Professional Documents
Culture Documents
Cursus Thema 2 - V3
Cursus Thema 2 - V3
Oefening 1
Ga naar volgende website: https://earthquakes.volcanodiscovery.com/. Beantwoord de
bijhorende vragen.
Oefening 2
Duid aan op de figuur: lithosfeer, bovenmantel, oceanische korst, continentale korst en plaat.
Oefening 3
Zijn de opgegeven platen continentaal of oceanisch? Maak hiervoor gebruik van je atlas.
Nazca plaat =
Euraziatische plaat =
Afrikaanse plaat =
Pacifische plaat =
Oefening 4
1|P a g i n a
Ga naar volgende website: https://bit.ly/47Prboc. Beantwoord de bijhorende vragen.
a) Noteer de drie soorten plaatranden en leg uit in je eigen woorden hoe deze platen
ten opzichte van elkaar bewegen.
Proef 1: Aardlagen
2|P a g i n a
a. Breek het bovenste koekje in 2 gelijke delen. Leg beide delen op de crèmevulling en
trek ze uit elkaar.
Welke beweging stelt dit voor?
Oefening 5
Ga naar volgende website: https://bit.ly/47Prboc. Focus je op de Atlantische Oceaan en
beantwoord de bijhorende vragen.
3|P a g i n a
4|P a g i n a
1.1.3. PLATEN BEWEGEN NAAR ELKAAR: HET ONTSTAAN VAN
GEBERGTES
(P. 54 – 55)
Oefening 6
Ga naar volgende website: https://bit.ly/47Prboc. Maak alle lagen zichtbaar, behalve de laag
ouderdom oceaanbodem. Vul de tabel aan.
Welke korsten
botsen?
Reliëf?
Vulkanisme?
Aardbevingen?
Figuur
Figuur 1 Figuur 2
Figuur 3 Figuur 4
5|P a g i n a
1.1.4. PLATEN BEWEGEN LANGS ELKAAR HEEN: HET ONTSTAAN
VAN GROTE BREUKZONES (P. 56)
Oefening 7
Oefening 8
Ga naar de website https://bit.ly/47Prboc en maak alle lagen zichtbaar, behalve de laag
ouderdom oceaanbodem.
b) Welke structuur bevindt zich onder deze eilandengroep? Raadpleeg het blokdiagram.
Oefening 9
6|P a g i n a
Duid de lithosfeer en asthenosfeer aan op onderstaande figuur.
Oefening 10
Vul de figuur over het mechanisme van de platentektoniek aan met de onderstaande
begrippen. Er kunnen meerdere begrippen voorkomen in één kader.
Subductie = Proces waarbij de ene plaat onder andere plaat schuift. Daarbij
ontstaat een diepzeetrog
Diepzeetrog = Kloof die ontstaat wanneer de ene plaat onder de andere plaat
schuift.
Oceanische korst
Continentale korst
7|P a g i n a
Figuur 1: Mechanisme van de platentektoniek (Bron: GeoNatura 6)
PLATENTEKTONIEK - OEFENINGEN
Oefening 11
Je onderzoekt het reliëf van zowel de zeebodem als het vasteland. Dit geeft je meer
informatie over de verbanden tussen het voorkomen van aardbevingen, vulkanen en gebergtes
en de ligging van de platen. Bekijk de profielen. Elk profiel stemt overeen met een lijn op de
wereldkaart (zie volgende pagina).
Los volgende vragen op a.d.h.v. de natuurkundige wereldkaart in je atlas én de kaarten
waarop het voorkomen van aardbevingen en vulkanen staat en de verschillende platen
(platentektoniek).
1. Bij de profielen vind je enkele plaatsnamen. Zet deze op de juiste plaats op het profiel. De
plaatsnamen mogen meer dan één keer gebruikt worden.
2. Duid de plaatranden aan op elk profiel. Doe dit aan de hand van een verticale lijn en zet de
namen van de platen op je profiel.
3. Geef de bewegingsrichting en –zin van de platen aan met een pijl.
4. Duid op je profielen aan waar aardbevingen en vulkanen kunnen voorkomen. Gebruik een
driehoek voor een vulkaan en een bolletje voor een aardbeving.
Profiel A
Zet op de juiste plaats: Groenland, IJsland, Atlantische Oceaan, Verenigd Koninkrijk
8|P a g i n a
Profiel B
Zet op de juiste plaats: Atacamatrog (=Peru-Chilitrog), Grote Oceaan, Andesgebergte,
Oost-Pacifische Rug, Brazilië
Oefening 12
9|P a g i n a
De Afardriehoek vormt drie armen van een actieve riftster. Neem de kaart van Oost-Afrika
in je atlas of bekijk de onderstaande kaart en los volgende vragen op.
a) Benoem de drie armen van de riftster. Geef aan of de arm reeds tot een zee/oceaan
ontwikkeld is of nog in de riftfase zit.
Oefening 13
Ten noorden van San Francisco komen 3 verschillende plaatranden voor. Welke plaatranden
komen voor bij de opgegeven randen?
x/x: ……………………………………….
y/y: ………………………………………
z/z: ……………………………………….
Oefening 14
10 | P a g i n a
Zoek onderstaande gegevens op in je atlas. Voor de laatste kolom kies je de bijhorende figuur
uit de reeks figuren op pagina 14. Het kan dat de juiste figuur er niet tussen zit (optie 10).
Oefening 15
Duid op de figuur de verschillende begrippen aan (gebruik de nummers). Verbind de juiste definitie
met het juiste begrip.
11 | P a g i n a
1 continentaal plat O O De vlakkere diepere delen van de bodem van de oceanen.
Deze liggen tussen de 2200 en 5500 m onder zeeniveau.
2 continentale O O De korst die zich onder de oceanen bevindt.
helling
3 abyssale vlakte O O Het gedeelte van het continent dat onder water staat.
Oefening 16
A = Oceansiche korst
B = Continentaal korst
12 | P a g i n a
A B
Figuur 1 Figuur 2
13 | P a g i n a
Figuur 3 Figuur 4
Figuur 5 Figuur 6
Figuur 7 Figuur 8
Figuur 9 Figuur 10
14 | P a g i n a
1.1.6. GEVOLGEN VAN DE PLATENTEKTONIEK: AARDBEVINGEN EN
VULKANISME (P. 58 – 59)
A. AARDBEVINGEN
Oefening 17
Bekijk onderstaande krantenartikelen over aardbevingen. Wat valt je op aan de locatie van de
aardbevingen met betrekking tot de plaatranden?
15 | P a g i n a
B. VULKANISME
Oefening 18
Vergelijk de twee hoofdtypes vulkanen op basis van de video.
schildvulkaan stratovulkaan
Vorm
Magma
Eruptie
Voorbeel
d
Oefening 19
Beantwoord onderstaande vragen met behulp van je atlas.
a. Popocatéptl (Mexico)?
b. Trolladyngja (IJsland)?
c. Kilauea (Hawaii)?
16 | P a g i n a
EXTRA OEFENINGEN
1. Zoek de info op in je atlas. Voor de laatste kolom kies je de figuur uit de reeks figuren bij
de analoge oefening hiervoor. Het kan dat de juiste figuur er niet tussen zit (optie 10).
Oost-
Afrikaans
Hoogland
Zuidoost-
Indische rug
Atacamatrog
Yellowstone
San-
Andreasbreu
k
2. Atlasoefening. Zijn volgende stellingen juist of fout? Schrap wat niet past.
17 | P a g i n a
3. Benoem het type vulkaan op onderstaande foto’s.
FOTO 1 FOTO 2
………………………………………………. ……………………………………………….
. .
4. Duid op onderstaande figuur aan waar er subductie voorkomt. Duid de diepzeetrog aan.
Duid aan waar er oceanische en continentale korst voorkomt.
18 | P a g i n a