Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 86

Khalid Kasem

Abdelhak Nouri
Een onvervulde droom

LEBOWSKI PUBLISHERS
AMSTERDAM 2020
De uitgeverij heeft getracht alle rechthebbenden op copyright van fotomateriaal te achterhalen. Degenen die desondanks menen aanspraak
te kunnen maken op deze rechten, worden verzocht zich te wenden tot de uitgever.

© Khalid Kasem, 2020


© Lebowski Publishers, Amsterdam 2020
© Omslagfoto: Hollandse Hoogte | Soenar Chamid
Omslagontwerp: Riesenkind, ’s-Hertogenbosch
Typografie: Crius Group, Hulshout
Foto auteur: © Jan Willem Kaldenbach

ISBN978 90 488 4878 2


ISBN978 90 488 4879 9 (e-book)
NUR 400 | 491

www.nourifoundation.com
www.lebowskipublishers.nl
www.overamstel.com

Lebowski is een imprint van Overamstel uitgevers bv


Meld je aan voor de nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de nieuwste boeken via www.lebowskipublishers.nl/nieuwsbrief

Alle rechten voorbehouden.


Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze
ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
‘O Allah, Heer van de mensen, neem het kwaad weg. Genees hem en U bent de Genezer. Er is geen genezing
behalve Uw genezing. Een genezing die geen ziekte achterlaat.’

Profeet Mohammed (vrede zij met hem)


VOORWOORD

Abdelhak Nouri appte mij op 2 juli 2017, mijn vader was een dag daarvoor overleden. Moge Allah hem laten
rusten en de ​hoogste rang in het Paradijs schenken en zijn goede daden allemaal ​accepteren. Daarna belde
hij om zich te verontschuldigen, hij kon niet bij het dodengebed aanwezig zijn omdat hij de volgende ochtend
naar Oostenrijk zou vertrekken voor een trainings​kamp.
Het dodengebed is een belangrijk ritueel in de islam om de overledene de laatste eer te bewijzen en,
belangrijker nog, de Schepper te vragen barmhartig te zijn voor zijn ziel. Abdelhak zou vanuit Oostenrijk zijn
familie vragen om het gebed bij te wonen. Het is de laatste keer dat ik hem heb gesproken.
Gedurende de laatste fase van zijn voetbalcarrière was ik bij hem betrokken, na 8 juli 2017 ben ik op
verzoek van zijn naasten zijn belangen blijven behartigen en sindsdien treed ik op als hun woordvoerder. Een
rol die ik nederig en dankbaar vervul. Als vertrouwenspersoon ben ik zeer nauw betrokken bij de nasleep van
het noodlot dat niet alleen Abdelhak maar ook hen heeft getroffen.

Abdelhak Nouri kreeg wereldfaam als begenadigd voetbaltalent, ik leerde hem kennen als groot mens. Wat
direct opviel was zijn onbaatzuchtigheid, niet alleen voor de mensen dicht bij hem, maar voor eenieder die hij
in zijn hart sloot. Zeker na de tragiek van 8 juli zijn de verhalen over zijn betrokkenheid en de goede daden
die hij in stilte verrichtte eindeloos. Wat mij echter het meest bijblijft is de ongelofelijk hechte band tussen
hem en zijn ouders, broers, zusjes en oom. Hij was het cement dat hen bij elkaar hield, een rol die hij tot op
de dag van vandaag vervult.
Dit boek draait om meer dan alleen Abdelhak Nouri na 8 juli 2017, het gaat vooral over Abdelhak voor die
donkere dag, hoe zijn meest dierbaren hem zien en zagen. Het vertelt het verhaal van de familie Nouri, over
hun roots en de dromen waarmee zij ooit naar Nederland kwamen, over opgroeien in een omgeving waar het
ontwikkelen van talent niet vanzelfsprekend is.
Ik heb vele gesprekken met de familie gevoerd over wie Abdelhak is als mens, de voetballer is immers
slechts een deel van zijn persoonlijkheid. Deze gesprekken, de humor en vaak ook het rauwe verdriet, koester
ik het meest.
De kring rondom Abdelhak is groot. Ik heb er dan ook voor gekozen om me naast mijn eigen verslaglegging
te beperken tot het weergeven van de gesprekken die ik heb gevoerd met de mensen die het dichtst bij hem
staan: moeder, vader, broers en oom. Niet toevalligerwijs de kleine kring van naasten die hem sinds 8 juli
2017 non-stop verzorgt, zeven dagen in de week, vierentwintig uur per dag. Daarnaast heb ik gesproken met
drie oud-teamgenoten en een oud-trainer met wie Abdelhak een speciale relatie onderhield.
Ik realiseer me dat de betrokkenheid en invloed van Abdelhak veel verder reikt dan deze kring. Hij is
geliefd bij velen en zeker bij de mensen die hem goed hebben gekend. Maar ook bij vreemden liet hij een
onuitwisbare indruk achter. Tot op de dag van vandaag komen zij van heinde en verre naar Amsterdam-​‐
Geuzenveld om hun verdriet en waardering te tonen voor iemand die zij alleen kennen van de beelden en
overleveringen.

Abdelhak bekommerde zich tijdens zijn carrière altijd om hen die het minder goed getroffen hebben, die het
niet altijd even gemakkelijk op eigen kracht redden. Hij maakte in het bijzonder tijd voor kinderen en
jongeren die door een geestelijke of fysieke beperking aan de zijlijn staan. De familie Nouri heeft het dan ook
als haar taak opgevat om uit het donkere dat Abdelhak is overkomen licht te laten schijnen. Het is hun doel
om in naam van Abdelhak met name kinderen en jongvolwassenen te helpen volwaardig mee te doen in de
samenleving, een brug te slaan tussen hen die alles kunnen en hen die dat om welke reden dan ook zonder
hulp niet kunnen. De Nouri Foundation zal zich zowel in Nederland als in het buitenland inzetten om
Abdelhaks zelfopgelegde taak voort te zetten, oog en hart te hebben voor hen die dat het meest nodig
hebben. Frenkie de Jong, Steven Bergwijn en Donny van de Beek hebben toegezegd de eerste ambassadeurs
te willen zijn in een lange rij betrokkenen die deze missie vooruit zullen stuwen.

Khalid Kasem, maart 2020


PROLOOG

Beelden van de wedstrijd van 8 juli 2017 zijn op YouTube geplaatst. De video start op het moment dat de
wedstrijd ruim 71 minuten onderweg is. Ajax heeft balbezit op de helft van Werder Bremen. Mazraoui kaatst
de bal na 71 minuten en 34 seconden naar Leon Bergsma die zich via goed positiespel onder de druk vandaan
speelt. Tijdens deze actie zie je Abdelhak uit het zestienmetergebied van Werder Bremen teruglopen; op de
rand van de zestienmeter probeert hij in looppas verder terug te zakken naar het middenveld, maar die
looppas verandert al snel in een wandeling. Na 71 minuten en 48 seconden gaat Abdelhak rustig op het gras
liggen, er is geen overtreding zichtbaar of ander contact met een tegenstander of mede​speler. De
wereldvoetbalbond FIFA noemt dat een ‘non-contact collapse’. De nummer vier van Werder Bremen
waarschuwt de scheids​rechter, die het spel vervolgens stillegt en naar Abdelhak toe rent.
Na 72 minuten en 2 seconden geeft de scheidsrechter toestemming aan de verzorgers van Ajax om het veld
te betreden. Op datzelfde moment staat Mazraoui voorovergebogen over Abdelhak heen en houdt zijn hand
vast. Hij hoort Abdelhak de geloofsbelijdenis uitspreken, ‘Ash-hadoe an la ilaha illallah, was ash-hadoe anna
Mohammadan rassoel Allah’. (Ik getuig dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden behalve
Allah en ik getuig dat Mohammed de boodschapper van Allah is.) Deze getuigenis zegt iets over zijn
gemoedstoestand, over wat hij op dat moment voorvoelde. Iedere moslim hoopt dat dit de woorden zijn die hij
als laatste op aarde zal uitspreken, een bevestiging dat hij als moslim is gestorven. Op dat moment kon
niemand bevroeden dat het de laatste woorden zouden zijn die tot op de dag van vandaag uit zijn mond te
horen zijn geweest.
Abdelhak ligt op dat moment met gesloten ogen op de grond, op de beelden is na 72 minuten en 5 seconden
een oppervlakkige ademhaling te zien. Vanaf 72 minuten en 7 seconden is de eerste verzorger van Ajax bij
Abdelhak. Dit is exact 19 seconden na het neergaan van Abdelhak.
De regie brengt vanaf dat moment een wissel en de bank van Werder Bremen in beeld. Ook de spelers van
Ajax worden in beeld gebracht. Na 72 minuten en 18 seconden is het beeld weer gericht op de situatie rond
Abdelhak, op dat moment is ook zichtbaar dat de teamarts van Ajax het veld in komt rennen. Na 72 minuten
en 19 seconden valt de arm van Abdelhak op de grond, de arm waarop hij steunde vanaf het moment dat hij
op het veld ging liggen. Zowel de teamarts als de verzorger van Ajax gaan zich intensief bezighouden met
hem. Na 72 minuten en 32 seconden leggen ze hem in een zijligging. Als het beeld na 72 minuten en 48
seconden weer gericht wordt op de situatie rond Abdelhak is te zien dat Huntelaar betrokken is bij de
hulpverlening. Mazraoui kijkt van nabij mee.
Een aantal spelers van Werder Bremen, die ook bij de situatie staan, gebaren druk om meer hulp. Na 72
minuten en 53 seconden komen ook de clubarts en verzorger van Werder Bremen ter plaatse, samen met
twee paramedici. Een van deze paramedici heeft een automatische defibrillator bij zich die hij rechts naast
Abdelhak neerzet. Deze Automatische Externe Defibrillator (AED) is een (voor reanimatie cruciaal) draagbaar
hulpmiddel dat het hartritme weer kan herstellen bij een hartstilstand. Huntelaar stapt weg als de medici
arriveren en lijkt aan te geven dat er iets aan de hand is met de hals van Abdelhak, hij doelt daarbij
waarschijnlijk op diens ademhaling. De speler Delaney van Werder Bremen maakt eenzelfde gebaar.

Op een foto die op 10 juli 2017 in de papieren krant van het AD verscheen is Abdelhak vanuit een andere hoek
zichtbaar op het moment dat de paramedici bij hem aankomen. Op het plaatsen van deze foto is de nodige
kritiek geweest, het is een heftig beeld waarop te zien is dat Abdelhak in doodsstrijd verkeert. Hij ligt dan op
zijn rechterzij met weggedraaide ogen. Dit is na 72 minuten en 53 seconden.
Vanaf dat moment wordt op de videobeelden het zicht op de situatie rond Abdelhak belemmerd door de
verschillende hulpverleners. Wat nog wel zichtbaar is, is dat na 74 minuten en 40 seconden een brancard
wordt gebracht. Na 76 minuten en 43 seconden brengt de regie spelers van Ajax in beeld en een herhaling
van de situatie waarin Abdelhak naar de grond gaat. Op dat moment ligt hij nog steeds op zijn rechterzij en is
er geen sprake van hartmassage of het aansluiten van de aanwezige AED. De situatie rondom Abdelhak wordt
voor ongeveer 5 minuten aan het zicht onttrokken.
Na 81 minuten en 30 seconden wordt hij weer in beeld gebracht. Er staat nu een ambulance naast hem, er
is een parasol opgezet en verschillende hulpverleners met gele hesjes aan schermen de situatie af met
handdoeken. Ook nu zijn er geen aanwijzingen van hartmassage en/of het gebruik van de AED. Het is al meer
dan 10 minuten na het neergaan van Abdelhak.
Vervolgens verdwijnt het beeld weer, 3 minuten en 10 seconden. De wedstrijd is inmiddels gestaakt. Als het
beeld terugkeert, zijn een tweede ambulance en de Oostenrijkse Notarzt, dr. Daniel Rainer, ter plaatse. Na
enkele seconden is voor het eerst (zichtbaar) sprake van hartmassage. Het filmpje heeft een totale duur van
16 minuten en 12 seconden. Abdelhak ging na 13 seconden naar de grond, pas na 13 minuten en 56 seconden
zijn voor het eerst reanimatiehandelingen te zien.
HOOFDSTUK 1
Rabia El Iboudi (1)
Amsterdam, 8 juli 2017

Abdelhak facetimede een dag eerder, zijn moeder Rabia moest lachen om zijn woorden. Omdat zijn vader
Mohammed in Marokko was en zijn broer Mohammed Amine ‘Mo’ ergens aan de Turkse Rivièra lag, zou hij
de man in huis zijn. Zo kondigde Abdelhak zijn aanstaande thuiskomst aan. Ze hoefde zich geen zorgen meer
te maken, zei hij met veel bombarie, hij was bijna onderweg om voor zijn moeder en zusjes te komen zorgen.
Daarna volgde de vraag of ze een paar flesjes Fruit Shoot voor hem wilde kopen, naast gestoomde groente,
spinazie en kalfsschnitzel. De prins had gesproken en zijn moeder kon eigenlijk geen enkele wens van hem
negeren.
Met grote tassen vol boodschappen was de tocht door Geuzen​veld ten einde gekomen. Groente en vlees is
op elke hoek in de Amsterdamse buurt te vinden, maar op die warme zomerdag in juli waren de suikerrijke
Fruit Shoots lastiger te verkrijgen. Rabia struinde samen met haar vriendin de supermarkten in de buurt af.
De Lidl kende ze niet, Albert Heijn had ze niet, maar gelukkig vond ze bij de Vomar wel de door haar zoon
begeerde drankjes.
Thuis aangekomen begint ze met de voorbereidingen voor het diner, al is niet iedereen in het gezin fan van
gestoomde groente, spinazie en kalfsvlees. Bij iedere greep uit de boodschappentas worden de
verwachtingsvolle blikken van haar dochters wat minder hoopvol. Ondanks het adagium dat er gegeten wordt
wat de pot schaft, maakt ze toch een alternatief gerecht voor hen klaar. Er is nog voldoende tijd, Abdelhak
had aangekondigd die avond klokslag 23.00 uur thuis te zijn.

***

Rabia houdt niet echt van voetbal. Ze vindt het wel leuk om te kijken, maar niet als haar kinderen spelen. In
al die jaren is ze misschien vijf keer bij een wedstrijd van Abdelhak geweest, ze kon het moeilijk aanzien als
haar oogappel werd getackeld of van achteren een schop kreeg. Wanneer je zo goed en snel bent als
Abdelhak hebben tegenstanders het vaak op je voorzien. Ze is misschien drie keer op De Toekomst geweest,
het jeugdcomplex van Ajax, maar de keren dat ze er was kon Abdelhaks dag niet stuk. Ze probeerde zo
onopvallend mogelijk in het publiek te zitten, maar als hij dan een doelpunt maakte kon ze haar emoties niet
onderdrukken, waardoor Abdelhak haar altijd opmerkte tussen de andere toeschouwers. Een euforische blik
op zijn gezicht bij die schaarse momenten.
Rabia en Abdelhak zijn zielsverwanten, de relatie tussen hen heeft een andere dimensie dan die met haar
andere kinderen. Ze zijn haar allemaal even lief, maar met niemand voelt zij zich zo verbonden als met hem.
Tot ver in zijn basisschooltijd kroop Abdelhak elke ochtend bij zijn moeder in bed. Zijn vader Mohammed had
als slager korte nachten, rond vier uur ’s ochtends verliet hij de woning om inkopen te doen en het vlees voor
te bereiden. Zodra Abdelhak nog voor het krieken van de dag de wekker hoorde afgaan in de slaapkamer van
zijn ouders, zat hij in starthouding, klaar om op het moment dat hij de deur dicht hoorde vallen de warmte
van zijn moeder op te zoeken.
Rabia is zijn vertrouwenspersoon, er is niemand die zoveel weet van Abdelhak als zij. Alle brieven op zijn
naam worden door haar opengemaakt, alle verhalen uit de kleedkamer of over zijn vrienden deelt hij met
haar. Gekscherend zegt ze soms tegen hem dat hij op zoek moet gaan naar een vrouw, iemand met wie hij een
gezin kan stichten, zodat diegene deze rol van haar kan overnemen. Abdelhak begint dan altijd te lachen en
belooft eeuwig trouw te blijven aan haar. Hij ziet zichzelf oud worden op die zolderkamer bij zijn ouders in
Geuzenveld, met of zonder vrouw. Zijn doel is om eerst voor zijn ouders en zusjes te zorgen, omdat zijn oudste
broer het huis al uit is en Mo bijna volgt. Trouwen komt later wel.
Hij heeft zijn ouders een belofte gedaan: als hij zou doorbreken, echt succesvol zou worden, dan zou hij een
nieuw, groot en prachtig huis in de buurt laten bouwen voor hen en zijn zusjes, zodat hij in hun woning in de
Aalbersestraat kon blijven wonen. Amsterdam-Geuzenveld is het centrum van zijn wereld, de plek waar hij is
opgegroeid, waar hij zich op zijn gemak voelt, waar al zijn vrienden wonen.

Ze hebben een vast ritueel, Rabia en Abdelhak. Altijd als hij op reis gaat moeten ze samen zijn koffer
inpakken. Of het nu voor een dag is of voor een langere periode, het is een proces dat ze samen moeten
ondergaan. Nog nooit heeft Abdelhak eigenhandig zijn koffer ingepakt.
Op de avond voordat hij naar Oostenrijk zou vertrekken, lag Rabia op de bank, ze was koortsig. Boven zat
Abdelhak met zijn vrienden te lachen en te kletsen. Toen hij naar beneden kwam en haar vroeg om hem te
helpen met het inpakken van zijn spullen was ze niet direct enthousiast. Tegen beter weten in ging ze de
discussie met hem aan: ‘Het zijn maar een paar spullen, het is maar voor zes dagen, je krijgt kleding van de
club, dus alleen ondergoed, toiletartikelen, is zo gebeurd.’ Ze voelde zich te zwak om al die treden naar zijn
slaapkamer op te lopen. Abdelhak wist wel beter en liep alvast naar boven om zijn oude kicksen en
voetbalshirts uit te delen. Het was heel gebruikelijk dat spullen die hij niet meer droeg werden gedistribueerd
onder zijn vrienden, zelfs kleding die hij nog wel droeg vond gretig aftrek onder zijn maatjes.
Toen zijn vrienden op een gegeven moment vertrokken waren, appte Abdelhak vanuit zijn slaapkamer naar
zijn moeder dat ze konden beginnen met het inpakken. Over en weer gingen de verzoeken en bezwaren,
totdat Rabia uiteindelijk een bericht binnenkreeg met de tekst: Mama ik kan niet zonder jou, mama ik hou
van jou. Als Abdelhak iets wilde, dan wist hij het zo te organiseren dat het ook lukte.
Rabia strompelde de treden op en ging naast hem zitten, de plek waar ze al zo vaak samen hadden gezeten.
Zijn altijd innemende lach deed alle bezwaren en beperkingen verdwijnen. De koffer werd opengeslagen, zes
boxershorts werden ingepakt, shirts, sokken, tandenborstel, een selectie van geurtjes. Abdelhak knuffelde
haar terwijl ze met haar laatste krachten zijn spullen verzamelde. Dit was wat hij nodig had, dit was waar hij
om vroeg.
De volgende ochtend stond zijn koffer beneden op hem te wachten, ontbijt op tafel. Rabia was een paar
dagen daarvoor uitgegleden in de badkamer. Haar knie, die al zwak was, was twee keer zo groot als normaal.
Abdelhak drukte haar op het hart om naar de dokter te gaan, hij ging haar vanuit Oostenrijk bellen om te
checken of ze ook echt gegaan was. Een knuffel, een kus op haar voorhoofd. Tot over een paar dagen,
‘insha’Allah’, met Gods wil.

***

Nog voordat Rabia ook maar de gelegenheid krijgt om haar schoenen uit te trekken na het boodschappen
doen, belt haar zoon Abderrahim die even verderop woont. Op de vraag hoe het gaat begint ze in geuren en
kleuren te vertellen over hoe ze heel Geuzenveld door gebanjerd is om die fruitdrankjes te zoeken waar
Abdelhak om had gevraagd. Abderrahim lijkt niet echt geïnteresseerd in het verhaal, hij is alleen benieuwd of
ze thuis is en geeft aan dat hij zo langskomt.
Vreemd. Het gebeurt nooit dat iemand aankondigt langs te komen, zeker niet een van haar kinderen. Ze
denkt er verder niet over na en vraagt hoe Abdelhak het doet vandaag, of hij goed speelt. De hele dag heeft
ze nagenoeg niet aan de wedstrijd gedacht. Via WhatsApp had ze hem die ochtend nog wel veel succes
gewenst. Abderrahim antwoordt dat Abdelhak het goed doet, zoals gewoonlijk. Verder weinig woorden.
Ze vraagt een van haar dochters om de tv aan te zetten, maar de afstandsbediening is onvindbaar, eigenlijk
al sinds de dag ervoor. Terwijl Rabia verdergaat met het opruimen van de boodschappen wordt haastig
gezocht. Hoe kan het nou dat ze niet wat voorzichtiger kunnen omgaan met de spullen in huis, waarom raakt
alles zoek? Een paar tellen later komt er een bericht binnen via WhatsApp, van haar jongste broertje
Abdelkader: Ik weet niet wat er is. Abdelhak is gevallen. Ik kom nu naar Geuzenveld, ik zit nu in de tram naar
Geuzenveld.
Er is vast niets ernstigs aan de hand, denkt ze, hoeveel keer per wedstrijd valt een speler wel niet? Toch
belt ze even met Abdelkader voor tekst en uitleg, terwijl de zoektocht naar die verdomde afstandsbediening
doorgaat. Als hij opneemt, vraagt hij als eerste of ze aan het kijken is. Als ze antwoordt van niet, lijkt er
opeens niets aan de hand, maar de paniekerige toon waarop hij spreekt verraadt iets anders.
Waarom is die afstandsbediening nog steeds niet gevonden? Krachttermen volgen. Rabia komt de keuken
uit om zich met de zoektocht te bemoeien als haar dochter hem plots in handen heeft. Wanneer de televisie
aangaat zien ze Abdelhak op het veld liggen met verzorgers en spelers om zich heen. De verslaggever zegt
dat het er niet goed uitziet. Rabia kijkt verstijfd naar de beelden. In haar hoofd is ze op zoek naar redenen om
zich niet te druk te hoeven maken. Misschien heeft hij last van zijn maag of pijn aan zijn enkel, is de
medicatie slecht gevallen, is hij weer flauwgevallen, of… Alleen met haar dochter kijkt ze gebiologeerd naar
het scherm.
Opeens slaat de deur open en rent Salah het huis binnen, de beste vriend van Abdelhak. Hij vliegt Rabia in
de armen en is in tranen. In no time staat de hele woonkamer vol met buur​jongens en hun ouders, zussen en
vriendinnen. De ruimte is gevuld met mensen die deels in trance naar de tv kijken, deels in tranen gebeden
mompelen en smeekbedes verrichten.
Het gebeurt nooit dat Rabia een wedstrijd op tv mist, nu wel. De machteloosheid is groot, als ze de tv in
kon stappen zou ze dat doen. Zeker op het moment dat de helikopter haar zoon meeneemt.
HOOFDSTUK 2
Mohammed Nouri (1)
Berkane, Marokko, juli 2017

Het was de bedoeling dat de hele familie Nouri die zomer naar haar roots zou gaan: Beni Said, het
Rifgebergte in Marokko. Ruim vijfendertig jaar was Abdelhaks vader Mohammed niet terug​gegaan naar de
grond die al generaties in het bezit is van zijn familie. Langs de mannelijke lijn gaan de overleveringen over
de geschiedenis van de familie Nouri heel ver terug. De gedachte dat hij deze verhalen, maar vooral dit
gevoel, mocht doorgeven aan zijn kinderen maakte hem emotioneel. Die zomer was een unieke gelegenheid
om verschillende generaties samen te brengen op de plek waar alles begonnen was. Zijn kinderen zouden
voor het eerst in hun leven kunnen zien welke enorme sprong voorwaarts de familie had gemaakt in nog maar
een enkele generatie. Huizen van klei en steen zonder elektriciteit en water waren in nog geen veertig jaar
vervangen door de relatieve luxe waarin de familie Nouri nu leefde.
Ter voorbereiding op deze speciale vakantie was Mohammed het huis in Berkane, in het noorden van
Marokko, vlak bij Algerije, in gereedheid aan het brengen voor het verblijf van alle kinderen, op Abdelhak na.
Het was jammer dat hij er niet bij kon zijn, maar de voorbereiding op het nieuwe seizoen van Ajax was in volle
gang, en er was geen overlap tussen zijn vakantie en die van de rest van het gezin. Een paar weken eerder
was Abdelhak nog wel in Marokko geweest en verbleef toen bij de zus van Mohammed, zijn tante. Samen met
een aantal hechte vrienden had hij daar een deel van de ramadan gevast en ​Marokko verkend.

***

De geschiedenis van de Nouri’s voert terug tot het platteland van Beni Said, de regio waar veel Marokkaanse
Nederlanders hun oorsprong vinden. In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw ging deze regio gebukt
onder het geweld van de Franse en Spaanse overheersers. De oorlog en onderdrukking lieten al snel hun
sporen na. Een hele generatie is opgegroeid met ouders of grootouders die in Algerije gingen werken om alle
monden te kunnen voeden. Gastarbeiders avant la lettre.
Op een gegeven moment was de hongersnood ondraaglijk en werd het leven op het platteland onhoudbaar,
waardoor velen naar de grote stad trokken, zo ook de Nouri’s. Zij vestigden zich in Fez, een van de
koningssteden. In Bab Ftouh, een levendige wijk in Fez die gekenmerkt wordt door een van de vier
eeuwenoude poorten die toegang bieden tot de oude stad, woonde de familie Nouri in een clandestien
pension boven een levensmiddelengroothandel. De overgrootmoeder van Abdelhak droeg in haar eentje de
zorg voor haar vier dochters en haar zoon, de opa van Abdelhak, nadat haar man was overleden. Het was een
kleine ruimte, niet meer dan een kamer zonder raam en een wastafel. Alle kinderen sliepen naast elkaar, in de
zomer onhoudbaar heet, in de winter onvoorstelbaar koud. Zelfs met kleren aan slapen hield de kou niet uit
de botten. Een huis was onbetaalbaar. Overdag ontdeed ze linzen en spliterwten van vuiligheid en verpakte
die in jutezakken voor de verkoop. Het hele gezin moest rondkomen van het schamele loon van de
overgrootmoeder van Abdelhak en van levensmiddelen die over de houdbaarheidsdatum waren.

***

De opa van Abdelhak verstond de kunst van het gedetailleerde handwerk. Hij maakte de mooiste theepotten
en pannen. Voor de Marokkaan is de theepot een belangrijk pronkstuk. De decoratie op de pot in combinatie
met de kwaliteit van de theeglazen zegt iets over de mate van welgesteldheid van de eigenaar ervan. Zeker
het theezetten is een ritueel dat bij elke bijeenkomst nauwgezet wordt gevolgd. De thee wordt bereid op tafel
voor de ogen van de gasten. Minutieus wordt de munt geïnspecteerd en toegevoegd aan het mengsel van
kokend water met daarin Chinese groene thee. Deze grijsgroene balletjes van opgerolde theebladeren, die in
kokend water openspringen, geven de thee een wat grassige, rokerige smaak. Een groot, massief stuk suiker,
in de vorm van een menhir, wordt stukgeslagen en de suiker wordt in etappes toegevoegd. De kleur en smaak
van de thee worden beoordeeld voordat de theeglazen worden volgeschonken. Zoals in de westerse wereld
wordt gekeken naar kunst aan de muur, wordt bij Marokkanen gekeken naar dit ritueel.
Na een kortstondige carrière als meubelmaker in Frankrijk keerde opa Nouri, de vader van Mohammed,
begin jaren zeventig terug naar Fez. Het samenwonen in een krap bemeten pension met voornamelijk
Algerijnse arbeidsmigranten was hem zwaar gevallen. De vijf maanden dat hij in Lyon verbleef deden hem
ook beseffen dat hij niet zonder zijn vrouw en kinderen kon leven. In Fez pakte hij zijn oude ambacht op,
Mohammed spendeerde zijn schoolvakanties bij zijn vader in de werkplaats. Dan kreeg hij aan het einde van
de week omgerekend vijf euro in zijn hand gedrukt. Een enorm bedrag in die tijd, maar dat betekende wel
een hele week hard werken.

Oma Nouri, de moeder van Mohammed, groeide ook op in Fez. Generatie op generatie leefde haar kant van
de familie in de oude stad. Ze was niet naar school geweest, maar had een boven​gemiddelde interesse in de
traditionele keuken van de streek. Haar culinaire kunsten waren onovertroffen. Ze leerde in Fez opa Nouri
kennen en er werd snel een huwelijk gesloten, zoals dat ging in die tijd. Ze kregen zeven kinderen: vier
jongens, onder wie Mohammed, en drie meisjes.
Oma Nouri hield er een aparte maar uiterst effectieve opvoedingsstijl op na. Ze was, zoals ze dat vandaag
de dag zeggen, ‘streetwise’. In Marokko moest de lange reis naar en van school te voet worden afgelegd.
Groepjes kinderen liepen samen als forenzen naar school en schroomden niet onderweg kattenkwaad uit te
halen en met stenen te gooien naar alles wat bewoog. Oma Nouri vermomde zich en liep, zonder dat haar
kinderen het wisten, achter ze aan naar school om ze in de gaten te houden. ’s Avonds vertelde ze dat ‘Aïcha
de vlieg’ naar haar toe was gekomen om verslag uit te brengen van de misdragingen van haar kinderen. Ze
wist precies waar ze allemaal geweest waren en wat ze hadden uitgevreten. Elke keer dat de kinderen in het
vervolg naar school of naar huis liepen, keken ze met argwaan naar iedere vlieg die maar in de buurt kwam,
angstig voor Aïcha.
Ze had ook een uiterst effectieve methode om de studieresultaten van haar kinderen te bevorderen.
Ongeletterd als ze was kon ze niets zeggen over de inhoud van het huiswerk, al liet ze haar kinderen geloven
dat ze wel degelijk kennis van zaken had. Zeker in die tijd was het een unicum dat vrouwen naar docenten toe
gingen om te vragen in welke vakken en op welke onderdelen haar kinderen zich moesten verbeteren. Het
gebeurde regelmatig dat ze bij thuiskomst haar zoon vertelde dat zijn Franse vervoegingen ondermaats
waren of haar dochter dat ze beter moest worden in het werken met breuken. Daardoor kregen haar kinderen
de indruk dat ze alles wist en maakten ze braaf hun huiswerk. Onder het licht van de olielampen zaten ze
naast hun moeder en werkten ze hard om het onder de knie te krijgen. Veel later vertelde de directeur van de
school dat niemand zo betrokken was bij haar kinderen als zij. Iedere week kwam ze langs en kreeg dan een
update van hun studieontwikkeling. Het is dan ook geen toeval dat alle kinderen uit het gezin naar de
universiteit zijn gegaan.
HOOFDSTUK 3
Rabia El Iboudi (2)
Berkane, Marokko, winter 1974

In de deuropening stond de oma van Rabia met betraande ogen te kijken toen de laatste spullen werden
ingeladen. De Mercedes 207D, waar de belettering van een vorig leven nog vaagjes op zichtbaar was, stond
ronkend voor de deur. De bus zou de familie El Iboudi naar het vliegveld van Oujda brengen om daar een
ongewisse toekomst tegemoet te vliegen. De ongeveer zestig kilo​meter die afgelegd moest worden tussen
huis en vliegveld was verder dan de kinderen ooit van huis geweest waren. Op zich al een wereldreis, maar
die zou in het niet vallen vergeleken met de aanstaande vlucht die de familie duizenden kilometers verder zou
voeren, naar Nederland, een land met een voor hen vreemde cultuur en onbekende gebruiken. De
smeedijzeren, bruine deur van hun huis zou voor de laatste keer achter hen dichtvallen. De karakteristieke
deurklopper zou veel minder gebruikt gaan worden nu de voorbereidingen voor de gezinshereniging in
Nederland afgerond waren.

***

Rabia woonde in Berkane samen met haar broer, zussen, moeder en oma in het familiehuis. Een traditionele
Marokkaanse woning waar meerdere generaties samenleven. De hal kwam uit op een patio, een
openluchtplaats als middelpunt van het huis, die dienstdeed als verbindingsader tussen de verschillende
ruimtes waar het gezamenlijke sociale leven vorm kreeg. Stromend water uit de kraan was een absolute luxe
die deze delen van Marokko nog niet had bereikt. De put, op een verscholen plek in de patio, was de enige
watervoorziening.
Tegenwoordig zie je in Marokkaanse huizen prachtige gasten​kamers die weelderig gedecoreerd zijn met de
mooiste tegels, banken en tapijten. De hardheid van het schuim van de vulling van de zitbanken zegt ook iets
over hoe goedgevuld de portemonnee is. Wie het zich kan veroorloven kiest voor de beste kwaliteit kussens
om op te zitten, wie de schone schijn op wil houden kiest voor kussens waarin je gedurende de avond steeds
dieper wegzakt. Deze luxe staat in schril contrast met de meer spartaanse omstandigheden van die oude
binnenplaats, de romantiek van de betonnen vloer waarop op primitieve wijze zitplekken werden gevormd.
Flinterdunne matrasjes op de grond, indien mogelijk twee op elkaar, waarop iedereen kon plaatsnemen.
Grote, mooi gedecoreerde theepotten werden vaak vele malen gevuld. De laatste druppels uit de theepot
geperst voordat een nieuwe pot in aantocht was. Perfecte omstandigheden om echt met elkaar samen te leven
en verhalen te delen. Sommigen zitten in kleermakerszit terwijl anderen half liggend, ondersteund door een
kussen onder de elleboog, deelnemen aan de vele gesprekken. Verhalen van vroeger, over vervlogen tijden die
niet meer terugkeren. Nostalgie, zeker nu de familie op het punt stond datgene achter te laten wat was
geweest en uitkeek naar dat wat ging komen.

Marokkaanse mannen waren in die tijd in groten getale naar Europa vertrokken en hadden alles
achtergelaten. Vele gezinnen hadden, vanwege de arbeidsmigratie, geen vader die aan het hoofd van het
gezin stond, maar een sterke vrouw die de dienst uitmaakte. De enige bijdrage die de mannen leverden aan
hun gezin was een financiële, de rest was het domein van de vrouwen. Zij droegen een grote
verantwoordelijkheid en vervulden die rol met verve.
Bij Rabia thuis was dit niet anders. De herinneringen aan haar vader Bounouar beperken zich tot de
momenten waarop hij jaarlijks in de zomervakantie langskwam met cadeaus en kleding. Hij was al bijna tien
jaar in Nederland, een land dat zij alleen kende uit zijn verhalen en van de achtergrondgeluiden die ze hoorde
tijdens de schaarse telefoongesprekken of op de cassettebandjes die ze uitwisselden. Hetzelfde bandje werd
soms wel dertig keer over en weer gestuurd, de bovenkant afgeplakt zodat oude opnames konden worden
overschreven. Een deel van hun geschiedenis ging zo bij iedere nieuwe opname ter ziele, de stemmen van
familieleden uit vervlogen tijden niet meer hoorbaar, niet meer terug te luisteren.
Wanneer de vader van Rabia na de zomervakantie weer vertrok naar het verre Nederland werd het gezag
van het tweekoppige vrouwelijk leiderschap weer hersteld. Zowel haar oma als haar moeder had de touwtjes
stevig in handen en leerden Rabia de kracht, het doorzettingsvermogen en de onverzettelijkheid die deze
generatie vrouwen kenmerkt.

***

Al tien jaar leefde iedereen in het gezin El Iboudi met het besef dat deze dag ooit zou komen, de dag van de
migratie. Maar al die tijd was het een vergezicht dat slechts een plek achter in hun gedachten innam. De
laatste dagen voor hun vertrek was de sfeer anders, gespannen. Op een welhaast verkrampte manier
probeerde iedereen luchtig om te gaan met de situatie. Zittend in de binnenplaats op dezelfde matrasjes en
thee drinkend uit dezelfde glazen waren de gesprekken die gevoerd werden ​serieuzer. Hoe vaak hadden ze
daar wel niet gezeten, hoeveel was daar wel niet gelachen? Het voelde opeens anders, hoewel de enscenering
exact hetzelfde was als al die andere keren.
Vanuit het busje zag Rabia de gestalte van haar oma steeds kleiner worden, tot ze niet meer in zicht was.
Niemand wist een woord uit te brengen, het gehuil van haar moeder was hartverscheurend. Het ‘beloofde
land’ moest wel heel bijzonder zijn als dit mooie leven daarvoor ingeruild moest worden.
Schiphol doemde na een vlucht van ongeveer drie uur op. Het witte landschap dat steeds dichterbij kwam,
was bevreemdend. Nog nooit had Rabia sneeuw gezien, laat staan gevoeld. De kleding die zij en haar zussen,
broer en moeder aanhadden zorgde voor bezorgde blikken bij de crew en medepassagiers. Korte mouwen in
plaats van gevoerde jassen. Zomerkleding in de winter, in het land van de Elfstedentocht. Het was duidelijk
dat de familie El Iboudi geen voorstelling had van het land van aankomst.
In Nederland verbleven ze bij de familie van Hassan, de beste vriend van Rabia’s vader. Hij was het die ze
kwam ophalen in zijn rode Opel Kadett, een auto die weggereden leek uit Starsky & Hutch. Het was geen
sinecure om zowel de bagage als de zes personen in een auto te proppen die daar niet op berekend was, al
was in Marokko deze manier van personenvervoer meer regel dan uitzondering geweest. Niemand van het
gezin was dan ook verbaasd toen alleen deze auto voor kwam rijden om de rit naar huis te maken. Op de
achterbank was altijd op zijn minst plaats voor vier personen, zo was de heersende gedachte, terwijl voorin
makkelijk drie mensen konden plaatsnemen. Op het dak en in de kofferbak zou dan meer dan genoeg ruimte
overblijven om hele inventarissen mee te nemen.

***

Hassan en Bounouar kenden elkaar van het pension waar ze hadden samengewoond. Vanaf het moment dat
ze daar terechtkwamen zochten ze elkaar op. Geestverwanten die, duizenden kilometers van huis, er het
beste van moesten zien te maken. Altijd onafscheidelijk, zowel op de werkvloer als in de kleine ruimte die zij
thuis noemden. Gastarbeiders uit verschillende windstreken woonden samen in krappe woningen die in alles
op studentenhuizen leken: veel mannen dicht op elkaar, samen koken en leven en geen wezenlijke privacy.
Veel fabrieken in grote of kleinere steden, die vanwege specifieke industrie grote groepen arbeiders nodig
hadden, droegen op deze wijze zorg voor het huisvesten van hun werknemers. Vergelijk het met de
zogenaamde Polenhotels waar tegenwoordig veelal jonge mannen uit het Oostblok samenwonen om op die
manier dicht bij hun werk te kunnen zijn en tegelijkertijd hun woonlasten kunnen drukken.
Alle gastarbeiders uit Marokko kwamen op het Europese vaste​land aan met vele dromen en ideeën. Ze
kwamen doorgaans uit een sociale onderklasse in de vaak rurale gebieden van Marokko en hadden het land
hoopvol verlaten om zichzelf en hun ouders te verheffen. Eindelijk een eigen huis en voldoende geld om echt
te leven in plaats van alleen te overleven. Elke gulden die niet noodzakelijkerwijs besteed hoefde te worden
aan eten of slapen ging naar het thuisland. Nederland was tijdelijk, de Rif voor altijd, was de gedachte. Maar
al snel werd een jaar een paar jaar en na bijna een decennium kwamen velen tot de conclusie dat het
verheffen niet snel genoeg ging, waardoor het vormen van een gezin in Nederland noodzakelijker werd. De
langeafstandsrelaties zorgden voor vervreemding van vrouw en kinderen. Misschien was het toch wel een
goed idee om voorlopig iedereen in Nederland te laten leven totdat er voldoende middelen zouden zijn om
met z’n allen weer terug te gaan?
De rest is geschiedenis. Deze eerste generatie gastarbeiders heeft zich, zowel in Marokko als in Nederland,
altijd aan de onderkant van de samenleving bewogen. De inkomsten waren wel hoger dan voorheen, maar de
kosten liepen ook op. De Marokkaanse onderklasse werd ingeruild voor de Nederlandse. Ze hoefden hier niet
mee te doen, dus deden ze niet mee. Ze werden gedoogd, niets meer.
Hassan had zijn gezin al eerder naar Nederland gehaald. Hij woonde met zijn vrouw en zeven kinderen in
een niet al te ruim appartement aan de Overtoom. Drie slaapkamers en een woonkamer, tachtig vierkante
meter groot. Bounouar was nog steeds op zoek naar woonruimte, maar ook in die tijd ging dat minder snel
dan gehoopt. De eerste periode verbleef iedereen bij de familie van Hassan. Twaalf kinderen en vier
volwassenen, dat was gedoemd om te mislukken. De kinderen werden evenredig verdeeld over de kamers op
basis van hun geslacht en leeftijdscategorie, dat zorgde natuurlijk voor de nodige botsingen. De schaarse
ruimte en faciliteiten moesten worden gedeeld, het recht van de sterkste gold. Toen de situatie echt
onhoudbaar werd, verhuisden de El Iboudi’s naar een neef die ook in Amsterdam woonde. Minder kinderen,
dus meer oppervlakte. Nog steeds geen weelde, maar veel leefbaarder dan de situatie die ze achtergelaten
hadden. Deze tussenstap maakte het mogelijk om wat kieskeuriger te zijn met betrekking tot de locatie van
de nieuwe, eigen woning. Bounouar bekeek verschillende huizen, onder andere op het niet zo goed
bekendstaande Mercatorplein, voordat een droomwoning gevonden werd in de Vogelbuurt in Amsterdam-
Noord, over het water aan de andere kant van het IJ.
HOOFDSTUK 4
Mohammed Nouri (2)

Mohammed studeerde wiskunde, natuurkunde en chemie aan de befaamde universiteit Sidi Mohammed Ben
Abdellah, een universiteit die al decennia op de tweede plaats staat op de ranglijst van beste universiteiten
van Marokko. De onbetwiste nummer één is de Al Akhawayn-universiteit in Ifrane. De complexiteit van
rekenkundige modellen en het feit dat maar één antwoord het juiste is sprak hem aan, er kan geen verschil
van interpretatie zijn. Ook natuurkunde en scheikunde lagen hem goed.
Mohammeds oudste zus Fatima is desalniettemin de enige van het gezin die uiteindelijk een universitaire
graad heeft behaald. Zij was ook de intelligentste van de familie, misschien wel de beste van de hele
universiteit. Zij heeft de master Islamitische wetenschappen afgerond, voor de broers moesten uit kosten​‐
besparing de studies nog voor diplomering eindigen.
Het buitenland lonkte, de beperkte kansen op werk en perspectief dreef jonge mensen vanuit Marokko naar
het Europese vasteland. Zo ook Mohammed. ‘Gelukszoekers’ heten ze vandaag de dag, vroeger waren dit de
broodnodige arbeidsmigranten die het laaggeschoolde werk op zich wilden nemen waar men destijds zijn
neus voor ophaalde.

***

In 1987 waagde Mohammed, samen met studiegenoten, een eerste poging om Spanje te bereiken. Voordat de
overtocht kon aanvangen moest eerst een wandeling gemaakt worden, een wandeling die veel jonge
Marokkanen in hun hoofd al ettelijke malen hadden gemaakt. Een route die langs de immer streng kijkende
douaniers voerde, over de loopbrug naar de boot die Afrika verbond met het Westen. De oversteek van de
zeestraat tussen Tanger en Tarifa was het verschil tussen voorspoed en achterstand. Zittend op het bovendek,
de ogen gesloten in de warmte van de zon, hoorde hij plots politieagenten luidkeels de naam ‘Mohammed
Lahrisi’ roepen. Hij keek een ogenblik om zich heen, maar sloot daarna zijn ogen weer totdat de beide
agenten voor zijn neus stilstonden. Met stemverheffing en krachttermen maakten ze duidelijk dat zijn
ongehoorzaamheid hen frustreerde.
In het kantoor van de douane bleek dat het serienummer van zijn paspoort overeenkwam met dat van een
politiek activist van wie ze vermoedden dat hij wilde vluchten. Het misverstand werd opgehelderd, maar
Mohammeds paspoort werd wel ingenomen. Voorlopig moesten de emigratieplannen geparkeerd worden. Zijn
studievrienden vervolgden hun reis, Mohammed troostte zich met de gedachte dat dit de wil van Allah moest
zijn geweest.
In 1990 waagde hij een tweede poging, dit keer met meer geluk. Spanje was in die tijd een makkelijk
toevluchtsoord voor studenten. Zij konden visumvrij reizen en proberen een toekomst op te bouwen aan de
andere kant van de Middellandse Zee. Eenmaal in Spanje aangekomen, was het niet makkelijk om vervoer te
vinden om de kuststreek te kunnen verlaten: Mohammed was alleen het Frans en Arabisch machtig. Een
postbode nam hem, ondanks de taalbarrière, mee en zette hem af in zijn woonplaats, Benecid. De gelijkenis
met Beni Said, de streek waar zijn roots liggen in het noorden van Marokko, kon geen toeval zijn.
Dolend door Benecid kwam Mohammed een Marokkaan tegen, zijn dreadlocks en manier van doen
vertoonden grote gelijkenissen met de reggaeartiest Bob Marley. Hij bood Mohammed zijn eerste slaapplaats
aan. Ook hij was alleen aangekomen in dit vreemde land en had graag iemand getroffen die hem op weg had
geholpen, maar dat geluk was hem niet ten deel gevallen.
In de vroege ochtend wees hij Mohammed de weg naar een bijeenkomst van de coöperatie van boeren in
die streek. Dagloners kwamen naar deze bijeenkomsten om werk te vinden. Samen met zes mannen – één uit
Oran, twee uit Algiers, twee uit Casablanca en één uit Tétouan – sliep Mohammed vanaf dat moment in een
loods waar normaal het gereedschap en materieel werd opgeslagen. Elke ochtend werd hij wakker met een
laag gruis over zijn hele lichaam, het stof ging overal in zitten. Een tuinslang bij de benzinepomp zorgde
ervoor dat ze ten minste eens in de paar dagen konden douchen.
Het was zijn moeder zwaar gevallen dat hij een onbestemde toekomst tegemoet ging. De verhalen over
jonge zonen die hun geluk gingen beproeven in Spanje, maar van wie nooit meer iets vernomen werd, waren
legio. Mohammed wist hoe belangrijk het voor zijn moeder was om zijn stem te horen, dus hij verzaakte nooit.
Het kostte de nodige moeite om van de boerderij naar het dorp te gaan, de plek waar de dichtstbijzijnde
publieke telefoon stond. Achter op trekkers, in laadruimtes waar normaal dieren in vervoerd werden: alles
wat maar enigszins kon dienen als vervoermiddel werd aangegrepen om zijn moeder gerust te stellen.
Het vinden van werk ging minder makkelijk dan gedacht. Mohammed werd door de anderen aangespoord
om voor dag en dauw bij de toegangsdeur van de coöperatie te gaan staan, maar het gebrek aan kennis van
de Spaanse taal zorgde ervoor dat hij de eerste drie dagen geen werk aangeboden kreeg. Geen werk
betekende ook geen inkomen. Het beetje geld dat hij had meegenomen was al opgegaan aan reiskosten; hij
was afhankelijk van de goedheid van anderen, een situatie die niet lang houdbaar was.
De vierde dag werd hij in het Spaans aangesproken door een boer, Mohammed kon weer niet reageren.
Maar toen de boer overschakelde op het Frans ging de communicatie stukken makkelijker en kon Mohammed
zichzelf eindelijk verkopen. Vijfentwintig euro per dag, werkdagen van meer dan tien uur. Hij bekwaamde
zich in het kruisen van appelbomen, om betere en grotere appels te krijgen. Alles wat hij verdiende werd
gespaard, een deel ging naar zijn ouders, een deel legde hij apart om de tocht naar zijn familie in Nederland
te kunnen maken. Daar woonden neven van vaderskant die hem misschien konden helpen met het opbouwen
van een bestaan. Amsterdam en Nederland kende hij alleen van ansichtkaarten en foto’s: de grachten, de
molens.

***

De tocht naar Nederland was geen gemakkelijke, alleen in Spanje kon je verblijven met je studentenvisum, de
andere landen in Europa hadden geen boodschap aan de afspraken die Spanje en Marokko hadden gemaakt.
Tussen Spanje en Frankrijk, in dichtbebost gebied, moest je een weg vinden om de controles van de douane
te omzeilen. Groepjes gelukszoekers betaalden vaak een lokale schaapsherder om hun de beste route naar de
andere kant van de grens te wijzen. Een kleine vrachtwagen bracht ze zo ver mogelijk de bossen in, vanaf
daar moesten ze de tocht te voet maken. Zo ook in het geval van Mohammed, zijn groep bestond uit tien
mannen, allemaal uit het noorden van Marokko. De reis begon in de buurt van San Sebastian, het doel was
om zo snel mogelijk in Bordeaux te komen. Daar viel je als Marokkaan niet zo snel op als in de kleinere
dorpen langs de grens, waar ze je zomaar konden oppakken en terugsturen naar waar je vandaan kwam.
Het lopen begon in het schemerdonker, maar al snel zagen ze geen hand meer voor ogen. De route liep
langs bergspleten en ravijnen, beken en scherpe takken. Mohammed liep uren en uren aaneen, op een
gegeven moment wist hij niet meer of hij sliep of wakker was. In de koude novembermaand was de
temperatuur een extra verzwarende factor. Langzaamaan veranderde het bos echter in begaanbaarder gebied
en bracht de zonsopgang licht in de duisternis.
In Bordeaux ging de groep uiteen, nu was het weer ieder voor zich. Alleen reizen verkleinde het risico op
ontdekking en maakte je veel flexibeler. Maar toen Mohammed aanstalten maakte zijn tocht alleen te
vervolgen, zag hij twee mensen uit de groep er verloren bij staan, alsof ze niet verder gedacht hadden dan de
eerste halte van hun reis. Mohammed nam ze mee op sleeptouw, kocht kaartjes voor de trein. De bestemming
was hun broer die in Lille woonde. Bloednerveus namen ze plaats in de coupé. Mohammed kocht twee
kranten en vertelde ze hun gezichten erachter te verbergen, maar eerst moesten ze de modder van hun
kleren verwijderen. Met hun jassen maakten ze hun schoenen schoon. Mohammed had rekening gehouden
met de ontberingen van de voettocht en had een smetteloos zwart leren jack onder zijn reiskleding aan. Hij
zag eruit zoals iedereen er in die tijd uitzag. Het enige waardoor hij afweek was zijn been, dat sleepte. De
voettocht had ervoor gezorgd dat hij zich lelijk had bezeerd aan prikkeldraad, de wond begon te ontsteken. In
Lille aangekomen werden ze met de auto opgehaald door de broer van zijn reisgenoten. Bij hem thuis kon
Mohammed eindelijk wat eten en de wond verbinden.
Na te hebben uitgerust keek hij erg op tegen weer een risico​volle treinreis. De angst om opgepakt te
worden was groot. Op de vraag of de broer misschien bereid was om hem naar Amsterdam te brengen,
antwoordde die met de vraag hoeveel hij daarvoor over zou hebben. Mohammed wilde boven alles zonder al
te veel risico in Amsterdam aankomen en bood zijn hele gespaarde vermogen aan. De broer bracht hem
diezelfde avond nog van Lille naar Amsterdam. Op de Admiraal de Ruijterweg in Amsterdam-West, voor de
deur van de slagerij van zijn neef, zette hij voor het eerst voet op Nederlandse bodem.
Het eerste wat hij deed na aankomst was zijn moeder bellen: hij was veilig, op vertrouwd terrein, onder de
vleugels van vertrouwde mensen. Ze was opgelucht. Mohammed was welkom in de slagerij, werd gevraagd
om er te werken, maar mocht ook gaan studeren als hij dat liever wilde. Bij de Universiteit van Amsterdam
meldde hij zich probleemloos aan voor een studie Informatica, maar de taal leren, studeren en daarnaast
werken was een te grote belasting. De studieplannen werden geparkeerd en Mohammed richtte zich op het
slagersvak. In het begin was het vooral vakkenvullen, dozen sjouwen, eigenlijk alle voorkomende
werkzaamheden, maar hij observeerde en leerde snel. Mohammed kreeg een stoomcursus: vlees uitbenen,
snijden, verwerken, kruiden, marineren. Hoe hij een gehaktmachine moest bedienen, hoe de vleeszaag
werkte. Zijn arbeidsethos was ongelofelijk, hij begreep snel wat er van hem verwacht werd en was ook bereid
om zijn stinkende best te doen om te slagen.
HOOFDSTUK 5
Rabia El Iboudi (3)
Jaren 70-90

De woning van de El Iboudi’s in Amsterdam-Noord was groot, zeker vergeleken met de situatie waar ze
vandaan kwamen. Twee verdiepingen, drie slaapkamers. De vier meiden van het gezin sliepen samen op een
enorme kamer, vonden ze. Wel dertig vierkante meter. Volgens de huidige maatstaven niet erg groot met
zoveel mensen – de meeste huizen van bewaring hebben meer ruimte per gevangene –, maar voor Rabia en
haar zussen was het luxe. Dat gevoel bleef zelfs toen er later nog twee broertjes en een zusje werden
geboren.
Toen de verhuiswagen aankwam in de Meeuwenlaan liep de halve buurt uit. Er kwam een groot gezin
wonen met een andere huidskleur, andere spullen, andere kleding. Alsof ze niet met een auto maar met een
ruimteschip van een andere planeet kwamen. Debby, het buurmeisje van een paar deuren verderop, kwam als
eerste dichtbij. Ze voelde aan Rabia’s haar, keek indringend in haar ogen. Ze konden nog alleen met handen
en voeten communiceren. Terwijl de rest van het gezin bezig was om alle dozen uit te pakken, werd Rabia van
deur tot deur meegenomen om alle meisjeskamers in de buurt van dichtbij te bekijken. Kamers waarvan ze
zich steeds afvroeg waar de bedden waren van de andere meisjes, die moesten er toch ook slapen? Poppen,
blokken, speelgoed, zelfs een speelgoedstofzuiger. Ze bleef zich verwonderen. Al die dingen die ze nooit in
handen had gehad kon ze nu vastpakken, er zelfs mee spelen. Rabia was niet weg te slaan bij Debby.
Het contrast met thuis was groot. Ze mochten al blij zijn als ze voldoende kleding hadden en er elke dag
een warme maaltijd op tafel stond. Er was simpelweg niet genoeg geld om naast de basale levensbehoeften
ook te kunnen voorzien in zaken die net iets meer kleur aan het leven gaven. Als je wilde spelen ging je naar
buiten, daar was meer dan voldoende vermaak.
Om genoeg eten te hebben was het ook nog eens noodzaak om levensmiddelen in grote volumes te kopen.
Grote zakken meel – die eigenlijk alleen per steekwagen vervoerd konden worden –, liters en liters
zonnebloemolie, juten zakken aardappelen. Alles wat niet snel aan bederf onderhevig was en in veel
gerechten toepasbaar was, werd in grote partijen aangeschaft. Dat moest ook wel, omdat naast de verzorging
van het gezin in Nederland ook de directe familie in Marokko moest worden bijgestaan. Daarnaast was het
vanzelfsprekend om ook oog te hebben voor de mensen die dicht bij je woonden. Eigenlijk zoals ze dat
gewend waren in Berkane. Een pan couscous was veel te veel voor alleen de El Iboudi’s, het was logisch om
porties te verdelen onder de buren. Brood dat thuis gebakken werd vond ook zijn weg naar de monden van de
buurtbewoners. Anne, de benedenbuurvrouw, was als weduwe verstoken van aandacht, dus was het de
zelfopgelegde taak van Rabia om haar te bezoeken, boodschappen voor haar te doen of haar te helpen met
het schoonmaken van het huis. Ondanks alles had niemand in het gezin El Iboudi het gevoel dat ze iets
tekortkwamen.

***

Vader Bounouar maakte als hoofd van het gezin lange dagen. Hij had in Marokko in de beveiliging gewerkt en
daar een redelijke status opgebouwd, maar eenmaal aangekomen in Nederland moest hij onderaan de ladder
beginnen. Hij werkte als productiemedewerker in een chocoladefabriek, aan de lopende band in een
kauwgomfabriek en als voorman in de schoonmaak.
Hij was een liefdevolle vader, maar ook streng doch rechtvaardig, zoals we nu zeggen. De islam was
bepalend voor het stelsel van normen en waarden in huis: niet liegen, niet roddelen, op tijd thuis zijn, goed
zijn voor je naasten, je buren. Eigenlijk alle zaken die we onder de noemer ‘goed fatsoen’ scharen, het echte
samenleven.
Zeker als het op school aankwam, was hij dwingend. Educatie was het belangrijkste wat er was. Als zijn
kinderen een beter leven wilden dan hij had gehad, dan kon dat alleen door verheffing. Een opleiding was de
sleutel daartoe. Alles was goed zolang er maar geen negatief geluid vanuit school te horen was. De stelregel
in huis was dat als er aangebeld zou worden met een klacht over één van zijn kinderen, de rapen gaar zouden
zijn. Hun verblijf in Nederland moest met zo min mogelijk overlast gepaard gaan, een mentaliteit die gedeeld
werd door veel eerstegeneratie​gastarbeiders. Vooral de eerste lettergreep van dat woord moest in de praktijk
worden gebracht. Ze moesten zich schikken naar de wensen van de mensen die hier ‘thuishoorden’. In
retrospect natuurlijk een vreemde instelling, maar in die tijd niet zo gek. Gelukkig hield Rabia zoveel van
school dat ze het niet in haar hoofd haalde om opstandig te zijn. De Mussenstraatschool was haar tweede huis
en ze kon zichzelf verliezen in het grote aanbod aan kunst, cultuur en literatuur. Lezen, tekenen, schilderen.

Na de basisschool was de huishoudschool de logische vervolgopleiding. Lekker makkelijk en dichtbij. Het


praktische werd verkozen boven het meer ambitieuze, zoals zo vaak bij meiden uit deze omgeving. Eerlijk
gezegd vonden haar ouders het wel prima, een school die lekker dicht bij huis was waardoor ze niet te ver uit
de eigen vertrouwde omgeving weg hoefde te gaan. Naast praktisch was dit ook noodzakelijk. Mimoun, de
jongere broer van Rabia, was meervoudig gehandicapt ter wereld gekomen en zijn verzorging behoefde veel
handen. Hij kon niet praten, zichzelf niet duidelijk maken. In het begin ging hij nog weleens naar een speciaal
dagverblijf waar meerdere gehandicapte kinderen kwamen, maar steeds vaker kwam hij met blauwe plekken
en wonden thuis. Op een dag zelfs met een armbreuk die pas thuis bij het omkleden werd ontdekt. Dat was
het moment dat ze besloten om hem volledig thuis te verzorgen. Ook werd Rabia’s moeder zwakker, waardoor
iedereen, naast de bezigheden buiten, ook thuis een bijdrage moest leveren.
Ze moesten Amsterdam-Noord verlaten voor een gelijkvloerse woning in Amsterdam-West, op de Admiraal
de Ruijterweg. Het was moeilijk om al die mensen die nu deel uitmaakten van hun gemeenschap achter te
laten. Het voelde ook als een grote migratie, van het relatief rustige Noord naar het bruisende West. Trams
die voor de deur voorbijraasden, veel verkeer, weinig groen.
***

De verhuizing naar Amsterdam-West zorgde ervoor dat Mohammed en Rabia elkaar konden ontmoeten.
Rabia’s huis stond pal tegenover de slagerij van Hadj Daoudi, een goede vriend van haar vader Bounouar en
tegelijkertijd de neef van Mohammed.
Bounouar was zeer gerespecteerd, Mohammed hoorde goede verhalen over hem en zijn kinderen. Een
prima gezin, goede normen en waarden. Eigenlijk was dat het belangrijkste om te weten. Mohammed vroeg
vaak naar Bounouar, waardeerde hem zeer. Maar helaas bleef hun interactie in die tijd beperkt, als stevige
roker was Bounouar geen lang leven beschoren. Mohammed en Hadj Daoudi wilden hem nog graag bezoeken
in het ziekenhuis, sterker nog: de plannen waren al gemaakt om langs te gaan om de hand van zijn dochter te
vragen. Hij overleed echter voordat Mohammed die plannen kenbaar kon maken. Mohammed troostte zich
met de gedachte dat hij deze goede man gekend had en na verloop van tijd kwam zijn wens alsnog uit. Wat
hielp was dat Bounouar niet meer expliciet hoefde in te stemmen met hem als acceptabele
huwelijkskandidaat voor zijn dochter. Door zijn manier van doen had Bounouar bij leven alleen maar lovende
woorden voor Mohammed overgehad, een harde werker die verstand van zaken had en ook nog eens warm
aanbevolen werd door zijn goede vriend Hadj Daoudi.
Ondanks het feit dat Mohammed geen woning bezat of mogelijkheden had om op korte termijn ergens in te
trekken, stemde Rabia in met zijn verzoek. Ze was tweeëntwintig jaar toen ze uiteindelijk in het huwelijk trad.
In de woonkamer van haar ouderlijk huis werd een traditionele Marokkaanse bruiloft gehouden, dat kon
prima omdat haar zus ernaast woonde. De mannen konden plaatsnemen op nummer 210 huis en de vrouwen
op 208 huis. Via de achtertuin werd het eten en drinken van het ene huis naar het andere huis gebracht.
Ze gingen, na wat omzwervingen, in de Jan van Galenstraat in West wonen. Abderrahim, de eerste van
zeven kinderen, is daar geboren, net als zijn broertje Mohammed Amine ‘Mo’. ​Abdelhak is op 2 april 1997
geboren in de Strackéstraat in Geuzen​veld, de buurt waar ze vanaf dat moment nooit meer uit zouden
verdwijnen. Een vierkamerappartement, met twee balkons. Een groot grasveld achter het huis. Meer had een
jong gezin niet nodig.
HOOFDSTUK 6
Mohammed Nouri (3)
Juli 2017

De lessen die Mohammed leerde over barmhartigheid en compassie komen rechtstreeks uit zijn jeugd en hij
heeft ze altijd geprobeerd over te dragen op zijn kinderen. Zijn motto is dat je niet veel hoeft te hebben om
veel te kunnen geven.
Al van jongs af aan probeert hij zijn kinderen te inspireren datgene te zien wat vaak verborgen blijft. Soms
omdat het niet zichtbaar is, maar meestal omdat het niet gezien wil worden. Naast het strand, de boulevard
en de stad maakt een bezoek aan een ziekenhuis of weeshuis steevast onderdeel uit van de vakantie in
Marokko. Of het nu een ziekenhuisrekening is die betaald moet worden, schoolgeld of basale levensbehoeften
als eten en drinken; de Nouri’s proberen te doen wat ze kunnen. Het zelf goed hebben brengt een
verantwoordelijkheid met zich mee voor anderen die het minder goed hebben. Niet wegkijken maar helpen,
dat is wat Mohammed zijn kinderen altijd heeft bijgebracht. Liefdadigheid gedijt het best bij zo min mogelijk
aandacht. Indachtig de lessen van de islam: bij donaties mag de linkerhand niet weten wat de rechterhand
gegeven heeft.
Mohammed maakt er dan ook een gewoonte van om met zijn kinderen binnen te stappen bij de plaatselijke
kruidenier en na het doen van een aantal kleine boodschappen steevast te vragen om de openstaande
rekening te mogen betalen van hen die het meest behoeftig zijn.
Een lach vormt zich op Mohammeds gezicht als hij ziet dat er een diagonale streep wordt getrokken door
de vaak lange lijst van boodschappen van vreemden. De winkelier tikt in hoog tempo op de cijfers van zijn
rekenmachine zoals een concertpianist op de toetsen van een vleugel slaat. Snel, virtuoos en foutloos. De
uitkomst is een bescheiden bedrag voor hen die het kunnen betalen, maar een loden last voor de behoeftigen.

***

Mohammed is in Amsterdam een lokale bekendheid geworden door zijn tijd in de kleine slagerij aan de
Haarlemmerdijk, zijn vaste werkplek nadat hij in 1992 door Hadj Daoudi gevraagd werd om daar een zieke
slager te vervangen. Prominente en minder prominente Amsterdammers deden daar hun boodschappen:
ministers, burgemeesters, wethouders, presentatoren. Van Hans van Mierlo tot Guusje ter Horst en van Ed
van Thijn tot Schelto Patijn – die laatste maakte regelmatig tijd om bij Mohammed een glas van zijn befaamde
muntthee te drinken. Iedereen die daar ooit binnen is geweest herinnert zich hoe trots Mohammed was op de
verrichtingen van de kleine Abdelhak. In de slagerij hingen posters van en artikelen over zijn oogappel. Nooit
was hij te beroerd om te verhalen over het grote talent van zijn zoon, anekdotes over de prestaties van de
kleine pupil vlogen over de toonbank. Hoe Abdelhak, toen hij net begonnen was op de basisschool, met zijn
rood-witte Ajax-voetbalschoenen aan naar school ging en je de noppen van zijn kicksen hoorde bij iedere stap
op de stenen vloer van de gang naar het klaslokaal. Toen de juf vroeg of die schoenen ook bedoeld waren voor
buiten het veld, was dat in de ogen van Abdelhak een vreemde vraag. Natuurlijk, het zijn toch schoenen? En
daarnaast lekker makkelijk, omdat je er op elk moment van de dag ook nog op kon voetballen. Zijn vader kan
iedere keer dat hij dit verhaal vertelt zijn lach moeilijk onderdrukken.

Vanaf het moment dat Abdelhak kon lopen schopte hij tegen een bal. Op het grasveld achter het huis rende hij
achter zijn broers aan en begon ook vaak genoeg onbedaarlijk te huilen als hij te licht werd bevonden om mee
te doen. Vanaf het balkon was zijn stem dan goed te horen, waardoor hun ouders zijn broers ook direct
vermanend konden toespreken. Abderrahim en Mo hadden geen andere keus dan hun jongste broertje mee te
laten spelen.
Dat het appartement van de Nouri’s grensde aan de verzamelplek van de jeugd uit de buurt had nog een
ander praktisch voordeel. Soms leek de keuken van de Nouri’s wel een levensmiddelen​distributiepunt, als de
jongens na een intensief potje voetbal moe en dorstig waren. De traditie om in grootverpakking in te kopen
was ook op dit redelijk kleine gezin van toepassing. De voorraadkast zat altijd vol met eten en drinken.
Het begon echter wel op te vallen dat bepaalde levensmiddelen – Danoontjes, koekjes, frisdrank – wel erg
snel op waren. Mohammed had bijna een vrachtwagen nodig om de voorraad op peil te houden. Er gingen
nog altijd geen alarmbellen af, totdat de onderbuurman zich steeds vaker begon te beklagen over het feit dat
zijn schone was steeds onder een soort yoghurt​smurrie zat. Abdelhak bleek vanaf het balkon, dat grensde aan
de keuken, zo ongeveer de hele wijk te voorzien van eten en drinken door zo geruisloos mogelijk van alles
naar beneden te gooien. De Danoontjes kwamen vaak niet ongeschonden uit de val, door het contact met de
waslijnen van lagergelegen balkons spatten ze open.

Vanaf het moment dat Abdelhak tegen een bal schopte, kon je Mohammed langs de lijn ontwaren. Voor de
aftrap keek Abdelhak naar de zijkant van het veld op zoek naar zijn vader en oom Abdelkader. Pas als hij hen
zag kon hij onbevangen spelen. Iedere wedstrijd stonden ze daar, elke training zaten ze geduldig aan de koffie
in de kantine van De Toekomst te wachten. Er was geen buitenlands toernooi of wedstrijd waar ze verstek
lieten gaan, Abdelhak heeft dat nodig, was het excuus. Maar het is maar de vraag wie er meer behoefte had
aan die aanwezigheid. Vaak stond Mohammed daar gewapend met een filmcamera om de verrichtingen van
zijn zoon vast te leggen. Een taak die exclusief toebehoorde aan hem. Eénmaal had hij die taak gedelegeerd
aan oom Abdelkader, maar bij thuiskomst bleek dat hij alleen groeiend gras had vastgelegd. Dat was meteen
de laatste keer.
Waar het gros van de kinderen na de wedstrijd met vrienden ging spelen of ging gamen, keek Abdelhak
direct na thuiskomst, zittend op de bank, naar zijn bewegingen op het veld. De camera moest meteen worden
aangesloten op de tv, alles en iedereen moest daarvoor wijken. Tijdens het kijken kauwde hij op zijn nagels tot
er bijna niets van overbleef. Samen analyseerden vader en zoon de wedstrijd en de acties van de jonge
meester.
Abdelhak was al vanaf zijn vijfde jaar kritisch op zijn eigen spel: wat kon er beter, hoe kon hij slimmer
voetballen? Hij zag wat er misging bij ploeggenoten, maar richtte daar nooit zijn aandacht op, hij realiseerde
zich al vroeg dat hij persoonlijk faalde als zijn medespelers de bal niet in de ploeg konden houden. Hij was
kennelijk gewoon niet genoeg aanspeelbaar geweest. Echte leiders zijn nooit op zoek naar excuses.

***

Nu Mohammed die zomer terug zou gaan naar de geboortegrond van zijn grootouders kwamen momentum en
locatie bij elkaar. Er is geen betere streek dan deze streek, in het noorden van Marokko, waar gezinnen
moeten rondkomen van misschien maar een paar euro per week. Mensen lopen hier niet te koop met hun
armoede en tegenslagen. Als je vraagt aan iemand hoe het gaat zal je per definitie ‘Alhamdoelillah’ horen,
men is Allah dankbaar voor zowel het goede als het kwade. De gedachte dat het leven op aarde een
beproeving is met als enige doel een paradijselijk leven in het hiernamaals maakt het voor hen enigszins
draaglijk. Deze overtuiging is de grootst denkbare hulp in tijden van grote ontberingen.
Het was zogezegd jammer dat Abdelhak er niet bij kon zijn als de hele familie op zoek zou gaan naar haar
roots. Niet alleen omdat hij geen deelgenoot kon zijn van die zoektocht, maar ook omdat zijn aanwezigheid
altijd iedere ruimte vulde en zijn lach en anekdotes voor de nodige hilariteit zorgden.
Abdelhak was in Marokko een Marokkaan onder de Marokkanen. Als kleine jongen struinde hij de nauwe
straatjes af die Fez rijk is. Als je hem in het voorbijgaan trof dan zag je geen verschil tussen hem en de
kinderen die daar opgegroeid waren. De zwarte vegen die zijn gezicht sierden, de scheuren in zijn broek, het
vuile hemd dat ooit wit moest zijn geweest en de afgetrapte schoenen gaven je niet het idee dat hij een speler
van Ajax was die in het rijke Amsterdam leefde. Hij zag geen verschil tussen arm en rijk, dat verschil is hij
ook nooit gaan zien. Hij was in Marokko niet de ‘buitenlander’ die pochte met zijn bezit, maar bescheiden in
zijn doen en laten.
In gedachte en via FaceTime zou Abdelhak erbij zijn die zomer in Berkane. Het was de bedoeling dat de
aanpassingen aan de woning niet veel tijd in beslag zouden nemen, in ​Mohammeds beleving moest dat best
snel kunnen gaan, althans snel genoeg om daarna naar de verrichtingen van Abdelhak in Oostenrijk te
kunnen gaan kijken.
HOOFDSTUK 7
Mohammed Nouri (4)
Berkane, Marokko, 8 juli 2017

Het seizoen 2017-2018 moest het jaar worden van Abdelhak. Ajax had een trainer die gek was van hem.
Marcel Keizer had hem in het seizoen 2016-2017 onder zijn hoede in Jong Ajax, het jaar waarin Abdelhak
gekroond werd tot Speler van het Jaar in de eerste divisie. Hetzelfde jaar waarin Frenkie de Jong het
predicaat Talent van het Jaar opgespeld kreeg.
Er was geen grotere fan te vinden van de voetballer Abdelhak Nouri dan Keizer, en die bewondering was
wederzijds. Toen Abdelhak na zijn eerste trainingsweek onder Keizer thuiskwam praatte hij onophoudelijk
over hem, over zijn trainings​methoden, voetballiefde, de inspiratie die hij hem gaf. Abdelhak was fan van de
trainer zonder noemenswaardige voetbalcarrière, eigenlijk iemand die haaks stond op de hele Cruijff-​‐
revolutie. Geen oud-voetballer met een imposante carrière, maar een trainer die het als speler niet verder
had geschopt dan SC Cambuur, De Graafschap en FC Emmen, nadat hij een blauwe maandag voor Ajax had
gespeeld. Maar ondanks zijn ‘beperkte’ carrière als speler raakte hij direct een snaar bij spelers als Donny
van de Beek, Frenkie de Jong en Abdelhak, technisch begaafde talenten. Jongens die feilloos aanvoelden of
een trainer oprecht was en hield van voetbal. Het was daarom geen vraag maar een feit dat Abdelhak zijn
belofte ging inlossen en zijn droom ging waarmaken om dat seizoen de vierendertigste landstitel aan de fans
van Ajax te schenken. Achter op zijn shirt prijkte dit nummer als een constante herinnering aan deze belofte.

***

Mohammed was enthousiast over dit vooruitzicht en wilde geen minuut missen van wat nu al een speciaal
seizoen zou worden. Hij had ook dit jaar met André van de Beek, de vader van ​Donny, afgesproken om samen
af te reizen naar Oostenrijk. Het was de bedoeling dat ze ook net als altijd gezamenlijk een accommodatie
zouden huren. De families Nouri en Van de Beek legden een vergelijkbare betrokkenheid aan de dag als het
ging om de carrière van hun voetballende zoons. De beide families leken vooral op de buitenlandse trips één
te zijn.
Mohammed verkeek zich echter op de tijd die een verbouwing in Marokko kostte. Hij veronderstelde dat er
slechts een aantal kleine zaken aan de woning in Marokko aangepast hoefde te worden. Hij zou op tijd terug
moeten kunnen zijn om gezamenlijk met de familie Van de Beek op reis te gaan, maar de Hollandse
voortvarendheid en professionaliteit is niet te vergelijken met de stroperigheid en laksheid in Marokko. Door
al het achterstallige onderhoud aan de woning duurde de verbouwing inmiddels al een maand, zonder uitzicht
op een einde. Elk stukje dat in de woning vernieuwd werd zorgde voor een kettingreactie aan andere, kleine
zaken die ook aandacht behoefden. Van vroeg in de ochtend tot laat in de avond werd er doorgewerkt, maar
het ging hem niet meer lukken om op tijd terug te zijn in Nederland. Mohammed moest de familie Van de
Beek teleurstellen; het zou de eerste keer zijn dat niemand van de familie Nouri bij Abdelhak in het
buitenland zou zijn.

***

Abdelhak was superfit naar Oostenrijk vertrokken. Een paar dagen daarvoor liep hij met gemak de bosloop in
het Amsterdamse Bos. Donny en Frenkie zaten na deze traditionele start van het seizoen helemaal stuk,
terwijl Abdelhak lachend het tafereel gade​sloeg. Hij was optimaal voorbereid op dit speciale seizoen, maar op
het trainingskamp in Oostenrijk veranderde dat. In de dagen voor de wedstrijd belde Abdelhak zijn vader. Dat
was niet ongewoon, maar het was wel ongewoon dat hij hem belde omdat hij zich niet lekker voelde. Huilend
hing hij aan de lijn, maagklachten, hij had zich niet vaak zo slecht gevoeld. Hij kreeg medicatie van de
clubarts, maar die hielp niet veel. Ook zijn enkel​klachten zorgden ervoor dat hij niet helemaal in zijn element
was. Mohammed sprak er met hem over: of hij de dokter al had geraadpleegd? Wat die zei?
Abdelhak liet zich niet kennen en zei dat het wel weer wat beter ging. Hij beloofde samen met de arts te
kijken wat het beste voor hem was. Mohammed bleef achter met een onbehaaglijk gevoel. Een gevoel dat je
alleen achteraf kunt verklaren. Het is natuurlijk moeilijk als je kind je in tranen opbelt, maar hij was in goede
handen, de medici zouden wel weten wat ze deden en hoe ze hem moesten helpen. Het was de laatste keer
dat Mohammed de stem van Abdelhak hoorde.

***

Terwijl hij met verfspullen de trap van het huis in Berkane op loopt hoort Mohammed onafgebroken zijn
telefoon overgaan en voelt hij het trillen van de berichten die binnenkomen. Met in zijn linkerhand de emmer
met verf haalt hij met zijn rechterhand de telefoon uit zijn broekzak. Nog nooit heeft hij zoveel berichten op
zijn telefoon zien staan.
Het eerste bericht dat hij leest is van André van de Beek, de vader van Donny: Wees niet bang, wij zijn hier
en wij zullen hem bijstaan. Hij krijgt meer foto’s en berichten binnen, er is iets ernstigs aan de hand met
Abdelhak. Het wordt hem zwart voor de ogen, de emmer met verf glipt uit zijn handen.
Een paar seconden later komt hij bij. De trap is van boven tot onder besmeurd met verf en de verfspatten
hebben de smetteloos witte muren op slag veranderd in een kunstwerk van Jackson Pollock. De emmer ligt
onderaan de trap en de verf zoekt een weg over de Marokkaanse tegels in het trappenhuis. Het hengsel van
de emmer, dat net nog zo stevig in zijn hand lag, ligt nu verbogen op de derde trede van beneden. Mohammed
opent zijn ogen en moet zich eerst oriënteren. Door de val heeft hij last van zijn rug, maar al snel verdrijft de
gedachte aan zijn zoon de pijn. Mohammed is alleen in Marokko terwijl zijn zoon vecht voor zijn leven in
Oostenrijk.
Hij probeert iemand te pakken te krijgen, de onmacht 3000 kilometer van huis is groot. Ook in Berkane
sijpelt het bericht door dat er iets aan de hand is met Abdelhak. Buren, kennissen en familieleden komen naar
zijn huis. Iedereen spreekt door elkaar heen, maar niemand weet wat er aan de hand is. Na herhaalde
pogingen neemt eindelijk Abderrahim op, zijn oudste zoon. Hij is in Amsterdam en kijkt de wedstrijd thuis.
Mohammed vraagt aan hem wat er aan de hand is. Abderrahim kan alleen maar zeggen dat het niet ernstig is
en dat het goed komt, dat het waarschijnlijk een flauwte is vanwege de hitte en zijn enkelklachten. Niets om
zich zorgen over te maken.
Abderrahim wil niet te veel zeggen, wil vooral zijn vader geruststellen, maar Mohammeds gevoel zegt dat
er iets ernstigs aan de hand moet zijn. Naarstig zoekt hij naar beelden van de wedstrijd, maar die wordt
nergens uitgezonden in Berkane. Dan maar via internet, maar hij ziet alleen foto’s van zijn zoon die op de
grond ligt, en van een ambulance die op het veld staat. De situatie wordt niet veel duidelijker, de wanhoop
neemt toe. Hij moet zo snel mogelijk naar Abdelhak. Het eerste vliegtuig dat beschikbaar is brengt hem naar
België, van daaruit volgen nog twee aansluitende vluchten voordat hij voet zet op Oostenrijkse bodem.
HOOFDSTUK 8
Mohammed Amine ‘Mo’ Nouri
8 juli 2017

Rond zes uur in de ochtend vertrekt Mohammed Amine Nouri, ‘Mo’ voor intimi, de drie jaar oudere broer van
Abdelhak, vanuit Amsterdam naar Eindhoven Airport voor een vakantie in Turkije. Hij draagt de smetteloos
witte Yeezy-sneakers van Abdelhak. De broers maken gebruik van dezelfde garderobe, ondanks het feit dat
Abdelhak iets kleiner is. Ze houden van dezelfde kledingstijl, het zijn jongens die lang voor de spiegel staan
om de juiste schoenen te matchen met de perfecte broek. Haren altijd mooi gekamd, een glimlach op het
gezicht als kers op de taart.
Een dag voor vertrek appte Mo Abdelhak met de vraag of hij de schoenen mee mocht nemen. Abdelhak
reageerde niet heel enthousiast. Hij zei dat het oké was, maar dat hij het zelf niet zo snel zou doen. De kans
was groot dat de ongedragen schoenen na verblijf in een land als Turkije in een andere kleur terug zouden
komen. Het was exemplarisch voor de manier waarop Abdelhak zijn mening gaf. Nooit in ge- en verboden,
maar wel altijd duidelijk.
Mo stopte met lezen nadat hij het antwoord had gekregen dat hij zocht. Net voor vertrek naar Turkije kreeg
hij nog een berichtje van Abdelhak: Triq Salama, een verzoek aan onze Schepper om Mo een behouden reis te
gunnen.

***

Toen Abdelhak voor de eerste keer op het voetbalveld stond was dat aan de zijde van Mo. Mo speelde net bij
SC Eendracht als tweedejaars F-pupil, Abderrahim speelde al bij de E-pupillen. Het was een koude winterdag,
noch vader Nouri, noch oom Abdelkader kon hen naar sportpark De Eendracht in Geuzenveld brengen.
Moeder ging eigenlijk nooit mee naar het voetballen maar die dag moest ze wel, en omdat er niemand anders
beschikbaar was om op te passen liep de vierjarige Abdelhak aan haar hand mee. Mo zag de bui al hangen.
Abdelhak keek enorm op tegen zijn broers. Wat zij hadden moest hij ook hebben.
Toen Mo en Abderrahim zich bij SC Eendracht inschreven, moest en zou Abdelhak zich ook meteen
inschrijven. Dat was op zijn leeftijd onmogelijk, maar praktische bezwaren maakten in de regel weinig indruk
op hem. Hij kon maar niet begrijpen dat hij niet mee mocht voetballen; huilend en schreeuwend zorgde hij
voor een gevoel van schaamte bij zijn broers. Het waren dit soort momenten waarop ze oom Abdelkader
misten. Hij verstond de kunst van de afleiding.
De oefenwedstrijd die die dag gepland stond was de officieuze aftrap van het tweede deel van het seizoen.
Tijdens die selectiemomenten konden trainers nogmaals goed bekijken wie progressie had gemaakt en
wellicht een team hoger kon worden geplaatst. Het kaf werd van het koren gescheiden.
Abdelhak volgde Mo de kleedkamer in en ging met zijn voetbalschoenen en scheenbeschermers aan naast
zijn broer zitten. Dat wekte bij zijn moeder en broer nog geen argwaan. Abdelhak sliep altijd met een
volledige voetbaloutfit aan, inclusief voetbal​schoenen en scheenbeschermers. Het was een onlosmakelijk deel
van hem, je moest het niet in je hoofd halen om ze af te nemen.
Daar in die kleedkamer, zittend naast Mo, begon Abdelhak met de uitvoering van zijn plan. Moeder was
intussen naar huis om op haar dochter te passen. Het was te koud om de kleine mee te nemen naar het
voetbalveld, een buurvrouw sprong tijdelijk bij. Ondertussen was oom Abdelkader onderweg naar het
sportpark om Abdelhak op te vangen. In dat vacuüm zag hij zijn kans schoon. Met grote ogen keek hij zijn
broer aan, een blik die duidelijk maakte wat hij wilde. Mo wist wat er komen ging, zei resoluut nee, al wist hij
dat hij uiteindelijk toch aan het kortste eind zou trekken.
Net voordat Abdelhak het op een huilen zette stemde Mo in. Hij moest nu alleen nog de trainer laten
geloven dat deze kleine jongen oud genoeg was om mee te doen. Mo instrueerde Abdelhak om zes vingers op
te steken als er naar zijn leeftijd gevraagd zou worden. De trainer keek verbaasd maar maakte er geen punt
van. Mo trok Abdelhaks spijkerbroek en winterjas uit en hees hem in het tenue van Eendracht. De blauwe
korte broek kwam net boven zijn enkels uit, de mouwen van het shirt moesten flink opgestroopt worden.
Net na het begin van de wedstrijd kwam oom Abdelkader aan. Hij maakte zich zorgen om die kleine jongen
die onmogelijk zonder gevaar op dat veld rond kon blijven lopen. Maar hij durfde hem er ook niet vanaf te
halen, vanwege Abdelhaks karakter was het veiliger om hem gewoon te laten staan.
Mo liep iedereen voorbij en maakte de mooiste acties, Abdelhak bewoog niet. Geen kennis van de
spelregels, geen idee wie die meneer was die steeds op die fluit blies. Wat hij wel wist, was dat zijn broer hem
geen enkele keer de bal gaf terwijl dat thuis normaal gesproken altijd zo was. Huilend dwong hij Mo de bal
aan hem af te spelen. Mo kon niet anders en dribbelde tot op korte afstand van Abdelhak, schoot de bal tegen
hem aan waardoor die automatisch terugkaatste. Na de wedstrijd prees Mo Abdelhak en zei dat hij de bal
goed had teruggespeeld. Abdelhak keek hem met grote ogen aan en was trots.
Zijn carrière bij SC Eendracht bleef beperkt tot die ene wedstrijd, het seizoen daarop schreven de drie
broers zich in bij DCG.

***

Vliegtuid geland, koffer gehaald, bus gevonden, eindelijk zit Mo ontspannen. De reis naar Antalya zal
ongeveer twee uur duren, dat geeft een ​beetje tijd om wat slaap in te halen, maar na ongeveer twintig
minuten gaat de telefoon. Het is een onbekend Nederlands nummer. Niet echt uitnodigend om op te nemen,
zeker niet op vakantie. Maar Mo aarzelt ook om een andere reden. Als Abdelhaks broer wordt hij vaak door
wildvreemden gebeld met een verzoek aan Abdelhak. Het kan zomaar weer een fan zijn of iemand die iets van
hem nodig heeft. Mo twijfelt even, maar iets zegt hem dat hij dit gesprek niet moet missen.
Als hij opneemt, stelt iemand aan de andere kant van de lijn zich voor als de teammanager van Ajax, zijn
naam is in eerste instantie niet goed verstaanbaar. Tjerk Smeets vraagt of Mo de wedstrijd aan het kijken is,
maar die begrijpt niet helemaal wat hij bedoelt. Mo slaat ook niet gelijk aan op ‘de wedstrijd’, maar realiseert
zich daarna snel dat Abdelhak op dat moment in Oostenrijk aan het spelen moet zijn.
Op een rustige toon vertelt de man aan Mo dat er iets aan de hand is met Abdelhak. Hij is gevallen. Het
concept ‘gevallen’ kan op het voetbalveld veel betekenen, Mo’s eerste gedachte gaat uit naar een vervelende
blessure: een kruisband afgescheurd, een gebroken been of scheenbeen. Typische voetbalblessures die een
lange revalidatie vergen. Maar het blijkt geen traditionele voetbalblessure te zijn. Flauwgevallen, hoort Mo,
maar ook die boodschap zorgt in eerste instantie niet voor veel bezorgdheid.

Abdelhak was voordat de voorbereiding begon samen met een aantal vrienden naar Turkije geweest, net
voordat hij een week in Marokko zou doorbrengen. De ramadan viel aan het begin van de zomer en Abdelhak
wilde die periode gebruiken om te ontspannen voordat het zware seizoen zou beginnen. Hij had ook niet veel
keus, voetballers zijn gecommitteerd aan een strak schema waarbinnen maar een beperkt aantal vrije dagen
kunnen worden opgenomen.
Tijdens een warme dag besloot hij om met zijn vrienden een partijtje te voetballen op het strand. Niet het
slimste idee als je niet mag drinken. Aan het einde van het wedstrijdje voelde hij zich flauw worden en werd
voor de zekerheid opgehaald door een ambulance. Nog voordat die arriveerde belde hij Mo met de boodschap
dat er niet veel aan de hand was, dat het vast door de ramadan zou komen. Hij zei dat het voelde alsof hij
door twee mensen werd meegenomen, dat hij moest vechten. Maar zo plotseling als ze waren gekomen,
waren ze ook weer vertrokken. Kort daarna werd hij weer wakker. De artsen in Turkije schreven het toe aan
vochttekort in verband met het vasten en de inspanningen op het heetst van de dag.
Bij thuiskomst ging Abdelhak direct met zijn moeder naar zijn huisarts. De diagnose was niet anders dan
die van de Turkse artsen. De huisarts had ook geen reden om anders te veronderstellen, nergens in
Abdelhaks medisch dossier stond een euvel vermeld dat tot een andere diagnose kon leiden.

Tjerk gaat sneller praten. De paniek slaat toe bij Mo als hij hoort dat Abdelhak gereanimeerd wordt. Mo
wordt bijna gek; dit is niet onschuldig. Als een mitrailleursalvo komen de vragen uit zijn mond, Tjerk krijgt de
tijd niet om erop te antwoorden. Mo wil Donny spreken, de persoon die hij het meest vertrouwt. Mo en Donny
zijn goede vrienden, ook Rody van de Beek, de jongere broer van Donny, is heel close met de Nouri’s. Het is
een soort verlengde familie. Als er iemand is die niet zal verbloemen wat er speelt, is het zijn boezemvriend
wel.
Donny kan echter geen woord uitbrengen, kan alleen maar ontroostbaar huilen met daartussenin flarden
van woorden waar niets uit op te maken is. Op dat moment weet Mo genoeg, het is echt foute boel. Hij
verliest zijn evenwicht, valt neer in zijn stoel. ‘Ze zijn met Appie bezig, ze zijn met Appie bezig,’ is het meest
verstaanbare wat Donny zegt. De daaropvolgende vijftien minuten bestookt Mo Tjerk met telefoontjes, hij
moet hem in dat korte tijdsbestek wel honderd keer hebben gebeld. Tussendoor probeert hij ook contact te
houden met het thuisfront. Schreeuwend rent hij met zijn telefoon aan zijn oor in de bus naar voren. In alle
mogelijke talen probeert hij duidelijk te maken dat er sprake is van een noodsituatie. De buschauffeur
begrijpt dat de bus snel aan de kant van de snelweg moet worden gezet. Voor die hem kan wijzen op de
gevaren van die plek aan de kant van een drukke snelweg staat Mo al buiten, iedereen in de bus in
verwarring achterlatend. Het verkeer raast met hoge snelheid voorbij, niemand mindert vaart. Er is geen
vangrail of middenberm, het is een overtocht met gevaar voor eigen leven. Toch staat hij in no time aan de
overkant. Luttele momenten later stopt er een taxichauffeur en verdwijnt Mo in de richting waar hij vandaan
kwam.
Wanneer de taxi bij de aankomsthal van het vliegveld arriveert sprint Mo naar de balie voor uitgaande
vluchten. Het maakt niet uit waar de eerstvolgende vlucht heen gaat, als het maar enigszins op rijafstand is
van Amsterdam. Brussel is de eerste mogelijkheid. Twee uur later zit hij aan het raam naast een lege stoel.
Als hij naar buiten kijkt ziet hij de zonnige bestemming achter zich verdwijnen, en zijn de positieve
verwachtingen van een paar uur eerder ingeruild voor angst. Zijn telefoon kan hij niet gebruiken, maar om te
bidden heeft hij geen simkaart of wifi nodig.
HOOFDSTUK 9
Abderrahim Nouri
8 juli 2017

Abderrahim Nouri, de oudste broer van Abdelhak, drukt zijn hoofd met de grootst mogelijke intensiteit in zijn
gebedskleed. Op de achtergrond brengt de cameraman de spelers van Ajax en Werder Bremen in beeld.
Tussen hoop en vrees kijken zij samen met de begeleiders naar de plek waar zijn broertje ligt.
Abderrahim heeft zich afgesloten van de realiteit en zoekt op dit moment van chaos naar rust en
verbinding. Bij tegenslagen verrichtte de profeet Mohammed (vrede zij met hem) het gebed, twee eenheden
om precies te zijn. Abderrahim kan niet anders dan dit voorbeeld volgen. Smeekbede na smeekbede spreekt
hij uit, terwijl zijn voorhoofd de grond raakt. Hij smeekt Allah om Abdelhak bij te staan, om hem te genezen,
hem wakker te maken. Niet eerder heeft hij met deze intensiteit het gebed kunnen verrichten, het is alsof hij
in een ander universum terecht is gekomen. Een wereld waarin de wens de realiteit overschaduwt, een
wereld waarin de hoop het wint van het noodlot.

***

Alle drie de broers trokken veel met elkaar op, hadden dezelfde interesses, dezelfde vrienden. Niet alleen in
theorie, zoals veel broers en zussen vrienden zijn, maar ze waren ook echte vrienden die dagelijks met elkaar
omgingen. Abderrahim voelde zich verantwoordelijk voor zijn broertjes, al was het Abdelhak die de
verantwoordelijkheid voor hem en de rest van het gezin overnam toen hij wat ouder werd. Hij nam
bijvoorbeeld ook het initiatief voor de familie-appgroep, omdat hij vond dat iedereen op ieder moment van de
dag moest kunnen weten hoe het met de anderen ging.
De volwassenheid van Abdelhak had een positief effect op de rest, ze moesten wel mee in zijn zorgzaamheid
en betrokkenheid. Dat werkte ook door op zijn vrienden; zij hielden natuurlijk wel van een dolletje maar
waren vooral bezig met het geloof, met goed doen en slecht laten, met het bouwen aan een carrière. Geen
stappers, geen drank- of drugsgebruikers. Een ander beeld dan dat je doorgaans ziet van jongens uit
achterstandswijken. Zijn huis was de plek waar al zijn vrienden bij elkaar kwamen. Playstationen, tv-kijken,
praten, dromen. Zijn vrienden mochten pas weg als hij in slaap was gevallen, hij wilde de mensen die hij
graag mocht om zich heen hebben. De jongens schetsten de hele dag door toekomstplannen, tegenslagen
speelden hierin maar een beperkte rol, dat mag je ook niet verwachten van jongens die net volwassen zijn.
Door zich rekenschap te geven van mensen die het veel slechter hebben, veel moeilijker, hield de gedachte
stand dat alles mogelijk is door de gratie van Allah.

Toch moet moeder Rabia gek zijn geworden van de drukte die de drie jongens met elkaar maakten vroeger.
Kattenkwaad, pesten, slaan, schreeuwen: eigenlijk al die dingen die horen bij opgroeiende jongens. Als
jongste jongen werd Abdelhak vooral in de watten gelegd door de broer en zus van Rabia, Abdelkader en
Rahmouna. Wat hij thuis niet mocht, kreeg hij wel van hen. Dat zorgde voor verwend gedrag. Als hij met
Rabia meeging naar de supermarkt en niet kreeg wat hij wilde dan ging hij pontificaal dwars in het gangpad
liggen en schreeuwde hij de boel bij elkaar. Erg eigenwijs, altijd willen winnen. Als dat niet goedschiks ging,
dan maar kwaadschiks.
Maar wat Abdelhak onderscheidde van zijn broers en leeftijdsgenoten was het niveau van de streken die hij
uithaalde. Hij was doordachter, slimmer. Zo belde hij bijvoorbeeld de buren op met de huistelefoon, deed zich
voor als Abderrahim en vroeg of de vrouw des huizes zo vriendelijk wilde zijn om Turkse pizza’s te maken,
terwijl hij bij de andere buren vroeg om hun overheerlijke loempia’s. Gerechten waar hij gek op was.
Als Abderrahim die buren een paar dagen later op straat tegenkwam, en ze hem vroegen hoe de pizza’s en
loempia’s hadden gesmaakt, kon hij in eerste instantie de vraag niet plaatsen. Een paar tellen later viel het
kwartje pas en schaamde hij zich. De pizza’s en loempia’s waren buiten het zicht van iedereen om verorberd
door Abdelhak.

Naarmate Abdelhak ouder werd nam ook de aandacht voor hem toe. Het gebeurde met regelmaat dat
Abderrahim tijdens zijn werk als barista werd aangesproken door klanten die om zijn broertje vroegen, iets
van hem wilden. Soms een foto, in andere gevallen een gesigneerd shirt of iets dergelijks. Abderrahim moest
ze dan teleurstellen, het was niet makkelijk voor Abdelhak om in te gaan op al die verzoeken. Meerdere keren
per dag gaf hij zijn klanten een dergelijk standaardantwoord. Voor de vorm appte hij zo nu en dan dit soort
verzoeken door naar Abdelhak. Als Abderrahim dan zei dat een jongetje hem graag wilde ontmoeten,
gebeurde het met regelmaat dat Abdelhak zei dat hij eraan kwam, dat hij in de auto zou springen en naar de
koffiezaak zou komen. Hij besefte heel goed wat zijn rol en benaderbaarheid betekenden voor een jonge
jongen uit de wijk.
Abdelhak was altijd genereus met zijn bezittingen. Door zijn drukke schema was zijn kostbaarste bezit zijn
tijd: toch maakte hij die altijd vrij voor kinderen uit de buurt, uitreikingen op middelbare scholen of het
bezoeken van mensen die het moeilijk hadden, zoals bijvoorbeeld zijn gehandicapte oom. Abdelhak bezocht
hem het meest van al zijn broers, terwijl hij eigenlijk de minste tijd had.
Hij was ook erg gestructureerd. Vaak zat hij samen met zijn moeder op bed om de hele week uit te denken
en alles te plannen. Als je weet wat je moet doen, houd je vrijheid om te doen wat je wilt doen.

***

Na het telefoongesprek met zijn moeder rent Abderrahim de deur uit, buiten wordt hij direct aangesproken
door buren. Iedereen maakt zich zorgen, iedereen leeft mee. Zo snel als hij kan rijdt hij naar zijn ouderlijk
huis, een rit van nog geen drie minuten. Bij aankomst staat de deur wagenwijd open, van afstand is het
geschreeuw en het gehuil al duidelijk hoorbaar. De hele woonkamer staat vol. Rabia zit op de hoek van de
bank, de plek die het dichtst bij de keuken is. Een plek waar ze altijd graag zit, zo kan ze onderdeel zijn van
het gezelschap in de woonkamer en tegelijkertijd snel in de potten en pannen roeren als dat nodig is.
Ze is ontroostbaar, al doen de meeste mensen een poging haar bij te staan. Verdriet laat zich zo rauw niet
temmen, daar is tijd voor nodig. Abderrahims zusjes kijken om zich heen, lijken verdwaald in een film, als
figuranten die zich niet hebben ingeleefd in de scène die ze spelen. Ze begrijpen niet wat er gebeurt en er is
niemand die de tijd neemt om ze uit te leggen waarom iedereen zo overstuur is.
Abderrahim gaat naar boven om de drukte te ontvluchten en belt Edwin van der Sar. Hij hoort de directeur
van Ajax zeggen dat Abdelhak een hartslag heeft en dat een helikopter hem heeft meegenomen naar het
ziekenhuis. Het gaat goed nu, hij heeft de beste hulp, hoort hij hem zeggen. Abderrahim gelooft in eerste
instantie de woorden van Van der Sar niet, hij denkt dat hij de familie niet ongerust wil maken. Een paar
tellen later realiseert hij zich dat het wel waar móét zijn, dat er geen zoete broodjes worden gebakken op dit
soort cruciale momenten.
Tickets moeten worden geboekt, monden moeten worden gevoed. Abderrahim is ogenschijnlijk kalm en als
een crisis​manager probeert hij de allerbelangrijkste zaken te regelen. Emotie uit, actiemodus aan.
HOOFDSTUK 10
Innsbruck, Oostenrijk (1)
8 juli – 12 juli

De eerste berichten uit Oostenrijk zijn hoopgevend, de scans laten geen schade zien aan Abdelhaks hart.
Velen slaken een zucht van opluchting, hoop overtreft vrees in dit soort situaties. Ondanks het feit dat de
hersenen van Abdelhak erg lang geen zuurstof hebben gehad, is het besef dat het weleens niet goed zou
kunnen aflopen met hem in eerste instantie ver weg.
Rabia was in de vroege ochtend van 9 juli naar Abdelhak vertrokken. Abderrahim, Mo en oom Abdelkader
vlogen mee op de rechtstreekse vlucht van Amsterdam naar Innsbruck. Aangekomen in Oostenrijk stond
Tjerk Smeets hen op te wachten, de teammanager die voornamelijk als contactpersoon fungeerde. Hij was
daar om het gezelschap naar hun hotel te brengen. Rabia wilde graag direct naar Abdelhak, maar kreeg te
horen dat hij op dat tijdstip geen bezoek mocht ontvangen. Ondanks aandringen bleef het onmogelijk.
Bij het hotel stonden Don de Winter, clubarts van Ajax, en Fulco van Kooperen, de zaakwaarnemer van
Abdelhak, te wachten in de lobby. Fulco was nog geen etmaal daarvoor in Pisa toen hij hoorde dat Abdelhak
onwel was geworden. Geen vlucht beschikbaar dus vervoer per taxi was de enige mogelijkheid om in
Innsbruck te geraken. Het was letterlijk en figuurlijk noodweer onderweg, ondertussen boekte hij vluchten en
stond hij in contact met Mohammed en Mo om ervoor te zorgen dat ook zij zo snel mogelijk in Oostenrijk
konden zijn. Hij had ook nu alles in het werk gesteld om voor Abdelhak te zorgen, om iedereen van wie hij
hield bij hem in de buurt te krijgen. Soms wordt er met dedain gesproken over zaakwaarnemers, maar dat
zou in zijn geval volkomen onterecht zijn. Bij Fulco is de oprechte liefde voor Abdelhak en zijn familie
voelbaar.
Don had vanwege het gebrek aan privacy in het hotel waar hij verbleef de Nouri’s ondergebracht in een
ander hotel, waar meer besloten ruimtes beschikbaar waren. Daar aangekomen leidde hij ze naar een
vergaderzaaltje met een grote ovalen tafel en veel stoelen eromheen. Die dag geen mannen in pak die
belangwekkende zaken te bespreken hadden, maar een familie die nog geen idee had wat er exact was
gebeurd met hun zoon, broer en neef.
Don stak gelijk van wal: Abdelhak was heel erg ziek en hij had alles in het werk gesteld om hem te redden.
Hij vertelde in vogelvlucht over de reanimatie en de luchtweg die vrijgemaakt moest worden. Moeder hoorde
de woorden, maar was niet geïnteresseerd in het verleden, ze was hier voor het heden. De familie wilde op
dat moment eigenlijk niets anders dan Abdelhak zien.

Aangekomen bij het Landeskrankenhaus in Innsbruck – met 1600 bedden een van de grootste ziekenhuizen
van Oostenrijk – was het lastig oriënteren. De talloze ingangen en gebouwen maakten het ziekenhuis tot een
labyrint. Rabia probeerde te begrijpen welke route haar het snelst bij Abdelhak zou brengen. De
bewegwijzering was voornamelijk in het Duits, wat het alleen maar verwarrender maakte.
Don de Winter liep met versnelde pas voor haar uit. Door de grote ingang en langs het enorme plein dat als
atrium dient, vonden ze de weg naar de liften. Ze moesten op de achtste verdieping zijn, INTENSIVMEDIZIN
stond op het bordje bij de lift. Dat kon niets anders dan intensive care betekenen, besefte Rabia. Aangekomen
op die etage doemde een lange gang op, met aan het eind het voorportaal van de intensive care. Bij die
ingang moesten alle zichtbare lichaamsdelen eerst met chemicaliën vrijgemaakt worden van bacteriën en
kreeg iedereen witte jassen en hoofddeksels aangemeten.
Op dat moment was Rabia er nog stellig van overtuigd dat Abdelhak alleen voor de zekerheid even in slaap
gehouden werd, dat hij na een paar tests samen met haar het ziekenhuis uit zou lopen, in het vliegtuig zou
stappen en naast haar grapjes zou maken over de vlucht. Hij zou haar knuffelen en vasthouden, troosten en
verzorgen. Hij zou de Abdelhak zijn die hij altijd was geweest.

***

Iedereen wilde als eerste bij hem zijn, maar zonder discussie werd dat voorrecht voorbehouden aan de
persoon die Abdelhak voortgebracht had. Rabia stapte naar binnen, met Abderrahim achter haar, Don volgde
in hun kielzog en bleef in de kamer op gepaste afstand staan.
De confrontatie met alle kabels en snoeren die aan Abdelhak bevestigd waren deed de realiteit keihard
binnenkomen. Waar eerder de woorden van Don weinig tot geen effect hadden gehad op haar
gemoedstoestand, sloeg deze aanblik van haar zoon de grond weg onder Rabia’s voeten.
Abdelhak lag vredig op zijn bed en sliep ogenschijnlijk, maar de enscenering maakte duidelijk dat er meer
aan de hand was dan een simpel middagdutje. Naast alle slangen, kabels en monitoren, was er ook een
sticker met elektroden pontificaal op zijn hoofd bevestigd, waarschijnlijk om zijn hersenactiviteit te meten,
dacht Rabia. Ze stortte zich op hem en haar tranen vloeiden van haar gezicht naar het zijne. Zijn gespierde
benen, afgetrainde bovenlichaam en prachtige gezicht verraadden niets over het ongeval.
Rabia en Abderrahim praatten met Abdelhak alsof hij bij bewustzijn was, alsof hij kon antwoorden. Ze
vertelden hem dat er een paar tests zouden volgen en dat hij binnen een paar dagen weer naar huis mocht, ze
hadden het over zijn lievelingseten en het kijken naar voetbal. Eigenlijk bespraken ze alles alsof er niets aan
de hand was, alsof hij gewoon thuis was.
Abdelhak had ook een lievelingsvers uit de Koran dat ze reciteerden, gevolgd door smeekbede na
smeekbede. In de dagen voorafgaand aan het trainingskamp had hij het vers zich eigen proberen te maken.
Ondanks het feit dat hij de woorden en de sequentie nog niet onder de knie had, gaf deze soera hem vooral
rust. De naam van het vers: ‘Al-A’la, de Verhevene’. Dit vers is in de kern een waarschuwing voor een
bovenmatige focus op het tijdelijke leven op aarde in tegenstelling tot het prachtige, eindeloze leven in het
hiernamaals. Abdelhak vond altijd rust bij deze gedachte, deze werkte louterend. Doe vooral goed in dit leven,
dat is de enige manier om in rang het dichtst bij de Schepper te zijn.
Het uur ging veel te snel voorbij, op de gang wachtten de anderen ongeduldig op hun beurt. Rabia kon
moeilijk afscheid nemen en stond haar plekje voor korte tijd af aan haar broertje Abdelkader en Mo. Zij
moesten een bliksembezoek aan Abdelhak brengen, Rabia’s moederhart kon niet lang zonder haar kind. Ze
wilde erbij zijn als hij zijn ogen zou openen, dat kon in haar beleving elk moment gebeuren. Abdelhak zou zijn
moeder moeten zien als hij bij kennis zou komen, daarom moest ze aan zijn zijde blijven.
Op weg terug naar het hotel zat iedereen verdwaasd voor zich uit te kijken. Zachtjes klonk gesnik in het
taxibusje, dat in de dagen erna de tocht van en naar het ziekenhuis nog vele malen zou maken.
De stemming die avond was hoopvol. Na het tweede bezoekmoment van die eerste zondag in Oostenrijk
was de cardioloog aangeschoven en had verteld over de verrichte scans. Die waren allemaal heel positief, het
zag er goed uit. Hij vertelde over de echo’s, dat de onderzoeken tot op heden zeer hoopvol stemden, dat het
hart zeer goed functioneerde en ook de foto’s en scans een positief beeld gaven. De aankomende dagen
zouden nog een aantal onderzoeken volgen. Abdelhak zou rustig moeten ontwaken, waarna de medicatie
afgebouwd zou kunnen worden.
Rabia had het gevoel alsof haar zoon al bijna weer bij haar terug was, dat ze snel zouden kunnen praten
over zijn angstige momenten op het veld en over hoe sterk zijn kleine lichaam wel niet was.
HOOFDSTUK 11
Abdelkader El Iboudi
8 juli 2017

Waar het op de heenweg naar de Amsterdamse binnenstad best relaxed manoeuvreren was met de auto, is
het nu verstandiger terug te gaan met de tram. Abdelhaks oom is bang om in de auto te stappen, bang om
een aanrijding te veroorzaken. Helder denken gaat moeilijk als er een wervelwind aan gedachten door je
hoofd schiet. Hij moet proberen te focussen. Van der Sars woorden galmen nog na: helikopter, ziekenhuis,
hartslag, observatie. De beelden van Abdelhak op de grond zeggen niet veel, de onmacht die hij op dit
moment voelt wel. Sinds Abdelhak begon met voetballen was Abdelkader op de achtergrond aanwezig, hij
keek mee, ze kwamen en gingen samen. Tot op de dag van vandaag is het misschien maar twee keer
voorgekomen dat Abdelkader niet daar was waar Abdelhak op het veld stond. Niet alleen bij wedstrijden,
maar ook bij alle trainingen.
In de tram richting Geuzenveld belt hij zijn zus Rabia en probeert zo nonchalant mogelijk over te komen.
Dat Abdelhak gevallen is, dat ze zich geen zorgen hoeft te maken. Hij hoort tussen de regels door dat hij
beter niet had kunnen bellen, zijn zus is met van alles bezig, maar niet met de oefenwedstrijd tussen Werder
Bremen en Ajax. Hij heeft slapende honden wakker gemaakt, hij heeft geen idee wat de impact is van zijn
verhaal. Als eerste belde hij vader Van de Beek nadat hij zag dat zijn neefje niet opstond. Hij hoorde dat het
goed mis was. In staccato zinnen dirigeerde Abdelkader André van de Beek richting het veld, een
ooggetuigenverslag van een vertrouwenspersoon zou het meest waarheidsgetrouwe beeld geven.
De tramreis duurt lang, halte voor halte beweegt het voertuig zich naar de eindhalte, en onderwijl vraagt
Abdelkader zich af waarom hij er niet bij was. Hij zou er zijn, maar Abdelhak had hem afgeraden de reis naar
Oostenrijk te maken voor een wedstrijd waarvan het hoogst onzeker was of hij zou meedoen. Enkelklachten,
maagklachten, niet fit zijn. Meer dan genoeg redenen voor Abdelkader om in Amsterdam te blijven.

***

Voetbal was een belangrijk tijdverdrijf bij de El Iboudi’s. Ondanks het feit dat tussen de oudste broer
Mohammed en de jongste Abdelkader twintig jaar leeftijdsverschil, vier zussen en nog een broer zaten,
domineerde de voetbalsport. Mohammed El Iboudi, voor sommigen ‘Maradonna’ maar voor de meesten
‘Boudi’, was een groot talent, een lokale bekendheid in ​Amsterdam-Noord. Abdelkader kon de verhalen over
zijn broer dromen, zijn techniek, de goals. Hij was een van de eerste spelers van de roemruchte voetbalclub
FC Chabab, een club die in 1974 werd opgericht door eerste generatie Marokkaanse arbeidsmigranten. Pas
veel later trad deze club toe tot de KNVB en werden op georganiseerde wijze competitiewedstrijden gespeeld.
Mohammed El Iboudi was de sterspeler voor wie mensen naar het sportpark kwamen. De deurbel in de
portiekwoning ging meerdere malen per dag speciaal voor hem, iedereen wilde dat hij buiten op straat kwam
voetballen. Zonder twijfel hebben zijn neefjes Abderrahim, Mo en Abdelhak iets van dat talent geërfd.
Abdelkader zelf heeft niet heel lang gevoetbald, had niet het talent van zijn broer, maar wel het plezier. Hij
heeft even bij VVA gevoetbald, maar dat mocht eigenlijk geen naam hebben. Het ontbrak hem aan begeleiding,
een steun in de rug. Iemand die met hem meeging en na de wedstrijd onder het genot van een AA’tje en een
zakje chips met hem praatte over de wedstrijd, de goals en gemiste kansen.
Hij had zich voorgenomen om dat bij zijn neefjes anders te doen. Hij was het die Rabia en Mohammed
aanspoorde om Abderrahim, Mo en Abdelhak in te schrijven bij DCG, een club met een grote jeugdopleiding,
met veel teams en veel aandacht. De drie broers Nouri hadden enorm veel energie en aanleg, maar voordat
ze bij DCG een kans zouden kunnen krijgen, was het plan om bij een kleinere club te beginnen, in een hoger
elftal terecht te komen en op die manier vanzelf aandacht te krijgen van grote broer DCG.
Uiteindelijk werd SC Eendracht verkozen, dicht bij zowel het ouderlijk huis als DCG. Abdelkader klopte
samen met Mohammed Nouri eerst nog aan bij Sporting Maroc, maar die club was vol en had een ledenstop
afgekondigd. Toen de broers Nouri eenmaal naam hadden gemaakt bij SC Eendracht en de overstap naar DCG
gingen maken, kwam Sporting Maroc alsnog om de hoek kijken. Waarom ze daar niet speelden? Een
ledenstop is kennelijk een flexibel begrip op het moment dat het talent groot genoeg is.
Bij SC Eendracht speelden Mo en Abderrahim aanvankelijk nog in hetzelfde team, Mo iets meer vanuit het
middenveld, Abderrahim als blikvanger vanwege zijn snelheid en kracht. Abdelkader werd trainer van dat
team en tijdens wedstrijddagen kwam hij met Abdelhak naar het voetbalveld. Hijzelf druk aanwijzingen
gevend langs de lijn, Abdelhak als vierjarige zittend op een bal en gebiologeerd kijkend naar het spel. Een
opmerkelijk tafereel, een vierjarige die het geduld en de aandacht opbrengt van een volwassene en rustig de
wedstrijd aanschouwt.

Toen Abdelhak vijf jaar oud was mocht hij eindelijk instromen bij de F-pupillen. Bram Wiertz, oud-
international van het Nederlands elftal, die nog met Abe Lenstra heeft gevoetbald, stond op zijn oude dag
oefeningen voor te doen voor de jongste jeugd. Hij kon nog steeds aan die kleine jongens overbrengen hoe
een bal gespeeld moet worden, al hadden ouders en andere aanwezigen vooral oog voor zijn beperkingen. Hij
kwam met een rollator het veld op en moest alles met één been doen, omdat het andere geamputeerd was. De
kinderen keken daar echter helemaal niet naar, die letten alleen maar op wat hij wel kon.
Bij de F9 zag Abdelkader voor het eerst een tafereel dat zich later veel vaker zou herhalen: de trainer
haalde een blocnote uit zijn zak en vroeg naar de naam van dat kleinste jongetje op het veld. Abdelhak
stroomde in korte tijd als jongste speler door naar de F2. Daar zag je al de contouren van echt voetbal. Die
jongens begrepen het spelletje, speelden in een ruit, liepen de ruimte in en wisten waar ze ongeveer moesten
staan. Abdelhak was dan wel de kleinste, maar je kon toen al goed zien dat hij qua motoriek en
balbehandeling veel verder was dan de anderen. Zijn fysieke tekortkomingen compenseerde hij door slimmer
te zijn, drie stappen vooruit te denken. Iedereen zocht een plekje in de nabijheid van Abdelkader en de
‘kenners’ voorspelden die kleine speler een grote toekomst. Succes kent vele vaders, het herkennen van
talent kennelijk ook. Doelpunt na doelpunt maakte Abdelhak; twintig keer scoren in een wedstrijd was niet
ongewoon, en dat in twee keer twintig minuten. De score had vaak nog hoger kunnen oplopen, maar
Abdelhak bedacht met regelmaat dat het ook leuk was als de anderen een goal konden maken. Hij soleerde
dan het hele veld over om net voor de goal in te houden en een teamgenoot in staat te stellen een doelpunt te
vieren.
Abdelkader en Mohammed stimuleerden dat ook: plezier moet je delen en niet claimen. Abdelkader sprak
met Abdelhak op een ander niveau dan je normaal doet met een vijfjarige. Hij wees hem op de snelheid van
handelen, het ontwijken van schoppen. Tegenstanders gingen Abdelhak opzoeken, waren het zat dat ze voor
schut werden gezet door een ukkie van vijf. Hij moest zich daartegen wapenen. Abdelhak kon eigenlijk al
doorstromen naar de F1, maar bij DCG vonden ze het risico te groot: hij was te klein, fysiek nog niet sterk
genoeg. Dat seizoen speelde DCG F1 tegen de leeftijdsgenoten van Ajax, de uitslag was 12-1 voor Ajax. Een
aantal maanden later werd deze wedstrijd herhaald, maar nu met Abdelhak in de gelederen. De wedstrijd
werd met de grootst mogelijke moeite door Ajax met 2-1 gewonnen.
Het grootste verschil tussen Abdelhak en zijn broers zat hem niet in de manier waarop ze voetbalden, maar
vooral in de manier waarop ze bezig waren met het spelletje. Abdelhak was de hele week druk met de
wedstrijd, hij stelde zich voor hoe hij zou spelen en liet niets aan het toeval over, belde zijn oom tot vervelens
toe op om de tijd af te spreken waarop hij opgehaald moest worden. Op een gegeven moment bleef
Abdelkader van vrijdag op zaterdag maar slapen bij zijn zus, zodat Abdelhak er zeker van was dat hij niet te
laat zou komen.

Toen DCG dat seizoen een uitnodigingsbrief van Ajax voor Abdelhak kreeg, was het duidelijk dat ze hem graag
wilden hebben. Voor de formaliteit deed hij nog mee aan de talenten​dagen op veldjes waar de beste spelers in
drietallen in wisselende samenstelling tegen elkaar speelden. Aan de zijkant priemende ogen van scouts die
in hun werkzame leven al duizenden en duizenden kinderen voorbij hadden zien komen, kinderen die door
hun ouders als het grootste talent van de afgelopen decennia werden betiteld. Abdelhak was goed, maakte
actie na actie, scoorde doelpunten en gaf assists. Niet veel later kwam de tweede brief. Abdelhak was
euforisch, zat met zijn ouders en Abdelkader op de bank en samen lazen ze dat Abdelhak deel ging uitmaken
van de jeugdopleiding van de grootste club van Nederland.
Abdelhak was al zo lang als hij zich kon herinneren idolaat van Ajax. Toen Abdelkader hem wilde
inschrijven bij SC Eendracht vroeg Abdelhak al naar een inschrijfformulier van Ajax. Waarom bij deze
amateurclub spelen als je dat bij de beste club van Nederland kan doen? Dat je alleen gevraagd kon worden
om bij Ajax te spelen leverde in eerste instantie gefronste wenkbrauwen op, maar al snel ging de knop om.
Dan zou het vast niet lang duren voordat hij gevraagd zou worden, zo dacht Abdelhak. Ajacied was hij immers
al. Hij zong woordelijk en uit volle borst liedjes als ‘Ay ay ay Ajax’ van Ronald en Peter Beense, ‘Ajax is
kampioen’ van Danny Lukassen en als favoriet ‘Who the f..k is Bayern, Hajduk en Milan’ van Gompie mee.
Cultklassiekers afkomstig van de cd Ajax: The Champs. Mohammed had die cd ergens op de kop getikt en
kreeg daar naarmate de nummers vaker op repeat stonden steeds meer spijt van.

Abdelhak was klein van stuk maar stond zijn mannetje. ​Quincy Kluivert, zoon van Patrick, was een
generatiegenoot in de jeugdopleiding van Ajax. Hij was groot, sterk, maakte indruk door zijn postuur en
kracht, was imponerend en intimiderend voor zijn tegenstanders. Quincy en Abdelhak werden goede
vrienden, maar het begin verliep stroef. Abdelkader stond op een middag op het balkon van De Toekomst en
zag Abdelhak en zijn teamgenoten beneden voetballen, een onderling partijtje. Abdelhak vertoonde zijn
kunsten en Quincy kon het niet hebben. Zonder bal in de buurt schopte hij Abdelhak ondersteboven.
Abdelhak moest even verwerken wat er was gebeurd, maar wilde niet over zich heen laten lopen. Ouders van
andere spelers probeerden hem ervan te overtuigen naar de trainer te gaan, maar Abdelhak was daar
helemaal niet mee bezig. Wat op het veld gebeurt blijft op het veld. Hij nam een aanloop en schopte Quincy
met een krachtige vliegende trap tegen zijn schouder. Beide spelers huilden, maar voor hen allebei was
hiermee de kous af.
Als aanvoerder schroomde hij nooit om zijn medespelers aan te spreken op verkeerd gedrag, maar wat hij
nooit deed was de anderen in een kwaad daglicht stellen bij trainers. In de D-pupillen, op een toernooi waar
zowel Ajax als Feyenoord aan deelnam, stalen jongens van beide ploegen samen een hele rol
consumptiebonnen. Abdelhak sprak ze aan en toen de trainers lucht kregen van het incident zei hij dat het al
opgelost was. Het was moeilijk te accepteren voor de trainer, maar namen ging Abdelhak niet noemen.

Zijn hele carrière heeft Abdelhak moeten omgaan met enorme druk. Hij sprak daar vaak over met Abdelkader.
De mensen verwachtten niet zomaar dingen van hem, hij moest altijd de allerbeste zijn, nooit mocht hij
verzaken: adel verplicht. Iedere speler van Ajax weet dat elke dag een test is, een moment waarop gekeken
wordt naar je vooruitgang, ontwikkeling. Abdelhak werd gezien als een van de beste spelers van de jeugd,
maar juist daarom moest hij iedere keer weer de bovengrens aantikken, het onmogelijke laten zien. Een grote
druk, zeker voor een jongen in zijn puberteit.
Maar Ajax is wel een familie, de trainers vochten als leeuwen voor hun pupillen. Toen Abdelhak bij Oranje
Onder 15 niet in het selectie-elftal maar in het schaduwelftal werd geplaatst, liep Michel Kreek, toen zijn
trainer in de jeugd, met grote passen richting de spelersbus, paraplu in de hand. Van afstand was te zien dat
Kreek niet heel erg gelukkig was met de selectievoorkeur van de keuzeheer van Oranje. Druk gesticulerend
en met stemverheffing maakte hij zich kwaad over de wijze waarop talent niet herkend en erkend werd. Dat
de trainer koos voor grote, sterke jongens in plaats van voetbal was een doorn in het oog van iedere
voetballiefhebber. Het is een gegeven dat kracht een minder belangrijke factor is naarmate jongens ouder
worden, maar juist techniek en inzicht de drijvers zijn waardoor teams het verschil maken.
Abdelhak vond het, toen hij dicht tegen het eerste elftal van Ajax aan zat, lastig om te zien dat hij geen kans
kreeg. Hij was het, als jongen van de club, gewend dat hij in een omgeving speelde die meer van eigen
jongens vroeg dan van jongens die ‘gehaald’ waren. Hij had ze zien komen en gaan, spelers die met hun
ouders in de buurt van Amsterdam kwamen wonen zodat hun zoon bij Ajax kon gaan spelen. Gouden bergen
werden hun beloofd. Met lede ogen zag Abdelhak dat dit soms ten koste ging van ‘eigen’ spelers die met iets
meer vertrouwen makkelijk datzelfde niveau zouden hebben gehaald. Hij maakte zich echter nooit zorgen om
zijn eigen positie, hij stond buiten iedere discussie, maar het had wel invloed op het groepsproces.
De laatste stap naar het eerste elftal moest gezet gaan worden onder Marcel Keizer. Abdelhak belde
Abdelkader iedere dag, was superfit nog voor de start van de voorbereiding. Hij ging spelen, moest spelen.
Nog meer inhoud had hij nodig, hij moest het hele middenveld kunnen bestrijken. Druk zetten, snel de bal
veroveren. Hij moest klaar zijn om zijn kans te grijpen.

***

Abdelkader had zijn vakantiedagen in eerste instantie al opgenomen, klaar om naar Oostenrijk te vertrekken.
Hij had in zijn leven ontelbaar veel kilometers gemaakt om bij Abdelhak te zijn, hij was een soort talisman die
geluk brengt. Nu klonk Abdelhak anders dan normaal. Hij was ziek en voelde zich niet lekker. Het was niet
nodig dat Abdelkader de hele reis zou maken terwijl hij niet helemaal fit was. Zijn wreef en enkel deden pijn.
Abdelhak was nooit van het zeuren, had het eigenlijk nooit over kleine pijntjes, maar nu, een dag voor de
oefenwedstrijd tegen Werder Bremen, klonk hij futloos. Zware benen en een zwaar gemoed. Dit was
ongewoon. Maar hij was natuurlijk wel gretig om te laten zien wat hij in huis had. Tijdens dat gesprek maakte
Abdelkader de keuze om niet af te reizen naar Oostenrijk. De berglucht is goed, maar het voerde te ver om
alleen daarvoor een stedentrip naar Hippach te maken.
Aangekomen bij zijn zus in Geuzenveld ziet Abdelkader de bedroefdheid en de schrik op de gezichten van
de aanwezigen. Hij kan alleen maar denken dat het anders was gelopen als hij erbij zou zijn geweest. Wat hij
had kunnen doen om zijn neefje te helpen. Die nacht slaapt niemand. Ze zoeken vliegtickets zodat ze de
volgende ochtend kunnen vertrekken.
HOOFDSTUK 12
Innsbruck, Oostenrijk (2)
8 juli – 12 juli

Tweemaal per dag een uur, meer mocht de familie Abdelhak niet zien. Per bezoek mochten er maximaal twee
mensen naar binnen. Het liefst bivakkeerde iedereen bij Abdelhak in zijn kamer, maar het ziekenhuisprotocol
verhinderde dat. De enige constante in alle bezoeken aan Abdelhak was Don, hij was altijd de derde persoon.
Bij toerbeurt zaten ze die week aan het bed van Abdelhak. De Koran werd gereciteerd, er werd veel
gehuild. Abdelhak lag te midden van zijn familie, slangen en apparaten, onbewogen in zijn bed. Op weg van
en naar het ziekenhuis was niemand spraakzaam, de taxirit een mooi rustmoment voor de inzittenden.
Als het bezoekuur voorbij was bleef Don steevast achter met de artsen om te horen wat de stand van zaken
was. De familie moest dan plaatsnemen in de ruimte die de gang afscheidde van de kamer waar Abdelhak
verbleef. Het leek erop dat Don zich als buffer wilde opstellen, dat hij de informatie wilde filteren en
behapbaar wilde maken, niet te veel zorgen wilde wekken als dat niet nodig was. Het verslag van de
gesprekken die Don met de artsen voerde werd steeds uitgesteld tot na terugkomst in het hotel, in de
vergaderruimte besprak hij pas de resultaten van de onderzoeken met de familie.
Zonder uitzondering was het beeld positief. Naast de onderzoeken aan het hart gaf ook de eerste scan van
de hersenen van Abdelhak een hoopvol beeld. Er was geen schade zichtbaar, naast zijn hart leken dus ook zijn
hersenen onaangedaan. Don vertelde over een gesprek dat hij gevoerd had met een bevriende neuroloog. Die
wist te vertellen dat als de scans positief waren de familie zich nergens zorgen over hoefde te maken. Don
vergeleek de reis die Abdelhak maakte met een bergbeklimming: het is behoedzaam manoeuvreren naar de
top. De familie moest zich realiseren dat die tocht naar boven niet in een rechte lijn zou verlopen, dat het
zicht beperkt was en na iedere bocht nieuwe obstakels konden opdoemen. Maar nu het hart en de hersenen
er goed uitzagen, was hij van mening dat het alleen nog wachten was op het moment van Abdelhaks
ontwaken. Als hij dan meteen om een bal zou vragen, zou zijn werk voltooid zijn.
Deze mededelingen maakten aan bijna alle onzekerheden een einde. De toekomst was hoopvol en met een
beetje geluk kon Abdelhak snel weer op het veld staan, was de stiekeme gedachte. De afspraak werd gemaakt
dat de familie stand-by moest zijn om direct naar het ziekenhuis te kunnen komen als hij zou ontwaken.
Rabia lag praktisch op haar telefoon en controleerde elke paar minuten, dag en nacht, of de batterij wel
was opgeladen en of er wel voldoende bereik was. Alles om maar niet dat belangrijke telefoontje te missen.
Maar uren en dagen gingen voorbij zonder dat belletje, ongeduld maakte zich meester van haar. Abderrahim
moet gek geworden zijn van zijn moeder die hem ieder kwartier vroeg om Don te bellen. Misschien was Don
het vergeten? Was hij in slaap gevallen en had hij het telefoontje niet gehoord? Misschien stond zijn telefoon
op stil of had hij per ongeluk een verkeerd nummer doorgegeven aan het ziekenhuis? Maar als Abderrahim
dan met Don belde en te horen kreeg dat er geen nieuws was, maakte dat de teleurstelling alleen maar
groter.
Rabia dacht die week vaak terug aan de momenten dat Abdelhak bij haar in bed kroop. Zijn geur, zijn lach,
zijn warmte. Tjerk had alle spullen van Abdelhak aan haar gegeven. Tussen zijn meest persoonlijke
bezittingen maakte het laatste voetbalshirt dat hij gedragen had de meeste emoties los. Het wit-rode shirt,
opengescheurd aan de voorzijde. Een laatste tastbare herinnering aan zijn voetballeven, doordrenkt met zijn
zweetgeur. Rabia herkende die geur blindelings en sliep die hele week met dat shirt onder haar kussen. Zo
was hij bij haar en zij vooral bij hem.

***

De dagen gingen voorbij zonder dat de situatie veranderde. De familie keek hoopvol uit naar donderdag 13
juli, de dag waarop de laatste scan zou plaatsvinden die definitief uitsluitsel zou moeten geven. Het was de
verwachting dat deze MRI-scan het beeld van alle andere foto’s en scans zou bevestigen. Geen reden tot
ongerustheid dus. Waar Rabia vooral naar uitkeek, was het moment waarop Abdelhak na deze scan eindelijk
rustig zou worden geholpen bij het ontwaken.
Toen die dag aangebroken was, verliep hij eigenlijk volgens hetzelfde stramien als alle andere dagen in
Oostenrijk tot dan toe. Ze bezochten Abdelhak, mooie verhalen, dagelijkse praatjes en smeekbedes wisselden
elkaar af. Er werd gelachen en gehuild.
Ogenschijnlijk was alles hetzelfde, al dacht Mo iets anders te zien in Dons blik, iets wat door niemand
anders werd opgemerkt. Don begaf zich tussen de familie, maar belde vaker dan gewoonlijk die dag. Als zijn
telefoon ging, bewoog hij zich weg van de rest, de kamer uit, door de ruimte waar gedesinfecteerd wordt naar
de lange gang. Mo volgde Don op korte afstand om hem te confronteren met zijn voorgevoel, maar het
telefoongesprek duurde maar voort. Don sloeg geen acht op zijn omgeving en leek vrijuit te spreken. Het
gesprek was in het Nederlands, Mo ving flarden op. Dokterstermen volgden elkaar snel op, het enige wat Mo
begreep was ‘code rood’, wat Don bleef herhalen.
Mo realiseerde zich dat het niet goed zat en snelde terug naar zijn familie. Huilend stapte hij de ruimte
binnen. Hij was boos, alle licht en lucht in de kamer werden gedoofd en weggezogen. De rest sprak hem
tegen, alle scans spraken hem tegen. Iedereen predikte positiviteit, Mo kon alleen maar woedend zijn. Rabia
had in de kamer bij Abdelhak gezeten, maar had zich nu op verzoek van Don bij de rest gevoegd zodat
professor Barbara Friesenecker nog een laatste test kon uitvoeren. Rabia hoorde de consternatie, maar ook
zij wilde niets weten van code rood of slecht nieuws. Ze was vastberaden om met de wil van Allah goed
nieuws te vernemen.

De krap bemeten ruimte was drukbevolkt. Aan de ene kant van de tafel zaten professor Friesenecker, een
collega-arts en een verpleger die de afgelopen week Abdelhak liefdevol had verzorgd. Daartegenover Rabia,
Mohammed, Abderrahim en Mo. Ook oom Abdelkader zat aan tafel, net zoals Don de Winter. Mo huilde
hoorbaar. De spanning was te snijden, behalve bij Rabia. Zij keek vol vertrouwen voor zich uit, ondanks dat
Don de aanwezigen maande om goed op te letten, omdat de boodschap als een shock kon aankomen. Die
woorden waren niet aan haar besteed.
De professor draaide er niet omheen. Iedere arts leert dat slecht nieuws zonder omwegen gebracht moet
worden, die les was duidelijk goed geleerd. Het nieuws was zeer slecht, de MRI-scan van Abdelhaks hersenen
liet diepe beschadigingen zien. Hij zou nooit meer kunnen lopen, praten of zien. Hij zou, kort gezegd, nooit
meer kunnen functioneren.
Terwijl professor Friesenecker deze woorden uitsprak, verloor Mohammed het bewustzijn. Eerst bewoog hij
licht van links naar rechts, Rabia voelde dat hij tegen haar aanleunde. Kort daarna sloot hij zijn ogen en werd
hij op zijn rug gelegd. Mo begon te schreeuwen en wilde weglopen, wilde niet luisteren naar die ‘onzin’.
Abdelhak zou weer lopen en praten, hij zou weer de oude worden. Ook de anderen begonnen het uit te
schreeuwen.
Rabia gaf geen kik, waardoor de professor zich afvroeg of ze de boodschap wel goed begrepen had. De
boodschap was goed aangekomen, de conclusie werd alleen niet gedeeld. Het was een gegeven, zei Rabia,
dat Abdelhak weer zou lopen, praten en vooral knuffelen. Op het moment dat ze die woorden uitsprak, brak
ze. Het gitzwarte vooruitzicht de genegenheid van haar kind te moeten gaan missen maakte de meeste indruk
op haar.
Professor Friesenecker liep naar Rabia toe en vertelde met tranen in haar ogen dat dit de eerste keer was
dat ze zelf moest huilen om een patiënt, alsof Abdelhak haar eigen kind was. Ondanks dat hij sliep, straalde
hij enorm veel liefde uit, zei ze, net zoals zijn naasten dat deden. Dat raakte haar en liet haar niet onbewogen.
Ze voelde mee als moeder, zag van nabij wat de impact van het nieuws was op deze familie, al hun
kwetsbaarheid en breekbaarheid.

***

Abdelhak zou niet nogmaals gereanimeerd worden als zijn hart zou stoppen. Dat is het duidelijke protocol in
het Oostenrijkse ziekenhuis. De familie had daar geen invloed op. Hij was uitbehandeld in Oostenrijk en kon
dus terug naar Amsterdam. Alleen een wonder kon hem helpen, zei de professor. De familie smeekte om niets
minder dan dat. De rest van de dag mocht iedereen bij Abdelhak blijven, er waren voor even geen bezoekuren
of beperkingen meer.
Het vooruitzicht dat Abdelhak niet geholpen zou worden in het geval zijn hart onverhoopt dienst weigerde,
zorgde ervoor dat de familie hem zo snel mogelijk naar Nederland wilde transporteren. In de wereld van de
familie Nouri is het ondenkbaar dat er een discussie gevoerd wordt over kwaliteit van leven. Niemand
beschikt over leven of dood behalve de Schepper. Met dat idee werd alles in het werk gesteld om binnen
vierentwintig uur met z’n allen weer terug in Amsterdam te zijn.
HOOFDSTUK 13
Zwarte donderdag
Amsterdam, 13 juli 2017

Sinds de eeuwwisseling wonen de Nouri’s in de keurige een​gezinswoning aan de Aalbersestraat in


Geuzenveld. Om de hoek ligt het voetbalveld waar Abdelhak en zijn vrienden van vroeg in de ochtend tot laat
in de avond te vinden waren. De voortuin is met een hek afgescheiden van de straat, keurig betegeld zonder
al te veel groen. Door de poort aan de achterzijde loop ik door een gangetje naar de tuin van de familie Nouri.
Ik ben er al verschillende keren geweest, maar het huis heb ik nooit eerder van deze kant gezien. Ik zoek
naar de deur die toegang biedt tot de achtertuin. Op gevoel schat ik in hoe ver ik moet lopen, terwijl ik me
een voorstelling maak van de talloze keren dat Abdelhak hier geschaafd moet hebben aan zijn techniek. Hoe
tegenstanders links en rechts in het gangetje in de luren werden gelegd door zijn onnavolgbare acties.
Ondanks het verdriet moet ik glimlachen bij die gedachte.
Na vijftien meter lopen vind ik aan de rechterkant de deur die toegang geeft tot een tuin die zich het best
laat omschrijven als een kleine patio. Ongeveer vijf bij drie meter groot, inclusief een schuur. Keurig
onderhouden, veel tegels, weinig groen. Dat kan natuurlijk ook niet anders. Op deze beperkte vierkante
meters probeerden de drie broers Abderrahim, Mo en Abdelhak elkaar met de bal af te troeven. Geen plant of
bloem bleef gespaard.
Verspreid in de tuin staan, ogenschijnlijk willekeurig, verschillende soorten stoelen en krukken. Kleine
plastic krukjes, waarvan de originele kleur van sommige – door jarenlange blootstelling aan de
weersomstandigheden – moeilijk te achterhalen valt. Klapstoelen van plastic en hout, omgekeerde
bloembakken die dienstdoen als zitplaats en een grote groene bak, waar normaliter de tuinkussens in
opgeborgen worden, fungeert als bank. Alles wat maar enigszins geschikt is om op te zitten wordt gebruikt
om de vele bezoekers een plek te kunnen bieden. In het midden van de tuin staat een tuinset die als enige
samenhang vertoont. De rest is, zo stel ik me voor, door verschillende buurtbewoners verzameld en
neergezet.
De tuin is ook niet meer het domein van de Nouri’s, vandaag is die onderdeel van de openbare ruimte, van
iedereen en niemand. Deze kleurrijke, ongeordende setting met in het midden de tuinset, als punt van rust en
cohesie, symboliseert onbedoeld de verhouding tussen het hechte gezin Nouri en al die anderen die een
plekje hebben gevonden in hun nabijheid. De pijn is voelbaar bij iedereen, maar toch ziet deze er wezenlijk
anders uit bij het kleine clubje naasten van Abdelhak.
Abderrahim is als oudste broer kalm, bedeesd. Zijn lange baard straalt sereniteit uit, wijsheid. Het is
zeldzaam om hem geëmotioneerd te zien, zijn rust is als een kompas voor de rest van zijn familie. Hij is het
die de leiding op zich heeft genomen, die organiseert. Mo is emotioneel, kan niets verbergen. Zijn gezicht
spreekt boekdelen. De middelste broer, maar in doen en laten dichter bij Abdelhak dan zijn oudere broer.
Kamergenoot, zielsverwant. Hij is het die verloren lijkt vandaag, die op een eiland staat in het midden van
een kolkende oceaan. Alles raast voorbij, hij klampt zich vast aan dat wat er was. Door stil te blijven zitten
word je niet meegevoerd door het water.

De voorzijde van de woning is gereserveerd voor vrouwen die hun steun komen betuigen aan de familie, de
achterzijde is het domein van de mannen. Rabia zal haar plek aan het einde van de bank in de woonkamer die
eerste week niet verlaten. Als in processie schuifelen vrouwen aan haar voorbij om hun mede​leven te
betuigen, om te laten zien en voelen dat ze niet alleen is. Ondanks de drukte is de eenzaamheid groot.
Verslaggevers slaan het tafereel in de Aalbersestraat vol verbazing gade. Met enige schroom zijn ze afgereisd
naar het ouderlijk huis van Abdelhak op het moment dat het nieuws over zijn ernstige en blijvende
hersenschade wereldnieuws werd. Op de burelen van redacties moeten hoofdredacteuren toestemming
hebben gegeven om tijdens het donkerste moment in het leven van dit gezin een camera langs te sturen om
hun verdriet vast te leggen. In de huiskamer van de Nouri’s zit een verslaggeefster op de bank, alsof het de
normaalste zaak van de wereld is.
De constante stroom van mensen die het huis in- en uitlopen, maakt de verdrietverwerking tot een
collectief proces. Een overlevering van de profeet Mohammed (vrede zij met hem) schrijft voor dat een
moslim zes plichten heeft: (I) bij een ontmoeting groet je je medemoslim met vrede, (II) als hij jou uitnodigt
geef je daar gehoor aan, (III) als hij jou om advies vraagt dan geef jij dat, (IV) als hij niest, en Allah prijst, dan
vraag je of Allah genadig over hem mag zijn, (V) als hij ziek is bezoek je hem en (VI) als hij komt te overlijden
volg je zijn begrafenis.
Het tafereel dat zich ontvouwt in het ouderlijk huis van Abdelhak heeft dus meer met devotie te maken dan
met simpele belangstelling. Dat is ook de reden dat de familie niemand kan weigeren, dat zou zijn alsof je een
ander beperkt in een poging dichter bij God te komen.

Hoe langer de dag duurt, hoe meer mensen langskomen om hun medeleven te betuigen, maar vooral om hun
immense verdriet te tonen. Iedereen die de route heeft afgelegd van de poortdeur tot aan de deur die toegang
biedt tot de achtertuin heeft zich tijdens die wandeling vast een voorstelling proberen te maken van de
situatie die ze zouden aantreffen. Hoe zou het zijn? Wat ga ik zeggen? Wat zeg je überhaupt op zo’n moment?
Bij iedere nieuwe gast wijzigt de schikking van de krukjes en stoelen. Steeds als iemand de tuin betreedt
ontstaat er een kettingreactie van mensen die opstaan om hun plaats af te staan. Uiteindelijk is het steeds de
jongste die gedwongen wordt te gaan staan bij gebrek aan zitruimte. Een ongeschreven regel.
De meeste bezoekers weten hun pijn en verdriet bijna onhoorbaar te uiten, zoals gebruikelijk is, maar
sommigen wordt de emotie te veel en schreeuwen het uit. Een siddering gaat door de groep aanwezigen op
het moment dat iemand zijn emoties niet kan bedwingen.
Het is ongekend, maar de familie geeft iedereen het gevoel dat hun aanwezigheid fundamenteel is voor de
steun die zij nu meer dan ooit nodig hebben. Vader Mohammed ziet er onverschrokken uit. Een grote,
krachtige man, maar wie hem enigszins kent weet dat hij de zachtheid zelve is. Hij heeft die dag voor
iedereen oog en een luisterend oor. Hij weet op het donkerste moment van zijn leven oprechte interesse te
tonen en vraagt naar de ouders, kinderen en andere familieleden van de bezoekers. Mohammed smoort
iedere huilbui en zorgt ervoor dat er geen ongemak ontstaat. Hij omhelst iedereen met de grootst mogelijke
hartelijkheid, haalt anekdotes op over die ene keer dat Abdelhak met die persoon een speciaal moment
meemaakte. Het versterkt bij Mohammed het idee dat zijn kleine zoon een grote impact heeft gehad op
iedereen die Abdelhak gekend heeft.
Tot laat in de nacht blijft het een komen en gaan van mensen. Medespelers, fans, buurtgenoten,
Amsterdammers. Eigenlijk iedereen die zich geraakt voelt en op zoek is naar een manier om daarmee om te
gaan. Sommigen komen van dichtbij, anderen hebben de hele dag in de auto gezeten om hier hun te steun te
betuigen. Ik kijk naar zijn broers en vader. Het is te zien dat ze al een week praktisch niet geslapen hebben.
Er is weinig hoop dat dit de aankomende periode gaat veranderen.
HOOFDSTUK 14
De belofte

Als vierjarige liep Abderrahim aan de hand van zijn moeder mee naar het consultatiebureau. Ze was in blijde
verwachting, Abderrahim kreeg er nog een broertje bij. Toen de verloskundige de echo verrichtte, versprong
het beeld met regelmaat. De baby was te onrustig, was zo druk aan het schoppen dat het niet anders kon dan
dat deze jongen wel een heel grote voetballer moest worden, zo zei ze.
In figuurlijke zin is Abdelhak een grote voetballer geworden, in letterlijke zin was hij bijna altijd de kleinste
op het veld. Zo ook als F-pupil op het veld bij DCG.
Zijn geringe lengte weerhield Abdelhak er echter niet van om iedereen voorbij te lopen, schijnbeweging na
schijnbeweging te maken. Hij haalde de bal op bij zijn eigen keeper om hem een paar seconden later aan de
andere kant van het veld in het net te laten verdwijnen. Uitslagen van 20-0, 25-0 en 35-0 kwamen geregeld
voor. De vraagtekens achter de uitslagen op Teletekst deden vermoeden dat de redacteur in kwestie zich had
afgevraagd of de juiste stand wel was doorgegeven.
Wie Abdelhak zag spelen, wist dat hij alles in zich had om een prachtige voetbalcarrière tegemoet te gaan.
Het netwerk van Ajax-scouts struinde heel Nederland af op zoek naar verborgen voetbal​talent. Het duurde
dan ook niet lang voordat het geroezemoes over een exceptioneel talent uit Geuzenveld de burelen van De
Toekomst bereikte.

***

Abdelhak is altijd al een Ajax-speler geweest, zelfs toen hij daar nog niet speelde. Abderrahim keek met
verbazing naar zijn kleine broertje die woordelijk de Ajax-liederen ten gehore bracht, in vol ornaat, gekleed in
Ajax-tenue met zijn kicksen aan. Een tafereel dat bij veel gezinnen wellicht dagelijkse routine is, maar
doorgaans niet bij families die van een minimuminkomen moeten leven. Alles wat geld kost en niets oplevert
wordt in de regel gezien als tijdverspilling, maar bij de familie Nouri was dat anders. Zijn Ajax-schoenen, -
scheenbeschermers en -tenue hadden een vermogen gekost, maar niets was te veel als het om Abdelhak ging.
Zelfs toen Feyenoord zich meldde en Ajax nog niets van zich had laten horen, liet Abdelhak weten dat hij al
gevraagd was door Ajax. Geen aarzeling in zijn stem toen hij de profclub uit Rotterdam-Zuid afwees. Zo
overtuigd van het feit dat zijn loopbaan bij Ajax zou beginnen. In eerste instantie liet Ajax weten dat ze hem
nog even wilden laten rijpen bij DCG, maar al snel was duidelijk dat een langer verblijf bij de amateurs niet
meer in het belang van Abdelhak en Ajax was.

Abdelhak was het grootste talent van De Toekomst, dat werd steeds gezegd door iedereen die betrokken was
bij Ajax. Al jaren zoemde het rond bij de meest fanatieke aanhang van de club: er zou een ongelooflijk groot
voetbaltalent in de jeugd spelen, het was een kwestie van tijd voordat deze nieuwe Cruijff of Van Basten Ajax
1 zou halen.
Het was al vroeg duidelijk dat de naam Nouri voor altijd verbonden zou blijven aan deze club. Trainers en
medespelers beklaagden zich weleens bij hem, dat ze het onbegrijpelijk vonden dat hij nog niet bij het eerste
speelde of tenminste iedere wedstrijd standaard bij de wedstrijdselectie zat. Hij was natuurlijk nog steeds een
erg jonge speler, maar omdat hij zo uitzonderlijk goed was behoorde hij in ieder geval een kans te krijgen in
het eerste elftal. Het leek wel alsof hij op basis van andere maatstaven werd beoordeeld.
Abdelhak voedde die onvrede nooit, was positief, gaf aan dat hij nog harder en beter moest trainen om zijn
kans af te dwingen. Vanbinnen knaagde het wel, hij had hele volksstammen naar De Toekomst gekregen voor
wedstrijden die in het verleden hoogstens een paar honderd man trokken. Zijn naam werd gescandeerd nog
voordat hij ook maar een minuut in de ArenA had gespeeld.
Tijdens wedstrijden van de Onder 19 kon je geen plek meer vinden op de tribune van het jeugdcomplex van
Ajax. Vierduizend supporters voor een Youth League-wedstrijd, een aantal dat menig profclub in Nederland
met moeite binnenkrijgt voor hun eerste elftal. Het jaar dat Donny en Abdelhak in dat team speelden was een
jaar waarin superlatieven tekortschoten om te duiden hoe goed ze waren. Nog decennia zullen ouders aan
hun kinderen vertellen over de magie van dat team en dan met name de aanvoerder die met nummer 8
speelde. Abdelhak Nouri was de absolute ster, zo voetbalintelligent dat tegenstanders met angst in de benen
op bezoek kwamen. Abdelhak bleef daar rustig onder. Hij voelde de druk, maar was nooit bezig met
tegenstanders, alleen met zichzelf en zijn teamgenoten. De jongens op het veld hadden plezier samen, dat
straalde er aan alle kanten vanaf.
Thuis kon hij zijn onvrede ventileren, maar de suggestie dat hij misschien verder moest kijken dan Ajax viel
nooit in goede aarde. Al vanaf dat Abdelhak jong was kwamen vertegenwoordigers van zo’n beetje alle
topclubs uit Europa langs in de slagerij van vader Mohammed aan de Haarlemmerdijk. Tussen een rij
wachtende klanten stonden dan plots mannen in perfect gesneden maatpakken die omzichtig in de drukke
winkelstraat door een mooie bolide waren afgezet. Ze probeerden vader Nouri ervan te overtuigen om met
zijn gezin te verhuizen naar een stad waar zijn zoon zou kunnen spelen. Zijn slagerij kon worden verplaatst,
winkels en restaurants konden op zijn naam worden begonnen, hij mocht de vleesleverantie doen van het
stadion en van horecagelegenheden in de stad, als hij maar een handtekening op de stippellijn wilde zetten.
Het was aanlokkelijk om het te hebben over grote contracten en mooie mogelijkheden voor het gezin.
Mohammed had een ongelofelijk zwaar beroep, om vijf uur ’s ochtends stond hij al in de winkel, pas laat in de
avond was hij weer thuis. De kou van de koelcel trok in zijn botten en leidde tot problemen in zijn gewrichten,
in zijn schouder. Ondanks dat dacht hij er geen seconde over na om louter voor geld hun bestaan in
Nederland op te geven.
De mening van Abdelhaks vader was extreem belangrijk, bij elke beslissing die genomen moest worden
over zijn ​carrière klopte hij eerst bij zijn vader aan om te overleggen. Nooit deed hij lichtzinnig over de
overwegingen van de man die zoveel ontberingen had moeten doorstaan om zijn kinderen een beter leven te
kunnen geven dan hij zelf had gehad. Gelukkig dachten Abdelhak en Mohammed hetzelfde over de aandacht
van kapitaalkrachtige clubs. Zodra de discussie begon over een transfer naar het buitenland kapte Abdelhak
die direct af. Hij moest en zou Ajax kampioen maken, de succesreeks van midden jaren negentig van de
vorige eeuw voortzetten. Met niets minder zou hij de deur achter zich dichttrekken. Die gesprekken hadden
dan ook weinig zin, al leverde dat bij Abderrahim niet altijd voldoening op. Hij vond dat als je in een
omgeving niet op waarde werd geschat, je op zoek moest gaan naar een plek waar dat wel gebeurde.
Toen Abdelhak uiteindelijk toch zijn debuut bij Ajax 1 maakte en meteen scoorde, was zijn moeder Rabia
ontzettend trots op hem. Niet eens vanwege het doelpunt, maar vooral omdat hij zo graag wilde, zo graag
belangrijk wilde zijn voor zijn club. Toen hij die avond thuiskwam, zoals te zien is op de veelbekeken vlog die
zijn broer maakte na die bekerwedstrijd tegen Willem II, hoor je haar met een Amsterdamse tongval zeggen
dat ze het altijd al wist.
HOOFDSTUK 15
Dag van de verbinding
Aalbersestraat, Amsterdam, 14 juli 2017

De mensenmassa zwelt aan in de Aalbersestraat in Geuzenveld. Duizenden supporters zijn naar het ouderlijk
huis van Abdelhak gekomen om hun protegé, het Talent van de Toekomst, een hart onder de riem te steken en
zijn familie te steunen. De liefde voor Abdelhak, liefkozend ‘Appie’ genoemd, zit diep.
Wat opvalt is dat iedereen eensgezind is. Geen rivaliteit of verschillen, iedereen is samen om Abdelhak te
eren. Feyenoord-​shirts naast F-side-getrouwen, ze zijn vandaag allemaal supporters van dezelfde speler. De
familie is overvallen en verrast door de grote oploop. De fanatieke aanhang van Ajax heeft toestemming
gevraagd voor dit eerbetoon, maar dat zoveel mensen de moeite hebben genomen hun steun te komen
betuigen zorgt voor een schok, en daarnaast voor grote dankbaarheid. Abdelhak heeft door zijn doen en laten
gezorgd voor verbinding. Er schijnt licht door de donkere rook van fakkels op deze avond. De emotie
overmant iedereen, van groot tot klein.

Oostenrijk is voltooid verleden tijd, het voelt ook wel prettig om weer terug te zijn. De herinnering aan
Innsbruck zal altijd donker zijn, altijd verbonden aan die ene wedstrijd in Hippach op 8 juli. De familie is
opgelucht dat Abdelhak op het punt staat aan te komen in Amsterdam. Rabia, Abderrahim en vader
Mohammed zijn al de hele dag in het AMC. Zij waren een dag eerder al terug naar huis gevlogen. Ze wilden
het liefst samen met Abdelhak terugvliegen, maar het vliegtuig waarmee hij vliegt is een speciaal type. Het
moet vanwege atmosferische redenen op zeer lage hoogte kunnen vliegen om overmatige druk op zijn
hersenen te voorkomen.
Het was moeilijk om Abdelhak achter te laten. Bij aankomst was hij al zonder zijn familie en bij vertrek
ontbraken wederom de mensen die het meeste van hem houden. Rabia wilde niet zonder hem vertrekken en
moest ervan overtuigd worden dat het simpelweg onmogelijk was om met hem mee te vliegen. Alleen medici
mochten aan boord. Het was een geruststelling voor haar dat Don de Winter wel meevloog, dan was er
tenminste iemand bij hem die dicht bij de familie stond en bij wie Abdelhak in goede handen was.

Abdelhak is vermoeid na de vlucht en Rabia en Mohammed krijgen maar kort de tijd om bij hem te zijn. Hij
moet rusten, aansterken. De reis en de aanpassing aan een nieuwe plek kosten hem veel energie. Ze worden
vriendelijk gevraagd om morgen terug te komen. Ondertussen blijft hun mobiele telefoon onophoudelijk
overgaan, berichten blijven binnenkomen.
Mo is thuis in de Aalbersestraat en stuurt foto’s en video’s van de mensenmassa die zich rondom het huis
begint te vormen. Rabia staat er niet echt bij stil, zoals ze eigenlijk bij heel weinig dingen stilstaat deze
dagen. Het komt wel binnen, maar ook weer niet. Ze heeft de afgelopen week in een tunnel geleefd, althans
voor haar gevoel. Alles ging langs haar heen. Terug in Amsterdam had ze haar vaste plek op de hoek van de
bank weer gevonden. Een bank die makkelijk een elftal plus begeleiding een zitplek biedt, ruimte die in deze
periode meer dan nodig is.
Ze denkt na over de toekomst van Abdelhak. Ze weet wat het betekent om iemand te verzorgen, iemand te
ondersteunen die hulpbehoevend is. Zo lang als ze zich kan herinneren draagt ze voor een belangrijk deel bij
aan de verzorging van haar jongere, meervoudig gehandicapte broertje, maar toch gelden alle clichés: je weet
pas echt wat ziekte is als een van je kinderen getroffen wordt. In de situatie van Abdelhak is nog heel veel
onduidelijk, de diagnose die gesteld is in Oostenrijk gaf niet heel veel duiding. Veel kan natuurlijk niet, zal
volgens de artsen ook nooit meer kunnen. Maar wat het weinige is dat wel mogelijk zal zijn, is niet duidelijk.

Richting Geuzenveld, vlak bij de brandweerkazerne aan de Ookmeerweg, wordt de auto waarin de ouders van
Abdelhak zitten ingesloten door de politie. Zowel voor als achter de auto zijn motoragenten zichtbaar. In
eerste instantie denken ze dat ze te hard hebben gereden, maar al snel blijkt de aanleiding volstrekt anders
te zijn. Het raam gaat open en een agent groet hen op een deemoedige toon. De neutrale, professionele
houding die agenten vaak kenmerkt, heeft plaatsgemaakt voor droefenis. Het verdriet is van zijn gezicht af te
lezen, verdriet dat de afgelopen tijd van vele gezichten die ze troffen af te lezen was. De compassievolle
knikjes van wildvreemden doen goed, geeft ze het gevoel dat empathie en betrokkenheid de grote stad niet
hebben verlaten. Ze worden gevraagd te volgen en onder begeleiding van zwaailichten rijden de
motoragenten voor ze uit. Ondanks de politiebegeleiding blijkt het lastig om een weg te banen door de
enorme mensenmassa.
De naam Nouri wordt luidkeels gescandeerd terwijl door het open raam van de auto mensen Rabia
vastklampen en brieven, kaarten, bloemen en gedichten een weg naar binnen vinden. Wat haar het meeste
bijblijft is het beeld van een imposante, enorme motorrijder, leren hesje aan, vervaarlijke kale kop, tatoeages
die zijn armen volledig bedekken. Hij zit in tranen op zijn motor, kijkend naar haar, bijtend op zijn lip. Iedere
andere dag zou ze zijn blik hebben ontweken, maar nu komt hij recht haar hart binnen.
Alle kleuren, rangen en standen zijn vertegenwoordigd in de achterstandswijk die zij koesteren, waar
Abdelhak zijn hele leven wilde blijven wonen. Natuurlijk was er gisteren die constante stroom van mensen die
langskwamen om hun medeleven te betuigen in de relatief kleine woonkamer van haar huis, maar dit is het
eerste moment dat Rabia echt beseft hoe belangrijk haar kleine zoon is, wat hij teweegbrengt bij mensen.
Mohammed betuigt zijn dank staand in het dakraam van de auto. Zijn armen wijd gespreid, armen die hij
steeds naar zijn borst brengt alsof hij alle tekenen van medeleven rechtstreeks zijn hart in trekt, om ze
waarde te geven, om de afzender het gevoel te geven dat ze aankomen, dat ze niet voor niets worden
verstuurd.
Mo maakt met zijn hand een hartjesgebaar vanuit het slaapkamerraam op de eerste verdieping, de kamer
waar zijn zusjes slapen, de kamer waar de beeltenis van een jonge Abdelhak in Ajax-tenue pontificaal achter
het raam hangt. Het gebaar dat Abdelhak altijd maakte voor de meest speciale persoon van de wereld, zij die
vaak niet van dichtbij de wedstrijden kon zien maar wel elke beweging volgde, zij die hem het leven schonk
en aan wie hij zo gehecht was. Zijn jongere zusjes zitten naast Mo en aanschouwen de zee van mensen voor
de deur, nog niet beseffend wat de aanleiding is voor deze enorme verering. Zij leven in de veronderstelling
dat Abdelhak ieder moment via de voordeur kan binnenstappen om hen te knuffelen.
HOOFDSTUK 16
Het lot
19 juli 2017

Lotsbestemming, of qadr in het Arabisch, is een belangrijk element in de islam. Als gelovige is het accepteren
van datgene wat de Schepper op je pad brengt een teken van aanbidding. Voordat je als mens geboren wordt
is reeds vastgelegd wat je naam, geslacht, geboortedatum, geboorteplaats, sterfdatum en sterfplaats zullen
zijn. Wat voorgeschreven is, laat zich niet ontlopen. Deze overtuiging hielp de familie in de beginfase enorm,
al betekent die berusting in het lot niet dat er geen emotie of boosheid mag worden getoond, eenieder is nog
altijd verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Het geloof in een zekere lotsbestemming verschaft geen
vrijbrief om die verantwoordelijkheid te ontlopen.
De familie verbaasde zich er later dan ook over dat Ajax onomwonden duidelijk maakte, in een interview op
de avond van 8 juli met een verslaggever van NOS Studio Sport, dat de reanimatie van Abdelhak adequaat was
verlopen. Omdat hun focus echter alleen maar lag op het welzijn van Abdelhak werd aanvankelijk nauwelijks
acht geslagen op deze woorden en op wat ze impliceerden.

***

De eerste dagen nadat het nieuws bekend is geworden dat Abdelhak blijvende schade heeft, is er nauwelijks
tijd om tot rust te komen. Sinds Oostenrijk heeft de familie niet meer de gelegenheid gehad om met elkaar te
praten, emoties te verwerken, zaken te bespreken. Van een afstand herken je het mechanisme, zeker als je
zelf ook te kampen hebt gehad met groot verlies. Zolang je geleefd wordt, hoef je zelf niet te leven en te
voelen, de pijn komt later.
Op donderdag 17 juli, om twee uur in de nacht, is de tuin eindelijk verlaten. De familie vindt nu ruimte om
tot rust te komen. De kring van directbetrokkenen is klein en hecht. Naast ouders, broers en zusjes zijn dat
oom Abdelkader, neef Redouan en ik. Het ouderlijk huis van Abdelhak fungeert als uitvalsbasis voor de hele
familie.
De aandacht voor Abdelhak was enorm. De afgelopen dagen was het vierentwintig uur per dag een komen
en gaan van mensen, de woonkamer afgeladen vol, geen plek meer te vinden in de tuin. Afstand nemen en
privacy gunnen, is wat de westerse context voorschrijft in gevallen van verdriet of rouw, maar in de
islamitische cultuur is het bezoeken van de familie van een zieke of overledene voorgeschreven.
Op dit late tijdstip wordt het eten opgewarmd en opgediend. Wat er overgebleven is van de verschillende
gerechten die door de dag heen door buurtbewoners gebracht zijn, wordt samengevoegd. Mondjesmaat wordt
er gegeten. Ze moeten elkaar stimuleren om tenminste iets binnen te krijgen. Basale zaken lijken opeens van
minder belang: eten, drinken en slapen gebeurt uit noodzaak in plaats van behoefte.
Voor het eerst opper ik de vraag of de familie er enig idee van heeft hoe Abdelhak in deze situatie terecht is
gekomen. Natuurlijk het lot, natuurlijk de voorbestemming, maar wat is de sabab, de reden, de oorzaak? Ik
zie ze naar mij kijken, een blik die duidelijk maakt dat ze nog geen seconde hebben nagedacht over de vraag
wat nu geleid heeft tot zijn uitzichtloze diagnose. Natuurlijk begrijp ik dat hun gedachten op dit moment niet
uitgaan naar de gebeurtenissen op het veld, maar ik houd ze wel voor dat indien we straks op een
waarheidsgetrouwe wijze willen kunnen terugkijken op wat er gebeurd is, het vastleggen van de
herinneringen van de directbetrokkenen cruciaal is. Het liefst wanneer die herinneringen nog zo vers
mogelijk zijn.
Na een korte aarzeling beginnen de tongen los te komen. Vader Nouri vertelt dat Abdelhak hem op 6 juli
belde omdat hij verschrikkelijke buikpijn had. Hij had medicatie gekregen voor zijn enkelblessure, maar die
sloeg kennelijk op zijn maag, met buikloop tot gevolg. Abdelhak wilde met de medische staf bespreken of
spelen verantwoord was, Mohammed vond eigenlijk dat het beter was om rust te nemen, nu even niet te
voetballen. Hij maakte zich zorgen over de ongemakken van Abdelhak, het waarschijnlijke tekort aan vocht en
mineralen door de buikloop. Hij kon ook niet inschatten wat de eventuele negatieve invloed was van de ijle
berglucht op zijn conditie. Was het misschien goed om deze wedstrijd over te slaan, suggereerde hij
voorzichtig. De houding van Abdelhak bood geen ruimte voor al deze twijfels, hij zou in overleg met de
medische staf tot een besluit komen. Kennelijk voelde hij zich goed genoeg om het veld op te kunnen gaan,
had de medische staf groen licht gegeven om mee te spelen. Maar dat moet de nodige discussie met zich mee
hebben gebracht.
Ook de anderen delen nu hun vragen. Op basis waarvan is bepaald dat hij in staat was om te spelen? Wat
voor medicatie kreeg hij precies? Welke tests zijn er verricht op het trainingskamp? Wat gaf de hartslagmeter
aan in de voorbereiding? Ik opper om in dit stadium al te proberen zo veel mogelijk vast te leggen. Een brief
te sturen, een gesprek te voeren met de clubarts.
De vragende blikken veranderen nu in angstige blikken. De grootste zorg van de familie is de band met
Ajax, ze willen niet dat het stellen van dergelijke vragen de relatie met de club, die zo belangrijk voor ze is,
aantast. Ze hebben een blind vertrouwen in Ajax en willen op geen enkele wijze de indruk wekken dat ze
twijfels hebben over de gang van zaken. Ze willen gewoon weten wat er gebeurd is.
Ik probeer de angst weg te nemen. ‘Ik ga geen rechtszaak beginnen,’ zeg ik op een luchtige toon. ‘We gaan
gewoon een paar vragen stellen. Het is niet alleen voor jullie belangrijk dat de oorzaak achterhaald wordt,
ook de kleine zusjes van Abdelhak hebben op enig moment het recht om te weten wat er met hun grote broer
gebeurd is.’ Ik zie ze ontdooien en krijg hun zegen om clubarts Don de Winter te benaderen.

***

Na via WhatsApp berichten te hebben uitgewisseld met De Winter, ben ik welkom op De Toekomst. Aan het
eind van de middag, op woensdag 19 juli 2017, loop ik door de open hekken, zoekend naar iemand bij wie ik
me kan melden. Nog maar negen dagen geleden is Abdelhak ineengestort op het veld in Oostenrijk, maar het
lijkt al wel een eeuwigheid geleden.
De Toekomst is verlaten, er is geen beweging te zien. Nergens wordt gevoetbald, geen enkel geluid van
trainers die aanwijzingen geven of noppen die onderweg zijn naar kleedkamers. Gedurende het seizoen lopen
hier iedere dag van de week honderden kinderen rond vol met dromen over een leven als profvoetballer,
tijdens de zomerstop is het een oase van rust. Rechts ligt het hoofdveld waar Abdelhak zoveel mooie acties
maakte, waar de tribunes afgeladen waren als hij met zijn teamgenoten op het veld stond. Nu is er alleen de
stilte.
De eerste selectie heeft net een oefenwedstrijd gespeeld uit bij Lyon en Don de Winter is rechtstreeks
vanuit Schiphol hiernaartoe gekomen. Wanneer ik richting de ingang van de kantine loop, al kijkend op mijn
telefoon of ik een bericht van hem heb ontvangen, komt iemand mij tegemoet. Een tengere man, brildragend.
De vermoeidheid is van zijn gezicht af te lezen. Don de Winter. Hij stelt zich netjes voor en gaat me voor naar
het domein van de medici.
Onderweg zegt hij dat hij me kent, dat hij me vaker gezien heeft. Dat is nagenoeg onmogelijk, aangezien ik
bijna nooit op De Toekomst ben. Misschien wil hij het ijs breken, denk ik. Hij begint over Anwar El Ghazi,
begenadigd talent in zijn Ajax-jaren en nu een belangrijke speler bij Aston Villa in de Premier League. Dat hij
zich mij kan herinneren omdat ik Anwar had geholpen tijdens zijn periode bij Ajax. Het is opmerkelijk dat hij
over die info beschikt, niet veel mensen weten daarvan. Het is ook weer geen geheim, maar er is geen
mogelijkheid dat hij deze informatie uit eigen wetenschap heeft. Hij heeft zijn huiswerk kennelijk gedaan.
‘Hulp is een groot woord,’ zeg ik. ‘We hebben soms gespard over zijn carrière en ontwikkeling als speler,
meer niet.’
We gaan zitten in een klein kantoortje dat deel uitmaakt van de medische afdeling. Verderop staan de
behandeltafels. Ook hier is niemand meer te bekennen, de selectie heeft vrijaf en dan valt er weinig te
masseren. De Winter is erg benieuwd naar mijn achtergrond. Ik leg hem uit dat ondanks het feit dat ik
advocaat ben, ik in dezen optreed als vertrouwenspersoon van Abdelhak en van de familie. Dat er veel op hun
bord ligt en dat ik daarom een aantal zaken van hen overneem. Op het moment dat ik de reden van mijn
komst toelicht, schiet hij in het defensief. Ik merk de voorzichtigheid bij hem.
Ik zeg dat ik begrijp dat het confronterend kan overkomen als ik begin over het vastleggen van zijn
herinneringen op papier, het opnemen van verklaringen van aanwezigen en medische data van tests die op
het trainingskamp en in de voorbereiding daarop zijn uitgevoerd. Dat is de reden waarom ik zeer uitgebreid
uitleg wat de achtergrond is van deze verzoeken. Dat het voor een juiste reconstructie van belang is dat
herinneringen in een zo vroeg mogelijk stadium worden opgetekend. Dat het menselijk geheugen feilbaar is
en dat het zaak is om zo snel mogelijk de gang van zaken beschreven te krijgen. Juist om de familie, die nu
geleefd wordt, straks de kans te geven om op een waarheidsgetrouwe manier terug te kijken op wat er
allemaal gebeurd is.
Hij zegt niet direct toe dit te doen, hij zal het bespreken met anderen. Wie die anderen zijn licht hij niet toe.
De Winter begint uit zichzelf te vertellen over hoe ze er alles aan hebben gedaan om Abdelhak te helpen, hoe
ze hem op intensieve wijze hebben gereanimeerd, wat zijn eigen rol in het geheel is geweest. Uit zijn woorden
moet ik opmaken dat al mijn vragen nu eigenlijk overbodig zijn. Desalniettemin zegt hij toe alles te doen wat
in zijn macht ligt om te helpen. Wat mij verbaast is dat hij aangeeft eerst drie weken op vakantie te gaan en
pas daarna naar mijn verzoek te gaan kijken. Hij zegt dat hij na alles toe is aan vakantie en dat hij niet kan
beloven op korte termijn aan mijn verzoeken te kunnen voldoen. Ik val bijna van mijn stoel en benadruk
nogmaals dat juist op de kortst mogelijke termijn ten minste de verklaringen van de aanwezigen dienen te
worden verzameld.
De hoop dat Ajax voortvarend om zal gaan met mijn verzoeken daalt gedurende het gesprek. Vooral
praktische bezwaren worden geopperd: drukte, vakantie, speelschema. Als advocaat heb ik vele
getuigenverhoren bijgewoond. Talloze cliënten heb ik geadviseerd hoe antwoord te geven of wanneer beter
niets te zeggen. Het zit me in het geheel niet lekker. Op geen enkele van mijn vragen wordt concreet
ingegaan.

***

In Geuzenveld bespreek ik het gesprek met Mohammed en Abderrahim. Ze vergoelijken het gedrag van de
clubarts: hij is integer, heeft alles gedaan om Abdelhak te helpen, zonder hem zou hij op het veld overleden
zijn. Zij zijn er volledig van overtuigd dat hij goed gehandeld heeft, hij heeft ze in alles bijgestaan en kan nooit
fouten hebben gemaakt. En als er fouten zijn gemaakt, dan niet door hem. Ik kan het niet nalaten mijn gevoel
te beschrijven, maar laat de optie open dat hij inderdaad alles naar behoren heeft gedaan. We moeten maar
afwachten wat de schriftelijke reactie van hem en de andere medici en hulpverleners zal zijn die op 8 juli op
het veld aanwezig waren.
In navolging op onze ontmoeting stuur ik De Winter een brief waarin ik ons gesprek en de verzoeken nog
eens kort samenvat. Graag zou ik de medische testresultaten voorafgaand aan het trainingskamp, de
medische testresultaten tijdens het trainingskamp in Oostenrijk, de resultaten van eventuele cardiologische
onderzoeken in het verleden, een overzicht van de medicatie die Abdelhak is toegediend en andere resultaten
van onderzoeken die verband houden met de gezondheid van Abdelhak willen ontvangen. Daarnaast vraag ik
hem om een schriftelijke uiteenzetting van de situatie zoals die zich volgens hem heeft afgespeeld, een relaas
met een tijdpad waarin de verschillende handelingen die hij op het veld heeft verricht zo goed mogelijk
worden uitgelegd. Het moment dat de reanimatie gestart werd, de duur van de reanimatie, een verklaring
van de andere medici en hulpverleners op het veld, zowel van de clubarts van Werder Bremen als van de
Oostenrijkse noodarts. Ik leg nogmaals uit dat de resultaten van deze onderzoeken van belang zijn voor de
familie.
Als reactie hierop stuurt hij mij dezelfde dag nog twee e-mails. In de eerste vraagt hij aan welke arts de
medische informatie verstrekt mag worden. De tweede e-mail is kennelijk bestemd voor een ander:
Machtiging dat hij namens de ouders informatie mag inwinnen. Dan vervalt tevens het medisch
beroepsgeheim. Cu maandag
Wie hij maandag ziet en waarom is niet duidelijk. Hij lijkt in eerste instantie voortvarend te werk te gaan,
maar vanaf dat moment is er complete radiostilte. Ongeveer een week later begrijp ik van Rabia en
Abderrahim dat ze een vreemd gesprek hebben gehad met De Winter. Hij vroeg tussen neus en lippen door of
de familie nog vragen had, maar afgezien van de zaken die ik al had aangekaart, hadden ze die niet. Hij zei
dat als er later nog vragen zouden zijn, ze die persoonlijk aan hem konden stellen. Dat was het einde van het
gesprek.
Na herhaalde verzoeken krijg ik eindelijk op dinsdag 15 augustus per e-mail een reactie:

Zeer geachte heer Kasem, beste Khalid,

Bij deze de bevestiging dat Abdelhak Nouri nog steeds mijn volle aandacht heeft.
Update:
Ik heb donderdag 27 juli een uitgebreid gesprek gehad met de moeder en oudste broer van Abdelhak
waarbij diverse zaken de revue zijn gepasseerd. Dit gesprek is naar alle tevredenheid verlopen.
Ajax heeft melding gemaakt aan zijn verzekeraar omtrent dit ongeval.

Met vriendelijke en sportieve groet,


Th. C. De Winter

Vreemd. Kennelijk is het van belang om mijn betrokkenheid te minimaliseren. Stel ik te veel vragen? Ik bel
Abderrahim en vraag hem nogmaals naar het gesprek met De Winter. Of zij ingestemd hebben met alleen een
mondelinge reactie? Hij vertelt weer hoe dat gesprek verliep, dat het weinig om het lijf had, maar dat ze
zeker niet afgezien hadden van een schriftelijke reactie.
Ik begin me zorgen te maken, mijn verzoek heeft geleid tot een heel omslachtige manier van reageren,
angstig, ontwijkend. Mijn gevoel zegt dat er meer aan de hand is.
HOOFDSTUK 17
Donny van de Beek (1)
13 juli 2017

De training is al even onderweg als halverwege de partijtjes spelersbegeleider Herman Pinkster aan komt
lopen. Uit zijn ooghoek ziet Donny van de Beek dat hij de assistent-trainer, Aron Winter, aanspreekt. Een kort
gesprek volgt waarna Winter in hoog tempo naar Marcel Keizer loopt. Op luide toon wordt plots de training
stilgelegd. Met wilde armgebaren maakt Keizer duidelijk dat ze zo snel mogelijk naar boven moeten, naar de
ruimte die normaal voorbehouden is voor wedstrijdbesprekingen. De spelers maken aanstalten de doeltjes op
te ruimen, maar in tegenstelling tot wat gebruikelijk is moet alles blijven staan. Dit kan niet goed zijn, weet
Donny.
Sinds afgelopen zaterdag 8 juli kan hij aan niets anders denken dan aan Appie. Bij elke oefening, bij elke
training, in de auto naar huis, overal. Hoop is wat ervoor zorgt dat hij zich enigszins staande kan houden.
Donny weet dat het stilleggen van de training met Appie te maken heeft, dat ze alleen maar naar boven gaan
omdat het slecht nieuws is. Als het goed nieuws zou zijn, als uit de neurologische testen was gebleken dat er
geen schade zou zijn, had Keizer het nieuws wel midden op het veld gebracht. Dan zouden ze lachen, dansen
en springen om alle negatieve energie te verdrijven. Nu alles zo abrupt stopt, kan het niet anders zijn dan dat
alle hoop vervlogen is.
De hoofdtrainer beent in hoog tempo richting het hoofdgebouw van De Toekomst en loopt gelijk door naar
boven. Donny trekt eerst zijn kicksen uit in de kleedkamer en doet zijn gewone schoenen aan. Geen
voetbalschoenen in de bespreekruimte. Conventies blijven gelden, ook als de omstandigheden uitzonderlijk
zijn. De plek waar normaliter tactiek, strategie en ​route naar winst besproken worden, lijkt vandaag alleen
maar het decor te kunnen worden van een verdrietige nabeschouwing.
Keizer kijkt gebroken voor zich uit, Tjerk staat voor het spreekgestoelte en houdt gespannen een papiertje
in zijn handen. Hij probeert zo goed en zo kwaad als het gaat structuur aan te brengen in een verschrikkelijke
boodschap. De eerste woorden die hij uitspreekt zijn veelbetekenend: ‘Ik heb slecht nieuws, jongens.’ Donny
heeft geen verduidelijking nodig. Nooit meer dit, niet meer dat, waarschijnlijk geen zus, uitgesloten zo. De
opsomming is lang, maar de woorden glijden langs hem heen. Als een film die in slow motion wordt
afgespeeld, ziet hij om zich heen spelers het uitschreeuwen, sommigen storten ter aarde, anderen kijken
apathisch voor zich uit. Hij onttrekt zich aan de situatie en loopt naar beneden, naar de gym, de eenzaamheid
en stilte opzoekend. Nog nooit in zijn leven heeft hij zoveel verdriet en pijn ervaren als op dit moment, op
deze plek waar zij beiden hun dromen en idealen probeerden te vervolmaken.

***

Het scheelde weinig of de paden van Appie en Donny hadden elkaar niet gekruist. Donny was van jongs af
aan al een enorme fan van Ajax, op zijn jongenskamer in Nijkerkerveen hingen Ajax-posters en -vaantjes aan
de muur. Als Ajax verloor kon hij zich daar tot huilens toe over opwinden. De liefde voor de club uit
Amsterdam zat diep, maar na zijn eerste kennismaking met Ajax als jonge, talentvolle voetballer bekoelde die
bijna.
Veensche Boys, de club die hem na Ajax het meest aan het hart gaat, had een enorm goede lichting. Uit het
team van ​Donny zouden later veel spelers een hoog amateurniveau halen. Je kon zien dat Donny een
begenadigd talent was. Niet het atletische vermogen of de enorme snelheid die veel andere grote talenten
hadden, maar wel tweebenigheid en een goed overzicht, kwaliteiten die je eigenlijk lastig kon verbeteren
door training. Het fysiek sterker worden behoeft geen speciaal talent, dat kun je ontwikkelen. Het spelletje
zien en daarnaar kunnen handelen daarentegen niet, dat is talent. Door wedstrijden te spelen tegen
leeftijdsgenoten van clubs als Roda ’46 uit Leusden en de grote broer Sparta Nijkerk – waarvan Veensche
Boys al sinds mensenheugenis in de schaduw stond – konden zij zich meten met de beste van de regio. Het
was niet ongewoon dat de Galliërs van Veensche Boys de wedstrijden met overtuigende cijfers wonnen van
deze regionale grootmachten.
Het duurde dan ook niet lang voordat scouts zich kwamen melden bij het huis van de familie Van de Beek,
dat beschouwd kon worden als de verlengde voetbalkantine van Veensche Boys, vanwege de ligging maar ook
omdat de deur er altijd voor iedereen openstond. FC Utrecht, Vitesse en ook Ajax probeerden de familie Van
de Beek ervan te overtuigen voor hen te kiezen. Donny liet zich door zijn vader adviseren, maar bepaalde zelf
de koers. Het ging om een uitnodiging om mee te trainen en om selectiewedstrijden te spelen. De keuze viel
in eerste instantie op zowel Ajax als Vitesse.
In Arnhem mocht hij elke week met een team van zijn lichting meetrainen, bij Ajax kon hij al gelijk merken
dat het harder was, onpersoonlijker. Twee testwedstrijden, tweeëntwintig jongens op het veld, moge de beste
overleven. Een soort gladia​torenstrijd in een arena die nieuw en onbekend was. Daartegenover stond de
gemoedelijkheid en het familiaire gevoel bij Vitesse. Een team waar je op je gemak gewend kon raken aan je
medespelers en zij aan jou, jongens die je kwamen opzoeken en geïnteresseerd waren in wie je was en waar
je vandaan kwam. In Amsterdam was er totaal geen band met de jongens met wie hij speelde. Het contrast
kon niet groter zijn.
Zijn gevoel stuurde Donny naar Arnhem, terwijl de rest van de familie een lichte voorkeur voor Ajax had.
Toen de laatste testwedstrijd achter de rug was, sprak Donny zijn keuze uit. Vader vroeg hem om te wachten,
maar een keuze die gemaakt is laat zich lastig terugdraaien. Op een donderdag ging de kogel door kerk, na
de laatste training bij Vitesse stond het gesprek met het hoofd jeugdopleiding gepland. Het moment om de
keuze definitief te maken. Vader twijfelde nog steeds, Donny was zeker van zijn zaak. Er viel eigenlijk ook
niets te kiezen, Vitesse wilde heel graag en Ajax had tot op dat moment nog niets laten weten.
Donny ging douchen, maar terwijl hij de kleedkamer uit liep werd zijn vader gebeld door Ajax. Verheugd
liep hij op Donny af, Ajax wilde hem ook hebben. Een mededeling waar in menig jongenskamer over
gedroomd wordt, maar Donny’s antwoord was nee. De omstandigheden bij Ajax waren zo onpersoonlijk dat
kiezen voor alleen de naam geen recht zou doen aan wat hij nodig had om te presteren. Het was zinloos
nogmaals te proberen hem van het tegendeel te overtuigen. Vader belde Ajax terug. Niet eerder had de
persoon aan de andere kant van de lijn de teleurstelling hoeven ervaren van een afwijzing, weinig talenten
hebben ooit de lokroep van de succesvolste club uit de Nederlandse geschiedenis kunnen weerstaan.
De uitleg was steekhoudend, Donny is een eigenwijze speler, een speler die zich op zijn gemak moet voelen.
Door het spelen met een vast team was hij beter in zijn element bij Vitesse en daarom was daar de keuze op
gevallen. De Ajax-scout had een paar seconden nodig om na te denken. Als dat het grootste bezwaar van
Donny was dan kon hij bij Ajax ook gekoppeld worden aan een vast team, zodat hij op zijn gemak kon kijken
of de club toch niet beter bij hem zou passen. Geen verplichtingen, en hij kon op elk moment naar Vitesse
gaan als hij dat alsnog zou willen.
Hiermee had vader Van de Beek de benodigde munitie om tot een heroverweging te komen. Vitesse werd
bedankt, maar nog niet definitief afgezegd, eerst ging Donny rondkijken bij Ajax. Geen afstel, maar
waarschijnlijk uitstel. Hij sloot zich aan bij de E1 van Ajax, het team van Abdelhak en Steven ‘Stevie’
Bergwijn. In veel opzichten was hij het tegenovergestelde van de spelers die al bij Ajax speelden. Jongens uit
de grote stad die niet op hun mondje waren gevallen. Donny was schuchter, gewend aan de vertrouwde
omgeving van de Veluwe. Maar hij voelde direct een klik met deze jongens. Naarmate het seizoen vorderde en
hij meer trainingen meedeed, en zelfs mee mocht naar toernooien, werd zijn keuze definitief. Vitesse kon
worden afgezegd, hij werd Ajacied.

Het duurde wel even voordat Appie en Donny echt teamgenoten werden. Appie werd na het seizoen in de E1
doorgeschoven naar de D2 terwijl Donny aansloot bij de D3. Het systeem van Ajax was eenvoudig: de D3 is een
team met alleen maar eerstejaars D-pupillen, jongens van tien jaar oud; de D2 is een mix tussen tweedejaars
D-pupillen, die net tekortkomen voor de D1, en de beste spelers die eerstejaars D-pupil zijn. De D1 is alleen
voorbehouden aan tweedejaars D-pupillen.
Voor Donny was het in zijn eerste jaar bij Ajax prettig om te kunnen wennen in een team met alleen maar
leeftijdsgenoten. Appie was gewend om meer weerstand te verduren en moest in een hogere leeftijdsgroep
nog slimmer worden om zijn fysieke beperking te compenseren.
Maar na dat jaar had Ajax een dilemma. Appie speelde op de nummer 10-positie, en het was duidelijk dat
hij als grootste talent van de opleiding zou doorschuiven naar diezelfde positie in de D1. Donny had als
nummer 10 ook een goed jaar doorgemaakt, maar zou vanwege Appie niet veel aan spelen toekomen in de D1.
Ajax stelde daarom voor om Donny in de D2 te plaatsen, een team dat onder leiding stond van Heini Otto en
Dennis Bergkamp.
De teleurstelling was groot, als tweedejaars D-pupil wilde je heel graag in het vlaggenschip van de D-
pupillen spelen. Het was wel even slikken toen hij hoorde dat het beter was voor zijn ontwikkeling om een
jaar veel te spelen en zich verder te ontwikkelen. Dit bleek echter een schot in de roos te zijn, in D2 kon
Donny excelleren. De D1 was ondertussen een fantastisch team waarin Appie en Stevie de pannen van het dak
speelden. Door de prestaties van Donny schoof hij nog voor het einde van het seizoen door om hen te
vergezellen. Donny centraal en Appie vaak vanaf links, of Appie op 10 en Donny in zijn rug.
Tot dat moment kenden ze elkaar niet zo goed, maar de voetbaltaal is universeel. Je begrijpt elkaar of je
begrijpt elkaar niet, het was duidelijk dat deze blonde jongen uit Nijkerkerveen en die krullenbol uit
Geuzenveld exact dezelfde taal spraken. Appie was geïnteresseerd, deed moeite om Donny zich op zijn gemak
te laten voelen. Hij gaf hem een welkom gevoel, waardoor hij echt onderdeel van het team werd.
In dat team met allemaal druktemakers was Appie de natuurlijke leider. Hij was dan ook de aangewezen
persoon om het voortouw te nemen in de verwelkoming van vers bloed. Vaak een obligate taak, maar bij
Appie voelde je de oprechtheid in zijn handelen. Zijn leiderschap zat hem vooral in kleine dingen. Hij was erg
gevoelig voor de sfeer in de kleedkamer, gaf jongens het woord als hij merkte dat ze stil of verlegen waren en
hij sprak een-op-een met jongens die teleurgesteld waren. Abdelhak keek verder dan alleen het voetbalveld,
hij had het snel door als teamgenoten thuis even slecht zaten, geen warme omgeving hadden die ze steunde.
Hij zorgde er dan voor dat zijn eigen vader een arm om die speler heen sloeg, hem extra aanmoedigde of hem
gewoon net iets meer aandacht gaf dan zijn eigen kind. Hij kon ook duidelijk zijn, hij kon een medespeler in
beslotenheid vermanend toespreken als hij van plan was buiten de gebaande paden te treden, maar nooit in
het openbaar, nooit voor de ​bühne, altijd oprecht vanuit de gedachte de ander te willen helpen.

In de C2, het eerste jaar dat ze echt samenspeelden, vulden ​Donny en Appie elkaar goed aan. De
positiewisselingen op het middenveld bevielen, ze werden zekerheden op die plek. Appie vaak op links, Donny
op 10, soms verschoof dat een beetje. Altijd hadden ze oog voor elkaar en voor Stevie, hij was onderdeel van
het driemanschap dat excelleerde. Het was onder toeschouwers vaak voer voor discussie: kunnen Appie en
Donny wel samenspelen? Voor de spelers zelf was dit helemaal geen issue, ze vulden elkaar juist goed aan.
Beiden slimme spelers die het moesten hebben van hun technisch vermogen en inzicht, het echte
voetbalgogme. Dat zag je ook terug in het spel en in de resultaten dat jaar. Appie was de man van de actie en
Donny sloot op het juiste moment aan om de bal te krijgen en gevaarlijk te worden voor het doel. Lastig te
verdedigen omdat ook ​Stevie, als snelle en behendige voorhoedespeler, de acties van beide jongens op
waarde kon schatten. Als een van deze drie ontbrak, merkte je dat gelijk.
Het was een turbulent jaar, de jongens hadden onderling een fantastische band, maar alle karakters op het
veld maakten het ook weleens lastig voor de leiding om alles in goede banen te leiden. Het was een aderlating
toen Stevie de club verliet en naar PSV vertrok. Natuurlijk vertrokken er wel vaker spelers, maar dit waren
meestal jongens die bedankt werden voor bewezen diensten. Hier vertrok een van de grootste talenten en dat
ging de andere spelers niet in de koude kleren zitten.
Voor de weerstand was het dan wel weer goed. PSV versterkte zich naast Stevie met nog een aantal zeer
goede spelers en het seizoen erop, het jaar dat Donny en Appie naar de C1 doorschoven, troffen ze een
Brabantse formatie die niet onderdeed voor Ajax. Dat resulteerde in een fantastisch seizoen waarin beide
ploegen in de competitie gelijke tred met elkaar hielden. Op donderdagmiddag 17 mei 2012 werd op neutraal
terrein in Zoetermeer een beslissingswedstrijd gespeeld. Spelers als Noussair Mazraoui, Philippe Sandler,
Pablo Rosario, Donny en Appie stonden op het veld bij Ajax, aan Eindhovense zijde verschenen spelers als
Arnout Groeneveld, Sam Lammers en Steven Bergwijn aan de aftrap. In de tweede helft besliste Donny de
wedstrijd met een mooie krul in de verre hoek. Voor het eerst kreeg deze lichting een kampioensschaal in
handen gedrukt, de tegenstanders bedroefd achterlatend. Appie onttrok zich aan het feestgedruis en liep als
eerste naar Stevie toe, zijn maatje. Hun persoonlijke relatie was veel belangrijker dan het collectieve geluk.
HOOFDSTUK 18
NRC Handelsblad (1)
23 juli 2017

Journalist Hugo Logtenberg van NRC Handelsblad appt mij op 23 juli 2017 of ik hem wil bellen. Hugo leerde ik
een halfjaar daarvoor kennen. Abdelhak had me toen geïrriteerd opgebeld over een artikel dat in de krant
was verschenen. Zijn arbeidscontract, en dat van veel meer spelers, was onder de noemer Football Leaks
door klokkenluiders openbaar gemaakt. Tot achter de komma was te zien wat voetballers als Robin van Persie
en Dirk Kuijt iedere maand bijgeschreven kregen op hun rekening. Verschillende onderzoeksjournalisten uit
de hele wereld spitten door een grote berg aan informatie om te zien welke spelers voorkwamen in de grote
hoeveelheid e-mails, documenten en andere stukken. Zo ook drie journalisten van NRC.
In het artikel, dat gepubliceerd werd op 21 december 2016, werd de suggestie gewekt dat Abdelhak
verbonden is aan Doyen Global, een omstreden fonds dat investeert in spelers en het voor clubs makkelijker
maakt om spelers te kopen. Indien ze succesvol worden verdwijnt een groot deel van de transferopbrengst in
de zakken van de mensen achter Doyen. Veel clubs, waaronder FC Twente, zijn door deze constructie in diepe
financiële problemen terechtgekomen. Het was duidelijk dat deze suggestie schadelijk was voor Abdelhak,
vooral ook omdat hij geen idee had van deze schimmige wereld achter hem.
Abdelhak wilde weten wat er precies klopte van dit verhaal. Hij was niet snel boos te krijgen, maar toen zat
een verontwaardigde speler tegenover mij. De stoom kwam nog net niet uit zijn oren. Om niet te gaan
speculeren stelde ik voor om contact op te nemen met de journalisten die het stuk hadden geschreven.
Wellicht dat zij ons iets meer inzicht konden geven in de onderliggende stukken die zij hadden ingezien.
Als monniken waren ze maandenlang door onvoorstelbaar veel data heen gegaan en hadden maar een
fractie van die informatie gebruikt in hun artikelen. Er was meer niet gepubliceerd dan wel. Ook over
Abdelhak hadden ze veel correspondentie gevonden en ze waren bereid daar inzicht in te geven. Er was
voldoende bewijs van gesprekken over zijn rol als vooruitgeschoven post van Doyen. Abdelhak, zo bleek later,
was onderdeel van een schimmig spel waarbij hij als uithangbord van Doyen moest fungeren om andere
getalenteerde spelers binnen te halen. De e-mails, die door de journalisten ter inzage werden aangeboden,
maakten duidelijk dat hier expliciet over werd gesproken. Een wereld waarvan hij geen weet had, maar die
wel potentieel aan hem kon blijven kleven. Mijn gedachten gingen uit naar zijn mogelijke imagoschade, hij
maakte zich zorgen over de jongens die zich via een constructie hadden aangesloten bij Doyen omdat ze
dachten dat hij daar voorstander van was. Het typeerde hem. Abdelhak heeft het met deze kennis op zak
glashelder gemaakt dat hij niet gediend was van dit soort ronselpraktijken.

Naar aanleiding van zijn appje bel ik Hugo. We spreken eerst over het onvoorstelbare leed van Abdelhak. Hoe
het toch in godsnaam mogelijk is dat dit hem heeft getroffen? Ik merk dat hij opgewonden is. Hij praat snel
als hij vertelt dat hij uit zeer betrouwbare bron heeft vernomen dat er fouten zijn gemaakt bij de hulp aan
Abdelhak. Dat Don de Winter te lang heeft gewacht met reanimeren en dat er ook twijfels zijn of hij over de
juiste bijscholing beschikte om in het geval van een hartstilstand adequaat te kunnen reageren. Waar ik
vooral op aansla is het feit dat Hugo op de hoogte lijkt te zijn van de vermoedelijke aanleiding van de
hartstilstand.
In het AMC begrepen we dat Abdelhak waarschijnlijk een ontsteking heeft gehad in zijn hartspier die heeft
geleid tot het hartfalen. Geen erfelijke aandoening, maar veroorzaakt door iets kleins als een griepje dat hij
misschien jaren daarvoor al had opgelopen. Deze informatie kan Hugo alleen hebben van iemand die zeer
nauw betrokken was geweest bij de behandeling van Abdelhak. Dit is niet zomaar een gok, dit is kennis van
zeer nabij. Misschien een lid van de medische staf die niet kan leven met de gedachte dat menselijk falen
heeft bijgedragen aan Abdelhaks situatie? Het is speculeren, maar deze kennis is explosief. Ik bel met
Abderrahim, we spreken af dat we deze informatie even laten bezinken en dat we snel bespreken wat we
ermee moeten doen.
HOOFDSTUK 19
Donny van de Beek (2)
13 juli 2017

Geuzenveld en Nijkerkerveen liggen hemelsbreed ongeveer 45 kilometer uit elkaar, maar de familie Van de
Beek en de familie Nouri lijken in veel opzichten op elkaar. De deur staat altijd open en het is dan ook niet
ongewoon dat op een willekeurige doordeweekse dag tien tot vijftien mensen op de bank zitten, tv-kijken, iets
drinken. Er is altijd genoeg eten voor iedereen. Voor Donny en Appie was dit normaal, als Donny in
Geuzenveld was of Appie in Nijkerkerveen was alleen het taalgebruik anders. Bij Donny thuis is er weinig
taboe en schaamte, alles kan besproken worden, sterker nog: alles wordt ook besproken. Bij Appie thuis is
taboe en schaamte in overvloed aanwezig. Andere achtergrond, maar de omstandigheden bij beide gezinnen
zijn in de kern niet heel erg verschillend.
Op de buitenlandse trips reisden de hele familie Van de Beek en een deel van de Nouri’s regelmatig samen
en verbleven dan ook vaak samen. Het begrip gemeenschapszin heeft bij hen nog echt betekenis. Je kunt je
voorstellen dat de saamhorigheid groot is tussen families van spelers die praktisch hun hele leven bij Ajax
voetballen. Er is niemand die iets kan zeggen over de ontberingen en opofferingsgezindheid die de carrière
van een jong kind bij een topclub met zich meebrengt, behalve zij die dit van dichtbij meemaken. De vreugde
van de successen en de stress bij blessures, de keuzes van trainers, de groeipijnen van de kinderen. De
jaarlijkse schifting: welke spelers mogen blijven en welke spelers worden bedankt voor hun diensten? De
talloze kilometers en het eindeloze wachten bij trainingen, besprekingen, wedstrijden. Deze ouders verdienen
net zo goed het predicaat ‘topsporters’.

***

De wereld van Appie en Donny veranderde met het seizoen, door het goede spel werd de aandacht groter,
liepen de tribunes vol, maar er was niemand in hun omgeving die ze liet zweven. In 2014, het jaar dat ze
samen in Malta het Europees Kampioen​schap voor spelers onder zeventien jaar speelden, leerden ze elkaar
pas echt goed kennen. Drie weken lang lagen ze bij elkaar op een kamer, deelden hun emoties, zorgen en
blijdschap. Familie en vrienden stonden centraal, dromen over een zegetocht langs Europese velden was
waarover ze het hadden. Verbeeldingskracht is het belangrijkste dat je op die leeftijd hebt; als je het niet kunt
zien, kun je het niet bereiken. Op het hoogste niveau spelen, grote clubs kapot voetballen. Die droom leefde
bij Appie nog meer dan bij Donny.
Het was voor Donny geen vraag maar een absolute zekerheid dat Appie en hij het middenveld van Ajax 1
zouden vormen. Dat hadden ze al laten zien tijdens fameuze wedstrijden in de Youth League, waar zoveel
mensen op afkwamen dat de hekken van De Toekomst gesloten moesten worden. Het zinderde op de tribune
als Appie aan de bal kwam, niemand kon zijn ogen geloven als hij weer iets wonderbaarlijks uit de hoge hoed
toverde. Of bij Jong Ajax met André Onana, Frenkie de Jong, Kenny Tete, Jaïro Riedewald, Appie en Donny.
Een wereldelftal dat fantastisch voetbal speelde.
Niet iedere wedstrijd werd gewonnen. De Jupiler League betekende goed voetbal spelen, maar
tegelijkertijd in De Koel in Venlo de eerste de beste corner om de oren krijgen omdat het ontbrak aan lengte.
Het was een belangrijke les in hardheid, duelkracht. Deze lessen en de spelvreugde compenseerden veel van
het verlies. De ster van Appie was rijzende en hij werd met ontzag tegemoet getreden. De tegenstanders
wisten dat ze hem fysiek de baas zouden zijn, maar ze durfden hem ook weer niet te onbesuisd aan te vallen
omdat ze wisten dat hij met een simpele voetbeweging twee of drie man in de luren kon leggen.

Maar het was niet het talent of vernuft waar Appie de meeste indruk mee maakte, ook niet zijn gogme. Het
was vooral de manier waarop hij in het leven stond. Op 28 mei 2014 waren Appie en Donny net terug van het
EK in Malta toen weer een beslissingswedstrijd tegen PSV op het programma stond. In de reguliere competitie
stonden beide ploegen aan het einde van de rit gelijk en daarmee moest het kampioenschap beslist worden in
een wedstrijd op neutraal terrein. Veenendaal was deze keer het decor. Het was eigenlijk de verwachting dat
Appie en ​Donny geen bijdrage meer zouden leveren aan het kampioenschap, als Ajax ‘gewoon’ de resterende
wedstrijden van de reguliere competitie zou winnen dan was het kampioenschap al binnen voordat zij
teruggekeerd zouden zijn uit Malta. Maar door een onverwacht gelijkspel uit bij Groningen twee weken
daarvoor mochten ze meedoen aan dit toetje van de competitie. Omdat Ajax een beter doelsaldo had zouden
ze genoeg hebben aan een gelijkspel, als er tenminste na verlenging een gelijkspel op het scorebord zou
staan. Bij rust was de eindstand al bereikt, vier doelpunten waren eerlijk over beide ploegen verdeeld. Na 120
minuten volstond deze score voor de huldiging van Ajax als kampioen van de eredivisie onder 19.
Namens Donny zat alleen vader Van de Beek op de tribune, een zeer uitzonderlijk tafereel. Normaliter was
iedereen aanwezig, moest er een bus gehuurd worden om alle familieleden uit Nijkerkerveen te vervoeren.
Maar de gezondheid van het jongere broertje van Donny, Rody, maakte dat de zorg voor hem belangrijker was
dan een potje voetbal. Rody werd diezelfde dag geopereerd aan een tumor in zijn rug. Donny was met zijn
gedachten bij zijn broertje, Appie voelde met hem mee. Onder zijn voetbalshirt had hij een shirt aan met de
beeltenis van Rody, met daarop de tekst STERKTE. Het waren dit soort gebaren die Appie maakten wie hij was,
waarom hij zo geliefd is.

Alles eindigt op die warme zaterdagmiddag in Oostenrijk. Donny heeft de eerste vijfenveertig minuten
gespeeld, heeft gedoucht en loopt nu in zijn trainingskleding langs de tribune waar zijn familie zit, langs het
veld waar supporters rijen dik staan. Handen in de zak. Nu ze in Oostenrijk tegen een grote Duitse club
spelen is het bier en bratwurst wat je ruikt en ziet. De volledige familie Van de Beek is naar dit trainingskamp
gekomen. Het is voor hen geen onbekend terrein, ze hebben hier een huisje en hebben zo vaak in dit gebied
geskied dat alles vertrouwd voelt.
Donny loopt aan de overkant van de dug-out in rustig tempo om het veld heen, achter de goal langs, om
zich bij de andere spelers op de bank aan te sluiten. De tussenstand is niet belangrijk, het is een gemoedelijk
potje voetbal. In de namiddagzon is het goed toeven.
Appie gaat plotseling zitten op het veld, en dan liggen. Enkel​klachten waarschijnlijk, denkt Donny, maar het
duurt lang. Iedereen is gefixeerd op de behandeling op het veld. Donny kijkt Hakim Ziyech aan, vragende
ogen. Meer mensen bemoeien zich met de behandeling. Klaas-Jan Huntelaar wijst naar zijn tong, de blik in
zijn ogen zorgt voor een paniekreactie. Wat kun je in godsnaam aan je tong hebben? denkt Donny. Minuten
gaan voorbij, op een gegeven moment wordt er gesproken over een hartaanval. Een telefoon wordt in zijn
handen gedrukt, Mo belt uit Turkije. Stamelen, struikelen over woorden, niets zinnigs komt eruit. De paniek
slaat toe. Donny kan zijn emoties niet onder bedwang krijgen. Hij had zichzelf voorgenomen om zo koel
mogelijk te antwoorden om de familie niet ongeruster te maken dan noodzakelijk, maar de manier waarop hij
Mo te woord staat zal waarschijnlijk het tegenovergestelde tot gevolg hebben.
De situatie op het veld lijkt wel uren te duren, op een gegeven moment worden de spelers naar binnen
geleid, het geluid van de helikopter verstoort het gesnik en gehuil in de kleedkamer. Iedereen vindt
geruisloos zijn plek in de bus, de stoel van Appie blijft leeg. Niemand beseft wat er zojuist is gebeurd. Mo belt
iedere twee minuten, Donny heeft geen woorden, geen zinnen, geen analyse, helemaal niets wat kan helpen.

***

Carel Eiting, vriend en net zoals Donny en Appie ook een product van de jeugdopleiding van Ajax, voegt zich
bij Donny in de gym. De woorden verstommen, Donny voelt de betrokkenheid van zijn teamgenoot, hij
begrijpt waarom hij hem opzoekt. Hij kan alleen niets teruggegeven op dit moment. Hij moet hier niet blijven,
hij moet daar zijn waar ze hem het hardst nodig hebben. De meeste spelers zijn na het horen van het nieuws
over de conditie van Appie naar huis vertrokken.
Donny moet naar Mo toe. De relatie tussen hem en Appie is vergelijkbaar met die tussen hem en Mo. Het
komt regelmatig voor dat Donny met Mo afspreekt zonder dat Appie dat weet. Ze delen allemaal dezelfde
passies, dezelfde voorkeuren. Houden van mooie dingen, kleding, auto’s. Hetzelfde geldt trouwens voor de
relatie tussen Rody en Appie, ook zij hebben een speciale band, mogen elkaar graag, voelen zich familie van
elkaar. Het is nu belangrijker dan ooit dat hij bij de familie Nouri is. De wereld weet sinds vandaag dat het
niet goed zal komen met Appie, dat hij al die dingen die hij met zoveel flair deed niet meer zal kunnen doen.
Herman Pinkster, spelersbegeleider van Ajax, rijdt Donny naar Geuzenveld. Hij is op geen enkele wijze in
staat om zelf te rijden. Daar aangekomen houden groepjes mensen zich op voor de deur van de woning die hij
zo vaak heeft betreden, zijn tweede thuis. Cameraploegen leggen alles vast. Dit is de eerste dag van een
wekenlange periode waarin Donny elke dag na de training of na de wedstrijd naar Geuzenveld rijdt. Hij wil
daar zijn, moet daar zijn. Hoe vaak heeft hij niet op de kamer gelegen van Appie en Mo? De hele nacht lachen
en kletsen, praten over de verre toekomst en die van iets dichterbij. Vaak genoeg hadden Rabia en
Mohammed geen idee dat er een logé boven lag te slapen totdat aan de ontbijttafel opeens een blonde jongen
aanschoof met slaperige oogjes.
Het voelt voor Donny goed om deze weken op Appies plek te slapen, in zijn bed te gaan liggen en de hele
nacht met Mo te praten over vroeger, over wat geweest is en zo mooi was. Appie was familie, hij was het die
altijd stilstond bij kleine dingen die een grote impact konden maken op anderen. Donny voelt de kracht en de
energie om door te gaan door fysiek zo dicht mogelijk bij de plek te zijn die Appie altijd zoveel heeft gegeven.
HOOFDSTUK 20
Tilburg (1)
Augustus 2017

Abdelhak ligt nu bijna een maand in het AMC, morgen wordt de eerste stap gezet in zijn revalidatie. De
afgelopen periode lag de focus volledig op zijn verzorging, in de tussentijd is de familie in haar zoektocht naar
de beste vervolgbehandeling doorverwezen naar een gespecialiseerde kliniek in Tilburg. Daar zal hij een
intensief revalidatie- en stimuleringsprogramma ondergaan speciaal voor jongeren tot vijfentwintig jaar die in
een toestand van verminderd bewustzijn verkeren na ernstig hersenletsel. De familie wil Abdelhak niet meer
als patiënt zien, maar als iemand die aan het revalideren is. Het beste antigif tegen de onheilspellende
diagnose en de vooruitzichten die door verschillende specialisten zijn gesteld.
De behandeling duurt maximaal veertien weken en heeft tot heel mooie resultaten geleid in de dertig jaar
dat het programma in Tilburg loopt. Abderrahim is enthousiast en bezorgd tegelijk. De familie heeft ervaring
met het behandelen en verzorgen van iemand die meervoudig gehandicapt is, maar dat is omgaan met een
situatie die nooit anders is geweest.
Bij Abdelhak is het een nieuwe situatie die zijn lichaam nooit heeft gekend, waarin de mogelijkheden en de
beperkingen van zijn gestel moeten worden onderzocht. Een belangrijk onderdeel van de behandeling is
gericht op het verhogen van het bewustzijnsniveau door middel van het stimuleren van zijn zintuigen. Hoe dat
precies werkt en wat de inhoud van de behandelingen is, is nog redelijk ongewis. Maar ondanks de vele
onzekerheden overheerst het enthousiasme, het geeft de familie een concreet perspectief op behandeling en
misschien wel genezing. De mogelijkheid om aanwezig te zijn bij de behandelingen en zelfs een wezenlijke
bijdrage te leveren spreekt nog het meest tot de verbeelding. De familie wil het liefst geen enkel ogenblik van
Abdelhaks zijde wijken.

***

Ook in het voetbal wordt de term ‘revalidatie’ altijd geplaatst in het perspectief van herstel, van weer de
eerste stappen op het veld kunnen zetten na een zware blessure, van samen trainen met de fysiotherapeuten
om de weerstand te vergroten zodat toegewerkt kan worden naar een rentree. Natuurlijk is niemand bezig
met een rentree van Abdelhak op het voetbalveld, maar een rentree in het leven van hiervoor wordt met de
dag realistischer.
Abderrahim maakt deel uit van het behandelteam. Hij heeft sinds 8 juli thuis de leiding genomen, het is
vanzelfsprekend dat hij ook nu het voortouw neemt in het ondersteunen van de revalidatiespecialisten. De
strategie en procedure worden uitvoerig doorgesproken, Abderrahim wordt geïnstrueerd wat hij moet doen
en wanneer van hem een bijdrage verwacht wordt. Het contrast tussen verzorgen, wat voornamelijk in de
weken hiervoor heeft plaatsgevonden, en behandelen is groot. Een nieuwe fase is aangebroken. De
revalidatie zal intensief zijn en veel van Abdelhaks kleine lichaam vragen. De artsen zijn tot nu toe glashelder
geweest in hun prognose en verwachtingen, deze stemmen weinig hoopvol, maar ergens blijft toch de hoop
en het geloof dat ze het misschien niet goed hebben gezien. In het revalidatieproces zullen zintuigen
gestimuleerd worden die hopelijk laten zien dat hij wel responsief is, dat hij weet welke vragen er aan hem
gesteld worden en dat hij daarop kan reageren.
De revalidatie belooft veel goeds; Abdelhak wordt op de rand van het bed geplaatst, ondersteund aan zijn
achterzijde door zijn broer. Het contrast is nu al groot, de afgelopen weken heeft Abdelhak meer liggend dan
zittend doorgebracht. Het is in deze fase voor het eerst dat hij, met de nodige support, in een andere houding
kan worden geplaatst. Abderrahim wordt gevraagd hem opdrachten te geven. Abdelhak reageert op de
vragen die hem worden gesteld: een val voorover, een val naar links, dan weer naar rechts. Abderrahim voelt
hoe Abdelhak zijn spieren aanspant en steeds de juiste keuze maakt. Met een tik op zijn arm weet hij welke
kant hij op moet vallen. Op andere momenten ligt Abdelhak op de grond en krijgt hij instructies om naar
rechts of links te rollen. Hij spant zich maximaal in om te laten zien wat hij kan, al gaat het gepaard met de
nodige moeite. Ook lijkt hij zich letterlijk als een vis in het water te voelen als hij samen met zijn begeleiders
in het bad ligt. Hij kan dan, heerlijk dobberend in het water, zijn spieren ontspannen. De glimlach komt terug,
zijn ogen beginnen te schitteren.
Abderrahim kijkt met regelmaat vol ongeloof de behandelaars aan, wat Abdelhak nu laat zien is al veel
meer dan de artsen ooit voorspeld hebben, en dat in nog maar een paar weken. Abdelhak verkeert volgens de
artsen in minimaal bewuste toestand. Volgens de geldende classificatie opent deze categorie patiënten soms
spontaan de ogen en laten ze minstens één teken van zelf- of omgevingsbewustzijn zien, maar zijn ze niet in
staat tot functionele communicatie of functioneel gebruik van objecten. Een technisch verhaal, de taal van
artsen, maar hier is een jongen te zien die speelt, onderneemt, reageert. De fase van niet-​responsiviteit lijkt
hij achter zich gelaten te hebben.
In Tilburg verdwijnt ook een andere donkere wolk boven het hoofd van de familie. In Oostenrijk wilden ze
niet blijven vanwege het risico dat bij een hartstilstand Abdelhak niet gereanimeerd zou worden, maar
aangekomen in het AMC bleek daar hetzelfde protocol te gelden. Gelukkig zijn er op geen enkel moment
zorgen geweest over de kracht van zijn hart, alle onderzoeken toonden een positief beeld, maar de angst bleef
bestaan dat anderen voor hen zouden bepalen in welke staat hij wel of geen zinvol leven zou kunnen leiden.
In Tilburg verstomt deze discussie, het is evident dat er geen sprake is van een uitzichtloze situatie. Abdelhak
leeft, reageert en is onderdeel van zijn familie, hij is met de mensen die het meeste van hem houden en van
wie hij het meeste houdt.

De euforie maakt zich meester van Abderrahim, hij kan niet wachten de eerste resultaten met de rest van de
familie te delen. De afstand is gelukkig klein. Sinds Abdelhak in Tilburg is, verblijft de familie het grootste
gedeelte van de tijd in het Ronald McDonald Huis Middenwest-Brabant. Een huis dat ze daarvoor alleen
kenden van de schaarse momenten dat op televisie een bekende Nederlander zich als ambassadeur hard
maakte voor de financiering ervan. In de praktijk blijkt hoe ongelofelijk belangrijk dit huis ver van thuis is.
Het stelt hen in staat om met volledige aandacht bij Abdelhak te zijn en niet de ongemakken van reis en
vervoer te hoeven ervaren. Het zorgt ook voor een speciaal soort saamhorigheid tussen de andere ‘bewoners’,
mensen die onpeilbaar verdriet als gemeenschappelijke factor hebben.
Het geeft een andere dimensie aan de band binnen de familie. De afgelopen weken zaten zij in een
achtbaan en keek de hele wereld zo ongeveer elk moment van de dag mee. De woonkamer aan de
Aalbersestraat zat iedere dag vol met mensen, de constante stroom aan bezoekers was hartverwarmend,
maar soms wellicht ook te veel. Hier in Tilburg zitten ze alleen met elkaar, in kleine kring. De positiviteit en
levensvreugde nemen met de dag toe. Met pizzadozen op schoot halen ze herinneringen op aan mooie
momenten, meestal met Abdelhak als middelpunt van het verhaal. Hoe zorgzaam hij was, hoe hij oog had voor
mensen die in een lastige situatie zaten.
Op een van die spaarzame avonden met elkaar klinkt een hartverscheurend gegil. Een vrouw schreeuwt het
uit als ze Mohammed in de gemeenschappelijke leefruimte ziet zitten. Dit is geen ongewoon tafereel sinds
Abdelhak onwel is geworden, veel moeders voelen mee met die jonge jongen die van de ene op de andere dag
weinig meer kan. Maar deze schreeuw is anders, intenser, hier klinkt meer verbazing uit dan droefenis. Een
moeder staat hevig geëmotioneerd voor Mohammed en vertelt over haar zoon, een jongen die een paar weken
eerder nog vol levenslust zat. Haar Amsterdamse accent verraadt waar ze vandaan komt. Hij is fanatiek Ajax-
supporter, vak 410, motorliefhebber. Dat laatste is hem noodlottig geworden. Een aanrijding heeft ervoor
gezorgd dat hij hersenletsel heeft en net als Abdelhak toevertrouwd is aan de goede zorgen van de
specialisten in Tilburg.
Hortend en stotend vertelt ze dat een jonge jongen, voetballer van Ajax, haar was komen opzoeken, een
luisterend oor en hulp aanbood, nadat hij had vernomen dat haar zoon in kritieke toestand in het ziekenhuis
lag. De enige voetballer van Ajax die haar had opgezocht in Amsterdam-Noord, die haar in haar woonkamer
een knuffel gaf, een hart onder de riem stak. Die jongen die stil bleef toen zij onophoudelijk huilde,
schreeuwde. Haar zoon was geliefd, zelfs een speler van het grote Ajax had de moeite genomen om een blijk
van medeleven te tonen. Diezelfde jongen ligt nu op een paar meter van haar eigen zoon, beiden getroffen
door het noodlot. Ze blijft onophoudelijk huilen. Hoe levens van volstrekt wildvreemden elkaar raken op een
plek die niemand voorziet. Hoe Abdelhak haar licht bood toen duisternis overheerste. Ze kan niet anders dan
voor hem bidden, een gebed dat ze al geruime tijd niet meer heeft kunnen verrichten. Met zoveel symboliek
kan een groter plan de levens van deze jongens niet op een andere manier dicht bij elkaar hebben gebracht.
HOOFDSTUK 21
De Ajax-delegatie
8 september 2017

Vandaag staat op verzoek van Ajax een afspraak gepland. Gisteren heeft de huisarts van Abdelhak
aangegeven dat Don de Winter een belangrijke mededeling wil doen aan de familie. Op verdere vragen wilde
de arts niet ingaan, dat was aan De Winter zelf.
Al weken hebben we gewacht op een reactie van Ajax. Herhaaldelijk vroegen we om de medische resultaten
van Abdelhak voorafgaand aan en tijdens het trainingskamp, verslagen van de gebeurtenissen op het veld
nadat Abdelhak in elkaar zakte en de wijze waarop de hulpverlening had plaatsgevonden. De stilte was tot op
heden oorverdovend. Het is vandaag exact twee maanden na de verschrikkelijke achtste juli en nog steeds
weigert Ajax duidelijkheid te verschaffen over wat er gebeurd is op het veld.
We kijken dus hoopvol uit naar dit moment, we verwachten een boetedoening en uitleg van de reden
waarom Abdelhak niet tijdig is gereanimeerd. Moeder maakt het in het gesprek voorafgaand aan de komst
van de Ajax-delegatie nog een keer duidelijk: ze zijn niet op zoek naar een zondebok, iedereen heeft zijn
stinkende best gedaan om Abdelhak te redden. We moeten leren van wat er is misgegaan zodat we in de
toekomst soortgelijke gevallen kunnen voorkomen.

***

Don de Winter heeft laten weten dat hij zich zal laten vergezellen door Tjerk Smeets, de teammanager van
het eerste elftal van Ajax, en Rutger Arisz, operationeel directeur, als afgevaardigde van de directie. Van der
Sar is er niet bij. In de afgelopen periode hebben we weinig tot niets van hem gehoord, dus dat bevreemdt
niet. Wat wel verbaast is dat Arisz, die pas in december 2016 toetrad tot de directie en geen verleden had
binnen de club, deze zware taak toebedeeld krijgt. Het is nogal wat om deze unieke en trieste kwestie over te
laten aan iemand die eigenlijk nog aan het inwerken is.
De Marokkaanse lekkernijen liggen klaar, de tafel staat vol met zoete koekjes en deegwaren. De thee is
gezet en wij – moeder Nouri, de broers van Abdelhak, een neef, de huisarts van de familie en ik – wachten
geduldig op de komst van de afvaardiging van Ajax. Het is goed dat ze langskomen en ik ben zeer benieuwd
naar de reden van de bijeenkomst. Al eerder heeft Don de Winter geprobeerd behendig onder ons verzoek om
een schriftelijke reactie uit te komen, maar misschien vergis ik me en willen ze die schriftelijke reactie laten
voorafgaan door een mondelinge toelichting. We spreken af dat we ze rustig de gelegenheid zullen geven.
Niet te veel vragen, maar rustig luisteren. Het initiatief voor deze bijeenkomst komt tenslotte bij hen
vandaan.

De deurbel gaat en als eerste stapt Don de Winter de woning binnen, direct gevolgd door Rutger Arisz en
Tjerk Smeets. Don en Tjerk zijn in de dagen na de tragedie steun en toeverlaat geweest voor de familie. Zij
hebben ze opgevangen en alles in het werk gesteld om de hulp te bieden die nodig was in die dagen in
Oostenrijk. De komst van deze heren brengt de nodige emotie teweeg. De samenstelling van de groep is voor
het grootste gedeelte gelijk aan het kleine clubje mensen dat lange dagen en nachten doorbracht in en om het
ziekenhuis in Innsbruck. Die connectie is zelfs voor mij als buitenstaander voelbaar. Het is alsof ze worden
teruggebracht naar de periode waarin de familie tussen hoop en vrees leefde.
Tjerk positioneert zich dicht bij de familie Nouri als hij plaatsneemt op de lange zijde van de bank tussen
Mohammed en zijn neef Toufik in. Aan de korte zijde, bijna aan het einde van de hoekbank, gaat Don de
Winter zitten, met Rutger Arisz naast hem. Don zit licht gedraaid met zijn gezicht naar ons toe, Rutger steekt
vanwege zijn lengte boven hem uit en kijkt letterlijk over zijn schouder mee.
Rutger is een onbekende voor ons, we zien hem vandaag voor het eerst. Hij stelt zich netjes voor als jongste
lid van de directie van Ajax en memoreert aan de korte momenten dat hij Abdelhak ontmoette. Hij had hem
weleens zien lopen en wat hem opviel was de grote lach die op zijn gezicht gebeiteld leek. Hij kende de speler
Abdelhak Nouri niet echt, alleen van de overleveringen. Hij zegt dat hij is gekomen om zijn betrokkenheid bij
de familie te tonen. Een stilte valt, niemand weet hoe daarop te reageren. Zijn goedbedoelde woorden komen
afstandelijk over.
Het begin van het gesprek is ongemakkelijk, het is wachten op een mededeling, iedereen kijkt vol
verwachting naar elkaar. Don trapt af en geeft aan dat ze elkaar heel intensief hebben leren kennen in de
korte maar hevige periode in Oostenrijk en dat zij vandaag met alle liefde bij de familie thuis zijn gekomen.
Alles mag in dit gezelschap gevraagd worden, zegt hij, en daar zal naar eer en geweten antwoord op worden
gegeven. Dit wordt dus geen mondelinge toelichting, maar een vraag-en-antwoord​sessie. Het is bevreemdend
om te merken dat Ajax verzuimt om uit zichzelf openheid van zaken te geven, maar de informatie die gedeeld
wordt afhankelijk maakt van de vragen die bij de familie leven.
Abderrahim neemt het woord. De familie heeft de afgelopen tijd veel verhalen gehoord, dat dingen niet
goed zijn gegaan. Wat is er precies gebeurd? Het beeld dat bij de familie op het netvlies gebrand staat is de in
het Algemeen Dagblad gepubliceerde foto waarop Abdelhak in zijligging met weggedraaide ogen te zien is.
Ze willen duidelijkheid krijgen over de hulpverlening op het veld. Niet alleen voor de volwassenen onder ons,
maar zeker ook voor Abdelhaks jongere zusjes die nu nog niet beseffen wat er aan de hand is, maar dat later
wel willen begrijpen.
Don stelt zich als vertrouwenspersoon van de familie op en refereert aan de betrokkenheid die hij aan de
dag legde in Oostenrijk. Hij geeft aan dat hij heel graag een mondelinge toelichting wil geven en die, als dat
nodig is, graag nog een keer herhaalt. Papier is koud en woorden zijn warm, zegt hij.
Als advocaat heb ik menig cliënt voorbereid op getuigenverhoren, de instructies zijn streng. Ga nooit uit
jezelf spreken en luister heel goed naar de vraag. Zorg dat je afgemeten antwoord geeft en niet meer vertelt
dan strikt noodzakelijk is. Alleen antwoorden als je dingen zeker weet en absoluut niet gaan speculeren.
Probeer niet heel concreet te zijn, zeker niet als het gaat om tijdstippen of hoelang iets heeft geduurd. Het
liefst alleen mondeling antwoorden, schriftelijke vastlegging is definitief en laat vaak weinig ruimte voor
interpretatie. Dat is het devies in de meeste gevallen, ik sluit niet uit dat dit gesprek aan de zijde van Ajax een
soortgelijke voorbereiding heeft gekend.
Ik zeg dat op dit moment een mondelinge toelichting natuurlijk op prijs wordt gesteld, maar dat de familie
nu vooral bezig is met de verzorging en het herstel van Abdelhak. Alles wat nu gezegd wordt dringt niet goed
door. Dat is ook de reden waarom in een heel vroeg stadium gevraagd is om een uitgebreid feitenrelaas, de
verklaringen van de direct betrokkenen die op 8 juli op het veld waren. De medici van het Rode Kruis, de
clubarts van Werder Bremen, de eigen verklaringen van de medische staf van Ajax. Het is goed dat ze
vandaag zijn gekomen, maar het verzoek blijft natuurlijk nog steeds staan.
Don gaat er niet op in, maar vraagt aan zichzelf wat hij heeft aangetroffen op het veld. Hij vertelt dat toen
Abdelhak neerging hij vrij direct door de fysiotherapeut en de scheidsrechter gevraagd werd het veld in te
komen. Dat heeft hij ook acuut gedaan en toen hij bij Abdelhak aankwam was duidelijk zichtbaar dat hij
ernstig ziek was. Hij had een kaakklem en ademde niet goed. De Winter geeft aan dat hij getraind is om te
handelen zoals het hoort. Hij heeft alle moeite gedaan om die ademhaling op orde te krijgen met hulp van de
dokter van Werder Bremen en het team van het Rode Kruis. Dat was het allereerste wat moest gebeuren.
Toen dat op orde was, heeft hij verder gekeken wat er nog meer met Abdelhak aan de hand was. Ook zijn
hartslag bleek niet in orde, waarna ze hem daarvoor gingen behandelen. Zo was het gegaan. Eigenlijk een
volledige reanimatieprocedure zoals die ook in ziekenhuizen gedaan wordt, maar die nu op het veld toegepast
moest worden in een heel moeilijke situatie.
Abderrahim vraagt met enige schroom hoelang het hart van Abdelhak stil heeft gestaan. Moeder wendt
haar blik af, de rest van de familie kijkt naar beneden. De omstandigheden waaronder Abdelhak heeft
gevochten voor zijn leven zijn niet eerder besproken, realiseer ik me op dat moment. De familie heeft
onderling vaak gesproken over het herstel van Abdelhak en de zorg die hij nodig heeft, maar de pijn van de
herbeleving van de minuten in doodsnood op het veld is vermeden. Deze sessie is voor mijn gevoel cruciaal
voor het verwerkingsproces, niet eens zozeer vanwege de vraagstelling maar meer vanwege het feit dat de
confrontatie met het ongemak louterend kan werken. Er kan niet gevlucht worden voor de realiteit, die ligt
nu in alle naaktheid op tafel.
Don kijkt omhoog en doet het voorkomen alsof hij zich de situatie van een paar maanden geleden voor de
geest probeert te halen. Hij zegt dat hij echt niet kan vertellen hoelang dat is geweest, dat een
reanimatieprocedure het meest heftige is wat je als dokter kan overkomen, dat je dan niet weet hoelang de
procedure duurt, dat je als professioneel arts geen notie van tijd hebt. Hij verontschuldigt zich voor het feit
dat hij er geen antwoord op heeft, hij kan het niet inschatten.
Van medisch professionals die getraind zijn in dergelijke situaties hebben wij juist begrepen dat het
gegeven ‘tijd’ in de hectiek het belangrijkste is om aan vast te houden. Reanimatieartsen zeggen dat bij
iedere handeling het tijdsverloop cruciaal is, zeker in het geval van een afwezige of haperende ademhaling.
De Reanimatieraad beschrijft in zijn richtlijnen expliciet de situatie waarin sprake is van een praktisch
afwezige ademhaling of waarbij het slachtoffer een happende adembeweging maakt of onregelmatig ademt.
Dit wordt beschreven als een ‘agonale’, niet normale ademhaling. In die gevallen moet het slacht​offer op zijn
rug worden gelegd en dient de luchtweg geopend te worden door een hand op het voorhoofd te plaatsen en
de vingertoppen van de andere hand onder de punt van de kin te plaatsen en deze omhoog te tillen.
Borstcompressie dient dan direct aan te vangen, al wachtend op een AED. Juist de borstcompressie vereist een
nauwgezette tijdswaarneming, die behoeft een frequentie van honderd tot honderdtwintig slagen per minuut.
Op mijn vraag of Don Abdelhaks pols heeft gemeten toen hij bij hem aankwam, is het antwoord wederom
vaag. Hij kan zich dat niet herinneren. Als ik blijf doorvragen, gaat Abdelhaks eigen huisarts op de rem staan.
Hij heeft Don uitgebreid gesproken voorafgaand aan deze ontmoeting en heeft begrepen dat Don zelf iets wil
zeggen, iets wat van belang is voor de familie. Wat dat is, wil hij vanwege de vertrouwelijkheid van die
conversatie niet toelichten. Het is nu niet de tijd om met de vinger te wijzen, zegt hij. Het is beter om Don zijn
verhaal te laten afmaken. Om de sfeer goed te houden neem ik wat afstand en geef Don de ruimte om te
vertellen.
Hij beschrijft de moeilijkheid van de situatie. Dat hij Abdelhak kende als een gezonde, jonge voetballer
maar hem aantrof als een ernstig zieke speler, dat het gissen was naar de oorzaak, dat in een split second
door zijn hoofd ging dat hij een epileptische aanval had of een hoofdtrauma bij een kopduel had opgelopen.
Dat soort zaken kon hij op dat moment niet weten. Dat hij heeft gehandeld zoals hem geleerd is, zoals hij
getraind is te doen na het aantreffen van een ernstig zieke patiënt. Dat hij het geluk had dat hij er heel snel
bij was en dat hij ook hulp heeft gekregen van andere dokters. Dat hij zo intensief hartmassage toegepast
heeft dat er zelfs een borstbeen deels gebroken is, het bewijs dat hij keihard heeft gewerkt.
Tjerk onderbreekt hem en nuanceert het verhaal dat Don niet wist wat de aanleiding was voor het neergaan
van Abdelhak. Hij vertelt dat alle middelen die ter beschikking stonden zijn gebruikt om de oorzaak te
achterhalen, dat het videosysteem is geraadpleegd of Abdelhak voorafgaand aan het neergaan een kopduel
had gehad of bijvoorbeeld een elleboog tegen het hoofd. Dit kon snel uitgesloten worden, waarna direct de
medische staf op de hoogte werd gebracht van die bevindingen zodat ze verder konden gaan met het
achterhalen van de oorzaak.
Don gaat verder, geeft context bij de dagen voorafgaand aan 8 juli. Hij had Abdelhak het gehele
trainingskamp gezien en meegemaakt, hem onderzocht op dingen die hem bezig​hielden op dat moment,
bijvoorbeeld zijn enkel, en die ook steeds doorgenomen met zijn medische staf. De behandeling
doorgesproken. Steeds werd alles netjes geëvalueerd. Abdelhak was het hele trainingskamp gemonitord,
zoals dat met iedere speler gebeurde. Elke ochtend gaven ze aan hoe ze zich voelden, of ze goed geslapen
hadden, of er klachten waren. Dit werd iedere dag genoteerd en daar werd dan weer een overzicht van
gemaakt. Elke training was vastgelegd. Met hartslagmeters om werd gekeken hoe zwaar spelers het hadden,
of de hartslag voldeed. Al die dingen zijn in de gaten gehouden, waren allemaal normaal. Tot op dat bewuste
moment. Het klopt dat Abdelhak medicijnen had gekregen vanwege zijn enkelklachten en dat hij ook last van
zijn maag kreeg. Ook daar had hij medicatie voor gekregen, maar hij was ermee gestopt toen dat niet meer
hoefde. Dat was drie dagen voor de wedstrijd. Daarna was het gewoon de vrolijke, oude Abdelhak. Dat zei ook
Hakim Ziyech, zijn kamergenoot. Hij had niets gemerkt aan Abdelhak de dagen voorafgaand aan de wedstrijd.
Het was volgens Don echt een donderslag bij heldere hemel.
Abderrahim confronteert Don met de stelling dat verschillende artsen van mening zijn dat de reanimatie te
laat op gang is gekomen. Als door een slang gebeten reageert De Winter binnen een fractie van een seconde.
Volgens hem betekent het woord ‘reanimatie’ het hele proces om iemand weer gewoon in leven te krijgen.
Dat begint al met het vrijmaken van de ademhaling. Het is niet per se hartmassage en ook niet per se
defibrilleren. Als iemands ademhaling een probleem is, dan verhelp je dat. Als iemands circulatie, dus zijn
hartslag, een probleem is, dan verhelp je dat. Dat hele proces, dat is reanimeren. Dus als iemand zegt dat er
te laat is begonnen met reanimeren, dan kun je zeggen: nee, er is vanaf het allereerste moment volledige
reanimatie gedaan. Uiteindelijk bleek dat toen de ademhaling vrij was er meer aan de hand was. Zijn
hartslag. Het was dus heel moeilijk om Abdelhak weer terug te krijgen in zijn oude situatie. Dat heeft in totaal
best lang geduurd. Daar kunnen verschillende factoren een rol in hebben gespeeld. Dat hij zeer actief in het
spel geweest was totdat hij neerging, of de warmte. Uiteindelijk is het gelukt om hem terug te halen in een
normale hartsituatie. Abdelhak had het ook níét kunnen redden op het veld.

***

De familie wil graag een second opinion laten uitvoeren door een specialist uit Amerika. Verschillende keren
is gevraagd om toestemming voor de kosten die gemaakt moeten worden, maar Ajax wil niet toezeggen deze
te dragen. Ook tijdens dit gesprek verwijzen Don en Rutger ons door naar de zorgverzekeraar. Rutger Arisz
stelt zich formeel op. Hij praat verder over zorgpolissen en medisch specialisten terwijl niet ver van ons
vandaan een jongen op een ziekenhuisbed ligt omdat hij wellicht niet adequaat geholpen is door de mensen
die verantwoordelijk waren voor zijn gezondheid. De kosten van een medisch specialist die kan beoordelen
wat de kansen op herstel van Abdelhak zijn, worden afgewenteld op de familie. Het is bevreemdend om
ernaar te luisteren, alsof de familie dom moet worden gehouden. De vraag is of Ajax echt van mening is dat
het geen blaam treft of dat ze de familie Nouri dit slechts wil laten geloven.
HOOFDSTUK 22
Tilburg (2)
Augustus 2017

Een aantal weken na de veelbelovende start in Tilburg verslechtert de situatie van Abdelhak. De terugslag
kan niet goed worden verklaard, zijn reactievermogen gaat achteruit, het gewonnen terrein moet weer
ingeleverd worden. Zijn ritme verandert, hij is ’s nachts wakker en slaapt overdag. De verbindingen in zijn
hersenen zijn dusdanig aangetast dat iedere prikkel een onbestemd einde zoekt, zijn lichaam kan niets met de
impulsen, weet niet wat de machinekamer verwacht. De rem die de prikkels moet stoppen werkt niet. Als de
therapeuten zich in de ochtend melden voor de oefeningen heeft hij simpelweg geen energie meer om zich in
te spannen, om zijn spieren aan het werk te zetten. De pijn leidt te veel af van het herstel, waardoor hij weer
opgenomen moet worden in het ziekenhuis.
Er zijn niet veel momenten geweest waarop gevreesd werd voor het leven van Abdelhak, maar nu is niet
zeker meer of hij wel voldoende wilskracht heeft om zich hierdoorheen te slaan. Een aantal keren kwam het
gevreesde telefoontje dat iedereen naar het ziekenhuis moest komen omdat ongewis was of hij het ging
redden. Maar iedere keer wist hij voldoende kracht te vinden om door te gaan, zijn levenslust blijkt ongekend
en bewonderenswaardig. Deze fase is de grootste beproeving voor hem en zijn naasten.
In eerste instantie wordt Abdelhak in het ziekenhuis in Tilburg verzorgd, zodat hij bij herstel weer snel
terug kan keren naar het revalidatiecentrum, maar na verloop van tijd wordt een terugkeer naar Amsterdam
het beste voor hem geacht. Alle progressie is helaas tenietgedaan, alles moet weer van voren af aan
beginnen.
De broers, vader, neef en oom van Abdelhak ervaren wat topsport is. Bij toerbeurten zitten ze aan zijn bed
en bieden Abdelhak de zorg die hij nodig heeft. Uitgeteld komen ze na een zware, intensieve
vierentwintiguursdienst thuis, waarop de volgende in de rij zijn toerbeurt oppakt. Rabia ondersteunt hen
overdag samen met haar oudste dochter en haar zussen. Iedereen heeft zich met alle liefde in dienst gesteld
van Abdelhak.

Het eerste teken van herstel komt onverwacht. Abderrahim poetst Abdelhaks tanden en vraagt hem voor de
vorm om zijn mond te openen. Wanneer Abdelhak dat opeens doet, heeft Abderrahim een paar seconden
nodig om te verwerken wat er zojuist is gebeurd. Om toeval uit te sluiten vraagt hij nog een aantal keer of hij
zijn tanden wil laten zien. Abdelhak reageert telkens weer.
Iedereen komt naar het ziekenhuis, ze stellen een arsenaal aan vragen aan Abdelhak. Abdelhak laat zien
dat hij weer kan reageren, dat hij bij hen is, dat hij kan volgen en begrijpen wat er gebeurt. Het markeert een
kentering in zijn herstel. Een lange periode van onbestemdheid vindt haar einde, en dat door een simpele
reactie tijdens het tandenpoetsen.
Filmpjes met reacties van Abdelhak worden in de familie-app uitgewisseld, hoe hij lacht, wanneer hij letters
probeert uit te spreken. Ze hebben met elkaar een manier van communiceren gevonden die voor een
buitenstaander misschien niet veel voorstelt, maar voor zijn naasten een openbaring is. Een wereldwonder.
Een simpele rekensom leidt tot de vaststelling dat hij weer meedoet, dat hij reageert op zijn omgeving. Op de
vraag of twee plus twee acht is volgt geen reactie, de uitkomsten zeven, zes en vijf leiden evenmin tot
respons. Als het cijfer vier wordt genoemd trekt hij zijn wenkbrauwen op als teken van bevestiging. Hetzelfde
stramien voor allerlei andere, simpele vragen, vragen waar Abdelhak het antwoord op moet weten. Wie er
naast hem zit, hoeveel zusjes hij heeft, wat zijn lievelingsclub is.
De beste artsen zijn de mensen die het meest van hem houden en voor wie hij de meeste liefde voelt, dat is
wat de familie vaak van lotgenoten heeft gehoord. Zij zijn het die soms meer kunnen losmaken dan de meest
gerenommeerde experts ter wereld. De artsen en specialisten keken in het begin enorm op van de continue
aanwezigheid van de familie van Abdelhak, vonden het soms misschien ook wat veel. Maar dat verandert als
ze het effect zien van de liefde en betrokkenheid die deze familie tentoonspreidt. Het verschil tussen
prognose en realiteit.
Als artsen voorspellen in hoeverre herstel eventueel kan plaatsvinden, speelt de mate van activering en
betrokkenheid een grote rol. Een inschatting van herstel wordt deels gebaseerd op de tijd die verplegers en
artsen hebben om echt bezig te zijn met een patiënt. De betrokkenheid van naasten speelt in de regel alleen
in de eerste periode een rol; iedereen begint vol goede moed met de verzorging, maar na verloop van tijd
blijkt het toch moeilijk vol te houden. Het is doorgaans geen onwil, maar als een situatie niet verandert kan
het idee postvatten dat een dagelijks bezoek ook best teruggebracht kan worden tot tweemaal of eenmaal per
week. De familie Nouri verzaakt geen seconde, is altijd daar waar Abdelhak is. Ze praten tegen hem alsof hij
in volzinnen zal reageren, ze delen verhalen, ze vragen van alles aan Abdelhak. Hij doet mee, alleen zijn
geluid staat uit.

***

Na verloop van tijd kan Abdelhak worden overgeplaatst naar een verzorgingstehuis, een plek die minder
medisch van aard is en waar hij samen met zijn naasten een manier kan vinden om met zijn beperkingen om
te gaan. Abdelhak lijkt in iets rustiger vaarwater terechtgekomen te zijn. De maanden van ziekenhuis naar
ziekenhuis verplaatsen zijn de familie niet in de koude kleren gaan zitten. Nu kunnen ze eindelijk wat rust en
stabiliteit vinden. Op deze plek wordt de zelfredzaamheid van de familie groot. De verzorging van Abdelhak is
voor hen een tweede natuur geworden. In deze nieuwe, niet al te grote ruimte is een systematiek ontwikkeld
die efficiënt werkt. De voeding, medicatie en attributen die nodig zijn voor de dagelijkse hulp aan Abdelhak
wekken de indruk lukraak geplaatst te zijn in de kamer, maar over alles is nagedacht. De afstand tussen het
bed van Abdelhak, het centrale punt in de ruimte, en het logeerbed is twee meter, de koelkast en kast met
dagelijkse benodigdheden een paar stappen daarvan verwijderd, de medische hulpmiddelen binnen
handbereik.
Zittend op het logeerbed praten vrienden over voetbal, geloof, Amsterdam en alles wat opkomt in de
hoofden van jongens van die leeftijd. Mo praat mee en loopt tegelijkertijd op de automatische piloot door de
kamer. Iedere paar minuten komt hij in beweging en bereidt medicatie of voeding voor, verzorgt Abdelhak of
maakt schoon. Steeds weer datzelfde ritueel. Andere medicatie, andere voeding, maar de handelingen blijven
hetzelfde. Iedereen van de familie legt deze bekwaamheid in de verzorging van Abdelhak aan de dag.
De jongens kletsen door, zoals ze altijd met elkaar kletsten, lachten. Abdelhak wilde altijd dat zijn vrienden
dicht bij hem waren, het is mooi om te zien dat ze nu ook dicht bij hem zijn. Nog steeds. In hen beweegt
Abdelhak, zij dragen uit wie hij was, waar hij voor stond. Voor Rabia een teken van liefde, maar bovenal kan
zij zich door de ontwikkeling van de jongens een voorstelling maken van de manier waarop Abdelhak zich
ontwikkeld zou hebben.
HOOFDSTUK 23
Dokter Ernesto Coscarella
Oktober 2017

José Fortes Rodriguez, oud-verdediger van AZ, nam op zijn eigen karakteristieke wijze de telefoon op. Toen hij
begon te praten leek het alsof ik al een tijd midden in een gesprek met hem zat. Vrolijk, snel schakelen, mooie
verhalen. Aimabele man, betrokken ook. Hij voelde de pijn van de familie Nouri, voelde mee met Abdelhak.
Een schril contrast met zijn vroegere status als ‘slager’ op het veld. Hij kon zonder blikken of blozen de
hardste overtredingen maken en vervolgens rustig van de plaats delict weglopen. Nu werkte hij samen met
de bekende voetbalmakelaar Mino Raiola in de wereld van de spelersbegeleiding.
Vanuit de hele voetbalwereld waren in de dagen na het ongeval vele steunbetuigingen binnengekomen, zo
ook vanuit Monaco, waar Raiola geen moment aarzelde toen hij hoorde wat Abdelhak was overkomen. De
familie kende Raiola alleen van berichten uit de media, maar zoals zo vaak liggen beeldvorming en realiteit
ver uit elkaar. Hij was betrokken, onbaatzuchtig en wilde alles in het werk stellen om ons in deze
verschrikkelijke situatie te helpen. Via José Fortes Rodriguez raadde Raiola ons aan om contact op te nemen
met dokter Ernesto Coscarella, een neurochirurg uit Miami die een grote reputatie genoot bij het behandelen
van mensen met hersentrauma’s. Een persoonlijke vriend van Raiola. Over het financiële deel hoefden we ons
geen zorgen te maken, zei Fortes Rodriguez, Mino stond erop alle kosten te dragen. De familie waardeerde
deze geste zeer, maar bedankte voor de eer. Het komt niet vaak voor dat een werkgever bij een
bedrijfsongeval die kosten niet dekt. Dat konden wij ons al helemaal niet voorstellen gezien de relatie tussen
Abdelhak en de club die hij al zo lang diende. Ajax zou niet aarzelen om Abdelhak bij te staan en de
noodzakelijke kosten te dekken, zeiden we tegen José.

***

Het was precies een week nadat het noodlot had toegeslagen en de grote vraag bleef hoe dit had kunnen
gebeuren. Abdelhak was ogenschijnlijk een gezonde, fitte jongen. Een paar weken geleden liep hij nog voorop
bij de traditionele bosloop in het Amsterdamse Bos en nu lag hij aan monitoren en draden in het ziekenhuis.
Het was hoogst ongebruikelijk dat een collaps en de daaropvolgende medische verzorging van iemand in
beeld waren gebracht, in het gros van de gevallen zouden we het moeten doen met de overleveringen van de
directbetrokkenen. Dat was anders in de situatie van Abdelhak.
Op 15 juli stond een Skype-gesprek gepland met de neurochirurg, maar door de niet-aflatende drukte in de
woning en de tuin moesten we ons afzonderen. Vader Nouri en Abderrahim gingen mij voor door het trapgat
naar de bovenverdieping. Op de overloop van de eerste verdieping stond een glazen vitrinekast met alle
trofeeën die Abdelhak ooit had gewonnen, zowel teamprijzen als individuele prijzen. Die laatste categorie was
prominent vertegenwoordigd. Jeugdtoernooien van over de hele wereld, met veelal exotische namen, stelden
vaak onooglijke bekers ter beschikking aan de talenten van het toernooi.
Boven aangekomen nam ik bij gebrek aan stoelen plaats op het bed van Abdelhak en probeerde ik dokter
Ernesto via Skype te pakken te krijgen. Zoals veel mensen in de veelbesproken vlog over het debuut van
Abdelhak hebben kunnen zien, is het geen ruim bemeten kamer. Ik keek naar het bed van Mo en realiseerde
me dat het waarschijnlijk niet eerder was voorgekomen dat zijn kleine broertje zo lang niet tegenover hem
had gelegen.
Na een aantal pogingen lukte het om verbinding te krijgen. Dokter Ernesto stelde zich voor met een
overduidelijk Italiaans-Amerikaans accent en bracht als eerste zijn medeleven over. Hij vertelde over zichzelf,
over de kliniek die hij bestierde, de second opinions die hij uitvoerde over de hele wereld, zijn passie voor
voetbal. Hij was meer dan bereid om te helpen en vroeg allerlei data bij ons op over de behandeling in
Oostenrijk, de MRI-scans die uitgevoerd waren en de resultaten van de tests in het AMC. We zeiden toe die zo
snel mogelijk aan hem te verstrekken. Als hij alles had bestudeerd kon hij naar Amsterdam komen om
Abdelhak zelf te zien.
Na het gesprek liepen we weer naar beneden en zagen dat een overdaad aan eten en drinken het huis had
bereikt. De afgelopen dagen waren hectisch geweest en het was vanzelfsprekend dat iedereen die langskwam
ook zou aanschuiven voor het eten. Van overal uit de stad werd etenswaar aangeleverd. Ongevraagd kwamen
maaltijdbezorgers, gestuurd door hun werkgever, de meest heerlijke gerechten brengen. Marokkaanse
moeders uit de wijk stonden lang in de keuken om wat klaar te maken en stuurden dat met hun zoon of
dochter naar het adres van de Nouri’s. Zonder organisatie ontvouwde dit alles zich. Een uitzonderlijk
saamhorigheidsgevoel was neergedaald over Geuzenveld.

***

Het duurde even voordat alle medische stukken waren verzameld, maar op basis daarvan deelde Coscarella
de diagnose van de specialisten in Oostenrijk. Een diagnose alleen op basis van papier zegt echter niets over
de concrete situatie van de patiënt. Ook de filmpjes van de revalidatie in Tilburg waren veelzeggend met
betrekking tot de responsiviteit van Abdelhak, maar ook die bleken onvoldoende basis om conclusies te
trekken. We spraken af dat dokter Coscarella naar Amsterdam zou komen.

Wanneer ik hem op 3 oktober 2017 ophaal van Schiphol, begint hij al bij het instappen direct over Ajax en de
grote voetballers uit het mooie verleden van de club. Cruijff natuurlijk, maar ook Swart, Keizer en Neeskens.
Hij wordt somber als hij aan Abdelhak denkt en de mogelijkheden die hem ontnomen zijn.
We rijden door naar het AMC. Coscarella had ‘Abbie’, zoals hij hem noemt, graag nog onder de
omstandigheden in Tilburg gezien, maar door de vertraging in het verstrekken van de medische stukken is
dat niet gelukt. Het is inmiddels duidelijk dat de progressie die Abdelhak in het begin had gemaakt teniet is
gedaan. Ik vertel de Italiaanse arts dat de situatie nu een vertekend beeld geeft, omdat die zo anders is dan in
de beginfase in de revalidatiekliniek. De arts reageert nuchter en zegt dat de situatie toen misschien wel
vertekende. Hij vertelt over de fases van herstel van hersentrauma’s, dat soms progressie stokt en patiënten
teruggeworpen worden.
Als we de kamer van Abdelhak in lopen begint Coscarella direct met het uitvoeren van de eerste tests. Hij
overlegt met de artsen, bekijkt de resultaten van onderzoeken. Het valt hem op dat in Nederland niet
scheutig wordt omgegaan met het herhalen van onderzoeken. In de VS worden met regelmaat MRI’s
uitgevoerd om de ontwikkeling van het letsel en diepte daarvan te monitoren. Abderrahim en ik zitten op de
gang en zien de dokter steeds somberder kijken. Het kan de jetlag zijn, maar we vermoeden dat het ook te
maken heeft met de status van het herstel van Abdelhak.
Die middag zit Coscarella bij de familie thuis en steekt meteen van wal. De schade aan de hersenen van
Abdelhak zit diep en het lijkt alsof na de eerste hoopvolle signalen van herstel de hersenen een terugslag te
verduren hebben gekregen. De diagnose van de artsen in Oostenrijk wordt ook na alle tests door hem
gedeeld. Hij legt uit dat herstel van Abdelhak in handen ligt van God en de familie. De familie, omdat hij uit
ervaring weet dat de invloed en liefde van de naasten van een patiënt kunnen leiden tot wonderbaarlijke
vormen van herstel die geen enkele arts kan voorspellen. Het zijn geen resultaten die te vinden zijn in
wetenschappelijke publicaties.
Hij bespreekt alternatieve locaties voor de behandeling van Abdelhak, klinieken die hij goed kent en waar
de verzorging en behandeling voor patiënten aan de hoogste standaarden voldoet. Maar hij is ook eerlijk: het
is maar de vraag of dat iets zal veranderen aan Abdelhaks ziektebeeld.
Als ik hem wegbreng naar zijn hotel, deelt hij zijn zorgen. Dat de belangrijkste beslissing inzake Abdelhak
al is genomen, namelijk hem in leven houden, zegt hij. Dat de familie hem zonder aarzeling als medicijn de
best mogelijke verzorging moet bieden, omdat een medicinale wijze van herstel niet realistisch is. Hij zal een
rapport schrijven en die bevindingen met ons delen. Hij laat mij een foto zien van zijn zoon, ook voetballer, in
Italië. Het grootste verdriet in zijn carrière zit hem in die patiënten die het meest lijken op de mensen die
hem dierbaar zijn. Het is duidelijk waarom de situatie van Abdelhak hem in zijn hart treft.
HOOFDSTUK 24
Steven Bergwijn
8 juli 2017

Het is 8 juli 2017, 16.00 uur, de wedstrijd staat op het punt van beginnen. De Mandemakers Cup, een
veredelde oefenwedstrijd tussen de ‘keukenboeren’ van RKC Waalwijk, een bescheiden middenmoter uit de
Keuken Kampioen Divisie, en PSV, de ‘echte boeren’ uit Eindhoven, de kampioenen van de eredivisie.
Ondanks het aanvangstijdstip kan deze wedstrijd geschaard worden onder de term ‘zomeravondvoetbal’:
potjes die nergens om gaan en waar de spelers doorgaans in een loom tempo over het veld bewegen. Voor de
fans een mooi excuus om in georganiseerd verband bier te drinken en tegelijkertijd met een schuin oog naar
de verrichtingen van spelers te kijken die net weer hun eerste dagen op het trainingsveld hebben
doorgebracht. De vakantie is voorbij, vetpercentages worden gemeten en op een wiskundige wijze wordt
berekend hoe de te leveren trainings​arbeid in relatie staat tot de fysieke mogelijkheden van de spelers.
Kastjes, meetinstrumenten, hartslagmeters, de fysiologen leven bij de gratie van trainers die tot ver achter de
komma willen controleren, willen bepalen wat de beste trainingsopbouw is, zodat vanaf de start van de
competitie een winnend team de wei in kan worden gestuurd.
Ook de supporters moeten nog fit worden, ze zingen nog niet uit volle borst en de scheldkanonnades
worden nog niet in volle omvang geuit. Er moet worden bijgepraat, over de kansen op een kampioenschap,
over nieuwe spelers, over spelers die het niet in zich hebben om bij hun club te slagen. Uiteindelijk leven de
internetfora van voetbalsites op de vele dagelijkse bezoeken van deze fans. Meerdere keren per dag worden
via pushberichten en updates de kleinste geruchten opgewaardeerd tot serieus nieuws. Iedere naam die door
een ‘betrouwbare’ bron het internet op geslingerd wordt heeft bijna dezelfde nieuwswaarde als een officieel
statement van een technisch directeur. Het is hopen dat de spelers die zich het vorige seizoen niet hebben
laten zien nu eindelijk hun potentie gaan waarmaken en dat de drijvende krachten een nog belangrijkere rol
gaan spelen.
Het afgelopen seizoen heeft Stevie Bergwijn zijn debuut gemaakt bij PSV en tijdens vijfentwintig wedstrijden
in de competitie minuten mogen maken, maar het vrijblijvende is er nu vanaf. Hij heeft een missie. De
onvoorstelbare drang om belangrijk te zijn voor PSV en zichzelf op de kaart te zetten is zo groot dat de energie
bijna niet te kanaliseren is. Sterk als een os meldt hij zich in Eindhoven, niets aan het toeval overlatend.

***

De paden van Stevie en Appie liepen vanaf de F1 van Ajax parallel aan elkaar om abrupt te eindigen op het
moment dat Stevie vertrok bij de Amsterdamse club. Te eigenwijs, te sterk karakter. Appie had als beste
vriend, en als aanvoerder, altijd een belangrijke rol in de gemoedstoestand van Stevie. Appie kon lijmen,
masseren, luisteren, inspireren, maar op een gegeven moment kon ook hij de kloof niet meer overbruggen
tussen het immense talent van Stevie en de club die hij vanaf zijn jonge jaren diende. Ondanks deze breuk
blijven de spelers goed met elkaar, vrienden, lotgenoten.
Ook vandaag is de parallel tussen beide spelers van hetzelfde bouwjaar nog steeds goed te trekken; de
wedstrijd tussen Ajax en Werder Bremen begint op exact hetzelfde tijdstip en beiden zitten de eerste helft op
de bank om in de tweede helft hun kunsten te mogen vertonen. De afstand is het enige verschil, 935
kilometer om precies te zijn.
In de dagen voorafgaand aan de wedstrijden hadden ze iedere dag contact, zoals ze eigenlijk altijd met
elkaar in contact stonden. Appen, lachen, grappen uithalen. Ze hebben zo lang samengespeeld dat ze meer
familie dan oud-teamgenoten zijn. Ze maakten plannen om na het trainingskamp te gaan eten in de stad. In
Amsterdam, nog specifieker bij Palladium op het Leidseplein. De dag van de wedstrijd hadden de vrienden
geen contact, beiden waren bezig met de voorbereidingen.
Stevie speelt een zeer goede tweede helft, is snel, gedreven. Matchwinner van de gemoedelijke
streekderby, zijn twee doelpunten zorgen ervoor dat de Eindhovenaren de wedstrijd winnen met 1-2. Na het
laatste fluitsignaal komt Thijs Slegers, de persvoorlichter van PSV, op hem aflopen. Thijs is oud-journalist van
VI en kent het klappen van de zweep in de mediawereld. Hij heeft altijd zijn woordje klaar om te duiden, voor
te lichten, maar nu stokt de woordenstroom snel. Appie is onwel, zegt hij. Stevie kijkt hem aan, weet niet wat
‘onwel’ in deze context betekent. Op de vraag wat hij bedoelt, wendt Thijs zijn blik richting trainer Phillip
Cocu. Hij is de eindverantwoordelijke die de boodschap kennelijk moet overbrengen. Onwel, reanimatie,
ambulance, schermen, lang op de grond. Stevie hoort de woorden afzonderlijk van elkaar, staccato. Alsof het
een lijst is die opgedreund wordt. Hij breekt in tranen uit, weet dat het goed mis is. Zijn benen worden zwaar
en overmand door emotie loopt hij richting de kleedkamer.

***

Steven Bergwijn senior meldde zijn zoon aan bij A S C Waterwijk in Almere toen die vijf jaar oud was. De
‘minipups’ klinkt als een naam voor een hondenkennel, maar in Almere werd die term gebruikt voor de
allerjongste jeugd van de club. Stevies talent was snel zichtbaar: explosief, technisch, sterk. Alle kenmerken
die een snelle doorstroming naar de F1 rechtvaardigden. Amsterdam werd ingeruild voor een stad in opbouw
in de jongste provincie. Ajax struinde echter de velden van de regio af. Het was dan ook niet gek dat de
talentenspeurders de watervlugge Bergwijn in hun vizier kregen, maar toen de overstap plaats moest vinden,
raakte hij geblesseerd. Zijn enkelbanden konden zijn krachtige lichaam niet goed dragen. De eerste weken bij
Ajax werd hij behandeld door Erna Spil, fysiotherapeute van de jeugd van Ajax. Abdelhak heeft haar, tot aan 8
juli 2017, altijd zijn tweede moeder genoemd. Zij is het die nu nog iedere week op haar vrije dag bij Abdelhak
langskomt om hem te masseren, te behandelen. Ook in Stevies eerste herinneringen aan Ajax neemt zij een
prominente plaats in.
Stevie en Abdelhak leerden elkaar kennen nog voordat ze definitief aangenomen waren bij Ajax. Ze hadden
elkaar al gezien bij een van de selectiedagen voor de nieuwe lichting. Op het moment dat Stevie Abdelhak zag
aankomen trok hij aan de arm van zijn moeder en zei: ‘Dat is Nouri, dat is Nouri.’ Appie en Stevie stroomden
op hetzelfde moment in de opleiding en voelden meteen een klik. De twee jongens van zeven jaar oud zouden
vanaf dat moment alle tegenstanders ondersteboven voetballen. Onbevangen en zonder al te veel opdrachten
het veld ingaan en op intuïtie acties maken, sublieme steekpasses produceren. Als de één een doelpunt
maakte, kon je er vergif op innemen dat de ander de assist had gegeven. Toernooien werden steevast
afgesloten met een huldiging van de één als beste speler en de ander als topscoorder.
Toen ze later doorstroomden naar de E-pupillen kwamen ook de buitenlandse toernooien erbij. Het eerste
was in Italië, Milaan. Maar niet de wedstrijden of het toernooi zelf zijn in Stevies herinnering levend
gebleven, wel het feit dat ze voor het eerst samen op een kamer sliepen. Al mochten hun moeders, die op die
leeftijd altijd dichtbij waren, nog wel een nachtzoen geven. De streken begonnen daar. Appie en Stevie
luisterden nauwgezet naar het geluid van de pasjes die de deur van het slot moesten halen. Op het moment
dat het geluid dichterbij kwam, wisten ze dat de kamercontrole door de trainers plaatsvond. De ogen dicht,
ademhaling rustig. Als de geluiden verstomden kon het loltrappen weer beginnen.
Tijdens een toernooi op Mallorca moest Ajax winnen van Espanyol om FC Barcelona te ontlopen in de halve
finale. Ajax was veel sterker, Stevie kon zijn ploeg naar de winst schieten, maar miste jammerlijk, de
wedstrijd eindigde in 0-0. Medespelers angstig, ouders teleurgesteld. De kleinste van het stel, Appie, richtte
zich tot de aanwezigen. Ondanks het feit dat de spelers van Barcelona minimaal een kop groter waren, leefde
bij hem het besef dat er geen enkele situatie kon bestaan waarin Ajax de underdog zou zijn. Zelfbewust, het
voortouw nemend. Borst vooruit, hoofd omhoog. Het leiderschap van Appie zorgde er altijd voor dat iedereen
zich comfortabel voelde, hij elimineerde angst. Geen tegenstander was te goed. Stevie keek om zich heen met
hetzelfde besef en samen namen ze de ploeg op sleeptouw. Ze versloegen Barcelona, de toeschouwers konden
hun ogen niet geloven.
De mooiste voetbalherinnering van Stevie is die aan een toernooi in Portugal. Appie en Stevie speelden in
de E-pupillen de halve finale tegen de leeftijdsgenoten van Real Madrid, goals van Leon Bergsma en Stevie
zorgden voor de overwinning. Ze speelden de finale tegen Benfica, een grootheid in Portugal. De wedstrijd
werd met 6-1 gewonnen, Appie scoorde vier keer.
Ze hadden ook een bijzondere gewoonte. Stevie en Appie bonden na de training vaak de schaatsen onder
om rondjes te schaatsen op de Jaap Edenbaan in Amsterdam. Waar de gemiddelde Nederlander met roots van
buiten Europa er juist alles aan doet om kou en ijs te vermijden, gingen deze jongens disco​schaatsen.

***

Appie was zijn leeftijd ver vooruit. Met of zonder aanvoerdersband om gaf hij richting. Stevie was soms licht
ontvlambaar, Appie was altijd de eerste die hem aansprak op zijn gedrag. Desondanks werd Stevie naarmate
de tijd vorderde steeds minder gelukkig bij Ajax. De omgangsvormen lieten te wensen over, de bejegening
ook. Hij voelde zich niet meer op zijn gemak bij de club. Als hij dit met Appie besprak, wist die hem er steeds
van te overtuigen om te blijven. Ze hoorden bij elkaar, ze waren gemaakt voor het Ajax-spel. Maar ook Appie
kon de onvrede in het lichaam van Stevie niet temperen.
Op de laatste dag dat Stevie op De Toekomst was, kwam Appie de trap van de kantine op rennen om hem te
zoeken. Hij was bedroefd, maar het afscheid was warm, ze omhelsden elkaar. Zijn bondgenoot ging echt weg.
Ze zouden elkaar gaan missen, het samenspel zowel op als buiten het veld. Broers, die dichtbij of op afstand
altijd van elkaar zouden houden. Ondanks het vooruitzicht van het gemis was Appie oprecht blij voor hem. De
chemie tussen de club en Stevie was dan wel uitgewerkt, die tussen de beide voetballers zeker niet. Hun
paden zouden elkaar nog vaak genoeg kruisen.
De eerste keer dat ze tegenover elkaar stonden eindigde in een deceptie voor Stevie. PSV verloor in
Amsterdam met 3-0, Appie was een van de doelpuntenmakers. Stevie kende als geen ander het gevaar van
Appie. Hij had zijn medespelers geïnstrueerd hoe dat gevaar te neutraliseren, het had weinig zin gehad. De
wedstrijden in de seizoenen daarna werden afwisselend gewonnen door de Eindhovenaren en de
Amsterdammers. Een tweestrijd om bijna ieder kampioenschap, net zoals bij de grote mannen.
Hun bondgenootschap bleef het meest zichtbaar tijdens wedstrijden van de jeugdteams van het Nederlands
Elftal. Kamergenoten, laat slapen, FIFA spelen, lachen, elkaar afkraken. Eigenlijk al die dingen die ze ook al op
achtjarige leeftijd deden. Appie werd beschimpt om, in de ogen van anderen, zijn grote voorhoofd terwijl
Stevie uitgelachen werd vanwege zijn te grote achterhoofd. Het was exemplarisch voor hun verstandhouding.
Het leven was vaak gespreksonderwerp, voetbal bijna nooit. Appie bleef deel uitmaken van het leven van
Stevie en andersom. Hij manoeuvreerde zich zelfs in een appgroep die Stevie onderhield met zijn vrienden.
Ondanks het feit dat hij die vrienden niet echt kende maakte Appie snel indruk. Sociaal gevoelig, grappig.
Stevie maakt iets eerder zijn debuut dan Appie. Op 29 oktober 2014 uit bij Almere City viel hij tien minuten
voor tijd in en gaf hij de assist op Georginio Wijnaldum, die de eindstand bepaalde op 5-1. Hij was toen net
zeventien jaar oud. Appie debuteerde een halfjaar later in het betaalde voetbal bij Jong Ajax. De jongens
volgden elkaar op de voet en motiveerden elkaar iedere dag.

***

De spelers zien Stevie de kleedkamer in lopen, overmand door emotie. Hij loopt naar boven en ziet zijn
ouders huilen, en ook Nathan van Kooperen, zoon van Fulco en zowel zaakwaarnemer als vriend van
Abdelhak en Stevie, is gebroken. De dag die na het maken van twee doelpunten nog zo mooi was, werd
opeens gitzwart. Stevie appt zijn vriend: Ik hou van je! Woorden die soms makkelijk worden gezegd, maar
voor Appie diep worden gevoeld. De tekst komt aan, maar het is ongewis of die ooit gelezen kan worden.
Toen de familie Nouri terugkwam uit Oostenrijk stond Stevie voor de deur. Ze meden de mensenmassa,
Stevie en Mo liepen naar boven en gingen tegenover elkaar zitten op de bedden. Stevie droeg ooit een shirt
van Juventus, Appie vond het shirt zo mooi dat Stevie het zonder aarzelen aan hem gaf. Appie droeg het
iedere dag als hij ging slapen, ’s ochtends ging het snel de wasmachine in zodat hij het ’s avonds weer kon
aantrekken. Ook in Oostenrijk sliep hij er iedere dag in. Toen de jongens tegenover elkaar zaten en het tasje
met spullen uit Oostenrijk uitpakten, kwam het Juventus-shirt naar boven. Klam, ruikend naar zijn zweet, zijn
geur. De huilbuien werden afgewisseld door een zeldzame lach, herinneringen ophalend aan mooie tijden. Het
zou een kwestie van tijd geweest zijn voordat Appie harten zou hebben veroverd op de Europese velden.
HOOFDSTUK 25
Eberhard van der Laan
21 september 2017

We worden om vijf uur verwacht in de ambtswoning, Mohammed, Abderrahim, Fulco en ik. Vanaf Geuzenveld
is het normaliter een autorit van ongeveer twintig minuten, maar door de drukte in de stad moeten we ons
best doen om op tijd te zijn. Doorgaans levert dit de nodige frustratie op, en bijbehorend binnensmonds
gescheld, maar sinds 8 juli is er weinig reden meer tot haast of ongeduld. De wereld lijkt trager te bewegen,
trivialiteiten lijken weggefilterd uit het dagelijkse leven.
Burgemeester Eberhard van der Laan had de behoefte om bij te praten. Hij was het die Abdelhak als
bescheiden voetbalkenner al vaker had zien spelen en hem om zijn fluwelen techniek en ‘ogen in zijn
achterhoofd’ een grote toekomst toedichtte. Maar hij was vooral te spreken over zijn manier van doen, zijn
omgang met anderen, de verantwoordelijkheid die hij nam voor zijn directe omgeving. Appie was in zijn ogen
een echt Amsterdams ‘gassie’.
Het is nu een aantal weken na zijn bezoek aan de familie Nouri in de Aalbersestraat, hij kwam een paar
dagen na de verschrikkelijke diagnose van 13 juli langs om zijn liefde te uiten en steun te betuigen aan deze
speciale Amsterdammer. Van der Laan had voor het oog van de wereld zichtbaar geëmotioneerd afscheid
genomen van Nederland in de uitzending van Zomergasten op 30 juli, Abdelhak bekleedde een prominente
plaats in zijn afscheidsrede. Hij leek de laatste fase van zijn leven zorgvuldig te regisseren. Ik kon me
voorstellen dat als de dood je achtervolgt je de spaarzame tijd die je rest zinvol wilt besteden. Wij prezen
onszelf daarom ook gelukkig dat hij op achterstand, diep in blessuretijd, nog de tijd wilde vrijmaken om ons te
zien.
Vader Nouri was die ochtend in alle vroegte een Ajax-shirt gaan kopen en had dat laten bedrukken met
nummer 34 en de naam Nouri. Voor Edze, de zoon van Eberhard, een groot Ajax-fan en liefhebber van
Abdelhak. Mohammed realiseerde zich dat het erg zwaar moet zijn voor Eberhards kinderen om te weten dat
hun vader erg ziek is. Daarom dit kleine gebaar. Misschien helpt het om het verdriet even te vergeten. Het zal
vast een mooi plekje krijgen op zijn jongenskamer. Ook bracht hij een bezoek aan de Marokkaanse bakker
voor wat mierzoete Marokkaanse koekjes. Het was hem bijgebleven dat Eberhard genoot van de zoetigheden
bij hen thuis.

De assistent van de burgemeester staat ons op te wachten in de deuropening. We volgen hem naar de eerste
verdieping en nemen plaats in de dinerzaal, een prachtige ruimte die niet zou misstaan in het Rijksmuseum.
De sfeervolle ornamenten doen denken aan het Frankrijk van de achttiende of negentiende eeuw. Het is een
indrukwekkende ambiance. Van der Laan oogt fragiel, maar treedt ons vrolijk tegemoet. Hij verontschuldigt
zich voor het feit dat handen schudden zeer moeizaam gaat. Vanwege de pinnen in zijn armen beweegt hij
wat minder makkelijk, maar voor de rest gaat het prima, zegt hij. We herkennen de façade waar verdriet en
realiteit soms achter verborgen gaan. Het gaat net zo prima als met Abdelhak, denken wij.
We halen herinneringen op aan de dag dat Eberhard bij de familie langskwam. De uitzending van
Zomergasten komt voorbij, zijn diepe bewondering voor de manier waarop Abdelhak zich onderscheidde
steekt hij wederom niet onder stoelen of banken. Eberhard begint te vertellen over Tarik Oulida, die hij eens
heeft ontmoet en van wie hij onder de indruk was. Een prachtig voorbeeld van een oud-voetballer die zich ook
na zijn carrière heeft gemanifesteerd, zegt hij. Frappant is dat juist die week een uitgebreid artikel in de
krant was verschenen over vermeende fraude die door hem in Spanje gepleegd zou zijn. Een gevangenisstraf
van vijf jaar hing hem boven het hoofd. Als we het hebben over die berichten geeft hij toe dat dit in de
toekomst misschien niet meer zo’n goed voorbeeld is. De scherpte die Eberhard altijd karakteriseerde
ontbrak. Zijn laatste debat in de gemeenteraad toonde dat ook aan. Eigenlijk te ziek om op te treden, maar hij
had beloofd zijn leven te geven voor Amsterdam. Dat heeft hij ook gedaan.
Het gesprek is zeer vermakelijk en liefdevol. Toch heb ik sterk de indruk dat dit een amuse is voor de
werkelijke reden van onze komst. Eberhard vertelt over zijn leven als advocaat en hoe hij veel
letselschadezaken heeft behandeld. Een verhaal over een jonge autocoureur namens wie hij optrad die een
zwaar ongeluk mee had gemaakt. Dat daadkrachtig optreden het devies is in dit soort zaken. Tussen neus en
lippen door vraagt hij hoe het juridisch geregeld is met Ajax. Ik ben daar open over en vertel over de
moeizame communicatie met de club en het onbegrip over de trage gang van zaken. Tot twee keer toe
benadrukt hij dat het van belang is dat juridisch alles goed vastgelegd is en dat hij ervan uitgaat dat dit
gebeurt. Een goed verstaander heeft een half woord nodig, de aanleiding voor dit gespreksonderwerp komt
niet uit de lucht vallen, zoals weinig dingen zomaar gebeuren bij hem.
Van der Laan biedt ons, los van het juridische, aan te helpen waar nodig en zegt dat hij altijd bereid is om
zijn netwerk te gebruiken ten behoeve van Abdelhak. Wij geven aan dat we het gebaar zeer waarderen en dat
we inderdaad een verzoek hebben. We weten niet hoeveel tijd hem nog gegeven is, maar we zouden het een
eer vinden als hij het eerste lid zou worden van de Raad van Advies van de Nouri Foundation, een stichting
die tot doel heeft mindervalide kinderen te laten spelen met valide kinderen. We vertellen over hoe Abdelhak
zich altijd inzette voor hen die minder goed konden meekomen, en dat uit het donker van deze tragedie
wellicht iets moois zou kunnen ontstaan. Hij stemt zonder na te denken in. De verwachting is dat deze eer
hem postuum toe zal komen.
Bij het weggaan spreekt Eberhard me nog kort aan en drukt me op het hart zijn vriend John Beer te bellen,
een gerenommeerd letselschadeadvocaat. Vandaar waarschijnlijk de vragen die hij tijdens ons gesprek stelde
over de vastlegging van het incident en of alles wel goed geregeld was in juridische zin. De scherpte lijkt
terug, een mooie laatste geste naar de familie.
HOOFDSTUK 26
Marcel Keizer
8 juli 2017

De klok in het knusse Hippacher Lindenstadion tikt langzaam naar negentig minuten. Trainer Marcel Keizer
ziet de reguliere speeltijd verstrijken, maar weet nog niet of dit voordelig of nadelig is. De afgelopen twintig
minuten waren een lijdensweg, nerveus loopt hij heen en weer langs de lijn. Zijn handen in de zij, in de
zakken van zijn blauwe trainingspak gestoken, dan weer over zijn hoofd wrijvend. De witte krijtlijn is de muur
van een onneembare vesting. Het is een doodzonde om je als trainer te begeven in het domein dat
voorbehouden is aan de spelers. Je mag invloed uitoefenen maar niet meedoen. Op dit moment markeert de
lijn niet het verschil tussen acteurs en regisseur, maar dat tussen het veldhospitaal en de mensen die op
afstand moeten blijven toekijken. Klaas-Jan Huntelaar fungeert als bode, zijn zorgelijke blik verraadt dat het
niet goed gaat, zeker in de eerste minuut na het neergaan van Appie is hij het die heen en weer pendelt
tussen plaats van ongeval en de bank van Ajax. De eerste gedachte was de enkel, de plaats van zorg is nu het
hoofd. Huntelaar vertelt dat Appie niet goed kan ademen, zijn kaak lijkt op slot, zijn ogen draaien weg. Zelfs
voor niet-​medici duiden deze signalen niet op een blessure van eenvoudige aard. Er ligt een jongen van nog
maar twintig jaar oud op het veld die een halfuur daarvoor nog een montere indruk maakte. Knappe kop die
kan doorgronden wat er aan de hand is. De artsen en hulpverleners blijven gebogen over hem heen staan of
knielen aan zijn zij. Op schaarse momenten is beweging zichtbaar, de gele hesjes proberen zo goed en zo
kwaad als het gaat met hun lichaam en doeken de plek afgescheiden te houden van de nieuwsgierige blikken
vanuit de hele wereld, maar af en toe is een glimp van de dokters en de liggende Appie te zien. Keizer ziet de
ruimte om hem heen veranderen in een plek van aanbidding. Iedereen lijkt op dit moment zijn God op zijn
eigen manier aan te spreken, vraagt om hulp en genezing, om beterschap, om een lach van schrik op Appies
gezicht als hij bijkomt en vertelt over wat er allemaal gebeurd is op het veld.

***

De voorbereiding op het nieuwe seizoen was in juli 2016 al in volle gang toen Keizer aan zijn trainersklus
begon, al waren Appie en Frenkie daar nog niet bij. Op dat moment speelden zij nog op het teleurstellend
verlopen Europees Kampioenschap Onder 19 in Duitsland. Bij terugkomst van dat toernooi sloten ze zich aan
bij Peter Bosz, destijds de trainer van het eerste elftal, ze waren volwaardig lid van de A-selectie. Alleen op
wedstrijddagen van het eerste en een dag of twee voor de wedstrijddag van Jong Ajax kreeg Keizer ze onder
zijn hoede. Deze trainer wilde zijn stempel drukken op het team en de manier waarop door jonge Ajacieden
voetbal gespeeld moest worden. Het mocht geen verzameling teleurgestelde spelers zijn die zich met
tegenzin in hun lijf aansloten bij Jong Ajax, omdat ze niet op het wedstrijdformulier van Ajax 1 stonden. Die op
60 of 70 procent van hun kunnen mee zouden doen, omdat ze niet gemotiveerd waren.
Appie kreeg als eerste de filosofie van Keizer te horen, maar keek hem aan met een blik die verraadde dat
deze boodschap niet voor hem bedoeld was. Hij wist niet hoe het was om níét alles te geven. Hij werd vanaf
zijn jongste jeugd gezien als sterspeler, maar dat had er nooit voor gezorgd dat hij naast zijn schoenen ging
lopen of sterallures kreeg. Hij wilde een voorbeeld zijn voor zijn teamgenoten. Als hij de beste wilde zijn dan
moest hij het voortouw nemen. Zijn antwoord op het betoog van Keizer was dan ook afgemeten: ‘Komt goed,
trainer,’ was alles wat hij zei.
Appie manifesteerde zich als buitengewoon begaafde speler op de trainingen, maar ook buiten het veld
zette hij zijn exceptionele kwaliteiten in. ‘De baas’ noemt Keizer hem, zijn invloed reikte zo ver dat hij als
vanzelf een verlengstuk van Keizer werd. In de filosofie van Keizer moest het voetbal vanuit het middenveld
gespeeld worden; Appies positie op het veld vereiste dat hij de verbinding moest zijn tussen alle andere
posities. Frenkie en Appie in balbezit, van daaruit moest het spel verdeeld worden. Ook buiten het veld was
Appie de verbinder, hij zocht en vond ook daar de ruimte tussen de linies. Door te vragen, te zien, te delen.
Jonge jongens die naast elkaar in de kleedkamer zaten en het over games en kleding hadden, over status en
luxe. Appie wist als een van de weinigen wat er achter de voordeur gebeurde bij sommige jongens die dan
wel gezegend waren met talent, maar niet altijd met een gelukkige thuissituatie.

Keizer prikkelde de jongens op een manier die anders was. Niet cynisch of met de mantel der liefde, maar op
een menselijke manier, waarbij hij de verantwoordelijkheid bij de speler neerlegde maar niets vrijblijvend liet
zijn. Als ze om één uur ’s middags al in het spelershome zaten, een tijdstip waarop de dag nog veel te bieden
had, en zich opmaakten voor een spelletje voetbal op de computer, was een opmerking tussen neus en lippen
door al voldoende. Appie realiseerde zich dan dat hij het krachthonk in moest, je kunt alleen de meest
begaafde technicus zijn als je ook lichamelijk je mannetje kunt staan. Het was natuurlijk niet de bedoeling dat
hij als bodybuilder op het veld zou staan, maar sterker worden en meer inhoud krijgen zouden weleens de
laatste paar procent kunnen betekenen die hij nodig had om een vaste basisspeler te worden van Ajax 1.
Op een dag stond Abdelhak opzichtig te squatten in het krachthonk met een gebroken pols die hij tijdens
een magistrale wedstrijd tegen Atlético Madrid had opgelopen, in het geheugen van Keizer misschien wel de
beste wedstrijd ooit onder zijn leiding. Op een bijveld in Madrid speelden de grootste talenten van Ajax tegen
Spaanse leeftijdsgenoten. Johnny Heitinga, oud-speler van Atlético Madrid, had de wedstrijd geregeld. Alle
talenten tot de leeftijd van drieëntwintig jaar reisden af naar de Spaanse hoofdstad. Met waanzinnig goed
spel speelden ze de tegenstander van de mat. Het werd snel 2-0 en het wachten was op de derde, vierde en
vijfde goal van Ajax. De Spanjaarden werden van het kastje naar de muur gespeeld, de positiewisselingen
tussen Appie, Donny en Frenkie waren ongeëvenaard. Minutenlang balbezit en alles steeds door maar een of
maximaal twee keer de bal te raken. Het was hogeschoolvoetbal waar de slagers uit de hoofdstad van Spanje
op een gegeven moment genoeg van hadden. Dat leidde tot de gebroken pols van Appie. Maar zelfs met die
gebroken pols deed Appie het voorkomen alsof hij nu intensief aan het gewichtheffen was. Met een knipoog
zei hij tegen Keizer dat hij netjes zijn opdrachten uitvoerde. Hij nam hem serieus, Keizers woorden drongen
tot hem door.

Keizer stuurde Appie eens een fragment van een wedstrijd. De boodschap was dat als hij op een bepaalde
positie op het midden​veld in balbezit was, Justin Kluivert zonder na te denken diep moest gaan. De trainer
had ook Kluivert kunnen aanspreken, maar in het leerproces was het delegeren van deze taak aan Appie een
belangrijke stap. Een paar dagen later ontving Keizer een video op zijn WhatsApp. Appie en Justin zaten naast
elkaar, Justin maakte met zijn lichaam sprintbewegingen terwijl Appie zijn lach niet kon inhouden. De
boodschap was aangekomen.
Maar niet alleen een snedige opmerking of het vergroten van de verantwoordelijkheid sorteerde effect, ook
de trainingsmethodiek werd persoonlijk gemaakt. Keizer varieerde in zijn trainingsaanpak, gaf spelers
verschillende opdrachten mee. De moeilijkheidsgraad ging omhoog naarmate het talent en de technische
capaciteiten van een speler groter waren. Appie en Frenkie kregen opdrachten in de hoogste
moeilijkheidsgraad: alle ballen met je verkeerde been spelen of bijvoorbeeld verplicht vijf keer de bal raken
voordat die overgespeeld mocht worden. Eigenlijk tegennatuurlijk, omdat doorgaans de wens van trainers is
om zo snel mogelijk de bal te spelen, het liefst in één keer. Maar omdat Appie en Frenkie zulke begenadigde
talenten waren hoefden ze nooit duels uit te vechten. De bal ging altijd soepel van voet tot voet en de
medespelers die tegenstanders waren, hadden het nakijken. De nieuwe opdrachten moesten het lastiger voor
ze maken om met een schoon broekje en shirtje van het veld te stappen, maar ook dit zorgde er niet voor dat
ze ineens balverlies leden. Ze pasten zich steeds met gemak aan de nieuwe situatie aan.

De zelfbewustheid van Appie kwam het sterkst naar voren als hij aangesproken werd op zijn
verantwoordelijkheid. Zijn individuele verantwoordelijkheid, maar ook zijn verantwoordelijkheid als leider. Op
17 maart 2017 speelde Jong Ajax uit bij NAC Breda. Een wedstrijd met een fantastische ambiance. NAC is een
volksclub die eigenlijk veel te groot was voor het tweede niveau, met gemak kwamen achttienduizend mensen
op vrijdagavond hun spelers naar voren schreeuwen.
Jong Ajax speelde die avond met spelers als David Neres, Frenkie de Jong, Noussair Mazraoui en Appie. Na
twee keer op voorsprong te zijn gekomen werd de wedstrijd roemloos verloren, een wedstrijd waarbij de
talenten ook nog eens door de spreekwoordelijke ondergrens zakten. Een dag daarvoor had het eerste van
Ajax nog met 2-0 van FC Kopenhagen gewonnen in de achtste finale van de Europa League. De enige die in
Breda op het wedstrijdformulier stond en ook minuten tegen Kopenhagen had gemaakt was Frenkie. Blijkbaar
was de teleurstelling bij de andere Jong Ajax-spelers groot, zij hadden de selectie van het eerste niet gehaald.
Aan het begin van het seizoen was het kunnen omgaan met teleurstelling nog onderwerp van gesprek
geweest. De spelers hadden ondubbelzinnig ingestemd met de eis dat als ze bij Jong Ajax speelden niemand
iets aan te merken mocht hebben op hun instelling. Zowel Peter Bosz als Keizer was furieus na deze wedstrijd
tegen NAC, de spelers werden nog voor de ochtendtraining de volgende dag op De Toekomst verwacht voor
een gesprek met Keizer. Een kort praatje om ze ervan te doordringen dat als ze de laatste stap naar de ArenA
wilden maken, ze een andere instelling aan de dag moesten leggen. De spelers verdwenen naar de training
van het eerste, de hoop was dat de woorden van de trainer zouden beklijven.
Na een volle trainingsdag belde Appie rond drie uur in de middag Keizer op, of hij nog op De Toekomst was.
Appie reed erheen en ging tegenover hem zitten. Hij voelde zich verantwoordelijk voor het verlies. Het
gesprek over de prestaties van de avond daarvoor verschoof geleidelijk naar zijn rol als speler in het team,
maar ook naar zijn rol binnen de club, het werd een gesprek over drijfveren en dromen, de nabije toekomst en
vergezichten. Spelen bij Ajax, het omgaan met druk, het gebrek aan kansen in het eerste. In alle opzichten
een gesprek tussen een pupil en zijn mentor, eerlijk en oprecht. Appie was gesterkt door de woorden van zijn
trainer, hij belde zijn vader op en zei dat hij een trainer was tegengekomen die hem echt begreep, die van
voetbal hield, die snapte hoe het spel gespeeld moest worden, een echte Ajax-trainer.

Het was voor Keizer een geschenk om met deze lichting voetballers te werken. Intrinsiek gemotiveerd, geen
groep die behoefte had aan grote woorden of opzwepende teksten. Sommige spelers hebben het nodig om de
adrenaline door het lichaam te voelen stromen net voordat ze het veld op stappen, dat ze elkaar oppeppen, de
koppen bij elkaar steken en met de ogen naar het gras gericht roepen dat ze gaan winnen. Deze spelers
wilden het vooral hebben over waar de vrije man was, welke aanvalsopzetten er gespeeld konden worden.
Voor jongens zoals Donny, Frenkie en Appie was dat oppeppen niet nodig, het waren nuchtere jongens met de
juiste intrinsieke motivatie, die net voor de wedstrijd niets meer deden dan hun veters strikken, een hand
door het haar halen en vervolgens de tegenstander helemaal wegspelen.
Keizer voelde in het begin wat weerzin tegen deze nonchalante houding, maar toen hij de spelers leerde
kennen, realiseerde hij zich al snel hoe extreem zelfbewust ze waren. Hij kon vertrouwen op hun mentaliteit
en absurd goede spel. Er zijn weinig teams geweest in zijn carrière als trainer die dit op deze wijze lieten
zien.
De bekroning van Appie tot Speler van het Jaar en Frenkie tot Talent van het Jaar in het seizoen 2015-2016
was ook een bekroning van de symbiose tussen twee van de grootste talenten van hun lichting. Talenten die
maar iets meer dan een maand in leeftijd verschillen. Het was geen prijs waar ze ooit over gedroomd hadden
– dat bleef toch erkenning op het hoogste niveau in Nederland en excelleren in de Champions League –, maar
het was wel een teken van respect, waardering voor hun enorme kwaliteiten en potentie. Het verschil tussen
beide spelers was dat Appie ook goals kon maken, dat zorgde misschien voor een licht voordeel bij de wijze
mannen die gingen over de toekenning van de prijzen. In de beleving van Keizer had Frenkie in de rug van
Appie gespeeld, de één een waanzinnige voetballer die het spel kon verdelen, de ander een technicus met
ogen in zijn rug die zowel assists kon geven als goals kon maken. Een unieke combinatie. Dat seizoen kwam
de samenwerking tot volle wasdom. Deze spelers, maar ook jongens als Eiting, Mazraoui en Neres, lieten zien
dat het een kwestie van tijd was voordat zij hun kunsten in de ArenA konden vertonen.

Tien dagen voor de start van de voorbereiding op het seizoen 2017-2018 werd Keizer gebeld. Of hij openstond
voor de positie van hoofdtrainer bij Ajax. Peter Bosz vertrok bij de club die hij naar de finale van de Europa
League had geleid. Op 17 juni werd bekendgemaakt dat Keizer hoofdtrainer werd, een jongensdroom die
uitkwam.
Zijn invloed op de voorbereiding die aanstaande was, was beperkt. Het hele schema van trainingskampen
en oefenwedstrijden was door de vorige staf al uitgestippeld. Volgens de leiding van Ajax moest het vertrek
van Davy Klaassen opgevangen worden, een veel scorende middenvelder die in alle competities bij elkaar
twintig doelpunten had gemaakt. Keizer weigerde dat om drie redenen: Appie, Frenkie en Donny. Hij durfde
het aan hun de kans te geven hun kwaliteiten te laten zien. De jongens die het seizoen ervoor goed hadden
gespeeld zouden als eerste op het wedstrijdformulier worden gezet, Donny speelde immers al op de positie
van Klaassen. Het vooruitzicht was dat Appie en Frenkie hun kans zeker zouden krijgen.
Na de traditionele bosloop in het Amsterdamse Bos vertrok de selectie naar Oostenrijk. Dat trainingskamp
stond in het teken van de kennismaking met Keizer en zijn werkwijze. Iedere trainer brengt nieuwe ideeën en
gedachten naar het trainingsveld. Keizer wist dat er maar een paar weken waren tot de belangrijkste
wedstrijden van het seizoen, de kwalificaties voor het hoofdtoernooi van de Champions League. Het
acclimatiseren mocht dus niet te lang duren, de voorbereidingsperiode was daar simpelweg te kort voor. Dat
was ook niet nodig omdat Keizer de meeste spelers al goed kende, en zij hem ook.
Al op de tweede dag van het trainingskamp wilde Appie met Keizer zitten, zoals ze zo vaak gezeten hadden
het afgelopen seizoen. Na het eten zochten ze een rustige plek op in het hotel. Keizer was duidelijk, Appie
moest zich richten op de positie links voorin, als concurrent van Amin Younes. Het ging over samen op het
middenveld spelen met Ziyech, kwaliteiten en beperkingen, het kweken van inhoud om met gemak meerdere
sprints van tachtig meter te kunnen maken om de ruimtes op het middenveld te overbruggen. Een mooi
gesprek, Appie en Keizer liepen met een goed gevoel weg. Maar Appie maakte een valse start op het
trainingskamp, enkelklachten gooiden roet in het eten. Toch was hij weer zo goed als fit voor de wedstrijd
tegen Werder Bremen. De eerste helft speelden de spelers die het afgelopen seizoen veel gespeeld hadden, in
de tweede helft jongens die de stap naar het eerste moesten gaan maken. Ook hier liet Appie zich gelden,
motiveerde zijn teamgenoten om ook in een bescheiden oefenwedstrijd te laten zien wat ze in hun mars
hadden. Hij hield de jongens tijdens de rust voor dat ze misschien jonger waren en minder ervaring hadden,
maar dat ze moesten laten zien dat ze beter waren dan de jongens die de eerste helft hadden gespeeld. Hij
besefte dat hij het voortouw moest nemen om zijn ploeggenoten te helpen om alle schroom van zich af te
werpen.

***

De hartslagmeter van Appie wordt uitgelezen, geeft aan dat er nog activiteit zichtbaar is. Hoopgevend. Je
kunt je alleen vasthouden aan de kleinste dingen bij gebrek aan iets groters. Het geluid van de wieken van de
helikopter verstoort de ijzingwekkende stilte in de kleedkamer. Ze ondergaan de vlucht terug naar huis in
absolute stilte, apathisch kijkt iedereen voor zich uit.
De dagen daarna wordt Keizer op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen van Appie, maar er is nog
niet veel te zeggen over zijn herstel. De berichten zijn steeds optimistisch. Het kan nog goed komen, is de
leidende gedachte. Tussendoor moet de groep zich voorbereiden op de belangrijke wedstrijden. Bij de eerste
training in Nederland kiest Keizer ervoor om iedereen zelf te laten bepalen of hij wil trainen. Iedereen komt
naar de club, een paar spelers kiezen ervoor om niet te trainen, de anderen die op het trainingsveld staan
kunnen hun aandacht er niet bij houden, niet focussen. De onzekerheid drukt het zwaarst. Eerst is er de hoop
dat Appie weer kan aansluiten, daarna de optie dat hij wellicht trainer kan worden, misschien een rol kan
krijgen als teambegeleider? Tot uiteindelijk alleen de wens overblijft dat hij er nog gewoon bij kan zijn.

Aan het einde van de training, nadat ze nog twee of drie partijen hebben gespeeld, komt Herman Pinkster, de
spelersbegeleider van Ajax, het veld op lopen. Bij goed nieuws had dit wel tot het einde van de training
kunnen wachten, nu is het onheil dichtbij. Training stilgelegd, alle spelers als een gek naar boven. Het veld
wordt achtergelaten alsof er een natuurramp nadert, iedereen moet alles laten liggen en zich zo snel mogelijk
uit de voeten maken.
Smeets neemt Keizer apart, de boodschap komt rauw binnen. Twee volwassen mannen houden elkaar vast
en barsten in tranen uit. Zeggen dat ze verbijsterd zijn, is een understatement. Appie, een van de meest
geliefde spelers uit de selectie, zal niet meer beter worden. Het ongeloof, het verdriet is immens groot.
Voelbaar bij jongens die al meer dan tien jaar met hem samenspelen, maar ook bij Klaas-Jan Huntelaar die
hem nog maar een week kende.
Het voetballeven is in veel opzichten anders dan het gewone leven. De banden die je smeedt zijn intens, de
contactmomenten groot. Elke dag ben je samen, eet je samen, douche je samen. Je moet beginnen met
verwerken, maar hoe doe je dat in een omgeving waar je niet zomaar een paar weken met je hoofd onder de
dekens kunt liggen?
De spelers lachen voor het eerst weer na de wedstrijd tegen Feyenoord op 22 oktober 2017, uitslag 1-4. Het
is de eerste busreis waar het geluid van keten en plezier maken weer te horen is, al voelt het voor sommigen
wrang. Plezier maken terwijl je maatje in het ziekenhuis voor zijn leven aan het vechten is. Keizer maakt
duidelijk dat een lach niet betekent dat je Appie vergeten bent, een lach laat juist zien dat je aan hem denkt.
Je kunt namelijk onmogelijk bedroefd zijn bij de gedachte aan hem.
De spelers gaan die avond voor het eerst samen eten, als team samen uit. Dit is het eerste moment dat ze
het gevoel krijgen dat ze samen het verdriet kunnen omarmen en plaatsen.

Sinds 8 juli gaat er geen dag voorbij dat Keizer niet aan Appie denkt. Hij rijdt de eerste maand in tranen naar
de club en in tranen weer terug naar huis, tussendoor wordt getraind. Als hij Frenkie ziet voetballen dan ziet
hij Appie, als hij Matthijs de Ligt ziet spelen dan ziet hij Appie. Iedere speler van deze Ajax-​periode is in zijn
hoofd onlosmakelijk verbonden met Appie.
Zijn Ajax-droom spat uiteen als de directie besluit hem te ontslaan, een paar dagen voor kerst 2017, met vijf
punten achterstand op PSV. Keizer rijdt op de wedstrijddag van 24 december 2017 langs de ArenA naar Appie
toe. De mensenmassa is in beweging gekomen en drommen Ajax-shirts lopen naar het stadion, terwijl hij in
tegengestelde richting naar de jongen rijdt die zijn aandacht verdient.
Tot op de dag van vandaag is Appie elke dag dichtbij. Het moment dat hij hem kon eren was na de winst
van de beker met Sporting Portugal. Als trainer is het lastig om een gebaar te maken. Spelers kunnen op het
veld een shirt uitdoen of met hun handen een hart vormen. Keizer hoeft alleen zijn ogen te sluiten en te
denken aan de onvoorstelbare kwaliteiten die Appie op en buiten het veld liet zien, aan zijn altijd aanwezige
lach.
HOOFDSTUK 27
John Beer
25 september 2017

‘Wat weet de familie van de gezondheid van Abdelhak?’ John Beer kijkt ons indringend aan terwijl hij deze
vraag stelt.
Beer is een zeer gerespecteerde specialist in het personen​schaderecht of, zoals dat in de volksmond heet,
een letselschade​advocaat. Hij is al decennialang toonaangevend in dit zeer specifieke rechtsgebied en staat
alleen slachtoffers bij, geen verzekeraars of andere professionele partijen die dingen naar zijn gunsten. Zijn
adagium is dat slachtoffers alleen door goede rechtshulp in staat zijn om tegenwicht te bieden aan de kennis,
ervaring en middelen van een professionele partij en dat alleen die balans tot een rechtvaardige uitkomst kan
leiden. Hij heeft in bijna alle toonaangevende letselschadezaken een belangrijke rol gespeeld: de vliegramp
bij het Portugese Faro in 1992, de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam en, meer recent, de
MH17-ramp.
Abderrahim en ik zitten aan tafel in Johns kamer op de eerste verdieping van zijn kantoor tegenover het
Rijksmuseum. De ruimte is klein en zonder opsmuk. Ik moet heel dicht tegen Abderrahim aan zitten, onze
benen raken elkaar.
‘Abdelhak was een gezonde, fitte jongen,’ zegt Abderrahim. ‘Hij had wel wat schildklierklachten maar die
werden met medicatie verholpen, al sinds hij klein was stond hij daar onder controle voor. Voor de rest was
het een fitte topsporter, niks mis mee.’
Beer vraagt of de familie weleens meeging naar keuringen bij Ajax en de KNVB. Ik zie Abderrahim
nadenken, mijn blik verschuift van hem naar John. Ik zie hem fronsen, de bril iets lager op de neus dan
comfortabel lijkt, maar aan zijn gezicht is weinig af te lezen. De familie heeft eigenlijk nooit iets gehoord over
medische keuringen of testresultaten van hun zoon. Abdelhak werd periodiek gekeurd bij Ajax en
voorafgaand aan grote toernooien bij de KNVB. Daar is nooit iets aan het licht gekomen, voor zover de familie
weet.
Beer gaat verzitten en zucht even. De pauze die hij neemt lijkt te benadrukken dat de woorden die gaan
volgen belangrijk zijn. Hij heeft talloze keren gesprekken gevoerd met nabestaanden, slachtoffers en
familieleden. Hij weet hoe hij belangrijke informatie moet overbrengen. De stress na een tragisch ongeval
zorgt ervoor dat niet alles wordt geregistreerd, de pijn en het verdriet laten dat in veel gevallen simpelweg
niet toe. Deze aanloop zorgt er in ieder geval voor dat onze oren gespitst zijn. Abderrahim is nerveus, merk
ik. Er spannen zich spieren samen in zijn been.
Wij waren er op voorhand niet van op de hoogte, maar Abdelhaks medisch dossier is bij Beer
binnengekomen via de advocaat van Ajax. Dat blijkt de aanleiding voor onze afspraak vandaag. Tegen die
achtergrond is Beers vraagstelling plots iets beter te plaatsen. Hij citeert uit het dossier van Ajax waaruit
blijkt dat in 2014 bij Abdelhak een ‘false tendon’ is geconstateerd, een extra streng bindweefsel in het hart. In
de regel ongevaarlijk, maar wel een voorgeschiedenis die een rol speelt in de beoordeling van het handelen
van de arts op 8 juli.
Een lange stilte volgt. Ik kijk naar Abderrahim. Hij begint wit te zien en de exacte uitleg van Beer over de
anatomie van het hart lijkt langs hem heen te gaan. Een technisch verhaal over strengen aan de wanden van
de hartkamers die bij Abdelhak met elkaar vergroeid zijn. Het is een vaker voorkomend probleem dat
makkelijk te verhelpen is, zegt hij. De strengen kunnen met een eenvoudige procedure worden doorgebrand
of doorgeknipt, maar zelfs dat is in de meeste gevallen niet noodzakelijk. Het is te vergelijken met een
moedervlek, het zit er wel maar je zult er geen last van hebben.
Uit het medisch dossier blijkt dat Abdelhak op 29 april 2014 een sportmedische keuring onderging voor
Oranje Onder 17. Tijdens dat onderzoek is de abnormaliteit aan het hart geconstateerd. Vervolgens is een
inspanningsonderzoek gedaan en een herbeoordeling gevraagd aan een cardioloog. In het dossier van Ajax
treffen we een brief aan van de sportarts van de KNVB, geadresseerd aan Abdelhak, met daarin de uitkomsten
van het onderzoek. Een brief die bol staat van medisch-technische informatie. Op de derde pagina wordt
terloops melding gemaakt van de echo waarop de vergroeiing van de strengen te zien is. De datum op de
brief: 2 mei 2014. Een kleine maand na de zestiende verjaardag van Abdelhak. In tegenstelling tot eerdere
brieven van de KNVB naar aanleiding van sportmedische keuringen was er geen afschrift verzonden naar de
huisarts van Abdelhak. Bijna een jaar later vraagt een Ajax-arts aan de cardioloog of het nodig of zinvol is om
de echo van het hart van Abdelhak te herhalen en/of om hem jaarlijks te controleren. Dit is volgens de
cardioloog niet nodig als er geen klachten zijn. De cardioloog laat ook weten dat een operatieve behandeling
mogelijk is, de extra verbinding in het hart kan worden doorgeknipt, maar hij acht dit niet nodig.
Nergens in het dossier wordt duidelijk dat een arts dit met Abdelhak heeft besproken en hem keuzes heeft
voorgehouden. Hij is niet gewezen op eventuele periodieke keuringen of herhalingen van de echo. Ook blijkt
nergens uit dat de huisarts van Abdelhak op de hoogte is gesteld. Dat was van groot belang geweest, omdat
de cardioloog in het dossier stelt dat alleen bij klachten een herhaling van de echo plaats diende te vinden.
Maar hoe kon Abdelhak of zijn huisarts mogelijke klachten aangeven als zij überhaupt niet op de hoogte
waren van dit verzoek van de cardioloog?
Vaststaat dat er tussen 2014 en 2017 geen cardiologische controles zijn verricht. Dit wringt, aangezien
Abdelhak in de zomer van 2017 in Turkije is flauwgevallen en hij die informatie met De Winter heeft gedeeld.
Na terugkeer uit Turkije heeft hij direct de huisarts bezocht en de eerstvolgende training ook De Winter
hiervan op de hoogte gesteld.
Ajax betwist dit; zij stellen dat zij pas na 8 juli wisten van het flauwvallen van Abdelhak, maar dit staat in
schril contrast met de verklaring van Rabia. Zij stelt dat De Winter in Oostenrijk, op een van de vele
momenten dat zij met elkaar samen hebben gezeten, bevestigde dat Abdelhak het bij terugkomst uit Turkije
uitvoerig met hem besproken heeft. De formele lezing van de club wijkt dus af van de informatie die verstrekt
is door De Winter. Het is onduidelijk of dit een gelegenheidsargument van de club is of dat De Winter zich
achteraf ongemakkelijk voelt over zijn kennis van het voorval in Turkije in combinatie met zijn handelen op
het veld.
Naast dit flauwvallen volgt uit het dossier ook dat er in de loop van de jaren voldoende aanleiding is
geweest om vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Zo blijkt dat Abdelhak al langer kampte met
vermoeidheidsklachten en heeft hij in juni 2015 aangegeven dat hij bij inspanning soms duizelig werd. Wij
kunnen alleen constateren dat dit, tegen het advies van de cardioloog in, niet heeft geleid tot enig
vervolgonderzoek. Het blijft gissen naar het hoe en waarom.

We hebben even tijd nodig om deze informatie te verwerken. Ons vertrouwen in De Winter en Ajax is groot en
Abderrahim is daarom benieuwd of dit dossier bekend is bij Don de Winter. Sterker nog, hij stelt zijn vraag zo
dat het antwoord er al in besloten ligt: ‘De Winter heeft dit zeker niet geweten?’
Beer kijkt Abderrahim een paar seconden aan. ‘Deze informatie staat in het medisch dossier dat zich onder
zijn regie bevindt, dus natuurlijk wist hij hiervan,’ zegt hij. Later blijkt ook dat De Winter op de hoogte was
van het cardiologisch onderzoek dat eerder had plaatsgevonden, informatie die kennelijk niet geleid heeft tot
het besef dat het neergaan van Abdelhak op het veld in Hippach wellicht daarmee te maken kon hebben.
Abderrahim is even stil en trekt vervolgens de pijnlijke conclusie dat ondanks het feit dat de clubarts wist
van de mededelingen van de cardioloog, hij niet direct heeft gereanimeerd. Sterker nog, De Winter vertelde
in een eerder gesprek dat hij aanvankelijk uitging van een epileptische aanval en pas daarna aan het hart
dacht. Ook begrijpen we dat de defibrillator die op het veld naast Abdelhak stond niet gebruikt is. Waarom
niet is onduidelijk. Wat we wel weten is dat met deze kennis van zaken het onbegrijpelijk is dat de arts niet
anders gehandeld heeft op het veld daar in Oostenrijk. Er zijn veel vragen waar nodig antwoorden op moeten
komen.
Beer kan niet anders dan zwijgen en knikken. Het ongeloof is van het gezicht van Abderrahim af te lezen.
Hij loopt het kantoor uit met de opdracht om deze boodschap over te brengen aan de rest van de familie. Hij
ziet er kalm uit, maar maakt zich zorgen om zijn ouders. ‘Allah beschikt en bepaalt, we moeten vertrouwen
houden in Zijn kennis en macht,’ zegt hij.
HOOFDSTUK 28
Frenkie de Jong (1)
15 juli 2017

De afgelopen dagen zijn in een roes voorbijgegaan. De zin om te voetballen, eigenlijk de zin in alles wat het
leven kleur geeft, is verdwenen. De karakteristieke kleedkamerhumor is ver te zoeken, iedereen kijkt met een
zwaar gemoed naar elkaar en naar de wereld. Frenkies kenmerkende lach, die normaal zo vaak over het veld
schalt, is verdreven. Zo voelt het dus als voetbal werk wordt.
Vandaag is de eerste wedstrijd na 8 juli, de dag dat ze voor het laatst samen op het veld stonden. Je mist
iemand pas echt als je in dezelfde situatie terechtkomt als waarin je samen was. Frenkie wil de bal blind
geven aan de speler die altijd daar stond waar de ruimte lag, maar vandaag is hij niet te vinden. Vandaag
dringt de werkelijkheid pas echt tot hem door: hij zal nooit meer samen met Appie op het veld staan, nooit
meer samen de handen op elkaar krijgen van supporters en soms ook van tegenstanders, maar vooral ook
nooit meer met elkaar kunnen lachen en dollen. Frenkie betrapt zichzelf er steeds vaker op dat hij in de
verleden tijd aan zijn vriend denkt.
Hij staat een uur lang binnen de lijnen tijdens deze oefenwedstrijd op De Toekomst, de tegenstander is PAOK
Saloniki. Een uur waarin hij nog wel een assist produceert, een corner die exact op het hoofd van Klaas-Jan
Huntelaar terechtkomt die de 1-0 markeert. Maar het juichen is plichtmatig, nog plichtmatiger dan normaal is
bij oefenwedstrijden. Hij denkt aan een van de laatste trainingen in Oostenrijk, hoe Appie als tegenstander
van Klaas-Jan zijn longen uit zijn lijf schreeuwde toen die alleen op de keeper afging. Appie gaf aan dat hij vrij
stond, waarop Klaas-Jan de bal naar hem afspeelde. Appie nam de bal lachend aan, terwijl hij omschakelde
om aan de andere kant van het veld een kans te creëren. Dit soort slimmigheden waren typerend voor hem,
hij dacht altijd een stap verder dan anderen.
Frenkie en Keizer wisselen een blik uit. Het was de bedoeling om de wedstrijd tegen de ploeg uit Saloniki
uit te spelen, om conditie en wedstrijdritme op te doen voor het aankomende duel tegen OGC Nice in de derde
voorronde van de Champions League, maar Frenkies geest geeft niet thuis. Met moeite probeert hij zijn
tranen te bedwingen, op zijn lip bijtend kijkt hij de trainer aan. Die voelt wat hij voelt.
Keizer is sowieso een trainer met wie zowel Frenkie als Appie een fantastische klik heeft. In een van zijn
eerste besprekingen vertelde hij hoe hij zijn team het liefst zag voetballen, wat hij zelf het mooiste vond in
spelers. Hij wilde dat de ballen door het midden werden ingespeeld, dat van daaruit de creatieve
middenvelders het spel konden verdelen. Combinaties, oogstrelend voetbal. Appie keek Frenkie aan na dit
indrukwekkende college en zei dat deze trainer echt van hen hield. Frenkie moest het nog maar even zien,
het klonk heel positief, maar het was pas de eerste bespreking. Appie wilde geen reserves horen, deze man
zou de beste trainer worden die ze ooit hadden gehad.
Dat seizoen, dat leidde tot de bekroning van Appie als beste speler van de Jupiler League en die van
Frenkie als grootste talent, liet zien dat de filosofie van Keizer werkte. Ze hadden wonderschoon voetbal laten
zien, prachtige combinaties, tikkie-​takkievoetbal zoals dat gespeeld werd bij FC Barcelona, maar nu op
vrijdagavonden in troosteloze stadions als het Yanmar ​Stadion in Almere of het Heesen Stadion in Oss. Sinds
Keizer hoofdtrainer was geworden waren Appie en Frenkie ervan overtuigd dat zij de laatste stap zouden
zetten naar het eerste elftal en een belangrijke rol gingen spelen in een nieuwe succesvolle periode.
Al die romantiek verdween na 8 juli. Keizer ziet dat Frenkie het emotioneel zwaar heeft, zoals hij zelf ook
nog steeds gebukt gaat onder het plotselinge en tragische noodlot dat Abdelhak heeft getroffen. Na zestig
minuten haalt hij hem naar de kant en vervangt hem door Dani de Wit. De stand is 2-2. Bij het verlaten van
het veld kijkt Frenkie vluchtig naar de verlaten tribunes, de oefenwedstrijd is besloten dus er is maar een
handvol mensen aanwezig. Naast de dug-out staat Sander Dekkers, Frenkies boezemvriend uit Arkel. Echte
vrienden zijn altijd daar waar je ze het meest nodig hebt, zo ook in dit geval. Je groothouden lukt in de regel
prima bij mensen die je niet echt goed kent, die niet door je heen kunnen kijken, die niet weten hoe je
karakter en je ziel eruitzien. Nu is verstoppen niet nodig en feitelijk onmogelijk. Frenkie drukt zijn hoofd
tegen de borst van Sander en begint onbedaarlijk te huilen.

***

Als zevenjarige sloot Frenkie zich aan bij Willem II. Hij weerstond de lokroep van Feyenoord, de topclub waar
zijn hele familie fan van was, hij bleef in het gemoedelijke Brabant. Frenkie was niet onder de indruk, net
zomin als hij tegenwoordig onder de indruk lijkt te zijn van status en prestige. Hij doet alles op zijn manier,
zonder druk van zijn ouders of naasten, puur op gevoel.
Als D-pupil zag hij Appie voor het eerst spelen op het jaarlijkse jeugdtoernooi van Ajax dat vernoemd is naar
Jany van der Veen, de ontdekker van Johan Cruijff, Edgar Davids en Ronald en Frank de Boer. Het team van
Frenkie mocht ook meedoen, iedereen keek daar al een heel jaar naar uit. Clubs als Ajax, AZ en Feyenoord
kwam je in die tijd bij Willem II niet tegen in de competitie, omdat die toen regionaal ingedeeld was. De enige
topclub waar hij tegen speelde was PSV.
Willem II haalde de halve finale, een fantastische prestatie. De finale tussen Ajax en Sparta werd op het
hoofdveld van De Toekomst gespeeld. De Rotterdammers werden met 6-1 afgedroogd, Abdelhak was de grote
man aan de kant van Ajax. Frenkie herinnert zich nog dat die kleine jongen, die qua postuur vergelijkbaar
was met hem, de sterren van de hemel speelde. Steekpasses, passeeracties, buitenkant voet, het spel
versnellen en vertragen, balletje één keer raken. Frenkie stond met open mond te kijken en stootte zijn
teamgenoten aan. Hij raakte niet uitgepraat over het ongelofelijke talent van de spelmaker van Ajax. Frenkie
speelde in die tijd wel tegen grote talenten zoals Riechedly Bazoer en Andreas Pereira van PSV, fysiek sterk en
ook met een goede techniek, maar Abdelhak was uniek, speciaal. Hij was de kleinste van het veld maar
iedereen speelde steeds de bal naar hem, hij was altijd bereikbaar. Frenkie durfde Abdelhak niet aan te
spreken na het toernooi, maar zijn verrichtingen staan nog altijd in zijn geheugen gegrift.
De eerste keer dat ze elkaar ontmoetten was tijdens de selectiedagen voor Oranje Onder 15. De schuchtere
Frenkie stapte die dag een andere, Randstedelijke wereld in van spelers die niet voor hun lol voetbalden,
maar om de harde realiteit van de straat te kunnen ontvluchten. Voetbal als middel van verheffing, een
‘eerlijke’ manier om financieel onafhankelijk te worden.
Er waren vijf of zes jongens van Ajax, drie of vier van PSV en evenzoveel van Feyenoord. Willem II werd
alleen door Frenkie vertegenwoordigd. Het was logisch dat hij de kat uit de boom wilde kijken en even
afwachtte hoe de hiërarchie eruit zou zien. Appie stapte als eerste op hem af. Hij was oprecht blij dat hij er
was en wist kennelijk van zijn spel en verrichtingen. Het voelde goed om respect en erkenning te krijgen van
de beste voetballer van zijn lichting. Frenkie voelde zich op zijn gemak, alsof hij hierdoor vrijer kon bewegen
zowel op als naast het veld. De druk die gepaard ging met de selectiedagen viel van hem af. Iedereen die
getest werd vroeg zich natuurlijk af of hij wel goed genoeg was, dus de bevestiging van je talent hielp enorm,
zeker als die bevestiging afkomstig was van de speler die alom werd beschouwd als het grootste talent sinds
tijden. Hij zag hoe de andere spelers opkeken tegen Appie, niet omdat hij zijn stem verhief of overdadig
aanwezig was, maar omdat hij gewoon de beste speler was en tegelijkertijd enorm benaderbaar en sociaal
gevoelig bleek. Hij was niet de persoon die spelers corrigeerde of op hun plek zette, hij was de speler die
altijd vrolijk was en enorm veel moeite deed om iedereen te betrekken bij het team.

De wegen van Appie en Frenkie kruisten elkaar ongeveer twee seizoenen later weer. Er was inmiddels een
landelijke competitie en Ajax en Willem II speelden op het hoogste niveau. Frenkie was net terug van een
liesblessure – hij had ongeveer vier maanden moeten herstellen –, en had er alles aan gedaan om op tijd fit te
zijn om tegen Ajax te kunnen spelen. Helaas was Appie op dat moment zelf vanwege een blessure niet in staat
om mee te doen. Ze hebben daarom uiteindelijk nooit in competitieverband tegen elkaar gespeeld, ondanks
het feit dat ze even oud waren.
Na een uur gespeeld te hebben werd Frenkie naar de kant gehaald. Hij had eindelijk weer eens flink wat
meters gemaakt. Terwijl hij langs de dug-out van Ajax liep, hoorde hij zijn naam. Appie zat ondanks zijn
blessure gewoon in trainingspak bij zijn teamgenoten op de bank. Exemplarisch voor de aanvoerder, altijd
onderdeel van het team. Hij was nog steeds klein van stuk, terwijl Frenkie sinds de selectie voor Onder 15
een groeispurt had doorgemaakt en fysiek een heel andere speler was. Negen van de tien jongens zeggen
niets tegen tegenstanders, zeker in de macho voetbalcultuur wordt op die leeftijd het talent van een
tegenstander niet geroemd, maar Appie zei blij te zijn dat Frenkie weer terug was en gaf hem complimenten
over zijn spel.
HOOFDSTUK 29
NRC Handelsblad (2)
15 december 2017

Op het eind van de middag krijg ik weer een appje van Hugo Logtenberg met de dringende vraag hem te
bellen voor een afspraak. Een paar dagen later zit hij samen met een collega bij mij op kantoor. Abderrahim
schuift ook aan.
‘Uit betrouwbare bron hebben wij vernomen…’ We spitsen onze oren. Het heeft niet veel zin om te vragen
naar die bron, dus dat laat ik achterwege. Goed luisteren naar wat er exact gezegd wordt geeft vaak veel
meer richting aan de zoektocht naar de kern van de informatie.
Wat volgt is een relaas dat uit de boezem van Ajax lijkt te komen, dat gevoel kreeg ik bij het aanhoren van
hun verhaal. Ze beginnen over het medisch dossier en de informatie die ze hebben gevonden, alarmerende
informatie over Abdelhak. Geconstateerde hartafwijking, andere medische termen, tekortkomingen in de
reanimatie, gebrek aan opleiding van de arts van Ajax, de Cruijff-revolutie en nog veel meer. Alles heeft met
elkaar te maken en heeft geleid tot een situatie waarin niet de meest capabele mensen verantwoordelijk
lijken te zijn voor de gezondheid van spelers die een enorme waarde vertegenwoordigen, zo zeggen ze.
Abderrahim en ik luisteren aandachtig en geven geen kik. We verwijzen hen door naar Ajax en onze
advocaat Beer. We schrikken ervan dat deze informatie op dit moment kennelijk op straat ligt. Informatie die
voor de familie heel lang verborgen is gebleven, tot zeer recent.
We vragen Hugo om niet direct te publiceren, eerst willen we de gegevens die ze hebben op waarde
schatten. We houden ons een beetje van de domme. Dit spel kunnen deze beide heren aan de andere kant van
de tafel dromen. De eerste reactie bij confrontatie met een misstand is altijd een poging om tijd te winnen. Ze
kijken elkaar aan en zeggen toe dat ze eerst met Beer zullen bellen. Nogmaals druk ik ze op het hart om niet
eerder te publiceren dan de familie wenst. In redelijkheid willen ze aan dit verzoek voldoen, al willen ze
natuurlijk niet het risico lopen dat een ander medium aan de haal gaat met dit verhaal, dus geven ze aan met
ons in contact te zullen blijven. Nadat onze wegen scheiden bellen we met Beer en brengen hem op de hoogte
van de bevindingen van de journalisten. Het blijft stil aan de andere kant van de lijn. Beer zegt erop terug te
komen.

Mijn collega Peter R. de Vries, die Logtenberg al lang kent, is die dag op kantoor en ik bespreek met hem het
gesprek met de journalisten van NRC. Peter is goed op de hoogte van de stand van zaken in dit dossier, hij
fungeert voor mij vaak als klankbord. De familie Nouri is dankbaar voor zijn betrokkenheid, hij maakt zich
vanaf dag één hard voor Abdelhak. Als groot voetballiefhebber heeft hij hem vaak zien spelen. Hij leeft mee
met de familie. Hij adviseert ons met Miel Brinkhuis te gaan praten, sinds jaar en dag de persvoorlichter van
de club. De uitkomsten van het onderzoek van NRC zijn schadelijk voor Ajax en kunnen waarschijnlijk helpen
om ze een ander standpunt te laten innemen. Tot nu wijzen ze iedere verantwoordelijkheid voor wat er met
Abdelhak is gebeurd van de hand. Miel is integer en heeft vanwege zijn lange staat van dienst een unieke
positie in de organisatie, hij wordt zeer gewaardeerd, zo zegt Peter. Misschien dat een gesprek met hem kan
leiden tot een doorbraak bij Ajax. Wij onderhouden een goede relatie met Miel, hij is zeer betrokken en
informeert de familie met regelmaat over alle (media)verzoeken die binnenkomen. Hij denkt mee en adviseert
over wat wel en wat niet te doen.
Een dag later zit Miel bij ons aan tafel. We vertellen hem over de informatie die de journalisten met ons
hebben gedeeld. Hij schrikt. Hij weet natuurlijk niets van het medisch dossier van Abdelhak, dat mag
vanwege de vertrouwelijkheid alleen door de medische staf ingezien worden. Maar door de aanstaande
publicatie van NRC moet hij wel op de hoogte worden gebracht. We benadrukken dat we het liefst in harmonie
met Ajax naar buiten treden, maar dat dit door de houding van Ajax en het gebrek aan transparantie met de
dag moeilijker wordt. Miel krijgt van ons het verzoek om met Van der Sar te overleggen en hem op het hart te
drukken dat wij meer zichtbaarheid van hem verlangen in deze zaak, aangezien hij tot dan toe volledig
afwezig is geweest.

***

Van der Sar belt mij op 23 december 2017, dit is de eerste keer dat ik hem spreek over deze kwestie. Hij had
navraag gedaan bij de juridische afdeling van Ajax en die gaven aan dat zestien- en zeventienjarigen zelf
mogen bepalen of ze hun ouders in kennis stellen van medische informatie die henzelf aangaat. Dat was een
kort, feitelijk antwoord op mijn vraag. Het doel van mijn gesprek met Brinkhuis was echter niet om een
juridisch antwoord te krijgen, daar waren we zelf prima toe in staat. Het thema dat wij wilden aansnijden was
het gebrek aan zichtbaarheid en regie vanuit Ajax, nu bijna zes maanden na de tragiek rondom Abdelhak. Dat
kennelijk vanuit de boezem van Ajax informatie werd gedeeld met journalisten. Dat de familie nog steeds
onvoldoende duidelijkheid had over de vraag waarom zo lang was gewacht met reanimatie.
Van der Sar bleek niet op de hoogte van het dossier, omdat hij niet de verantwoordelijke vanuit de directie
was. Ik gaf aan dat ik verwachtte dat NRC snel met vragen aan Ajax zou komen over allerlei zaken die te
maken hadden met Abdelhak. Daar reageerde Van der Sar niet op, hij nam het kennelijk ter kennisgeving aan.
Eind december 2017 stelde NRC achtentwintig gedetailleerde vragen aan Ajax. Over de echo waarop een
hartafwijking bij Abdelhak te zien zou zijn geweest, of er aanvullend medisch onderzoek had plaatsgevonden
na die constatering, over welke consequenties Ajax verbonden had aan de bevindingen van de KNVB, over de
vraag of Ajax bekend was met de virale infectie bij Abdelhak op 8 juli, over de vraag waarom Ajax en/of Don
de Winter geen melding hadden gemaakt van een calamiteit bij de Inspectie Gezondheidszorg, over de vraag
of Van der Sar nog steeds achter zijn woorden stond – dat het optreden van de medische staf van Ajax heel
adequaat was geweest –, over informatie, bevindingen, onderzoeken. Ajax antwoordde daarop geen
inhoudelijke informatie te verstrekken aangezien het een medisch, dus vertrouwelijk, dossier betrof. De
dokter had zich te houden aan zijn beroepsgeheim. Ajax communiceerde rechtstreeks met de familie Nouri
over de zaken aangaande Abdelhak, niet via de media.
HOOFDSTUK 30
Frenkie de Jong (2)
15 juli 2017

Frenkie laat zijn vriend Sander achter en loopt alleen richting de kleedkamer. Hij probeert alle blikken te
ontwijken, kijkt niet verder dan een meter vooruit. Alles om zijn tranen te verbergen. Eenmaal binnen zit hij
schokschouderend met zijn hoofd in zijn handen, de tranen blijven komen. Natuurlijk waren de emotie en de
pijn na het bekend worden van het tragische nieuws over Appie verschrikkelijk. De boodschap sneed als een
mes door zijn ziel. Nooit meer lopen, lachen, praten. Nooit meer Appie zoals hij was. Maar het verdriet was
nog niet zo rauw als in deze kleedkamer op deze zaterdagavond.
Na de wedstrijd op 8 juli had Frenkie niet het gevoel dat de situatie levensbedreigend was. In eerste
instantie dacht hij dat de enkelklachten van Appie weer opspeelden, maar hoe langer het duurde, des te
zorgwekkender de situatie werd. In de kleedkamer in Hippach was de helikopter te horen, maar toch bleef
het optimisme groot. Zelfs terug in Nederland bleef het gevoel overheersen dat het wel goed zou komen.
Frenkie heft zijn hoofd op, door de tranen heen ziet hij de vaste plek van Appie. Zijn blik wordt getrokken
naar de kleren die daar nog altijd keurig geordend hangen. Daar is niets aan veranderd sinds Appie ze daar
achterliet voordat ze naar Oostenrijk vertrokken. Een constante herinnering aan het feit dat hij niet meer
terugkeert als voetballer. Hij voelde net op het veld wat de impact van het verlies van Appie is. Het afscheid
zal pas echt definitief zijn als iemand de moed verzamelt om het onvermijdelijke te doen, maar niemand voelt
nog de kracht om Appie buiten de kleedkamer te plaatsen.

***

Het EK Onder 19 diende zich aan in de zomer van 2015 en zowel Frenkie als Appie was geselecteerd. Frenkie
was tot aanvoerder benoemd door bondscoach Aron Winter, een groter compliment als speler kon je niet ten
deel vallen. De hele Nederlandse top alsook gerenommeerde buitenlandse clubs wilden hem graag hebben.
Na het EK moest Frenkie een besluit nemen over zijn toekomst.
Appie en Frenkie brachten veel tijd met elkaar door, ze lagen het hele toernooi samen op een kamer.
Ondanks hun verschillende achtergronden leken ze veel op elkaar. Beiden echte voetballiefhebbers,
begenadigde talenten, zowel binnen als buiten het veld rustig, geen spelers die naast hun schoenen liepen.
Nuchter en realistisch. Frenkie werd meegenomen in de wereld van Abdelhak, andersom liet Frenkie hem het
leven buiten de grote stad zien.
Wat indruk maakte bij Frenkie was de warme manier waarop Appie mensen in zijn hart sloot. Mikky
Kiemeney, de vriendin van Frenkie, was tijdens dat EK een paar dagen over uit Nederland. Appie stelde zich
voor en deed echt moeite om contact te maken, maakte geen obligaat praatje, maar was echt benieuwd naar
haar. Hij was oprecht geïnteresseerd, en Mikky voelde direct een band met de jongen met wie Frenkie tijdens
het toernooi zoveel tijd doorbracht. De gesprekken tussen Appie en Frenkie in de beslotenheid van de
hotelkamer gingen niet alleen over voetbal maar ook over persoonlijke zaken: vriendschappen, familiebanden,
liefde. Hij drukte Frenkie op het hart om vast te houden aan wat echt is, wat goed is. Appie en Frenkie zagen
al snel de vluchtigheid van het bestaan als voetballer in, de aandacht die succes en roem met zich mee
brengt. Mikky was van vóór alle spotlights en superlatieven. Zij was er al toen hij nog de Frenkie uit Arkel
was en niet de potentiële nieuwe verlosser. Appie was onder de indruk van haar rol in zijn leven, over de
liefde en betrokkenheid die zij toonde. Hij vertelde Frenkie wat hij had gezien als Frenkie over haar sprak: de
schittering in zijn ogen, de glimlach als hij haar miste, hoe lief hij over haar praatte, een sterke
persoonlijkheid die niet alleen maar ‘ja en amen’ zei, maar die oprecht het beste met hem voor had. Ook na
het EK bleef die band tussen Appie en Mikky bestaan, zij was voor hem de belichaming van echtheid. Als
Appie oprecht overtuigd was van het goede in een persoon schroomde hij niet om de ander daarop te wijzen.
Al ver voor het EK raakte Appie niet uitgesproken over Frenkie, hij was lyrisch over het talent van de jongen
die bijna niemand kende. Als door anderen werd gezegd dat het maar een speler van Willem II was, dat hij
vast niet voor niets daar speelde, spuwden Appies ogen vuur. Het is niet de omgeving die je waarde bepaalt,
maar jij bent het die waarde toevoegt aan je omgeving, dat was zijn stellige overtuiging. Zo bewoog Appie
zich ook door Geuzenveld, een van de achterstandswijken van Amsterdam. Hij hield van zijn wijk en wilde
zich niet laten definiëren door de buurt waarin hij was opgegroeid en woonde. Het was zijn missie om er dan
maar voor te zorgen dat zijn wijk, met de mensen die hem zo dierbaar waren, mee opgestoten zou worden in
de vaart der volkeren.

Tijdens het EK was het Appies missie om Frenkie ervan te overtuigen naar Ajax te komen. Iemand met zijn
kwaliteiten moest bij de beste club van Nederland spelen. Elke keer dat ze in de beslotenheid van hun
hotelkamer zaten, hield Appie een vurig pleidooi om Frenkie het gevoel te geven dat Ajax de beste
vervolgstap voor hem was. Hoe goed ze bij elkaar pasten, hoe ze gemaakt waren voor het Ajax-voetbal, het
plezier dat ze zouden hebben als ze samen op het veld zouden staan.
Frenkie werd met de dag enthousiaster over een toekomst bij Ajax. De gedachte dat ze samen het
middenveld gingen domineren en de club aan de vurig gewenste vierendertigste landstitel gingen helpen, gaf
hem het laatste zetje. Hij was overtuigd van Ajax en dat kwam niet in de laatste plaats door de gedrevenheid
waarmee Appie de club aanprees. Echt grote spelers zijn niet bang voor concurrentie, zij zien graag nieuwe
goede spelers komen zodat ze individueel en als team sterker worden.
De dagen en weken na het EK belde en appte Appie vaak om Frenkie warm te houden voor zijn overstap. In
de zomer na het EK tekende Frenkie een contract dat hem voor langere tijd verbond aan Ajax, al bleef hij nog
wel een seizoen op huurbasis in Tilburg. Appie vond het oprecht jammer dat hij niet direct aansloot, maar het
belangrijkste was dat Frenkie onderweg was naar Amsterdam. Misschien dan wel met vertraging, maar
onderweg was hij.
Frenkie kwam de eerste helft van het seizoen niet aan spelen toe in Tilburg, onder trainer Jurgen Streppel
kwam hij slechts één keer als invaller binnen de lijnen in een verloren competitieduel tegen PEC Zwolle.
Zaakwaarnemer en vertrouwenspersoon Ali Dursun trad in overleg met zowel Willem II als Ajax om de
transfer te bespoedigen. Spelen bij Jong Ajax in de Jupiler ​League was beter dan op de bank of op de tribune
van het Koning Willem II-stadion te zitten. Appie was blij toen hij het nieuws hoorde.
In de winterstop van het seizoen 2015-2016 arriveerde Frenkie in Amsterdam en stond de eerste periode
nog zonder Appie op het trainingsveld, die was met de eerste selectie op trainingskamp in Qatar. Toen ze
eindelijk samen waren kon het plezier beginnen. Op bezoek bij de familie Nouri in Amsterdam, het
Marokkaanse leven en de Marokkaanse keuken, eten met je handen. Het was een snelcursus grootstedelijke
inburgering.
Appie probeerde Frenkie er nog van te overtuigen om mee te gaan naar zijn kapper, Frenkie was gewend
om zich gewoon in Arkel te laten knippen. Zijn kapper kon zijn kapsel met zijn ogen dicht knippen, in al die
jaren was er nooit iets wezenlijks veranderd aan zijn haardracht. Appie zat iedere week op de kappersstoel
om zijn kapsel te perfectioneren. De kapper in Arkel knipte vooral en gebruikte de tondeuse om het af te
maken terwijl de kapper in Amsterdam exact andersom werkte. Frenkie keek in de spiegel en overwoog
serieus om van kapper te veranderen totdat hij bij zijn positieven kwam en eigenlijk wel tevreden was met de
manier waarop zijn haar zat.

***

Alles wat van Appie was, was van iedereen. Als je iets hebt wat van waarde is voor een ander, kun je dat beter
delen, zo heb je er allebei wat aan, was Appies gedachte. De islam speelde een belangrijke rol in zijn leven,
dat kon je alleen zien, niet horen. Hij beleed zijn geloof in stilte. Zijn liefde voor de mensen die dicht bij hem
staan werd gedreven door de liefde voor zijn Schepper. In de kleedkamer zag Frenkie Appie zijn enige
broodje met een medespeler delen, maar toen Appie zag dat een andere speler ook meekeek, gaf hij die ook
nog zijn eigen stuk en wuifde met het grootste gemak de bezwaren hiertegen weg. Als je niet kunt delen, kun
je ook niet vermenigvuldigen. Frenkie zag hoe hij door een klein gebaar een ander een goed gevoel kon
geven, hoe hij probeerde zijn teamgenoten op het rechte pad te houden, focus op voetbal en familie, op goede
dingen. Er was geen speler die het niet goed met Abdelhak kon vinden.
Het maakt de situatie waarin Appie zich nu bevindt des te schrijnender voor Frenkie. De manier waarop hij
nu leeft staat in schril contrast met de manier waarop hij zich voor 8 juli door het leven bewoog. Het is
moeilijk om te zien, maar toch kan Frenkie niet anders dan tijdens de schaarse momenten dat hij in
Nederland is tijd maken voor zijn kleine grote vriend. De manier waarop de familie Nouri met zoveel liefde en
compassie vorm geeft aan de zorg voor Appie, is hartverwarmend. Deze liefde, het vermogen om te
relativeren en de kracht die geput wordt uit een hogere macht zorgt ervoor dat Frenkie nog meer dan
vroeger stilstaat bij de liefde van de mensen dicht bij hem zelf. Zijn opa, oma, ouders, broertje, vriendin,
zaakwaarnemer en beste vriend. Mensen op wie hij kan bouwen en die op hem kunnen rekenen. Appie zorgt
ervoor dat hij kan reflecteren op zijn succes en op de band met de mensen van wie hij houdt. Zelfs nu speelt
Appie op zijn eigen manier een belangrijke rol in het leven van de mensen die met hem verbonden zijn.
HOOFDSTUK 31
Uitzicht op de ArenA
24 december 2017

De foeilelijke entree en hal van het AMC kunnen niet troostelozer zijn dan op een dag als deze, de dag voor
kerst, een zondag. Waar de mensenmassa normaliter zorgt voor afleiding van het overweldigend zichtbare
beton, is het vandaag stil. Aan het einde van de ochtend is de hal verlaten, op de schimmen van twee mensen
in de verte na. De contouren van de langste van de twee herken ik van de talloze wedstrijden waarin ik hem
zag spelen.
Bijna zes maanden na de tragedie in Oostenrijk zal Edwin van der Sar vandaag voor het eerst Abdelhak
bezoeken. De afgelopen maanden is de betrokkenheid van de algemeen directeur minimaal geweest. Hij
heeft, zoals dat in managementtermen heet, de afwikkeling van de zaak Nouri gedelegeerd aan Rutger Arisz,
een vreemde eend in de bijt. Hij is eigenlijk meer hockey dan voetbal, maar kan kennelijk bogen op kennis en
ervaring in het bedrijfsleven en werd daarom door Van der Sar naar voren geschoven als de ideale verbinding
tussen familie en club. Het is opmerkelijk dat iemand die eigenlijk net binnen is bij de club, die rol op zich
neemt. Zeker omdat Abdelhak een kind van de club is, het Ajax-gen in zich draagt. Iedere CEO van een bedrijf
met de omvang van Ajax denkt na over de vraag welke taken wel en welke taken niet op zijn bord thuishoren,
wanneer zaken gedelegeerd kunnen worden en wanneer hij of zij zelf betrokken dient te blijven. In deze
kwestie wekte zijn keuze dan ook verbazing bij de familie Nouri.

***

De afgelopen maanden is de discussie met Ajax verhard. Het is een groot contrast met de manier waarop de
familie Nouri in de begindagen over de club sprak. Als ik informatie bij Ajax wilde opvragen om een beeld te
kunnen creëren van de situatie op het veld in Hippach, vroeg de familie steevast wat dat verzoek eventueel
voor hun relatie met de club zou kunnen betekenen. Huiverig voor onenigheid, voor het vertroebelen van de
diepe band die zij voelen met Ajax. Maar naarmate de tijd vorderde en de communicatie onhandiger werd,
nam ook de wrevel toe.
Bij de familie Nouri bestond de wens voor een second ​opinion, een externe specialist die zou toetsen of de
initiële diag​nose van Abdelhak kon worden bevestigd of ontkracht. De eventuele herstelmogelijkheden
zouden ook in het belang van Ajax zijn. Het duurde maanden voordat Ajax toezegde de kosten die daarmee
gemoeid waren te vergoeden. Don de Winter en Rutger Arisz stelden aanvankelijk dat de familie maar contact
op moest nemen met de zorgverzekeraar. Op de vraag of Ajax op naam van Abdelhak een
arbeidsongeschiktheidsverzekering had afgesloten, kwam een bevestigend antwoord, maar de polis van die
verzekering werd ondanks herhaaldelijke verzoeken nooit toegestuurd. Toen uiteindelijk duidelijk werd dat
die zorgverzekering geen dekking bood voor deze kosten, stelde Ajax dat de second opinion eerst aan ze
voorgelegd had moeten worden. Nu dit niet gebeurd was, kon moeilijk een tegemoetkoming worden
verwacht. Dit antwoord bevreemdde, omdat deze second ​opinion juist onderwerp van gesprek was met Arisz,
hij was ervan op de hoogte. Het werd een principekwestie. De kosten konden door de familie zelf worden
gedragen, en ook Mino Raiola had zich al garant gesteld – sterker nog: dokter ​Coscarella had meerdere
malen aangegeven dat Mino ontstemd zou zijn als hij niet de rekening zou mogen betalen –, maar in onze
optiek mochten de kosten voor noodzakelijke medische hulp na een bedrijfsongeval niet op derden
afgewenteld worden. Pas op 22 december kregen we bericht van Ajax dat zij uit ‘coulance’ de rekening alsnog
wilden betalen. Voor de goede orde merkten ze wel op dat hieruit niet afgeleid mocht worden dat ze ook in de
toekomst automatisch eventuele te maken medische kosten zouden vergoeden.
Ook de verstrekking van informatie werd nog altijd vertraagd. Pas begin december 2017, bijna zes
maanden na de collaps van Abdelhak in Oostenrijk, ontvingen we de notities van Don de Winter die hij op 8
juli in zijn hotelkamer zou hebben gemaakt.

***

Van der Sar komt samen met Miel Brinkhuis. De afgelopen dagen is een veelheid aan informatie op het
bureau van journalisten terechtgekomen. Het gesprek met Miel en de oproep aan Van der Sar om de regie
meer in handen te nemen is niet aan dove​mansoren gericht, hun komst kan in mijn ogen niet los gezien
worden van de spanning die voelbaar is tussen club en familie.
Miel heeft de afgelopen maanden steeds contact gezocht met Abderrahim, wilde weten hoe het met
Abdelhak was, hoe de familie ervoor stond. Hij was de persoon die de familie, zeker in die eerste fase nadat
het noodlot had toegeslagen, uit de wind hield, de media op afstand kon houden. Eens in de zoveel tijd deelt
hij verzoeken voor interviews, reportages en documentaires die vanuit de hele wereld bij hem binnenkomen.
Postzakken vol kaarten en brieven voor Abdelhak. Maar al deze ‘randzaken’ worden door de familie op
afstand gehouden, het herstel van Abdelhak vergt alle aandacht.
Ik zie Van der Sar en Brinkhuis samen de lift in stappen, maar ben net te laat om met hen mee naar boven
te gaan. Als ik even later naar Abdelhaks kamer loop zie ik dat ze Abderrahim groeten, een warme omhelzing.
Het Ajax-logo op de borst verraadt dat ze hier niet op hun vrije dag zijn, de wedstrijd tegen Willem II begint
straks. Het zijn hectische dagen voor de club, trainer Marcel Keizer heeft vanwege een gebrek aan resultaten
inmiddels het veld moeten ruimen. Het is pijnlijk dat juist hij, die zoveel gaf om Abdelhak, geslachtofferd is.
Vanuit het grote raam naast Abdelhak is de ArenA goed zichtbaar. Een wrang beeld.
Van der Sar praat, deelt verhalen, maar de gesprekken die wij de afgelopen dagen met hem en Miel hebben
gevoerd, worden niet benoemd. De boodschap van de directeur is duidelijk: het is anders dan jullie denken,
de medisch adviseurs aan onze kant hebben een andere opvatting, de behandeling van het dossier ligt niet in
mijn handen.
Het geeft weinig hoop op een verandering van gedachten, ook al is het appèl van de familie juist niet
formeel, maar een menselijke oproep. Het risico bestaat dat als NRC gaat publiceren de familie niet anders
kan dan vertellen hoe het in hun beleving is gegaan. Het is nu misschien een goed moment om de rijen
gesloten te houden, zeg ik, maar buiten de eerdere boodschap van Van der Sar aan de telefoon, komt daar
geen reactie op.
HOOFDSTUK 32
Verzoekschrift (1)
29 maart 2018

In de maanden na het bezoek van Van der Sar en Miel Brinkhuis aan Abdelhak in het ziekenhuis komen de
partijen ook niet nader tot elkaar. Alle overleggen liepen op niets uit, ondanks dat de informatie die door John
Beer en zijn collega’s was verzameld – de rapporten van vooraanstaande medisch adviseurs en de eigen
inzichten – geen ruimte liet voor een andere conclusie dan dat Ajax niet adequaat gereageerd heeft op het
ziektebeeld van Abdelhak. De club hield zich op de vlakte, wilde of kon niet inhoudelijk reageren op de vraag
of zij zichzelf aansprakelijk achtte. Dat leidde ertoe dat de familie op 16 januari 2018 middels een brief
besloot over te gaan tot aansprakelijkheidsstelling van de club.
Op 12 februari kwamen de partijen bij elkaar bij de familie Nouri thuis. Zowel Van der Sar, de familie als de
advocaten waren aanwezig. De familie wilde de verzorging van Abdelhak graag in een thuissituatie laten
plaatsvinden, maar Ajax zag niet in waarom zij dat zou moeten faciliteren. Het was duidelijk dat Van der Sar
nu de regie wel in handen nam. De advocaten aan beide zijden overlegden met elkaar over een eventueel
voorschot: Ajax wilde wel een woning aankopen en deze voor de voorzienbare toekomst ter beschikking
stellen aan Abdelhak, maar de familie had daar door alle discussies geen goed gevoel bij. Als de verhouding
tussen de partijen problematisch zou worden, zou het wrang zijn als het verblijf van Abdelhak het eigendom
zou zijn van de partij waar strijd mee geleverd moest worden. De familie Nouri was wel bereid om Ajax de
garantie te geven dat, indien de club niet aansprakelijk zou blijken te zijn, de kosten voor de aankoop en de
aanpassingen zouden worden terugbetaald. Ajax reageerde echter afwijzend op dat voorstel. Van der Sar zei
dat de club bij het vergoeden van de aanpassingen aan de woning en de zorgschade wilde voorkomen dat uit
een voorschot ‘gouden kranen’ zouden worden gefinancierd. De zuurstof trok weg uit de woonkamer aan de
Aalbersestraat. Het gebrek aan vertrouwen, maar ook het beeld dat de Ajax-​bestuurders kennelijk van de
familie Nouri hadden, was pijnlijk. Beer stuurde naar aanleiding van deze grievende opmerking een brief aan
Ajax waarin hij het gebrek aan sensitiviteit, vertrouwen en respect benoemde. Van der Sar heeft in reactie
daarop zijn excuses aangeboden aan de familie.

Ook in de periode na februari weigerde Ajax schriftelijk te reageren op het verzoek tot erkenning van
aansprakelijkheid. Op 16 maart stuurde John Beer een verzoek om binnen veertien dagen te reageren op de
brief die al sinds januari bij de club lag. De maat raakte vol, het geduld werd danig op de proef gesteld. Op 29
maart wees Ajax nadrukkelijk elke aansprakelijkheid van de hand. De club en Don de Winter herkenden zich
niet in de standpunten die namens de familie Nouri waren ingenomen. Ze hadden geen handelingen verricht
of zaken nagelaten die tot het voorval en de daaruit voortvloeiende schade hadden geleid.
We overlegden met elkaar en met John Beer. Er restte nog maar een optie: het aanspannen van een
arbitrageprocedure bij de KNVB.
Zowel Ajax als Abdelhak was ten tijde van het incident op 8 juli lid van de bond. De statuten van de KNVB en
de arbeidsovereenkomst van Abdelhak met Ajax schrijft voor dat geschillen als deze aan de
arbitragecommissie dienen te worden voorgelegd. Op 28 mei zocht ik nogmaals contact met Van der Sar. De
datum van het indienen van het verzoekschrift tot arbitrage kwam met rasse schreden dichterbij, maar de
familie hoopte dat Ajax tot inkeer zou komen.
Het was geen geldkwestie, maar door het niet erkennen van aansprakelijkheid werd onrecht gedaan aan
Abdelhak, werd eigenlijk gezegd dat de situatie waarin hij zit zijn eigen schuld is. Dat was voor zijn naasten
niet te verkroppen. De diepe wens van de familie was om ervoor te zorgen dat het niet nog een keer kon
gebeuren, dat vrienden, teamgenoten van Abdelhak niet in een vergelijkbare situatie terecht zouden kunnen
komen.
Van der Sar belde mij aan het begin van de middag op. Hij zei mee te willen denken met de familie om
bijvoorbeeld gezamenlijk een foundation op te richten, maar hij was niet bereid tot het erkennen van
aansprakelijkheid. Hij geloofde heilig in zijn medisch adviseurs.
Twee dagen later stuurde ik hem het volgende bericht:

Hallo Edwin, jullie zijn aansprakelijk gesteld op 16 januari van dit jaar. Op 29 maart hebben jullie
aansprakelijkheid van de hand gewezen. Jullie hebben betwist dat door Ajax en/of Don de Winter
handelingen zijn verricht dan wel nagelaten die tot het voorval en de daaruit voortvloeiende schade
hebben geleid. In ons gesprek van deze week heb ik nogmaals met je besproken hoe de familie tegen
deze zaak aankijkt. Dat zij menen dat De Winter grote fouten heeft gemaakt in de behandeling van
Abdelhak op het veld. Ik heb ook aangegeven dat deze situatie leidt tot risico’s voor huidige Ajax-spelers,
nu De Winter kennelijk niet in staat is om deze zorg op een juiste manier te verlenen in een soortgelijke
situatie. Hierop heb jij aangegeven dat jullie daar anders over denken. Dat jullie medisch adviseurs een
andere mening zijn toegedaan en dat jullie daarom geen aansprakelijkheid willen erkennen. Het is dan
ook niet zinvol om met elkaar op dit moment in gesprek te gaan. Ik denk dat als er meer duidelijkheid is
over de aansprakelijkheid een dergelijk gesprek gevoerd kan worden.
HOOFDSTUK 33
Verzoekschrift (2)
Juni 2018

De afgelopen dagen waren spannend geweest. Al maanden probeerden we Ajax te bewegen tot een meer
constructieve, open houding, maar alle pogingen waren vergeefs. Een muur van onvermogen en onwil trok
zich op als de familie duidelijkheid probeerde te krijgen. Nu de gekozen route vooralsnog niet had geleid tot
erkenning van aansprakelijkheid door Ajax, zou die erkenning moeten worden afgedwongen. Het is even
slikken, een procedure tegen Ajax is het laatste wat de familie wil, maar het gaat om rechtvaardigheid.
Toegeven dat ze fouten hebben gemaakt en ervoor zorgen dat die fouten nooit meer kunnen voorkomen. Dat
is niet alleen in het belang van Abdelhaks mede​spelers, zijn vrienden, maar eigenlijk voor iedereen die op
welk niveau dan ook aan sportbeoefening doet.
We bespreken met Beer en zijn collega Lucas Hogeling de opties en het verzoek tot arbitrage. Zij zijn een
soort tweemanschap dat het dossier inhoudelijk tot in detail kent en ook het mechanisme dat in dit soort
zaken een rol speelt feilloos weet te ontleden. Lucas kent elke e-mail en notitie die het lijvige dossier
inmiddels telt.
De grootste zorg is niet zozeer dat de verhouding met Ajax verslechtert, de verhouding met de
beleidsbepalers van de club is net boven het vriespunt, maar dat het verzoek tot arbitrage zal leiden tot een
nieuw mediacircus. Het onderzoek door NRC bracht ongewild een belangrijk deel van het medisch dossier in
de openbaarheid, waardoor de familie kenbaar moest maken dat zij nooit op de hoogte waren gesteld van
resultaten van onderzoeken in het verleden. Nu zal de nieuwsgierigheid zich vooral gaan toespitsen op de
vraag waarom Ajax en de familie niet in gezamenlijk overleg tot een oplossing hebben kunnen komen. Feit is
dat Ajax op herhaalde, goed onderbouwde verzoeken om aansprakelijkheid te erkennen, steeds afwijzend
heeft gereageerd. Zich verschuilend achter medische rapportages en inzichten van medisch adviseurs
waarvan zij wisten dat die geen stand konden houden. De familie heeft geen behoefte aan polarisatie, maar
kan nu simpelweg niet anders dan een onafhankelijke partij vragen haar mening over de aansprakelijkheid
van Ajax als werkgever van Abdelhak te geven. Het juridisch gekrakeel maakt het helen van de wond lastig en
zorgt ervoor dat de familie zich niet kan focussen op de verzorging van Abdelhak.

***

Later die avond bespreek ik met Mohammed het hele verzoek tot arbitrage. Beer en Hogeling hebben
uitvoerig onderzoek verricht, hebben tot in detail zowel het medisch handelen op het veld als de te
veronderstellen kennis en kunde van de clubarts en medische staf onder een vergrootglas gelegd. Externe
gerenommeerde medisch adviseurs zijn door hen verzocht om hun visie te geven op het handelen van de
medisch verantwoordelijken binnen Ajax.
Het beeld dat overblijft is ontluisterend. In een vijfendertig pagina’s dik verzoekschrift maken zij klip en
klaar duidelijk dat de enige conclusie die getrokken kan worden snoeihard is: Ajax en De Winter hebben
gefaald, zowel in de wijze waarop zij zijn omgegaan met alle informatie die voorhanden was voorafgaand aan
8 juli als op die bewuste dag zelf.
Arisz en De Winter hadden gelijk, papier is in dit geval inderdaad hard, keihard. Het boekwerk ligt voor ons
op tafel, de niet altijd even toereikende kennis van de Nederlandse taal maakt dat Mohammed afhaakt als het
op momenten te technisch of juridisch wordt. Voor mij geldt als ‘vertaler’ hetzelfde, maar dan omgekeerd.
Het juridische jargon laat zich op momenten slecht in het Arabisch vertalen.
We gaan rustig zitten en lopen stapsgewijs door het verzoekschrift heen. Soms gaat het iets te snel en
remmen we af, op andere momenten wordt het hem te veel. We halen herinneringen op aan Abdelhak. Dat is
soms nodig, zodat we hem niet uit het oog verliezen in feitenrelazen en opsommingen, in medisch jargon en
protocollen. Mohammeds lach en zijn verdriet wisselen elkaar in hoog tempo af, ik kijk door zijn ogen naar
zijn zoon zoals hij was. Na een korte stilte keren we weer terug naar de realiteit. Mohammed kijkt niet weg,
wil ondanks de pijn weten wat er gebeurd is, wil zien wat er is misgegaan.

In het verzoekschrift staat het volgende: de betrokken clubarts Don de Winter heeft na lang aandringen door
zowel de familie als de advocaten pas op 13 december 2017 een schriftelijk verslag geproduceerd van
hetgeen hij ten tijde van de gebeurtenissen op het veld heeft aangetroffen. De Winter heeft verklaard dat hij
vanwege zijn zitpositie achter twee rijen publiek niet heeft kunnen zien wat zich onmiddellijk vóór het
neergaan van Abdelhak heeft voorgedaan. Uit dit verslag blijkt verder dat De Winter Abdelhak onmiddellijk in
een alarmerende toestand, niet aanspreekbaar en buiten bewustzijn aantrof. In de handgeschreven
aantekeningen van De Winter is opgenomen dat bij aankomst sprake was van EMV 0: dat er geen respons was
– de ogen werden niet geopend, er was geen motorische en verbale reactie – na aanspreken en evenmin na
een pijnprikkel. Dat geeft aan dat Abdelhak op dat moment al buiten bewustzijn was. Ook wordt in het verslag
van De Winter bevestigd wat te zien is op de videobeelden, namelijk dat niet onmiddellijk is begonnen met
hartmassage en het aansluiten van de automatische defibrillator, die blijkens de videobeelden wel al na 66
seconden naast Abdelhak op het veld aanwezig was.
Op 9 mei 2018, bijna een jaar na de hartstilstand van Abdelhak, heeft Ajax de verklaring van de
fysiotherapeut die op het veld aanwezig was toegestuurd. Een verklaring die dateerde van januari 2018. Uit
deze onvolledige verklaring volgt dat Abdelhak buiten bewustzijn was, toen de fysiotherapeut na 20 seconden
arriveerde. Hij heeft vervolgens zijn pols gevoeld en constateerde dat er ‘een hartslag was’ en dat Abdelhak
‘rustig ademde’. Deze beschreven rustige ademhaling correspondeert niet met het beschikbare
videomateriaal, waarop na het neergaan van Abdelhak duidelijk een snelle en oppervlakkige ademhaling
zichtbaar is. De fysiotherapeut heeft verder verklaard dat De Winter en hij een kaakklem waarnamen bij
Abdelhak, waarna hij in zijligging is gepositioneerd om die genoemde kaakklem te verhelpen, hetgeen erg
moeizaam ging. Ook deze verklaring bevestigt dat niet direct is gestart met hartmassage en het aansluiten
van de AED.
Het behandelen van een (mogelijke) kaakklem, zoals de arts en de fysiotherapeut hebben gedaan, is
daarnaast een behandeling van een symptoom dat meest waarschijnlijk door beginnend zuurstoftekort in de
hersenen werd veroorzaakt. Daarnaast heeft de fysiotherapeut verklaard dat de situatie van Abdelhak ‘op
enig moment’ verslechterde; hoeveel tijd sinds het neergaan van Abdelhak inmiddels was verstreken, weet hij
niet meer. Ook kan hij niet zeggen na hoeveel tijd er geconstateerd werd dat de hartslag terugliep en
uiteindelijk wegviel. Op welke wijze de hartslag is gecontroleerd, volgt niet uit de verklaring. Ongeveer
tegelijk met het arriveren van de Oostenrijkse arts Rainer, ruim tien minuten later, is volgens de
fysiotherapeut gestart met hartmassage en gebruik van de AED.

Door de tekortkoming aan de zijde van Ajax is Abdelhak dus niet onmiddellijk effectief gereanimeerd, terwijl
de AED nota bene al binnen 29 seconden na de aankomst van de teamarts van Ajax naast hem was geplaatst.
Na verloop van enkele minuten treedt in een dergelijke situatie onomkeerbare hersenschade in, die in de
minuten daarna (snel) in ernst toeneemt. Er bestaat geen goede reden om aan te nemen dat de huidige
neurologische schade bij Abdelhak ook was opgetreden indien de teamarts, die blijkens de videobeelden na
37 seconden bij Abdelhak was, onmiddellijk juist en effectief had gehandeld.
Het is duidelijk dat Ajax niet heeft gehandeld volgens de voorgeschreven richtlijnen van de Nederlandse
Reanimatieraad, de UEFA Medical Regulations en FIFA-richtlijnen. Door een gebrekkige hulpverlening heeft
Abdelhak gedurende zeker bijna tien en zeer waarschijnlijk meer dan dertien minuten geen adequate
behandeling gekregen, waardoor zijn hersenbeschadiging volledig verklaarbaar is.

***

Mohammed moet na het aanhoren van deze uiteenzetting op adem komen, verwerken wat hij eigenlijk nog
niet eerder in deze omvang en op deze wijze heeft gehoord. We kijken stil naar de stapel papieren voor ons.
We hoeven weinig te zeggen. Wat steekt is dat er enorme fouten gemaakt zijn in de behandeling van Abdelhak
op het veld, dat hem kansen zijn ontnomen op herstel, reële kansen als hij tijdig en adequaat behandeld zou
zijn. Dit alles is ook nog eens tegen de achtergrond van een medische voorgeschiedenis gebeurd, een
geschiedenis waar de familie geen weet van heeft gehad, maar waarvan De Winter wel op de hoogte was.
Het verzoekschrift, dat nu gereed is om ingediend te worden, is een doorwrochte samenvatting van het
onderzoek dat de afgelopen negen maanden is verricht door Beer en Hogeling. Een opsomming van feiten die
hebben geleid tot de schade die Abdelhak heeft opgelopen. Een ontluisterend beeld. Alle delen van het
onderzoek zijn de afgelopen maanden stapsgewijs zichtbaar geworden, en hebben geleid tot een niet mis te
verstane conclusie: Ajax heeft gefaald. Zowel in de reanimatie als in de manier waarop de club daarna met de
zaak is omgegaan.
De familie heeft de ijdele hoop dat de club, nu de resultaten van het onderzoek zo evident naar voren
komen, toch nog bereid is om van standpunt te veranderen. Het is tijd om het verzoek tot arbitrage uit te
sturen, we zien vanzelf wel of Ajax een draai gaat maken.
HOOFDSTUK 34
Verzoekschrift (3)
4 juni 2018

Op 4 juni wordt het verzoekschrift door Beer ingediend, een lijvig rapport waarin van A tot Z beschreven
wordt wat heeft geleid tot de situatie waarin Abdelhak nu verkeert. De aanleiding, het gebrek aan adequate
behandeling, de medische fouten die zijn gemaakt. Het gevreesde mechanisme wordt in werking gesteld,
Beer en ik wijzen de familie op de propagandaoorlog die zou kunnen losbarsten, hoe de publieke opinie zou
kunnen worden beïnvloed, met name door de huiskrant van Ajax, De Telegraaf.
Op 5 juni verschijnt op de voorpagina een stuk onder de kop ‘Nouri kreeg 10-jarig contract aangeboden’,
verderop in de krant een artikel onder de kop ‘Ajax in zaak-Nouri in houdgreep van advocaat’. In het artikel
wordt de indruk gewekt dat de familie Nouri gouden bergen is aangeboden, maar dat zij niet willen schikken,
dat ze alleen maar gedreven zijn door geldelijk gewin. In het stuk staat:

Ajax wil nog steeds buiten de arbiters om een koninklijke oplossing. Intern is gesproken over
verschillende voorstellen of een combinatie daarvan als: huisvesting voor Nouri, permanente zorg door
verplegers die bij Ajax op de loonlijst komen, een nieuw tienjarig contract voor Nouri, de vernoeming van
De Toekomst of de hoofdtribune in de Johan Cruijff ArenA naar hem of hulp bij de oprichting van de Nouri
Foundation, inclusief een eerste fikse donatie of een (jaarlijkse) benefietwedstrijd. Die mogelijkheden
zouden (gedeeltelijk) ook zijn geschetst aan de familie Nouri, Beer en Kasem. Zij zouden de officieuze
voorstellen als onvoldoende hebben beschouwd.

Buiten de huisvesting en een zinsnede over een eventuele samenwerking met de nog op te richten Nouri
Foundation, is geen enkele van deze voorstellen ooit met de familie of haar belangenbehartigers besproken.
Journalist Mike Verweij, de auteur van het artikel, stond een aantal maanden daarvoor nog bij mij op kantoor
om al huilend de familie te eren met een mooi kunstwerk van Abdelhak. Nu heeft hij niet eens de moeite
genomen om de familie of mij te vragen naar het waarheidsgehalte van de informatie die hij heeft gekregen.
Ik bel hem woedend op, wetende dat deze familie, die zich dag in, dag uit met hart en ziel inzet voor
Abdelhak, nu op basis van een artikel vol met onwaarheden afgeschilderd wordt als een stel geldwolven. Hij
reageert kortaf, is niet gediend van mijn stemverheffing. Op de vraag waarom hij geen wederhoor heeft
toegepast, is zijn antwoord duidelijk: ‘Gisteren was het jullie beurt, vandaag is Ajax aan de beurt.’

Een commissie van wijze arbiters wordt samengesteld en de mondelinge behandeling van het verzoekschrift
wordt gepland op 16 juli 2018. Ajax krijgt tot maandag 25 juni de tijd om haar verweerschrift in te dienen, in
detail uit de doeken te doen waarom de club van mening is dat ze geen enkele aansprakelijkheid draagt.
Op 24 juni krijgt Abderrahim bericht van Van der Sar, hij wil graag de volgende ochtend om elf uur
langskomen bij de familie thuis. Abderrahim zit op dat moment bij Abdelhak in het ziekenhuis en maakt liever
een afspraak voor een ander moment, maar Van der Sar blijft aandringen. Hij wil iets belangrijks bespreken.
Abderrahim wil niets bespreken in de buurt van Abdelhak, dat zorgt voor opwinding, spanning. Abdelhak is
sensitief, voelt dat. Van der Sar is er alles aan gelegen om die volgende ochtend langs te komen, hij wil graag
uitleggen wat ze die volgende dag wereldkundig gaan maken. Na lang wikken en wegen stemt Abderrahim in.
Het is een emotioneel gesprek, Van der Sar biedt zijn diepste verontschuldigingen aan. De aanblik van de
verschrikkelijke situatie waarin Abdelhak verkeert, de continue zorg die door zijn naasten gegeven wordt,
maakt hem nederig. Ajax gaat ruiterlijk aansprakelijkheid erkennen en zal haar verantwoordelijkheid
aanvaarden. De familie voelt voor het eerst de oprechtheid van zijn woorden.
De uiteindelijke conclusies van de medisch specialisten, die op verzoek van Ajax waren aangetrokken, zijn
snoeihard:

Men was onvoldoende gericht op het meten van de hartslag, de circulatie en een eventuele reanimatie,
en had lange tijd focus op het vrijmaken van de ademweg van Abdelhak, de aanwezige defibrillator had
eerder ingezet moeten worden om zodoende een beter beeld van de situatie te krijgen en de
behandelaars hadden, na het vrijmaken van de ademweg een moment van reflectie moeten inlassen
omdat de situatie niet verbeterde. Verder vonden de cardiologen het niet aannemelijk dat na het
ineenzakken van Abdelhak daadwerkelijk nog enige tijd sprake was van een effectieve bloedcirculatie. Als
de defibrillator wel was ingezet was dit gebleken en had men toen al met de reanimatie kunnen beginnen.

Een discussie van bijna een jaar heeft uitgemond in een conclusie die onze medisch specialisten, die op
verzoek van John Beer onderzoek hadden verricht, al veel eerder hadden getrokken. Zij durven te stellen dat
als Abdelhak direct op een juiste wijze zou zijn geholpen, de kans ruim boven de 90 procent zou zijn geweest
dat hij er zonder enige neurologische schade uit zou zijn gekomen. Ook was het verre van zeker dat Abdelhak
na een tijdige en succesvolle reanimatie een ICD had moeten krijgen, een kastje dat ingrijpt bij
hartritmestoornissen. Abdelhak had geen chronische hartziekte, alleen een ontstoken hartspier.

De volgende avond, de laatste dag dat het verweerschrift ingediend kon worden, zit ik met Beer en zijn
collega Lucas Hogeling bij de familie Nouri thuis. De persconferentie staat op het punt van beginnen. Rutger
Arisz en Van der Sar zitten op een verhoging en spreken de wereldpers toe. Fouten gemaakt, excuses, tranen,
nieuwe informatie, een third opinion. Wij kijken elkaar aan. Er was het afgelopen jaar helemaal geen nieuwe
informatie beschikbaar gekomen, alles was al uitgebreid besproken. Dat die ‘nieuwe informatie’ tot een third
opinion en uiteindelijk erkenning van aansprakelijkheid geleid zou hebben, is niet waar, maar kennelijk was
deze verpakking van de boodschap nodig om publiekelijk een draai te kunnen maken en aansprakelijkheid te
erkennen.
Nu die vaststaat heeft de familie het gevoel dat ze recht hebben gedaan aan Abdelhak en belangrijker nog:
dat het in de toekomst niet snel zal gebeuren dat sportartsen een hartstilstand niet herkennen. Dat vrienden,
collega’s en de sport in het algemeen een dienst is bewezen. Dat Abdelhaks leed er hopelijk voor kan zorgen
dat veel meer mensen leed bespaard kan blijven.
HOOFDSTUK 35
Arbitrage
19 november 2019

Sinds de aansprakelijkheidserkenning door Ajax is het voor de buitenwereld relatief stil geweest. Gelukkig
heeft de club in het seizoen 2018-2019 veel en mooi sportief succes gekend. De familie was supporter en is
dat nog steeds, supporter van de club die hun zoon en broer met zoveel liefde mede heeft grootgebracht, ze
zijn fans van de fans die altijd hun liefde voor Appie zijn blijven betuigen. Elke wedstrijd zat de familie op de
tribune, juichend, lachend, soms voor even de pijn vergetend. Voetbal als medicijn, een tijdelijke verdoving.
Ze juichten mee tijdens de prachtige Europese tour, de verovering van de nationale beker en als summum de
gedroomde vierendertigste landstitel, de titel die voor altijd verbonden zal zijn aan Abdelhak. De huldiging
staat nog op ieders netvlies gegrift, de schaal die in handen van Mohammed werd getoond aan meer dan
100.000 Ajax-supporters. De schaal die eigenlijk door Appie vastgehouden had moeten worden, lag nu in de
handen van zijn grote voorbeeld. Een aanblik die ervoor zorgde dat het Museumplein het epicentrum van een
bescheiden aardbeving werd. De supporters realiseerden zich dat Abdelhaks invloed, zelfs nu hij niet bij deze
huldiging aanwezig mocht zijn, gevoeld moest worden.
Maar de relatieve stilte is ondanks al deze mooie momenten niet doorbroken. Er is geen gezamenlijk
statement namens Ajax en de familie naar buiten gekomen waarin staat dat zij in overleg tot
overeenstemming zijn gekomen met betrekking tot de gevolgen van de erkenning van aansprakelijkheid. De
woorden die Van der Sar tijdens de veelbesproken persconferentie op 25 juni 2018 uitsprak, zijn nog geen
waarheid geworden: Het gaat er nu om dat wij doen wat nodig is om invulling te geven aan de
verantwoordelijkheid die wij hebben als club, maar ook zeker als mens, als collega’s en als vrienden van
Appie. Wij willen dit op een goede manier oplossen en daar is nu alles op gericht.

De communicatie tussen de advocaten is tijdelijk opgeschort geweest nadat Ajax kenbaar maakte graag
rechtstreeks met de familie te willen spreken om gezamenlijk tot een oplossing te kunnen komen. Van der Sar
sprak naar de familie het streven uit dat voor de start van de competitie 2019-2020 witte rook zichtbaar zou
zijn. John Beer kon zich hierin vinden, ondanks het feit dat dit afweek van de manier waarop hij in de regel dit
soort onderhandelingen voert. Het is nu eenmaal overzichtelijker als alle gesprekken aan één tafel
plaatsvinden. Maar gezien de speciale relatie tussen Ajax en de familie – zeker tegen de achtergrond van de
moeizame erkenning van aansprakelijkheid – was dit een mogelijkheid die onderzocht moest worden.
Tijdens meerdere ontmoetingen hebben we – Abderrahim en ik aan de ene kant van de tafel, Van der Sar en
de huisjurist van Ajax, Barbara Stork, aan de andere kant – over en weer standpunten uitgewisseld en
gevoelens en ideeën gedeeld. Augustus werd september, oktober werd november. Afspraken werden door
Ajax verzet omdat zij niet alle informatie in kaart hadden gebracht of nog op informatie aan het wachten
waren. Dit proces leidde menigmaal tot ergernis.
De familie Nouri wil maar één ding: deze hele episode eens en voor altijd afsluiten. Het geschil hangt als
een sluier boven hun hoofd en maakt de interactie met Ajax altijd dubbel, nooit onbevangen. De gesprekken
verliepen inhoudelijk gezien ook moeizaam. Kortgezegd stelde Van der Sar namens Ajax dat het maar de
vraag was of een gezonde Abdelhak ooit het eerste elftal van Ajax zou hebben gehaald en dat het uitgesloten
zou zijn dat een speler met een subcutane ICD, een kastje dat ingrijpt als het hart hapert, betaald voetbal kan
spelen.
Het eerste argument – dat het maar de vraag is of Abdelhak de potentie had om basisspeler van Ajax 1 te
worden – is altijd hypothetisch, gezien wat er gebeurd is op 8 juli. Maar de status van Abdelhak als speler – de
positieve referenties van alle trainers die met hem gewerkt hebben, de interesse in hem van topclubs uit
internationale competities, de indruk die Keizer van hem had en zijn uitverkiezing tot Speler van het Jaar in
het seizoen 2016-2017 – zeggen heel veel, zo niet alles over zijn onbetwistbare kwaliteiten. Kwaliteiten die
ruim voldoende waren om tenminste de gerechtvaardigde verwachting te kunnen hebben dat hij bij Ajax zou
zijn geslaagd als speler.
Abderrahim was verontwaardigd toen Van der Sar zich in zijn ogen laatdunkend uitliet over de kwaliteiten
van zijn broertje. Door in een discussie uit te willen gaan van het minst gunstige scenario werd duidelijk dat
Ajax bereid was om ver te gaan om hun schadevergoedingsplicht te beperken. De excuses en boete​doening
door de club kwamen hiermee voor de familie in een ander daglicht te staan. De mooie woorden die Van der
Sar had uitgesproken tijdens de persconferentie leken nog steeds niet onvoorwaardelijk.
Het tweede deel van de discussie gaat over de vraag wat ​Abdelhaks perspectief zou zijn geweest als een
reanimatie geslaagd was, als de club op 8 juli geen fouten zou hebben gemaakt. De door de familie
geraadpleegde specialisten geven aan dat het onwaarschijnlijk is dat Abdelhak bij een adequate reanimatie
enige neurologische en/of cardiologische schade zou hebben opgelopen. Het is aannemelijk dat Abdelhak
zonder hulpmiddel zijn (voetbal)leven had kunnen vervolgen.
Ajax is echter stellig; zij is van mening dat het uitgesloten is dat een profvoetballer een realistische carrière
kan hebben op het moment dat een ICD wordt geïmplanteerd en dat het een gegeven is dat Abdelhak een
dergelijk hulpmiddel had moeten krijgen. Een stelling die niet alleen tegenstrijdig is met situaties uit het
verleden – verschillende spelers met een ICD zijn contractspeler geweest van Ajax –, maar die ook niet strookt
met de huidige situatie binnen de club.

Op dinsdag 19 november 2019 kwamen beide partijen tot de conclusie dat, gegeven de uiteenlopende
standpunten, verdere gesprekken zinloos waren. Het overleg tussen Ajax en de familie Nouri is wederom
verworden tot een discussie tussen advocaten. Een arbitrageprocedure lijkt ook nu weer de meest geëigende
weg om dit geschil op te lossen.
De familie Nouri kent het mechanisme nu, is er minder van ondersteboven, al blijft het op momenten
moeilijk te begrijpen waarom de besluitvorming stroperig is en niemand een knoop lijkt door te durven
hakken. Ze realiseert zich echter dat Ajax niet altijd dingen zegt omdat ze die meent, maar soms ook omdat
de club denkt daarmee de discussie in haar voordeel te kunnen beslechten, om de publieke opinie voor zich te
winnen. Dat op de achtergrond verzekeraars een rol spelen die ook invloed uitoefenen, dat toezeggingen door
Ajax aan de familie eventueel een schade-uitkering van de verzekeraars aan Ajax in gevaar kan brengen.
De rol van Van der Sar is niet te benijden; heel vaak krijgen we het gevoel dat hij slechts de boodschapper
is van het slechte nieuws, maar dat de boodschap op zich niet van hem afkomstig is. Dat hij voor een echte
oplossing, die recht doet aan Abdelhak, de handen bij de directie of bij de Raad van Commissarissen niet op
elkaar krijgt. Dit is slechts gissen, maar gedurende de afgelopen jaren hebben we nauwelijks zicht gekregen
op de interne processen binnen Ajax.

Het is voor de familie Nouri geen geldkwestie, dat is het ook nooit geweest. Abdelhak zal door al het geld van
de wereld nooit in één klap weer de speler en de mens worden van voor 8 juli. Het gaat om rechtvaardigheid,
erkenning. Al die zaken waar Abdelhak altijd voor opkwam en die nu ontbreken. De moeizame manier waarop
de verantwoordelijken binnen Ajax zich de afgelopen tweeënhalf jaar tot de familie hebben verhouden, heeft
niet bijgedragen aan het vertrouwen dat nodig is om een donkere en moeilijke periode af te sluiten. Dat
maakt het tot op de dag van vandaag moeilijk voor de familie om zich volledig te richten op een toekomst
waarbij alle zorg en aandacht naar Abdelhak kan gaan. Het verwerken van het trauma is al zwaar genoeg
zonder al deze juridische beslommeringen. Maar de familie is vastberaden om op te komen voor Abdelhak,
zeker nu hij daar zelf niet toe in staat is.
EPILOOG

Ajax-PSV
2 februari 2020

Het leven met Abdelhak is overzichtelijk, schematisch bijna. Alle dagen lijken op elkaar, simpelweg omdat alle
handelingen dagelijks verricht moeten worden. Zijn situatie lijkt onveranderlijk, maar de vorderingen die hij
heeft gemaakt zijn bemoedigend. Het verschil tussen de onheilspellende boodschap in Oostenrijk op
donderdag 13 juli 2017 en de situatie zoals die nu is, toont aan dat de inschatting van deskundigen altijd
maar een momentopname is, een vooruitblik met de kennis van toen. De familie Nouri heeft die boodschap
goed tot zich door laten dringen, maar ook besloten Abdelhaks lot en genezing in handen van een hogere
macht te leggen. Als de deskundigen geloofd moesten worden, was de kwaliteit van leven op de lange termijn
onvoldoende, was de keuze voor leven boven dood niet in het belang van Abdelhak. Eén blik op de tovenaar
van Geuzenveld nu logenstraft die gedachte.
Mohammed, Rabia, Abderrahim, Abdelkader, Mo en neef Redouan hebben zich de afgelopen tweeëndertig
maanden aan een strak schema gehouden. Elke dag van de week, vierentwintig uur per dag stonden zij hem
bij. Diensten zoals brandweermannen die maken, altijd paraat, altijd alert. In het spartaanse schema werden
dag en nacht op routinematige wijze Abdelhaks ongemakken verminderd, waardoor hij altijd het gevoel had
dat hij niet alleen gelaten werd. Hij vond dat altijd al moeilijk, zelfs op de Aalbersestraat viel hij in slaap
terwijl zijn vrienden nog op zijn kamer aan het playstationen waren.
Ook de artsen en verzorgers erkennen dat de aanwezigheid van de mensen die het meest van hem houden
zijn beste medicijn is. Ze zien de positieve invloed die de aanwezigheid van zijn familie op hem heeft. Overdag
komt Rabia met haar zussen of dochters helpen. In het AMC werd altijd gezegd dat de kamer van Abdelhak de
schoonste was van het hele ziekenhuis, en in het verzorgingstehuis is dit niet anders. Iedere dag wordt alles
gepoetst en aan de kant gemaakt. Dat is ook wel nodig, omdat de afgelopen jaren, met een korte uitstap naar
Tilburg, Abdelhaks leven zich afspeelde in deze niet al te ruim bemeten kamer van ongeveer twintig vierkante
meter. Hij verlaat zijn kamer alleen, indien noodzakelijk, voor een transport naar het AMC. De rest van de tijd
ligt of zit hij hier.

***

Het afgelopen jaar heeft alles in het teken gestaan van Abdelhaks verhuizing naar een omgeving die hij echt
thuis kan noemen. De aankoop van een woning dicht bij zijn ouderlijk huis was de eerste stap om op de lange
termijn stabiliteit en rust te vinden. Hoe goed de verzorging ook is in het verzorgingstehuis, de plekken waar
hij tot nu verbleef zijn altijd tijdelijk geweest, plekken voor passanten. De naamplaatjes op de kamers om hem
heen veranderden de afgelopen jaren vaak, soms vertrokken de bewoners naar een andere tijdelijke
behuizing, in sommige gevallen was het vertrek voor eeuwig. Ook na Abdelhak zal de nieuwe bewoner van
zijn kamer met de grootst mogelijke liefde en compassie worden geholpen. Dat is een geruststellende
gedachte.
Samen met onvermoeibare professionals is gedetailleerd in kaart gebracht hoe de situatie eruit zal zien op
het moment dat Abdelhak weer in zijn eigen woning kan verblijven. Hoe alle faciliteiten aangelegd moeten
worden en op welke wijze de handen aan het bed moeten worden ingeroosterd. Een complexe en tijdrovende
klus. Het is duidelijk geworden dat je in het woud van zorgkosten, premies, subsidies en potjes verloren bent
als je niet heel goed thuis bent in die wereld.
Callista Koedood is steun en toeverlaat van de familie. Van huis uit ergotherapeut, bekwaam in de leer van
het zelfstandig maken van hen die om welke reden dan ook hun zelfstandigheid kwijtgeraakt zijn.
Onvermoeibaar is zij dag en nacht bezig om te zorgen voor diegenen die niet meer voor zichzelf kunnen
zorgen. Voor Abdelhak is ze goud waard. Ze denkt niet alleen mee, maar vooral vooruit, is inventief,
betrokken, gepassioneerd en wijst de familie op allerlei zaken die hun gedachten nog niet gepasseerd zijn. Ze
is altijd daar waar ze haar het hardst nodig hebben, en niets is te veel.
Ze denken in deze periode vaak aan al die mensen die ook afhankelijk zijn van goede zorg en deze soms
niet of niet naar behoren kunnen vinden. Die geen Callista in de buurt hebben. Het geeft een gevoel van
ongemak bij de familie, zij zien in al die kamers van verzorgingstehuizen en ziekenhuizen waar Abdelhak is
geweest veel eenzaamheid, het gevoel vergeten te zijn. Weinig tot geen bezoek, gecompliceerde medische
dossiers. De familie Nouri zoekt altijd toenadering, biedt een luisterend oor en vaak heel veel eten.
Betrokkenheid kun je niet voelen maar proeven, zo denkt de familie vaak. Het doet mensen goed als ze gezien
worden, als ze aandacht krijgen.
Er zal voor de verbouwing en aanpassing van de woning van Abdelhak een vergunning aangevraagd
moeten worden, de woning zal aan de binnenkant volledig gestript moeten worden om hem alle noodzakelijke
faciliteiten te kunnen bieden. Een liftinstallatie, een opbouw en aanbouw moeten zijn leefruimte vergroten.
De gemeente Amsterdam toont zich welwillend, maar de procedure dient wel op de juiste wijze bewandeld te
worden. De familie wil het ook niet anders, wil geen voorkeursbehandeling, maar dat betekent wel dat de
werkzaamheden pas veel later kunnen aanvangen dan gehoopt en verwacht werd. De verhuizing wordt steeds
uitgesteld omdat de vorderingen niet snel genoeg gaan.
Abdelhak lijkt geen idee te hebben van de veranderingen die op stapel staan, de verwachting is dat die bij
hem pas zichtbaar worden als hij echt thuis is. De familie snakt naar een verandering van omgeving. De
kleine afstand tussen Abdelhaks nieuwe huis en de Aalbersestraat zal ervoor zorgen dat meerdere mensen
tegelijkertijd bij hem aanwezig kunnen zijn, de verzorging flexibeler wordt en de drempel lager is om zomaar
even binnen te stappen als het niet je ‘eigen’ dienst is. Meer leefruimte en minder belasting, of althans een
betere verdeling van de belasting.

De dag van de verhuizing nadert met rasse schreden, de laatste kleine aanpassingen worden verricht.
Voorzieningen worden getest. Iedereen die de woning ziet is onder de indruk van de ruimte en de sereniteit
die het uitstraalt. Alle benodigde faciliteiten zijn nieuw, de laatste technieken zijn toegepast. In razend tempo
wordt al het stof van de verbouwing verwijderd, de boel goed schoongemaakt. Familie en vrienden helpen
mee om meubels in elkaar te schroeven om de verzameling bakstenen een huiselijk gevoel te geven.
Het transport van Abdelhak vindt plaats op de avond van donderdag 19 december 2019. De afgelopen
dagen is iedereen druk in de weer geweest met het opruimen van alle spullen die in de loop van de tijd een
plekje hebben gevonden in het verzorgingstehuis. Dozen worden gevuld, de verblijfsruimte is toch meer huis
geweest dan gedacht, veel meer dan alleen een aantal muren en een bed. Hier liggen ook herinneringen,
ontberingen. Geluk en verdriet. Abdelhak lijkt zich niet druk te maken, hij kijkt stoïcijns. Net zo onbewogen
als hij altijd het veld op stapte, nooit angstig maar juist vol vertrouwen.
De rit naar Geuzenveld duurt ongeveer twintig minuten, de ambulance rijdt door tot aan de voordeur van
Abdelhak. Alsof hij een nieuw hoofdstuk van zijn leven binnen wordt gereden. Het laatste stukje van de straat
tot de voordeur gaat iets moeizamer, de voortuin staat nog op de planning om te worden bestraat. Door de
voordeur komt hij direct zijn persoonlijke domein binnen, de plek waar hij zal slapen en rusten. Deze ruimte
is qua omvang groter dan zijn hele leefruimte in het verzorgingstehuis. Alle faciliteiten staan naast hem of
hangen boven zijn hoofd.
De inrichting van de kamers in het ziekenhuis en verzorgingstehuis was generiek, gebaseerd op de
behoeften en wensen van de gemiddelde patiënt, in zijn eigen huis hoeft alleen rekening gehouden te worden
met Abdelhaks wensen en behoeften. Alles past beter, beweegt iets makkelijker, gaat wat sneller. Dit zorgt
ervoor dat ook de belasting voor zijn naasten afneemt, die energie kan nu gebruikt worden om meer aandacht
te hebben voor elkaar.
De lift naar de eerste etage brengt Abdelhak in een leefruimte waar de hele familie samen kan komen, een
woonkamer zoals je die in menig huis aantreft: een zithoek, open keuken, genoeg plek voor zijn kleine
nichtjes om rond te kruipen. Het dagelijks leven verschuift van relatieve afzondering naar midden in een
gezinsleven. Abdelhak is benaderbaar en is er echt bij. Niemand kijkt met medelijden naar hem, iedereen ziet
hoe hij geniet. Er wordt thee gezet en er komen lekkernijen op tafel. Mohammed heeft kleine, sierlijk
gedecoreerde kegelvormige schaaltjes van glas gekocht. Replica’s van de tajine, een van origine aardewerken
pot waar gerechten in klaargemaakt worden. Nu zijn ze ideaal om nootjes in te bewaren en te serveren.
Gesprekken gaan over van alles en nog wat, maar met name over voetbal. Het is een enorme rijkdom dat veel
spelers die nu in topcompetities spelen met Abdelhak hebben gespeeld. Dat geeft een andere dimensie aan
het kijken naar voetbal. Het enige onderwerp dat vermeden wordt in zijn bijzijn is de discussie over Ajax en
de manier waarop de club zich heeft opgesteld. Abdelhak hoort en voelt alles, de gedachte dat de relatie met
zijn droomclub op momenten moeizaam is, willen we hem besparen.

***

Abdelhak zit in zijn stoel naast de bank terwijl wij voetbal kijken, zijn blik soms gericht op de televisie, soms
op het oneindige. De wedstrijd wordt beschouwd zoals die altijd beschouwd wordt. Scheidsrechter Björn
Kuipers brengt het spel in beweging, PSV is als een gewond dier, Ajax weet ook niet te imponeren.
Iedereen praat met elkaar en met Abdelhak, hij is erbij dus hij hoort erbij. Het is al tijden niet voorgekomen
dat iedereen zich op deze wijze verzameld heeft rondom hem. In de lichaamstaal en mimiek van de anderen is
nergens enige verbazing te ontdekken. Wie niet anders weet ziet hier een gewoon gezin zitten dat met elkaar
naar een wedstrijd van Ajax kijkt.
Als de wedstrijd zes minuten onderweg is pakt André Onana makkelijk een hoge voorzet van Mohamed
Ihattaren. De vergelijking met Abdelhak wordt ook hier in huis vaak gemaakt, beiden middenvelders die een
grote toekomst werden voorspeld. Als spelers compleet anders, maar met dezelfde exceptionele kwaliteiten.
Het wordt hem gegund. Abdelhak was ook begaan met Onana, de keeper uit Kameroen. Een jongen in een
vreemd land waarvan hij de taal niet sprak. Hij was als een broer voor hem, sprak hem moed in en gaf hem
het gevoel dat hij welkom was, gewaardeerd werd. Zo wordt iedere speler die bij zowel Ajax als de
tegenstander aan de bal komt, en een geschiedenis heeft met Abdelhak, besproken. Niet zozeer vanwege zijn
voetbal​kwaliteiten, maar meer vanwege hun persoonlijke relatie.
Een paar minuten later brengt Unnerstal redding op een inzet van Promes, de voorzet komt van de voet van
Eiting. Eiting, die vaak het middenveld bemande met Abdelhak, was altijd een groot talent. Loopvermogen,
tactisch inzicht, een echte Ajax-speler. Ze zochten elkaar op, kaatsten de bal en creëerden kansen. Iedereen
hier thuis is blij dat Eiting daar nu staat, als er generatiegenoten van Abdelhak meespelen is het alsof hij zelf
ook een klein beetje meedoet. Namens Abdelhak wordt ook gesproken, hij zou trots op hem zijn. Er is weinig
twijfel dat Abdelhak daadwerkelijk deze woorden zou uitspreken als hij de kans zou hebben.
Pablo Rosario komt namens PSV in balbezit en weer veren broers en vader op. Rosario was schoolgenoot
van Abdelhak op het Calandlyceum, hij was toen nog de beste speler van DWS, Abdelhak die van Ajax.
Abdelhak had vaak mooie woorden over voor Rosario, gaf hem zelfvertrouwen, liet merken dat hij zijn talent
waardeerde. Het was niet niks als dat uit de mond kwam van de beste voetballer van die leeftijdsgroep.
Donny is veel aanspeelbaar, kan de ruimte vinden. Het is duidelijk dat hij veruit favoriet hier in huis is, met
hem wordt meegeleefd zoals ze dat met Abdelhak deden. Hij is familie, hoort erbij. Als hij de inleiding
verzorgt voor de 1-0 van Promes kun je zien dat iedereen blij is. Abdelhak lijkt te genieten van het rumoer,
zijn rode wangen verraden opwinding, spanning.

De wedstrijd is niet hoogstaand, Ajax houdt de voorsprong vast, maar de aandacht is al lang verlegd van de
televisie naar elkaar. De Marokkaanse thee is aan vervanging toe, te donker door het lange trekken en te
koud om echt van te genieten. Abdelhak kijkt om zich heen. Het is moeilijk voorstelbaar wat een positieve
impact deze setting heeft op iedereen die de afgelopen jaren van dichtbij heeft meegemaakt. Die heeft
ervaren hoe zwaar en uitdagend het is geweest, vooral voor hem. Dit samenzijn is niet vanzelfsprekend.
Lachende gezichten verraden hoop en geluk.
De kleine dochters van Mo en Abderrahim, die na 8 juli geboren zijn, hebben veel levensvreugde
toegevoegd, hebben op veel momenten licht laten schijnen door het dichte wolkendek. Vandaag kussen de
zonnestralen ook letterlijk Abdelhaks gezicht. De meisjes laten zien dat de verhouding tussen hen en
Abdelhak niet anders is dan tussen hen en welk ander familielid dan ook. Ze klampen zich aan hem vast,
kijken hem aan, lachen en brabbelen tegen hem. De woonkamer van zijn nieuwe woning als verzamelpunt van
de mensen die hem liefhebben en die hij liefheeft. Abdelhak als stralend middelpunt, grijnzend, opgewekt. De
kleur op zijn wangen is terug, net als wat gewicht. De tijd zal voortgaan en voor we het doorhebben zullen de
kleinsten straks groot zijn. Het is een geruststellende gedachte dat Abdelhak zelfs in de verre toekomst
vanuit zijn stoel de verbinder zal zijn die hij altijd is geweest.
DANKWOORD

Rabia, Mohammed, Abderrahim, Mohammed Amine, Abdel​kader en Redouan, alle Nouri’s en El Iboudi’s.
Jullie zitten in mijn hart, dank voor jullie kwetsbaarheid en dat jullie Abdelhak met de wereld willen delen.
Oscar van Gelderen en Roel van Diepen, die mij als beginnend schrijver de ruimte gaven om met een
vangnet te schrijven, om vorm te geven aan het verhaal zoals dat in mijn hoofd zat. Zonder jullie steun en
richting was dit boek er niet gekomen. Saida Abbach en Claartje van Swaaij, dank voor al jullie inspanningen.
Ook dank aan alle mensen bij Lebowski, jullie gastvrijheid maakte dat ik mij onderdeel van het team voelde,
dank voor het warme nest.
Mijn grote dank gaat uit naar mijn lieve vrouw Malika, mijn steun en toeverlaat bij het schrijven van dit
boek. Je scherpe blik en motiverende woorden hebben mij enorm geholpen in dit schrijfproces. Als het
emotioneel te zwaar werd bood jij een schouder, terwijl aan je andere arm drie kinderen om je aandacht
vroegen. Tot de maan en terug. Amine, Sami en Sofia. Voor jullie doe ik alles, jullie stuwen mij vooruit.
Aan Peter en Royce de Vries. Meelezen, coachen, motiveren. Jullie hebben mij het laatste zetje gegeven om
dit verhaal op te tekenen, dit verhaal met de wereld te delen. Dank aan het hele team van De Vries & Kasem,
dank voor het opvangen van al het extra werk dat op jullie bord kwam, voor jullie nooit aflatende steun.
Frenkie de Jong, Steven ‘Stevie’ Bergwijn, Donny van de Beek en Marcel Keizer. Jullie pijn en verdriet is
voelbaar, jullie mooie verhalen raken ons in het hart. Dank voor jullie openheid en kwetsbaarheid, Abdelhak
zal altijd onderdeel van jullie zijn.
Dank aan mijn zussen en broers voor alle mentale support en coaching. Voor het meeluisteren en meelezen.
Jullie hebben mij gevormd tot wie ik ben, jullie liefde maakt dat ik mij onder alle omstandigheden gesteund
voel om de keuzes te maken die ik maak.
John Beer en Lucas Hogeling, dank voor jullie betrokkenheid en toewijding. Een voorrecht om met jullie
samen te werken. Dank ook aan het team van Beer Advocaten, nooit was iets te veel, altijd met aandacht en
zorg.
Dank aan mijn lieve ouders, die niet meer in leven zijn. Mijn lieve moeder die mij als kleine jongen moest
achterlaten, die haar Schepper vroeg om over mij te waken. In alles probeer ik je trots te maken. Mijn lieve
vader, die mij eindeloos verwende, zijn oogappel. Die mij leerde krachtig en zelfstandig te zijn. Moge Allah
jullie in het Paradijs hebben samengebracht, wij hopen jullie daar op een dag te vergezellen. Mijn lieve broer
Abderrezak ‘Razik’ Kasem, de schrijver. Jouw snelle manier van denken en onvoorstelbare hoeveelheid aan
kennis heb ik hopelijk een beetje van je geërfd. Je hebt mij zoveel gegeven, iedere dag gedenk ik je. Tot ooit.
En natuurlijk Abdelhak Nouri, de trots van Geuzenveld. Je mooie ogen en innemende lach, de rijkdom die je
aan de wereld geeft. Wij weten niet wat we niet weten, wij vertrouwen daarom op Allah.
DANKWOORD

Rabia, Mohammed, Abderrahim, Mohammed Amine, Abdel​kader en Redouan, alle Nouri’s en El Iboudi’s.
Jullie zitten in mijn hart, dank voor jullie kwetsbaarheid en dat jullie Abdelhak met de wereld willen delen.
Oscar van Gelderen en Roel van Diepen, die mij als beginnend schrijver de ruimte gaven om met een
vangnet te schrijven, om vorm te geven aan het verhaal zoals dat in mijn hoofd zat. Zonder jullie steun en
richting was dit boek er niet gekomen. Saida Abbach en Claartje van Swaaij, dank voor al jullie inspanningen.
Ook dank aan alle mensen bij Lebowski, jullie gastvrijheid maakte dat ik mij onderdeel van het team voelde,
dank voor het warme nest.
Mijn grote dank gaat uit naar mijn lieve vrouw Malika, mijn steun en toeverlaat bij het schrijven van dit
boek. Je scherpe blik en motiverende woorden hebben mij enorm geholpen in dit schrijfproces. Als het
emotioneel te zwaar werd bood jij een schouder, terwijl aan je andere arm drie kinderen om je aandacht
vroegen. Tot de maan en terug. Amine, Sami en Sofia. Voor jullie doe ik alles, jullie stuwen mij vooruit.
Aan Peter en Royce de Vries. Meelezen, coachen, motiveren. Jullie hebben mij het laatste zetje gegeven om
dit verhaal op te tekenen, dit verhaal met de wereld te delen. Dank aan het hele team van De Vries & Kasem,
dank voor het opvangen van al het extra werk dat op jullie bord kwam, voor jullie nooit aflatende steun.
Frenkie de Jong, Steven ‘Stevie’ Bergwijn, Donny van de Beek en Marcel Keizer. Jullie pijn en verdriet is
voelbaar, jullie mooie verhalen raken ons in het hart. Dank voor jullie openheid en kwetsbaarheid, Abdelhak
zal altijd onderdeel van jullie zijn.
Dank aan mijn zussen en broers voor alle mentale support en coaching. Voor het meeluisteren en meelezen.
Jullie hebben mij gevormd tot wie ik ben, jullie liefde maakt dat ik mij onder alle omstandigheden gesteund
voel om de keuzes te maken die ik maak.
John Beer en Lucas Hogeling, dank voor jullie betrokkenheid en toewijding. Een voorrecht om met jullie
samen te werken. Dank ook aan het team van Beer Advocaten, nooit was iets te veel, altijd met aandacht en
zorg.
Dank aan mijn lieve ouders, die niet meer in leven zijn. Mijn lieve moeder die mij als kleine jongen moest
achterlaten, die haar Schepper vroeg om over mij te waken. In alles probeer ik je trots te maken. Mijn lieve
vader, die mij eindeloos verwende, zijn oogappel. Die mij leerde krachtig en zelfstandig te zijn. Moge Allah
jullie in het Paradijs hebben samengebracht, wij hopen jullie daar op een dag te vergezellen. Mijn lieve broer
Abderrezak ‘Razik’ Kasem, de schrijver. Jouw snelle manier van denken en onvoorstelbare hoeveelheid aan
kennis heb ik hopelijk een beetje van je geërfd. Je hebt mij zoveel gegeven, iedere dag gedenk ik je. Tot ooit.
En natuurlijk Abdelhak Nouri, de trots van Geuzenveld. Je mooie ogen en innemende lach, de rijkdom die je
aan de wereld geeft. Wij weten niet wat we niet weten, wij vertrouwen daarom op Allah.

You might also like