Professional Documents
Culture Documents
Overzicht Leerstof Nederlands
Overzicht Leerstof Nederlands
Leerstofoverzicht en evaluaties
Beginsituatieanalyse
2 Spreekprofiel
Begrippen als stopwoordjes, intonatie, kleurrijk taalgebruik, interactie
gestiek/gesticuleren, articulatie/articuleren … kennen
3 Leesprofiel
Oriënteren op een tekst (onderwerp/hoofdgedachte, teksttype, tekstsoort, zender,
ontvanger, tekstdoel)
Woordenschatstrategieën kennen en hanteren om betekenis woorden te
achterhalen
Tekstverbanden (her)kennen en kunnen toepassen (LB p.18)
- Chronologie
- Opsomming
- Middel-doel
- Vergelijkend
- Oorzaak-gevolg
- Toelichten
- Toegevend
- Redengevend
- Concluderend
- Samenvattend
- Tegestellend
- Voorwaardelijk
- Voordelen nadelen
Woordenschat bij tekst Code switching, ofwel de constante strijd om niet tot een
stereotype te worden herleid (LB p.19)
4 Schrijfprofiel
Begrippen als redigeren, loperwerkwoord, signaalwoord, verwijswoord,
voegwoorden, betrekkelijk voornaamwoord, interpunctie … kennen
Fouten op vlak van zinsbouw, spelling, interpunctie, woordgebruik … kunnen
herkennen en corrigeren in oefeningen (en deze fouten uiteraard zelf niet maken
bij eigen schrijftaken)
5 Literatuur- en cultuurprofiel
Begrip literaire competentie kennen en kunnen toepassen
De verschillende genres in de literatuur kennen en kunnen toepassen (LB. P.25
bovenaan)
- autobiografische roman
-graphic novel
- historische roman
-dystopische roman
- thriller
- horror
- oorlogsroman
- detectieve
- young adult
- poëzie
- apocaliptische roman
Instap
Begrip infographic
1 De onderzoekscyclus
Kenmerken van een goede onderzoeksvraag kennen
1 bewonderen 2 onderwerp verkennen 3 onderzoeksvraag verfijnen
Het is een vraag, uitgebreid maar beknopt, neutraal, moet een onderzoek vragen,
relevantie
2 Notities nemen
De tekstverbanden en vaste structuren kennen en kunnen herkennen
Opsommend,
tegenstellend,
chronologies,
oorzaak- gevolg,
vergelijking
De tips voor digitaal en op papier noteren kunnen toepassen (begrippen
kernvragen, structuuraanduiders kennen
Kernwoorden, korte zinnen, parafraseren, afkorten
Bijhorende antwoorden op kernvragen van een bepaalde structuur
Wees consequent in je structuur, heb je de essentie staan
Drie voorwaarden voor efficiënt noteren kennen en via concrete handelingen en
hulpmiddelen bij eigen notities kunnen vervullen
- Snelheid
- Structuur
- Essentie doel
Methodes Cornellmethode en mindmap kennen en kunnen gebruiken
Tekststructuren kennen (zie extra hand-out gedeelde map)
- probleemstructuur
- opsommede structuur
- vergelijkende structuur
- chronologische structuur
- evaluerende structuur
- maatregel structuur
- opinie structuur
- onderzoek structuur
- handelingsstructuur
6 Wat taal zegt over je identiteit
Onderscheid kunnen maken tussen variaties van dialecten(=verschilende soorten
minst formeel), tussentaal(=mix dialect + AN komt ook het meeste voor) en
standaardtaal (=het AN beschreven in encyclopedien/ woordenboekken) (zie tekst
blauw kader taalvariatie p.65-66)
Beschrijven wat situationeel taalgebruik inhoudt
=aanpassen van taal t.o.v de omgeving (komt voor bij code switching)
Begrip/omschrijving en voorbeelden code switching = het bewust of onbewust
overschakelen van taalcode naar een dialect, andere taal omwille van de mensen
rond ons
Inhoud tekst Code switching, ofwel de constante strijd om niet tot een stereotype
te worden herleid (LB p.15-18)
o Waarom code switching zowel schuldig als onschuldig kan zijn
Je kan het onbewust uit jezelf doen maar het kan ook zijn dat je gepushed
wordt om aan code switching te doen. waardoor je je eigen identiteit voor
een andere groep wegcijfert.
(taal≠eenvormig)
- Taal is paradoxaal (dubbelzinnig er gebeuren misverstanden)
- Sociolinguïst bestudeert hoe mensen zich gedragen bij wie ze zijn
- Informalisering: worden alsmaar informeler
- G-dropping: hoe hoger de stand hoe minder G-dropping
- Hypercorrectie: lage stand die de hoge stand te goed wil nadoen om
er te lijken bij te horen
- Taalverloedering: stukken taalregels die wegvallen (taal verandert
nu eenmaal)
Begrip/omschrijving sociolinguïstiek
- Is de wetenschap die het verband tussen de taal en een sociale
groep bestudeert.
Toelichten wat taalkundige Labov heeft bijgedragen aan sociolinguïstiek (LB p.66-
67)
- Hij deed in New York een onderzoek hoe mensen zouden babbelen
op normaal vlak, met een camera in hun gezicht, wanneer ze op
voorhand weten dat het een interview is.
- DE PARADOX VAN LABOV (=de observator)
- ‘hebt u welleens gedacht nu ben ik er geweest?’ mensen gaan zo in
op het verhaal dat ze taal vergeten.
7 Etnolecten
Definitie etnolect en etnolect kunnen herkennen
Enkele voorbeelden van intertekstualiteit uit de tekst van Peter Verhelst kunnen
geven en zijn boodschap omtrent de rol van literatuur en kunst kunnen uitleggen
- Hadewych (passie is de sleutel tot het denken) , Nelson mandela
(geef niet op)
- Kunst moet durf uitstralen, angst bezweren, met vallen en opstaan,
maar zonder te geven (=booschap)
= zonder angst duidelijk aanhalen wat er ons te wachten staat
In grote lijnen de Griekse mythe van Cassandra kennen + term
cassandravoorspelling kennen en kunnen linken aan de rol van
schrijvers/kunstenaars vandaag de dag
- Apollo verliefd op cassandraà cassandra zegt ok seks maar ik wil
toekomst voorspellenà cassandra krijgt wensàcassandra geen
seksà cassandra krijgt vloek (niemand haar geloven)àze leeft
eenzaam
- Cassandra voorspelling= onheilspellende voorspelling die achteraf
bleek correct te zijn maar die niemand wilde geloven
- Schrijvers/ kunstenaar hebben die rol ze voorspellen allerlei dingen
niet allemaal waar maar meestal gelooft men ze niet toch moet
iemand deze voorspellingen blijven maken zegt hij. Als we allemaal
te bang worden om een foute voorspelling te doen dan doen
niemand meer voorspellingen en dan staren we ons blind op de
toekomst zonder enig inschattingsvermogen.
Begrip literair-historisch bewustzijn kunnen uitleggen
- Is het besef van een veelzijdige geschiedenis en manieren waarop
literatuur hier een inzicht op geeft, door al die verschillende
perspectieven te bekijken vorm je je een zo kritisch, volledig
mogelijk beeld van vroeger in vergelijking met nu
11 Literatuurgeschiedenis: de middeleeuwen
De cultureel-maatschappelijke context waarin Middelnederlandse teksten
ontstonden, kennen (tijdskader, zie ook p.102-103!) en kunnen uitleggen,
inclusief de begrippen theocentrisch, scriptorium, Diets,
troubadours/jongleurs/minstrelen, didactische literatuur, proza (epiek) en poëzie
(lyriek), Natureingang, motief, registrale kunst, probatio pennae,
paleograaf/paleografie, Oudnederlands, Middelnederlands (extra video rond
Hebban olla vogala …: Man over Woord, aflevering 18.12.2012 - 01’03”-09’32”)
- 500-1517: à christelijke kunst domineert
àvertreltraditiesàveel rijm, boeken voor de rijken,
verhalen voor arm en rijk
àfeodaal stelsel
- Theocentrisch: god=centrum v/d maatschappij
- Scriptorium: de ruimte waarin monniken teksten kopiëren
- Diets: de volkstaal die werd neergeschreven rond 800-1150 en
1150-1500 (de gesproken volkstaal bestond eigenlijk uit allemaal
lokale dialecten)
- Troubadours/jongleurs/minstrelen: de schrijvers van literatuur,
verhalen die ze ook zelf voordroegen
- Didactische literatuur: literatuur die niet alleen gericht was op de
adel maar ook op de weetgierige burgerij in de steden
- àproza: een verhaal bevat niet noodzakelijk een les, rijmt vaak
(gemakkelijk te onthouden)
àPoëzie: versregels, stijl, je leert dingen uit het versje
- Natureingang: natuurlijke elementen gebruiken
- Motief: herhaaldelijk terugkerend element
- Registrale kunst: is een vorm van kunst waarbij de orginaliteit
schuilt in het opnieuw rangschikken en koppelen van reeds bekende
motieven
- Probatio pennae: pennenproef, testen of de veer goed gesneden is
- Paleograaf: expert in de studie van oude handschriften (ontcijferen)
- Oudnederlands: 800-1150
middelnederlands:1150-1500
- Hebban olla vogala nestas bagunnan binase bic enda tbu wat
unbidan we nu (nu alle vogels hun nesten al hebben gebouwd
waar wachten we dan nog op)
= eerste zin met daarin uiting van menselijke verlangen.
Vooroordelen/misvattingen omtrent de middeleeuwen: enkele voorbeelden van
uitvindingen uit de middeleeuwen kunnen geven – of zaken die ze al langer
gebruikten/wisten - en weten dat de heksenvervolgingen vooral NA de
middeleeuwen gebeurden
- Wat hadden ze WEL: drukpers, drieslagstelsel, spinnenwiel,
vrouwelijke handelaars
- Wat hadden ze NIET: heksenvervolgingen
Aan de hand van hedendaagse boekenseries, actiefilms, streamingseries … de
overeenkomsten met het klassieke, middeleeuwse ridderverhaal kunnen aangeven
- Bovennatuurlijke hulp (van goden)
- Sequals/ presequals bij bv theathers
- Waarden: trouw, loyaliteit, raszuiverheid
Woordstrategieën kunnen inzetten om Middelnederlands te ontcijferen/vertalen
naar modern Nederlands
- Kijken naar de context
- Op welk woord lijkt het uit welke taal,…
Context orale verhaaltraditie + literaire ervaring die daaruit voortvloeit kunnen
uitleggen
- Veel orale literatuur mondeling overgedragen beluistert in
groepsgebeuren dus het was geen individueel tijdverdrijf
(perkament zeer duur dus meeste mensen konden de boeken niet
betalen velen konden ook niet lezen en schrijven,…)
-
Kenmerken van het Middelnederlands op vlak van spellling, zinsbouw,
woordenschat
- Spelling:
vooral fonetisch schrijven (hierdoor wel veel woorden aan elkaar
geplakt. (ENCLISIS/ PROCLISIS: plaats onbeklemtoonde woord)
vooral afgeleid van het latijd: j -> i / v->u / w->uu / meer c dan
k / lange klinker= klinker + “e” of “i”
- Zinsbouw:
naamvallen worden gebruikt
dubbele ontkenning bv: “ne … pas”= “niet”…. Niet”
BV achter ZN : jas mooi, trui groot, mooie trui klein
- woordenschat
gwn verschillend van nu met gelijkenissen
Gelezen boek/boekopdracht 1
De titel, auteur, namen en functies van de belangrijkste personages kennen
‘Marcel’ Erwin Mortier
- Ik personage: we volgen hem terwijl hij leert over wie zn opa
(marcel) was tijdens de tweede wereldoorlog
- Oma andrea voed het jongetje op en zorgt voor verbanden in het
verhaal
De verhaalelementen thematiek, vertelperspectief, structuur, personages, tijd en
ruimte en stijl/taal kunnen uitleggen, door middel van de geziene terminologie in
de tweede graad
- Na WWII
- Bij oma thuis
- Vertellende ik verteller+ personeel vertelsperspectief