Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 16

H1.

Inleiding belastingrecht
1.2 Burgers betalen belasting over salaris en belasting over de winst uit een bedrijf.
Als je iets koopt in de winkel wordt het bedrag verhoogd met omzetbelasting. Als je
tankt betaal je accijns over de benzine. De eigenaar van een huis moet bij de
levering overdrachtsbelasting betalen en daarna jaarlijks onroerendezaakbelasting,
zelfs na de dood heb je nog erfbelasting die wordt geheven over de nalatenschap.
De inkomsten van de overheid bestaan grotendeels uit belastinginkomsten.
De belastingdienst is niet zo leuk voor de burger. Het doet zijn best om het zo
makkelijk mogelijk te maken voor de burger; vereenvoudigen van aangifte.
Tegenwoordig kun je aangifte doen in een bestand dat de Belastingdienst
grotendeels voor je heeft ingevuld. Jij als belastingplichtige bent zelf nog steeds
verantwoordelijk voor de juistheid van alle gegevens.
In de twintigste eeuw worden loon- en inkomstenbelasting instrumenten van de
overheid, arme mensen gingen naar verhouding minder betalen dan rijke mensen.
1.3 Belastingen zijn gedwongen betalingen aan de overheid op grond van
publiekrechtelijke regelingen waar geen rechtstreekse tegenprestatie van de
overheid tegenover staat die geen bestraffend karakter kan hebben.
De loonbelasting wordt afgedragen door de werkgever aan de rijksoverheid via de
Belastingdienst.
De ondernemer die omzetbelasting (btw) moet afdragen, betaalt dat ook aan de
overheid.
1.4 Wij zijn belastingplichtig, een persoon of een instelling die verplicht is belasting te
betalen. Met de belastingmoraal wordt bedoeld de bereidheid van burgers om de
verschuldigde belasting ook daadwerkelijk te betalen.
Veel mensen proberen belasting te ontduiken door zwart te werken. Met de term
zwart werken geven we aan dat iemand arbeid verricht zonder daarover belasting te
betalen, er wordt BTW gerekend over de dienst. Dit is een fiscaal misdrijf.
1.5 Er zijn twee tariefstelsels: proportioneel tarief en het progressief tarief.
Het proportioneel tarief is een tarief met een gelijkblijvend percentage. Dit
percentage blijft dus altijd hetzelfde, hoe hoog het belastbaar bedrag ook is.
- omzetbelasting (btw)
- overdrachtsbelasting
- assurantiebelasting
- kansspelbelasting
- accijns
Bij het progressief tarief wordt het percentage hoger naarmate het belastbaar bedrag
hoger wordt.
- box 1 inkomsten uit werk en wonen; inkomstenbelasting
- erfbelasting
- schenkbelasting
- vennootschapsbelasting
Bij een progressieve belasting wordt uitgegaan van het beginsel dat de sterkste
schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Een progressief stelsel heeft een

veel
gelijkmatiger verdeling van inkomens tot gevolg. Een progressief tarief kan via een
schijvensysteem worden ingesteld.
1.6 In het belastingrecht spelen een aantal specifieke beginselen een belangrijke rol
bij de vraag of er in een bepaald geval belasting wordt geheven en hoeveel
- draagkrachtbeginsel
- profijtbeginsel
- beginsel van minste pijn
- beginsel van bevoorrechte verkrijging
Het draagkrachtbeginsel betekent dat de sterkste schouders de zwaarste lasten
dragen. Je vindt dit beginsel terug in het progressieve tarief. Mensen die meer
verdienen, betalen een hoger percentage over hun inkomsten.
Als een burger meer profijt heeft van bepaalde overheidsvoorzieningen dan is het
redelijk dat hij hier ook extra voor betaalt in de vorm van een specifieke belasting;
wegenbelasting voor automobilisten. Hierbij is het profijtbeginsel van toepassing.
Als belasting wordt geheven dan moet dat op een manier die zo min mogelijk nadelig
is voor de belastingplichtige; werkgever houdt loonbelasting in op loon van
werknemer. Deze methode veroorzaakt de minste ophef.
Krijgt iemand onverwacht financieel voordeel zoals een erfenis, dan kan je zeggen
dat hij iets verkrijgt via een voorrecht. Er is sprake van bevoorrechte verkrijging. De
overheid heft dan belasting; erfbelasting, schenkbelasting of kansspelbelasting.
1.7 Belastingen zijn te verdelen op verschillende manieren. De overheid is
onderverdeeld in verschillende bestuurslagen:
- Rijk
- Provincie
- Gemeente
- Waterschappen
Het Rijk heft de grote belastingen: omzetbelasting, loon- en inkomstenbelasting en
vennootschapsbelasting. Ook heffen zij kansspelbelasting, dividendbelasting,
motorrijtuigenbelasting, overdrachtsbelasting, accijnzen en milieuheffingen.
Door de provincie worden opcenten geheven die door de houder van een
motorrijtuig moeten worden betaald samen met motorrijtuigenbelasting. Gemeenten
heffen meerdere belastingen, waarvan de onroerendezaakbelasting (OZB) de
bekendste is, ook toeristenbelasting en hondenbelasting.
Om de kwaliteit van het water te waarborgen wordt door de waterschappen belasting
geheven, waterschapsbelasting.
Directe belastingen worden geheven van je inkomen, winst en vermogen, je betaalt
zelf de belasting, je kan de belasting niet doorberekenen aan een ander;
inkomstenbelasting, loonbelasting en vennootschapsbelasting.
Bij indirecte belastingen wordt de waarde van een bepaald goed of dienst verhoogd
met belasting. De omzetbelasting is de bekendste indirecte belasting. De btw komt
voor rekening van de afnemer van het goed of de dienst. De leverancier heeft het
belastingbedrag van de afnemer ontvangen.
We kennen belastingen via een aanslag en via een aangifte.

veel
Bij aanslagbelasting wordt door de Belastingdienst een elektronische aangifte
klaargezet. Belastingplichtige vult deze aan. Na ontvangst wordt door de inspecteur
een aanslag opgelegd; inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, erfbelasting,
schenkbelasting.
Aangifte→aanslag→ betaling
Bij aangifte belasting moet de belastingplichtige zelf de omvang van de
belastingschuld berekenen.
Aangifte→betalen
Daarna doet hij op eigen initiatief aangifte en betaalt daarna zelf de belastingschuld.
Het is niet vrijblijvend, als je te laat aangifte doet krijg je een boete.
1.8 De rechtsbronnen van het belastingrecht zijn:
- nationale wet- en regelgeving
- beleidsregels en resoluties
- algemene beginselen van behoorlijk bestuur
- jurisprudentie
- verdragen
- Europese regelgeving
De belastingheffing door het Rijk heeft een basis in de Grondwet. Daarin staat dat
belastingen via de wet moeten worden geregeld. Dit heet het legaliteitsbeginsel.
Materiële wetgeving: inhoud van de wet, regels die de burgers binden
Formele wetgeving: hoe de wet tot stand is gekomen, tot stand gekomen door
regering en Staten-Generaal samen.
Bij de uitvoering van belastingwetten wordt veelvuldig gebruik gemaakt van
beleidsregels. Dat zijn interne regels over wat de Belastingdienst moet doen in
specifieke gevallen.
De bron algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb) zijn de basisnormen die
de overheid bij het handelen in acht moet nemen.
Het betreft de volgende beginselen:
- zorgvuldigheidsbeginsel, de Belastingdienst moet nodige kennis hebben
omtrent de feiten en goed kijken naar belangen van belastingplichtige.
- verbod op détournement de pouvoir, geeft aan dat Belastingdienst geen
misbruik mag maken van zijn macht.
- evenredigheidsbeginsel, betekent dat de gevolgen van een besluit voor
bepaalde belastingplichtige niet heel anders mogen zijn dan voor andere
burgers.
- gelijkheidsbeginsel, gelijke situaties moeten gelijk worden behandelt.
- vertrouwensbeginsel, burger mag vertrouwen op een toezegging door een
belastingambtenaar, dat dat wordt nagekomen.
- motiveringsbeginsel, uitleggen waarom je iets hebt gedaan, uitleg geven voor
de reden van een bepaalde beslissing.
Jurisprudentie is vaste rechtspraak. De rechter heeft het laatste woord als er een
conflict is tussen burger en Belastingdienst.
In verdragen worden regels gemaakt om te voorkomen dat inkomen dubbel wordt
belast.

veel
Elke lidstaat van Europa heft zijn eigen directe belastingen. Over sommige indirecte
belastingen heeft de EU diverse regels gesteld die overal in Europa gelden.
Het legaliteitsbeginsel houdt in dat het overheidshandelen terug te voeren moet zijn
op de wet. De burger weet wat hij kan verwachten en de overheid weet waar zij zich
aan moet houden. Het kenmerk van belastingheffing is dat de overheid
belastingbetalingen van haar burgers kan afdwingen. Het is dus een vereiste van de
rechtsstaat dat dit alleen gebeurd door een overheid die daartoe een wettelijke
bevoegdheid geeft.
Bij materiële belastingrecht horen we wie er belasting moet betalen en waarover de
belasting wordt geheven en hoeveel belasting er wordt geheven.
Bij formeel belastingrecht wordt er beschreven hoe de belasting wordt vastgesteld
en op welke manier de heffing plaatsvindt.
1.9 Als je aangifte doet, is het belangrijk dat je weet hoe je moet rekenen.
Alle bedragen worden afgerond op hele euro's in het voordeel van de
belastingplichtige.
- inkomsten worden naar beneden afgerond
- kosten worden naar boven afgerond
- aftrekposten worden naar boven afgerond
- te betalen belastingen worden naar beneden afgerond
H2. Inkomstenbelasting
2.2 Alleen natuurlijke personen zijn voor de inkomstenbelasting belastingplichtig. De
inkomstenbelasting is samen met de loonbelasting de belangrijkste personele
belasting.
De loonbelasting is als het ware een voorheffing op de inkomstenbelasting. Dat
betekent dat de loonbelasting over het loon, al op het loon wordt ingehouden door de
werkgever.
2.3 De persoon van wie belasting wordt geheven wordt het belastingsubject
genoemd. Voor de inkomstenbelasting zijn alleen natuurlijke personen
belastingplichtig.
Er zijn twee categorieën belastingplichtigen:
- natuurlijke personen die in Nederland wonen
- natuurlijke personen die niet in Nederland wonen, maar wel van een
Nederlands inkomen genieten.
Veel ondernemingen zijn rechtspersonen: nv, bv, coöperatie en onderlinge
waarborgmaatschappij, zij vallen niet onder de inkomstenbelasting maar onder de
vennootschapsbelasting.
Een eenmanszaak, maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire
vennootschap zijn geen rechtspersonen en vallen wel onder de inkomstenbelasting.
Iemand die blijvend in Nederland woont heet een ingezetene, hij is binnenlands
belastingplichtig. De binnenlandse belastingplichtige wordt in Nederland belast voor
zijn gehele inkomen.
Buitenlands belastingplichtigen is de persoon die niet in Nederland woont, maar wel
een inkomen geniet in Nederland. Hij heeft een beperkte belastingplicht, alleen het
inkomen dat hij in Nederland geniet, is voor de inkomstenbelasting.

veel
Bij het begrip wonen gaat het erom waar het sociale leven van de belastingplichtige
zich afspeelt.
De inkomstenbelasting heeft betrekking op het totale inkomen; loon, pensioen, winst,
vermogen.
2.4 Inkomstenbelasting wordt geheven over het totale belastbaar inkomen dat
belastingplichtige in een tijdvak van een jaar heeft genoten.
Box 1 heeft voorrang op box 2, box 2 heeft voorrang op box 3.
De verdeling van de inkomensbestanddelen is als volgt:
BOX 1= inkomsten uit werk en woning
BOX 2= inkomsten uit aanmerkelijk belang
BOX 3= inkomsten uit sparen en beleggen

2.5 Box 1:
- winst uit onderneming (winst)
- loon uit dienstbetrekking (loon)
- inkomsten uit overige werkzaamheden (bijbaan)
- periodieke uitkeringen en verstrekkingen (WW/alimentatie)
- inkomsten uit eigen woning
2.6 Winst is het verschil tussen de opbrengsten en de kosten. De winst is het
belastingobject, dus daarover wordt belasting geheven. De ondernemer is degene
die de belasting moet betalen en dus het belastingsubject.
Eenmanszaak: ondernemer is privé aansprakelijk voor alle schulden die in het kader
van de ondernemer ontstaan. Er is geen scheiding tussen privé en zakelijk
vermogen. Hij kan wel personeel in dienst hebben.
Een VOF, maatschap en een commanditaire vennootschap zijn geen
rechtspersonen. Voor het aandeel van vennoten en maten in de winst worden zij
ieder als ondernemer gezien.
Voor de Belastingdienst is iemand pas ondernemer als hij voldoet aan het
urencriterium, minimaal 1225 uur per jaar in eigen onderneming werken. Als hij niet
aan het urencriterium voldoet, is hij geen ondernemer die zijn winst als winst uit
onderneming kan opgeven.
Om te bepalen wat de winst is die in een bepaald kalenderjaar wordt genoten, wordt
het fiscale begrip koopmansgebruik gehanteerd. Goed koopmansgebruik houdt in
dat bij de bepaling van de jaarwinst wordt gehandeld zoals een goed koopman zou
doen, dit moet volgens een bestendige gedragslijn gebeuren.
Bij zelfstandigenaftrek mag de ondernemer zijn jaarwinst met de zelfstandigenaftrek
verminderen. De zelfstandigenaftrek is voor alle ondernemers 6.670 euro per jaar.
Voorwaarden voor zelfstandigenaftrek:
- Voldoen aan het urencriterium
- Minimaal 50% van zijn arbeidstijd aan de onderneming besteden (geldt niet
voor startende ondernemers.)
De ondernemer die in de voorafgaande vijf kalenderjaren een of meer jaren geen
ondernemer is geweest en bij wie niet meer dan twee keer de zelfstandigenaftrek is
toegepast, heeft nog recht op zogenoemde startersaftrek.

veel
2.7 Onder het begrip loon vallen onder andere: loon, overuren, vakantiegeld, loon in
natura, winstdelingen, privégebruik van auto. Het loon wordt eerst belast via de
loonbelasting. De loonbelasting is als het ware een voorheffing op de
inkomstenbelasting.
Mensen kunnen inkomen hebben uit andere bronnen; thuiskappers, schoonmaker.
Deze inkomsten vallen onder inkomsten uit overige werkzaamheden.
2.8 Een eigen woning is voor de inkomstenbelasting een belastbaar feit, een feit met
fiscale gevolgen. Daartegenover zijn de kosten met betrekking tot een hypothecaire
lening juist weer een aftrekpost.
Wat wordt verstaan onder eigen woning? Het gaat hier alleen om de woning waar
iemand woont, het hoofdverblijf van belastingplichtige.
Het bezit van eigen woning levert inkomsten op, je hoeft geen huur te betalen. Dit
ziet de Belastingdienst als inkomen uit eigen woning, dit heet het eigenwoningforfait.
De hoogte ervan wordt door de wet bepaald. Het forfait is een percentage van de
waarde die de woning heeft, de WOZ-waarde.
Het eigenwoningforfait verhoogt het inkomen en het bedrag belasting wordt dus
hoger. Hiertegenover staat de hypotheekrente en financieringskosten die met de
woning te maken hebben af te trekken, het is een aftrekpost. Onder
financieringskosten vallen bv. de kosten van de notaris en hulp van een financieel
adviseur.
2.9 De belastingplichtige kan te maken krijgen met uitgaven die voor hem een
persoonlijk en dringend karakter hebben. Dat heet persoonsgebonden aftrek.
- partneralimentatie
- bijzonder zorgkosten
- giften aan goede doelen
2.10 De inkomsten in box 1 worden progressief belast. Hierdoor wordt het
draagkrachtbeginsel gebruikt. In de eerste schijf worden ook de premies voor de drie
volksverzekeringen geïnd:
- Aow
- Anw
- Wlz
2.11Het bedrag dat iemand moet betalen aan de inkomstenbelasting wordt door
verschillende zaken vermindert:
- aftrekposten
- heffingskortingen
Met heffingskortingen wordt het belastbaar bedrag verlaagd. De hoogte van deze
kortingen zijn persoonsgebonden. Eerst wordt het belastbaar bedrag uitgerekend,
dan wordt de heffingskorting hiervan af gehaald.
- algemene heffingskorting, iedere belastingplichtige komt in aanmerking, deze
is inkomensafhankelijk.
- arbeidskorting, van toepassing voor iedere belastingplichtige die met
tegenwoordige arbeid winst uit een onderneming, loon of resultaat krijgt.
Korting wordt berekend over het inkomen.

veel
De heffingskorting wordt van het totaalbedrag wat aan de inkomstenbelasting moet
worden betaald, afgetrokken. Een aftrekpost wordt tijdens het berekenen van het
belastbaar bedrag afgetrokken van het inkomen.
2.12 Van aanmerkelijk belang is sprake als een belastingplichtige ten minste 5% van
de aandelen in een nv of bv bezit.
Inkomsten uit aanmerkelijk belang betreffen onder meer:
- dividend en winstuitkeringen
- Winst verkregen uit de overdracht van een aanmerkelijk belang.
Het is een proportioneel tarief.
2.13 Een belastingplichtige heeft vaak een bepaald vermogen, spaargeld of
beleggingen. Zover deze inkomsten niet in box 1 zijn belast, horen ze in box 3. De
belastingplichtige moet over de inkomsten uit vermogen inkomstenbelasting betalen,
dit heet vermogensrendementsheffing. De wetgever heeft ervoor gekozen om niet
het echte rendement te belasten, maar het forfaitair rendement. Dat is een door de
wetgever veronderstelt rendement. Hier geldt dus het percentage wat de overheid
bepaald heeft.
Berekening:
Totaal vermogen - vermogen box 1 en box 2= vermogen box 3
Vermogen box 3 - vrijgestelde bezittingen= resterend vermogen in box 3
Resterend vermogen in box 3 - heffingsvrij vermogen= belastbaar vermogen
Belastbaar Vermogen x spaardeel % rendement, belegdeel % rendement= forfaitair
rendement
Forfaitair rendement x belasting tarief box 3 = het bedrag aan IB in box 3
2.14 Vermogen is het saldo van de bezittingen en schulden van de
belastingplichtige. Voor de waardebepaling van je vermogen wordt altijd als
peildatum 1 januari aangehouden.
Bezittingen- schulden = je vermogen
Bij het vermogen kan je denken aan:
- spaargeld bij de bank
- aandelen
- obligaties
- een tweede woning
- verzameling met veel waarde wat je niet gebruikt (schilderijen, munten,
auto's)
Ook vermogen in het buitenland valt hieronder!
Bepaalde delen van het vermogen zijn vrijgesteld:
- groen sparen of beleggen (milieubewuste doelen)
- aftrekbare schulden
- lijfrentepolis (pensioenvoorziening)
- uitvaartverzekering
Je hoeft niet over je hele spaargeld belasting te betalen, een deel is vrijgesteld van
belasting. Dat heet het heffingsvrije vermogen, de overheid stelt jaarlijks het bedrag
vast. Van het resterend vermogen wordt eerst het heffingsvrije vermogen

veel
afgetrokken. Het bedrag wat dan overblijft is de rendementsgrondslag (belastbaar
bedrag).
Over dit bedrag wordt de vermogensrendementsheffing geheven.
2.15 Omdat het moeilijk is te controleren hoeveel een rendement oplevert, heeft de
overheid besloten uit te gaan van een forfaitair rendement. De wetgever gaat ervan
uit dat een bepaald rendement wordt gehaald, daarover wordt
vermogensrendementsheffing berekend.
Het forfaitair rendement is afhankelijk van de hoogte van het vermogen. Beleggen
levert meestal meer geld op dan sparen. Over het belegdeel van het vermogen bij
beleggen is het forfaitair rendement hoger en bij sparen lager.
Bij belastingaangifte kunnen fiscale partners kiezen om 100% van het vermogen bij
een persoon te doen of 50% bij beide.
2.16 Als je aangifte doet voor de inkomstenbelasting gaat dat via een bepaalde
vorm. Op de site vind je een formulier om in te vullen. Het is grotendeels ingevuld,
maar je moet alles controleren.
Wat heb je nodig voor aangifte:
als je gewerkt hebt : jaaropgave van de werkgever (S)
als je een uitkering krijgt : jaaropgave van de uitkeringsinstanties
als je gepensioneerd bent : jaaropgave van het pensioenfonds
als je een eigen huis hebt : jaaropgave hypotheek + opgave WOZ
als je bankrekeningen hebt : jaaropgave van de bank
als je een eigen bedrijf hebt : beginbalans, eindbalans, winst- en verliesrekening
Na aangifte krijg je bericht door middel van een aanslag. Als deze een positief
bedrag bevat, moet je betalen, procedure van invordering volgt.
Bij een negatieve aanslag, krijg je geld terug.
H3. Loonbelasting
De loonbelasting fungeert als een voorbelasting op de inkomstenbelasting. Wat de
werknemer in het kalenderjaar aan loon heeft verdiend, moet hij opnemen in zijn
aangifte voor de inkomstenbelasting. Het bedrag wat al aan loonbelasting is voldaan,
wordt met de aanslag inkomstenbelasting verrekend.
Voor loonbelasting is het belastingsubject de werknemer. Loonbelasting is alleen
voor natuurlijke personen.
Wanneer ben je een werknemer?
- privaatrechtelijke dienstbetrekking (arbeidsovereenkomst burger-burger)
- publiekrechtelijke dienstbetrekking ( arbeidsovereenkomst burger-overheid)
- een vroegere dienstbetrekking (pensioen bv.)
- fictieve dienstbetrekking (topsporter bv.)
- sociale verzekeringsuitkering (ww, bijstand bv.)
De werknemer ontvangt zijn loon van zijn werkgever. Hij moet daarover belasting
betalen en is dus belastingplichtig. De werkgever is verplicht op het loon
loonbelasting in te houden en af te dragen aan de Belastingdienst. De werkgever is
de inhoudingsplichtige. Het belastingobject is het loon.
3.3 Onder het begrip loon vallen onder andere:
- gewone loon

veel
- vakantiegeld
- vergoeding voor overuren
- winstdeling
- dertiende maand
- loon in natura
- privégebruik auto van de zaak
- uitkeringen
Loon in natura houdt in dat werknemer wordt betaald door middel van het verkrijgen
van goederen of diensten.
3.4 Op de jaaropgave staan:
- totale bedrag aan loon
- ingehouden loonheffing
- arbeidskorting
- ingehouden bijdragen voor Zorgverzekeringswet
Als je meerdere banen heb, mag je maar bij 1 werkgever je heffingskorting
gebruiken.
H4. Vennootschapsbelasting
4.2 De vennootschapsbelasting wordt geheven over rechtspersonen.
Het belastingsubject voor de vennootschapsbelasting zijn verschillende
rechtspersonen: nv, bv, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij.
Het belastingobject voor de vennootschapsbelasting is de winst. De belasting wordt
geheven over het belastbaar bedrag, dit is de winst verminderd met de te
verrekenen verliezen.
Als een onderneming verlies maakt in een bepaald jaar, hoeft hij geen belasting te
betalen. Als hij het volgende jaar winst maakt, mag hij het verlies van het vorige jaar
hiermee verrekenen.
De vennootschapsbelasting is een belasting die bij aanslag wordt geheven, het is
een aanslagbelasting.
4.3 Bij de heffing van vennootschapsbelasting wordt gesproken van een klassiek
stelsel, de winst wordt in feite dubbel belast. Enerzijds via vennootschapsbelasting
en anderzijds worden de aandeelhouder ook op hun winst belast. Als het dividend
wordt uitgekeerd, wordt daarop door de rechtspersoon de dividendbelasting op
ingehouden.
Degene die over een deel van de opbrengst van een vennootschap dividend
verkrijgt, betaalt over die verkrijging inkomstenbelasting. De vennootschap draagt de
dividendbelasting af aan de Belastingdienst, het tarief van dividendbelasting is
proportioneel.
4.4 De vennootschapsbelasting kent een schijventarief. Bij de
vennootschapsbelasting is sprake van progressief tarief.
H5. Omzetbelasting
5.2 Bij de omzetbelasting wordt er belasting geheven over een economische
activiteit; levering van goederen of verrichten van diensten.

veel
Elke aankoop die je doet of bij elke dienst is het bedrag belast met omzetbelasting,
ook wel btw genoemd. De ondernemer is voor omzetbelasting het belastingsubject.
De ondernemer rekent de kosten van deze belasting door aan de koper.
Daarmee zie je een belangrijk verschil met de inkomstenbelasting, de
inkomstenbelasting is een directe belasting, de belasting wordt rechtstreeks geheven
bij de persoon om wiens inkomen het gaat. De omzetbelasting is een indirecte
belasting, de belastingplichtige kan de omzetbelasting doorrekenen aan een derde.
Ondernemer is verplicht goed administratie bij te houden waarin hij precies laat zien
hoeveel btw hij ontvangt en hoeveel hij heeft betaald aan leveranciers. Als een
ondernemer levering of diensten verricht aan een andere ondernemer, is hij verplicht
een factuur uit te reiken voor de vijftiende dag na de maand waarin de levering of
dienst is verricht.
Het belastingobject is datgene waarover de belasting wordt geheven, dat heet ook
wel de heffingsgrondslag. Bij de levering van een goed gaat het om de overdracht
van eigendom.
Drie voorwaarden waaraan moet voldaan voor heffing van omzetbelasting:
- levering geschiedt door ondernemer ( in het economisch verkeer )
- levering vindt plaats onder bezwarende titel ( tegen betaling )
- levering vindt plaats in Nederland
De omzetbelasting wordt berekend door de omzet in een bepaald tijdvak en heet
daarom een tijdvakbelasting, soms per maand, kwartaal of jaar.
De omzetbelasting is een aangiftebelasting.
5.3 Het lage tarief (9%) geldt in het algemeen bij eerste levensbehoefte. Het nultarief
(0%) houdt in dat er geen btw over hoeft te worden betaald. Hieronder vallen onder
andere leveringen van diensten en zaken die worden geëxporteerd.
Er bestaan ook vrijgestelde prestaties. Een groot aantal levering van goederen en
verrichting van diensten is vrijgesteld:
- bestaande onroerende zaken
- medische verrichten (arts, tandarts)
- deel dienstverlening door financiële instellingen (banken)
- vergoeding die schrijver van boeken ontvangt
Bij het nultarief mag ondernemer de door hem betaalde belasting verrekenen. De
betaalde btw kan hij terugvorderen van de Belastingdienst. Bij vrijstelling mag dit
niet.
Bestaande onroerende zaken zijn woningen die door oude eigenaar worden
verkocht, deze zijn vrijgesteld van btw.
Als een woning door een projectontwikkelaar aan de eerste eigenaar wordt geleverd
is het een nieuwe onroerende zaak, hier moet je wel btw over betalen.
5.4 Bij de omzetbelasting heb je ook voorbelasting. Dit betekent dat de ondernemer
de omzetbelasting die aan hem in rekening wordt gebracht mag verrekenen met de
door hem ontvangen omzetbelasting.
5.5 Als ondernemer levert aan een ander land dan geldt de verleggingsregeling. Het
gaat dan over transacties tussen bedrijven in verschillende EU-landen. Er hoeft over
deze levering geen btw worden betaald.

veel
5.6 De kleine ondernemersregeling (KOR) is een regeling waarbij ondernemers met
geringe omzet vrijgesteld kunnen zijn van de btw. Ondernemer met kleine omzet kan
er voor kiezen om vrijgesteld te worden van btw als de omzet onder de grens is van
KOR. De omzetgrens is €20.000 per jaar. Daarbij tellen de goederen en diensten die
in Nederland belast zijn met btw.
H6. Heffingen door lagere overheden
6.2 Nederland kent regionale en lokale belastingen:
1. gemeentelijke belastingen
2. provinciale belastingen
3. waterschapsbelasting
Je betaalt waterschapsbelasting om de kwaliteit van het water te waarborgen. De
belasting wordt geheven van huishoudens of eigenaren van onroerende zaken.
Met de provinciale belastingen betaal je motorrijtuigenbelasting. Dit is eveneens een
milieubelasting.
Sommige gemeentelijke belastingen gelden alleen voor inwoners, sommige gelden
voor iedereen die verblijft in de gemeente.
6.3 Gemeentelijke belasting wonen of vestiging; dit zijn belastingen die kunnen
worden geheven als je in de gemeente woont of je bedrijf hebt gevestigd:
- onroerendezaakbelasting
- reinigingsheffing
- rioolheffing
- hondenbelasting
- precariobelasting
- baatbelasting
- reclamebelasting
De onroerendezaakbelasting (OZB): deze wordt geheven van eigenaren van
onroerende zaken in de gemeente. Belasting wordt geheven bij woningen van de
eigenaar en niet-woningen, bedrijven dus.
De OZB wordt geheven over de waarde van de onroerende zaak. Je berekent de
OZB over de WOZ waarde die door de gemeente is vastgesteld.
Voor het inzamelen en verwerken van huisvuil heft de gemeente een belasting. De
reinigingsheffing bestrijdt de kosten die worden gemaakt. Deze heffing wordt
geheven per huishouden.
Elk huis is aangesloten op het rioolnetwerk van de gemeente, hiervoor heft de
gemeente rioolheffing.
Hondenbelasting kan worden geheven bij bezit van een hond(en). Dit kan bij
meerdere honden oplopen.
De gemeente kan belasting hebben over het hebben van voorwerpen in, op of boven
de grond van de gemeente, dit is precariobelasting.
De baatbelasting speelt als een gemeente bv. riolering aanlegt in het buitengebied,
de gemeente mag de eigenaren die daar voordeel van hebben deze belasting in
rekening brengen.
Voor reclame-uitingen kan reclamebelasting worden geheven.

veel
6.4 Dit zijn belastingen die in rekening kunnen worden gebracht als je in de
gemeente verblijft:
- parkeerbelasting
- toeristenbelasting
Parkeerbelasting is bedoeld om het gedrag van burgers te beïnvloeden. Hoge
parkeertarieven kunnen het gebruik van het openbaar vervoer beïnvloeden.
Als je in een andere gemeente blijft, in bv. een hotel, betaal je toeristenbelasting. Je
betaalt de toeristenbelasting aan het hotel en het hotel draagt deze belasting af aan
de gemeente. Als je in een jaar meer dan 90 keer overnacht in een andere
gemeente dan moet je forensenbelasting betalen.
6.5 Als iemand het niet eens is met de gemeentelijke belasting, kan hij bezwaar
maken. In het bezwaarschrift moet je de volgende gegevens vermelden:
- persoonlijke gegevens
- welke belasting
- reden bezwaar
- aanslag nummer
- handtekening
Het bezwaar moet binnen zes weken na dagtekening.
Als het betalen van de belastingen niet mogelijk is, kunnen burgers bij de gemeente
een verzoek indienen om kwijtschelding van de belasting. Alleen huishoudens
komen in aanmerking, het hangt af van je vermogen of je de kwijtschelding krijgt.
Je kan ook een betalingsregeling aanvragen, je betaalt dan in termijn de belasting.
H7. Erfbelasting en schenkbelasting
7.2 Er kan belasting worden geheven als een burger een financieel voordeel krijgt
waarvoor hij zelf weinig of niks hoeft te doen. Dit is belastingheffing op de grond van
het beginsel van bevoorrechte verkrijging.
7.3 Bij erfbelasting gaat het om het volgende:
- er overlijdt iemand die op dat moment in Nederland woonde
- iemand verkrijgt iets op grond van het erfrecht (belastingsubject)
- over de waarde wat men verkrijgt wordt belasting geheven (belastingobject)
Als de erflater in Nederland woonde, is de Nederlandse erfbelasting van toepassing.
De verkrijger is het belastingsubject, hij moet belasting betalen over de erfenis die hij
krijgt. De erfbelasting is een personele belasting. De verkrijging moet gaan om een
verkrijging krachtens het erfrecht, de verkrijger kan een natuurlijk persoon zijn maar
ook een rechtspersoon. De erfbelasting is verkrijgingsbelasting.
Het belastingobject voor de erfbelasting is datgene waarover de waarde van de
verkrijging. De erfbelasting wordt bepaald aan de hand van de nalatenschap.
7.4 Bij elke verkrijging op basis van het erfrecht geldt een vrijstelling, over dat bedrag
hoeft geen belasting te worden betaald. De verkregen erfenis wordt eerst verminderd
met een vrijstelling, het bedrag wat daarvan overblijft, is het belastbaar bedrag.
Het tarief van de erfbelasting hangt af van de waarde van de verkrijging en de
familierechtelijke band van verkrijger en overledene.
Over de verkrijging door de instelling/goed doel is geen erfbelasting schuldig, ze
moeten een ANBI bedrijf zijn, goedgekeurd door de overheid.

veel
7.5 Mensen schenken om erfbelasting te ontlopen.
Bij schenkbelasting gaat het om het volgende:
- persoon woont in Nederland op moment van schenking
- iemand verkrijgt de schenking (belastingsubject)
- over de waarde van de schenking moet belasting betaald werden
(belastingobject)
Een schenking gebeurd altijd om niet, er staat geen tegenprestatie tegenover. Het
belastingsubject is de persoon die de schenking ontvangt. Ook bij schenkingen heb
je vrijstellingen en tarieven die verschillen door hoe nauw de familieband is.
Een stichting voor het goede door hoeft geen schenkbelasting te betalen.
Het belastingobject is de waarde van de schenking.
7.6 Vrijstellingen bij schenkbelasting kunnen jaarlijks gelden of eenmalig. De
vrijstelling hangt ook af van de bestemming van de schenking.
H8. Overdrachtsbelasting, assurantiebelasting, kansspelbelasting en accijns
8.2 De overdrachtsbelasting en assurantiebelasting worden beide geheven als er
een bepaalde juridische transactie plaatsvindt. Overdrachtsbelasting betaal je als je
een onroerende zaak koopt. Assurantiebelasting wordt geheven over de premie van
een verzekeringsovereenkomst die door een burger is aangegaan.
8.3 Overdrachtsbelasting wordt geheven als sprake is van verkrijging van een in
Nederland gelegen onroerende zaak. De koopprijs van een woning wordt nog met
kosten verhoogd; notaris, overdrachtsbelasting.
Als er v.o.n. staat bij de vraagprijs hoef je deze extra kosten niet te betalen.
Er zijn enkele verkrijging die zijn uitgezonderd van overdrachtsbelasting:
- verkrijging op grond van erfrecht
- verkrijging door boedelmenging
- natrekking
Het tarief van overdrachtsbelasting is een percentage over de waarde van
verkrijging. Het is altijd een percentage van de koopsom, het is een proportioneel
tarief.
Starters hoeven bij een huis tot 400.000 geen overdrachtsbelasting te betalen.
Het tarief van de overdrachtsbelasting wordt geheven over de waarde van de
onroerende zaak die wordt verkregen.
8.4 Assurantiebelasting is verschuldigd als de verzekerde een Nederlander is of als
het verzekerde object in Nederland staat. Het assurantiesubject is de
verzekeringstussenpersoon of de verzekeringsmaatschappij, dit is de
belastingplichtige. De belasting wordt geheven over de premies van verzekeringen
en dus het belastingobject. Het tarief is 21% en een proportioneel tarief.
Vrijstellingen:
- levensverzekering
- ongevallenverzekering
- arbeidsongeschiktheidsverzekering
- ziektekostenverzekering
- werkloosheidsverzekering
- transportverzekering

veel
8.5 Een kansspel is een spel waarbij iemand kan winnen bij toeval of geluk; loterij,
bingo, casino.
De belasting komt voor rekening van de prijswinnaar. Het tarief is 30,1% en een
proportioneel tarief.
8.6 Accijns is een belasting met een bijzonder kenmerk. Deze belasting wordt
geheven om te zorgen dat het gebruik van bepaalde zaken minder te maken.
- alcohol en tabak
- benzine
- frisdranken
Het tarief is proportioneel.
H9. Formeel belastingrecht
9.2 Het materiële belastingrecht gaat over de inhoudelijke aspecten van het
belastingrecht. Het formele belastingrecht heeft te maken met procedures en gaat
onder andere over:
- formele heffing van belasting
- innen van belastingschuld
- toepassen van dwangmiddelen
- rechtsbescherming
Het vaststellen van formele belastingschuld gebeurd door een aanslag of aangifte.
Het innen van belastingschulden wordt invordering genoemd.
Drie wetten voor formele belastingrecht:
- Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)
- Invorderingswet 1990 (IW1990)
- Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Een belangrijk onderdeel van het formele belastingrecht is de manier waarop de
belasting wordt geheven. Belastingen kunnen op verschillende manieren worden
geheven: aanslag en aangifte.
9.3 De grootste aanslagbelasting is de inkomstenbelasting. De aanslag wordt
vastgesteld door de inspecteur. De inspecteur stelt de aanslag vast op basis van een
door de burger ingevulde belastingaangifte. Deze aangifte is de belangrijkste bron
van informatie.
9.4 Er zijn drie soorten aanslagen:
- definitieve aanslag
- voorlopige aanslag
- navorderingsaanslag
In eenvoudige situaties kan een definitieve aanslag worden opgelegd. Alle gegevens
zijn bekend en er is geen reden om te verwachten dat er in de toekomst nog iets
verandert.
Met een voorlopige aanslag wordt tijdens het tijdvak waarover de belasting wordt
geheven al een aanslag opgelegd. De voorlopige aanslag moet worden betaald ook
al is het definitieve belasting bedrag nog niet bekend.
De term navordering betekent dat er geen of te weinig belasting is betaald. Onder
bepaalde voorwaarde kan de inspecteur de verschuldigde belasting achteraf bij
aanslag vaststellen.

veel
9.5 Bij de aangifte belasting speelt de aangifte een centrale rol. De belastingplichtige
berekend zelf hoeveel belasting hij schuldig is en betaalt daarna dit bedrag.
Je onderscheidt aangiftebelasting in twee soorten:
- voldoening belastingen
- afdracht belasting
Bij de voldoeningsbelasting is het de belastingplichtige zelf die zorgt voor de aangifte
en de betaling (DIRECTE BELASTING); omzetbelasting.
Bij afdrachtbelasting is er iemand de belastingplichtige en iemand anders die de
belasting inhoudt en afdraagt (INDIRECTE BELASTING); loonbelasting, dividend.
9.6 Het niet naleven van fiscale verplichtingen kan ertoe leiden dat je en fiscale
boete krijgt:
- verzuimboete
- vergrijpboete
- navorderingsaanslag
- na heffingsgrondslag
Verzuimboete is een boete die wordt opgelegd omdat de belastingplichtige in
verzuim is, niet of niet tijdig doen van aangifte.
Vergrijpboete is een boete in het geval van een ernstige situatie, wordt opgelegd bij
een strafbaar feit.
Een navorderingsaanslag is een vordering achteraf, omdat er te weinig belasting is
afgedragen.
Bij een na heffingsgrondslag is er gebleken dat er te weinig belasting is betaald bij
de aangifte, dit kan tot 5 jaar na aangifte worden opgelegd.
Belastingplichtige kan het opleggen van een vergrijpboete voorkomen door tijdig
alsnog een juiste en volledige aangifte te doen, fiscus kan een beperkte boete
opleggen, dit heet inkeerregeling.
H10. Invordering
10.2 Als de inspecteur de belastingschuld door middel van een aanslag heeft
vastgesteld, dan moet de belastingplichtige het bedrag betalen.
Als de belastingplichtige de schuld niet uit zichzelf betaalt, dan wordt de schuld
ingevorderd. De belastingplichtige krijgt bij dit alles te maken met de ontvanger der
belastingen.
Er zijn twee situaties mogelijk voor het niet betalen:
- betalingsonmacht, hij wil wel betalen, maar is er niet aan toe. Door ongeluk
schuld gekregen.
- betalingsonwil, iemand heeft geen reden om niet te betalen, maar hij weigert
gewoon.
Bij betalingsonmacht is vaak wel een regeling mogelijk met de ontvanger. Bij
betalingsonwil komen er invorderingsmaatregelen.
Met de hardheidsclausule kan de overheid de wettelijke regels afdwingen.
10.3 Inspecteur stelt aanslag vast en aanslagbiljet wordt aan belastingplichtige
gestuurd. Belastingplichtige heeft 6 weken om de aanslag te voldoen, betaalt hij niet,
dan wordt de aanslag invorderbaar. Bij bezwaar op de aanslag moet je nog steeds
betalen.

veel
Als de belastingplichtige niet heeft betaald binnen de betalingstermijn krijgt hij
waarschijnlijk een aanmaning. Doet hij dit niet, dan kan er gebruik worden gemaakt
van een dwangbevel. Als er dan niet wordt betaald kan de deurwaarder langskomen.
Belastingdienst heeft voorrecht op alle goederen, als er niet genoeg vermogen is
krijgt de Belastingdienst als eerst de schulden.
H11. Rechtsbescherming
11.2 Het fiscaal procesrecht is grotendeels opgenomen in de AWR. Het gaat bij
rechtsbescherming altijd om een beschikking. Een rechtsmiddel is een middel dat je
kunt gebruiken tegen een overheidsbesluit. Dat kan alleen bij een appellabel besluit,
een besluit waar beroep tegen kan worden ingesteld.
11.3 Je moet eerst een voorprocedure volgen voordat je in beroep gaat. Je moet
bezwaar aantekenen bij de instantie die de beschikking heeft gemaakt.
Het termijn voor het indienen van een bezwaar- en beroepschrift is zes weken.
Indiener moet belanghebbende zijn.
Een bezwaar of beroepschrift moet bevatten:
- naam en adres van indiener
- dagtekening
- gronden van bezwaar
- omschrijving van het besluit
11.4 De bezwaarprocedure is een voorprocedure. De gronden die je in je bezwaar
hebt opgenomen, bepalen waar het bezwaar over gaat.
11.5 Als het bezwaar ongegrond is, kan belastingplichtige ervoor kiezen dit te
accepteren, hij berust in de beslissing. Als hij het niet eens is kan hij in beroep bij de
onafhankelijke rechter.
Absolute competentie: welke soort rechter is bevoegd?
Relatieve competentie: welke rechter van welke plaats is bevoegd?
De relatieve competentie bij belastingzaken: de rechtbank in het gebied waar de
belastingplichtige woont is bevoegd.
De belastingrechter heeft een actieve rol, hij gaat op zoek naar de waarheid. De
rechter doet een rechtmatigheidstoetsing, hij moet beoordelen of het besluit voldoet
aan de wettelijke vereisten. Indiener moet de kosten betalen.
11.6 De beroepsprocedure noemen we procedure in eerste aanleg. De zaak komt
eerst bij een rechter. Soms is belastingplichtige het oneens met de uitspraak in
eerste aanleg, dan kan hij in Hoger beroep.
Hoger beroep heeft twee functies:
- herkansingsfunctie: belanghebbende krijgt tweede kans om zijn zaak ter
beoordeling voor te leggen aan de rechter
- controlefunctie: rechter beoordeelt of de zaak concreet is beoordeelt.

veel

You might also like