Professional Documents
Culture Documents
Deel I - Spellingrapport
Deel I - Spellingrapport
Deel I
Spellingrapport
Spellingdossier
Deel I
Spellingrapport
Eindredactie
A.H. Neijt
J .J. Zuidema
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means
without written permission from the publisher.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan oök zonder voorafgaande schriftelijke toestemming
van de uitgever.
ISBN 90 12 08138 6
ISSN 0921-5719 (Voorzetten)
ISBN 90 1208140 8 (Spellingdossier deel I en deel Il)
Spellingdossier
Voorwoord 9
Samenvatting 13
Hoofdstuk 1 Inleiding 19
1.1 Instelling, opdracht en samenstelling 19
1.2 Veranderingen in samenstelling van de Spellingcommissie 21
1.3 Uitbreiding van de taak van de Spellingcommissie en verlenging
van de instelling 21
1.4 Projecten ter ondersteuning, en ter voorbereiding van de
Woordenlijst 22
1.5 Uitgangspunten 23
1.5.1 Bastaardwoorden 23
1.5.2 Verbindingsklanken 24
1.5.3 Dîakritische tekens 24
1.6 Toekomst 25
Hoofdstuk 2 Bastaardwoorden 27
2.1 Inleiding 27
2.2 Nederlands of vreemd 28
2.3 De nieuwe spellingregels 31
2.4 Afschaffen van de voorkeurspelling; geen opwaardering 32
2.5 Structuur van de regels 34
2.6 Onafuankelijkheid van wijzigingen 35
2.7 Bespreking van de spelling van afzonderlijke klanken 35
2.7.1 De spelling van plofklanken 36
2.7.2 De spelling van wrijfklanken 42
2.7.3 De spelling van neus- en vloeiklanken 47
2. 7.4 De spelling van glijklanken 48
2.7.5 De spelling van de klank [h] 52
2. 7. 6 De spelling van de gedekte klinkers 52
2.7.7 De spelling van vrije klinkers 52
2.7.8 De spelling van de sjwa 65
2. 7 .9 De spelling van tweeklanken 67
5
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 3 Verbindingsletters 69
3 .1 Inleiding 69
3.2 De schrijfwijze van de verbindingsklank sjwa 70
3.3 De schrijfwijze van de verbindingsklank [s] 78
6
Inhoudsopgave
Bibliografie 121
Appendices 127
7
Voorwoord
Dit Rapport heeft twee eerdere versies gekend. De eerste versie verscheen in
maart 1993. De tweede verscheert in oktober 1993, als antwoord op de repliek van
het Comité van Ministers, de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, en enke-
le taalkundigen die wij geraadpleegd hebben. Deze derde en laatste versie is in-
houdelijk vrijwel niet gewijzigd ten opzichte van de vorige, omdat op basis daar-
van de besluitvorming heeft plaatsgehad. Wel is er soms meer toelichting gegeven
bij passages en voorbeelden die voor misverstanden vatbaar bleken, en is af en toe
de formulering van een regel bijgesteld. Een overzicht van de wijzigingen is gege-
ven in appendix D. De formele uitwerking van de beregeling leidt mogelijk op
ondergeschikte punten nog tot onbedoelde uitkomsten, maar het gaat dan om de-
tails die na een volgende test van de beregeling eenvoudig hadden kunnen worden
aangepast.
De taalkundigen die commentaar hebben gegeven op de eerste versie van het
rapport zijn Prof. dr. G.E. Booij, Dr. M. Klein, Drs. J.J. Wester en Prof. dr. W.
Zonneveld. Het commentaar heeft het rapport verbeterd. Technische ondersteu-
ning bij het ontwerp van het spellingsysteem verzorgden Ing. P.M. Hijzelendoorn,
Drs. A.M. Nunn en Drs. J. Weber. Met name het RUL-morfeemlexicon en de CE-
LEX-database konden geraadpleegd worden wanneer een getalsmatige onder-
bouwing van bepaalde regels nodig was. I.S. Roggema en M. Weeber verleenden
ondersteuning bij het ordenen van ons materiaal en bij het vaststellen van de hoe-
veelheid spellingwijzigingen in teksten die het gevolg zouden zijn van invoering
van ons voorstel. Hierbij willen wij onze dank voor deze hulp uitspreken. Van-
zelfsprekend is geen van de genoemde personen verantwoordelijk voor wat hier
staat.
9
Rapport van de Spellingcommissie
durend nieuwe gelede woorden hanteren. Een woordenlijst is in dat geval ontoe-
reikend. Bij de voorstellen ten aanzien van de tussenklanken en de diakritische
tekens (de apostrof, het trema en het liggende streepje) is daarom geprobeerd een
sluitend systeem te ontwerpen.
De spe11ing van ongelede woorden, woorden die uit één morfeem bestaan, is
ook in hoge mate gebaseerd op een regelsysteem. Er zijn echter uitzonderingen,
vooral bij de bastaardwoorden. Bij de beregeJing van die woorden is ernaar ge-
streefd om het systeem zo veel mogelijk sluitend te maken, maar dat bleek niet
overal mogelijk. Er is wel een scheiding aangebracht tussen regelmatige vormen
en uitzonderingen, maar het wijzigingsvoorstel behelst slechts het terugbrengen
van het aantal inconsistent gespelde woorden, niet het geheel uitbannen van zulke
uitzonderingen. De commissie zou er ook geen voorstander van zijn wanneer alle
uitzonderingen zonder meer volgens de voorgestelde regels geschreven zouden
gaan worden, omdat de regels vooral vanuit het perspectief van de schrijver zijn
geformuleerd. Bepaalde ogenschijnlijk uitzonderlijke spellingen kunnen een gun-
stig effect hebben voor de lezer. Spe11ingregels behoren in ieder geval het gemak
van de lezer te dienen.
Uitzonderingen nemen in het taalsysteem altijd een bijzondere plaats in. Uitzon-
deringen zijn meer frequent bijvoorbeeld, of vormen samen met andere uit-
zonderingen een nieuwe systematische groep. Onder de veronderstelling dat voor
de spelling hetzelfde geldt als voor de rest van het taalsysteem, hoeft het bijstellen
van de spelling dus niet uit te monden in een uitzonderingsloos systeem. Het is
wel van belang om te weten wat de uitzondering is en wat de regel, zodat even-
tuele veranderingen, net als in de rest van het taalsysteem, in de richting van de
regelmaat gaan, of in de richting van het verhogen van een regelmaat voor een
groep overigens uitzonderlijke woorden.
Regelmaat in het spellingsysteem is van belang voor het onderwijs, dat aan een
eenmaal begrepen regel in principe geen aandacht meer hoeft te schenken. Ook
voor de volleerde taalgebruiker, die elke uitzonderlijk geschreven vorm ofwel zo
vaak zal moeten zien dat de uitzondering vanzelfsprekend is geworden, ofwel
voortdurend in twijfel gebracht wordt over de juiste schrijfwijze, zijn regels van
groot belang. Wanneer een bijzondere schrijfwijze geen aanvaardbare verklaring
heeft voor de taalgebruiker, en verder ook geen functie heeft in het spellingsys-
teem, dan is er alle reden voor wijziging.
De wens van volleerde taalgebruikers gaat meestal uit naar stabiliteit. Stabiliteit
van de spelling heeft alles me.t regelmaat te maken. Onderdelen van de Nederland-
se spe1ling die regelmatig zijn, zijn ten gevolge daarvan ook niet gemakkelijk te
veranderen. Een voorbeeld: de werkwoordspeiling, die lastig is voor de schrijver.
Er is aangetoond dat de moeite die de schrijver zich getroost voor de lezer nauwe-
lijks of geen leesgemak oplevert. Desalniettemin zal de werkwoordspelling niet
snel gewijzigd worden, omdat bij iedere werkwoordsvorm een sluitend betoog kan
worden geleverd voor het waarom van die spelling.
Een ander voorbeeld: de bastaardwoorden. Alleen de zeer ervaren taalgebruiker,
die zich bovendien de moeite getroost om de spelling van woorden op te zoeken
en woordbeelden te onthouden, kan deze woorden foutloos schrijven. Het is niet
10
Voorwoord
mogelijk om een sluitend betoog te leveren voor het waarom van de spelling van
bepaalde bastaardwoorden. Vaak moet het antwoord zijn: een van de spellingcom-
missies, een bepaalde taalkundige, of een schrijver heeft met deze schrijfwijze zijn
stempel gedrukt op de spelling van het Nederlands. Of: het woord is met spelling
en al ontleend aan een bepaalde taal. Deze situatie geeft aanleiding tot het verande-
ren van de spelling, of tot het nader motiveren van de uitzonderingen. Nogmaals,
de verandering hoeft niet uit te monden in een geheel regelmatig systeem. Het is
immers mogelijk om (liefst niet al te lange) rijtjes uitzonderingen te leren gebrui-
ken.
Het aantal in dit rapport voorgestelde veranderingen ten opzichte van de huidige
spelling is gering in vergelijking met eerdere voorstellen (of die nu van officiële
zijde gedaan zijn of niet). Het aantal voorziene veranderingen is tevens veel min-
der dan het aantal veranderingen dat bij eerdere spe1lingwijzigingen is doorge-
voerd. De veranderingen beperken zich bovendien tot de erkende probleemgeval-
len. Het voorstel kan dan ook worden beschouwd als een chirurgische ingreep in
de Nederlandse spelling; er wordt niet méér gewijzigd dan strikt noodzakelijk is
om de grondslagen van de huidige spellingregeling te bestendigen in de moderne
tijd. Een puntsgewijze samenvatting van de voorgestelde wijzigingen volgt onmid-
dellijk hierna, vervolgens komt de gedetailleerde bespreking aan de orde van de
regelingen van de bastaardwoorden, de verbindingsklanken en de diakritische te-
kens. Er is een kort hoofdstuk gewijd aan de spelling van de vreemde woorden.
Het rapport wordt afgesloten met aanwijzingen voor de inrichting van de (elektro-
nische) Woordenlijst.
A.H. Neijt
J.J. Zuidema
11
Samenvatting
Bastaardwoorden
Bij het samenstellen van de Woordenlijst van 1954 heeft de commissie geen ge-
heel eensluidend standpunt in kunnen nemen ten aanzien van het spellen van de
bastaardwoorden. Het bepalen van een voorkeurspelling en een daarnaast toegela-
ten vorm moet beschouwd worden als de uitkomst van een compromis. Dit had als
gunstig gevolg een bepaalde spellingvrijheid en ruimhartig denken over spelling-
variatie, maar als nadeel een bepaalde onzekerheid, omdat woordbeelden slecht
konden beklijven bij de variatie in het aanbod aan de lezer.
De instelling van de verschillende spellingcommissies sinds 1954 kan be-
schouwd worden als een poging om aan de onzekerheid een einde te maken. Dat
zou heel eenvoudig en zonder hulp van taalkundigen kunnen door in het vervolg
de voorkeurspelling tot enige spelling te verheffen, maar daarmee wordt het pro-
bleem niet echt opgelost. Doordat de voorkeurspelling als compromis tot stand is
gekomen, is het een gemengd systeem, dat nu eens de inheemse, dan weer de uit-
heemse normen volgt. Klasse en koket bijvoorbeeld, naast reclassering en
croquet. Niet alleen gehele woorden, maar ook delen van woorden moeten op de-
zelfde manier gespeld worden om te bereiken dat een vast woordbeeld ontstaat.
Om deze reden wordt in dit rapport een meer systematische, op taalkundige crite-
ria gebaseerde beregeling van de bastaardwoorden voorgesteld.
Op grond van fonologische en morfologische criteria kunnen vreemde woorden
onderscheiden worden van inheemse woorden en bastaardwoorden. Vreemde
woorden zoals cake, eau de cologne, quasi, beige, computer, manager, crash,
coach en gymnasium behouden hun huidige spelling. Bepaalde groepen woorden
met variatie in de uitspraak worden eveneens tot de vreemde woorden gerekend:
equivalent, auto, chrysant, scepter, notoir, eufemisme. Ook recent aan het Engels
ontleende woorden worden als vreemde woorden beschouwd, en dus niet gewij-
zigd: fake, sample, flirten.
Bastaardwoorden en inheemse woorden vormen samen de groep van Nederland-
se woorden, waarop de Nederlandse spellingregels van toepassing zijn. De regels
voor de spelling van het inheemse deel van het Nederlands zijn gering in aantal.
Uitbreiding van die regels voor de bastaardwoorden levert een wat ingewikkelder
en omvangrijker verzameling regels op. Daartegenover staat het voordeel dat er in
de bespreking geen onderscheid gemaakt hoeft te worden tussen inheemse en bas-
taardwoorden. Het grootste voordeel is, dat de taalgebruiker het onderscheid niet
langer hoeft te maken. Om deze redenen is voor laatstgenoemde aanpak gekozen.
13
Rapport van de Spellingcommissie
Het volgende overzicht van wijzigingen is op klank geordend. Het bepalen van de
omvang en aard van de uitzonderingen is een taak van de Woordenlijstcommissie;
voorbeelden van uitzonderingen dienen in dit Rapport uitsluitend ter illustratie.
Misschien ten overvloede: het volgende overzicht betreft niet de vreemde woor-
den, want die ondergaan geen wijziging.
Klank Voorstel
14
Samenvatting
muze ookfaze, poze met <Z> geschreven worden, maar analyse, osmo-
se, genese enz. blijven met <S>. In navolging van amuseer enz. ook
pauseer, faseer, poseer.
j Zowel <Ï> als <j> in bepaalde contexten; geen wezenlijke verandering.
Terugbrengen van de uitzonderlijke schrijfwijze <ch,sh> op woordbe-
gin: sjampo, sjarme, sjiek (maar definieer uitzonderingen zoals
chocolade, chirurg). In overige contexten de bijzondere spelling
voor [j] handhaven: initieel, missionaris.
ee Afschaffen van <ae,aie,oe> in het Nederlands: preses, portemonnee,
homeopathie. Dit voorstel betreft ongeveer twintig woorden die niet
al eerder aangepast waren aan de Nederlandse spelling. Verder geen
wijzigingen; handhaven van den voor Uee#J: atelier.
ie Geen wijziging van het systeem, wel consistentie verhogen, wat in
geval van wijziging tot gevolg heeft: kiviet, piama, ginekoloog, mite,
rite. Handhaven van de uitzonderlijke spellingen van bepaalde mor-
femen: -isch, hyper-,fys-, syn-, enz.
00 Algemene regel is <O>: kano, viool. Handhaven van <all> na [sj], dus:
chauffeur enz. Verder terugdringen van <au,aud,eau,ot>, dus in navol-
ging van radio, echo ook ohade, krapo, nivo, buro, tablo, depo enz.
Deze ingreep betreft het terugdringen van uitzonderingen op de re-
gel; de wijziging zal tien of twintig woorden betreffen; restaurant
(uitspraakvariatie) moet waarschijnlijk als uitzondering worden op-
genomen, eau de cologne zeker, omdat dit een ontlening is van meer
dan één woord.
oe Gewoonlijk <Oe>, voorstel is om goeverneur, doeane, troebadoer te
spellen, een wijziging die tien tot twintig woorden betreft. De mees-
te woorden die nu met <OU> geschreven worden zijn vreemd, en be-
houden derhalve de huidige spelling: bouillon, douche, journalist.
eu Gewoonlijk <eU>: geur. Afschaffen van <Oe>, dus: ameube,feutus, eu-
deem, eukumene (een zeer kleine groep).
Tussenklanken
De huidige regeling voor de tussenklanken [e (n)] en [s], zoals in schapg_boter en
schaap~cheerder veroorzaakt soms twijfel over het te volgen schrijfvoorschrift. In
het geval van de sjwa (ook wel de 'stomme e' genoemd of de 'kleurloze klinker')
is de huidige, semantisch bepaalde beregeling taalkundig ongefundeerd en niet al-
tijd eenduidig; in het geval van de tussen-s wordt met de analogieregel een beroep
gedaan op woordvormingsregels die niet altijd even betrouwbaar zijn.
De voorstellen van de Spellingcommissie leiden bij verreweg de meeste vormen
tot het huidige spellingbeeld, maar de schrijfregels zijn aanzienlijk eenvoudiger.
De veranderingen blijven vrijwel geheel beperkt tot die categorieën woorden waar-
mee nu moeilijkheden worden ervaren. Bij de tussensjwa leiden de veranderingen
15
Rapport van de Spellingcommissie
tot een veralgemening van de schrijfwijze <en>, bij de tussen-s tot het vaker schrij-
ven van een enkele <S>. De beregeling is als volgt (afgezien van details).
Diakritische tekens
Anders dan in de Woordenlijst van 1954 worden in dit voorstel de diakritische. te-
kens vanuit hun functie beregeld: scheiden-en-verbinden, weglaten, afbreken en
benadrukken. Qua uiteindelijk effect komen beide beregelingen echter grotendeels
overeen. Verschillen zijn er alleen wanneer diakritische tekens fungeren als schei-
ding-en-verbindingsteken, en wel in de volgende gevallen.
16
Samenvatting
In samenstellingen met een onduidelijke geleding mag een liggend streepje ge-
bruikt worden.
Huidig gebruik: bruidstaart, bommelding.
Voorstel: bruids-taartlbruid-staartlbruidstaart,
bom-melding Ibommel-ding! bommelding.
17
Rapport van de Spellingcommissie
18
Hoofdstuk 1
Inleiding
besluit:
1. Er is een spellingcommissie die tot taak heeft enige, in dit besluit nader aange-
geven, voorstellen te doen tot wijziging van de spelling van de Nederlandse
taal.
2. De commissie bestaat uit de volgende deskundigen:
Prof. dr. G. Geerts (V), voorzitter, tevens lid
Dr. G.J.M. Verhoeven (N), secretaris, tevens lid
Dr. J. Zuidema (N), lid
Prof. dr. J. Renkema (N), lid
19
Rapport van de Spellingcommissie
Zoals ook op blz. 97 van het Rapport is gesteld wordt het imago van 'onleer-
baar', 'inconsequent', 'onlogisch' van de Nederlandse spelling in de eerste
plaats veroorzaakt door de zgn. bastaardwoorden, d.w.z. woorden die groten-
deels tot de internationale woordenschat behoren, voor een belangrijk deel op
basis van Griekse en/of Latijnse stammen gevormd zijn (soms door bemiddeling
van het Frans), en voor een ander deel (direct) aan het Frans ontleend zijn. Voor-
al wat die laatste categorie betreft is de grens tussen 'vreemd woord' en 'bas-
taardwoord' nauwelijks te trekken. Toch is die tweedeling al van ouds de basis
geweest voor de beslissing om al dan niet een 'vernederlandsing' door te voeren.
Voorafgaand aan het ontwerpen van een consistente regeling voor de bastaard-
woorden zal de commissie daarom consistente uitgangspunten en indelings-
criteria moeten formuleren.
20
Hoofdstuk 1 - Inleiding
Tijdens de uitvoering van de aan ons opgedragen werkzaamheden is het inzicht ge-
groeid dat de oorspronkelijke opzet, te weten: eerst spellingregels opstellen om ze
daarna toe te passen op een nader te specificeren lexicon, beter kon worden aange-
past in de richting van een geïntegreerde aanpak. Het fijn afstemmen van een re-
geling kan pas effectief plaatsvinden als er ook een woordenlijst wordt opgesteld.
21
Rapport van de Spellingcommissie
22
Hoofdstuk 1 - inleiding
1993. Een deel van de projecttijd werd gebruikt voor technische ondersteuning
van de Spellingcommissie. Over dit project is separaat verslag gedaan, onder de
titel Groen zonder bladeren.
1.5 Uitgangspunten
1.5.1 Bastaardwoorden
23
Rapport van de Spellingcommissie
1.5.2 Verbindingsklanken
24
Hoofdstuk 1 - Inleiding
1.6 Toekomst
25
Hoofdstuk 2
Bastaardwoorden
2.1 Inleiding
Een van de opdrachten aan de Spellingcommissie is het ontwerpen van een consis-
tente spellingregeling van de bastaardwoorden, waarbij dubbelvormen zoveel
mogelijk worden uitgesloten. In dit hoofdstuk presenteren we ons voorstel, in de
vorm van regels en uitzonderingen. De regels kunnen niet geheel vrij zijn van uit-
zonderingen, omdat het systeem anders een te grote breuk met de bestaande
spelling betekent. Een heel rigoureuze aanpak bij het ontwerp van nieuwe spelling-
regels voor ontleende woorden zou trouwens uit de pas lopen met de manier
waarop de Nederlandse taalgemeenschap in gesproken taal omgaat met vreemde
woorden. Anders dan in andere talen behouden zulke woorden vaak hun uitheem-
se uitspraak. Omspellen volgens de Nederlandse normen is dan lastig, zo niet
onmogelijk, omdat er voor vreemde klanken immers geen Nederlandse spelling-
conventies voorhanden zijn. Om die reden worden van oudsher inheemse woorden
en bastaardwoorden onderscheiden van vreemde woorden. Zolang een woord zich
in uitspraak of morfologie nog verraadt als een vreemd woord, wordt het geschre-
ven in overeenstemming met de spelling van de taal waaraan het woord ontleend
is. Bijvoorbeeld: douche heeft de uitheemse klankcombinatie [sj] op woordeinde,
en cake .heeft nog steeds een uitheemse wijze van meervoudsvorming cakes, en on-
derscheidt zich daarmee van week.
Uit de aard van de opdracht aan de Spellingcommissie vloeit impliciet voort, dat
de als Nederlands te beschouwen woordenschat moet kunnen worden geïdentifi-
ceerd aan de hand van objectieve criteria. En zo niet, dan ten minste aan de hand
van intersubjectieve criteria. Opsommen van alle Nederlandse woorden kan princi-
pieel niet, want het aantal woorden in onze taal is onbepaald groot. Dat komt
doordat lange, ingewikkelde woorden in steeds weer nieuwe combinaties kunnen
worden samengesteld uit kleinere betekenisdragende elementen. De kleinste bete-
kenisdragende bouwstenen worden morfemen genoemd. Deze elementen zijn op
één bepaald moment in principe opsombaar, maar omdat morfemen na verloop
van tijd uit de woordenschat verdwijnen of in de woordenschat opgenomen wor-
den, ligt de verzameling morfemen niet voor altijd en eeuwig vast. De indeling
van de Nederlandse woordenschat naar herkomst regelen we daarom per morfeem
en niet per woord; de spelling wordt ook zoveel mogelijk per morfeem en niet per
woord geregeld.
Onze voorstellen bevatten formele criteria waarmee per morfeem kan worden
27
Rapport van de Spellingcommissie
vastgesteld tot welke categorie het behoort: Nederlands of vreemd. Een volledig
uitgewerkt stelsel van zulke criteria wordt in de praktijk echter al gauw onhanteer-
baar. Daarom maken we bij de uiteindelijke indeling alleen gebruik van een aantal
vuistregels die het gros van de gevallen dekken. Om cirkelredeneringen te voorko-
men verwijzen de criteria uitsluitend naar fonologische en morfologische eigen-
schappen van morfemen, niet naar hun huidige. spelling.
We tekenen hierbij aan dat deze regels niet bedoeld zijn om de kennis te repro-
duceren die in etymologische woordenboeken is vastgelegd. Taalgebruikers
hebben die kennis immers niet paraat. De regels stellen ons niettemin in staat de
woordenschat in te delen in drie categorieën die aansluiten bij de intuïtie van de
taalgebruikers. Voor hen maakt het niet uit of een woord als kelder van origine La-
tijns is; omdat het zich in geen enkele relevante eigenschap onderscheidt van de
inheemse woorden, voelen taalgebruikers het woord aan als inheems, en zullen zij
het ook op inheemse wijze spellen.
Ons ontwerp voor de systematische incorporatie van ontleningen in het Neder-
lands levert niet alleen een methode om de consistentie van de spelling te verho-
gen, maar ook een methode om in de toekomst de spelling van nieuw ontleende
woorden te regelen. Op dit moment zal er veel tijd besteed moeten worden aan het
toepassen van het model op de woordenschat, maar wanneer dat model eenmaal
naar tevredenheid functioneert, zal het mogelijk zijn om er de spelling van de
steeds wijzigende woordenschat mee te onderhouden.
Nederlandse woorden
Het Nederlands bevat groepen woorden van uiteenlopende herkomst die in heel
verschillende stadia in de ontwikkeling van onze taal in de woordenschat zijn op-
genomen. De inheemse kernwoordenschat omvat woorden van Germaanse origine
en woorden die daar niet van te onderscheiden zijn. In dit laatste geval gaat het
om woorden waarvan we ons de uitheemse herkomst niet bewust zijn (bijvoor-
beeld kelder, school en kaart). Ze worden beschouwd als inheemse morfemen.
28
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
Een morfeem is inheems als het voldoet aan alle onderstaande voorwaarden:
- het morfeem bevat alleen inheemse fonemen,
- het morfeem bevat alleen inheemse foneemcombinaties,
- het morfeem bevat niet meer dan één syllabe met een volle vocaal (afgezien van
een semi-achtervoegsel zoals -ing of -uw), en
- het morfeem kent alleen inheemse buigingen.
De opsommingen van inheemse fonemen, foneemcombinaties en buigingsregels
staan in Appendix A, de toelichting bij het gebruikte fonetische schrift en de ver-
klaring van de symbolen in Appendix E. In het vervolg staan klanktekens tussen
rechte haken [klanken] en lettertekens tussen vishaken <letters>.
De klasse van toegestane inheemse fonemen is bepaald door alle klanken te in-
ventariseren die voorkomen in woorden die volgens etymologische woorden-
boeken van onbetwist Germaanse oorsprong zijn. Aan de hand van dezelfde verza-
meling woorden is de inventaris van toegestane foneemcombinaties bepaald.
Woorden als aap, noot, huis, tuin, keuken worden door deze regels als inheems
aangemerkt. Inheems is ook neigen (geen uitheemse klanken), maar niet beige
(met de uitheemse lange [èè] en de uitheemse consonantcombinatie [zj]); inheems
is alsof (twee volle vocalen, maar in een samenstelling), maar niet aloë (met meer
dan één volle vocaal, niet in een samenstelling); wel zeem (met het inheemse meer-
voud -en), maar nietframe (met de voor monosyllabische woorden bijzondere
meervouds-s).
Merk op dat we ons bij het bepalen van wat inheemse woorden zijn wel baseren
op etymologische woordenboeken, maar bij de definities geen gebruik meer ma-
ken van de kennis die in etymologische woordenboeken is vastgelegd.
Taalgebruikers hebben die kennis immers niet paraat bij ieder willekeurig woord.
Wel kunnen taalgebruikers onbewust of bewust gebruik maken van bepaalde
klankkenmerken van morfemen, en zo bepalen of het volgens inheemse of uit-
heemse normen gespeld zal moeten worden. Met andere woorden: ook zonder
kennis van het woordbeeld zullen taalgebruikers beseffen dat een woord als gêne
([zjèè-ne]) geen gewoon Nederlands woord kan zijn.
Naast inheemse woorden kent het Nederlands bastaardwoorden. Dat zijn woor-
den met minstens één bastaardmorfeem, een morfeem van uitheemse herkomst
(overwegend Grieks of Latijns). Deze woorden zijn wel aangepast aan de inheem-
se klankinventaris, maar kunnen - tenminste door taalkundigen - vrij goed
worden afgebakend van inheemse woorden op grond van overige verschillen in
klankstructuur. Een bastaardmorfeem onderscheidt zich van een inheems morfeem
doordat het
- ook bepaalde andere dan inheemse foneemcombinaties bevat, of
- meer dan één volle vocaal bevat.
Bastaardwoorden ondersche.iden zich van vreemde woorden doordat ze bepaalde
inheemse trekken hebben gekregen; ze onderscheiden zich van inheemse woorden
doordat ze zich aan bepaalde inheemse taalwetten onttrekken. Voorbeelden zijn
psalm, pneumatisch (met de uitheemse medeklinkercombinaties [ps] en [pn] in de
Anlaut, het begin van de syllabe), carbon, limiet (meer dan één volle klinker) en
pantser, afrikaantje (met uitheemse medeklinkercombinaties tussen de eerste en
29
Rapport van de Spellingcommissie
Vreemde woorden
Ten slotte zijn er diverse groepen woorden die hun oorspronkelijke klassieke bui-
ging hebben behouden of in recenter tijden zijn overgenomen uit andere talen. Dit
kunnen Europese talen zijn zoals Engels, Duits, Frans, Italiaans, Spaans, maar ook
de klassieke talen Latijn en Grieks, en meer exotische talen zoals Arabisch of Hin-
di. Vreemde woorden voldoen niet aan de vormeisen die gesteld worden aan
Nederlandse woorden, en worden daarom niet volgens de regels van de Nederland-
se spelling geschreven.
Het cruciale probleem met het spellen van vreemde woorden in Nederlandse tek-
sten is dat er geen spellingconventies voorhanden zijn om de niet-Nederlandse
klanken te coderen: hoe geven we binnen de conventies van de Nederlandse spel-
ling aan dat carrière een lange [èè] bevat, of goal een zachte velaire ploffer [gh]?
Omspelling van dit type woorden zou in strijd zijn met de leesbaarheidseis die aan
de spelling wordt gesteld. Voorbeelden van woorden die, omdat ze tot de groep
van vreemde woorden gerekend worden, geen vernederlandsing van de spelling
zullen ondergaan zijn de volgende:
ketchup, chip (vreemde [t sj]); vaccin (vreemde slotklank); jacquard, bridgen,
jacquet, jury, (vreemde [zj]); freak, tram, cake, cape, gymnasium, aquarium,
centrum, sketch (vreemde meervoudsvormen); computer (vreemde [p j]); douche
(vreemde [sj]).
Er zijn natuurlijk ook woorden van Franse of Engelse origine die naar hun vorm
niet onderscheiden kunnen worden van inheemse of bastaardwoorden (bijvoor-
beeld route, keeper, laser). Zulke woorden komen in beginsel in aanmerking om
omgespeld te worden. Wanneer de gedaanteveranderingen echter door de Woor-
denlijstcommissie onaanvaardbaar worden geacht (bijvoorbeeld roete, kieper,
lezer) worden de woorden opgenomen in een lijst van uitzonderlijk te spellen
woorden. In een enkel geval is het ontstaan van homografen een reden geweest om
een woord niet te wijzigen.
Tot de vreemde woorden rekenen we ook woorden met uitspraakvarianten van
de volgende soorten:
[k, ch] chrysant, christelijk, chrono-
[s k, s] scepter, scepsis
[k, k w] liquiditeit, equivalent
[au ,oo] auto, automaat
[eu, ui] euritmie, therapeut, oedeem, oecumene, oestrogeen
[oo, w aa] notoir
[ee,e] essay
30
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
Groepen uitzonderingen
In navolging van de Woordenlijst en de voorstellen van de beide vorige Spelling-
commissies beschouwen we bepaalde woorden als vreemde woorden om redenen
die niet altijd formeel vastgelegd kunnen worden. Het gaat vaak om woorden uit
een bepaald gebruiksregister:
- woorden met een internationale gebruikswaarde: taxi, alibi, liter, enz.;
- woorden die van een naam zijn afgeleid: christelijk, bacchanaal, lucullisch,
hertz, atheneum, marxist, enz.;
- woorden die om culturele redenen hun vreemde spelling behouden, zoals woor-
den uit Latijnse gebedsteksten (credo, requiem), namen van kerkelijke feestda-
gen (quinquagesima), Italiaanse kunsttermen (canzone), Engelse sporttermen
(cricket, hockey), namen van dierenrassen (collie), planten of bomen (azalea,
thuja);
- uitdrukkingen die als geheel aan een andere taal ontleend zijn: corpus delicti,
eau de cologne, in concreto, et cetera.
De groep van vreemde woorden waarbij het niet mogelijk is op formele gronden
het vreemde karakter vast te stellen, is relatief beperkt en kan als groep uitzonde-
ringen worden opgesomd in een woordenlijst.
Het opnemen van uitzonderingen doet in het algemeen het gemak voor de schrij-
ver afnemen. Wellicht echter bevordert een bijzondere spelling de herkenning, wat
een voordeel is voor de lezer. Denk aan de bijzondere spellingen die bij namen in
gebruik zijn (Claartje, Bistro in Den Vollen Potvisch, Het Behouden Huys): die lij-
ken bedoeld om de identiteit te verzekeren. Het is duidelijk dat uitzonderingen pas
mogelijk zijn, als er regels zijn.
31
Rapport van de Spellingcommissie
32
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
33
Rapport van de Spellingcommissie
gere mate van bruikbaarheid heeft dan de huidige regeling. Het systeem lijkt ech-
ter niet geschikt voor het onderwijs, vanwege de problemen met de leerbaarheid
ervan. Daarbij komt dat zo'n systeem, net als een consequent doorgevoerd etymo-
logisch principe, leidt tot een groot aantal wijzigingen van de huidige spelling.
Om deze redenen heeft de commissie er de voorkeur aan gegeven om spellingre-
gels te formuleren die geen gebruik maken van herkomstinformatie. Een al te
drastische spellingwijziging wordt voorkomen door in de regels wel af en toe fo-
notactische en morfologische informatie te gebruiken. Dit maakt de voorgestelde
regels complexer, maar het aantal spellingwijzigingen blijft kleiner.
De voorstellen van de commissie zijn voor een belangrijk deel ingegeven door
de wens een Nederlandse spellingwijze te bevorderen van woorden die niet langer
als uitheems worden beschouwd. Het is namelijk niet mogelijk om de verschillen-
de spellingsystemen over te nemen van de talen die aan de Nederlandse
woordenschat hebben bijgedragen. Ten eerste blijkt het onderscheid tussen de do-
nortalen lastig te zijn. Ten tweede levert de vreemde spelling problemen op bij het
vervoegen of verbuigen van woorden. Wanneer een woord zich in gesproken taal
volledig als Nederlands woord gedraagt blijkt voortzetting van de uitheemse spel-
wijze vaak tot een ongewenst schriftbeeld te leiden. Voorbeelden daarvan zijn truc
en chic. Nu deze woorden met de typisch Nederlandse verbuiging -en en -er verbo-
gen worden (?truccendoos, chiquer) moeten ze eigenlijk ook op de Nederlandse
wijze gespeld worden, omdat <C> voor <e> als [s] gelezen wordt.
De wens tot vernederlandsing heeft bij de Commissie Pée-Wesse]ings tot voor-
stellen geleid met een groot aantal wijzigingen, waardoor het voorstel niet
aanvaardbaar bleek. In ons voorstel is dit vermeden doordat van tevoren een schei-
ding aangebracht wordt tussen vreemde en Nederlandse woorden. Niet a11een
worden zeldzaam voorkomende woorden als vreemd aangemerkt, maar ook fre-
quent gebruikte woorden zoals beige, rouge, tram, cake en computer. Deze
kunnen op grond van hun taalkundige kenmerken als vreemd worden herkend. Ze
komen dan niet voor vernederlandsing in aanmerking. Alleen Nederlandse woor-
den komen voor omspelling in aanmerking. Overigens kunnen er redenen zijn om
bepaalde woorden als uitzonderingen te beschouwen. De commissie heeft geen en-
kel principieel bezwaar tegen het opnemen van een beperkt aantal uitzonderingen
bij regels. Wel is een waarschuwing hier op zijn plaats: iedere uitzondering zal als
zodanig geleerd moeten worden, en verlaagt derhalve de graad van leerbaarheid
van het systeem.
34
Hoofdstuk 2 -Bastaardwoorden
Uit de filosofie achter ons regelsysteem volgt dat de voorstellen op klank geor-
dend behandeld worden. Per klank geven we aan wat de problemen van dit
moment zijn, welke voorstellen of aanbevelingen de vorige commissies gedaan
hebben (de Commissie Pée-Wesselings, zie Eindvoorstellen van de Nederlands-
Belgische commissie voor de spelling van de bastaardwoorden, 1969, en de
Werkgroep ad hoc Spelling, zie Geerts, Rapport van de Werkgroep ad hoc Spel-
ling, 1988) en wat ons voorstel is. Per klank geven we in de linker kolom een blok
35
Rapport van de Spellingcommissie
regels. In de rechter kolom staat per (sub)regel een reeks voorbeelden van morle-
men of morleemcombinaties die volgens de betreffende regel hun spelling
ontvangen. Tevens geven we voorbeelden van woorden die - naar ons oordeel - te-
gen de nieuwe regel in hun huidige spelling dienen te behouden. Uitzonderingen
moeten overigens met name bij het samenstellen van de nieuwe woordenlijst vast-
gesteld worden. Voorbeelden en uitzanderingen dienen hier vooral ter toelichting
van de regel.
Na ieder regelblok volgt een motivatie van het deel voorstel en een bespreking
van de voornaamste consequenties ervan. Eventueel worden alternatieve voorstel-
len van commentaar voorzien, wordt de maatschappelijke aanvaardbaarheid
besproken (zie Heyne en Hofmans 1988, het onderzoek waarop de Werkgroep ad
hoc Spelling zijn gegevens baseert) en een getalsmatige ondersteuning geleverd,
op grond waarvan de omvang van de spellingwijziging op het betreffende punt in-
geschat kan worden.
Het overzicht behandelt eerst de spelling van medeklinkers (plof-, wrijf-, neus-,
vloei- en glijklanken en [h]) en dan de voorste11en ten aanzien van de schrijfwijze
van klinkers (gedekte of korte klinkers, vrije of lange klinkers, sjwa, diftongen).
De huidige situatie
De klank [t] wordt meestal als <t>, soms als <th> gespeld. De schrijfwijze <th> voor
[t] komt alleen voor in inheemse woorden met een 'historische spelling' (zie de
Woordenlijst, p. xxxvm) en in enkele bastaardwoorden, waarvan het merendeel
van Griekse herkomst:
(1) 'Historische spelling': thuis, thans
(2) Bastaardwoorden
a. thee, thora
b. van Griekse herkomst:
theorie, neurasthenie, enthousiast, telepathie, enz.
Over de woorden in (2b) zegt <ie Woordenlijst (p. XLVI):
Een werkelijke vereenvoudiging hebben we ingevoerd met betrekking tot de
in van oorsprong Griekse woorden voorkomende ph en rh, die we overal door
fen r hebben vervangen. De overeenkomstige vereenvoudiging van th tot t is
evenwel beperkt tot enkele welomschreven gevallen waarin reeds thans de
schrijfwijze t voorkomt. Overigens is de th als voorkeursvorm gehandhaafd.
36
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
En op p. LI:
Th wordt vervangen door t:
1. aan het eind van een woord, alsmede in buigingsvormen en Nederlandse
afleidingen daarvan: chrysant, [ ... ]
2. voor een medeklinker: antraciet, [... ]
3. naf en ch: difteritis,[ ... ]
In alle andere gevallen wordt de schrijfwijze met t toegelaten. De voorkeur
wordt echter gegeven aan th: apotheker [... ]
Voorstel
(2) Uitzonderingen
Motivatie
Er zijn bijna geen fonologische contexten die het mogelijk maken door redenering
uit te maken of in bastaardwoorden <t> dan wel <th> gekozen moet worden. De
woorden die nu met een <th> geschreven worden zijn vrijwel zonder uitzondering
37
Rapport van de Spellingcommissie
van Griekse herkomst, maar er bestaan ook uit het Grieks afkomstige morfemen
die oorspronkelijk <t> hadden, vgl. auto, tele-, nektar, cyto, enz. Voor de schrijfwij-
ze <tb> kan dus niet op klankgronden bepaald worden wanneer er aanleiding is om
die te behouden. De voorgestelde uitzonderingen hebben als motivering:
- informatie over de uitspraak (bijvoorbeeld apathie tegenover relatie, lithium te-
genover hospitium),
- culturele overwegingen (de bepaling daarvan is een taak van de samenstellers
van de nieuwe Woordenlijst).
Het ontstaan van variaties zoals patos, -pathie kan als nadeel beschouwd worden.
Soortgelijke variaties kent de huidige spelling echter ook al (bijvoorbeeld telepa-
ten, telepathie), wat niet tot problemen in de spelling geleid heeft.
Het voorstel om altans te gaan schrijven is ingegeven door de verwarring ver-
oorzaakt door de spellingen nochtans-althans. Om dat te vermijden worden de
etymologische <th>-spellingen gereduceerd tot die aan het absolute woordbegin.
38
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
Voorstel
39
Rapport van de Spellingcommissie
(2) Uitzonderingen
Motivatie
In het publieksonderzoek is gebleken dat een vereenvoudiging van de spelling
naar één enkele grafie, met name naar <k>, in heel ruime kring, zowel in Nederland
als in België, aanvaardbaar wordt geacht (cf. Rapport, p. 58). In de laatste decen-
nia is ook gebleken dat gebruik van nakeursvormen met <k> door auteurs zowel
van literaire als van wetenschappelijke teksten, globaal tot een aanvaardbaar resul-
taat leidde. Vooral door een beredeneerd gebruik van andere grafieën, vooral <C>,
in uitzonderingsgevallen, kan dit resultaat nog aanzienlijk verbeterd worden. In
afwijking van de procedure bij andere fonemen lijkt het ons dan ook niet nood-
zakelijk dat met verschillende posities (omgevingen) in het morfeem rekening
wordt gehouden. Zoals uit het voorgestelde regelsysteem blijkt is de enige uitzon-
dering in dit voorstel de combinatie [k s], waar de commissie in enkele specifieke
contexten graag gebruik blijft maken van de mogelijkheden van de eenvoudige
grafie <X>, waar die eenduidig toegepast kan worden. Er is een aantal vormen, zo-
als equipement, asceet, chrysant, die variatie in de uitspraak kennen, en daarom
hun huidige spelling behouden. In andere omgevingen wordt <k> veralgemeend.
De complexiteit van de elk-kwestie hangt samen met de etymologie: <C> is de
Latijnse schrijfwijze, <k> de Griekse schrijfwijze voor [k]. Laatstgenoemd teken
had het voordeel van de absolute eenduidigheid: het kan alleen voor [k] staan, ter-
wijl <C>, sedert de palatalisering van de velaire consonanten in het Vulgair Latijn,
ook voor andere klanken kan staan. Griekse en Latijnse woorden zijn soms via een
andere taal (meestal het Frans) ontleend. Daarmee werd ook vaak de spellingwijze
van die donortaal overgenomen. Het resultaat is een verzameling in het Neder-
lands ingeburgerde woorden met een vrijwel onontwarbare herkomstgeschiedenis.
De spellingwijze is evenzeer onontwarbaar. Ieder op etymologie gebaseerd voor-
stel tot spellingwijziging leidt in dit geval tot een onbruikbaar en onleerbaar
geheel.
Mogelijke alternatieven
Tegen een rechtlijnige vereenvoudiging zoals de bovenstaande kunnen bezwaren
rijzen. De voornaamste daarvan zijn:
- Er ontstaat een vrij fundamentele breuk met de traditie om althans bepaalde ty-
pen van niet-inheemse woorden met <C> te schrijven. Met dit voorstel wordt <C>
gereserveerd voor 'vreemde' woorden.
- De breuk met de bestaande voorkeurspelling is vrij groot. Dat zal zich vooral in
wetenschappelijke, journalistieke en andere betogende teksten laten merken. In
literaire teksten zullen echter zelfs vergaande wijzigingsvoorstellen weinig om-
spernngen per bladzijde teweegbrengen.
40
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
- Het foneem [k] wordt anders benaderd dan alle overige die in bastaardwoorden
tot andere spe11ingbeelden kunnen leiden. Het is een sterke vereenvoudiging van
de bestaande regeling, die daardoor een relatief groot aantal veranderingen tot
gevolg heeft. Zoals gezegd is dat op basis van het publieksonderzoek wel te ver-
antwoorden.
Mochten de bezwaren toch zwaarder doorwegen dan we denken, dan is een syste-
matisering alleen denkbaar volgens lijnen uitgezet voor de andere fonemen. Dat
wil zeggen dat dan in de huidige voorkeurspelling naar regelmatige patronen ge-
zocht wordt. De commissie. stelt dan voor dat in omgevingen waar op dit ogenblik
<k> voor [k] al ruim vertegenwoordigd is in bastaardwoorden, die weergave te ver-
algemenen. In die omgevingen waar nu in de voorkeurspelling <k> marginaal is,
zouden de bestaande <k>-spellingen zoveel mogelijk ten voordele van <C> wegge-
werkt worden. Een voorstel in die richting is het volgende:
e. k ➔ <C> /
_ om{p,b} vvoc commissie, comparatie
_ o {1,r} vvoc collaboratie, corrosie
__ on Ct-n VVOC consensus, constellatie
_ o {vvoc,h,j} coagulatie, cohesie, cojacentie
(deel van voorvoegsel)
Uitzonderingen:
g. krokant, pikant, vakant, vakantie (woorden waarin [k] door [an t] gevolgd
wordt; het merendeel van die woorden wordt nu met <k> geschreven).
Tegen dit voorstel kan ingebracht worden dat een aantal in 1954 gewijzigde spel-
lingbeelden (bijvoorbeeld praktijk, konvooi) weer opgegeven worden.
Psychologisch is zoiets nauwelijks te verantwoorden, omdat het het gevoel van on-
zekerheid in de spellingpraktijk versterkt. Wij vinden dat dit bezwaar zo sterk
41
Rapport van de Spellingcommissie
weegt dat het voorstel nauwelijks tot een in ruimere kring aanvaardbare regeling
uit kan groeien.
Ook het vroeger wel eens gepresenteerde voorstel om de bestaande voorkeur-
spelling op te waarderen levert geen aanvaardbaar alternatief op; de boven-
genoemde inconsistenties vacant - vakantie,fotocopie - kopie, directie - produktie
zouden het gevolg zijn. De redenen waarom de voorkeurspelling in het algemeen
niet als enig juiste spelling in de toekomst beschouwd kan worden zijn in 2.4 gege-
ven. De belangrijkste reden is, dat dan een spelling wordt geaccepteerd die noch
op etymologie noch op interne systematiek kan bogen. Zie Appendix C voor een
overzicht van de huidige situatie ten aanzien van de elk-spelling.
Maatschappelijke aanvaardbaarheid
De verwarring die de huidige spelling oplevert is in belangrijke mate het gevolg
van de lastige elk-spelling. Zoals al onder (d) aangestipt, bleek uit het publiekson-
derzoek (Rapport, p. 58, zie Appendix B) dat de schrijfwijze met <k> bij grote
groepen taalgebruikers de voorkeur heeft; in België is die voorkeur overigens ster-
ker dan in Nederland. De voorkeur voor omspelling naar de inheemse variant
fluctueert sterk: in Nederland van 26% (voor aquarium) tot 93.5% (voor kwanti-
teit, kwàlitatiej), in België van 42% (voor extra, expres) tot 91 % (ook voor
kwantiteit, kwalitatief). Opvallend is dat de woorden die nu een <k> als voorkeur-
spelling hebben, liefst met een <k> gezien worden. Gewenning maakt de acceptatie
dus groot. De woorden waarbij afkeer van <k> groot bleek te zijn, zijn vreemd, en
behouden hun huidige spelling: aquarium, qua.
De wrijfklanken [f,v ,s,z,ch,g] worden in de regel als <f, v, s, z, ch, g> gespeld,
vergelijk fee, vee, sop, zee, chaos, geel. Op het einde van woorden worden [v ,z] al-
tijd als <f, S> geschreven. De [v] aan het begin van morfemen wordt soms als <W>
gespeld (wrede, wraak naast vrede en vraatzucht; sommige taalgebruikers en taal-
kundigen menen dat met het verschil in schrijfwijze een verschil in uitspraak
gepaard gaat); <V> beschouwen we als de regelmatige spelwijze van [v] voor [r], en
<W> als de uitzonderlijke vorm. Deze aanpak levert geen bijzondere problemen op.
Problematisch is wel de spelwijze van [s] en [z], omdat de [s] vaak als <C> wordt ge-
schreven, en de [z] vaak als <S>. Om deze reden bespreken we hieronder [s] en [z],
waarbij we als enige ingrijpende wijziging het afschaffen van <SC> en <Ç> voor [s]
voorstellen voor de bastaardwoorden.
42
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
behandeld, en wordt hier verder achterwege gelaten. Morfemen die een [s] in com-
binatie met [j] hebben, zijn vreemd (couchette, enz.), en blijven derhalve gespeld
zoals voorheen.
Voorstel
43
Rapport van de Spellingcommissie
(2) Uitzonderingen
Motivatie
Om verschil1ende redenen bevelen wij aan bij deze klank een niet te vèrstrekkende
vernieuwing in de spelling in te voeren. Bij het publieksonderzoek is gebleken dat
de voorgelegde [s]-woorden in de bestaande spelling op heel ruime schaal geaccep-
teerd werden. Tellingen op basis van het CELEX-materiaal wijzen uit dat een
consequente verandering in welke zin ook een relatief groot aantal veranderingen
zou meebrengen. Heel belangrijk is bovendien dat elke wijziging in het beeld voor
[s] meteen ook consequenties heeft voor de schrijfwijze(n) van [z]. Wat dat laatste
betreft is er lang niet altijd een duidelijke scheiding in de uitspraak van [s] en [z].
Tenslotte bestaat ook nu in de spelling geen consequente onderscheiding tussen
<S> en <Z> op het grafemisch niveau, vergelijk huizen en verhuisde. Wij hebben ge-
meend te moeten opteren voor een heel bescheiden aanpassing van spelling-
beelden aan dominante patronen in bepaalde omgevingen. Voor andere omgevin-
gen lijkt er geen andere mogelijkheid te bestaan dan de huidige verdeling te
continueren.
Mogelijke alternatieven
Het systeem voor de spelling van [s] (en [z]) is nogal complex. Wijzigingen zou-
den het gehele stelsel betreffen; reden waarom hier geen alternatieven gepre-
senteerd kunnen worden. De woorden die nu met <SC> worden geschreven, zouden
eventueel in een uitzonderingenlijst kunnen worden opgenomen.
Maatschappelijke aanvaardbaarheid
De omspelling van <C> in woorden zoals citroen heeft geen grote steun (zie Appen-
dix B). Bij de vorige spellingwijziging zijn echter woorden zoals sigaar veran-
derd, en deze verandering is geheel aanvaardbaar gebleken. Zoals boven opge-
merkt, worden de inconsistenties in het spellen van [s] niet als probleem ervaren.
Zie Rapport, p. 58. De omspelling van -isch in bijvoeglijke naamwoorden (p. 66)
krijgt geen ruime steun: ruim 60% van de ondervraagden heeft een voorkeur voor
de bestaande spelling.
44
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
Voorstel
45
Rapport van de Spellingcommissie
(3) Uitzonderingen:
Motivatie
Het bovenstaande voorstel lijkt op het eerste gezicht ingewikkeld, maar het kan
(bijvoorbeeld voor de onderwijspraktijk) zo herschreven worden dat een algemene
regel 'schrijf <Z>' een paar systematische en makkelijk herkenbare uitzonderingen
naast zich krijgt. Het voorstel brengt alleen maar een veralgemening van tenden-
sen die in de huidige voorkeurspelling overduidelijk aanwezig zijn. Om niet te
zeer van die voorkeurspelling af te wijken hebben wij ervoor geopteerd geen een-
duidige keuze (bijvoorbeeld altijd voor <Z>) te maken. In bovenstaand voorstel
hebben wij de analogie bij het spellen van [z] voor bepaalde morfemen zwaarder
laten wegen dan de gelijkvormigheid. Een consequentie van die keuze is, dat de
gelijkvormigheid voor bepaalde bastaardmorfemen wordt opgegeven, bijvoor-
beeld pauze-pauseer. Er moet wel op gewezen worden dat zoiets ook in de
bestaande voorkeurspelling helemaal niet uitzonderlijk is, vergelijk bijvoorbeeld
muze-muziek-musiceer. Het nadeel dat hieruit voortvloeit weegt niet op tegen het
voordeel van de algemene geldigheid van de regels.
De omgevingen van regel (lc) en (2c) zijn de enige waar in de huidige voorkeur-
spelling bijna consequent <S> voorkomt. De commissie heeft, mede met het oog op
het gebrek aan vastheid van de stemhebbende uitspraak, gemeend hier de traditie
te moeten honoreren. Hetzelfde is het geval bij de twee categorieën van woorden
met prefixachtige elementen. Het verschijnen van <S> kan hier gelden als een sig-
naal voor het speciale karakter als complex woord, en kan zo de herkenbaarheid
bij het lezen bevorderen.
46
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoordé
Sommige woorden zijn zowel in de regel voor [s] als in bovenstaande regel vooi
[z] opgenomen; de spelling is in beide gevallen hetzelfde. Dit is een wenselijk re-
sultaat, omdat taalgebruikers het verschil tussen beide klanken moeilijk kunnen
waarnemen.
Mogelijke alternatieven
De hierboven gepresenteerde beschrijving sluit nauw aan bij de huidige praktijk.
De alternatieven die besproken zijn, brachten meer wijzigingen teweeg, of noop-
ten tot grotere lijsten uitzonderingen.
Maatschappelijke aanvaardbaarheid
Heyne en Hofmans (1988, 13, 52) levert de volgende gegevens over de voorkeur
voor alleen <S>, alleen <Z>, of beide bij het spellen van de klank [z] (Nis het testre-
sultaat in Nederland; B in België):
De voorkeuren zijn het consequentst voor dosis, basis, en het minst consequent
voor fase, pose. Ons voorstel is om pose, fase te veranderen in poze,faze, en de
overige vormen met <S> te blijven spe11en. Uit bovenstaande gegevens blijkt dat
deze wijziging, met name in België, niet al te veel weerstand zal opleveren bij he
publiek.
47
Rapport van de Spellingcommissie
48
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
j, uitgesproken als zj. De commissie stelt voor geen wijziging aan te brengen;
dus: journaal, jurie, jus. [... ]
-(i)ll, uitgesproken als jen/of lj. De commissie stelt voor geen wijziging aan te
brengen, behoudens rapalje. [... ]
y, uitgesproken als j. De commissie stelt voor j te spellen; dus: jak ( dier), jam
(aardvrucht), jochert.
In grote lijnen dus geen wijziging voor vreemde klankcombinaties zoals [zj] en
[Ij], wel voor [nj] en [sj].
Het Rapport (p. 101 ):
Aanpassing van het spellingbeeld aan het autochtone patroon is aan te bevelen
bij: [... ] y - j [ ... ]. Voortzetting op andere punten van het huidige gebruik.
Het Rapport stelt dus een minder vergaande wijziging voor dan de Eindvoorstel-
len.
Voorstel
49
Rapport van de Spellingcommissie
(5) Uitzonderingen
Motivatie
Dit voorstel brengt bijna geen wijzigingen aan in de huidige voorkeurspelling.
Wat volgens onze criteria als Nederlands moet gelden, ondergaat alleen verande-
ringen voor <y>. De overgrote meerderheid van bijzondere spelwijzen voor U]
treedt op bij vreemde woorden die als zodanig herkenbaar zijn. Daarvoor wordt
echter de voorkeurspelling behouden.
Een probleem vormt de klankcombinatie [sj]. Die wordt alleen als Nederlandse
klank geaccepteerd aan het morfeembegin en voor bepaalde suffixen. In bastaard-
woorden wordt de [sj] geschreven als <ti> wanneer naast de uitspraak met alleen [sj]
ook de mogelijkheid bestaat om [tsj] uit te spreken (bijvoorbeeld rationeel wordt
naar keuze uitgesproken als [raa-sjoo-neel] of [raa-tsjoo-neel]). In dat geval be-
staat er meestal ook een altemant van het betreffende grondwoord waarin de [t]
zonder [s]-achtige klank aan de oppervlakte treedt (bijvoorbeeld ratificeren).
De volgende voorbeelden van vreemde woorden vallen niet onder de j-regels.
Zij zijn vreemd wegens:
- intervocalische [J1 voor sjwa vanille, pastille
en na beklemtoonde [i]
- intervocalische [j] voor vvoc carillon,fusilleren, outillage, guerrilla,
met mogelijk [lj]-uitspraak fouilleren, bouillion
- [j] na gedekte klinker taille, maillot, medaille, rapaille, boy,
ahoy, corduroy
- meervoud op [s] yard, yen, yin, yang, yam
50
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
De volgende voorbeelden vallen niet onder de [sJ}regels. Zij zijn vreemd wegens:
Mogelijke alternatieven
Een mogelijk alternatief wordt aangedragen door de Werkgroep, die voor vreemde
woorden de <y>-spelling wil schrappen. In ons voorstel wordt <Y> alleen in Neder-
landse woorden vervangen door <j>. De uitzonderingen zijn woorden die tot een
bepaald register behoren (yuca), of waarvoor geen goede Nederlandse spelling
voorhanden is (yoghurt). Alle alternatieven die wij overwogen hebben betroffen
afzonderlijke woorden. Drastische wijzigingen bevelen wij niet aan.
Maatschappelijke aanvaardbaarheid
Het Rapport (p. 58) levert de volgende gegevens over de spelling <gn> of <nj> (Nis
het testresultaat in Nederland; B in België):
signaal/magnifiek
voorkeurvoor<gn> 77.5% N, 69.5% B
voorkeur voor <nj> 19% N, 24% B
omspel voorkeur 19.5% N, 25.5% B
De spelling van [ w]
51
Rapport van de Spellingcommissie
De [h] komt alleen aan het begin van de syllabe voor, en wordt daar dan steeds als
<h> gespeld (homogeen, hiaat, aha, enz.). Verder wordt <h> wel gespeld maar niet
uitgesproken in uitroepen die op een gedekte vocaal eindigen, zoals bah, joh. Dit
gebruik voorkomt leesproblemen, en kan dan ook gehandhaafd blijven.
De gedekte klinkers [a, e, i, o, u] worden steeds als <a, e, i, o, U> gespeld. Wanneer
er een enkele consonant op de grens naar de volgende syllabe staat, wordt die con-
sonant verdubbeld in de spelling. De spelling van de gedekte klinkers in inheemse
woorden is bijna geheel onproblematisch en vrijwel consistent. De enige bijzon-
derheid die genoemd moet worden is <y> als spelling voor [i], zoals in syntaxis,
waarvoor we geen wijziging voorstellen.
De spelling van gedekte klinkers in bastaardwoorden is soms lastig: apparaat
en apotheek kunnen beide met een [a] worden uitgesproken. Het verschil tussen
beide woorden is vastgelegd in de klankrepresentatie: woorden met uitsluitend [a]
in de uitspraak hebben onderliggend een [a]; woorden met een variabele uitspraak
hebben onderliggend een vrije klinker. De klankrepresentaties waar we van uit-
gaan zijn [a-paa-raat] en [aa-poo-teek]. Taalgebruikers moeten weten dat naast
de uitspraak [a-poo-teek] ook [aa-poo-teek] voorkomt, en dat dat woord daarom
met een enkele <p> geschreven moet worden.
Als algemene regel geldt dus in de Nederlandse spelling dat een consonant ver-
dubbeld wordt na een gedekte vocaal, maar niet na een gedekte vocaal die ook als
vrije vocaal kan worden uitgesproken; Er bestaan echter moeilijk te hanteren on-
derscheidingen zoals agressie - aggregatie. Voor de glijklanken [l ,r] wordt
[g, k ,p, b] na [a] vrijwel altijd met een dubbel letterteken weergegeven. Het gaat
dan om woorden met van oorsprong een Latijns prefix (resp. ad- en ab- ), zoals ac-
clam-, acclimat-, accredit-, accres, affront, agglomer-, agglutin-, applau-, appli-,
appre-, appro-. In het licht van deze voorbeelden moet de schrijfwijze aggressie
zijn (vgl. aggredi, aggressor). De van ager afgeleide vormen agro-, agrariër wor-
den vanzelfsprekend niet met <gg> gespeld.
Na een gedekte klinker worden medeklinkers op de grens van syllaben met een
dubbel letterteken weergegeven (lakken naast lak). Bij <ng > en <Ch> is dat automa-
tisch gerealiseerd, bij de andere medeklinkers wordt het teken verdubbeld.
Uitzonderingen zijn heel sporadisch, bijvoorbeeld comité, nasi. Voorgesteld wordt
om die gevallen aan de algemene regel aan te passen: kommitee, nassi.
De verdubbeling van consonantletters na een sjwa wordt behandeld in de para-
graaf die de sjwa betreft (2.7.8).
De vrije klinkers [aa,ee,ie,oo,oe,uu,eu] worden geschreven als <aa, ee, ie, oo, oe,
uu, em in inheemse woorden, vergelijk maan, meen, kien, koon, poen, buut, deun.
52
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
Het huidige gebruik ten aanzien van de spelling van [aa] is consistent, behalve
waar het om [aa] voor [r#] gaat, vergelijk gitaar, bazaar, samovaar, samovar, ca-
tarre, boulevard, die alle met [aar] worden uitgesproken en die verschillende
spellingen hebben, waarnaast als nakeursvormen bazar, katar voorkomen. Het is
mogelijk steeds <aar> te spellen, omdat de genoemde woorden niet tot het vreemde
deel van onze woordenschat gerekend hoeven worden, en deze vorm de regelmaat
uitdrukt. De voorgestelde spellingen zijn dan gitaar, bazaar, samovaar, kataar,
boelevaar. Het is echter evenzeer mogelijk om deze vormen uitzonderingen te la-
ten blijven.
53
Rapport van de Spellingcommissie
enz.). Op het eind van een woord is é in enkele woorden door ee vervangen Uu-
bilee enz.).
Ee (d.i. ée) op het eind van een woord wordt ee in woorden als soiree, mati-
nee, doch niet in Franse afleidingen op -ée van persoonsnamen op é (b.v. logée
naast logé).
Over de ee in woorden als farizeeër, farizeese, Pyreneeën, vormen met Neder-
landse buigingsuitgangen of afleidingsachtervoegsels, zie hoofdstuk II, blz.
XLI). Voor bastaardsuffixen wordt evenwel steeds enkele e geschreven: farizeïs-
me, ideaal, nazireaat, spondeïsch. Feeërie enfeeëriek worden met ee geschre-
ven.
De situatie ten aanzien van het spellen van [ee] in ongelede bastaardvormen is on-
overzichtelijk, vergelijk lady, jaeger, portemonnaie, trailer, essay, diner, filet,
procédé, matinee. Preadvies, praeses, presens is voorkeurspelling, maar daarnaast
is praeadvies, preses, praesens toegestaan. Ook vreemde woorden zoals frame
(met een vreemde meervoudsvorm -s), hebben soms een inheemse nakeurspelling
(freem). We stellen voor de vreemde vormen niet te vernederlandsen, en de na-
keurspelling af te schaffen als officiële Nederlandse spelling.
Voorstel
54
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
(2) Uitzonderingen
Motivatie
In vreemde woorden kan [ee], behalve als <e, ee>, ook op de volgende manieren ge-
speld worden:
<a> cake, tape, cape, frame, bacon, selfmade
<ae> Laetare
<ai> plaid
<ay> stayer (sportterm)
<ed> souspied
<er> cahier, bouvier
<et> beignet
<eZ> rendez-vous, pince-nez
<é> logé, protegé
<ée> logée, protegée
Voor deze woorden ste11en we geen wijzigingen voor, behalve dat we de laatstge-
noemde categorie willen laten vervallen. De spelling met <ée> van de vrouwelijke
vormen lijkt een verfijning die niet in de Nederlandse taal thuishoort, ook niet in
de groep van vreemde woorden. De spelling wordt dan bijvoorbeeld assemblee,
bouchee, mêlee (zie hoofdstuk 5 over de spelling van accenten in vreemde woor-
den).
In bastaardwoorden treffen we de volgende variatie aan:
<a> baby, lady
<ae> graecisme, gynaecoloog, jaeger, mediaevist, prae, praeses
<aie> portemonnaie
<ai> trailer, trainen
<ay> essay
<er> atelier, collier, diner, premier, souper
<et> filet
<é> canapé, comité, privé, procédé
<e> tele-, prefereren, declareren, decor, obsederen, seance, experiment
<ee> camee, corvee, coryfee, matinee, idee, abonnee, hachee, diarree, en-
tree, puree
<Oe> homoeopa-, soloecisme
Zoals de woorden op -ee laat zien, zijn al veel bastaardwoorden aan de inheemse
55
Rapport van de Spellingcommissie
Mogelijke alternatieven
Het is mogelijk om allerlei nuances in bovengenoemd voorstel aan te brengen
door meer uitzonderingen op te nemen. Naast <e, ee> voor [ee] en <ier> voor [jee] lij-
ken er echter geen andere op de klanken gebaseerde regels te bestaan.
In ons voorstel wordt <ee> op woordeinde verkozen boven <é>, omdat inheemse
woorden <CC> laten zien (zee, gedwee). Deze keuze vloeit voort uit onze uitgangs-
punten. Het lijkt niet mogelijk om deze inheemse woorden met <é> te gaan spellen
(*zé, *gedwé); veralgemeniseren van <Ce> in bastaardwoorden lijkt heel wel moge-
lijk (privee, patee, prostituee).
Maatschappelijke aanvaardbaarheid
Het aantal woorden dat gewijzigd wordt, is gering. Over de aanvaardbaarheid van
omspellingen bij [ee] vermeldt het Rapport alleen gegevens over cape en tape. De
aanvaardbaarheid van vernederlandsing van deze woorden was laag (29% van de
Nederlanders en 39% van de Belgen heeft voorkeur voor een vernederlandste spel-
ling). Op grond van hun meervoud zijn deze woorden vreemd, en komen ze dus
niet voor omspelling in aanmerking.
56
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
men, omdat we verwachten dat souper als soepee niet acceptabel zal zijn. Als
verbogen vormen stellen we dinertje, soupertje voor (of eventueel diner' tje,
souper'tje; zie Hoofdstuk 5, Vreemde woorden).
Pagina LI van de Woordenlijst omschrijft het gebruik van de <y> als volgt:
a. ie wordt geschreven:
1. in gesloten lettergrepen in Nederlandse woorden en in bastaardwoorden;
dus aziel, enziem [... ]
2. aan het einde van Nederlandse woorden en bastaardwoorden, met uitzon-
dering van:
a. de meervouden van woorden op -us en -o;
b. de namen van muzieknoten en Griekse letters;
c. woorden die als verkortingen van samenstellingen beschouwd kunnen
worden zoals anti, mini, demi; [... ]
3. in de verbogen vormen van de woordeinden -ie+ medeklinker bij bas-
taardwoorden; dus: alpiene, antieke, [... ]
57
Rapport van de Spellingcommissie
b. i wordt geschreven:
1. in bastaardwoorden en Nederlandse woorden voor een klinker; dus:
driade, [... ], driën, kniën, spiën;
2. in bastaardwoorden in open lettergrepen, behalve de onder a, 2 tot en met
4 vermelde gevallen; dus: analities, [... ]
3. in de verbinding -ill-; dus fusilleren, vanille.
Voorstel
(2) Uitzonderingen
58
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
Motivatie
De voorgestelde beregeling vermijdt de drastische wijzigingen van de Commissie
Pée-Wesselings. Ze sluit direct bij de bestaande toestand aan: de enige wijzigin-
gen komen neer op een systematisering van de bestaande tendensen. In het
algemeen wordt de klank [ie] als <ie> geschreven, behalve vlak voor syllaben met
volle vocalen; dan wordt <Ï> geschreven (zoals in pistool), terwijl soms naast [ie]
ook de [i] als uitspraak mogelijk is. Het voorstel komt aan deze situatie tegemoet,
want de regels zoals die nu geformuleerd zijn, houden rekening met een mogelijke
[i]-uitspraak in woorden waarin een volle vocaal volgt: historisch. De spellingen
cursief- cursivering, periodiek - periodiciteit worden op grond van bovenstaande
regels niet als inconsistent beschouwd.
In de regels wordt gesteld dat falie en kiezel de 'normale' spelling is van woor-
den waarin de [ie] op morfeemeinde staat of gevolgd wordt door een sjwa. In dat
opzicht gedraagt de [ie] zich bijzonder, want andere vrije vocalen zoals [aa] en [oo]
worden in die contexten met één letter geschreven (oma, open).
Woorden zoals petroleum lijken <e> te hebben waar een [i] wordt gesproken.
Wanneer vaststaat dat deze <e> altijd zo wordt uitgesproken, is er niets tegen een
spellingwijziging. Sommige woorden uit deze groep laten echter uitspraakvariatie
zien (linóleum - linoléum), wat een reden is om ze niet om te spellen.
De schrijfwijze <y> heeft een zeer marginale status in de spelling van het Neder-
lands. Dit komt tot uiting in het geringe aantal woorden waarin de <y> op dit
moment geschreven wordt. Wij stellen voor om <Y> te handhaven voor <e>, omdat
anders een trema geschreven zou moeten worden. In andere gevallen van [ie] voor
volle vocaal is <y> als schrijfwijze ongemotiveerd: criobiologie, cianide, driade,
hiacint, liofiliseren, miocard, mioom, wiandotte.
Voor- en achtervoegsels behouden in principe de afwijkende vorm van de be-
staande voorkeurspelling, omdat dit de herkenbaarheid van het complexe woord
blijft bevorderen: de afwijkende spelling is voor de lezer een signaal dat het om
een complex woord gaat. Bovendien betreft het meestal vormingen die alleen in
een beperkte kring van vakspecialisten courant zijn.
De regels voor [ie] maken op dit moment een marginaal gebruik van klemtoon-
verschillen: [ie-je ( n )] in financiën moet anders gespeld worden dan in manieën.
59
Rapport van de Spellingcommissie
Deze regel is lastig in het gebruik, en bevordert het leesgemak naar onze mening
nauwelijks. We bevelen daarom afschaffing van deze regel aan. Financiën wordt
dan financieën.
De verbuiging van werkwoorden zoals skieën kan volgens de gepresenteerde re-
gels verlopen: ik skie, hij skiet, skiede, heeft geskied, de geskiede afstand. De
afgebroken vorm van skietje is skie-tje. Door ons voorstel ontstaat een veel con-
stanter woordbeeld dan voorheen. Bij woorden zoals taxi, die door hun interna-
tionale gebruik niet vernederlandst kunnen worden, is de spelling van werkwoords-
vormen minder regelmatig: taxiën, ik taxi, hij taxiet, taxiede, heeft getaxied, de
getaxiede afstand. De afgebroken vorm van taxietje is taxi-tje, reden waarom in
hoofdstuk 4 het gebruik van de apostrof in de verkleinvorming van zulke woorden
wordt voorgesteld: taxi' tje.
Merk op dat het woord kievit in de huidige spelling wat beide [ie]-spellingen be-
treft uitzonderlijk is. We stellen daarom voor het woord volgens de regels, en dus
als kiviet te spellen.
Mogelijke alternatieven
Alternatieven voor de [ie]-spelling hebben we niet besproken; natuurlijk kunnen
andere vormen dan de hierboven genoemde als uitzondering worden opgenomen.
Maatschappelijke aanvaardbaarheid
De voorkeur voor vernederlandsing van de spelling van hypermodern en typiste is
niet erg groot: 20.5% in Nederland en 34.5% in België.
60
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
au, uitgesproken als au en/ of oo. De commissie stelt voor geen wijziging aan te
brengen; dus: aula, auto, epaulet,fraude, sausijs. [... ]
eau, uitgesproken als oo. De commissie stelt voor o te spellen; dus: buro, frikan-
do, kado, nivo, plato, plumo. [... ]
oi, uitgesproken als oo. De commissie stelt voor oo te spellen; dus: eksekutoor,
rekwizitoor, suppletoor; zo ook oor (afstammeling). [... ]
oy, uitgesproken als waj en/of ooj. De commissie stelt voor geen wijziging aan
te brengen; dus: foyer, loyaal, loyaliteit, royaal, royeren.
Voorstel
(2) Uitzonderingen
chauffeur, chauvinisme, marechaussee, nouveauté
61
Rapport van de Spellingcommissie
Motivatie
De belangrijkste systematische wijziging t.o.v. de bestaande voorkeurspelling be-
treft de substantieven op <eaU>; deze gaan in het voorstel op <O> eindigen.
Daardoor verdwijnt de sterke (hoewel niet absolute) associatie van <O> met onbe-
klemtoonde laatste syllabe. Voor wijziging is te zeggen dat die bij een inmiddels
zeer gangbare officieuze spelwijze aansluit. Afgezien daarvan: de spelling met
<eaU> leidt tot verwarring tussen het Nederlandse en het Franse meervoud (resp. ni-
veaus en niveaux); die verwarring verdwijnt door een omspelling tot <O>: nivo' s en
niveaux zullen voldoende van elkaar verschillen om verwarring te vermijden.
Niet systematisch veranderd zijn de bestaande spellingen met <au> of met een
consonant na <O> of een ander vocaalteken.
Mogelijke alternatieven
De spelling van [oo] is op dit moment al zeer regelmatig. Het is goed mogelijk om
geen enkele wijziging aan te brengen, want de aantallen uitzonderingen zijn op dit
moment niet dramatisch groot.
De bijzondere spellingen van [oo] in de laatste syllabe gaan vaak gepaard met
klemtoon op die laatste syllabe. In ons voorstel verdwijnt deze informatie uit de
spelling (vergelîjk kano en kado). Waarschijnlijk heeft dit echter geen grote gevol-
gen voor de leesbaarheid.
Maatschappelijke aanvaardbaarheid
De spelling buro, nivo, frikando enz. sluit aan bij een inmiddels zeer gangbare offi-
cieuze spelwijze. Deze spelling heeft de voorkeur van 54% van de ondervraagde
Nederlanders en 43% van de ondervraagde Belgen die een voorkeur uitspraken.
Relatief veel Nederlanders (20%) en weinig Belgen (5%) wensen erkenning van
zowel <eau> als <O>.
Inconsistent is, dat een duidelijk vreemd woord, zoals foerage (vanwege [:zJl), de
inheemse vorm als voorkeurspelling heeft.
62
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
ou, uitgesproken als oe. De commissie stelt voor oe te spellen; dus: boederen,
doeane, goeverneur, kamoeflage, roete, soefleur, maar boudoir, douche, journa-
list, outillage, rouge, souper. [ ... ]
u, uitgesproken als oe. De commissie stelt voor oe te spe11en; dus: bantoe, oeke-
lele.
Voorstel
Motivatie
De enige systematische schrijfwijze voor [oe] in inheemse en bastaardwoorden is
<Oe>. Veel woorden die nu met <OU> gespeld worden behoren tot de vreemde woor-
denschat, en worden derhalve niet vernederlandst: bouillon, douche, camouflage,
boudoir, journalist, outillage, rouge. Een woord als foerage behoort ook tot deze
reeks. Voor dit individuele geval kan van het algemene principe afgeweken wor-
den dat voor vreemde woorden de bestaande voorkeurspelling gerespecteerd
wordt; fourage wordt voorgesteld.
Mogelijke alternatieven
Er kunnen eventueel uitzonderingen worden opgenomen: douane, gouverneur,
troubadour, route,
Maatschappelijke aanvaardbaarheid
Het Rapport (p. 61) vermeldt dat 23% van de ondervraagde Nederlanders en 44%
van de ondervraagde Belgen een voorkeur heeft voor vernederlandsing van doe-
ane, goeverneur. Bovenstaand voorstel houdt wijziging van deze vormen in, maar
laat het grootste deel van de woorden met <OU> ongemoeid, omdat het om vreemde
woorden gaat.
63
Rapport van de Spellingcommissie
Uitzonderlijk zijn dus duw, ruw ten opzichte van fuut, bruut.
Voorstel
Motivatie
De woorden met (vroeger) <Ue> op woordeinde krijgen officieus al heel vaak de
vernederlandste spelling; er lijkt geen enkel argument aanwezig om de <Ue> spel-
ling te bewaren. Het woord truc is eigenlijk een vreemd woord (omdat het een
meervoud met -s kiest), maar vanwege combinaties zoals trukendoos (?trucen-
doos, ?truccendoos) stellen we voor om het woord toch een vernederlandste
spelling te geven: truuk.
Mogelijke alternatieven
Meer woorden bij de groep van uitzonderingen.
64
Hoofdstuk 2 - Bastaardwoorden
gens de Woordenlijst met een [ee] wordt uitgesproken. Naar onze mening wordt
<Oe) thans vaak als [eu] uitgesproken: oedeem, oestrogeen.
eu, uitgesproken als eu en/of ui. De commissie stelt voor geen wijziging aan te
brengen, dus: eucharistie, eufemisme, euforie. [... ]
oe, uitgesproken als eu. De commissie stelt voor eu te spellen; dus: ameube, eu-
deem, eukumenies.
Het Rapport (p. 101) sluit zich bij laatstgenoemd advies aan. Over de uitspraakva-
riatie doet het Rapport geen uitspraken.
Voorstel
Motivatie
De uitspraak [eu] is ook ingeburgerd bij woorden die met [ui] worden uitgespro-
ken. Omspe1len naar <Ui> zal niet stroken met de uitspraak van de meerderheid van
de Nederlandstaligen. De nu nog courante spelling met <Oe> voor amoebe, foetus
kan zonder probleem voor de leesbaarheid worden opgegeven.
Mogelijke alternatieven
De situatie laten zoals die is. De voorgestelde wijziging betreft maar een klein aan-
tal woorden.
De d. De sjwa wordt meestal als e geschreven: de, drukke, dreumes enz. Andere
spe1lingen ontmoet men in woorden als de volgende, die door het gebruik moe-
ten worden geleerd: eindelijk, jaarlijks, de zonder klemtoon uitgesproken
bezittelijke voornaamwoorden mijn en zijn, spoedig, moedig, monnik, zaniken,
Dokkum, het, 't, eens en derg.
65
Rapport van de Spellingcommissie
Voorstel
(2) Uitzonderingen
b. odium, adagium, enz. ([em+]; mogelijk wordt hier geen sjwa maar
[u] uitgesproken).
c. dikwijls
Motivatie
De regels zijn zo complex geformuleerd omdat soms onduidelijk is wat de uit-
spraak van de vocaal precies is: mogelijk wordt bijvoorbeeld in -is, -um geen [e]
66
Hoofdstuk 2 -Bastaardwoorden
gebruikt maar een gedekte vocaal. In dat geval verva1len de uitzonderingen die on-
der (2) genoemd zijn.
Regel (3) is geformuleerd om aan de onzekerheid over de schrijfwijze van de
consonant na de sjwa een einde te maken. De beregeling is gebaseerd op het
schriftbeeld. Heeft een woord de <e> als schrijfwijze voor de sjwa, of gaat het om
de suffixen -lijk, -ig dan geen verdubbeling; anders wel verdubbeling (dreumesen,
dromedarissen). Niet verdubbelen na <Î> en <U> zou leesproblemen kunnen veroor-
zaken.
Bovenstaande regels brengen nauwelijks wijzigingen aan in de bestaande situa-
tie. Alternatieven zijn niet besproken.
67
Hoofdstuk 3
Verbindingsletters
3.1 Inleiding
Bij het vormen van samenstellingen worden soms klanken toegevoegd tussen de
samenstellende delen: bessesap is gevormd uit bes en sap, stationsweg uit station
en weg, waarbij achtereenvolgens de sjwa (de stomme e, [e]) en de [s] zijn toege~
voegd.
De regels voor het schrijven van <e, en> en <S, ss> voor respectievelijk [e] en [s]
in samenstellingen zoals bessesap en bessenjam, houtschroef en dorpsstraat staan
in hoofdstuk V van de Woordenlijst (1954, p. LVI-LXIII). De commissie begint met
de volgende opmerking:
Evenals De Vries en Te Winkel in hun Grondbeginselen waren ook wij van me-
ning dat het ondoenlijk is, de spelling van tussenklanken in samenstellingen op
grond van de, bij een deel van deze woorden eenmaal bestaan hebbende syntacti-
sche verhouding der leden te bepalen.
Met deze opmerking wordt aangegeven dat taalkundig onderzoek van de verbin-
dingsklanken ('tussenklanken' genoemd in de Woordenlijst) tot dusverre niet
geheel sluitende analyses heeft opgeleverd. Sinds 1954 is het onderzoek naar deze
klankverschijnselen voortgezet, maar ook op dit moment moet geconcludeerd wor-
den dat de vorming van de verbindingsklanken niet volledig beschreven kan
worden. Het is bijvoorbeeld onbekend waarom bij naamsverandering, adelaars-
nest, doodsklok en dergelijke wel een [s] gehoord wordt, bij naamplaatje,
merelnest, doodgraver geen [s] gehoord wordt, en waarom nu eens wel, dan weer
geen [s] gehoord wordt in spelling(s)commissie, dood(s)kist. Een analoge observa-
tie betreft boekhandel en boekenwurm. De vraag of <e> dan wel <en> geschreven
dient te worden heeft als bijkomende complicatie, dat het verschil in de uitspraak
wegvalt: bessejam en bessensap hebben geen van beide een [n] in de uitspraak.
De Werkgroep ad hoc Spelling heeft geconstateerd, dat haar informanten in het
publieksonderzoek in het algemeen een voorkeur hadden voor de huidige spelvor-
men. Omdat die niettemin voortdurend aanleiding geven tot onzekerheid heeft de
Werkgroep voorgesteld een nieuwe regeling te ontwerpen (Rapport, p. 108). Wat
de verbindingsklank [s] betreft is de onzekerheid het gevolg "van de moeilijke han-
teerbaarheid van het criterium der analogie (moet raad(s)zaal geschreven worden
als raadhuis of als raadsvergadering?)". Het bestaande onderscheid tussen <e> en
69
Rapport van de Spellingcommissie
<en> levert problemen op, omdat de noties van enkel- en meervoudigheid van het
eerste lid van een samenstelling waarop het gebaseerd is, "waarschijnlijk niet voor
iedereen direct toepasbaar" (ib.) zijn en bovendien niet op dezelfde wijze worden
toegepast.
De aanduiding 'verbindingsletter' refereert in engere zin aan de schriftelijke
weergave van de ingevoegde [s]-klank en [e (n)]-klank die voorkomen op de grens
van de delen in samenste11ingen, zoals in: zienswijze, tijdsoverschrijding, weers-
verwachting, tandenstoker, smoelenboek, mandenmaker, tentententoonstelling. De
spellingonzekerheid die ontstaat naar aanleiding van de verbindingsletters strekt
zich echter uit over een groter domein: in de ruimste zin over alle woorden waar-
bij op een morfeemgrens een [s]-klank of een [e (n)]-klank voorkomt. De spelling-
regeling van de verbindingsletters houdt rekening met deze opvatting in de ruim-
ste zin: er worden categorieën woorden beregeld die met de algemene spelling-
regels van het Nederlands precies op dezelfde manier geschreven zouden worden.
Deze constatering is tegelijkertijd het leidend principe van de hier gepresenteerde
beregeling van de verbindingsletters: er zijn zo weinig mogelijk specifieke regels
opgesteld voor de verbindingsletters.
Omdat de probleemstelling voor de schrijfwijze van <e,en> anders is dan die
voor <S> behandelen we de beide verbindingsklanken in afzonderlijke paragrafen.
Beide voorstellen maken echter gebruik van de notie 'kortste vorm' van een
woord: de vorm zonder [e ,en] of [s]. Deze notie is nodig om kortste vormen zoals
horloge, keuken en kans, die [e ,en, s] niet kunnen missen, te onderscheiden van
niet-kortste vormen zoals bejaarde, huilen en mans, die de kortere vormen be-
jaard, huil en man hebben. Met behulp van dit onderscheid worden de vormen
horlogemaker, keukenblok en kansspel voorgeschreven, tegenover bejaardente-
huis, huilebalk en mansterkte.
De eerste uitzondering levert op dit moment problemen op, omdat er geen eenslui-
dende oordelen bestaan over de noodzakelijkheid van de gedachte aan een
meervoud. Bijvoorbeeld: de Woordenlijst schrijft krantenpapier, krantenhanger,
krantelezer, kranteschrijver, krantestijl, terwijl bij de eerste twee een meervouds-
70
Hoofdstuk 3 - Verbindingsletters
gedachte niet strikt noodzakelijk is, en bij de laatste drie vormen een meervouds-
idee toch wel heel erg voor de hand ligt. De tweede uitzondering is lastig te han-
teren, omdat in weerwil van het vrouwelijke karakter van weduwe toch weduwen-
sluier geschreven dient te worden. De beregeling is weliswaar in eerste instantie
gebaseerd op de algemene regel 'schrijf <e>', maar door ook de regels van een
'noodzakelijk meervoud' en 'schrijf <en> bij woorden met een meervoud op <en>'
te hanteren, moet in de meeste gevallen <en> geschreven worden.
Bij deze algemene regel geeft de commissie enkele uitzonderingen (ogenblik, me-
rendeels, allerheiligendag). Het gevolg van het voorstel is, dat de verbin-
dingsklank [e ,en] steeds met <e> geschreven wordt, behalve in deze uitzonderings-
gevallen. Uiteraard verschijnt <en> in het woord ook als het eerste lid op <en>
eindigt (hersenschim, goudenregen).
De Werkgroep ad hoc Spelling, die een inventarisatie heeft gemaakt van de on-
derwerpen die voor spellingwijziging in aanmerking komen, stelt voor "een
regeling te ontwerpen waarvan de juiste toepassing minder op toevalligheden be-
rust dan bij de huidige het geval is" (Rapport, p. 108). Van de twee mogelijkheden
voor het schrijven van [e, en], veralgemenen van <e> of veralgemenen van <en>,
heeft de Werkgroep de voorkeur voor de laatste, onder andere op grond van de
"stellige indruk dat dit alternatief veel minder wijzigingen van de bestaande spel-
ling impliceert".
Wat het schrijven van de verbindings-[e, en] betreft, nemen de Commissie Pée~
Wesselings en de Werkgroep ad hoc Spelling dus tegengestelde standpunten in.
Voorstellen
Het leidend principe van de hier gepresenteerde voorste11en voor de spelling
van de verbindingssjwa is, dat er zo weinig mogelijk specifieke spellingregels
zijn opgesteld. Dit principe levert de hoofdregel op, dat de verbindingssjwa van
een samenstelling als <en> geschreven wordt wanneer het eerste lid het karakter
heeft van een substantief, en als <e> wanneer het eerste lid het karakter heeft van
een adjectief. Substantieven krijgen immers gewoonlijk <en> als uitgang, en adjec-
tieven <e>.
De centrale notie bij de spellingregeling van de verbindingssjwa is de kortste
71
Rapport van de Spellingcommissie
vorm van een woord. De kortste vorm van een woord is de vorm die geen kortere
vorm zonder de slotklank [e (n)] kent met dezelfde betekenis. Anders gezegd: als de
sjwa aan het einde van een woord een uitgang is, dan moet die uitgangssjwa eraf
om de kortste vorm van een woord te verkrijgen. De kortste vormen van poppen,
horloge, tuinen en keuken zijn respectievelijk pop, horloge, tuin en keuken. De
kortste vorm van een woord abstraheert dus van uitgangssjwa's, bijvoorbeeld:
- klokken, spellen ➔ klok, spel
Dit is een veelvoorkomende situatie: de kortste vorm van een woord is de vorm
zonder meervoudsuitgang.
- bekken, teken ➔ bek of bekken, teek of teken
Afhankelijk van de betekenis is een van beide vormen de kortste.
- varken, keuken ➔ varken, keuken
De laatste syllabe is geen achtervoegsel: *vark, *keuk.
- benzine, grenadine, tarwe ➔ benzine, grenadine, tarwe
De laatste syllabe is geen achtervoegsel: *benzin, * grenad, *tarw.
- minderheden, gaten ➔ minderheden, gaten
*Minderheed en *gaat bestaan niet, althans niet in dezelfde betekenis; door de
klankverandering is gat niet geschikt als kortste vorm.
- hoogte ➔ hoogte
De kortere vorm * hoogt bestaat niet.
- docente, spionne ➔ docent, spion
Er moet worden geabstraheerd van sjwa's die de vrouwelijke vorm weergeven;
bij het vormen van de kortste vorm verandert de betekenis in dit opzicht.
- dievegge, secretaresse ➔ dievegge, secretaresse
*Dieveg en *secretares bestaan niet.
- roze ➔ roze
De eindsjwa is hier geen achtervoegsel.
- rode, gele, gevaarlijke, leuke ➔ rood, geel, gevaarlijk, leuk
De. kortste vorm van adjectieven is gewoonlijk de vorm zonder sjwa.
- blinde, arme, dove ➔ blind, arm, doof
Deze woorden vormen (samen met de vorige) een bijzondere groep: het gaat
hier namelijk niet alleen om adjectieven, maar ook om van deze adjectieven af-
geleide substantieven. In beide gevallen is de kortste vorm die zonder <e>, al zal
de spelling die in samenstellingen gebruikt wordt afhangen van het adjectivale
of substantivische karakter van het woord.
- huilen, breken, fluiten ➔ huil, breek, fluit
Werkwoordsvormen op een sjwa kunnen worden herleid tot hun stam.
De regels voor het schrijven van de verbindingsletters <e> en <en> zijn de volgende.
( 1) Samenstellingen en afleidingen waarvan de kortste vorm van het eerste lid de
eindklank [ e , en] heeft
Als de kortste vorm van het eerste lid van een geleed woord met [e] of [en] ein-
digt worden tussen het eerste en het tweede lid geen letters toegevoegd. Er is
hier in strikte zin geen sprake van een verbindingsklank.
72
Hoofdstuk 3 - Verbindingsletters
(3) Uitwnderingen
a. Koninginnedag,
b. versteende gevallen zoals flierefluiter, klerestreek (en andere samenstel-
lingen waarin klere- in de betekenis "rot" gebruikt wordt),
c. versteende woordgroepen met een stofadjectief als eerste deel, zoals
goudenregen.
Voorbeelden bij regel (1), samenste11ingen met als eerste lid een woord dat in zijn
kortste vorm eindigt op <en> of <e>:
Onder regel (2) vallen de samenstel1ingen waarin daadwerkelijk sprake is van een
verbindingssjwa. Voorbeelden van de schrijfwijze met <en>:
In al deze geva11en is het eerste deel een substantief dat in het meervoud met <em
geschreven wordt. De bijzondere groep van substantieven die van een adjectief af-
geleid zijn (blindenschool enz.) sluiten zich zonder speciale voorzieningen bij
deze groep aan.
Volgens (2) moeten woorden die geen substantief zijn met <e> geschreven wor-
den:
Bij deze groep horen ook woorden die weliswaar substantief zijn, maar in de sa-
menstelling als adjectief of adverbium gebruikt worden:
73
Rapport van de Spellingcommissie
In al deze gevallen heeft het eerste lid een versterkende betekenis: "zeer leuk, hard-
stikke blind, ontzettend helder, vreselijk vol, enorm sterk". (Vuistregel: het eerste
deel is onder dezelfde betekenis vervangbaar door 'zeer'.) In dit opzicht verschil-
len deze samenstellingen van kleurenblind, mijlenver, maandenlang, .dagenlang,
eeuwenoud, enz. waarin het eerste deel nog zijn letterlijke betekenis heeft.
Voorbeelden van woorden die als eerste lid van een samenstelling wel een [e]
hebben, maar die geen meervoud op <en> kennen, zijn zeldzaam: rijstepap , gerste-
nat, gortebrij.
De regels voor de beregeling van de tussensjwa voor samenstellingen hebben
strikt genomen geen relatie met de schrijfwijze van tussensjwa' s bij afleidingen.
De spelling van afleidingen leidt momenteel niet of slechts zelden tot problemen.
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat deze situatie onder invloed van onze
voorstellen zal wijzigen. Voor de volledigheid formuleren we hieronder de regels
voor de tussensjwa in afleidingen; aan deze regels is niets veranderd ten opzichte
van de huidige beregeling.
Motivatie
De voorgestelde beregeling sluit nauw aan bij het huidige gebruik, met dien ver-
stande dat de spelling van samenstellingen met een substantief als eerste lid een
lichte verschuiving in de richting van een veralgemening van <en> betreft.
De huidige beregeling schrijft <en> voor wanneer het eerste lid "noodzakelijk de
gedachte aan een meervoud opwekt". Dit onderdeel van de regel is, wanneer het
om een semantisch bepaald meervoud gaat, uiterst dubieus. De betekenis van sa-
menstellingen zoals boekelegger (huidige spelwijze) is niet verbonden met een
enkelvoud of meervoud, maar met een generiek gebruik. Het aantal boeken doet er
niet toe; het gaat om de soort. Een afzonderlijke boekelegger past natuurlijk maar
in een enkel boek, maar de betekenis van boekelegger abstraheert daarvan: "een
legger die in boeken gebruikt wordt om de plaats aan te geven". Op dezelfde wijze
heeft een woord dat op dit moment met <en> geschreven wordt, niet noodzakelijk
74
Hoofdstuk 3 - Verbindingsletters
een parafrase met een meervoud. Het woord boekencensuur is ook geschikt in een
situatie waarin slechts één boek onder de censuur valt.
De beregeling is in het gebruik overigens aanmerkelijk eenvoudiger dan hier
voorgesteld. Regel ( 1) is eigenlijk overbodig. Van regel (2a) is het gedeelte "met
een mogelijk meervoud op <en>" toegevoegd voor rijstepap en gerstemeel (een
zeer kleine groep woorden). Regel (2) kan daarom worden teruggebracht tot de
volgende vuistregel:
Vuistregel
In deze vorm komt ook beter tot z'n recht vanuit welke visie de regel opgesteld is:
substantieven die verbogen worden, krijgen in de spelling <en>. Met andere woor-
den: het is niet nodig om naast bes en bessen ook een vorm besse te schrijven. De
lezer heeft van deze derde vorm geen voordeel; de schrijver heeft er alleen maar
last van.
Er is een groep substantieven die zowel met als zonder sjwa kan worden ge-
bruikt: keus - keuze, uitgaaf- uitgave. Soms hangt het verschil in vorm samen met
een verschil in betekenis. De voorgestelde beregeling impliceert dat twee schrijf-
wijzen in samenstellingen mogelijk zijn: keuze(n)pakket, uitgave(n)beleid. In deze
gevallen heeft de vorm zonder <Il> naar onze mening de voorkeur, maar de andere
vorm kan (voor wie de vorm met -e nooit gebruikt) niet principieel worden uitge-
sloten. Het woordenboek kan uitsluitsel geven: wanneer de vormen apart zijn
opgenomen, zijn er ook verschillende samenstellingsvormen mogelijk. Aangezien
het een niet al te grote groep woorden betreft (minder dan dertig gangbare woor-
den in ons bestand, die ook nog eens lang niet altijd als eerste lid van een
samenstelling voorkomen) is hiervoor geen aparte regel geformuleerd.
In de lijst voorbeelden van wat als kortste vorm moet worden beschouwd, wer-
den ook substantieven met de vrouwelijke uitgang -e genoemd. Wanneer niet
wordt geabstraheerd van zulke uitgangen, zou in de spelling een onderscheid kun-
nen worden gemaakt dat in de uitspraak niet aanwezig is, en dat naar onze mening
niet wenselijk is (scholierewedstrijd voor de meisjes, scholierenwedstrijd voor de
jongens). Door te abstraheren van deze sjwa's, kunnen alleen docentenvergade-
ring, scholierenberaad, assistentenopleiding worden geschreven.
De niet-substantieven krijgen <e>. Voor de adjectieven geldt dit ook buiten de
groep samenstellingen; die hebben naast een kortste vorm zonder <e>, ook een ver-
bogen vorm met <e>. De stofadjectieven maken gewoonlijk in hun onverbogen
vorm deel uit van een samenstelling: kopererts, goudmijn. In woordgroepen wor-
den zulke adjectieven met <en> geschreven, en vanzelfsprekend komt <en> dan ook
in versteende woordgroepen terecht (goudenregen). In de beregeling hierboven
zijn zulke versteende woordgroepen bij de uitzonderingen geplaatst.
75
Rapport van de Spellingcommissie
76
Hoofdstuk 3 - Verbindingsletters
Als gesteld mag worden dat het hier gaat om vergelijkbare, gematchte paren woor-
den met <e>- of <en>-spelling, dan is de conclusie gerechtvaardigd dat de
taalgebruiker een duidelijke voorkeur heeft voor <en> als dat ook de officiële spel-
ling is, en een minder duidelijke voorkeur voor <e> als dat de officiële spelling is.
Met uitzondering van het woord maneschijn zal het voorstel om <en> te veralgeme-
nen bij deze zes onderzochte woorden derhalve minder weerstand opwekken dan
het voorstel om <e> te veralgemenen.
Getalsmatige ondersteuning
Bij het bepalen van onze beslissingen hebben we ons ook gebaseerd op frequentie-
gegevens ten aanzien van het gebruik van <e> en <en> in samenstellingen (zie
eindrapport van het project Computerprogramma voor de 'tussenklanken' in het
perspectief van de nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse taal). Zowel type- als
tokenfrequentie van <en> is beduidend hoger (61 en 73%) dan die van <e> (39 en
27% ), ondanks dat de hoofdregel op dit moment <e> voorschrijft. Ons voorstel
77
Rapport van de Spellingcommissie
voor uitbreiding van <en> is dus inderdaad minder drastisch dan een voorstel voor
uitbreiding van <e>.
78
Hoofdstuk 3 - Verbindingsletters
l. Als men in een samengesteld woord op het verbindingspunt van het eerste
met het tweede lid, die geen van beide resp. als laatste en als eerste foneem
eens hebben, eens hoort, schrijft men altijd eens:
liefdes uur, jagerslatijn, Zondagswerk[ ... ] vissersziekte.
2. Als het tweede lid met eens begint, schrijft men een verbindings-s, als het
eerste lid een meervoud op -s heeft en die -s zonder apostrof aan de stam
wordt gehecht:
meisjesschool, jongensschool, hersensschors, koksschool, memoiresschrij-
ver; maar: verhaalstructuur, doodstraf, buikspreker, tubaspel, lavastroom.
Opmerking
Als het tweede lid met een z begint, die door assimilatie met de slotconsonant
van het eerste lid (die ook eens kan zijn), als s wordt uitgesproken, hoort men
en schrijft men dus ook geen verbindings-s:
maagzout, tuigzalder, doodziek, beroepzanger, dienstzaak, vraatzucht, stad-
zegel;
thuiszorg, waszak, huiszoeking, buiszwam [... ].
Wat het schrijven van de verbindings-[s] betreft, komen de regels (a,b) uit de Eind-
voorstellen grotendeels overeen met regel 1 en de opmerking uit het Rapport.
Laatstgenoemd voorstel breidt regel (c) uit zodanig dat niet alleen verkleinwoor-
den, maar alle woorden met een s-meervoud een <S> krijgen in samenstellingen.
Voorstellen
Het leidend principe van de hier gepresenteerde voorstellen voor de beregeling
van de spelling van de verbindings-s is, net zo als bij de verbindingssjwa, dat er
hiervoor zo weinig mogelijk specifieke spellingregels zijn opgesteld.
Een centrale notie bij de spellingregeling van de verbindings-s is weer de kort-
ste vorm van een woord. De kortste vorm van een woord is de vorm die geen
kortere vorm zonder de slotklank [s] kent met dezelfde betekenis. Anders gezegd:
als de eindklank van een woord een [s] is die een uitgang is, dan moet die [s] eraf
om de kortste vorm van een woord te bepalen. De kortste vormen van huis, tuin en
keukens zijn respectievelijk huis, tuin en keuken. De kortste vorm van een woord
abstraheert van uitgangs-s 'en.
De volgende regels betreffen verschillende situaties. Regel ( 1) geldt wanneer
het eerste deel van de samenstelling zelf al op een <S> eindigt (er is dan in feite
geen sprake van een verbindingsletter), regel (2) geldt wanneer geen van beide
79
Rapport van de Spellingcommissie
delen een [s] heeft, terwijl wel een verbindings-s gehoord wordt, en regel (3) geldt
wanneer het tweede deel van de samenstelling met een [s] begint.
(1) Samenstellingen en afleidingen waarvan de kortste vorm van het eerste lid de
eindklank [s] heeft
Als de kortste vorm van het eerste deel van een samenstelling of afleiding op
[s] eindigt, wordt het eerste deel zonder meer aan het tweede deel vastgeschre-
ven. Voorbeelden: toetssteen, muisstil, poeslief, verwenskaart, messcherp,
huiscentrale, aartscharlatan, aartsschelm, aartslui, busstation, hijskraan,
halszaak, ijszaag, muskusrat, vismeel, kushandje, preutsheid, ijsprijslijst,
kruistocht, lasschild.
Merk op dat als in samengetrokken vormen een [s] wordt gehoord, die ook moet
worden geschreven, in weerwil van al het bovenstaande: advents- of kerststuk, da-
mes- of herensandalen, dorps- en stadstraten.
80
Hoofdstuk 3 - Verbindingsletters
c. Voor alle andere gevallen geldt: schrijf wanneer een sisklank gehoord
wordt een enkele <S>: bezienswaardig, getalsmatig, heerschap, makelaar-
ster, martelaarschap.
Vuistregel
Wanneer geen verbindingsletter gehoord wordt, dan wordt die ook niet geschre-
ven. Dat is vanzelfsprekend in samenstellingen zoals zeeman, bloempot, poeslief
Ook samenstellingen zoals toetssteen, met <SS>, hebben geen verbindingsklank.
Het probleem van de verbindingsklank treedt op wanneer het tweede deel van de
samenstelling met [s] begint en het eerste deel niet noodzakelijk op <S> eindigt, dus
in woorden zoals tijd(s)stip. Taalgebruikers gaan aarzelen bij dit woord, omdat het
tweede deel met <S> begint, en het eerste deel tijds- kan zijn (tijdsverschil), of tijd-
(tijdgenoot).
Het voorstel om zo zuinig mogelijk om te gaan met <SS> heeft als nadeel dat vor-
men zoals damesandaal en huisjes lak met een enkele <S> geschreven worden,
terwijl de intuïties van taalgebruikers toch lijkt te zijn dat deze vormen met <SS>
behoren te worden geschreven. Om deze reden is het voorstel verruimd met de mo-
gelijkheid om een dubbele <SS> te schrijven bij persoonsnamen en verklein-
woorden. Het gaat hier uitdrukkelijk om een mogelijkheid, niet een voorschrift of
aanbeveling. Een stringente beregeling van deze groep lijkt onmogelijk, omdat er
naast moederskindje, bakkersroom, enz. ook moederdag, meesterstuk, moeder-
schoot enz. voorkomen. Een ingevoegde <S> in secretaressesstoel is op geen
enkele wijze te verantwoorden.
Onze voorstellen veroorzaken weinig wijzigingen in de huidige spelling; wijzi-
gingen zijn er vooral in de groep woorden die onder invloed van de huidige
regeling speJlingonzekerheid veroorzaken.
81
Rapport van de Spellingcommissie
82
Hoofdstuk 3 - Verbindingsletters
Merk op dat het percentage taalgebruikers dat beide schrijfwijzen als standaard
wenst te zien, laag is (veel lager dan bijvoorbeeld de voorkeur voor zowel <C> als
<k> in de enquête, die gemiddeld 27% N en 14% Bis, p. 11).
Uit de voorbeelden blijkt dat de taalgebruiker duidelijke voorkeur heeft voor
<SS> in meisjesstem. In ons voorstel mag daar inderdaad <SS> gespeld worden. In de
overige gevallen wordt volgens ons voorstel <S> geschreven, een voorstel dat in ie-
der geval voor dorpstraat zeer aanvaardbaar is, en dat in België op minder verzet
zal stuiten dan in Nederland.
Bij het bepalen van onze beslissingen hebben we ons ook gebaseerd op frequentie-
gegevens ten aanzien van het gebruik van <S> in samenstellingen (zie het
eindrapport van het project Computerprogramma voor de 'tussenklanken' in het
perspectief van de nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse taal). De gegevens
over samenstellingen met een <S> aan het begin van het tweede lid zijn: 373 typen
en 4689 tokens met <SS>, 767 typen en 6852 tokens met <S>. Ons wijzigingsvoor-
stel houdt in dat de kleinste groep vrijwel geheel gaat verdwijnen (behoudens
samenstellingen met een eerste lid eindigend op <S>, zoals toetssteen, en de optie
om <SS> te spellen bij persoonsnamen en verkleinwoorden).
83
Hoofdstuk 4
Diakritische tekens
4.1 De uitgangspunten
85
Rapport van de Spellingcommissie
(a) het gebruik van het liggend streepje, het trema of niets bij een lettergreep-
grens,
(b) het ge.bruik van de apostrof of klinkertekenverdubbeling ter voorkoming van
verkeerde teruglezing,
(c) het gebruik van de apostrof of niets bij de genitief-s,
(d) het gebruik van de apostrof of het koppelteken bij afkortingen, en
(e) het gebruik van het koppelteken bij samenstellingen die een beroep aanduiden
of een geografische naam bevatten.
4.2 Scheiding-en-verbindingstekens
86
Hoofdstuk 4 - Diakritische tekens
Soms wordt voor het scheiden-en-verbinden van de samenstellende delen van een
samengesteld woord een liggend streepje gebruikt. Het streepje is verplicht in de
volgende gevallen:
87
Rapport van de Spellingcommissie
88
Hoofdstuk 4 - Diakritische tekens
Wanneer na het vormen van afleidingen klinkerletters naast elkaar staan die
ten onrechte samen gelezen kunnen worden, krijgt de tweede klinkerletter een
trema. Voorbeelden: geïnd, beëindigen, geëerd, geüniformeerd.
89
Rapport van de Spellingcommissie
De Werkgroep ad hoc Spelling geeft de voorkeur aan het zoveel mogelijk achter-
wege laten van het trema. De gepresente.e rde argumenten daarvoor zijn de
volgende (Rapport, p. 114-115):
1. Ook de Woordenlijst stelt het diakritische teken bij bastaardwoorden reeds ter
discussie: het is daar in feite optioneel.
2. In een aantal geva11en, zoals petroleum, baccalaureus, wordt het diakritische
teken nooit gebruikt, zonder dat dit problemen geeft met de leesbaarheid.
3. In vrijwel alle gevallen is foute teruglezing ondenkbaar, zelfs zonder dat men
het woord in kwestie kent. Denk aan weeig, geemancipeerd, reeel.
4. Het trema is voor de schrijver een notoir probleem. Denk aan gevallen als
reële, reëel, eendeëi, e.d.
5. Internationaal is het trema niet gangbaar. Een liggend streepje of niets is de
gewone schrijfwijze..
90
Hoofdstuk 4 - Diakritische tekens
Optie O volgt het advies van de Werkgroep ad hoc Spelling: geheel afschaffen
van het trema. Met deze optie zijn schrijvers gediend, want die blijken grote moei-
te te hebben met de juiste tremaplaatsing. Deze optie verdient echter pas
aanbeveling wanneer onderzoek heeft uitgewezen dat het trema geen noemens-
waardig belang heeft voor het lezen. Inmiddels heeft Van Heuven onderzoek
verricht naar het nut van het trema, en uit zijn interimrapport Trema en woordher-
kenning (Leiden, 1994) blijkt het volgende:
De eindconclusie van het onderzoek tot zover luidt dat de resultaten van deze
leesproef eliminatie van het trema uit de Nederlandse spelling niet in de weg
staan: het trema dient geen lezersbelang.
Bij deze eindconclusie maak ik echter een aantekening. We moeten ons goed be-
denken dat in dit onderzoek is gewerkt met een elite onder het lezerspubliek:
universitaire studenten, d.w.z. hoog-opgeleide, jonge en zeer leesvaardige men-
sen. Alvorens vergaande consequenties te verbinden aan de resultaten van ons
onderzoek zou de proef, wellicht na noodzakelijke aanpassing aan een minder
leesvaardige proefpersoongroep, herhaald moeten worden [... ].
Wanneer de herkenbaarheid van woorden ook voor minder geoefende lezers niet
nadelig beïnvloed wordt door het weglaten van trema's, is er alle reden om dit dia-
kritische teken te laten vervallen.
Optie 1 is het behoud van de huidige regeling, maar met een exacte formulering;
optie 2 is een nieuwe regeling, die in veel gevallen dezelfde uitkomst oplevert als
de huidige regeling (zonder de huidige regeling volledig te overlappen), maar
nooit aanleiding kan geven tot verwarring omtrent de letter waarop het trema moet
worden geplaatst, en dus de schrijver tegemoet komt.
Het trema dient in beide opties om twee opeenvolgende monografen te onder-
scheiden van digrafen. Als digrafen kent het Nederlands de volgende letterparen:
aa, ai, au, ee, ei, eu, ie, oe , oi, oo, ou, ui, uu (de ae is niet langer een digraaf, zie
hoofdstuk 2). Uitgezonderd van tremaplaatsing zijn bepaalde uitgangen (zie Woor-
denlijst, p. LXVI): "Op de u van woorden op -eum wordt nooit een deelteken
geschreven (museum, petroleum en derg.). Ook de Latijnse uitgangen -eus en -ei
en de Franse verbinding -ien krijgen geen deelteken (baccalaureus, baccalaurei,
milicien)." Deze uitzonderingsclausule geldt voor beide opties. De uitwerking van
optie 1 is als volgt.
91
Rapport van de Spellingcommissie
In woorden met langere klinkerreeksen is een trema meestal niet nodig, omdat
ofwel het voorkomen van de <Î> voor klinkerletters het trema overbodig maakt
(de <Ï> wordt dan als [j] gelezen) ofwel het trema op een letter zou terechtkomen
die minder dubbelzinnigheid teweeg brengt dan <e> of <Î> (het zijn vooral deze
twee letters die als tweede deel van de digraaf voorkomen). De gepresenteerde be-
regeling onder ( 1) beoogt geen nieuwe regel te zijn; slechts een weergave van wat
op dit moment het tremagebruik is.
Optie 2 wijzigt de huidige tremavoorschriften; het gevolg is in een beperkt aan-
tal woorden een wijziging.
Deze beregeling is voor de schrijver eenvoudiger dan ( 1) voor wat betreft de posi-
tionering van eventuele trema's: alleen op de tweede klinkerletter kan een trema
geplaatst worden. Voorbeelden: financiëel, financiële, priëel, priëlen, reïncarna-
tie, ambiguïteit. Sommige woorden die nu een trema hebben, verliezen die: weee,
weeig, smeuig, knieen, moee, bantoeistiek, jouissance. In woorden waarin geen di-
graaflezing mogelijk is, mag, net als bij (1 ), geen trema geplaatst worden:
ambigueren.
Er is nader onderzoek geweest naar het schrijfgemak bij optie 1 en optie 2.
Schrijvers maakten aanzienlijk minder fouten wanneer ze trema's moesten plaat-
sen terwijl ze daarbij regels zoals onder (1) geformuleerd op papier aangeboden
kregen. Zoals te verwachten, vormde het veranderde spellingbeeld bij beregeling
(2) een bron van fouten. Het aantal fouten nam echter niet heel dramatisch toe.
De Spellingcommissie heeft geen unaniem standpunt voor een van deze drie op-
ties kunnen bepalen.
4.3 De weglatingstekens
Wanneer een deel van een woord wordt weggelaten, wordt dat aangegeven met
een weglatingsteken. Als weglatingsteken fungeert het liggend streepje indien er
samentrekking van een deel van een woord optreedt in een nevenschikking: jon-
gens- en meisjesfiets, giropas en -betaalkaart, dag- of nachttarief Als
weglatingsteken fungeert de apostrof binnen het woord: 's morgens, 's avonds,
's anderendaags, onnavolgb're, d'r, m'n, A'dam,A'foort, R'dam, R'daal.
92
Hoofdstuk 4 - Diakritische tekens
Een woord mag worden afgebroken wanneer er aan het einde van een schrijf- of
typregel nog plaats genoeg is voor het eerste stuk van het woord met ten minste
één afbreekpositie (zie 4.6 voor de criteria voor afbreekposities). In dat geval
wordt het woord afgebroken op de (laatste) afbreekpositie, en komt er een liggend
streepje als afbreekteken. Wanneer op een afbreekpositie een scheiding-en-verbin-
dingsteken staat, dan vervalt dat teken op het moment dat er een afbreekteken op
die positie komt te staan. De apostrof vervalt bijvoorbeeld in opa'tje (opa-tje), het
trema in geïnd, ruïne (ge-ind, ru-ine), en als er al een streepje staat, dan komt er
geen extra streepje bij afbreken (zee-eend, Staten-Generaal).
Het staat schrijvers te allen tijde vrij om nadruk op een woord aan te geven door
accenten op klinkerletters te plaatsen, zoals in: Moest je dáárom zo lachen?, Die
vent is zó!, Hij is ècht gek. De keuze van het accentteken is vrij.
4.6 Afbreekposities
(De afbreekposities van vreemde woorden zijn hier buiten beschouwing gelaten.)
Afbreekposities zijn uitsluitend de posities tussen twee lettergrepen van een
woord. Een woord van slechts één lettergreep kan dus niet worden afgebroken.
Lettergrepen van slechts één klinkerteken mogen niet los voorkomen op een
schrijfregel: adres en aloë worden dus niet afgebroken.
De indeling in lettergrepen van een woord is afhankelijk van zijn morfologische
structuur, en vertoont parallellen met de klankgreepindeling van de uitspraak van
dat woord. In het algemeen geldt de volgende hoofdregel:
Voorbeelden:
(1 a) bal-Zen, spel-Zen, amb-ten, ek-ster, har-tig, ern-stig, prach-tig, strin-gent, kwa-
draat, wonin-kje, beden-kin-kje;
(1 b)bes-te, mas-ten, zing-en, breng-en, lach-en, poch-en, rich-el, ex-amen, tax-
atie, do-laard;
(1 c) naas-te (*naa- ... ), looch~enen (*Zoo- ... ), ooi-evaar, grijn-zaard, vein-zaard.
93
Rapport van de Spellingcommissie
Naast deze regel gelden er nog enkele specifieke regels, maar telkens met inachtne~
ming van het onder (la), (lb) en (lc) gestelde. De bijzondere regels betreffen
gelede woorden, en een nadere specificatie van de hoofdregel:
(4) Afbreekposities in ongelede en gelede woorden (het meeste van wat hier nog
genoemd wordt is een directe uitwerking van de hoofdregel)
a. Geen medeklinkerletters tussen de klinkerletters:
woorden hebben uitsluitend afbreekposities binnen een klirtkerletterreeks
op al die plaatsen waar twee opeenvolgende klinkerletters niet als een en-
kele klank gelezen worden (eventueel omdat de tweede klinkerletter met
een trema is gemarkeerd).
Voorbeelden: ri-ool, hi-aat, individu-eel, lui-er, pati-ent, co-effici-ent,
appreci-eert.
b. Eén medeklinkerletter tussen de klinkerletters:
wanneer er bij woorden tussen de klinkerletters van twee opeenvolgende
lettergrepen slechts één medeklinkerletter staat, dan is de afbreekpositie
vóór deze medeklinkerletter.
Voorbeelden: ve-te, zie-lig, po-li-tie, ba-Zen, spe-Zen, gru-wen,
vernieu-wen, schreeu-wen, kou-welijk.
c. Twee medeklinkerletters tussen de klinkerletters:
wanneer er bij woorden tussen de klinkerletters van twee opeenvolgende
lettergrepen twee medeklinkerletters staan, dan is de afbreekpositie tus-
sen deze medeklinkerletters.
Voorbeelden: naas-te, bon-te, wil-de, dus-ter, hel-der, olifan-ten, mees-
te, mees-ter, hees-ter, bees-ten, lijs-ter, fluis-ter, noes-te, beur-zen. (Deze
regel geldt ook voor nk, niet voor ng en ch: den-ken, zing-en, lach-en.)
94
Hoofdstuk 4 - Diakritische tekens
In eerste aanblik verschilt de voorgestelde beregeling nogal sterk van die van
1954. Dat vloeit echter eerder voort uit de andere structuur van de beregeling, dan
uit het aantal voorgestelde wijzigingen. Er wordt in de voorstellen uitgegaan van
de functie die de diakritische tekens moeten vervullen, en daarbij wordt het ge-
bruik van verschillende tekens aangegeven. In de huidige regeling wordt telkens
uitgegaan van de diakritische tekens zelf, terwijl daarbij dan de toepassing ervan
wordt vermeld.
De meest in het oog springende wijzigingsvoorstellen betreffen het consequent
schrijven van< 's> bij genitiefvormen van eigennamen en het gebruik van een
apostrof ten behoeve van de leesbaarheid in diminutieven van het type auto' tje,
foto'tje, reçu'tje, papa'tje, café'tje, baby'tje.
De gelijke behandeling van alle eigennamen is te verantwoorden vanwege de
zeer lage frequentie van genitiefvormen van eigennamen in geschreven taal, en de
behoefte aan exacte herkenning van eigennamen. Het gebruik van de apostrof voor
de genitief-s komt beter overeen met het tegenwoordige gebruik (ook al is dat mo-
menteel tegen de regels). Verdere uitbreiding van het gebruik van apostrof dan
hier voorgesteld (namelijk: apostrof bij genitieven van eigennamen en bij bepaal-
de verkleinwoorden) bevelen we niet aan, omdat het woordbeeld erdoor verstoord
wordt: naast tantes (meervoud) zou dan *tante' s (genitief) ontstaan. Dit gebruik
van genitieven komt in schrift frequenter voor, terwijl de behoefte aan scherpe her-
kenning van de betreffende grondwoorden niet zo pregnant is als in het geval van
eigennamen het gaat om bekende woorden als moeder, vader, tante, oom, enz.
Het maakt apriori niet uit of vocaalverdubbeling of apostrof gekozen wordt ter
voorkoming van mogelijke leesproblemen bij diminutief- of meervoudsuitgangen
direct achter een stamwoord waarvan de laatste lettergreep eindigt op een volle vo-
caal die weergegeven is met slechts één klinkerletter. Bij het maken van de keuze
is rekening gehouden met het grote frequentieverschil tussen het gebruik van de
apostrof en van vocaalverdubbeling in het vigerend spellingsysteem, met als resul,;,.
taat de keuze voor het consequente gebruik van de apostrof. Dat het hierboven.
aangegeven type woorden nu op een iets andere manier wordt behandeld dan ande-
re Nederlandse woorden, is te verantwoorden met het gegeven dat er naast de
frequente (pa)pa, (ma)ma, opa en oma vrijwel alleen niet-inheemse woorden eindi-
gen op zo'n volle vocaal.
De voorstellen komen in grote lijnen overeen met die van de Werkgroep ad hoc
Spelling.
De Spellingcommissie heeft - vooruitblikkend op de verruiming van haar taak
vanaf september 1992 - ook reeds een voorstel opgenomen voor de beregeling van
95
Rapport van de Spellingcommissie
96
Hoofdstuk 5
Vreemde woorden
Vreemde woorden zijn woorden die zich onderscheiden van Nederlandse woorden
door hun fonologisch of morfologisch gedrag: ze hebben niet-Nederlandse klan-
ken, klankdistributies, of morfologische karaktertrekken. Bijvoorbeeld: mayonaise
met de uitheemse [èè]; journaal,foerage met de uitheemse [zj]; vanille met de U]
tussen een volle vocaal en een sjwa in een ongeleed woord; fez en jazz met een
stemhebbende obstruent aan het einde van een woord; gymnasium met het meer-
voud gymnasia; cake met het meervoud cakes. Ook de hedendaagse taalgebruiker
kan deze woorden dus als vreemd herkennen. Omdat vreemde woorden zich in het
mondelinge taalgebruik niet geheel aan het Nederlands hebben aangepast, is het re-
delijk zulke woorden ook in de spelling niet aan het Nederlandse systeem te
onderwerpen.
Aanpassing aan het Nederlandse spellingbeeld is bovendien bij vreemde woor-
den vaak niet goed mogelijk. Voor mayonaise zou een spellingvorm als ma}onesse
een onjuiste uitspraak opleveren. Een spellingvorm zoals ?majonèse past net zo
min in het Nederlandse spellingsysteem als mayonaise: accenten worden in het Ne-
derlands meestal gebruikt om nadruk mee aan te geven. Een uitzondering vormen
misschien de uitroepen hè en hé. Hier kunnen de accenttekens ook de nadruk aan-
geven, want vrijwel altijd dragen deze uitroepen tevens nadruk.
Het schrijven van diakritische tekens bij vreemde woorden kan in het algemeen
achterwege blijven. Bij de vorige spellingwijziging is <é> in de eerste lettergreep
van een woord vervangen door <e> (Woordenlijst, p. XLVIII). Voorbeelden zijn re-
fugié, etage. De regel kan verruimd worden voor andere letters en de overige
lettergrepen, wanneer de uitspraak van het woord zonder diakritisch teken niet on-
duidelijk wordt. Met deze regel blijft bij refugié het diakritische teken behouden,
evenals bij enquête, gêne, volière, logé. Op andere vocaalletters kan het diakriti-
sche teken zonder nadelige gevolgen voor de uitspraak verdwijnen: ragoût en
debácle kunnen veranderen in ragout en debacle.
97
Rapport van de Spellingcommissie
Vreemde woorden nemen deels het gedrag van Nederlandse woorden over. Ze ne-
men Nederlandse voor- en achtervoegsels, en ze vormen samenstellingen volgens
de Nederlandse regels. Omdat het Nederlandse spellingsysteem niet altijd in staat
is zulke woordvormen zonder meer te verantwoorden, moet er soms een hulpmid-
del gebruikt worden. Verschillende systemen zijn in gebruik. Zo schrijft men
bijvoorbeeld de vervoeging van het werkwoord bridgen als hij bridgt, bridget,
bridge' t, bridge-t, 'bridge' ten zelfs: hij bridged. De volgende voorstellen zijn be-
doeld om meer eenheid te brengen in het huidige gebruik.
(1) Affixen worden zonder meer aan de volle vorm vastgeschreven. Eventueel,
wanneer de leesbaarheid dat vereist, wordt een eindvocaal verdubbeld, of wor-
den enkele aanhalingstekens geschreven tussen kern en affix.
98
Hoofdstuk 5 - Vreemde woorden
Er moet één verfijning aangebracht worden bij deze rege1: wanneer een werk-
woord weliswaar eindigt op -se, maar toch altijd met [z] uitgesproken wordt, is de
ver1edentijdsuitgang -de. Voorbeeld: raise - raisen, raisede, geraised. Werkwoor~
den eindigend op een volle vocaal of consonant volgen uiteraard ook de regel van
het 'kofschip':
99
Hoofdstuk 6
6.1 Inleiding
101
Rapport van de Spelllngcommissie
zoals een programma dat de oude spelling in de nieuwe spelling omzet en een pro-
gramma dat de spelling controleert.
Wanneer geen onderscheid wordt gemaakt tussen beide varianten, zullen we
spreken van Woordenlijst en wanneer de beide versies onderscheiden moeten wor-
den, zullen we de gedrukte en elektronische variant aanduiden als respectievelijk
WL ('WoordenLijst') en EWL ('Elektronische WoordenLijsf).
De EWL wordt samengesteld binnen een speciaal voor deze lijst ontwikkeld gege-
vensbeheerprogramma, waarin enkele standaardprocedures geïmplementeerd zijn,
zoals het zoeken, toevoegen en verwijderen van gegevens. Daarnaast zijn er enke-
le voor de EWL specifieke mogelijkheden aanwezig, waaronder het invoeren van
gegevensbestanden en het toepassen van consistentiecontroles.
Naast procedures voor het samenstellen van de EWL zullen er procedures ont-
wikkeld worden om ontbrekende informatie af te leiden. Een groot deel van de
inhoud van de EWL wordt samengesteld uit informatie van de taaldatabank van
het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden (INL); daar waar informatie
ontbreekt kan deze voor een deel aangevuld worden met de informatie van het be-
stand met Nederlandse woorden van het Centrum voor Lexicale Informatie
(CELEX) te Nijmegen. De databank van het INL bevat informatie over spelling en
frequentie, het bestand van CELEX heeft daarnaast morfologische en fonologi-
sche informatie, maar geeft een minder compleet beeld van de huidige taalvoor-
raad. De nog ontbrekende informatie zal op grond van de spelling worden toege-
voegd door gebruik te maken van taalkundige kennis. Op basis van taalkundige
regels worden programma's ontwikkeld waarmee ontbrekende informatie automa-
tisch wordt gegenereerd.
Bij ongelede woorden zijn van de spe11ing meestal de nieuwe spelling en spel-
lingvarianten, afbreekposities, uitspraak (afgezien van klemtoon) en verbogen
vormen af te leiden. De automatisch gegenereerde informatie moet worden gecon-
troleerd en alle andere informatie (klemtoon, betekenis, status) moet met de hand
of gedeeltelijk automatisch worden toegevoegd.
Bij gelede woorden waarvan de delen in het gegevensbestand staan, is gegeven
de juiste morfologische analyse alle informatie in het algemeen afleidbaar uit de
samenstellende delen. De morfologische analyse kan voor een groot deel automa-
tisch worden gedaan, maar omdat er (nog) geen betrouwbare morfologische
decompositieprogramma's zijn voor Nederlandse woorden, moeten de uitkomsten
handmatig worden gecontroleerd.
De programma's voor het automatisch afleiden van informatie kunnen verder ge-
bruikt worden binnen applicaties, zoals bijvoorbeeld bij de spellingcontrole van
woorden, waar met name bij de samengestelde woorden de controle op basis van
lijsten te kort schiet.
102
Hoofdstuk 6 -De nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse taal
6.3.1 Inleiding
In de volgende paragrafen wordt een voorstel gedaan voor de opzet van de nieuwe
Woordenlijst van de Nederlandse Taal. Bij het beslissen over de selectie van op te
nemen trefwoorden en de daarbij op te nemen kenmerken hebben we ons laten lei-
den door twee overwegingen. De eerste is dat we de Woordenlijst voor de
gebruiker zo toegankelijk mogelijk willen maken. In het ideale geval is de Woor-
denlijst zonder uitleg te gebruiken. Dit impliceert veel redundantie: liever dan uit
te leggen welke informatie we als regelmatig beschouwen en 'dus' niet opnemen,
nemen we alle informatie op, zowel de regelmatige als de uitzonderlijke. Boven-
103
Rapport van de Spellingcommissie
104
Hoofdstuk 6 -De nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse taal
Komt een bepaald eerste lid van een samenstelling met verschillende tussenletters
voor, dan worden alle gangbare samenstellingen genoemd, tenzij de ene mogelijk-
heid duidelijk uitzonderlijk is en de andere regelmatig (de uitzonderlijke vorm
wordt wel geheel vet afgedrukt):
levensbelang; ook <S> bij andere samenstellingen met leven, behalve levenwekkend.
levenwekkend [ ... ]
105
Rapport van de Spellingcommissie
De spelling
De spelling van een trefwoord is de belangrijkste informatie in de Woordenlijst.
We willen het woordbeeld van de ingang dan ook niet verstoren door het aange-
ven van afbreekposities, aanwijzingen voor de uitspraak en dergelijke.
In de EWL kan de oude spe11ing worden opgenomen van woorden waarvan de
spelling veranderd is door de nieuwe spellingregels. Woorden die spellingwijzigin-
gen hebben ondergaan, kunnen gemarkeerd worden. De gebruiker van de EWL
kan zelf kiezen of deze informatie zichtbaar gemaakt wordt. Wanneer de spelling-
wijzigingen bij de gebruiker ingeburgerd zijn, kunnen deze markering en oude
spelling uitgezet worden. Omdat deze mogelijkheid in de WL ontbreekt, kan de
oude spelling en de markering daarin beter achterwege blijven (of uitsluitend in
een speciale uitgave ervan voorkomen).
Het systeem van voorkeurspelling verdwijnt, zodat in de toekomst opgenomen
spellingvarianten altijd gelijkwaardig zullen zijn. Morfologische varianten en uit-
spraakvarianten zullen vermeld blijven worden, en zijn ook gelijkwaardig.
Betekenis of context
In sommige gevallen kan onzekerheid ontstaan bij gelijkluidende woorden (homo-
fonen) en bij (bijna) gelijkgespelde woorden (homografen), wanneer die andere
eigenschappen hebben. In die gevallen wordt in de huidige Woordenlijst toelich-
ting gegeven, meestal in de vorm van de betekenis of context van het woord:
Deze conventie zullen we hier overnemen. Soms wordt slechts bij een van de twee
woorden de betekenis of context gegeven; in de nieuwe Woordenlijst zullen altijd
beide woorden van betekenis of context worden voorzien:
Soms wordt de context gegeven zonder dat er sprake was van homofonen of homo-
grafen, bijvoorbeeld:
aangebonden, (kort-).
106
Hoofdstuk 6 -De nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse taal
wege blijven, tenzij het een versteende uitdrukking betreft waarin een woord een
speciale spelling heeft (zie 6.3.2).
homofonen
gevlei, (mooipraterij), ge-vlei, [ge -v 1ei], [... ], zie ook gevlij.
gevlij, (in het - komen), ge-vlij, [ge-vlei],[ ... ], zie ook gevlei.
hard, (niet zacht), [hart], harde; harder; hardst, zie ook hart.
hart, (kloppend orgaan), [hart], harten; hartje, zie ook hard.
(bijna)homografen
jacket, (kroon, boekomslag), jac-ket, [d zj e-ke t], [ ... ], zie ook jacquet.
jacquet, (pandjesjas), jac-quet, [zj aa- k e (t)l, [ ... ], zie ook jacket.
band, (lint, stofnaam) [... ], zie ook band ( voorwerpsnaam) en band (groep muzikanten).
band, (lint, voorwerpsnaam) [ ... ], zie ook band (lint).
band, (groep muzikanten) [ ... ], zie ook band (voorwerpsnaam) en band (groep muzikan-
ten).
De betekenis van gevlei kan niet verhinderen dat dit woord in de uitdrukking in
het gevlij komen zou worden gebruikt, maar door de verwijzing wordt verwarring
uitgesloten.
De afbreekposities
In navolging van de Herziene Woordenlijst zullen we bij elk woord de afbreekpo-
sities weergeven als die er zijn. In de Herziene Woordenlijst worden deze
afbreekposities in het woord zelf weergegeven door puntjes op halve hoogte. Wij
stellen voor om elk trefwoord eerst zonder afbreekposities en vervolgens met even-
tuele afbreekposities te geven:
bode, bo-de
taxi, taxi
De voorgestelde methode vergt meer ruimte, maar heeft drie voordelen: in de eer-
ste plaats wordt het woordbeeld in het trefwoord zelf niet verstoord. In de tweede
plaats kunnen hierdoor de puntjes vervangen worden door de. gebruikelijke af-
breekstreepjes. Er ontstaat namelijk nooit een probleem als het trefwoord zelf een
koppelteken bevat, want uit de vergelijking van het trefwoord met het woord met
afbreekposities wordt duidelijk waar een koppelteken staat:
adjunkt-direkteur, ad-junkt-di-rek-teur,
107
Rapport van de Spellingcommissie
intuïtie, in-tu-i-tie,
Wanneer er, op grond van uitspraakvariatie meer dan een mogelijkheid is om een
bepaald woord af te breken, wordt de meest gangbare eerst gegeven:
108
Hoofdstuk 6 - De nîeuwe Woordenlijst van de Nederlandse taal
krijgt bijvoorbeeld de uitspraaktranscriptie [boe r-zj w a]. Omdat een klank soms
door een en soms door twee letters wordt weergegeven, scheiden we letter(combi-
naties) die een klank weergeven door middel van halve spaties. Een lijst van
klanken en hun representatie staat in Appendix E.
Klemtoon wordt gegeven bij alle meersyllabische woorden, en weergegeven
door middel van het onderstrepen van de betreffende lettergreep: [aa-ziel] en niet
door middel van accenttekens.
De spelling en uitspraaktranscriptie lijken dus sterk op elkaar. Daarom wordt in
Engelse en Amerikaanse spellinglijsten de uitspraak wel weergegeven door het
trefwoord zelf aangevuld met diakritische tekens, en alleen als de uitspraak te on-
regelmatig is, wordt de uitspraakrepresentatie apart weergegeven. Deze methode
volgen wij niet, omdat het woordbeeld daardoor verstoord wordt. Door de grote
overeenkomst tussen spelling en uitspraaktranscriptie is het wel van belang duide-
lijk typografisch onderscheid te maken tussen de twee.
Wat betreft het gewenste niveau van abstractie van de spelling verschillen de
twee bovengenoemde uitspraakgidsen onderling, maar beide beogen een vrij pre-
cieze weergave van de uitspraak te geven. Voor ons doel voldoet echter een
globale transcriptie en daarom sluiten we niet aan bij een van de uitspraakgidsen.
De door ons voorgestelde transcriptie heeft de volgende kenmerken: om zo
dicht mogelijk bij het spellingbeeld te blijven worden automatische processen als
stem- en nasaalassimilatie, degerninatie en hiaatdelging niet zichtbaar gemaakt in
de transcriptie. De woorden adjunktdirekteur en ateïst worden bijvoorbeeld getran-
scribeerd als [at- iu n k t-d ie-re k-teu r] en [aa-tee- is tl en niet als
[a t-i!!.D.g_gb-d ie-rek-teur] en [aa-tee-j is t]. De transcriptie is wat deze processen
betreft 'overdreven netjes', maar dat stoort niet, omdat de klankprocessen automa-
tisch toegepast worden bij het gewoon uitspreken van de betreffende woorden.
Een andere aanpak is nodig voor t-deletie voor het verkle.insuffix, verscherping,
en verzachting van [s] tot [z]. Het weglaten van het effect van deze regels in de
transcriptie zou wèl tot een onjuiste uitspraak kunnen leiden. Deze regels zijn daar-
om wel zichtbaar in de transcriptie. De woorden kastje, exposee en huis worden
dus weergegeven als [ka-sje], [eks-poo-zee] en [huis].
Een aantal optionele processen (n-deletie, eb-deletie ent-deletie) wordt aangege-
ven door middel van haakjes, bijvoorbeeld [s (eb) rei - v e (n)]. Andere optionele
processen zoals vocaalverkorting en vocaalreductie worden niet weergegeven. Het
is namelijk niet mogelijk om dit door middel van haakjes aan te geven. Wanneer
het effect van dergelijke regels in de transcriptie zichtbaar zou worden gemaakt,
zou ten onrechte de indruk gewekt kunnen worden dat de regel verplicht is. De
woorden asiel, seremonie en debacle worden daarom weergegeven door [aa-ziel],
[see-re-moo-nie] en [dee- baa-kel] en niet door [a-ziel], [si-re-moo-nie] en
[de - b aa-k e 1]. In de EWL is het mogelijk om op uitspraaktranscripties over te
schakelen waarbij (een aantal van) deze processen wel toegepast zijn.
De uitspraaktranscriptie wordt bij alle trefwoorden gegeven. Bij sommige woor-
den heeft een verbogen vorm een bijzondere uitspraak. In deze gevallen wordt ook
van de verbogen vorm de uitspraak gegeven:
109
Rapport van de Spellingcommissie
Het zou nog beter zijn om het trefwoord zoals in het normale gebruik vooraf te la-
ten gaan door het lidwoord:
Dit stuit in de WL echter op het bezwaar dat de trefwoorden niet allemaal tegen de
kantlijn staan of de lidwoorden in de marge moeten staan. Geen van beide opties
komt de opmaak ten goede:
of:
110
Hoofdstuk 6 -De nieuwe Woordenlijst van de Nederlands e taal
Een derde mogelijkheid is het lidwoord voor de vorm met afbreekposities te zet-
ten. De laatstgenoemde opties nemen nogal veel ruimte in beslag. Voor de EWL
gelden deze bezwaren niet.
De verbogen vormen
Ook op het gebied van verbogen vormen moeten keuzes worden gemaakt verge-
lijkbaar met die op het gebied van woordgeslacht. De huidige Woordenlijst bevat
veel verouderde uitgangen, zoals transactiën. Er kunnen wellicht beslissingen wor-
den genomen op grond van de frequentiegegevens van de INL-databank.
We hebben ervoor gekozen om in de nieuwe Woordenlijst net als in de CO-
BUILD ook regelmatige inflectie op te nemen en om alle vormen uit te schrijven,
zodat de lezer de regelmaat kan zien. Deze aanpak vergt wel veel ruimte, maar een
voordeel hiervan is dat de afwezigheid van een verbogen vorm maar één ding kan
betekenen, namelijk dat de vorm niet gebruikelijk is. In de huidige Woordenlijst is
het niet altijd duidelijk of de vorm niet gebruikelijk is, of dat hij regelmatig wordt
geacht.
Wanneer er meer dan een mogelijkheid is voor een verbogen vorm, bijvoorbeeld
twee meervoudsvormen, stellen we voor om geen voorkeursysteem te hanteren,
maar zoveel mogelijk de meest gangbare vorm eerst te geven:
De woordsoort
In de huidige Woordenlijst en in de meeste buitenlandse spellinglijsten wordt de
woordsoort niet weergegeven. Voor de spelling is deze informatie ook niet echt
van belang. Daarom geven wij de woordsoort niet. Wel is de woordsoort natuur-
lijk in een aantal gevallen af te leiden: nomina, verba en adjectieven zÜn te
herkennen aan hun verbogen vormen. In de EWL kan de woordsoort eventueel
wel gegeven worden.
111
Rapport van de Spellingcommissie
ben) wordt geen herkomst vermeld. Deze kan bij de samenstellende delen worden
opgezocht.
museum, het, mu-se-urn, [m uu- zee-e m], museums en musea, zie tremaregel x voor
u.itheemse suffixen in paragraaf y van de inleiding.
6.3.4 Toelichting
6.3.5 Spellingregels
Begrippenregister
afbreek posities
in Nederlandse woorden p ...
in vreemde woorden p ...
bij verbogen vormen
(b.v. auto'tje vs. au-to-tje) p ...
bij samenstellingen p ...
effect op plaatsing diakritische tekens
(b.v. reünie vs. re-u-nie) p ...
bij woorden met een koppelteken
(b.v. anti-autoritair) p ...
112
Hoofdstuk 6 - De nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse taal
- Een lijst met uitleg van gebruikte taalkundige termen. Deze zou er bijvoorbeeld
zo uit kunnen zien:
6.3.6 Voorbeeldwoordenlijst
aan.
adoratie, de, ado-ra-tie, [aa-doo-raa-(t)sie], adoraties.
adjunkt-direkteur, de, ad-junkt-di-rek-teur, [at-junkt-die-rek-teur], adjunkt-
direkteurs en adjunkt-direkteuren.
agent, de, [aa- gent], agenten, agentje.
akkoord, het, ak-koord, [a-koort], akkoorden.
alpenroman; de tussenklank wordt ook als <en> gespeld bij andere samenstel1in-
gen met alp.
analyse, de, ana-ly-se, [aa-naa-lié-ze], analysen en analyses, <Vreemd woord>.
anti-autoritair, an-ti-au-to-ri-tair, [an-tie~ au-too-rie-tèèr], anti-autoritaire,
<vreemd woord>.
armelui; de tussenklank wordt ook als <e> gespeld bij andere samenste11ingen met
arm.
armenzorg; de tussenklank wordt ook als <en> gespeld bij andere samenste11ingen
met arme.
armsgat, het, arms-gat, [arms- gat], armsgaten ([arms- g aa-te (n)]).
armverzorging.
asiel, het, [aa - zie 1].
asjemenou, as-je-me-nou, [a-sje-me-nau].
ateïst, de, ate-ist, [ aa- tee-is t], ateïsten.
baby, de, ba-by, [bee - bie], baby's, baby'tje (ba-by-tje), <uitzondering>.
band (lint, stofnaam), het, [bant].
band (lint, voorwerpsnaam), de, [bant], banden, bandje.
113
Rapport van de Spellingcommissie
114
Hoofdstuk 6 ~De nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse taal
115
Rapport van de Spellingcommissie
116
Hoofdstuk 6 - De nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse taal
117
Rapport van de Spellingcommissie
Achtervoegsels
-aliteit, de, a-li-teit, [aa-1 ie-t ei t], -aliteiten, b.v. specialiteit, specialiteiten.
-alist, de, a-list, [aa-1 is t], -alisten, b.v. specialist, specialisten.
-alisme, het, a-lis-me, [aa-1 is - me], -ali sme, b.v. specialisme.
-aliseer, a-li-seer, [aa-lie-zeer], -aliseer, -aliseerd, b.v. specialiseren, specialiseer-
de, gespecialiseerd.
-alisatie, de, a-li-sa-tie, [aa- 1ie- zaa- (t) s ie], -alisaties, b.v. specialisatie, specialisa-
ties.
-alisering, de, a-li-se-ring, [aa-1 ie-zee-ring], -aliseringen, b.v. specialisering, spe-
cialiseringen.
-ig, [e ch], -ige, -iger, -igst, b.v. schuldig, schuldige, schuldiger, schuldigst.
-iging, de, i-ging, [e -ging], -igingen, b.v. beschuldiging, beschuldigingen.
-iger, de, i-ger, [e-ger], -igers, b.v. beschuldiger, beschuldigers.
-igster, de, ig-ste.r, [eg-ster], -igsters, b.v. beschuldigster, beschuldigsters.
-igheid, de, ig-heid, [eg-heit], -igheden, -igheidje, b.v. deskundigheid, kleinighe-
den, handigheidje.
-isch, [ies], -ische, -ischer, meest -isch, b.v. specialistisch, specialistische, specia-
listischer.
118
Hoofdstuk 7
Slotbeschouwing
Het einde van de periode waarover verslag wordt gedaan - tevens ter gelegenheid
van het afronden van de werkzaamheden die bij de instelling van de Spellingcom-
missie waren voorzien - is een goede gelegenheid voor evaluerende opmerkingen
en een vooruitblik. Wij hebben in deze drie jaren ongeveer vierhonderd stukken
onder de aandacht gehad, meest inhoudelijke notities die door de leden zijn opge~
steld. Deze notities bevatten een grote verscheidenheid aan alternatieven van de
spellingregeling zoals die uiteindelijk in dit rapport is gepresenteerd. Van elk van
deze alternatieven is zorgvuldig overwogen wat de voor- en nadelen zijn, en hoe
deze konden worden aangescherpt. Deze omvangrijke hoeveelheid te bestuderen -
en vooral ook: te produceren - informatie geeft aan dat het werk van de Spelling-
commissie een zeer omvangrijk karwei is geweest. Er zijn verscheidene
commissieleden die tot nu toe gebalanceerd hebben op, of net over de grens van
wat er binnen hun reguliere werk aan tijd en energie vrijgemaakt kon worden voor
activiteiten ten behoeve van de Spellingcommissie. Er zijn vijfentwintig reguliere
vergaderingen geweest. In september 1992 is een 'conclaaf' van drie volle werkda-
gen ingelast, om te voorkomen dat de besluitvorming van de commissie
aanzienlijk later zou worden afgerond dan gepland. Alle commissieleden hebben
door hun aanwezigheid op deze vergadering blijk gegeven van hun zeer nauwe be-
trokkenheid met de voortgang van het spellingdossier.
Gezien de hoeveelheid werk die verzet is om te komen tot de voorstellen die in
dit rapport staan, rijst de vraag of de gevolgde procedure de meest gelukkige is.
We constateren dat het gewenste resultaat inmiddels bereikt is, maar niet altijd on-
der even gemakkelijke omstandigheden. Het belangrijkste probleem is, dat er
weinig specifiek wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar spelling. We konden
dan ook lang niet altijd gebruik maken van reeds verworven kennis, en op grond
daarvan wijzigingen in de spelling voorstellen. Er moest eerst een aanzienlijke
onderzoeksinspanning geleverd worden. Misschien was het daarom beter geweest
om een universitair instituut het werk toe te vertrouwen, terwijl de Spellingcom-
missie zich dan zou beperken tot een (intensieve) begeleiding.
De kennis die nu is verworven op dit specifieke gebied dreigt ook nu verloren te
gaan als de deskundigen uit elkaar gaan aan het einde van hun opdracht. Bij die ge-
legenheid - dat weten we nu al - zullen nog vele interessante kwesties ononder-
zocht zijn. We zouden er daarom voor willen pleiten om in het Nederlandstalige
gebied twee universitaire onderzoeksinstellingen zich te laten specialiseren op het
gebied van spelling. Deze instituten zouden nauw betrokken moeten zijn bij het be-
heer van de Woordenlijst-nieuwe-stijl.
119
Bibliografie
Spellingrapporten
121
Rapport van de Spellingcommissie
G.E. Booij, Generatieve fonologie van het Nederlands, Aula-Paperback 55, Het
Spectrum, Utrecht/ Antwerpen, 1981.
A. Cohen e.a., Fonologie van het Nederlands en het Fries, Nijhoff, Den Haag,
1959.
R. Collier en F.G. Droste, Fonetiek en fonologie, Acco, Leuven, 1973.
G. Geerts, W. Haeseryn, J. de Rooij en M.C. van den Toorn (red.), Algemene Ne-
derlandse Spraakkunst, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984.
W. de Haas en M. Trommelen, Morfologisch handboek van het Nederlands, SDU
Uitgeverij, 's-Gravenhage, 1993.
International Phonetic Association, Principles of the International Phonetic Asso-
ciation (rev. ed.) IPA, London, 1978.
A. Neijt, Universele fonologie, ICG Publications, Dordrecht, 1991.
A. van Santen, De morfologie van het Nederlands, Foris Pub1ications, Dordrecht,
1984.
M. Trommelen en W. Zonneveld, Inleiding in de generatieve fonologie, Coutinho,
Muiderberg, 1979.
122
Bibliografie
Spelling algemeen
E.M.H. Assink, Leerprocessen bij het spellen: aanzet voor de verbetering van de
werkwoordsdidaktiek. Proefschrift, Utrecht, 1983.
E.M.H. Assink en G. Verhoeven (red.), Visies op spelling, Wolters-Noordhoff,
Groningen, 1985.
H. Bennis, A. Neijt en A. van Santen (red.), De Groene Spelling, Bert Bakker, Am-
sterdam, 1991.
G.E. Booij e.a., Spelling, Spektator Cahiers 2, Wolters-Noordhoff, Groningen,
1979.
A. Cohen en A. Kraak, Spellen is spellen is spellen. Een verkenning van de spel-
lingproblematiek. Martinus Nijhoff, Den Haag, 1972.
G. Geerts, J. van den Broeck en A. Verdoodt, 'Successes and Failures in Dutch
Spelling Reform', in: J.A. Fishman (ed.), Advances in the Creation and Revisi-
on ofWriting Systems, p. 179~245, Mouton, Den Haag/ Parijs, 1977.
E.W. Hendrix, Leerstof voor spelling: hulpmiddel of kwelling. Een analyse van de
spelling leerstof in tien methoden voor het basisonderwijs en van een centraal-
toets. Proefschrift Leiden, 1987.
V.J.J.P. van Heuven, Spelling en lezen. Hoe tragisch zijn de werkwoordsvormen?,
Van Gorcum, Assen, 1978.
A. Neijt, I. Roggema en J. Zuidema (red.), De Spellingcommissie aan het woord,
Sdu Uitgeverij Koninginnegracht, 's-Gravenhage 1994.
A.M. Nunn, 'Een modulair model voor spelling en fonologie', Forum der letteren
4, p. 258-27 4, 1992.
J.L. Pauwels, 'De spelling van de bastaardwoorden', Dietsche Warande & Belfort
114, p. 492-510, 1967.
J.L. Pauwels, 'De eindvoorstellen van de Nederlands-Belgische commissie voor
de spe11ing van de bastaardwoorden', Dietsche Warande & Belfort 114, p. 438-
449, 1969.
W. Pée, 'Spellingvereenvoudiging', Nieuw Vlaamsch Tijdschrift 1, p 438-451,
1946.
R.J. van Rijnsoever, Spelling en leren lezen. Schijnbewegingen van orthografische
effecten in de ontwikkeling van de leesvaardigheid. Proefschrift Nijmegen, 1988.
J. de Rooij, Spelling, Inhoudelijke aspecten. Voorzetten 4, Wolters~Noordhoff
Groningen, Wolters Leuven, 1985.
G. Verhoeven, De strategieën van de speller. Een analyse van het spellingvraag-
stuk. Proefschrift Utrecht, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1985.
W. Zonneveld, 'Autonome spelling', De Nieuwe Taalgids 73, p. 518-536, 1980.
J.J. Zuidema, Efficiënt spellingonderwijs. Een leer- en expertmodel voor het spel-
len. Proefschrift Utrecht, Acco, Leuven en Amersfoort, 1988..
123
Rapport van de Spellingcommissie
Afbreekposities
Bastaard woorden
G.E. Booij, 'The Reflection of Linguistic Structure in Dutch Spelling', in: P.A.
Luelsdorff (ed.), Orthography and Phonology, John Benjamins, Amsterdam/
Phi- ladelphia, p. 215-224, 1987.
V.J. van Heuven, A.H. Neijt en M. Hijzelendoorn, Defining etymologica/ sublexi-
cons for Dutch using linguistic filters, manuscript Leiden, 1993.
H.G. van der Hulst, Syllable Structure and Stress in Dutch, Foris Publications,
Dordrecht, 1984.
R. Kager en W. Zonneveld, 'Schwa, syllables, and extrametricality in Dutch', The
Linguistic Review 5, 1985/1986, p. 197-221, 1986.
J.G. Kooij, 'Morphological alternations and phonological rules: the case of Dutch
intervocalic fricatives ' , in: H. Bennis en W.U.S. van Lessen Kloeke (eds.), Lin-
guistics in the Netherlands 1983, Foris Publications, Dordrecht, p. 133-138, 1983.
M. Trommelen, The Syllable in Dutch, with special reference to diminutive forma-
tion, Foris Publications, Dordrecht, 1983.
M. Trommelen en W. Zonneveld, Klemtoon en metrische fonologie, Coutinho,
Muiderberg, 1989.
J. Wester, 'Autonome spelling en toegepaste fonologie; of: naar een generatieve
spelling', Gramma 9, p. 173-196, 1985.
J. Wester, ' Proeve van een Generatieve Spelling: de representatie van fricatie-
ven', Gramma 11, p. 59-82, 1987.
Trema
124
Bibliografie
ter, G. Krol en C. Crombach, Gaat het Nederlands teloor? Drie essays, p. 9-63,
De Haan, Houten, 1989.
J. Zuidema, A. Neijt en J. Weber, 'Hiërarchieën op de knieën', te verschijnen in
Spektator.
Tussenklanken
125
Appendix A
127
Rapport van de Spellingcommissie
of een willekeurige consonant behalve h); ps, pt, bs, bt, ts, ds, ks, kt, fs,
f t, s t, ch s , ch t , ms, m t, n s, n t, ng s , ng t , 1s, 1t, r s, r t, j s, j t, w s, w t (dus
alle consonanten, behalve v, z, g, en h gevolgd door soft); gd, mp, lp, rp,
m d, n d , 1d , r d , ng k , 1k , r k , 1v , r v , l g , r g , m z, n z, 1z, rz, lch, r ch , 1m,
rm, 1n, rn (dus homorganische nasaal voor pen k; nasaal of liquida voor plof-
klank, s of z; liquida voor vof g; liquida voor nasaal); rts, rs t, ch t s, lts,
1st, nts, ngk s, lps, rft, rkt, mpt, rps, ngs t, 1ft, tst, rfst;
aan het einde van woorden staan in de uitspraak geen stemhebbende obstruen-
ten.
(6) De inheemse buiging van adjectieven is steeds met een [e], tenzij het adjectief
zonder uitgang op [en] eindigt, zoals gouden, zilveren en koperen.
128
Appendix A - De definitie van inheemse morfemen en bastaardmorfemen
129
Appendix B
Nederland België
I II III IV I II III IV
1. eau/ o: bureau/buro
niveau/nivo 20.0 36.0 43.5 54.5 5.0 52.0 39.5 43.0
2. ou / oe: douane/doeane
gouverneur/goeverneur
8.0 71.0 21.0 23.0 9.5 49.5 38.5 44.0
3. y/i: hypermodern/hipermodern
typiste/tipiste 5.0 75.0 19.5 20.5 7.0 58.0 30.5 34.5
4. a/ee: cape/keep
tapo"teep 4.5 68.0 27.5 29.0 4.0 55.0 35.0 39.0
131
Rapport van de Spellingcommissie
Nederland België
I II 111 IV I II 111 IV
132
Appendix B -De resultaten van het publieksonderzoek
133
Appendix C
De volgende steekproef laat zien dat de spelling van [k] niet systematisch samen-
hangt met de herkomst van een woord. De woorden zijn verzameld uit het
Etymologisch woordenboek van Van Veen (1991): eerst woorden met <C> of <k>
aan het begin geordend naar herkomst, dan woorden met <C> of <k> in het midden
van het woord. Met exotisch wordt de niet-germaanse, niet-romaanse en niet-klas-
sieke herkomst van woorden aangeduid.
135
Rapport van de Spellingcommissie
136
Appendix C - Overzicht spelling en etymologische klasse van woorden met [kJ
137
Appendix D
In deze laatste versie van het Rapport zijn geen wezenlijke veranderingen aange-
bracht, omdat de besluitvorming op basis hiervan heeft plaatsgevonden, en omdat
het niet zinvol is om gedeelten te wijzigen wanneer niet eerst de discussie over de
hier voorgestelde aanpak gevoerd is. De belangrijkste wijzigingen zijn de volgen-
de.
Bij de samenvatting, deel Bastaardwoorden, is een historische schets van twee ali-
nea's toegevoegd.
Paragraaf 2.4, afschaffing van de voorkeurspelling, is uitgebreid met een kort stuk-
je over het spellen van verbogen woorden en nieuwe woorden.
Het minder verstrekkende wijzigingsvoorstel voor de [k] uit de eerste versie van
het rapport is opnieuw opgenomen (onder "mogelijke alternatieven").
Het woord reçu is als uitzondering opgenomen bij de regels voor [s].
Het woord dikwijls is bij de regels voor sjwa opgenomen als uitzondering.
139
Rapport van de Spellingcommissie
Bij de tremaberegeling (paragraaf 4.2.4) is het geheel afschaffen van trema's als
een van de mogelijkheden opgenomen. Er is een aparte paragraaf (4.2.3) voor het
schrijven van trema's binnen morfemen toegevoegd.
140
Appendix E
141
Rapport van de Spellingcommissie
nj franje, signaal s i - nj aa 1
ng bang bang
r rijk, herrie he - r ie
loop, malle ma -1 e
j ja, vieux vj eu
w water, bourgeois boer - zj w a
h hand bant
ié analyse aa - n aa - 1 ié - z e
óé rouge r óé - zj e
ûó centrifuge s e n - t r ie - f uu - zj e
àà pass p àà s
èè serre sèè-re
èu freule f r èu - l e
00 roze roo-ze
ä restaurant re S - t 00 - ra
e mannequin ma - n e - ke
ö plafond p 1 aa - fö
fi parfum par-fü
gh spaghetti, goal gh oo 1
zj journaal zj oer - n aa 1
142
Voorzetten van de Nederlandse Taalunie
143
Spellingrapport
144
Voorzetten
145
9 799012 0 1381