Professional Documents
Culture Documents
Lab Chemie - Werkboek - 2021-2022
Lab Chemie - Werkboek - 2021-2022
VOORNAAM:……………………………………………………..
GROEPSNUMMER:…………………………………………….
Werkboek
Lab chemie 1
Biomedische Laboratoriumtechnologie
eerste deeltraject
Semester 1
2021-2022
Lab chemie 1
2
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE ...................................................................................................... 2
Lijst van afbeeldingen ................................................................................................ 5
Lijst van tabellen ....................................................................................................... 5
1 Basistechnieken en dunnelaagchromatografie .........................................................24
Inleiding .......................................................................................................24
Principe ........................................................................................................25
1.2.1 Uitvoering dunnelaagchromatografie: theorie ..............................................26
Basistechnieken: maken van oplossingen .........................................................28
1.3.1 Beschrijving van het experiment ................................................................28
1.3.2 Doelstellingen .........................................................................................28
1.3.3 Benodigdheden........................................................................................28
1.3.4 Werkwijze ...............................................................................................28
1.3.5 Resultaten ..............................................................................................29
Identificatie van een pijnstiller in poedervorm ...................................................30
1.4.1 Benodigdheden........................................................................................30
1.4.2 Werkwijze ...............................................................................................30
1.4.3 Resultaten ..............................................................................................31
2 Maken van oplossingen: deel 1 .............................................................................36
Inleiding .......................................................................................................36
Bepaling van concentraties door geleidbaarheidsmetingen ..................................36
2.2.1 Doelstellingen .........................................................................................36
2.2.2 Benodigdheden........................................................................................36
2.2.3 Beschrijving van het experiment ................................................................37
2.2.4 Werkwijze ...............................................................................................37
2.2.5 Resultaten ..............................................................................................37
Bepaling van de zuurconcentratie door pH meting .............................................38
2.3.1 Doelstellingen .........................................................................................38
2.3.2 Benodigdheden........................................................................................38
2.3.3 Beschrijving experiment ...........................................................................38
2.3.4 Werkwijze ...............................................................................................38
2.3.5 Resultaten ..............................................................................................39
3 Maken van oplossingen: deel 2 .............................................................................44
Verdunningen van kaliumpermanganaat ...........................................................45
Lab chemie 1
3
Algemene informatie
I. Regels en voorschriften
De student zal hierdoor een cijfer < 8/20 krijgen op ‘attitude’ en niet kunnen slagen
voor het respectievelijke olod (cfr leerresultaat 8: zelfreflectie, bereidheid tot
professionalisering).
Te laat komen
Bij herhaling (vanaf min 2x te laat komen) geeft de student blijk van onvoldoende
professionele attitude en engagement om het leerproces in eigen handen te nemen
en zijn/haar leerkansen niet te benutten.
De student zal hierdoor een cijfer < 8/20 krijgen op ‘attitude’ en niet kunnen slagen
voor het respectievelijke olod (cfr leerresultaat 8: zelfreflectie, bereidheid tot
professionalisering). De student wordt geadviseerd om zich uit te schrijven.
Netheid
ORDE en NETHEID in het labo is zéér belangrijk. Dit niet alleen voor je eigen
veiligheid en die van je medestudenten, maar ook voor het welslagen van je
proeven. Ook later in het werkveld, de officina of de industrie, wordt er veel belang
gehecht aan netjes en hygiënisch werken. De proeven goed plannen en
geconcentreerd werken, dragen bij tot een goed resultaat.
Tijdens elk practicum zijn telkens een aantal studenten verantwoordelijk voor de
opkuis in het labo. De lijst van wie wanneer verantwoordelijk is kunnen jullie
terugvinden op Canvas. De verantwoordelijken kijken op het einde van het
practicum na of alle glaswerk proper in de kast staat, of de balansen proper zijn, of
gebruikte toestellen uitgezet zijn,… Dit zal gebeuren a.d.h.v. een checklist (zie
hieronder) en zal deel uitmaken van het onderdeel attitude. Als iedereen zich aan
deze afspraken houdt, worden de labo’s nog aangenamer.
Zet de gebruikte recipiënten terug op hun plaats. Zorg ervoor dat ze goed
gesloten zijn. Plaats niet zomaar het deksel erop.
Plaats de flesjes labwash, demi-water en ethanol op de tabletten boven de
gootstenen. Vul indien nodig de lege flesjes bij.
Bij gebruik van de micropipetten, controleer of de sets volledig zijn. Zet ze op
hun plaats.
Was het glasmateriaal af en verwijder indien nodig de labels. Zet het
materiaal op hun plaats.
Spoel de glazen pipetten. De richtlijnen voor het spoelen staan beschreven in
‘SOP-Ins-10-spoelen en reinigen pipetten en buretten’. Plaats de gespoelde
pipetten aan de vensterbak op een handdoekpapier. Plaats de pipetten van de
vorige groep terug in de kast
Indien een verpakking (standaard, reagens, falcontubes, handschoenen,…)
leeg is, verwittig de docent.
Indien oplossingen moeten bijgehouden worden, breng ze over in glazen
flessen en zorg ervoor dat deze correct gelabeld zijn (label bevat: naam
student, jaar, welk practicum, naam van de stof, de concentratie, datum van
bereiding, datum bijhouden tot en eventueel specifieke gevaren verbonden
aan het product).
Spoel de pipetten. De richtlijnen voor het spoelen staan beschreven in ‘SOP-
Ins-10-spoelen en reinigen pipetten en buretten’.
Zet de gebruikte toestellen af.
Plaats de stoelen tegen de labotafels.
Zorg ervoor dat de zuurkasten leeg en netjes zijn. Enkel 2 blauwe bakjes met
werkoplossingen mogen er nog staan.
Chemisch afval in daartoe voorziene afval categorieën- en bidons afgevoerd
Labelen
Indien oplossingen moeten bijgehouden worden, moeten ze overgebracht worden in
glazen flessen. Zorg ervoor dat deze steeds correct gelabeld zijn. Een label bevat:
naam student, jaar, welk practicum, naam van de stof, de concentratie, datum van
bereiding, datum bijhouden tot en eventueel specifieke gevaren verbonden aan het
product.
Benodigheden
- Pipetteerballon
- Veiligheidsbril
- Spatel
- Alcoholstift
- Aansteker
- Werkboek: ingebonden met plastic ringen en recto-verso afgedrukt
- Schrijfgerief
- Katoenen handdoek
- Naambadge
Werkboek
Het werkboek breng je mee naar elk practicum en is zowel een syllabus als een
laboschrift. Hierin noteer je (in inkt!) steeds je voorbereiding, de uitleg of tips die
door de lectoren tijdens de practica gegeven worden en je waarnemingen tijdens de
experimenten. De resultaten worden achteraf via het verbeterde template in het
werkboek gekleefd.
Voorbereiding
De noodzaak om voorbereid naar het practicum te komen kan niet voldoende
benadrukt worden. Deze handleiding mag zeker niet beschouwd worden als een
kookboek, waarvan de instructies op het ogenblik van het experiment regel voor
regel gelezen en uitgevoerd worden.
Lab chemie 1
10
LO5: Kwaliteitszorgsysteem
De PBA BMLT werkt actief mee binnen een georganiseerd kwaliteitszorgsysteem in
een laboratorium.
Lab chemie 1
12
GI 5.2:
Controles, kalibraties en validaties uitvoeren: niv 1: Heeft kennis van controles,
kalibraties en validaties
Controles, kalibraties en validaties uitvoeren: niv 2: Voert volgens instructies en
onder begeleiding controles en/of kalibraties uit
GI 9.1:
Teamgericht werken: niv 1: Neemt verantwoordelijkheid op voor de eigen uit te
voeren taken, houdt zich aan opgelegde afspraken
Teamgericht werken: niv 2: Neemt verantwoordelijkheid op voor de eigen uit te
voeren taken binnen een groep van gelijken, houdt zich aan gemaakte afspraken
binnen een groep van gelijken of binnen een multidisciplinair team
GI 9.2:
Adequaat en doelgroepgericht communiceren: niv 1 +2: Communiceert respectvol,
assertief, constructief met gelijken
GI 9.3:
In multiculturele context: niv 1 +2: luistert naar mening, visie van de ander, bouwt
in interculturele situaties een werkrelatie op met medestudenten (onder
begeleiding) (culturele ontvankelijkheid en relationele, communicatieve
competentie)
LO10: Rapportering
De PBA BMLT rapporteert helder en correct over de experimentele data en
analyseresultaten, gebruik makend van de gepaste biomedische vakterminologie.
GI 10.1:
Schriftelijk rapporteren gebruik makend van de gepaste biomedische
vakterminologie: niv 1: Rapporteert over een uitgevoerd experiment volgens een
aangereikt sjabloon
GI 10.2:
Mondeling rapporteren en presenteren gebruik makend van de gepaste biomedische
vakterminologie: niv 1: Rapporteert mondeling face-to-face op een duidelijke en
transparante manier
LO12: Dataverwerking
De PBA BMLT verwerkt en interpreteert verkregen data op een statistisch correcte
manier en maakt een inschatting van hun betrouwbaarheid en biomedische
relevantie.
GI 12.1:
Verkregen data correct verwerken: niv 1: Geeft de verkregen data correct weer en
gebruikt hierbij de gepaste ICT-hulpmiddelen (o.a. word, excel)
Lab chemie 1
14
GI 12.2:
Verkregen data statistisch verwerken: niv 1: Verwerkt verkregen data volgens
eenvoudige voorgeschreven statistische methode
GI 12.3:
Resultaten kritisch interpreteren: niv 1: Herkent afwijkende data en/of resultaten
OO-doelen
Kennis / inzicht
De student
kent en beheerst de basislabovaardigheden in (algemene) chemie
kent de basisprincipes van courante biomedische laboratoriumtechnieken
(titratie, DLC, UV-VIS spectrofotometer, …)
kent de veiligheidsvoorschriften
kent de afvalregels
kent de verschillende chemische reactietypes
kan de verschillende chemische reactietypes op basis van experimenten
bepalen en kan de hierbij horende reactievergelijkingen schrijven
kan de invloedsfactoren op de reactiesnelheid onderzoeken
kan berekeningen uitvoeren die courant vereist zijn in het labo
kan concentraties van onbekende oplossingen bepalen d.m.v. een titratie
kan de bekomen resultaten interpreteren
Vaardigheden
De student
kiest de juiste pipet voor het juiste volume
kiest het juiste glaswerk
kan op een correcte manier pipetteren
kan op een correcte manier afwegen op een bovenweger en op een
analytische balans
kan op een correcte manier verdunnen
kan een geleidsbaarheidsmeting uitvoeren
kan een oplossing stellen, een titratie uitvoeren
signaleert problemen en draagt bij tot een oplossing
kan de bekomen meetwaarden overzichtelijk rapporteren, met de gepaste
ICT-middelen en verwerkt indien nodig met eenvoudige statitische methode
Lab chemie 1
15
Attitude
De student
past de veiligheidsvoorschriften toe (werkt veilig)
past de afvalregels toe (werkt milieubewust)
hanteert een correcte beroepshouding (handelt eerlijk, ordelijk en
gedisciplineerd onder begeleiding)
werkt autonoom, nauwkeurig, kritisch en betrouwbaar, neemt initiatief
draagt zorg voor het labomateriaal
bereidt labowerk zorgvuldig voor
maakt een goede werkplanning, respecteert de timing en gebruikt zijn/haar
tijd efficiënt
Evaluatie
III. Ongevallen
Om ongevallen zoveel mogelijk te voorkomen, moet je de veiligheidsvoorschriften
die op de vorige bladzijden beschreven zijn, in acht nemen. In het geval dat er toch
een ongeval gebeurt moet je
onmiddellijk het begeleidend personeel verwittigen,
reageren zoals verder beschreven is.
Een brand in een bekerglas of een kolf wordt geblust door de recipiënt af te dekken
met een natte doek.
Bij het gebruik van een bunsenbrander kan eventueel iemands kleding in brand
raken. Brandende kleding wordt geblust door de betrokkene te omwikkelen met een
branddeken of natte labojassen. Lopen wakkert de vlammen aan.
Bij een grotere brand wordt gebruik gemaakt van één van de blusapparaten die
zich in de labozalen bevinden. Lees de gebruiksaanwijzing ervan tijdens de eerste
zitting. Spuit nooit in iemand zijn gezicht!
De verzorging van brandwonden
Voor het spoelen van de ogen is er een oogdouche in elk labo. De oogleden moeten
opengehouden worden.
Wie een corrosief product in de mond gekregen heeft moet de mond verschillende
keren spoelen met water en dit terug uitspuwen.
De verzorging na aantasting door gassen
Basistechnieken
Tijdens de practica kan ook de checklist voor glaswerk (wegen, pipetteren,
titreren) gebruikt worden.
I. Wegen
Er worden elektronische balansen van het type bovenweger gebruikt. Ze wegen
nauwkeurig tot op 10 mg.
De keuze van het maatglaswerk wordt bepaald door het volume en de vereiste
nauwkeurigheid. De nauwkeurigheid wordt aangegeven door de Din-norm. Het
maatglaswerk dat je zal gebruiken, heeft meestal een Din-norm B. Dat betekent
dat er tot op 0,1 mL (één cijfer na de komma) nauwkeurig kan gemeten worden.
Maatglaswerk met de Din-norm A meet tot op 0,10 mL (twee cijfers na de komma)
nauwkeurig.
Lab chemie 1
18
Bij het aflezen van een volume vloeistof in een pipet, een buret of een maatkolf
moet steeds de onderkant van de vloeistofmeniscus worden bekeken.
Als iedereen een zelfde klein volume van een vloeistof moet afmeten, zal een
verdeelapparaat gebruikt worden. Dit toestel bevindt zich op de fles met de
vloeistof in kwestie. Het af te meten volume is nauwkeurig tot op 0,1 mL.
Voor het afmeten van heel kleine volumes worden er micropipetten gebruikt. De
gebruikte micropipetten zijn nauwkeurig tot op 0,01 mL.
II.3 De buret
De buret wordt gebruikt om een willekeurig volume vloeistof tot 50,0 mL
nauwkeurig af te meten.
Voor het gebruik wordt de buret zorgvuldig gespoeld met gedesioniseerd water
en vervolgens twee maal met ongeveer 10 mL van de oplossing die in de buret
moet komen.
Het vullen van de buret gebeurt met een hevel of met een verdeelapparaat,
rechtstreeks uit de voorraadfles.
Nadat de buret gevuld is, moet de lucht in het verdunde uiteinde onder de kraan
verwijderd worden. Dit gebeurt door de kraan even helemaal open te draaien.
Deze bewerking is uiteraard overbodig als de buret wordt bijgevuld.
De buret wordt met een buretklem aan een statief vastgemaakt.
De beginstand van het vloeistofniveau in de buret moet niet noodzakelijk 0,0
zijn. Het afgemeten volume is het verschil tussen de eindstand en de
beginstand.
Het eindvolume van de oplossingen die je moet maken bedraagt meestal 100,0 mL.
Om oplossingen te maken met een bepaalde concentratie zijn er twee werkwijzen
mogelijk.
Lab chemie 1
20
IV. Titreren
Een titratie heeft tot doel de hoeveelheid (aantal mol) van een stof of de
concentratie (molariteit) van een oplossing experimenteel te bepalen.
Het principe van de titratietechniek is als volgt. Veronderstel een oplossing van
stof A met onbekende concentratie. Stof A reageert met stof B volgens:
aA + bB producten
Aan een gekend volume van de oplossing A ( VA ) wordt een oplossing van B met
gekende concentratie toegedruppeld tot juist alle A weggereageerd is. Op dit
ogenblik zijn er equivalente hoeveelheden van A en B gemengd, het
equivalentiepunt van de titratie is bereikt. Het toegevoegde volume van de
oplossing B (VB) wordt nauwkeurig gemeten.
1 1
x aantal mol A gereageerd = x aantal mol B gereageerd
a b
1 1
C A VA CB VB
a b
1. Als de oplossing die getitreerd moet worden zich in een proefbuis bevindt,
moet ze eerst kwantitatief overgebracht worden in de maatkolf.
Spoel een trechter met gedesioniseerd water en plaats hem met de
steel in de maatkolf. Giet de oplossing uit de proefbuis in de trechter
en spuit, boven de trechter, de omgekeerde proefbuis bij de opening
aan de buitenzijde af met gedesioniseerd water. Breng de opening van
de proefbuis even in contact met de trechter.
Spoel de proefbuis drie keer met gedesioniseerd water. Giet het
spoelwater door de trechter in de maatkolf.
Lab chemie 1
22
Experimenten
1 Basistechnieken en
dunnelaagchromatografie
Inleiding
Tijdens dit practicum komen de basistechnieken wegen, afmeten van volumes en
maken van oplossingen aan bod. Ook de techniek dunnelaagchromatografie zal
toegepast worden.
Chromatografie (zie figuur 1) is de scheiding van een mengsel van twee of
meerdere stoffen door verdeling tussen twee fasen, waarbij één fase bewegend is
(mobiel) en de andere stationair. Deze twee fasen kunnen hetzij vast en vloeibaar,
vloeibaar - vloeibaar of gas en vloeibaar zijn. Er bestaan vele varianten van
chromatografie, maar de principen zijn steeds dezelfde. In dit practicum zullen we
dunnelaag-chromatografie toepassen.
Principe
Alle vormen van chromatografie zijn gebaseerd op de uitwisseling en het evenwicht
tussen twee fasen (zie figuur 2). Als silicagel gebruikt wordt als stationaire fase,
wordt deze uitwisseling beïnvloed door adsorptiefenomenen. Zo kan iedere
verbinding voorkomen in een vrije en in een geadsorbeerde vorm
Het evenwicht tussen de vrije en geadsorbeerde vorm hangt vooral van volgende
factoren af:
a. de polariteit van het molecule
b. de polariteit van de stationaire fase
c. de polariteit van het solvent
Door één of meerdere van deze factoren te veranderen kan de scheiding in
chromatografie beïnvloed worden.
Wanneer er zich op het TLC plaatje een vlek bevindt die UV licht kan absorberen,
zal de fluorescentie indicator op die plaats niet oplichten en zal er dus een donkere
vlek achterblijven. Niet alle stoffen absorberen UV licht. Sommige van die stoffen
kan men zichtbaar maken door adsorptie met I2. Jodium komt voor als donkere
kristallijne schilfers waaruit langzaam I2 dampen vrijkomen. Deze dampen kunnen
adsorberen aan bepaalde functionele groepen. De verbindingen waaraan I2 is
geadsorbeerd kleuren dan geel tot bruin.
Tenslotte kunnnen verbindingen op een TLC plaatje zichtbaar gemaakt worden door
het te besproeien met een reagens dat een specifieke kleur geeft met de
producten. Een voorbeeld hiervan is ninhydrine dat vaak gebruikt wordt voor
identificatie van proteïnen en peptiden.
1.2.1.4 Rf waarden
De positie van een vlek op een chromatogram is onder andere afhankelijk van de
aard van de verbinding die zich in die vlek bevindt. De positie van iedere vlek kan
uitgedrukt worden als de fractie die deze verbinding heeft gemigreerd in
verhouding tot de afstand afgelegd door het solventfront. Dit wordt omschreven
door de Rf ofwel ’ratio-to-front’ (zie figuur 3).
Wanneer twee vlekken zich op dezelfde hoogte op een TLC plaatje bevinden (of dus
dezelfde Rf waarde hebben), kan er besloten worden dat het om dezelfde
verbinding gaat.
Lab chemie 1
28
1.3.2 Doelstellingen
- Oplossingen maken door weging, uitgaande van een vaste stof
- Nauwkeurig afmeten van een vaste stof
- Vertrouwd geraken met de meest gebruikte concentratiegrootheden in de
scheikunde.
- Bepalen van de dichtheid en het suikergehalte van cola
1.3.3 Benodigdheden
- Sucrose (C12H22O11) (label = …………….………)
- 5 maatkolven van 50,0 ml
- Weegflesje
- Volpipet 20,0 ml
1.3.4 Werkwijze
- Bereid 5 oplossingen met de volgende concentraties aan sucrose (C12H22O11).
Gebruik hiervoor gedestilleerd water en maak gebruik van maatkolven van
50 ml.
o 0 g / 50,0 ml
o 2,5000 g / 50,0 ml
o 5,0000 g / 50,0 ml
o 7,5000 g / 50,0 ml
o 10,0000 g / 50,0 ml
Gebruik bij de verschillende weegmomenten steeds dezelfde balans.
1.3.5 Resultaten
Concentratie Massaoplossing
(g/50 ml) (g)
TH: 0,0000
WH: …………….
TH: 2,5000
WH: …………….
TH: 5,0000
WH: …………….
TH: 7,5000
WH: …………….
TH: 10,0000
WH: …………….
Cola ?
In onderstaande tabel staan enkele voorbeelden van specialiteiten. Dit zijn ook de
mogelijke samenstellingen die je kan krijgen voor dit experiment.
1.4.1 Benodigdheden
- Ethylacetaat (label = …………………………..)
- Hexaan (label = …………………………..)
- Azijnzuur geconcentreerd (ijsazijn) (label = …………………………..)
- Cafeïne, paracetamol referentieoplossing 1 g/L in ethanol
- Acetylsalicylzuur referentieoplossing: 8 g/L in ethanol
- TLC plaatje
- UV lamp
1.4.2 Werkwijze
- Maak 20 mL loopvloeistof bestaande uit een mengsel van (8:2) ethylacetaat
en hexaan. Giet in een bekerglas en voeg hieraan 10 druppels ijsazijn toe
met een plastieken pipet. (zuurkast!!)
- Verbrijzel het gekregen tablet in een mortier
- Los een spatelpuntje van het verkregen poeder op in ongeveer 1 mL ethanol.
- Spot deze oplossing naast de referentieoplossingen op een TLC plaatje.
o Houdt het TLC plaatje langs de zijkant vast, met de zilveren zijde naar
beneden gekeerd en leg het op een proper/schoon stuk papier met de
witte kant naar boven.
o Vanaf 1,5 - 2 cm van het linker uiteinde trek je voorzichtig een rechte
lijn met het potlood dwars over de plaatje. Dit is startpunt, punt 0. Zet
vanaf punt 0 om de cm voorzichtig een potloodstreepje langs de
zijkant van het plaatje. Beschouw de kant van het startpunt als de
bodem van de plaatje; het andere uiteinde van de plaatje is de top.
o Zet met het capillair een punt op de startstreep. Probeer de vlek zo
klein mogelijk te houden.
- Zet het TLC plaatje in het bekerglas en laat optrekken.
Lab chemie 1
31
1.4.3 Resultaten
Maak een schets van je wat je ziet op je TLC plaatje en vul het bijschrift (titel +
legende) van de figuur aan.
1)
2)
3)
4)
NOTITIES
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Lab chemie 1
33
NOTITIES
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Lab chemie 1
34
VERSLAG
Lab chemie 1
35
Lab chemie 1
36
Inleiding
Veel scheikundige reacties verlopen in oplossing. Het kennen van de juiste
concentratie van de verschillende stoffen in oplossing is dan ook erg belangrijk.
2.2.1 Doelstellingen
- Oplossingen maken door weging, uitgaande van een vaste stof
- Nauwkeurig afmeten van een vaste stof + bepalen concentratie NaCl
- Vertrouwd geraken met de meest gebruikte concentratiegrootheden in de
scheikunde.
2.2.2 Benodigdheden
- NaCl (label = …………………..)
- 5 maatkolven 50,0 ml
- Geleidbaarheidsmeter
Lab chemie 1
37
2.2.4 Werkwijze
Bereid 5 NaCl oplossingen met een concentratie variërend tussen 0,1250 g/50
ml en 1,2500 g/50 ml. Gebruik hiervoor zuiver gedestilleerd water en maak
gebruik van maatkolven van 50,0 ml.
Gebruik bij de verschillende weegmomenten steeds dezelfde balans.
Bepaal de geleidbaarheid van de verkregen oplossingen.
Bepaal de geleidbaarheid van de onbekende oplossing.
2.2.5 Resultaten
WAARNEMINGEN
Onbekende oplossing
Lab chemie 1
38
2.3.1 Doelstellingen
- Oplossingen maken door verdunning
- Uitvoeren pH metingen
2.3.2 Benodigdheden
- 37m% HCl (label = …………………………..)
- Volpipetten
- Maatkolven 50,0 ml
2.3.4 Werkwijze
- Bereken hoeveel ml geconcentreerd waterstofchloride je nodig hebt om 25
ml 1M HCl te maken. Geconcentreerd HCl bevat 37m% HCl Bereid de
oplossing onder de zuurkast!
(oplossing: pipetteer 2,0 ml met een volpipet in een maatkolf van 25,0 mL)
- Maak een 0.1 M, 0.01 M en een 0.001 M oplossing door 10-voudige
verdunningen te maken.
- Meet de pH van de verschillende oplossingen.
- Vergelijk de gemeten pH met de theoretische pH.
Lab chemie 1
39
2.3.5 Resultaten
BEREKENINGEN EN WAARNEMINGEN
0.1
0.01
0.001
NOTITIES
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Lab chemie 1
41
NOTITIES
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Lab chemie 1
42
VERSLAG
Lab chemie 1
43
Lab chemie 1
44
De zichtbare straling (het witte licht spectrum) beslaat slechts een klein deel van
het totale spectrum en bevat alle golflengtes tussen 400 en 800 nm en wordt
daarom polychromatisch (veelkleurig) genoemd.
Sommige chemische stoffen hebben de eigenschap dat zij licht van een bepaalde
golflengte in dit zichtbare deel van het spectrum absorberen. De concentratie van
zo'n stof kan bepaald worden door de absorbantie te meten bij de juiste golflengte.
Deze chemische analysetechniek wordt VIS-spectroscopie genoemd (VIS = visible).
A=.C.b
waarbij:
- A = absorbantie
- b = de afgelegde weg van het licht doorheen het staal (cm)
- c = de concentratie van de te onderzoeken stof (mol/ll)
- = de molaire extinctiecoëfficiënt, een constante voor een welbepaalde
stof, die ook afhankelijk is van de golflengte, de temperatuur en het
oplosmiddel (L/(mol.cm-1).
De extinctiecoëfficiënt kan opgezocht worden in de literatuur of bepaald worden aan
de hand van een ijklijn.
Deze ijklijn wordt opgesteld door van de te onderzoeken verbinding een reeks
nauwkeurig gekende verdunningen te maken. Van deze verdunde oplossingen
wordt de absorbantie gemeten. De verschillende gemeten absorbanties worden
uitgezet in functie van de concentraties. Het resultaat hiervan is een rechte, waarbij
de extinctiecoëfficiënt kan afgeleid worden uit de richtingscoëfficiënt.
Door interpolatie kan de concentratie van een onbekend staal na meting van de
absorbantie worden berekend.
3.1.1 Doelstellingen
- Oplossingen maken door verdunning
- Bepalen van een molaire extinctiecoëfficiënt
- Bepalen van de concentratie van een onbekende
kaliumpermanganaatoplossing
3.1.2 Benodigdheden
- Stockoplossing KMnO4
- Volpipetten
- Maatkolven
- Micropipetten P1000, P200
Voor het maken van deze verdunningen moet het meest geschikte en het meest
nauwkeurige maatglaswerk worden gebruikt..
Van oplossingen wordt de absorbantie gemeten bij een golflengte van 546 nm.
Lab chemie 1
46
3.1.4 Werkwijze
3.1.4.1 Metingen met volpipet
- Bereken hoeveel mL van de beschikbare 0,0200 mol/l KMnO4-oplossing je zal
moeten afmeten om 100,0 mL KMnO4 tussenstockoplossing te maken met een
concentratie van 0,00100 mol/L.
BEREKENINGEN
Tussenstock- 𝑐1 ∗ 𝑉1 = 𝑐2 ∗ 𝑉2
oplossing
………………………………………………………………………………………………..
0,001 M KMnO4
………………………………………………………………………………………………..
Verdunningsreeks 5,00.10-4 M 𝑐1 ∗ 𝑉1 = 𝑐2 ∗ 𝑉2
…………………………………………………………………
…………………………………………………………………
4,00.10-4 M
Lab chemie 1
47
2,00.10-4 M
1,00.10-4 M
5,00.10-5 M
- Meet van alle oplossingen de absorbantie bij een golflengte van 546 nm met een
spectrofotometer.
BEREKENINGEN EN WAARNEMINGEN
Tussenstock- 𝑐1 ∗ 𝑉1 = 𝑐2 ∗ 𝑉2
oplossing
………………………………………………………………………………………………..
0,05 M KMnO4
………………………………………………………………………………………………..
Verdunningsreeks 5,00.10-4 M 𝑐1 ∗ 𝑉1 = 𝑐2 ∗ 𝑉2
(P1000) …………………………………………………………………
…………………………………………………………………
4,00.10-4 M
(P1000)
2,00.10-4 M
(P200)
1,00.10-4 M
(P200)
5,00.10-5 M
(P200)
- Meet van alle oplossingen de absorbantie bij een golflengte van 546 nm met een
spectrofotometer.
Lab chemie 1
49
3.1.5 Resultaten
3.1.5.1 Metingen met volpipet
5,00.10-4 M
4,00.10-4 M
2,00.10-4 M
1,00.10-4 M
5,00.10-5 M
Onbekende
5,00.10-4 M
4,00.10-4 M
2,00.10-4 M
1,00.10-4 M
5,00.10-5 M
Onbekende
NOTITIES
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Lab chemie 1
51
NOTITIES
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Lab chemie 1
52
VERSLAG
Lab chemie 1
53
Lab chemie 1
54
Inleiding
Bij kwantitatieve analyse of onderzoek wordt een bepaalde hoeveelheid van een
stof gemeten en eventueel berekend. De nauwkeurigheid waarmee de hoeveelheid
van een stof of de concentratie van een oplossing kan berekend worden, hangt af
van de nauwkeurigheid van de experimentele gegevens. De nauwkeurigheid van
experimentele gegevens is afhankelijk van de nauwkeurigheid van de
meetapparatuur en het gebruikte glaswerk.
Bij het verwerken van meetwaarden moet er rekening worden gehouden met het
aantal significante of beduidende cijfers in de gebruikte getallen.
De nullen aan het begin van een getal zijn geen significante cijfers. Het getal
0,0019 bevat twee significante cijfers. In wetenschappelijke notatie wordt het
geschreven als 1,9 x 10-3.
4.1.2 Bewerkingen
Bij het vermenigvuldigen en delen wordt de uitkomst in niet meer significante
cijfers gegeven dan het bij de berekening betrokken getal met het kleinste aantal
significante cijfers.
Bij het optellen of het aftrekken wordt de uitkomst met niet meer cijfers na de
komma gegeven dan in het bij de berekening betrokken getal met het minste
aantal cijfers na de komma.
4.1.3 Voorbeeld
Op een weegschuitje wordt precies 8,75 g zuiver kopersulfaat (CuSO4) afgewogen.
Dit wordt kwantitatief overgebracht in een maatkolf van 100,0 mL. Bereken de
concentratie van de kopersulfaatoplossing in de maatkolf.
(3 significante cijfers)
n 5,48 10 2 mol
C(CuSO4) = 0,5480 ... mol/l 0,548 mol / l
V 0,1000 l
(3 significante cijfers)
4.2.2 Benodigdheden
- Hydraat met onbekende samenstelling
- Porseleinen kroes
- Kroestang
- Bunzenbrander
- Droogoven
Lab chemie 1
56
4.2.3 Werkwijze
- Verwarm de kroes gedurende 5 minuten boven de bunsenbrander en laat
vervolgens afkoelen (vanaf nu wordt de kroes enkel nog met een kroestang
vastgenomen)
- Weeg de kroes nauwkeurig en noteer de massa
- Breng ongeveer 3 gram van het hydraat in de kroes en bepaal nauwkeurig
het gewicht van de kroes en het hydraat samen
- Plaats de kroes boven de bunzenbrander en verwarm zachtjes gedurende 5
minuten
- Verwarm iets harder gedurende 5 minuten;
- Laat afkoelen
- Weeg de kroes met het zout en noteer de massa
- Herhaal de 3 vorige stappen tot er geen massaverlies meer optreedt
4.2.4 Resultaten
WAARNEMINGEN
Staal Massa (g)
1) door bepaling van de massa van het neerslag bij toevoegen van een
verbinding die een weinig oplosbaar product laat ontstaan;
2) door bepaling van het gewichtsverlies bij toevoegen van een zuur.
Een gekende hoeveelheid van het te bepalen metaalcarbonaat wordt
samengebracht met een welbepaald zout, zodat een weinig oplosbare verbinding
ontstaat. Aan de hand van de massa van de neerslag kan het aantal mol van het
onbekende zout berekend worden en daaruit de molaire massa ervan.
Tijdens de proef wordt een overmaat bariumionen toegevoegd aan het opgeloste
metaalcarbonaat. Volgende reactie treedt op:
4.2.6 Benodigheden
- Onbekend metaalcarbonaat (in poedervorm)
- 100 mL bariumnitraat 0,20 M (label = …………………….)
4.2.7 Werkwijze
- Bereid 100 ml bariumnitraatoplossing 0,20 mol/l
- Weeg ongeveer 1 g van het metaalcarbonaat af tot op 0,01 g nauwkeurig
- Breng het metaalcarbonaat over in een maatbeker van 400 ml
- Voeg water toe tot het poeder volledig opgelost is
- Voeg 80 ml van een 0,20 M bariumnitraatoplossing toe
- Dek het mengsel af met een horlogeglas en verwarm langzaam tot aan
het kookpunt
- Laat het mengsel afkoelen
- Filtreer de neerslag af over een vooraf gewogen filtreerpapiertje
- Spoel de maatbeker 2 keer met een klein beetje water en breng dit ook
over het filtreerpapiertje
- Droog het filtreerpapiertje in een oven bij 110 °C
- Haal het filtreerpapiertje uit de oven en laat het afkoelen
- Weeg het filtreerpapiertje
- Herhaal de 3 vorige stappen tot er geen gewichtsverlies meer optreedt
Lab chemie 1
58
4.2.8 Resultaten
WAARNEMINGEN
Bereiding bariumnitraatoplossing:
Massa neerslag =
NOTITIES
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Lab chemie 1
60
VERSLAG
Lab chemie 1
61
Lab chemie 1
62
Inleiding
Zuiver citroenzuur is een vaste stof met moleculeformule C6H8O7 Het zuur komt in
vrij grote hoeveelheden voor in citrusvruchten. De stof wordt onder meer gebruikt
om de zuurgraad van dranken te verhogen, als conserveringsmiddel en in
reinigingsmiddelen.
Doelstellingen
- Bereiden van een citroenzuuroplossing met gekende concentratie
- Bepalen van het aantal zure waterstofatomen in citroenzuur door een
zuurbasetitratie
- Titrimetrisch bepalen van citroenzuurgehalte in citroensap (in g/L)
Benodigdheden
- Natriumhydroxide (label = ………………….)
- Citroenzuur (label = ………………….)
- Oxaalzuur (label = ………………….)
- FFT
Werkwijze
BEREIDINGEN
500 ml 0.1 M
NaOH
(label =
……………………..) → massa afgewogen = ……….. g
50 ml 0.1 M
C2H2O4
WAARNEMINGEN
Standaardisatie van………………………………………….
Oertiterstof: …………………………………………………….
Gemiddeld volume
BEREIDINGEN
WAARNEMINGEN
Titratie van………………………………………….
Oertiterstof: ……………………………………….
Gemiddeld volume
BEREIDINGEN
WAARNEMINGEN
Titratie van………………………………………….
Oertiterstof: ……………………………………….
Gemiddeld volume
Lab chemie 1
67
BEREIDINGEN
WAARNEMINGEN
Titratie van………………………………………….
Oertiterstof: ……………………………………….
Gemiddeld volume
Resultaten
De meetwaarden werden hierboven reeds genoteerd.
NOTITIES
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Lab chemie 1
69
NOTITIES
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Lab chemie 1
70
VERSLAG
Lab chemie 1
71
Lab chemie 1
72
Lab chemie 1
73
Lab chemie 1
74
Inleiding
Wanneer verbindingen samengevoegd worden, kunnen ze al dan niet met elkaar in
reactie treden. Naar gelang de aard van de verbindingen die met elkaar reageren
(zuur, base, zout, metaal-oxide, niet-metaaloxide, oxidans, reductans…) kan men
verschillende soorten reacties onderscheiden. De belangrijkste reactietypes zijn:
Zuur-basereacties
Verplaatsingsreacties
Neerslagreacties
Complexatiereacties
Redoxreacties
Daar de essentiële vorm duidelijker weergeeft wat er precies gebeurt krijgt zij ook
de voorkeur.
Zure en basische oxiden afgeleid van respectievelijk sterke zuren en sterke basen
worden in water omgezet tot de corresponderende zuren en basen die dan verder
in ionen splitsen. In de essentiële vorm van de reactie zou men dus deze oxiden
moeten weergeven onder de vorm van de ionen afgeleid van het zuur of de base.
Ze mogen echter ook in hun oxidevorm behouden blijven.
Voorbeelden
Vb 1. Zwavelzuur + natriumhydroxide
a) Moleculaire schrijfwijze :
H2SO4 + 2 NaOH Na2SO4 + 2 H2O
b) Essentiële schrijfwijze
H2SO4 is een sterk zuur, NaOH is een sterke base en Na 2SO4 is een
oplosbaar zout. Al deze stoffen zijn dus in ionen gesplitst .
Lab chemie 1
75
Reactietypes
6.3.1 Zuur-basereacties
De zuur-basereacties zijn reacties waarbij een proton wordt uitgewisseld tussen een
zuur (protondonor) en een base (protonacceptor). Er wordt een zout en eventueel
water gevormd. Deze reacties vinden ook plaats wanneer het zuur vervangen wordt
door een zuuroxide (= niet-metaaloxide) en/of de base vervangen wordt door een
basisch oxide (= metaal-oxide).
6.3.2 Verplaatsingsreacties
Verplaatsingsreacties kunnen optreden tussen een zuur en een zout of tussen een
base en een zout. Men onderscheidt de volgende gevallen:
Opmerkingen
- De meest voorkomende verbindingen die, zelfs in waterige oplossing, als
gassen ontsnappen zijn waterstof (H2), koostofdioxide(CO2), ammoniak
(NH3), stikstofdioxide (NO2), zuurstof (O2), waterstofsulfide (H2S),
zwaveldioxide (SO2), chloor (Cl2), stikstof (N2), stikstofmonoxide (NO),
stikstofdioxide (NO2).
- het molecule NH4OH kan niet blijven bestaan, het wordt onmiddellijk
ontbonden in NH3 en H2O.
6.3.3 Neerslagreacties
Neerslagreacties zijn reacties waarbij een weinig oplosbare verbinding (een
neerslag) gevormd wordt.
6.3.4 Redoxreacties
In een redoxreactie worden elektronen uitgewisseld tussen de reagentia. Het
reductans staat elektronen af en wordt geoxideerd; zijn oxidatietrap (oxidatiegetal)
stijgt. Het oxidans neemt elektronen op en wordt gereduceerd; zijn oxidatietrap
daalt.
7 Bronnenlijst
VAN DER MEER, A. (2013). Chemische analyse. Syntax Media, Utrecht, 412 pg.
(978 90 7742396 7).