theorie rekening mee moeten
houden : episode, relatie, levensscript en cultureel patroon

3.5 Pragmatische stijlen en structuren


- afhankelijk van de situatie gebruiken we verschillende pragmatische stijlen, ook wel
discours-stijlen genoemd door linguïsten
- een discours is een taaleenheid die groter is dan een zin

about:blank 9/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- een discours bestaat uit meerdere met elkaar verbonden zinnen die een
identificeerbare structuur vormen om een bepaalde communicatieve functie te
vervullen
- een goede communicator kent de regels van bepaalde discoursvormen en volgt
deze ook

● twee vormen van discours


3.5.1)De conversatie
= private en meest persoonlijke vorm van discours
= meest wederkerige en evenwichtige vorm van discours aangezien de
participatiegraad gelijk is
= de meest gewone vorm van gesproken communicatie, essentieel om sociaal te
overleven
- doorheen conversaties creëren en onderhouden we relaties, exploreren
en ontwikkelen we persoonlijke identiteiten en vervullen we dagelijkse
taken
- in de meeste gevallen wordt er gebruik gemaakt van informele taal en wordt
er persoonlijke informatie gedeeld
- ze zijn meestal spontaan en worden daardoor ook gekenmerkt door
aarzelingen, herformuleringen, stiltes.. => wijst op een afwezigheid van
strategie
- conversaties zijn georiënteerd op het relationele

3.5.2)Interactie binnen de klas


= publiek en taakgeoriënteerd
- wordt gekenmerkt door de onevenwichtige machtsverhouding
- zorgt ook voor een onevenwichtige interactie
- syntax en woordenschat zijn eerder formeel, onderwerpen zijn onpersoonlijk
- interactie binnen de klas bevat meer jargon

3.6 Interactief discours : coherentie en structuur


Communicatoren moeten niet alleen de verschillende algemene discoursvormen kennen,
zij moeten hun communicatie ook coördineren. Dit is vooral belangrijk bij interactieve
discoursvormen waarbij communicatoren aandachtig moeten zijn voor structuur en
samenhang.

3.6.1 De coördinatie van conversatiebijdragen


- Grice bespreekt de meest belangrijke en eenvoudige principes die een gesprek
in goede banen zou moeten leiden

about:blank 10/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- het coöperatieve principe : wanneer mensen willen communiceren met elkaar,


moeten ze spreken op een sociaal aanvaardbare manier en daarbij is het
belangrijk dat ze vier regels/maximes volgen!
1) het kwantitatieve maxime : hun bijdrage moet voldoende, maar niet teveel
informatie bevatten
2) het kwaliteitsmaxime : men moet de waarheid spreken
3) het relevantiemaxime : bijdrage moet direct en pertinent zijn
4) het maxime van de wijze : men moet duidelijk, beknopt en ordelijk zijn
=> de maximes worden niet altijd nageleefd, dit kan zowel bewust als
onbewust gebeuren

3.6.2 Small talk


1) de processen die communicatiestroom organiseren en structureren =>
processen die interactanten gebruiken om interactie te beginnen en te beëindigen
- dit wordt ook wel interaction management of conversational management/control
genoemd
voorbeeld: ‘en, wat denk jij daarvan Jan?’
2) de processen die een ritueel en routinematig karakter hebben
- inhoud van wat er gezegd wordt is hier minder belangrijk, de nadruk wordt gelegd op
de relatie
voorbeeld : ‘hoe gaat het?’ ‘goed met jou?’

Small talk blijft het meeste voorkomen bij het begin en einde van een interactie aangezien
dit twee moeilijke overgangsmomenten zijn, van niet-interactie naar interactie en
omgekeerd. Small talk heeft dus vooral een ‘transitional function’, die de
overgangsmomenten vergemakkelijkt, maar ook een explorerende functie. Wanneer je
een small talk hebt met een vreemde kom je namelijk veel te weten over degene, ook al
heeft small talk steeds betrekking op veilige onderwerpen.

● Laver onderscheidt drie soorten van topics die aan bod komen tijdens small talk,
de keuze van de topic zegt heel wat over hoe de interactanten hun relatie
definiëren
- neutrale topics : betrekking op feiten en gebeurtenissen uit de directe omgeving,
die zowel zender als ontvanger raken, bijvoorbeeld het weer
- ego-georiënteerde topics : hebben betrekking op de spreker en bestaan meestal uit
een declaratief gezegde, bijvoorbeeld ‘en dat op mijn leeftijd’ terwijl een ouder
persoon een wandeling maakt

about:blank 11/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- alter-georiënteerde topics : hebben betrekking op de ontvanger en worden vaak


geformuleerd als een vraag, bijvoorbeeld ‘hoe gaat het met je?’

3.7 Taal en sociale identiteit


- verschillen in het taalgebruik tussen mannen en vrouwen
- ieder gender wordt met bepaalde eigenschappen en rollen geassocieerd en ook
op taalvlak zien we dat mannen en vrouwen een verschillende stijl ontwikkelen
- de verschillen in spreekstijlen zijn cultureel bepaald en niet absoluut!
- hun reactie op ‘trouble talk’ verschilt enorm
=> mannen zullen het probleem van een ander minimaliseren of direct advies geven
=> vrouwen zullen reageren met verhalen over hun eigen problemen
- vrouwen specialiseren zich in relatie-georiënteerde gesprekken, ook wel rapport talk
genoemd
- mannen specialiseren zich in taakgerelateerde gesprekken, ook wel report
talk genoemd

3.8 Taal en culturele verschillen


- communicatieproblemen tussen mensen die komen uit verschillende culturen, zelfs
wanneer zij elkaars taal kennen
- die miscommunicaties zijn dan eerder te wijten aan de pragmatiek, aan de
sociale context waarin de interactie plaats vindt

● grote culturele verschillen tussen talen wat betreft


1) de mate waarin de context deel uitmaakt van de boodschap
=> hoge- en lage-context-culturen
2) de directheid waarmee ideeën worden uitgedrukt
3) de mate van formaliteit die vereist is

Hoofdstuk 4 : Non-verbale communicatie


4.2 Kenmerken van non-verbale communicatie
4.2.1 Non-verbale communicatie kan onbedoeld zijn
- non-verbale communicatie is vaak niet gecontroleerd
- mensen zullen daardoor eerder uit gaan van non-verbale tekens als deze de
verbale tegenspreken
- non-verbale communicatie kan ook wel bewust worden gebruikt, bijvoorbeeld
wanneer een mama haar kinderen uitzwaait aan de schoolpoort

about:blank 12/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- interpretatie van non-verbale communicatie is voor de ontvangers niet altijd makkelijk


aangezien ze het tegenovergestelde van woorden kunnen suggereren

4.2.2 Non-verbale communicatie bestaat uit verschillende codes


- het non-verbale systeem bestaat uit een aantal afzonderlijke codes
- wanneer verschillende non-verbale codes samenwerken en dezelfde
boodschap uitzenden, versterken ze elkaar
- wanneer ze elkaar tegenspreken zorgen ze voor verwarring, bijvoorbeeld
een zelfverzekerde lach en nerveus gewiebel

4.2.3 Non-verbale communicatie is onmiddellijk, continu en natuurlijk


- non-verbale tekens zijn vaak verbonden aan ons lichaam en daardoor zijn ze
onmiddelijk, we kunnen ze niet uitstellen zoals we dat met woorden wel kunnen
doen
- we kunnen dus niet-niet communiceren, non-verbale communicatie is er altijd
- non-verbale boodschappen zijn meer continu => non-verbale tekens vloeien in elkaar
over, ze hebben geen precies begin of einde
- betekenis van non-verbale tekens is vaak af te leiden uit de context, bijvoorbeeld
of een opgestoken arm een groet of het begin van een aanval wilt duidelijk
maken
- non-verbale tekens zijn natuurlijker en minder arbitrair (willekeurig) dan verbale
tekens, maar er zijn uitzonderingen zoals bijvoorbeeld een middelvinger : daarvan
is de betekenis vastgelegd bij conventie en kan daardoor verschillen van cultuur
tot cultuur, is dus geen natuurlijk en spontaan teken

4.2.4 Non-verbale communicatie is zowel universeel als cultureel, aangeboren


als aangeleerd
- bepaalde non-verbale tekens zijn begrijpbaar over de hele wereld
- Ekman en Friesen tonen aan dat de zes basisemoties dezelfde
gelaatsuitdrukkingen genereren in verschillende culturen (ook doof en blind
geboren kinderen vertonen deze gelaatsuitdrukkingen)
- ook gebaren zoals wijzen zijn hetzelfde in vele culturen en daardoor kunnen
we non-verbaal communiceren met mensen die onze taal niet spreken
- door cultuur en socialisatie kan de uitingsvorm van een op zich aangeboren
emotie wel veranderen, bijvoorbeeld in Japan is het onbeleefd om emoties te
tonen in het bijzijn van anderen
- verschillen in uiting van emoties tussen mannen en vrouwen

about:blank 13/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

4.3 Voor welke soort informatie is non-verbale communicatie belangrijk?


4.3.1 Eerste indrukken
- non-verbale elementen helpen ons vaak met het vormen van een eerste indruk
over anderen
- tijdens een eerste ontmoetingen wensen mensen om geen persoonlijke informatie
te delen aan de hand van verbale communicatie
- op basis van non-verbale kenmerken leiden we informatie af over geslacht,
leeftijd, sociale klasse, persoonlijkheid..

4.3.2 Relationele informatie


- non-verbale tekens verschaffen ons relationele informatie om ons een idee te
geven van hoe de interactie verloopt en wat de anderen van ons denken

● elke interactie bevat drie soorten van relationele boodschappen


1) mogen : of we elkaar mogen wordt duidelijk doorheen
gelaatsuitdrukkingen, oogcontact, nabijheid..
2) status : status van een persoon blijkt uit elementen zoals houding,
gebaren, aanrakingsgedrag, nabijheid en de tentoongespreide objecten
3) responsiviteit : mate van psychologische betrokkenheid bij de interactie

4.3.3 Emoties uitdrukken


- non-verbale communicatie is vaak effectiever in het communiceren van emoties dan
verbale communicatie
- gewoon praten is vaak niet voldoende binnen een diepgaand menselijk contact

4.4 Non-verbale versus verbale communicatie


- non-verbale communicatie is minder controleerbaar dan verbale
- non-verbale communicatie onthult de werkelijke emoties, gedachten.. ( = leakage)
- non-verbale communicatie kan gecontroleerd en gestuurd worden!
- historisch gezien kwam non-verbale communicatie eerst (primaten communiceerden
via lichaamstaal, geluiden..), en ook een baby leert eerst non-verbaal
communiceren

● interactie tussen non-verbale en verbale communicatie in een concrete situatie


van interpersoonlijke communicatie : non-verbale kan de verbale
communicatie (6)
- vervangen : duim opsteken om te zeggen dat het goed gaat
- herhalen : ‘je hebt 3 minuten’ en tegelijk drie vingers opsteken

about:blank 14/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- tegenspreken : ‘je bent goed op tijd’ op een cynische manier uitspreken omdat
die persoon eigenlijk veel te laat is
- aanvullen : als je de vorm van iets wilt uitleggen doe je de vorm na met je handen
- accentueren : zeggen dat het echt nu moet gebeuren terwijl je ook een
handbeweging maakt dat dat ook betekent
- reguleren : oogcontact geven om te duiden dat de ander mag spreken

4.5 Kinesics
= studie van lichaamshouding, -beweging en gestures, gelaatsuitdrukkingen en
oogbewegingen wordt kinesics genoemd
- onze lichamen zijn een belangrijke bron van non-verbale tekens

● Ekman en Friesen onderscheiden vijf categorieën binnen de kinesics


1) emblemen : gedragingen waarvan de directe verbale vertaling gekend is door alle
leden van een sociale groep (voorbeeld : het opsteken van je duim)
= stille woorden of autonome gebaren aangezien ze een eigen betekenis hebben
= cultureel bepaald
2) illustratoren : omschrijven door gebaren te gebruiken die de omvang, de vorm of
de beweging van een object aanduiding
= zijn steeds complementair aan het discours
3) regulatoren : tekens die als verkeerssignalen fungeren tijdens een interactie, het zijn
de hoofdbewegingen, oogbewegingen, handbewegingen.. die de ander duidelijk
maken dat we willen praten of die de ander toestemming geeft om te praten
= het gebruik is automatisch en onbewust
4) affect vertoners : lichaamsbewegingen die een emotionele toestand uitdrukken
=> leakage cues
=> strategic cues : gedragingen die leugenaars gebruiken om zichzelf te dissociëren
van hun boodschappen en om de verantwoordelijkheid voor wat ze zeggen te
reduceren
5) adaptoren : gedragingen die mensen gebruiken om zich aan te passen aan
stressoren en om een persoonlijke behoefte te vervullen
= gebeurt meestal onbewust
= vaak uit zich dat in repetitief, nerveus gedrag (met je pen tikken op tafel)

about:blank 15/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

4.5.1 Lichaamshouding
- nemen mensen een open of gesloten houding aan?
=> open : ledematen worden open gehouden, asymmetrie merkbaar in de
positionering van de armen en benen
- wordt geassocieerd met een hogere status en meer zelfvertrouwen
- mensen met een open houding worden daardoor vaak positiever
beoordeeld door anderen
=> gesloten : over elkaar geslagen en symmetrisch gehouden armen en benen
- typisch voor mensen die zich niet op hun gemak voelen

- spiegelt men de lichaamshouding van anderen?


- het imiteren van iemands non-verbale gedrag wordt ook wel pacing genoemd
- kan bewust (als mensen elkaar mogen) of onbewust gebeuren
- pacing blijkt bevorderlijk te zijn voor wederzijds begrip

4.5.2 Handen en armen


- gebruiken we vaak als emblemen, illustratoren
- bepaalde gebaren zijn cultuurgebonden, andere eerder natuurlijk
- bijvoorbeeld het maken van een vuist heeft bijna altijd een agressieve,
beledigende of dominante betekenis

4.5.3 Gelaatsuitdrukkingen
- zijn deels aangeboren, deels aangeleerd
- zes basisemoties die door iedereen op een gelijkaardige manier worden uitgedrukt
- cultural display rules hebben betrekking op wat onze cultuur van ons verwacht op
het vlak van tonen van emoties
- professional display rules zijn de regels die voortvloeien uit onze
professionele context, bijvoorbeeld dat stewards en stewardessen altijd moeten
blijven lachen
- personal display rules zijn de manieren waarop we onze emoties hebben leren
uitdrukken doorheen onze individuele ervaringen, deze worden niet altijd maar vaak
gedeeld met familieleden

4.5.4 Ooggedrag
- ooggedrag heeft belangrijke functies en wordt geassocieerd met specifieke
karaktertrekken
- zo is ooggedrag een manier om een bepaalde sociale positie te verwerven of
te behouden, zo is iemand recht aankijken een signaal van een hoge
status

about:blank 16/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- ooggedrag is ook een goede indicator van positieve en negatieve emoties,


we wenden bijvoorbeeld onze blik af als we iets onaangenaam zien
- ogen signaleren of we een relatie met anderen willen aangaan of niet, oogcontact
is de eerste stap van een relatie
- oogcontact verbreken betekent dat men de communicatiekanalen wil afsluiten

4.6 Proxemics : territorialiteit en ruimtegebruik


4.6.1 Soorten territoria en inbreuken op territoria
- het managen van ons territorium en van afstand is een belangrijk aspect
van non-verbaal gedrag bij mensen en bij dieren

● mensen bezitten vier verschillende soorten territoria


1) publieke territoria : territoria die we delen met anderen zoals parken,
shoppingcentra, pleinen..
- ze zijn voor iedereen toegankelijk, maar je kan er niet zomaar doen wat je wil
- ze worden vaak in de gaten gehouden door bijvoorbeeld
politie, stadswachters..
- men moet zich in de publieke territoria aan bepaalde regels houden
2) thuisterritoria : gebieden die eigendom zijn en gecontroleerd worden
door individuen
- in deze ruimte heeft men een grotere vrijheid
- nood om een persoonlijke plek te hebben is groot
3) interactieterritoria : deze ruimtes worden sociaal gemarkeerd
- door hun lichaamshouding, oogcontact.. sluiten de interactanten zich af van
de anderen
4) lichaamsterritoria : je eigen lichaam, meest private territoria

● territoria kunnen geschonden worden op drie manieren


1) contaminatie : territorium wordt vervuild of onaanvaardbaar gemaakt,
door bijvoorbeeld vandalisme
2) overtreding : een oneigenlijk gebruik van het territorium, bijvoorbeeld wanneer een
dakloze in het station slaapt
3) invasie : de meest serieuze vorm van schending, het gaat om mensen die geen
recht hebben op het territorium, het territorium innemen
bijvoorbeeld het verkrachten van iemands lichaam, of een motorbende die een
park inneemt

about:blank 17/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

4.6.2 Ruimtegebruik : zit- en kantoorindeling


- ruimtelijke indeling, de manier waarop muren en meubels geplaatst zijn, heeft een
effect op de hoeveelheid en de aard van de interacties die in deze ruimtes
plaatsvinden

4.6.3 Persoonlijke ruimte


= een soort draagbaar territorium dat we overal met ons meedragen
- indien anderen te dichtbij komen, verplaatsen we ons zodat we ons meer op
ons gemak voelen
- anderzijds zoeken we ook toenadering wanneer we het gevoel hebben dat
mensen te ver van ons af staan
- we ervaren crowding als onze persoonlijke ruimte wordt geschonden, bijvoorbeeld in
een volle lift : staat van opwinding en angst, we vermijden oogcontact en
verbale communicatie en we zullen proberen iets te plaatsen tussen onszelf en de
bron van bedreiging

● factoren die een invloed hebben op de persoonlijke ruimte


1) liking : mensen die elkaar graag hebben, zullen meestal dichter bij elkaar staan
2) status : mensen met meer status, krijgen meer ruimte dan anderen
3) gender : mannen hebben meestal een grotere persoonlijke ruimte dan vrouwen
4) aard van de interactie : we houden een grotere afstand van onze prof, dan
van onze vrienden

4.7 Haptics
= studie van het aanrakingsgedrag
- aanraken van iemands lichaam kan gelijkgesteld worden aan het binnendringen
van de persoonlijke ruimte en het lichaamsterritorium (verband met de
proxemics)
- aanrakingsgedrag is sterk cultureel bepaald, onze cultuur is vrij restrictief en
bestraffend
- aanrakingsgedrag communiceert machtsrelaties, in een ongelijke machtsverhouding
is de persoon met de hoge status vaak degene die het initiatief zal nemen om
de ander aan te raken

4.8 Chronemics
= studie die bestudeerd hoe tijd iets kan communiceren

about:blank 18/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

● drie soorten van tijdsoriëntaties


1) psychologische tijdsoriëntatie : mensen verschillen qua tijdsfocus, sommige
zijn gericht op het verleden, andere op het heden en andere eerder op de
toekomst
2) biologische tijdsoriëntatie : onze biologische klok, problemen die we ervaren bij
uurveranderingen is een voorbeeld
3) culturele tijdsoriëntatie : monochromatische culturen die gericht zijn op één ding
tegelijkertijd, stipte tijdsafspraken - polychromatische culturen met de nadruk op
meerdere dingen tegelijkertijd, niet-bindende tijdsafspraken

die verschillen kunnen communicatie bemoeilijken

● tijdsgebruik binnen interacties


- regulering : wanneer een spreker pauzeert, nodigt hij de ander uit om te spreken
- uitdrukking van intimiteit : in intieme relaties zullen de interactanten elkaar langer
in de ogen kijken
- uitdrukken van gevoelens : negatieve gevoelens gaan gepaard met minder
lang oogcontact en lange stiltes
- oproepen van emoties : wanneer iemand te laat komt, kan je daar boos van
worden (iemand laten wachten is een teken van dominantie en wordt dus vaker
gedaan door mensen met een hoge status)

4.9 Fysieke kenmerken


- lichaamsbouw, grootte en kleding behoren tot fysieke kenmerken
- het hebben van een bepaalde lichaamsbouw wordt geassocieerd met het
hebben van bepaalde persoonlijkheidskenmerken
- grootte blijkt een belangrijk non-verbaal aspect te zijn, heeft weerslag op iemand
succes zowel in de liefde als op het vlak van carrière (vooral voor de man)
- kleding is vaak belangrijk bij het vormen van een eerste indruk
● er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie types van lichaamsbouw
1) endomorfe lichaamsbouw : klein, rond en dik => genereus en gevoelig
2) mesomorfe lichaamsbouw : gemiddelde grote, gespierd en atletisch => ambitieus,
energiek, competitief en enthousiast
3) ectomorfe lichaamsbouw : groot, mager en schril => nauwgezet, vreemd, gevoelig
en serieus

● drie functies van kleding


1) comfort en bescherming

about:blank 19/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

2) lichaamsdelen bedekken die als taboe worden beschouwd in een cultuur


3) vertelt anderen wie we zijn en wat onze plaats is in verschillende hiërarchieën

4.10 De ‘taal’ van objecten


- ook voorwerpen zijn publieke symbolen van waarden, status, financieel succes..
- iemand die merkkleding draagt en rondrijdt in een dure auto zal door anderen op
een bepaalde manier gepercipieerd worden

4.11 Paralinguïstiek
- elementen die de paralinguïstiek onderzoekt zijn : waar liggen de klemtonen?
waar vallen de stiltes? zijn er haperingen?
- de ‘para-taal’ heeft betrekking op de vocale kwaliteiten, vocalizations en vocal
segregates
- deze elementen beïnvloeden de betekenis van de gesproken woorden

4.12 Hoe ziet non-verbale communicatie eruit in een online context?


- interacties zijn vaak tekstgebaseerd
- er kan makkelijker miscommunicatie ontstaan dan tijdens face-to-face interacties
- emoticons of foto’s kunnen die miscommunicaties helpen te vermijden
- wat we online zeggen, doen, posten.. wordt vaak gestuurd door
impression management

Hoofdstuk 5 : Interpersoonlijke en groepscommunicatie


5.2 Interpersoonlijke communicatie
5.2.1 Interpersoonlijke communicatie als een speciale vorm van dyadische communicatie
- Interpersoonlijke communicatie is de meest gebruikte vorm van communicatie

● viertal visies over de betekenis van interpersoonlijke communicatie


1) Interpersoonlijke communicatie is gewoonweg communicatie tussen twee mensen.
2) Interactie tussen twee personen, ook wel dyadische communicatie genoemd.
Deze communicatie kan face-to-face plaatsvinden of gemedieerd
3) Dyadische communicatie waarbij de gesprekspartners zich in elkaars directe
omgeving bevinden. Daardoor is de communicatie erg persoonlijk en kunnen
de gesprekspartners op elkaar inspelen. De kwaliteit van de feedback is erg
hoog. Verder is dit type van communicatie spontaan. Ten slotte verloopt de
communicatie informeel.

about:blank 20/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

4) Slechts bepaalde vormen van dyadische communicate zijn interpersoonlijke


communicatie. Dyadische communicatie wordt interpersoonlijke communicatie
wanneer de regels die de relatie leiden en de hoeveelheid gegevens die de zenders
hebben over elkaar veranderen.

Communicatie wordt geleid door regels die vertellen hoe we moeten communiceren met
anderen

● drie soorten regels die ons vertellen hoe we moeten communiceren


1) culturele regels : meest algemene regels waar we ons op baseren bij mensen
die we niet goed kennen
- voorbeelden : op een beleefde, formele manier groeten en niet
over persoonlijke zorgen of angsten spreken
2) sociale of sociologische regels : regels die zijn gebonden aan het
lidmaatschap van een bepaalde groep
- elke groep waar we lid van zijn gebruikt een licht verschillende set
van communicatieregels
- voorbeelden : informele begroetingen, gespreksonderwerpen die iedereen uit
de groep aangaat
3) psychologische regels : regels die we gebruiken wanneer we mensen
goed kennen, het zijn de partners zelf die hier de regels bepalen
- een deel van de vreugde van het hebben van een hechte relatie, is het besef
dat we alledaagse regels mogen breken
- voorbeelden : elkaar groeten met vreugdekreten, zeer ruime range van
gespreksonderwerpen die kunnen gaan over persoonlijke en emotionele
zaken

Het Pygmalion-effect
De interpersoonlijke communicatie met anderen is dus belangrijk om ons zelfbeeld te
creëren, maar ook om een stabiel zelfbeeld te behouden over de tijd heen. We gaan om
met mensen die onze eigen identiteit bevestigen, die de wereld zien zoals wijzelf. We
kiezen onze vrienden deels omdat ze ons toestaan om te zijn wie we zijn.

5.2.2 De ontwikkeling van interpersoonlijke relaties


5.2.2.1 Toenaderings- en verwijderingsfasen
- relaties zijn niet statisch, maar dynamisch aangezien ze veranderen doorheen de tijd

about:blank 21/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

● Knapp onderscheidt vijf toenaderings- en vijf verwijderingsfasen


1) initiatiefase : partners proberen tijdens deze fase drie dingen te doen
=> een positieve indruk te creëren
=> elkaar grondig te observeren om op die manier cues te krijgen over de
ander zijn/haar persoonlijkheid, attitudes en de bereidheid om zich verder te
engageren in de relatie
=> zoeken naar manieren om de communicatiekanalen te openen
2) experimenteringsfase : partners gaan op zoek naar een gemeenschappelijke
basis voor een relatie
=> de communicatie in deze fase is fatisch, bestaat dus voornamelijk uit small talk
=> communicatie is ook ontspannen, onkritisch, nog niet bindend en redelijk ambigue
=> meeste relaties stoppen ergens in de tweede fase
3) intensifiëring : individuen beginnen meer betrokkenheid te tonen
=> er volgen zelfonthullingen, koosnaampjes..
=> men begint elkaars verbale en non-verbale stijl te kennen
=> verbale shortcuts, elkaars zinnen afmaken..
=> tevredenheid en opwinding zijn er hoog
4) integratiefase : men wordt een koppel in andermans ogen
=> attitudes en interesses worden gedeeld en vriendengroepen vloeien samen
=> partners beginnen op dezelfde wijze te praten en non-verbaal te communiceren
=> signaleren aan de buitenwereld dat ze een koppel zijn door bijvoorbeeld elkaars
kleren dragen
=> met deze binding kan onzekerheid gepaard zijn en men kan dan via geheime
testen de betrokkenheid van de ander nagaan
5) bonding-fase : meestal vindt er een soort publiek ritueel, zoals een huwelijk,
plaats waarbij men aantoont dat men een koppel is

● Baxter en Wilmor beschrijven vier van deze geheime testen


1) indirecte suggestie : grappen omtrent de ernst van de relatie, om de ander zijn
reactie te peilen
2) scheidingstesten : deze laten partners zien hoe ze zich zonder elkaar voelen
3) uithoudingstesten : gaan na hoeveel tijd en energie de partner wil vrijmaken voor
de ander
4) jaloezietesten : willen nagaan of de relaties en reacties van derden met of tegenover
de partner inderdaad met enige afgunst, dan wel met onverschilligheid worden
onthaald

about:blank 22/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

● Knapp onderscheidt vijf toenaderings- en vijf verwijderingsfasen


1) differentiëringsfase : koppels beginnen voorheen niet opgemerkt verschillen op te
merken en te becommentariëren
=> deze verschillen worden belangrijke conversatietopics en het onderwerp van
discussies/ruzies
=> korte periode van differentiëring zijn typisch voor alle relaties
2) inperkingsfase : partners beperken hun communicatie
=> over bepaalde topics wordt niet meer gecommuniceerd
3) stagnatie : deze fase wordt gekenmerkt door stilte en inactiviteit
=> communicatie wordt zeldzaam, en als die er is lijkt het alsof de partners elkaar
niet kennen aangezien gesprekken formeel en beleefd worden
=> negatieve emoties komen non-verbaal tot uitdrukking
4) vermijdingsfase : partners scheiden van elkaar - fysiek of emotioneel
5) beëindingsfase : de relatie wordt nu echt beëindigd en kan voelen als
een opluchting, of aankomen als een klap
=> communicatie heeft in deze fase drie functies : de aankondiging van de
aankomende scheiding, de samenvatting van wat er is gebeurd tijdens de
interactie en de beëindiging van de toekomst en de relatie

5.2.2.2 Interpersoonlijke aantrekkingskracht : de filtertheorie


- volgens Duck is aantrekking eigenlijk een proces van eliminatie
- we gebruiken een reeks filters om te zien hoe close we met anderen willen zijn
- het punt dat iemand er uit gefilterd wordt bepaald de relatie die we met die
persoon zullen hebben

● Duck onderscheidt vier soorten filters


1) sociologische of incidentele cues : demografische of omgevingsfactoren die
de waarschijnlijkheid van een contact bepalen
= fysieke nabijheid is een sleutelelement tot het behouden van een relatie
2) pre-interactiefactoren : mensen gebruiken non-verbale impressies om te beslissen
of ze met iemand willen interageren of niet
3) interactiefactoren : verloopt de communicatie vlot of eerder moeizaam? ook dat
heeft invloed op aantrekking
4) cognitieve cues : de mate waarin mensen dezelfde waarden en normen
hebben, dezelfde kijk op het leven..
=> zijn doorslaggevend voor een langdurige relatie

about:blank 23/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

5.2.2.3 Zelfonthulling in de ontwikkeling van interpersoonlijke relaties


definitie zelfonthulling of disclosure : wanneer een persoon op vrijwillige basis
dingen over zichzelf vertelt, die de ander waarschijnlijk niet kan kennen of ontdekken
via andere bronnen
- zelfonthullingen zijn een manier om een meer intieme en meer vertrouwelijke relatie
te creëren
- er zijn ook risico's aan verbonden : als je zeer persoonlijke informatie geeft
aan mensen, dan geef je hen macht over jou
- het is dus belangrijk om proberen in te schatten wat het effect zal zijn van
je onthulling op andere
- ze moeten op de juiste plaats, het juiste tijdstip en bij de juiste personen plaatsvinden
- onthullingen moeten verband houden met wat er hier en nu gebeurt (passen in
de context)
- ze moeten gradueel (eerst vrij veilig en dan meer persoonlijk) en
wederkerig gebeuren

Het Johari venster is een nuttige manier om te kijken naar self-disclosure


- toont aan wat mensen over zichzelf weten en wat niet
- toont aan wat anderen over iemand weten en wat niet
- het open luik verwijst naar die aspecten van onszelf
die we zelf en die anderen ook van ons kennen
- het blinde luik verwijst naar dingen die anderen van
ons weten en in ons zien, maar die we zelf niet
kennen
- het verborgen luik bevat informatie ons onszelf die
we zelf wel kennen, maar anderen niet
- het onbekende luik verwijst naar dingen die wij en anderen niet weten over onszelf

5.2.2.3 Online interacties


- ook in online settings proberen mensen een eerste beeld te krijgen van de
partner die aan de andere kant van de computer zit om hun onzekerheid te
reduceren

● drie strategieën om dit te doen


1) passieve strategieën : verwijzen naar het feit dat de ene persoon de
ander observeert
2) actieve strategieën : hebben betrekking op inspanningen om een persoon te leren
kennen, zonder deze zelf te confronteren

about:blank 24/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

3) interactieve strategieën : verwijzen naar directe interacties tussen de


twee personen in kwestie, bijvoorbeeld rechtstreeks stellen van vragen en
doen aan zelfonthulling

- partners maken voornamelijk gebruik van interactieve strategieën om een impressie


te vormen van de ander => actieve en passieve strategieën vergen meer
inspanningen

5.3 Groepscommunicatie
5.3.1 Wat is een groep?
- bestaat uit een beperkt aantal individuen (3-20)
- die een gemeenschappelijke identiteit hebben, gebaseerd op
- een gemeenschappelijk, expliciet of impliciet, doel en een
- eerder informele structuur en een
- soort van informeel of semi-formeel leiderschap
- de leden hebben met enige regelmaat persoonlijk contact

5.3.1.1 Omvang van groepen


- minstens drie personen => door de toevoeging van een derde persoon verandert
de situatie compleet : veranderingen op het vlak van intimiteit, verdeling van
spreektijd en machtsverhoudingen..
- het kwantitatieve aspect heeft dus ook kwalitatieve consequenties
=> een grotere groepsomvang zorgt bijvoorbeeld voor een grotere hoeveelheid
ideeën
● nadelen van een grotere groepsomvang
=> men kan minder aan het gesprek deelnemen, voornamelijk zwijgzame mensen
zullen nog minder gaan zeggen
=> bij meer dan 12 mensen kan er nog nauwelijks een groepsgesprek gevoerd
worden
=> hoe groter de groepsomvang, hoe groter de kans op misverstanden en conflicten
=> hoe groter de groepsomvang, hoe minder men het gevoel heeft dat men erbij
hoort

5.3.1.2 Aard van de groep


- groepen kunnen verschillen op basis van de graad van betrokkenheid
- primaire groepen
=> leden zijn sterk persoonlijk op elkaar betrokken

about:blank 25/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

=> men gaat informeel en spontaan met elkaar om


=> men kent elkaar goed, en het gaat er om over wie je bent
=> vervanging van een groepslid is moeilijk, leden zijn vaak onmisbaar
=> ook de komst van een extra groepslid verander de primaire groep aanzienlijk
- secundaire groep
=> relaties zijn formeel en afstandelijk, bepaald door status, deskundigheid of de
sociale categorie waartoe de leden behoren
=> gaat er vooral om wat je bent, leden zijn vervangbaar
- aspectomvang
= verschillende functies die groepen vervullen
● het gezin
- belangrijkste kleine groep in de samenleving
- zeer hechte groep, met een bijzonder lange duur
- binnen het gezin worden verschillende taken vervuld
- leden zijn sterk op elkaar betrokken, brengen veel tijd met elkaar door
- gezinnen hebben een eigen territorium en ontwikkelen eigen rituelen
● adolescentengroepen
- hechte vriendengroepen met leden tussen de 12 en 20 jaar
- brug tussen de kinderwereld en de volwassenenwereld
- houden zich bezig met activiteiten
- meestal kleine groepen, met intense interacties
- groepsnormen worden slaafs gevolgd => sociale acceptatie van groot belang
● arbeidsgroepen
- belangrijkste functie is het vervullen van een taak
- samenwerking is daarvoor nodig
- grenzen zijn niet zo scherp : groepen veranderen vaak, territorium is
vaag gemarkeerd
- aan het werk gebonden redenen en sociale redenen

5.3.1.3 Groepsstructuur
- alle groepen hebben een bepaalde structuur
- niet alle leden zijn gelijk : actieve en passieve leden
- de visuele voorstelling van alle interacties noemt men een sociogram

5.3.1.4 Groepsleiderschap
- alle groepen zijn min of meer hiërarchisch georganiseerd

about:blank 26/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- de leider van een groep is in staat het niveau van de groepsrelaties te verhogen en
de betrekkingen tussen de groepsleden te versterken
- leiderschap is afhankelijk van de eigenschappen die in een bepaalde groep
worden gewaardeerd en van de situatie waarin de groep zich bevindt
=> bijvoorbeeld : meer behoefte aan een gezagsstructuur naarmate de groep groter
wordt

● leiderschap wordt beïnvloedt door


1) de mate van gespreksbijdragen
2) de kwaliteit van de bijdragen
3) de mate waarin essentiële informatie voor sommigen toegankelijk is (wie centraal in
een communicatienetwerk staat, zal eerder leider worden)

● twee soorten leiderschap


1) instrumenteel of taakleiderschap : bereiken van een groepsdoel
2) expressief of sociaal-emotioneel leiderschap : opbouwen en in stand houden van
de groep zelf

5.3.2 Groepsprocessen
= alle verschijnselen die in het bestaan van een groep met zekere regelmaat en volgens een
wetmatig verloop voorkomen

5.3.2.1 Het binnenkomen in een groep


- mensen die als nieuweling binnenkomen in een bestaande groep zullen een
voorzichtige houding aannemen (toetsen eerst af, om vervolgens te beslissen of
ze willen deelnemen aan de groep en op welke manier)
- wordt vaak geïntroduceerd door een al bestaand lid
- de nieuweling wordt welkom geheten en voorgesteld
- introductie is vaak zwaar : krijgt heel wat informatie te verwerken
- is ook een uitdagende fase voor de al bestaande groepsleden
- naar nieuwelingen wordt wel geluisterd, maar ze hebben nog geen macht =>
die moet verdiend worden
- wanneer verschillende nieuwe leden tegelijkertijd toetreden kunnen zij wel op korte
termijn invloed krijgen, zeker als ze elkaar steunen
- een groot aantal nieuwe leden kan dus de veiligheid en rust van de al
bestaande groep verstoren

about:blank 27/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

5.3.2.2 Groepsontwikkeling
- groepsontwikkeling is het best zichtbaar in niet geleide of aan taken gebonden
groepen => de doelen van deze groepen liggen op sociaal-emotioneel
terrein
=> positieve en negatieve sociaal-emotionele communicatie

● kernproblemen waarop groepsontwikkeling van groepen die niet taakgebonden zijn is


gebaseerd
- behoefte om erbij te horen
=> in de eerste fase wordt er over veilige onderwerpen gesproken : small talk
=> levert belangrijke informatie op die een individu helpt met beslissen of hij/zij deel
wilt uitmaken van een bepaalde groep
- probleem van macht
=> groepsleden proberen invloed van formele leider te verminderen
=> of juist alle verantwoordelijkheden bij de formele leider leggen
- genegenheid
=> angsten om niet sympathiek gevonden te worden, vrees voor te veel intimiteit..
=> groep ontwikkelt eigen gebruiken en een eigen jargon
=> ‘wij’ en ‘onze’ groep

● fasen van probleemoplossing in taakgerichte groepen


1) oriëntatie of beeldvorming : groepsleden vragen informatie over het probleem en
reageren op elkaar met feitelijke gegevens, ideeën en vermoedens
2) evaluatie of oordeelsvorming : men trachten het eens te worden over het
probleem en de verschillende oplossingen worden met elkaar vergeleken
3) controle of besluitvorming : groep krijgt greep op het probleem en op de
oplossingen

=> pogingen tot antwoord op taakgericht vlak


=> vragen stellen op taakgericht vlak

5.3.2.3 Groepsnormen en conformisme


- mensen hebben groepen nodig om praktische/sociale redenen
- als we bij geen enkele groep horen dreigen we de houvast kwijt te raken
- dilemma : individu heeft ondersteuning nodig van zelfbeeld, waarden en normen,
aanvaard worden door groepen die hij de moeite waard vindt ⇔ lidmaatschap
is aanslag op individualiteit: als hij steun wil ontvangen en geven, moet hij
aantal normen, waarden en overtuigingen van de groep onderschrijven

about:blank 28/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

definitie sociale normen : gedragsregels waarvan men weet of aanneemt dat ze in de


maatschappij (of onderdeel daarvan) van kracht zijn
definitie groepsnormen : meer specifiek dan sociale normen, altijd
uitzonderingsbepalingen, herinterpretaties of afwijkingen

- de mate waarin een groep eigen normen heeft, die buiten de groep niet gelden,
is evenredig aan de samenhorigheid tussen de leden
- overtreden van algemene sociale normen kan een groep meer samenhorig maken

● redenen waarom binnen groep conformiteit nodig is :


- om taken te regelen die van direct belang zijn voor doelen van groep
- om de interactie te regelen binnen de groep
- om eenheid van de groep tegenover de buitenwacht te vertonen
=> ontwikkelen eigen jargon, kleding, rituelen

- interactieregels maken het leven gemakkelijker


=> je moet niet nadenken over je eigen gedrag
=> gedrag van anderen wordt voorspelbaar

● fasen:
- mensen die in groep komen delen vaak in grote lijnen al haar normen en
onderschrijven haar taken en doelen => de meer algemene normen uit de
subcultuur dienen als richtlijn
- fase van voorzichtige deelname
=> proberen door te krijgen hoe hij zich moet gedragen
=> fouten : dan wordt groepsdruk uitgeoefend
- men kan afwijkend gedrag tactvol negeren of het correcte gedrag
gaan stellen
- men kan non-verbaal verbazing of afkeuring tonen
- men kan uitleggen wat het verwachte gedrag is
=> gewenste gedrag: belonen of bekrachtigen (leden aanvaarden, waarderen,..)

=> aanvaarding van groepsnormen is geleidelijk proces

5.3.2.4 Online groepen


- online gemeenschappen kunnen afgebakend worden in sociale sferen waarin
groepsprocessen zoals vriendschap, status, normontwikkeling plaatsvinden

about:blank 29/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

=> de basis = vertrouwen


=> toegang = zeer gemakkelijk, dit zorgt ervoor dat online interacties eerder op
gelijke voet verloopt
=> status verschillen ontwikkelen zich ook door gift giving
=> beperken zich meestal tot een kleine, actieve groep
=> lidmaatschap is zeer belangrijk want zo ontstaan de sociale normen

Hoofdstuk 6 : Organisatiecommunicatie
6.1 Inleiding
definitie organisatiecommunicatie : communicatie die binnen en vanuit organisaties - of
dat nu commerciële bedrijven of social-profit-organisaties zijn - plaatsvindt
- onderscheid tussen interne en externe communicatie, heeft betrekking op
de doelgroep die de organisatie aanspreekt
- onderscheid tussen marketing- en corporate communicatie, betrekking op het
onderwerp van de communicatie

● vijf typische kenmerken voor alle organisaties


1) bestaan uit een groep mensen die taken uitvoeren om een doel te bereiken
2) zijn formeel en opgericht op een welbepaalde datum
3) hebben een formele structuur
4) hebben specifieke doelstellingen
5) verdelen het werk tussen individuen en groepen en hebben daardoor een
grote noodzaak aan coördinatie en communicatie

6.2 Interne communicatie


6.2.1 Soorten informatie en hun functies
- informatie is als het ware het bloed van de organisatie
- medewerkers hebben verschillende soorten informatie nodig om optimaal te kunnen
functioneren
=> informatie ten behoeve van het primaire proces : informatie die medewerkers
nodig hebben om hun werk te kunnen uitoefenen (taak en beheersinformatie)
=> beleidsinformatie : informatie over de gang van zaken van het bedrijf en de
lijnen voor de toekomst
=> motiverende informatie : informatie die nodig is om een positief werkklimaat
te ontwikkelen

about:blank 30/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

Taakinformatie
- centraal in elke organisatie staat het primaire proces : het produceren van
een product of dienst
- om als werknemer hierin een bijdrage te kunnen leveren, heeft men
verschillende soorten informatie nodig
=> functiebeschrijving : vertelt de werknemer in de eerste plaats welke taak voor
hem bedoeld is (in de tweede plaats vertelt de functiebeschrijving de werknemer
hoe hij zijn taak moet uitvoeren en dat heet de werkinstructie)
=> procesinformatie : in technische bedrijven is het belangrijk dat een
productiemedewerker weet hoe de machines werken en welke kwaliteits- en
veiligheidseisen er worden gesteld
=> commerciële informatie : noodzakelijk voor de mensen die in de organisatie
voor de klantentzorgen werken (dit gaat over prijzen en producteigenschappen
=> beslisinformatie : noodzakelijk belangrijk voor de managers, gaat over het
tijdig nemen van de juiste beslissingen

Beheersinformatie
= informatie die ervoor zorgt dat de activiteiten op het juiste moment, door de juiste persoon
worden gedaan

Beleidsinformatie
= informatie over het reilen en zeilen van de organisatie, of van een onderdeel daarvan
- nodig, aangezien medewerkers de behoefte hebben om te weten hoe de
organisatie er voor staat
- gebrek aan dit soort informatie kan angsten of argwaan opwekken of de
identificatie met de organisatie negatief beïnvloeden
- wel geldt voor de meeste mensen : hoe dichter bij huis, hoe meer betrokkenheid
- hoe hoger men in de organisatie zit, hoe gemakkelijker men zich met het
grotere geheel kan identificeren

Motiverende informatie
- het plezier dat men heeft aan het werk, staat in direct verband met de
productiviteit zelf
- motivatie wordt bepaald door factoren in het individu zelf, maar is ook onderhevig
aan invloeden uit de omgeving
- erkenning van de medewerker, bijvoorbeeld door het geven van een schouderklopje
na een goede prestatie kan zorgen voor motivatie

about:blank 31/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- motivatiebeleid moet erop gericht zijn dat mensen worden aangesproken op


hun eigen doelstellingen, dat ze zich onmisbaar voelen, een duidelijk
takenpakket met uitdagingen en te realiseren doelen hebben

6.2.2 Formele en informele communicatie


- het onderscheid tussen formele en informele communicatie is in de praktijk niet altijd
makkelijk te maken
- men kan voor dat onderscheid zowel de vorm als de inhoud gebruiken als criterium
- Koeleman opteert zelf voor de vorm als onderscheidend kenmerk
=> formele communicatie : alle vormen van communicatie ‘die verlopen langs een
vastgelegde communicatiestructuur’
=> rekening houdend met de inhoud levert dat wel problemen op : een baas
die tijdens een evaluatiegesprek uitwijkt en over zijn hobby’s begint zal dan nog
steeds formeel communiceren, wat natuurlijk niet zo is

6.2.2.1 Formele ‘directe’ communicatie en ‘gemedieerde’ communicatie


- het onderscheid tussen persoonlijke/directe en communicatie via media/gemedieerd
kan misleidend zijn
- persoonlijk kan men op twee manieren opvatten : face-to-face of specifiek,
afgestemd of de ontvanger
- persoonlijke en gemedieerde communicatie gebeuren niet altijd strikt gescheiden
(een presentatie dat ondersteund wordt door powerpoint slides)

6.2.2.2 Formele communicatie via de lijn en parallelle communicatie


- communicatie langs de hiërarchische lijn
=> er wordt enorm veel waarde gehecht aan mondelinge informatie die via de
hiërarchische lijn wordt verstrekt, meer dan wanneer dit schriftelijk gebeurd
=> laat directe feedback toe, is wel erg vluchtig
- parallelle communicatie : lijn wordt omzeild en iedereen ontvangt
tegelijkertijd dezelfde boodschap (media is hier enorm geschikt voor)
=> nadelen gebruik van media : minder soorten stimuli, minder mogelijkheden tot
directe terugkoppeling

● 6.2.2.3 Vormen van informele communicatie (Koeleman en Pauwels)


1) informeel (taakgericht) afstemmen
- het regelmatig bespreken van de werkzaamheden tussen collega’s
- sluit het nauwst aan bij de formele overlegstructuur

about:blank 32/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

2) doelgerichte informele beleidsbeïnvloeding (interne lobbying)


- tot doel heeft beleidsverantwoordelijken of beïnvloeders ontvankelijk te maken voor
de noden van de eigen organisatie
- winnen van steun voor een bepaald idee of project via informele ontmoetingen
en communicatie
- face-to-face contacten en mondelinge overdracht zullen domineren
3) de lek (omgekeerde lobbying)
- het bewust laten insijpelen van zogenaamd ‘ongecontroleerde’ of ‘onbekrachtigde’
beleidsplannen of opties met als doel de mogelijke reacties van de leden van
de organisatie testen
- wanneer deze ongewenste reacties opleveren, kan het topmanagement
zonder gezichtsverlies de zogenaamde geruchten afdoen als fictie
4) het wandelgangencircuit
- communicatie in de wandelgangen = informele communicatie die betrekking heeft op
te verwachten beleidsontwikkelingen of andere zaken die de organisaties betreffen,
nog vooraleer hierrond duidelijke formele communicatie ter beschikking is
- vaak worden deze aangevuld met geruchten : een communicatievorm waarbij men
niet weet wie de bron is en wat het waarheidsgehalte is
- wanneer het werkelijk gaat om zaken die niet bekend gemaakt mochten worden,
is dat een teken van zwakte van het bedrijf
5) social talk
- gaat om de vervulling van een fundamenteel menselijke behoefte (behoefte aan
een goede relatie, ontspanning, bespreken van persoonlijke problemen..)
- alle uitwisselingen die niet gerelateerd zijn aan de opdracht binnen de organisatie,
maar aan de (gedeelde) interesses van personen (sport, het weer..)
- binnen een organisatie moet ruimte zijn voor social talk en voor een
gezonde interesse voor de mens achter de werknemer

6.2.2.4 Informele communicatie negatief of positief?


- een organisatie heeft behoefte aan beide vormen
- via informele communicatie komt men er achter wat er werkelijk leeft in de
organisatie => kan zorgen voor een beter werkklimaat, vlotter uitvoeren van taken..
- informele communicatie moet werken als aanvulling op de formele
communicatie, niet als vervanging : essentiële informatie over het reilen en zeilen
van de organisatie mogen niet enkel verspreid worden via de wandelgangen

about:blank 33/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- sommige organisaties trachten informele communicatie te institutionaliseren,


aangezien ze er anders weinig grip op hebben => eens per maand een drink op
het werk is een voorbeeld hiervan

6.2.3 Communicatiestromen en -netwerken


6.2.3.1 Neerwaartse of top-down communicatie
- meest dominante of sterkst ontwikkelde stroom van de formele communicatie
- de leiding communiceert direct of gemedieerd met de onderliggende niveaus
over zaken die de taakuitvoering of hun prestaties betreffen
- oudere opvattingen over communicatie binnen organisaties concentreerden zich
haast uitsluitend op deze stroom

Hoofdstuk 7 : Massacommunicatie : de mediaorganisatie


7.1 Inleiding
- kenmerken voor massamedia : een institutionele zender
- grote, diverse groep ontvangers
- zenders en ontvangers zijn ruimtelijk en temporeel van elkaar gescheiden
- contact is indirect of gemedieerd
- weinig mogelijkheden tot feedback
- opkomst van massamedia ging gepaard met heel wat morele paniek
- media zal een bijzonder negatieve invloed hebben op het massapubliek
- we vertrekken vanuit een klassiek schema van Shoemaker en Reese
=> zowel organisatie-interne als organisatie-externe invloeden

7.2 Een organisationele benadering van de nieuwsproductie


7.2.1 De inhoud van het nieuws
- specifieke groepen van actoren en activiteiten domineren
=> individuen (vooral belangrijke politieke figuren) > groepen of sociale processen
=> onbekende individuen : overtreders van wetten en gebruiken
=> traditie en innovatie, nationale ceremonies en ‘government, law and order’
=> internationaal nieuws wordt vaak vanuit een puur nationalistisch standpunt
gepresenteerd
=> naast overwegend serieuze en meestal negatieve nieuwsberichten, doen ook
typische mensen-verhalen het goed

● nieuws wordt gekenmerkt door verschraling op vier vlakken volgens Boone


- thematische verschraling : ernstige, meestal negatieve zaken

about:blank 34/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- geografische verschraling : oververtegenwoordiging van geïnstrueerde landen,


focus op nationaal nieuws
- personele verschraling : dominantie van welbepaalde figuren en
groepen, voornamelijk personen die in de maatschappij een sterke
positie innemen
- journalistieke verschraling : natuurlijke of technische beperkingen die verband
houden met de productie van het nieuws

● zes typen van interessante verhalen volgens Gans


1) mensen-verhalen
2) rolomkeringen (bijvoorbeeld : man bijt hond)
3) human interest verhalen
4) verhalen over kleine schandalen, morele overtredingen van beroemdheden..
5) heldenverhalen
6) Gee Whiz-verhalen

Hoofdstuk 8 : Massacommunicatie : de inhoud


8.1 Inleiding
● McQuail : redenen waarom in het verleden media-inhoud werd bestudeerd
1) voor het beschrijven en vergelijken van media output
2) voor het vergelijken van de media-inhouden met de realiteit
3) om te ontdekken wat de sociale en culturele waarden zijn van een bepaalde plaats
of groep
4) om hypothesen te ontwikkelen over de functies en de effecten van media
5) om de media performance te evalueren

8.2 De mediatekst
8.2.1 Wat is een mediatekst
- een boodschap krijgt pas betekenis nadat ze door de ontvanger is geïnterpreteerd
en verwerkt
- het begrip tekst wordt in twee betekenissen gebruikt :
1) om te verwijzen naar de boodschap zelf, het product dat door het medium
is geproduceerd => Fiske : programma
2) om te verwijzen naar “de betekenisvolle uitkomst van de ontmoeting
tussen inhoud en lezer” => Fiske : tekst
- volgens Fiske kan eenzelfde televisieprogramma dus verschillende soorten
teksten (betekenissen) produceren

about:blank 35/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- in de praktijk is dit onderscheid niet altijd te maken, dus men gaat er van uit dat
met tekst toch wordt verwezen naar het concreet mediaproduct => tekst is een
synoniem van boodschap waarbij wordt beklemtoond dat de boodschap niet op
voorhand vaststaat
- de betekenis van de tekst hangt af van de persoon die de tekst waarneemt
en interpreteert (de ontvanger of de lezer)
- de context beïnvloedt de betekenisgeving (Tegen de Sterren op is pas grappig als
je de bekende Vlamingen kent uit andere mediateksten)

8.2.2 Open versus gesloten teksten


definitie open tekst : een tekst die op veel verschillende manieren kan worden begrepen of
verwerkt
definitie gesloten tekst : een tekst die niet veel verschillende interpretaties toelaat
=> aan deze definities zijn waardeoordelen verbonden

- mediateksten kunnen vrijwel altijd als open beschouwd worden


- alle teksten zijn polemisch of geven blijk van polysemie : alle teksten staan open
voor meerdere interpretaties
- in principe zijn er een oneindig aantal interpretaties mogelijk, maar sommige zijn
meer waarschijnlijk dan andere
- Newcomb : al die verschillende betekenissen vloeien voort uit de
verschillende betekenissystemen of codes die tegelijkertijd werkzaam zijn
- Fiske : polysemie is een noodzakelijk kenmerk van echte populaire mediacultuur
=> hoe meer potentiële betekenissen, hoe meer verschillende publieken het
aanspreekt

8.2.3 Soorten ‘lezingen of ‘decoderingen’


1) voorkeurslezing
- de interpretatie die wordt opgedrongen door de tekst
- die de maker dus voor ogen had
- de lezer situeert zich binnen de dominante zienswijze, deelt de codes, accepteert
en reproduceert de bedoelde betekenis

2) onderhandelde interpretatie

about:blank 36/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- de lezer deelt de codes en aanvaardt de bedoelde betekenis grotendeels, maar


verwerpt en wijzigt tegelijkertijd bepaalde dingen op een manier die zijn of haar eigen
belangen en ervaringen reflecteert

3) oppositionele lezing
- de lezer produceert een volkomen individuele interpretatie die ver af staat of
zelfs tegengesteld is aan de voorkeurs interpretatie
- lezer begrijpt de bedoelde betekenis, maar gaat er tegen in
- de sociale positie van de lezer plaatst hem of haar in een oppositie-relatie tot
de dominante code

8.2.4 Realisme van mediateksten


- moeilijker om van de voorkeurslezing af te wijken naarmate de tekst
realistischer wordt => hoe meer realistisch, hoe meer gesloten
- bijvoorbeeld : het nieuws : closed en tight
- tegenvoorbeeld : soaps

● realisme is 1 van de moeilijkste concepten uit de studie van de media


- niveau van de afbeelding
- niveau van de inhoud
- plausibility, perceptual persuasiveness, typicality, factuality, emotional involvement en
narrative consistency (Hall)

8.2.5 Analyse van mediateksten


● klassieke (kwantitatieve) inhoudsanalyse van Berelson
● research technique for the objective, systematic and quantitative description of the
manifest content of communication
- objectiviteit
=> het categorieënsysteem dat wordt gebruikt bij de inhoudsanalyse moet zo
nauwkeurig mogelijk gedefinieerd zijn zodat wanneer verschillende mensen het
toepassen op dezelfde inhoud, ze dezelfde resultaten krijgen
=> resultaten hangen dus niet af van degene die de inhoudsanalyse uitvoert, maar
wel van de gevolgde procedure
- systematiek
=> er zijn vaste regels voor het selecteren van materiaal (alle relevante inhoud)
en het coderen
- kwantitatief : inhoudelijke kenmerken worden geteld, gemeten..

about:blank 37/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- manifeste inhoud
=> de onderzoeker moet zich toespitsen op wat duidelijk in de tekst staat en niet op
wat er tussen de lijnen te lezen is want dat is latent

Kritiek op definitie Belson


- het woord objectief vindt men misleidend : geen enkel sociaalwetenschappelijk
onderzoek kan volledig objectief zijn
=> beter om te spreken van betrouwbaarheid en repliceerbaarheid
- kritiek op kwantitativiteit : heel veel van wat een tekst zegt, kan niet zomaar geteld
worden => frequenties zeggen niets over betekenis

● kwalitatieve inhoudsanalyse
● de betekenis van een element hangt af van de context waarin dat element optreedt
● narratieve analyse, genreanalyse, semiotiek..
- niet alleen afzonderlijke eenheden gaan meten/tellen, relaties tussen
eenheden bekijken
- legt meer nadruk op de latente inhoud, dan op de manifeste inhoud
- narratieve analyse (Burton 2010)
=> teksten bestuderen alsof ze een verhaal zijn
=> narratieve structuur : imiteert het natuurlijke gevoel dat we hebben dat dingen
vooruit gaan, dat gebeurtenissen met elkaar verbonden zijn en onze nood om
dingen op te lossen
=> die structuur valt voor ons niet op, omdat ze zo vertrouwd is (ze wordt
onzichtbaar)
- genreanalyse
=> teksten bestudeerd vanuit het verband dat ze al dan niet hebben met
andere teksten (bijvoorbeeld het verschil tussen gangsterrap uit New York en Los
Angeles)
- semiotiek
=> onderzoekt de manier waarop betekenis wordt gecreëerd door middel van
tekensystemen en codes (bijvoorbeeld de zwarte cowboyhoed in oude Westerns)

● volgens McQuail zijn er heel wat overeenkomsten tussen beide varianten van
de inhoudsanalyses
- ze claimen beide een zekere wetenschappelijke betrouwbaarheid : de
methoden kunnen gerepliceerd worden
- ze zijn beide ontworpen om te kijken naar regelmaat en herhaling in culturele
artefacten

about:blank 38/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

- beide vermijden ze morele of esthetische waarden


- ze zijn beide bedoeld als middel met andere doeleinden

8.3 Mediagenres
de term genre verwijst naar een type of soort van cultureel product
- mediaproducten die in zekere mate op elkaar lijken, vormen een categorie

8.3.1 Kenmerken
1) een collectieve identiteit erkend door producenten en publiek
=> genres helpen het publiek met creëren van verwachtingen
=> genres zijn voor producenten een belangrijke beschrijving van hun product
2) hun identiteit is gebaseerd op : doelstellingen, vorm (lengte, snelheid, structuur,
taal..), betekenis of verwijzing naar de realiteit

● Berger onderscheidt 4 belangrijke TV-genres op basis van twee variabelen :


- graad van objectiviteit
- graad van emotionaliteit

1) wedstrijden : programma’s met competenties en echte spelers


=> ze zijn ‘echt’ en ‘emotional involving’
=> gameshows, quizzen..
2) actualities
=> zijn objectief en niet-emotioneel
=> nieuwsprogramma’s, documentaires, realityprogramma’s..
3) persuasieve genres : zender heeft de bedoeling om te overtuigen
=> reclame en propaganda
4) drama : verwijst naar bijna alle vormen van TV-fictie

● Kritiek
- er duiken voortdurend nieuwe genres op die die over de grenzen van de genres gaan
=> infotainment : bijvoorbeeld de docudrama
- daarnaast is de indeling van Berger erg algemeen

3) die identiteit heeft zich over de tijd heen ontwikkeld, is uitgeroeid tot conventies
=> bijvoorbeeld : de witte en zwarte cowboy hoeden in klassieke westerns
4) genres hebben vaak ook subgenres

about:blank 39/40
12-01-2024 15:11 Samenvatting Communicatiewetenschappen - tot en met hoofdstuk 8

5) genres kunnen binnen een medium, maar ook over verschillende media
heen onderscheiden worden
=> bijvoorbeeld : TV-series, films, stripverhalen..

8.3.2 Voorbeeld van een genre : reality TV


- ontstaat tegen het einde van de jaren ‘80, eerst in de VS en waait over naar Europa
- dit genre bleek en blijkt nog steeds op veel bijval van het publiek te kunnen rekenen

● Kilborn onderscheid in zijn definitie van reality-tv drie belangrijke elementen


1) de ‘recording on the wing’ : de camera treedt de alledaagse leefwereld in
en registreert alles wat er gebeurd bij toeval
2) simulatie van het echte leven : technieken zoals dramatisering en
cliffhangers worden gebruikt om het echte leven na te bootsen
=> geen sprake van een lineaire structuur geen duidelijk begin en/of einde
3) aanspraak op de realiteit : link met ontspanning en amusement, maar benadrukt de
realiteitsvoorwaarden

about:blank 40/40

You might also like