Professional Documents
Culture Documents
VAKFICHE ENG Mondeling 2DS Basis - OI - AS-OK
VAKFICHE ENG Mondeling 2DS Basis - OI - AS-OK
VAKFICHE ENG Mondeling 2DS Basis - OI - AS-OK
Studierichting
Tweede graad Finaliteit doorstroom basis
Geldig voor de richtingen Economische wetenschappen, Humane wetenschappen, Latijn,
Natuurwetenschappen
Referentiekader
Eindtermen: https://onderwijsdoelen.be/
1
Wat moet je leren?
Spreken en mondelinge interactie
Bij spreken ben jij alleen aan het woord. Met interactie bedoelen we dat je in gesprek gaat met
anderen. Je kan een gesprek beginnen, gaande houden, beëindigen en er onvoorbereid aan
deelnemen.
Hieronder leggen we uit wat je op het examen moet kunnen. We geven ook een aantal voorbeelden
van opdrachten.
Je spreekt of neemt deel aan een gesprek:
• Je legt alledaagse sociale contacten: begroeten, aanspreken, afscheid nemen, iets
voorstellen, bedanken, uitnodigen, je verontschuldigen, reageren op verontschuldigingen, je
waardering uiten, belangstelling tonen, informeren naar iemands gezondheid, gastvrijheid
aanbieden.
STRATEGIEËN
Gebruik bij spreken en mondelinge interactie de strategieën hieronder. Hoe beter je ze toepast, hoe
succesvoller de communicatie zal verlopen.
• Stel jezelf enkele vragen. Wat weet je over het onderwerp? Waarover kan je spreken of in
gesprek gaan?
• Gebruik het communicatiemodel: waarom spreek je of voer je een gesprek? Voor wie is je
boodschap bedoeld? Wie is je gesprekspartner? Wat wil je precies vertellen?
2
• Pas je taal aan de ontvanger aan. Respecteer de beleefdheidsconventies en gebruik de juiste
toon. Vermijd scheldwoorden of uitdrukkingen die als scheldwoorden kunnen worden
opgevat (shit, …). Vergeet niet om voldoende please en thank you te zeggen.
• Luister goed naar wat je gesprekspartner zegt en laat hem of haar ook uitspreken. Toon
interesse in de ander en toon respect. Speel in op wat je gesprekspartner zegt.
• Heb je niet begrepen wat je gesprekspartner zei? Vraag dan om de boodschap te herhalen of
om trager te spreken.
• Soms heb je de indruk dat je gesprekspartner jou niet begrijpt. Herhaal dan wat je net hebt
gezegd of formuleer je boodschap op een andere manier.
• Soms zit je vast en weet je niet goed hoe je iets moet formuleren. Laat je dan niet
ontmoedigen, maar probeer je doel te bereiken met de woorden en structuren die je wél al
kent.
• Gebruik lichaamstaal als je spreekt om je boodschap beter over te brengen. Schat tijdens het
gesprek de lichaamstaal van je gesprekspartner in om er goed op te reageren.
• Verzorg je uitspraak en intonatie.
Criteria Toelichting
3
Ondersteunende kennis
Om goed te kunnen spreken en deel te nemen aan een gesprek moet je over voldoende
woordenschat en grammatica beschikken en inzicht in taal hebben. Op het examen krijg je geen
vragen over woordenschat of grammaticaregels maar je moet de begrippen en regels wel kunnen
toepassen.
WOORDENSCHAT
Je moet over voldoende woordenschat beschikken om mondeling een boodschap over te brengen en
om actief deel te nemen aan gesprekken over onderwerpen uit verschillende domeinen: het
dagelijkse leven, de samenleving en het schoolleven.
De leermethodes van Vlaamse uitgeverijen geven je een goed beeld van de woordenschat die je op
dit niveau moet beheersen. Bij de leermiddelen achteraan in deze vakfiche verwijzen we ook naar
leerboeken, websites en apps die je kunnen helpen om je woordenschat uit te breiden.
4
Welke kenniselementen moet je kunnen toepassen?
voornaamwoorden persoonlijk
pronouns personal
aanwijzend
demonstrative
bezittelijk
possessive
vragend
interrogative
betrekkelijk
relative
onbepaald
indefinite
wederkerend
reciprocal
5
imperative and infinitive
verleden tijd: simple past, past
continuous, past perfect
toekomende tijd: simple future,
present continuous for future, going
to, future continuous
gerundium
gerund
modale hulpwerkwoorden
modal auxiliaries (can, should, may, …)
6
imperative
uitroepende
exclamations
zinnen onderwerp
sentences subject
persoonsvorm
finite verb phrase
lijdend en meewerkend voorwerp
direct and indirect object
voorzetselvoorwerp
prepositional phrase
bijwoordelijke bepaling
adverbial phrase
zinsdelen
phrases
congruentie: onderwerp-persoonsvorm
subject-verb agreement
7
HET ENGELS ALS COMMUNICATIEMIDDEL
Je leert Engels om doelgericht te communiceren. Op het examen laat je zien dat je weet hoe je taal
kan gebruiken om op de best mogelijke manier te bereiken wat je wil. Zo gebruik je bijvoorbeeld de
juiste begroeting en kan je een tekst goed opbouwen.
Deze begrippen moet je kunnen toepassen:
• tekststructuur: inleiding, midden, slot
• structuuraanduiders: signaalwoorden en verwijswoorden
• tekstverbanden: beschrijvend, chronologisch, middel-doelverband, oorzakelijk,
redengevend, gevolgaanduidend, tegenstellend, toegevend, voordelen-nadelenverband,
voorwaardelijk, opsommend, vergelijkend, toelichtend, samenvattend, concluderend
• communicatiemodel: zender, boodschap, ontvanger, kanaal, context, doel
• verbale en non-verbale communicatie : effecten van non-verbaal gedrag
• beleefdheidsconventies: registers (familiair en neutraal), gebruik van gepaste
aanspreekvormen (Sir versus mate)
Het examen
Hoe verloopt het examen?
Een mondeling examen bestaat altijd uit 3 opdrachten: een spreekopdracht en twee
gespreksopdrachten.
Je krijgt 20 minuten voorbereidingstijd in een apart lokaal. Je brengt enkel je identiteitskaart mee. In
het voorbereidingslokaal krijg je een mapje met opdrachten, kladpapier en een pen van de
toezichter. Je mag enkel sleutelwoorden opschrijven, geen volledige zinnen. Je kan op een scherm
volgen hoeveel tijd je nog hebt.
Als de voorbereidingstijd voorbij is, brengt een examinator je naar het examenlokaal. Twee
examinatoren nemen het examen af.
8
Hoe beoordelen we je examen?
MET WELKE CRITERIA BEOORDELEN WE JE EXAMEN?
Bij spreekvaardigheid beoordelen we inhoud en presentatie (samenhang, vlotheid, toon en register),
bij gespreksvaardigheid inhoud en interactie (actieve deelname, vlotheid, toon en register).
Woordenschat, grammatica en uitspraak/intonatie beoordelen we over het hele examen. Bij
woordenschat en grammatica letten we zowel op bereik (variatie en complexiteit) als op correctheid.
Spreken 20 %
Gesprekken voeren 1 15 %
Gesprekken voeren 2 15 %
Woordenschat 20 %
Grammatica 20 %
Uitspraak en intonatie 10 %
Het examen Engels bestaat uit een schriftelijk en een mondeling examen. Het schriftelijke examen
telt mee voor 60% van de punten. Het mondelinge examen telt mee voor 40% van de punten. Let op,
in het platform staat je resultaat altijd op 100.
9
LEERBOEKEN EN METHODES
VLAAMSE UITGEVERIJEN
ISBN 978-94-6401-141-8
ISBN 978-94-6401-477-8
ISBN 9789049701796
ISBN 9789049703318
ISBN 9789048641116
ISBN 9789048643356
10
Crisp 4 – set modules
pluspakket D
INTERNATIONALE UITGEVERIJEN
WEBSITES
11
continuingstudies.uvic.ca/elc/studyzone/index De site biedt gevarieerde oefeningen woordenschat
en grammatica aan. Bij de grammaticale items krijg
je uitleg.
www.bbc.co.uk/worldservice/learningenglish
www.bbc.co.uk/newsround
ANDERE
12
Leermiddelen om je taalbeheersing te vergroten Extra informatie
English Vocabulary in Use: Pre-Intermediate and Hiermee kan je je woordenschat oefenen en
Intermediate Fourth Ed. uitbreiden.
Cambridge University Press - ISBN 9780521149891
13