A EN ≥ 1,6 = ionbinding

Polair en Apolair (p. 104)

1: Experiment d EN < 1,6 = covalentebinding

En4
H2O C6H14
Opgewreven Geen
Aantrekking
plasticstof aantrekking 1

He
S
2: Water 3,5
• H2O
H H • En
H =H3,5H- 2,1
H = 1,4
• Covalente binding

2,1
2,1
84 I
In een covalente binding tussen 2
verschillende atomen treedt een elektronen
verschuiving op. Het atoom krijgt hierdoor
een partiële lading (deellading, )

8
De molecule H2O is een dipoolmolecule
met een + en - pool. De molecule bevat 2
polaire covalente bindingen

3: Hexaan

• C6H14
• EN = 2,5 - 2,1 = 0,4
JITSKE
H H H H H H
• Covalente binding
1
µ H—C—C—C—C—C—C—H
ft
H H H H H H
De molecule is geen
dipoolmolecule. Door de JITSIGE
symmetrische bouw valt het
zwaartepunt van + en -
ladingen samen. Er is een
symmetrische
=
83
ladingsverdeling. Hexaan is
apolair

4: koolstofdioxide
 • CO2
• EN = 3,5 - 2,5 = 1,0
• Covalente binding

St
TE
IO = C = OI

Door de lineaire bouw van de

molecule is er een symmetrische
ladingsverdeling.
CO2 is geen dipoolmolecule: apolair

5: Zuurstofgas

• O2
• EN = 3,5 - 3,5 = 0
• Covalente binding

Ï
IO = OI

Er treedt geen e- verschuiving op!

—> apolair covalente bindingen
O2 is apolair

6: Koolstoftetrachloride

• CCl4
• EN = 3,0 - 2,5 = 0,5

IF
• Covalente binding

Door de tetraiden structuur van de

molecule valt het zwaartepunt van + en -

ÄËCIS
ladingen samen. Er is een symmetrische
ladingsverdeling
CCl4 is geen dipoolmolecule
CC4 is apolair

14114 s
 5 8

7: Natriumchloride
• CCl4
• EN = 3,0 - 0,9 = 2,1
• Ionenbinding
—> polair

H=+
N=-
3,0 en 2,1 delta EN = 0,9

Delta EN = 0
0 nee

Delta EN = 1
4 nee

4 en 2 apolair