Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 62

Voorwoord

Dit verslag is het resultaat van mijn leerzame stageperiode bij de penitentiaire inrichting in
Alphen aan den Rijn, waar ik zes maanden met veel plezier heb doorgebracht. Gedurende
deze stage heb ik waardevolle inzichten opgedaan in het gevangeniswezen, dankzij de
expertise van mijn collega's. Ik wil graag van deze gelegenheid gebruikmaken om alle
medewerkers van de penitentiaire inrichting te bedanken voor hun tijd en ondersteuning.
Een speciale dank gaat uit naar de casemanagers en RIC-medewerkers, die de tijd hebben
genomen om geïnterviewd te worden. Hun open houding heeft mijn kennis aanzienlijk
verrijkt.

Daarnaast wil ik mijn waardering uitspreken voor alle medewerkers van externe partijen die
bereid waren hun visie op het onderwerp met mij te delen en meer inzicht te geven in de
gang van zaken binnen hun organisatie.

Tot slot gaat mijn dank uit naar mijn docenten voor hun waardevolle feedback en hun
beschikbaarheid op de momenten dat ik vragen had.

1
Inhoudsopgave
Voorwoord.................................................................................................................................................... 1

Afkortingenlijst.............................................................................................................................................. 3

Begrippenlijst................................................................................................................................................ 3

Samenvatting................................................................................................................................................ 4

1. Inleiding................................................................................................................................................ 5
1.1 Aanleiding en achtergrond..........................................................................................................................5
1.2 Beschrijving en afbakening probleem........................................................................................................10
1.3 Doelstelling en vraagstelling......................................................................................................................12
1.4 Leeswijzer.................................................................................................................................................. 13

2. Methode.................................................................................................................................................. 15
2.1 Keuze en verantwoording van methoden/kwaliteit en analyse van de gegevens......................................15

3. Maatschappelijk kader........................................................................................................................ 18

4. Juridisch kader.................................................................................................................................... 23

5. Resultaten........................................................................................................................................... 30
De re-integratiemogelijkheden voor VRIS’ers..................................................................................................30
Re-integratie vanuit de medewerker...............................................................................................................37
Trainen en informeren van personeel..............................................................................................................42
Interne en externe samenwerkingen...............................................................................................................47

6. Conclusies en aanbevelingen............................................................................................................... 51
6.1 Conclusies..................................................................................................................................................51
6.2 Aanbevelingen...........................................................................................................................................55
6.3 Discussie....................................................................................................................................................57

Literatuurlijst............................................................................................................................................... 59

2
Afkortingenlijst
PI = Penitentiaire Inrichting
D&R = Detentie en re-integratieteam
DJI = Dienst justitiële inrichtingen
Pbw = Penitentiaire beginselen wet
T&O = Terug -en overnameovereenkomsten
DT&V = Dienst Terugkeer en Vertrek
IND = Immigratie -en naturalisatiedienst
OM = Openbaar Ministerie
EVRM = Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
CAK = Centraal Administratie Kantoor
SOB = Strafonderbreking.
AZC = Azielzoekerscentrum
RgOA = Regiegroep Ongedocumenteerden Amsterdam
ACO = Amsterdams Centrum Ongedocumenteerden
POA = Programma Ongedocumenteerden Amsterdam
CJIB = Centraal Justitieel Incassobureau
GBA = Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
MDO = Multidisciplinair overleg

Begrippenlijst
Re-integratie = Re-integratie is bedoeld om recidive te voorkomen. Het is erop gericht dat
justitiabelen een goede kans van slagen krijgen bij hun terugkeer in de maatschappij. Vanuit
het RIC worden justitiabelen zo goed mogelijk voorbereid om de terugkeer in de
maatschappij succesvol te laten verlopen.
Re-integratietraject= Tijdens dat zogeheten trajectgesprek stellen de partijen samen re-
integratiedoelen op en de acties die daaruit mogelijk volgen. Dat wordt allemaal vastgelegd
in een persoonlijk detentie- en re-integratieplan (D&R-plan). Ze kunnen bijvoorbeeld
afspreken dat de gedetineerde gaat werken aan zijn schulden, trainingen gaat volgen of bij de
gemeente een identiteitsbewijs regelt. Ook informeert de casemanager hoe de relatie van de
gedetineerde is met de mensen in zijn omgeving en of zijn sociaal netwerk kan helpen bij de
voorbereiding van de terugkeer naar de samenleving. Deze gesprekken komen met enige
regelmaat terug gedurende de detentie.
Re-integratieplan = Het D&R-plan is het persoonlijke plan over de gedetineerde. Het is een
document dat constant wordt aangepast: iedere medewerker die met de gedetineerde
werkt, draagt eraan bij. In het D&R-plan staat welke activiteiten de gedetineerden volgt, hoe
hij zich gedraagt, wat hij vertelt –, kortom, alles wat van belang is om de gedetineerde zo
gericht mogelijk te kunnen begeleiden en ondersteunen.
Vreemdelingen = Elk persoon in Nederland zonder Nederlandse nationaliteit.
VRIS’ers = Vreemdeling in de Strafrechtketen. In dit onderzoek wordt hier mee elke
vreemdeling in de strafrechtketen bedoeld die niet onrechtmatig in Nederland verblijft.
Ongedocumenteerde = Een vreemdeling zonder verblijfsrecht (‘illegaal’)
Ontmoedigingsbeleid = beleid gericht op het onaantrekkelijk maken van ‘illegaal’ verblijf.
Koppelingswet = Dit wetsvoorstel koppelt de aanspraak van vreemdelingen op (sociale)
voorzieningen aan het rechtmatig verblijf in Nederland. Voorkomen moet worden dat
vreemdelingen hun illegale verblijf kunnen voortzetten doordat ze een uitkering krijgen.

3
4
Samenvatting
Dit onderzoek richt zich op de ontoereikende re-integratieplicht voor vreemdelingen in de
Strafrechtketen (VRIS'ers) binnen de Penitentiaire Inrichting (PI) in Alphen aan den Rijn. Het
gebrek aan kennis binnen het Detentie- en Re-integratieteam (D&R-team) wordt aangewezen
als een belangrijke oorzaak van de tekortschietende re-integratie-inspanningen. De
koppelingswet, die de toegang van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf tot sociale
voorzieningen beperkt, bemoeilijkt de re-integratie van VRIS'ers na detentie, aangezien zij
geen aanspraak kunnen maken op essentiële voorzieningen zoals huisvesting.

Het onderzoek heeft tot doel de kennis en bewustwording onder D&R-teammedewerkers te


vergroten, met als uiteindelijk doel de re-integratie-inspanningen te optimaliseren, recidive
te verminderen en bij te dragen aan een succesvolle terugkeer van gedetineerden in de
maatschappij. De centrale vraag is hoe medewerkers van het D&R-team, gebaseerd op het
bestaande aanbod en mogelijke nieuwe samenwerkingen, zo succesvol mogelijk kunnen
voldoen aan de re-integratieplicht en de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie.

Om deze vraag te beantwoorden, zijn verschillende onderzoeksmethoden toegepast. Het


juridisch en beleidsmatig kader is onderzocht via juridisch en literatuuronderzoek, wat inzicht
gaf in de wettelijke positie van VRIS'ers en de bredere context van re-integratie.
Gestandaardiseerde interviews met D&R-teammedewerkers werden uitgevoerd om inzicht te
krijgen in hun ervaringen en uitdagingen. Kwalitatieve data-analysemethoden zijn toegepast
om de verzamelde gegevens te analyseren. Voor de aspecten van samenwerking zijn zowel
literatuuronderzoek als interviews met interne en externe partijen uitgevoerd. Tot slot zijn
literatuuronderzoek en gestructureerde interviews gebruikt om effectieve
trainingsprogramma's en behoeften van medewerkers te identificeren.

De bevindingen tonen aan dat de PI een wettelijke verplichting heeft om VRIS'ers te re-
integreren, maar dat het gebrek aan interne kennis en communicatieproblemen tussen
afdelingen leidt tot verminderde inspanningen. Externe samenwerkingen worden bemoeilijkt
door de complexiteit van de doelgroep en organisatorische belemmeringen. De vijf
basisvoorwaarden voor re-integratie zijn beperkt van toepassing op VRIS'ers, wat pleit voor
herziening. Verschillende re-integratiemogelijkheden zijn geïdentificeerd, waaronder
betrokkenheid van particuliere organisaties en gemeenten op vrijwillige basis.

De conclusies en aanbevelingen benadrukken de noodzaak van een gebalanceerde aanpak


die rekening houdt met de specifieke behoeften van VRIS'ers. Aanbevelingen omvatten het
optimaliseren van interne communicatie, oprichting van intervisiegroepen en specifieke
training voor D&R-medewerkers. Hoewel externe samenwerking momenteel beperkt is,
kunnen deze aanbevelingen bijdragen aan een meer uniforme benadering en verminderde
terughoudendheid. De verbeteringen beogen een rechtvaardiger, humaner en effectiever re-
integratieproces van vreemdelingengedetineerden binnen de PI te bewerkstelligen.

5
1. Inleiding
1.1 Aanleiding en achtergrond
De opdrachtgever
De PI, ofwel penitentiaire inrichting, is een faciliteit waar gedetineerden worden
vastgehouden als onderdeel van het strafrechtelijk systeem. Het doel is om straffen uit te
voeren en tegelijkertijd te werken aan de re-integratie van gedetineerden in de samenleving.
PI's zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van veiligheid, het handhaven van orde en het
bieden van programma's en diensten die gericht zijn op rehabilitatie. Deze instellingen
kunnen variëren in beveiligingsniveau, afhankelijk van de aard van de delicten van de
gedetineerden. PI's omvatten vaak diverse afdelingen, zoals arbeid, onderwijs, en medische
voorzieningen, met als doel de gevangenen voor te bereiden op een succesvolle terugkeer
naar de maatschappij na het uitzitten van hun straf.1

De opdrachtgever van dit onderzoek is de PI in Alphen aan den Rhijn. Specifiek is de


opdrachtgever de afdeling D&R. Deze afdeling bestaat uit de casemanagers en re-
integratiemedewerkers. De afdeling D&R gaat over de detentieperiode in het kader van de
re-integratie. Aan dit traject wordt invulling gegeven door middel van trainingen, gesprekken
en andere ontwikkelmogelijkheden.

Re-integratie en het belang ervan


Re-integratie is het proces van het helpen van gedetineerden bij het terugkeren in de
maatschappij na hun vrijlating uit detentie. Het omvat alle activiteiten die gericht zijn op het
verminderen van het risico op recidive en het bevorderen van een zo succesvol mogelijke re-
integratie in de maatschappij.2 Door middel van deze programma's worden gedetineerden
geholpen bij het opbouwen van een nieuw leven na hun vrijlating en het verminderen van
het risico op recidive. Dit is niet alleen in het belang van de gedetineerde zelf, maar ook in
het belang van de maatschappij als geheel, omdat het kan bijdragen aan een veiligere en
rechtvaardigere samenleving.

De plicht van de PI
De wettelijke verplichting van een penitentiaire inrichting met betrekking tot re-integratie is
vastgelegd in de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw). Dit is de belangrijkste wet op het gebied
van het Nederlandse gevangeniswezen en regelt onder andere de taken en
verantwoordelijkheden van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), de organisatie die
verantwoordelijk is voor het uitvoeren van straffen en maatregelen.

Volgens de Pbw heeft de PI de taak om gedetineerden voor te bereiden op een succesvolle


terugkeer in de samenleving. Dit houdt in dat de PI moet zorgen voor een adequaat re-
integratieprogramma en ondersteuning moet bieden bij het vinden van huisvesting, werk,
scholing, zorg en andere benodigde diensten. De PI dient gedetineerden te begeleiden en te

1
Rechtspraak > Juridische begrippen > Penitentiaire inrichting, geraadpleegd om 29 november 2023.
2
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), ‘Basisvoorwaarden re-integratie,’ Dienst Justitiële Inrichtingen, dji.nl
(geraadpleegd op 21 april 2023)

6
ondersteunen bij het opbouwen of onderhouden van een leven na detentie, met als doel het
voorkomen van recidive en het bevorderen van een succesvolle re-integratie.

De re-integratieplicht wordt verhelderd in de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie. Dat


houdt in dat aan deze onderdelen moet (kunnen) worden gewerkt in detentie. De vijf
basisvoorwaarden voor re-integratie zijn als volgt:

 Identiteitsbewijs;
 Onderdak;
 Werk en inkomen;
 Schuldenaanpak;
 Zorg.

De DJI is verantwoordelijk voor het waarborgen van deze basisvoorwaarden en moet ervoor
zorgen dat gedetineerden tijdens hun detentieperiode hier voldoende aan kunnen werken.
Zo worden zij voorbereid op hun terugkeer in de maatschappij. De vijf basisvoorwaarden
worden gewaarborgd door middel van het re-integratietraject.

Het re-integratietraject
DJI biedt gedetineerden veel instrumenten om aan hun re-integratie te werken. In de
vestigingen zijn er mogelijkheden voor arbeid, onderwijs en interventies. Het re-
integratieplan geeft de gedetineerde richting tijdens zijn detentie om concreet en
gestructureerd te werken aan een terugkeer in de samenleving ná de detentie.3

Iedere gedetineerde krijgt een casemanager toegewezen. De casemanager voert de regie op


het detentie- en re-integratieproces. Dit houdt in dat hij samen met de gedetineerde kijkt
naar behoeften, mogelijkheden en doelen op basis van de vijf basisvoorwaarden. Er wordt
hiervan een re-integratieplan opgesteld. Dit plan valt vervolgens binnen het re-
integratietraject.

Het re-integratietraject is een herhalende cyclus. Er wordt elke 6 weken een trajectgesprek
gevoerd waarin de casemanager het re-integratieplan met de gedetineerde bespreekt en
eventueel bijstelt. Er wordt genoteerd of de gedetineerde actief meewerkt aan zijn doelen.
De casemanager bespreekt dit plan vervolgens op het multidisciplinair overleg (MDO). Hier
zit een medewerker van elke discipline binnen detentie bij. Als iedereen het erover eens is
dat de gedetineerde actief werkt aan zijn re-integratie, kan hij promoveren naar een plus-
programma. Het plusprogramma heeft vijf uur aan extra activiteiten per week zoals meer
onderwijs en bezoek, arbeid met meer vrijheden en verantwoordelijkheden.4 Als er in het
overleg wordt geconcludeerd dat de gedetineerde onvoldoende aan zijn re-integratie werkt,
kan hij degraderen naar het basisprogramma.

3
Commissie van Toezicht (CvT), 'Het re-integratiecentrum,' Commissie van Toezicht, commissievantoezicht.nl
(geraadpleegd op 21 april 2023).
4
DJI > Justitiabelen > Volwassenen in detentie, geraadpleegd op 12 september 2023.

7
Het re-integratietraject beïnvloed ook de vrijheden van een gedetineerde. In de meeste
gevallen beslist de directeur van de inrichting waar de gedetineerde verblijft over verlof -en
vrijheden.5 Voordat de directeur een beslissing neemt, vraagt hij informatie bij de
vrijhedencommissie van de inrichting en de selectiefunctionaris van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid.6 Door gebeurtenissen en behaalde doelstellingen bij te houden, kan de
vrijhedencommissie een eerlijke afweging maken of vrijheden wel of niet worden gegeven.7
Deze commissie neemt vrijwel altijd het advies van het MDO over. Ook daar heeft dit traject
dus grote invloed op

De doelgroep
Een vreemdeling is iemand in Nederland die niet de Nederlandse nationaliteit bezit. 8 Een
vreemdeling is dus een groot begrip. Daar vallen ongedocumenteerde mensen onder, dat zijn
mensen zonder verblijfsrecht in Nederland. Ook vallen hier mensen onder mét verblijfsrecht.
Dat zijn dan bijvoorbeeld statushouders. Op het moment dat vreemdelingen in aanraking
komen met het strafrecht, worden zij Vreemdelingen in de Strafrechtketen genoemd
(VRIS’er).9 Dat is dus iedereen in Nederland zonder de Nederlandse nationaliteit, die zich in
de strafrechtketen bevindt.

In de PI in Alphen verblijven ook gedetineerde VRIS’ers. Op het moment van de plaatsing is


het soms niet bekend bij DJI dat het een vreemdeling (zonder rechtmatig verblijf) is. De norm
zou zijn dat de DJI-gedetineerden zonder rechtmatig verblijf vastzit in een VRIS-locatie. In de
praktijk worden vreemdelingen soms niet verplaatst naar een VRIS-locatie. In die gevallen
blijven de betrokken vreemdelingen gedetineerd in een reguliere inrichting.10

Soms kunnen VRIS’ers niet terugkeren naar hun land van herkomst, bijvoorbeeld omdat het
land van herkomst geen identiteitsdocumenten wil verstrekken.11 Hierdoor blijven zij in
strafrechtelijke detentie, zonder dat er uitzicht is op terugkeer. Als een vreemdeling niet
uitzetbaar is, wordt hij na beëindiging van de strafrechtelijke detentie niet geplaatst in
vreemdelingenbewaring.12 Dan blijft er niet anders over dan de vreemdeling ontslaan uit de
inrichting met een aanzegging om het land te verlaten.

Hoeveel VRIS’ers er in reguliere PI’s verblijven is niet duidelijk. Dat kan zijn omdat het
afwijkend is dat VRIS’ers in reguliere detentie verblijven. Zij zouden eigenlijk op een VRIS-
locatie of in vreemdelingendetentie moeten verblijven. Echter wordt in een onderzoek naar
5
Art. 2 lid 2 Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.
6
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), 'Verlof voor gedetineerde volwassenen', > dji.nl (geraadpleegd op 10 mei
2023).
Art. 3 lid 1 Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.
7
DJI > Verlof, (geraadpleegd op 1 oktober 2023).
8
Judex 2018, geraadpleegd op 12 november 2023.
9
Inspectie Justitie en Veiligheid, Een onderzoek naar informatieoverdracht tussen ketenpartners, p. 5 (Den
Haag: Inspectie Justitie en Veiligheid, 2021), geraadpleegd op 17 april 2023.
10
Inspectie Justitie en Veiligheid, Een onderzoek naar informatieoverdracht tussen ketenpartners, p. 44 (Den
Haag: Inspectie Justitie en Veiligheid, 2021), geraadpleegd op 17 april 2023.
11
Rijksoverheid, 'Terugkeerbeleid,' Rijksoverheid, rijksoverheid.nl (geraadpleegd op 3 april 2023).
12
Inspectie Justitie en Veiligheid, Een onderzoek naar informatieoverdracht tussen ketenpartners, p. 55 (Den
Haag: Inspectie Justitie en Veiligheid, 2021), geraadpleegd op 17 april 2023.

8
informatieoverdracht tussen ketenpartners met betrekking tot de VRIS’ers wel erkend dat dit
soms niet gebeurt.13

Uit bovenstaande gegevens kunnen we opmaken dat er VRIS'ers zonder verblijfsrecht in de PI


verblijven die niet teruggaan/kunnen naar het land van herkomst. In dit onderzoek zal niet
gekeken worden naar VRIS’ers die uitgezet worden of verblijfsrecht hebben. In dit onderzoek
zal alleen ingegaan worden op VRIS’ers die niet uitgezet kunnen worden. Dat zijn dus
vreemdelingen in de strafrechtketen die niet teruggaan naar het land van herkomst.

De plicht van de PI m.b.t. VRIS’ers


De Pbw geldt voor alle gedetineerden in detentie. Dat houdt in dat de PI ook de plicht heeft
om VRIS’ers (passende) re-integratie te bieden.

Belang van de PI: De PI heeft de wettelijke plicht om re-integratie aan te bieden aan alle
gedetineerden, inclusief VRIS’ers. Het belang van de PI ligt bij het vervullen van deze plicht en
het bevorderen van een succesvolle re-integratie van gedetineerden.

Belang van VRIS’ers: VRIS’ers hebben beperkte re-integratiemogelijkheden. Voor hen kan het
belangrijk zijn om ondersteuning te krijgen bij het opbouwen van een leven, het vinden van
huisvesting, werk en andere basisbehoeften.

Belang van de maatschappij: de maatschappij heeft belang aan een veilige samenleving. Als
gedetineerde onvoldoende worden ondersteund bij de re-integratie, kan dit het risico op
recidive vergroten.

Binnen het kader van de detentie en het vreemdelingenrecht zijn er regels en beperkingen
die de re-integratiemogelijkheden voor VRIS’ers beïnvloeden. Dit zijn regels zoals beperkte
toegang tot bepaalde re-integratieprogramma's (geen financiering door het ontbreken van
verblijfsrecht) of het ontbreken van mogelijkheden voor arbeid buiten de PI. Deze regels
beperken de bewegingsvrijheid van deze groep. Ook heeft een VRIS’er weinig kans op het
krijgen van privileges zoals verlof of een schorsing. Dat heeft te maken met het gebrek aan
een opgebouwd bestaan in Nederland.

De mogelijkheden
Ondanks de beperkingen, zijn er wél mogelijkheden. Hierin maken we een onderscheid in
overheidsinstanties, particuliere initiatieven en het diaconaat. Overheidsinstanties worden
gefinancierd door de overheid. Particuliere instanties worden vaak gefinancierd door fondsen
etc. Tot slot is er nog het diaconaat, een kerntaak van de Kerk.

Nationale organisaties zijn o.a. VluchtelingenWerk Nederland: VluchtelingenWerk Nederland


is een organisatie die zich inzet voor de belangen en rechten van vluchtelingen en

13
Inspectie Justitie en Veiligheid, Een onderzoek naar informatieoverdracht tussen ketenpartners, p. 44 (Den
Haag: Inspectie Justitie en Veiligheid, 2021), geraadpleegd op 25 november 2023.

9
asielzoekers in Nederland. Zij bieden ook ondersteuning aan vreemdelingen in detentie, zoals
juridisch advies, begeleiding bij de asielprocedure en re-integratiediensten.14

Naast Vluchtelingenwerk Nederland is er ook nog Stichting LOS (Landelijk


Ongedocumenteerden Steunpunt): Stichting LOS richt zich op de belangenbehartiging en
ondersteuning van ongedocumenteerde migranten in Nederland. Ze bieden onder andere
begeleiding en advies bij re-integratie van vreemdelingen in detentie.15

Er zijn ook lokale initiatieven, maatschappelijke organisaties en vrijwilligersorganisaties die


zich inzetten voor de re-integratie van vreemdelingen in detentie. Deze organisaties kunnen
per regio verschillen:

Inlia: Inlia is een organisatie die zich inzet voor het bieden van hulp en ondersteuning aan
vreemdelingen, waaronder ook vreemdelingen in detentie. Ze bieden juridische bijstand,
begeleiding bij de re-integratie en ondersteuning bij het vinden van huisvesting. 16
Protestantse Kerk Nederland (PKN): De PKN heeft verschillende initiatieven en programma's
die zich richten op het ondersteunen van vreemdelingen in detentie. Ze bieden pastorale
zorg, sociale ondersteuning en begeleiding bij de re-integratie.17

Diaconale werkgroepen: In veel gemeenten zijn diaconale werkgroepen actief die zich
inzetten voor kwetsbare groepen, waaronder ook vreemdelingen in detentie. Deze
werkgroepen bieden praktische hulp, begeleiding en ondersteuning bij de re-integratie.

Er zijn allerlei initiatieven, organisaties en programma’s beschikbaar. De kennis bij


medewerkers hierover ontbreekt of is onvoldoende. Dan komt door onvoldoende training,
beperkte communicatie en de complexiteit van het probleem. Er is beperkte kennis en
expertise bij medewerkers van de PI over de specifieke behoeften en problemen van deze
groep.

De PI speelt een belangrijke rol in dit probleem, omdat zij verantwoordelijk is voor de
detentie van deze specifieke doelgroep. Het is de verantwoordelijkheid van de gevangenis
om passende re-integratieprogramma's aan te bieden aan alle gedetineerden. Ook is het
belangrijk dat de PI samenwerkt met andere instanties en organisaties om ervoor te zorgen
dat deze groep na hun vrijlating op een humane en veilige manier kunnen re-integreren in de
maatschappij.

1.2 Beschrijving en afbakening probleem


Beperkingen in het re-integratietraject
Volgens de zogenaamde koppelingswet kan iemand alleen aanspraak maken op
overheidsvoorzieningen en uitkeringen als diegene rechtmatig in Nederland verblijft. Een
14
VluchtelingenWerk Nederland, 'Begeleiding Asielzoekers Justitieel Complex Schiphol', > vluchtelingenwerk.nl
(geraadpleegd op 15 mei 2023).
15
Stichting LOS, ‘Stichting LOS’, > stichtinglos.nl (geraadpleegd op 12 mei 2023).
16
INLIA, ‘Wat doen we?, > inlia.nl (geraadpleegd op 17 mei 2023).
17
Kerk in Actie, ‘Projecten’, > kerkinactie.protestantsekerk.nl (geraadpleegd op 17 mei 2023).

10
vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft, wordt uitgesloten van bijvoorbeeld
voorzieningen als huurtoeslag, AOW, WW, bijstand en kinderbijslag.18

Iemand die niet rechtmatig in Nederland verblijft heeft wel aanspraak op onderwijs, de
verlening van medisch noodzakelijke zorg, het voorkomen van inbreuken op de
volksgezondheid en door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Door de koppelingswet
zijn de meeste ongedocumenteerde volledig afhankelijk van een sociaal netwerk of
particuliere instellingen die zich om hen bekommeren. Dit geldt ook voor de meeste
vreemdelingen die nog in afwachting zijn van een beslissing over hun verblijfsstatus.

Doordat VRIS’ers geen aanspraak maken op sociale voorzieningen, wordt het re-integratie
proces op veel vlakken bemoeilijkt. Vooral als er alleen gekeken wordt naar de wegen die
meestal bewandeld worden voor gedetineerden met verblijfsrecht. Denk hierbij aan het
verkrijgen van onderdak. Een beschermde woonvorm wordt voor deze groep niet
gefinancierd. Zij kunnen zich niet inschrijven voor een sociale huurwoning en het is in
zeldzame gevallen mogelijk om reclassering te krijgen.19 De vreemdeling zonder verblijfsrecht
kan geen ID-bewijs aanvragen of werken.20

Dit is een probleem voor VRIS’ers omdat zij in een zeer moeilijke positie zitten. Deze groep
heeft geen toegang tot reguliere re-integratiemogelijkheden, zoals bijvoorbeeld hulp bij het
vinden van werk of het opbouwen van een bestaan. 21 Dit kan ervoor zorgen dat zij na hun
vrijlating op straat komen te staan en geen dak boven hun hoofd hebben, geen toegang
hebben tot gezondheidszorg en andere basisvoorzieningen, en geen middelen hebben om in
hun levensonderhoud te voorzien.

Als medewerkers voor gedetineerde vreemdelingen alleen kijken naar de voor de hand
liggende voorzieningen, zullen er snel obstakels ondervonden worden. Zo is het dus erg lastig
om de problemen van de gedetineerde op deze levensgebieden te verhelpen/verlichten. Het
is natuurlijk zo dat er voor deze groep minder mogelijk is waardoor het cruciaal is dat er
optimaal gebruik wordt gemaakt van de initiatieven die er wel zijn.

In de praktijk blijkt het zo dat het onduidelijk is wat er met de re-integratie van gedetineerde
vreemdelingen gedaan wordt. De kennis bij medewerkers hierover ontbreekt of is
onvoldoende. Zo missen de medewerkers van het RIC, kennis over de re-
integratiemogelijkheden voor VRIS'ers.

D&R-medewerkers hebben vaak te maken met een breed scala aan problemen en
uitdagingen, waardoor het lastig kan zijn om voldoende aandacht te besteden aan de
specifieke problemen van deze groep gedetineerden. Het probleem van gedetineerde

18
Judex, 'Vreemdelingen en hun recht op voorzieningen en uitkeringen', > judex.nl (geraadpleegd op 17 mei
2023).
19
AHL Advocaten, 'Vreemdeling in detentie: altijd extra het haasje', > ahl-advocaten.nl (geraadpleegd op 12 mei
2023).
20
Stichting LOS, 'Arbeidsrechten ongedocumenteerden', > stichtinglos.nl (geraadpleegd op 10 mei 2023).
21
IND, 'Verblijfstitels en code 98,' IND > ind.nl (geraadpleegd op 18 april 2023).

11
vreemdelingen is een complexe en uitdagende problematiek. Het kan daarom lastig zijn om
hier voldoende kennis over op te bouwen en om hier effectief mee om te gaan. D&R-
medewerkers hebben niet altijd voldoende training gehad op het gebied van deze specifieke
problematiek. Dit kan ervoor zorgen dat zij minder goed weten hoe zij hiermee om moeten
gaan.

Er kan ook sprake zijn van beperkte communicatie tussen verschillende instanties die
betrokken zijn bij deze problematiek, zoals de gevangenis, de Dienst Terugkeer en Vertrek
(DT&V) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Hierdoor kan het lastig zijn om
voldoende informatie te krijgen over de specifieke situatie van deze gedetineerden en hoe
hiermee om te gaan.

Deze tekortkoming in kennis en expertise bij PI-medewerkers heeft directe gevolgen voor de
re-integratiemogelijkheden van de vreemdelingen. Het risico bestaat dat deze gedetineerden
niet optimaal profiteren van de beschikbare programma's die zijn ontworpen om een
succesvolle terugkeer naar de maatschappij te bevorderen. Dit kan leiden tot gemiste kansen
voor rehabilitatie en het vergroten van de kans op recidive.

Het gevolg strekt zich ook uit tot de verantwoordelijkheid van de PI als instelling. Als de
gevangenis niet in staat is om haar medewerkers adequaat te informeren en trainen, kan dit
resulteren in een niet-geoptimaliseerde uitvoering van haar rol in detentie en re-integratie.
Het benadrukt het belang van samenwerking tussen de PI, andere instanties en organisaties
om ervoor te zorgen dat vreemdelingen na hun vrijlating op een humane en veilige manier
kunnen re-integreren in de maatschappij. Het tekort aan kennis vormt zo een directe
belemmering voor een effectieve uitvoering van de re-integratietaak van de PI.

Het is van belang dat er meer aandacht komt voor deze problematiek bij
gevangenismedewerkers en dat zij voldoende training en informatie krijgen om hiermee om
te gaan. Zo kunnen zij een belangrijke rol spelen bij het bieden van passende ondersteuning
en begeleiding aan gedetineerde

Huidige en gewenste situatie


Een succesvol re-integratietraject is afhankelijk van 5 basisvoorwaarden waaraan moet
worden voldaan.22 De medewerkers van het re-integratiecentrum kunnen de gedetineerde
helpen met het regelen van de basisvoorwaarden. Bij het regelen van zaken op het gebied
van de vijf leefgebieden: wonen, werken, inkomen, schulden en zorg kunnen justitiabelen
vaak extra ondersteuning gebruiken om zo de terugkeer in de maatschappij soepeler te laten
verlopen.

Het re-integratietraject is voor elke gedetineerde hetzelfde. 23 Bij het implementeren van dit
traject op VRIS’ers wordt er tegen een aantal problemen aangelopen. Medewerkers van het
22
Commissie van Toezicht (CvT), 'Het re-integratiecentrum,' Commissie van Toezicht, commissievantoezicht.nl
(geraadpleegd op 21 april 2023).
23
DJI, 'Detentie- en re-integratieproces in de PI,' Dienst Justitiële Inrichtingen > dji.nl, dji.nl (geraadpleegd op 9
april 2023).

12
RIC voeren de screening uit en moeten de behoeften en problemen van een gedetineerde
inventariseren. Bijvoorbeeld gebrek aan huisvesting of inkomen. Vervolgens stelt de
medewerker doelen en acties op om vooruitgang te boeken in detentie. Dan heeft de
gedetineerde een doel om aan te werken waarmee hij dus werkt aan zijn re-integratie. Denk
hierbij aan het aanvragen van een sociale voorziening of inschrijven op woningnet.

Als deze behoeften naar voren komen, blijken de te bewandelen routes tot de oplossing
anders te zijn dan bij Nederlandse gedetineerden. Zo zijn de mogelijkheden van bijvoorbeeld
huisvesting voor een VRIS'er heel anders dan voor een andere gedetineerde. Er is weinig
kennis over de andere mogelijkheden voor VRIS'ers waardoor er kansen blijven liggen en het
re-integratietraject niet optimaal wordt benut. Dit leidt ertoe dat de problemen of
uitdagingen onvoldoende worden aangepakt. Dit zorgt ervoor dat zij in een zeer kwetsbare
positie zitten en weinig kans krijgen om hun situatie te verbeteren. Het is dan juist van
belang dat de mogelijkheden die er zijn, voldoende worden uitgeput.

Voorbeeld: als een gedetineerde geen onderdak heeft, zal de medewerker momenteel alleen
kijken naar reguliere voorzieningen zoals een beschermde woonvorm of een sociale
huurwoning. Voor een VRIS’er zijn deze dingen niet mogelijk. Als de medewerker zijn kennis
niet verder gaat dan dit, houdt de hulpverlening hier ook op en zal de vreemdeling detentie
verlaten zonder huisvesting. Er zou in plaats daarvan ook gelijk kunnen worden gekeken naar
Gemeentelijke noodopvang of Gemeentelijke opvanghuizen.24 Door deze mogelijkheden te
verkennen, heeft de VIRS’er toch nog kans op het verkrijgen van huisvesting.

Kortom, het D&R traject is onvoldoende succesvol omdat de beperkte mogelijkheden die er
zijn, onvoldoende worden benut. Deze mogelijkheden worden onvoldoende benut omdat
het re-integratietraject van een Nederlandse gedetineerde ook ge-implementeert wordt op
dat van een VRIS'er. Dat werkt niet omdat de behoeften en mogelijkheden anders zijn. Als de
kennis over deze mogelijkheden en behoeftes mist, kan er niet optimaal worden voldaan aan
de re-integratiemogelijkheden.

1.3 Doelstelling en vraagstelling


Veranderdoel
Het vergroten van de kennis en bewustzijn onder medewerkers van de PI over de re-
integratiemogelijkheden van VRIS’ers die niet terug kunnen naar hun land van herkomst. Dit
heeft als doel om de re-integratie-inspanningen van de gedetineerden te optimaliseren, de
kans op recidive te verminderen en bij te dragen aan een succesvolle terugkeer in de
maatschappij.

Kennisdoel
Om het genoemde doel te realiseren, heb ik de volgende kennis nodig:

 De juridische en beleidsmatige kaders met betrekking tot de rechten en plichten van


VRIS’ers.
24
DTV, 'Leidraad Terugkeer en Vertrek: Opvanglocaties - De Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV)', >
dienstterugkeerenvertrek.nl (geraadpleegd op 10 mei 2023).

13
 De vijf basisvoorwaarden voor re-integratie van deze groep gedetineerden en de
mogelijkheden om hieraan te voldoen bij VRIS’ers. Welke kennis is er nog nodig?

 Re-integratiemogelijkheden en -programma's: de verschillende re-


integratiemogelijkheden en -programma's die beschikbaar zijn, zowel binnen als
buiten de gevangenis; welke kennis hebben medewerkers al? Welke kennis is er nog
nodig?

 Wat moeten vreemdelingen kennen en kunnen als zij de PI verlaten?

Centrale vraag
Hoe kunnen medewerkers van het detentie en re-integratieteam, op basis van het
bestaande aanbod en mogelijke nieuwe samenwerkingen, zo succesvol mogelijk voldoen aan
de re-integratieplicht en de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie?

1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 1 wordt de basis van dit onderzoek beschreven. Hier ga ik in op de aanleiding,
het probleem zelf en de doelstelling van dit onderzoek.

In hoofdstuk 2 zal ik beschrijven wat de deelvragen zijn die ik ga beantwoorden om tot het
antwoord op de centrale vraag te komen. Hier zal ook omschreven worden welke methodes
gebruikt zijn tijdens dit onderzoek.

Hoofdstuk 3 en 4 presenteren het juridisch -en maatschappelijke kader van het onderzoek. Ik
zal het probleem in een breder perspectief zetten.

In hoofdstuk 5 worden de resultaten van het onderzoek omschreven. Dit hoofdstuk is


uiteengezet in 4 subhoofdstukken. Elk subhoofdstuk behandelt een andere deelvraag.

In hoofdstuk 5.1 zal ik ingaan op de re-integratiemogelijkheden die er zijn en uit welke


juridisch -en beleidsmatige kaders deze voortvloeien. Dit toont aan welke mogelijkheden er
zijn voor de doelgroep. Vervolgens licht subhoofdstuk 5.2 toe waarom deze mogelijkheden
onbenut blijven, ondanks dat ze er wel zijn. Hierna wordt in subhoofdstuk 5.3 onderzocht op
welke manier het D&R-team getraind worden zodat de re-integratie inspanningen vergroot
worden. Tot slot zal ik in subhoofdstuk 5.4 aantonen hoe de re-integratie inspanningen
verbeterd kunnen worden doormiddel van interne en externe samenwerkingen.

In hoofdstuk 6 zal ik eerst antwoord geven op de centrale vraag. Hier vloeien aanbevelingen
uit voort die ik in subhoofdstuk 6.2 uiteenzet. In hoofdstuk 6.3 zal ik toelichten wat er goed
en fout is gegaan binnen dit onderzoek.

14
2. Methode
2.1 Keuze en verantwoording van methoden/kwaliteit en analyse van de gegevens
In mijn onderzoek heb ik verschillende methoden gebruikt om mijn onderzoek te
beantwoorden. Deze methoden zijn zorgvuldig gekozen om een diepgaand begrip te krijgen
van de re-integratie van VRIS’ers, de plichten van de PI, de samenwerking tussen diverse
instanties, de uitdagingen voor medewerkers van de gevangenis, en de juridische en
beleidsmatige kaders. Hieronder beschrijf en verantwoord ik mijn gekozen methoden per
deelvraag:

Wat zijn de re-integratiemogelijkheden voor VRIS’ers en wat zijn de juridische en


beleidsmatige kaders waarbinnen deze mogelijkheden zich bevinden?

Juridisch onderzoek:
Voor deze vraag heb ik gebruikgemaakt van juridisch onderzoek om een stevige juridische
basis te leggen. Hierbij heb ik wetgeving, procedures en beleidsdocumenten bestudeerd die
gerelateerd zijn aan de positie van VRIS’ers. Dit leverde essentiële achtergrondinformatie.
Het ging hierbij voornamelijk om vreemdelingenrecht, bestuursrecht, de Pbw en ander
beleid binnen Nederland. Door middel van juridisch onderzoek kon ik onderbouwen waarom
de doelgroep van bepaalde voorzieningen wordt uitgesloten en waar ze wel recht op
hebben. Dit illustreert overigens ook waarom de vijf basisvoorwaarden niet van toepassing
zijn op de doelgroep.

Literatuuronderzoek:
Het literatuuronderzoek was essentieel om een breder perspectief te krijgen op de re-
integratiemogelijkheden en organisaties die betrokken zijn bij dit proces. Het bood context
en identificeerde relevante organisaties en regelingen.

Deze methoden boden diepgaande, gestructureerde informatie over de juridische context en


algemene landschap van re-integratie voor VRIS'er. Alle verzamelde gegevens zijn zorgvuldig
geselecteerd uit betrouwbare bronnen en gecontroleerd op logica en consistentie. Dit heeft
bijgedragen aan de kwaliteit en betrouwbaarheid van de gegevens die zijn gebruikt in mijn
onderzoek.

Waar lopen medewerkers van D&R tegenaan met het re-integreren van deze groep
vreemdelingen en welke factoren beïnvloeden hun vermogen om effectieve ondersteuning
te bieden?

Interviews:
Om deze vraag te beantwoorden, heb ik gestructureerde interviews gehouden. Ditmaal
richtten mijn interviews zich op medewerkers van de afdeling D&R. Het ging dus om
casemanagers en RIC-medewerkers -en stagiaires. In deze interviews heb ik gebruik gemaakt
van een topiclijst. Ik wilde achterhalen waar het gebrekkige re-integratietraject vandaan
komt en wat de bevorderende/belemmerende factoren hierbij zijn. Ook wilde ik in kaart
brengen hoe de medewerkers tegen de doelgroep aankijken. Tot slot heb ik nagevraagd wat
de medewerkers nodig hebben om dit traject te verbeteren.

15
Bij de casemanagers heb ik twee mensen geïnterviewd. Hierbij heb ik gevarieerd in diensttijd.
Een van de casemanagers is sinds haar stage kort in dienst. Zij is ook nog jong. De andere
casemanager is al erg lang in dienst bij DJI en ouder. Dit heb ik gedaan omdat ik de
opvattingen over de doelgroep in kaart wilde brengen. Dit heb ik ook gedaan omdat de
kennis -en expertise over de mogelijkheden misschien beïnvloed wordt door de hoeveelheid
ervaring in het werkveld.

Van het RIC-team heb ik iemand geïnterviewd die een aantal jaar in dienst is. Omdat het RIC
draait op stagiaires, heb ik ook een stagiaire geïnterviewd. Zij voeren grotendeels van het
werk uit van het RIC en hebben daarom ook een belangrijke taak.

Voor de analyse van de gegevens uit deze interviews heb ik gebruikgemaakt van kwalitatieve
data-analysemethoden, zoals thematische analyse. Hierbij heb ik de transcriberingen van de
interviews gelezen en geanalyseerd om belangrijke thema's en patronen te identificeren. Dit
heb ik uitgewerkt en vergeleken met het literatuuronderzoek. De uitkomsten hiervan zijn
verwerkt in het onderzoek.

In mijn onderzoek hechtte ik groot belang aan het waarborgen van de privacy en anonimiteit
van de deelnemers, met name bij de interviews die ik heb afgenomen. Het gebruik van
gefingeerde namen voor de respondenten was een van de maatregelen die ik heb genomen
om de vertrouwelijkheid van de verzamelde informatie te waarborgen.

De interviews zoals hier beschreven, zijn dezelfde interviews zoals ze bij de andere
deelvragen omschreven worden. De wijze van analyse en waarborging van de kwaliteit is
daarom hetzelfde en zal niet opnieuw omschreven worden.

Juridisch onderzoek:
Om de wettelijke verplichtingen van de PI te begrijpen, heb ik uitgebreid juridisch onderzoek
uitgevoerd. Dit omvatte het bestuderen van relevante wet- en regelgeving met betrekking tot
de rol en verantwoordelijkheden van de PI bij re-integratie. Hier kwam voornamelijk de Pbw
in voor. Ook heb ik interne beleidsdocumenten van de PI geanalyseerd, zoals beleidsnota's,
richtlijnen en protocollen met betrekking tot re-integratie.

Literatuuronderzoek:
Ik heb literatuuronderzoek gebruikt om te analyseren hoe PI's (zouden moeten) omgaan met
re-integratie. Door te vergelijken wat er gedaan wordt aan de re-integratie van de doelgroep
en wat er in de praktijk gebeurt, kon ik de plicht van de PI in een bredere context plaatsen.

Hoe kan de interne en externe samenwerking worden verbeterd om de re-integratie van


VRIS’ers optimaal te laten verlopen?

Literatuuronderzoek:
Voor deze praktijkvraag heb ik gebruikgemaakt van literatuuronderzoek om een theoretische
basis te leggen. Het literatuuronderzoek bood theoretisch inzicht in samenwerkingsmodellen
en -praktijken, wat mijn begrip van bestaande structuren verdiepte. Dit leverde essentiële
achtergrondinformatie op en identificeerde mogelijke problemen die zich voordoen.

16
Interviews:
Om diepgaande inzichten te verkrijgen in de huidige samenwerking en de perspectieven van
medewerkers binnen de PI Alphen, heb ik gestructureerde interviews afgenomen bij
medewerkers van de afdeling D&R. Ik heb twee casemanagers geïnterviewd, beide variërend
in diensttijd en leeftijd. Hiernaast heb ik twee medewerkers van het RIC-team geinterviewd,
een stagiair en medewerker. De stagiair was pas twee maanden bezig met zijn stage en de
medewerker werkt een aantal jaar bij het RIC. Zo kan ik identificeren of de kennis afhankelijk
is van de diensttijd. Bij deze twee disciplines heb ik vragen gesteld om de interne
samenwerking helder te krijgen.

Ook heb ik (eventuele) externe samenwerkingspartners geïnterviewd. Ik heb interviews


gehouden met externe partijen zoals Stichting Inlia en de Reclassering. Ook heb ik contact
gehad met twee medewerkers DT&V over hun rol in het proces, waarvan een die betrokken
is bij de Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV). Anonimiteit en transparantie waren
essentieel om specifieke ervaringen en opvattingen te verzamelen. Hierbij heb ik willen
achterhalen welke samenwerking er al is en welke samenwerkingsmogelijkheden er nog
liggen. De externe organisaties heb ik uitgezocht op basis van hoeveel mogelijkheden zij de
doelgroep brachten.

Voor deze vraag heb ik de interviews geanalyseerd om inzicht te krijgen in de huidige


samenwerking. Hierbij keek ik naar de verbeterpunten om te voldoen aan de re-
integratieplicht. De combinatie van theoretisch inzicht en praktische ervaringen zorgde voor
een holistisch begrip van samenwerkingsuitdagingen.

Hoe kunnen medewerkers van het D&R team op een effectieve en efficiënte manier
worden getraind en geïnformeerd over de re-integratiemogelijkheden voor VRIS’ers?

Literatuuronderzoek:
Voor deze analysevraag heb ik literatuuronderzoek uitgevoerd om effectieve
trainingsprogramma's en methoden voor het informeren van het personeel over re-integratie
te onderzoeken.

Interviews:
Ik heb gestructureerde interviews gehouden om inzicht te krijgen in de praktijkervaringen en
perspectieven van het personeel. Ook hierbij was anonimiteit essentieel om openhartige
opvattingen en werkwijzen te delen.

17
3. Maatschappelijk kader
Het maatschappelijke kader omvat de bredere context waarin het probleem van VRIS’ers zich
afspeelt. Dit omvat onder meer de politieke en maatschappelijke discussies over immigratie,
integratie en veiligheid.

Ongedocumenteerde migranten in Nederland kunnen zonder reden worden vastgezet in de


grensdetentie (Schiphol) of in verschillende locaties voor vreemdelingendetentie. De
afgelopen jaren is het aantal vreemdelingen in detentie fors gedaald. In 2005 was de
instroom in de vreemdelingendetentie nog bijna 13.000. In 2021 zijn bijna 3.000 mensen in
vreemdelingendetentie geplaatst.25

Er wordt gedebatteerd over de opvang en huisvesting van vreemdelingen. Discussies hebben


betrekking op de beschikbaarheid van opvangvoorzieningen, de duur van de opvang en de
voorwaarden waaronder vreemdelingen in aanmerking komen voor opvang. Politieke
discussies hebben plaatsgevonden over de toegang van vreemdelingen zonder verblijfsrecht
tot onderwijs en werk.26 Hierbij worden vragen gesteld over de mogelijkheden en
beperkingen voor deze groep om deel te nemen aan onderwijsprogramma's en
werkgelegenheidsinitiatieven.27

De visie van de samenleving op deze groep kan tevens van invloed zijn op hun re-
integratieproces. Wanneer er sprake is van een negatief beeld van deze groep binnen de
maatschappij, kan dit de kansen en mogelijkheden voor hen in de samenleving beperken.

Als er in de maatschappij een gebrek aan draagvlak is voor het bieden van ondersteuning en
re-integratie aan deze groep, kan dat de inspanningen om deze gedetineerden te helpen
bemoeilijken. Een goed voorbeeld hiervan is huisvesting. Er is een woningnood, is er dan wel
draagvlak voor de huisvesting van deze groep? Aan de andere kant, als er een sterke
maatschappelijke betrokkenheid is en er steun is voor het bieden van kansen aan deze groep,
kan dat bijdragen aan meer succesvolle re-integratie en terugkeer in de maatschappij.

Over het algemeen kan worden gesteld dat er binnen Nederland een diversiteit aan
meningen en standpunten bestaat met betrekking tot vreemdelingen.28 Sommige mensen
vinden het belangrijk om gedetineerden, inclusief vreemdelingen, de mogelijkheid te bieden
om te werken aan hun re-integratie en zo hun kansen op succesvolle terugkeer naar de
samenleving te vergroten. Dit wordt gezien als een aspect van een rechtvaardig en humaan
strafrechtelijk systeem.

Aan de andere kant kunnen er ook zorgen en kritische geluiden zijn ten aanzien van de re-
integratie van vreemdelingen in de gevangenis. Deze kunnen voortkomen uit bezorgdheid
over de kosten, de prioriteit die wordt gegeven aan Nederlandse ingezetenen in het re-
25
Gezondheid Ongedocumenteerden 2022.
26
AHL Advocaten, 'Vreemdeling in detentie: altijd extra het haasje', > ahl-advocaten.nl (geraadpleegd op 10 mei
2023).
27
Nieuwsblad, ‘’Jean-Marc Nollet (Ecolo) stelt voor mensen zonder papieren legaal aan het werk te zetten,
staatssecretaris Nicole de Moor vindt dat verkeerd signaal’’, > nieuwsblad.be (geraadpleegd op 19 mei 2023).
28
De Correspondent, 'Meer of minder vluchtelingen in Nederland? We vroegen het ze zelf', >
decorrespondent.nl (geraadpleegd op 19 mei 2023).

18
integratieproces, of de algemene houding ten opzichte van vreemdelingen zonder
verblijfsrecht. Dit uit zich bijvoorbeeld in het momenteel spraakmakende onderwerp;
huisvesting. Er is al een woningnood in Nederland dus is het draagvlak voor de huisvesting
van deze groep kleiner.

Daarnaast kan de visie van de samenleving ook bepalend zijn voor de beschikbare middelen
en prioriteiten van de overheid en andere betrokken partijen. Bijvoorbeeld, als er in de
maatschappij meer aandacht is voor veiligheid en criminaliteitsbestrijding, kan dat de
beschikbare middelen voor re-integratieprogramma's en andere vormen van ondersteuning
voor gedetineerden verminderen. Om deze reden is het belangrijk om het maatschappelijke
kader mee te nemen in de afwegingen en beslissingen rondom dit probleem.

Ten slotte kan de algemene visie van de samenleving ook invloed hebben op de
mogelijkheden voor samenwerking tussen verschillende partijen bij het aanpakken van het
probleem van VRIS’ers. Als de samenleving van mening is dat deze groep toegang moet
krijgen tot een re-integratietraject, kan er bijvoorbeeld meer steun komen vanuit de
maatschappij voor samenwerking tussen gevangenissen, reclassering, maatschappelijke
organisaties en andere overheidsinstanties die zich bezighouden met de re-integratie van
deze groep gedetineerden.

De PI's vervullen een centrale positie in het detentieproces en dragen aanzienlijke


verantwoordelijkheid voor de re-integratie van gedetineerden, inclusief de complexe groep
van VRIS'ers.

In het bredere maatschappelijke spectrum fungeren PI's als schakels tussen justitiële
systemen en de samenleving. Ze worden geconfronteerd met de uitdagende taak om niet
alleen de detentieperiode te beheren, maar ook actief bij te dragen aan het succesvolle
herstel en de re-integratie van gedetineerden. Deze verantwoordelijkheid weerspiegelt zich
in de plicht van PI's om re-integratieprogramma's aan te bieden die zijn afgestemd op de
specifieke behoeften van verschillende gedetineerdengroepen, waaronder VRIS'ers.

Een belangrijk maatschappelijk aspect is de impact van een effectieve re-integratie op de


algemene veiligheid en welzijn van de samenleving. Een succesvolle re-integratie draagt bij
aan het verminderen van recidive en bevordert de sociale cohesie. In het geval van VRIS'ers,
waarbij de juridische status en re-integratiemogelijkheden complexer zijn, wordt de rol van
PI's nog kritieker. PI's moeten niet alleen zorgen voor een humane detentieomgeving, maar
ook proactief samenwerken met externe instanties om re-integratiepaden te effenen.

Bovendien heeft de maatschappelijke discussie over immigratie en detentie invloed op het


beleid en de werkwijzen van PI's. De PI's staan voor de uitdaging om in te spelen op
veranderende wet- en regelgeving, evenals op maatschappelijke verwachtingen met
betrekking tot de behandeling en rechten van gedetineerden. Dit vraagstuk brengt de PI's in
een unieke positie om bruggen te slaan tussen verschillende sectoren, waaronder justitie,
immigratie, en sociale diensten.

19
Het draagvlak van medewerkers om VRIS’ers te re-integreren vanuit detentie kan variëren
afhankelijk van verschillende factoren, waaronder de persoonlijke opvattingen van de
medewerkers, de werkomgeving en de beschikbare middelen en ondersteuning.
Sommige medewerkers kunnen een positieve houding hebben ten opzichte van het
ondersteunen van VRIS’ers bij hun re-integratie. Ze kunnen geloven in het belang van een
succesvolle re-integratie als middel om recidive te verminderen, de veiligheid in de
samenleving te bevorderen en de gedetineerden de kans te geven een nieuw leven op te
bouwen.

Aan de andere kant kunnen er medewerkers zijn die sceptisch zijn of minder steun bieden
aan de re-integratie-inspanningen voor vreemdelingen. Dit kan voortkomen uit verschillende
redenen, zoals zorgen over de effectiviteit van de re-integratieprogramma's, bezorgdheid
over de beschikbare middelen en tijd, of persoonlijke opvattingen over het
vreemdelingenbeleid.

Het is belangrijk op te merken dat het draagvlak van medewerkers ook beïnvloed kan worden
door de organisatiecultuur, leiderschap en de mate waarin medewerkers worden voorzien
van de juiste training en ondersteuning om effectief te kunnen werken met vreemdelingen in
detentie. Ook personeelstekort heeft grote invloed op de mate van ondersteuning die de
medewerkers kunnen bieden. Zo is het de laatste tijd zo dat gevangenissen kampen met een
groot personeelstekort.29

Geeft re-integratie motivatie om te blijven?


Er is sprake van invloed van het strafrechtelijk -en vreemdelingrechtelijkproces op de re-
integratie van VRIS’ers. In principe staat het strafrecht op zichzelf en wordt de strafrechtelijke
procedure volledig los gezien van de bestuursrechtelijke procedure. Een VRIS’er loopt in
beginsel de strafrechtelijke procedure af voordat de bestuursrechtelijke procedure begint.
Dat houdt in dat hij eerst zijn traject doorloopt zoals elke verdachte/veroordeelde en het
bestuursrechtelijke proces (uitzetten bijvoorbeeld) pas van start gaat vanaf de einddatum van
de strafrechtelijke detentie. Hierop zijn enkele uitzonderingen zoals Strafonderbreking (SOB)
maar dat is in het kader van dit onderzoek niet relevant.

Ondanks dat de procedures afzonderlijk van elkaar doorlopen worden, hebben de twee
aspecten wel degelijk invloed op elkaar. Zo kan het Openbaar Ministerie (OM) ervoor kiezen
om de reclassering om advies te vragen. De Reclassering maakt dan een advies op voor de
rechter. Hierin staat wat er nodig is en welke mogelijkheden er zijn om te voorkomen dat het
strafbare feit opnieuw gepleegd wordt.30 De rechter kan er dan voor kiezen om bijzondere
voorwaarden op te leggen.31 Denk hierbij aan verplichte behandeling of verblijf in een
instelling. Deze voorwaarden worden gefinancierd vanuit het strafrechtelijke kader met
justitiegelden. Dat geldt dan voor iedere gedetineerde, ook die zonder verblijfsrecht. Hier
zitten wel een aantal haken en ogen aan.

29
NH Nieuws, 'Grote zorgen over personeelstekort en onveiligheid in alle Nederlandse gevangenissen', >
nhnieuws.nl (geraadpleegd op 20 mei 2023).
30
Reclassering > Soorten advies, geraadpleegd op 22 november 2023.
31
Art. 130 lid 6 Wet RO.

20
In de praktijk blijkt dat het OM bij VRIS’ers soms geen advies op vraagt bij de reclassering,
omdat er geen sprake zou zijn van een toekomstperspectief. Zelfs als er wel advies
opgevraagd wordt, komt het voor dat de reclasseringsambtenaar een negatief advies geeft in
hetzelfde kader. Reclasseringsmedewerker Pieter (gefingeerde naam) vindt dat de
Reclassering hiermee op de stoel gaan zitten van wat er mogelijk vreemdeling technisch nog
kan gaan gebeuren in plaats van wat er op dat moment aan de orde is; ‘het is natuurlijk raar.
Als iemand technisch niet verwijderbaar is, tenzij iemand daadwerkelijk nu uit het land
verwijderd zou kunnen worden, weet je helemaal niet wat er kan gebeuren en zou je
daarvan uit reclasseringsperspectief iets mee moeten kunnen doen.’’ Aldus Pieter.

De route tot re-integratie begint dus eigenlijk al aan het begin van het strafrechtelijke proces.
Als er bijzondere voorwaarden opgelegd worden, kan een VRIS’er wel recht hebben op
bepaalde voorzieningen. Er is volgens Pieter sprake van willekeur, en dat zou niet moeten
kunnen; ‘’Het blijkt dat de organisaties veel willekeur toepassen. Zo spreken ze bij de VNN
(Verslavingszorg Noord Nederland) in Drenthe bijvoorbeeld geen mensen met een tolk en
zeggen ze daar niks mee te kunnen. Anderzijds doet de VNN in Groningen dat wel. En het is
toch echt dezelfde organisatie’’.

De mogelijkheden die benut worden, liggen ook in dit aspect van het proces aan de kennis,
vaardigheden en de visie van de medewerker. ‘’Het is eigenlijk volstrekt waanzinnig want er
zou geen willekeur mogen zitten in de kansen en re-integratie die je iemand biedt. Maar ook
niet in waar je in de maatschappij wel iemand beschermd voor eventuele risico’s en waar
niet.’’ Pieter schat dat het bij de Reclassering 80% onwetendheid is, en 20% onwillendheid.
‘’Het is natuurlijk ook een enorm ingewikkeld onderwerp.’’ Aldus Pieter.

Er zou gesteld kunnen worden dat dit terecht is, omdat er inderdaad (op dat moment) geen
zicht is op duurzaam verblijf in Nederland. Ook zou er gesteld kunnen worden dat zicht op
zorg en/of verblijf in een instelling, een VRIS’er kan motiveren om in Nederland te blijven.
Echter zou er ook erkend kunnen worden dat deze groep er is, en een groot deel niet op
korte termijn uit Nederland vertrekt. Het gaat vaak om overlevingscriminaliteit. Zou het dan
vanuit dat oogpunt niet voor een veiligere samenleving zorgen om deze groep zorg te
bieden? Daar zijn de meningen over verdeeld.

Een VRIS’er die onrechtmatig in Nederland verblijft en niet terug kan naar zijn land van
herkomst, maakt een complex samenspel van juridische, sociale en emotionele. Voor
VRIS'ers vormt de detentieperiode in de PI een fase van grote onzekerheid en kwetsbaarheid.

Vanuit een sociaal oogpunt staat de VRIS'er voor de uitdaging om na detentie opnieuw te
integreren in een maatschappij die mogelijk vreemd en onbekend voor hen is. Daarnaast is
het vaak onzeker of zij uitgezet gaan worden of in Nederland blijven. Dit is een grijs gebied
op het moment dat iemand niet uitgezet kan worden. De beperkte re-
integratiemogelijkheden en de complexiteit van de juridische status kunnen een gevoel van
uitsluiting versterken.

21
Aan de andere kant is deze groep vaak vastbesloten om in Nederland te blijven en zal zij alle
beschikbare middelen aangrijpen om uitzetting te voorkomen. Dit kan leiden tot het
paradoxale effect dat zelfs de bestaande re-integratiemogelijkheden iemand valse hoop
kunnen geven. Het idee dat er kansen zijn, hoe beperkt ook, kan iemand aanmoedigen om in
Nederland te blijven, zelfs als dit eigenlijk niet in overeenstemming is met het
oorspronkelijke doel. Het doel is namelijk om VRIS’ers te helpen die genoodzaakt zijn in
Nederland te blijven, en niet om ongedocumenteerde nog meer handvaten te geven in
Nederland te blijven terwijl dit niet de bedoeling is.

22
4. Juridisch kader
Het juridische kader van dit probleem wordt niet alleen bepaald wordt door de Nederlandse
wetgeving, maar ook door internationale verdragen en regelgeving. Zo gelden er
bijvoorbeeld internationale mensenrechtenverdragen die de rechten van vreemdelingen
beschermen, ook als zij geen geldige verblijfsvergunning hebben. Dit kan onder meer
betekenen dat gedetineerden recht hebben op medische zorg, voeding en hygiëne. 32 Het
raakt aan verschillende aspecten van de samenleving, zoals het strafrecht, het
vreemdelingenrecht, de gezondheidszorg en het arbeidsmarktbeleid.

(Inter)nationale wetgeving
Een belangrijk internationaal verdrag is het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
(EVRM). Het EVRM is een juridisch bindend internationaal verdrag dat is opgesteld door de
Raad van Europa. Het EVRM heeft een aanzienlijke invloed gehad op de rechtsstelsels van
Europese landen en heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van mensenrechtennormen op
internationaal niveau. Het fungeert als een belangrijk instrument ter bescherming van
individuen tegen schendingen van hun fundamentele rechten en vrijheden.

Ongedocumenteerde migranten zijn op nationaal niveau uitgesloten van sociale


voorzieningen (zoals toeslagen of bijstand). Dit is een onderdeel van het
ontmoedigingsbeleid en staat in de Koppelingswet. Daardoor mogen ze ook geen
zorgverzekering afsluiten. Medische zorg moeten zij in principe zelf betalen. Maar volgens
art. 35 EVRM heeft ieder mens recht op ‘medisch noodzakelijke zorg’, dus ook de
ongedocumenteerde patiënt met onvoldoende geld om dit te betalen.33

Volgens Nederlandse en Europese verdragen hebben ongedocumenteerden recht op


noodzakelijke zorg en juridische bijstand, en recht op scholing (voor kinderen tot 18 jaar). 34
De zorgverlener kan de oninbare kosten bij het CAK (Centraal Administratie Kantoor)
declareren onder de regeling Onverzekerbare Vreemdelingen. Dit geldt voor zorg voor
ongedocumenteerden met een niet-westerse achtergrond, die zich niet kunnen verzekeren
voor ziektekosten en die deze niet kunnen betalen.

Ook hebben ongedocumenteerde migranten recht op juridische bijstand. Zij kunnen voor
weinig geld geholpen worden door advocaten. Hiervoor is een officieel bewijs van inkomen
nodig. Dit wordt bekeken door de Raad voor Rechtsbijstand. Voor migranten zonder
verblijfsvergunning is een officieel bewijs van inkomen niet mogelijk. Zij kunnen zelf een
brief schrijven waarin ze hun financiële situatie uitleggen.35

Verblijfsrecht
Het verblijfsrecht van vreemdelingen wordt in Nederland geregeld door de
Vreemdelingenwet 2000. Deze wet regelt wie er in Nederland mag verblijven en onder welke
32
Art. 3 EVRM.
33
Vollebregt 2023, (geraadpleegd op 3 september 2023).
34
Gezondheid Ongedocumenteerden 2022.
35
Stichting LOS > Overige Rechten, (geraadpleegd op 23 september 2023).

23
voorwaarden. Personen die niet voldoen aan de voorwaarden, zoals bijvoorbeeld het hebben
van een geldige verblijfsvergunning, zijn ongedocumenteerd (illegaal) in Nederland.
Ongedocumenteerd verblijf in Nederland is niet strafbaar. Echter kan iemand die
ongedocumenteerd in Nederland verblijft wel een terugkeerbesluit worden gegeven. Dat is
een aanzegging om het land te verlaten. Als iemand dit niet doet, is hij of zij wel strafbaar. 36
In Nederland wonen naar schatting tussen de 23.000 en 58.000 ongedocumenteerden. 37

In Nederland kunnen zich situaties voordoen waarbij vreemdelingen als "ongewenst" worden
beschouwd en niet kunnen worden teruggestuurd naar hun land van herkomst. Dit kan
bijvoorbeeld gebeuren wanneer het land van herkomst weigert identiteitsdocumenten te
verstrekken of wanneer er andere belemmeringen zijn die hun uitzetting verhinderen. Dat
gebeurt de laatste tijd steeds meer.38

Voor deze groep is er 1 mogelijkheid om rechtmatig in Nederland te verblijven; de


buitenschuldvergunning. Soms kunnen afgewezen vreemdelingen buiten hun schuld niet uit
Nederland vertrekken. Bijvoorbeeld als het land van herkomst geen inwoners terugneemt. In
zo’n geval kan iemand een buitenschuldvergunning krijgen. De vreemdeling moet dan
voldoen aan een aantal voorwaarden. Hij moet bijvoorbeeld kunnen aantonen dat hij de
vertegenwoordiging van zijn land van herkomst om terugkeer heeft gevraagd. Het is erg
lastig om deze verblijfsvergunning te krijgen. De DT&V gelooft vaak niet dat de aanvrager
echt terug wil en er ook alles aan heeft gedaan om terug te keren. In de praktijk blijkt dat
bijna niemand hiervoor in aanmerking komt.39

Als een ongewenste vreemdelingen niet kan worden teruggestuurd naar land van herkomst,
vallen ze tussen wal en schip.40 Over het algemeen geldt dat vreemdelingen zonder
verblijfsrecht die niet terug kunnen keren naar hun land van herkomst, zich in een juridisch
kwetsbare positie bevinden.

Algerije is een voorbeeld van een land waaruit vreemdelingen naar Nederland kunnen
komen en waar soms problemen kunnen ontstaan met betrekking tot de terugkeer van
ongewenste vreemdelingen.41 In sommige gevallen kan Algerije weigeren om onderdanen
terug te nemen die niet vrijwillig willen terugkeren of waarvan de identiteit niet adequaat
kan worden vastgesteld. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer vreemdelingen geen
geldige identiteitsdocumenten kunnen overleggen of wanneer er twijfels zijn over hun
Algerijnse nationaliteit.

Deze situaties kunnen leiden tot uitdagingen voor Nederland bij het terugsturen van
vreemdelingen naar Algerije, vooral als er geen vastgestelde terugnameovereenkomst is
36
Stichting LOS > Strafbaarstelling Illegaal Verblijf, (geraadpleegd om 15 mei 2023.
37
Van der Heijden 2020).
38
AD, 'Herkomstlanden weigeren steeds vaker ongewenste asielzoekers', > ad.nl (geraadpleegd op 10 mei
2023).
39
Stichting Vluchtelingenwerk Nederland 2023, (geraadpleegd op 1 oktober 2023).
40
Stichting LOS, 'Verblijfsvergunning buiten schuld,' Stichting LOS > stichtinglos.nl (geraadpleegd op 12 april
2023).
41
Raad van State 2022, (geraadpleegd op 20 november 2023).

24
tussen beide landen. Een terugnameovereenkomst is een afspraak op internationaal niveau
over het terug- of overnemen van uit die landen afkomstige vreemdelingen die niet of niet
langer rechtmatig verblijf hebben. Deze afspraken of akkoorden zijn vastgelegd in Terug- en
Overnameovereenkomsten (T&O).42

Langdurige vreemdelingendetentie kan het gevolg zijn van een vreemdelingen die als
ongewenst worden beschouwd, maar waarvoor geen mogelijkheid is om uit te zetten.43 Deze
groep vreemdelingen valt tussen wal en schip omdat zij enerzijds belemmerd worden in het
opbouwen van een leven in Nederland, maar ook niet terug kunnen naar hun land van
herkomst. Er is echter wel een belangrijke uitspraak geweest over deze situatie. Door de
Raad van State is namelijk uitgesproken dat er in het geval van een land zoals Algerije geen
zicht is op uitzetting en het daarom onrechtmatig is om een vreemdeling uit Algerije in
vreemdelingenbewaring te plaatsen.44

Re-integratie vanaf het begin


Er is sprake van invloed van het strafrechtelijk -en vreemdelingrechtelijkproces op de re-
integratie van VRIS’ers. In principe staat het strafrecht op zichzelf en wordt de strafrechtelijke
procedure volledig los gezien van de bestuursrechtelijke procedure. Een VRIS’er loopt in
beginsel de strafrechtelijke procedure af voordat de bestuursrechtelijke procedure begint.
Dat houdt in dat hij eerst zijn traject doorloopt zoals elke verdachte/veroordeelde en het
bestuursrechtelijke proces (uitzetten bijvoorbeeld) pas van start gaat vanaf de einddatum van
de strafrechtelijke detentie. Hierop zijn enkele uitzonderingen zoals SOB maar dat is in het
kader van dit onderzoek niet relevant.

Ondanks dat de procedures afzonderlijk van elkaar doorlopen worden, hebben de twee
aspecten wel degelijk invloed op elkaar. Zo kan het OM ervoor kiezen om de reclassering om
advies te vragen. De Reclassering maakt dan een advies op voor de rechter. Hierin staat wat
er nodig is en welke mogelijkheden er zijn om te voorkomen dat het strafbare feit opnieuw
gepleegd wordt.45 De rechter kan er dan voor kiezen om bijzondere voorwaarden op te
leggen.46 Denk hierbij aan verplichte behandeling of verblijf in een instelling. Deze
voorwaarden worden gefinancierd vanuit het strafrechtelijke kader met justitiegelden. Dat
geldt dan voor iedere gedetineerde, ook die zonder verblijfsrecht. Hier zitten wel een aantal
haken en ogen aan.

De plicht van de PI
De Pbw in Nederland vormt het juridisch kader voor het gevangeniswezen, en het legt de
basisprincipes vast waaraan het gevangenisregime moet voldoen. Wat betreft re-integratie
van gedetineerden, inclusief vreemdelingen, zijn er enkele belangrijke aspecten in de Pbw:

42
Dienst Terugkeer en Vertrek > ‘Terug -en overnameovereenkomst’, (geraadpleegd op 29 oktober 2023).
43
De Telegraaf, 'Kabinet overweegt veilig Algerije, maar wie hakt de knoop door?', > telegraaf.nl (geraadpleegd
op 21 mei 2023).
44
Uitspraak 202102278/1/V3.
45
Reclassering > Soorten advies, geraadpleegd op 22 november 2023.
46
Art. 130 lid 6 Wet RO.

25
Doelstelling van de Pbw: De Pbw stelt als algemene doelstelling dat het gevangenisregime
erop gericht moet zijn om de gedetineerde in staat te stellen een maatschappelijk
aanvaardbaar bestaan op te bouwen. Dit impliceert een streven naar re-integratie in de
samenleving na detentie.

Individueel re-integratieplan: Artikel 3 van de Pbw bepaalt dat voor iedere gedetineerde een
individueel re-integratieplan wordt opgesteld. Hierin worden onder andere afspraken
vastgelegd met betrekking tot activiteiten en programma's die gericht zijn op resocialisatie
en re-integratie. Dit geldt ook voor VRIS'ers.

Re-integratieactiviteiten: De Pbw voorziet in de mogelijkheid om gedetineerden deel te laten


nemen aan arbeid, onderwijs, sport en andere activiteiten die gericht zijn op persoonlijke
ontwikkeling en voorbereiding op terugkeer in de maatschappij. Deze re-
integratieactiviteiten zijn van toepassing op alle gedetineerden, ongeacht hun nationaliteit of
verblijfsstatus.

Maatschappelijke re-integratie: Het gevangeniswezen is verantwoordelijk voor het


ondersteunen van gedetineerden, waaronder vreemdelingen, bij hun maatschappelijke re-
integratie. Dit kan onder meer inhouden dat gedetineerden toegang hebben tot
programma's die hen voorbereiden op een terugkeer naar de samenleving, inclusief
eventuele ondersteuning na vrijlating.

VRIS’er in detentie
VRIS’ers die niet uitgezet kunnen worden, zullen in sommige gevallen vrijgelaten worden
vanuit hun strafrechtelijke detentie. Het kan ook voorkomen dat zij nog overgenomen
worden door vreemdelingen detentie, maar dat zij vanuit daar ook vrijgelaten worden omdat
er geen zicht is op uitzetting.

Een VRIS’er die niet kan worden uitgezet, bevindt zich in een complexe positie. Aan de ene
kant hebben zij geen recht op verblijf in Nederland en worden hun rechten beperkt door de
Koppelingswet. Dit betekent dat zij vanuit detentie beperkt tot geen gebruik kunnen maken
van de huidige re-integratiemogelijkheden. Aan de andere kant zullen zij feitelijk wel in
Nederland blijven en hebben zij vanuit de Pbw recht op re-integratie.

Dit legt de verantwoordelijkheid op de schouders van de samenleving en de overheid om een


evenwicht te vinden tussen de strikte wettelijke beperkingen en het ethische vraagstuk van
humane behandeling en rechten van gedetineerden.

Re-integratie vanuit de Pbw


Re-integratie vindt binnen detentie plaats op 5 basisvoorwaarden waaraan moet worden
voldaan.47 Het gaat om; ID-bewijs, onderdak, werk en inkomen, schulden en zorg. De vijf
basisvoorwaarden voor re-integratie van gedetineerden, inclusief vreemdelingen zonder
verblijfsrecht, zijn vastgelegd in de Pbw.
47
Commissie van Toezicht (CvT), 'Het re-integratiecentrum,' Commissie van Toezicht, commissievantoezicht.nl
(geraadpleegd op 21 april 2023).

26
De PI heeft de plicht om gedetineerden de mogelijkheid te geven hieraan te werken. Dat kan
door het verschaffen van kennis, mogelijkheden en ondersteuning in het proces. Wat de
gedetineerde hier mee doet, is vervolgens aan hen. Er zijn om deze reden geen specifieke
doelen op de leefgebieden; het is niet zo dat er een woning of dergelijke gevonden moet zijn
voordat de gedetineerde de gevangenis verlaat. Het gaat om persoonlijke SMART doelen die
dus op de persoon worden aangepast. De vijf basisvoorwaarden voor re-integratie zijn als
volgt ingevuld:48

Een ID-bewijs is nodig om zaken te regelen maar ook wettelijk verplicht om op zak te
hebben.49 In detentie wordt er door de D&R medewerkers geïnventariseerd of iemand een
ID-bewijs heeft. Zo niet, zijn er bij sommige gemeentes trajecten om hier alsnog aan te
komen. Het kan ook zijn dat de medewerker een afspraak bij het RIC (re-integratiecentrum)
maakt zodat de gedetineerde met de politie kan bellen voor een aangifte. Vervolgens kan hij
bij het RIC ook een nieuw ID-bewijs aanvragen. Het doel is in ieder geval dat iemand zich kan
legitimeren als hij vrijkomt.

Onderdak is een belangrijk en ingewikkeld onderdeel van de re-integratie. Er wordt gekeken


of de gedetineerde onderdak heeft. Zo niet, is het in ieder geval van belang dat hij een
postadres heeft. Er kan gekeken worden naar een postadres of een eventueel zorgtraject
waarbij de gedetineerde beschermd kan wonen. Dit alles hangt ook af van hoelang iemand in
detentie zal verblijven. Het doel is dat iemand in ieder geval ergens terecht kan en een
postadres heeft.

Het ontbreken van werk en inkomen kan natuurlijk een reden zijn waarom iemand in
detentie beland. Samen met een gedetineerde kan gekeken worden naar passend arbeid
voor hen en eventueel onderwijs die zij willen en kunnen volgen. Als de gedetineerde niet
kan werken, wordt er gekeken of hij eventueel een uitkering kan aanvragen om toch inkomen
te hebben. Het doel is dat de gedetineerde zicht heeft op inkomen door actief te solliciteren
of bezig te zijn met de aanvraag van een sociale voorziening.

Een groot deel van de gedetineerden heeft schulden. Het doel is dat de gedetineerden in
iever geval schuldenzorgvrij zijn. Dat houdt in dat ze een overzicht hebben van hun schulden
en bezig zijn met het treffen van regelingen. Door de nazorg kan soms ook gekeken worden
naar budgetbeheer of samen met de Reclassering naar bewind.

Voor sommige gedetineerden loopt er een zorgtraject op het moment dat zij in detentie
belanden. Voor andere wordt gesignaleerd dat er behoefte is aan zorg -en hulpverlening.
Binnen detentie wordt er gekeken in hoeverre de zorg gestart en gecontinueerd kan worden.

Deze voorwaarden zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat gedetineerden zo goed mogelijk
worden voorbereid op hun terugkeer in de maatschappij en om de kans op recidive te
verkleinen. Het juridische kader voor deze voorwaarden is vastgelegd in de Pbw en de
48
Art. 18a lid 5 PBW.
49
Art. 2 WID.

27
verschillende protocollen en richtlijnen die hierbij horen. De DJI is verantwoordelijk voor het
waarborgen van deze basisvoorwaarden en moet ervoor zorgen dat gedetineerden tijdens
hun detentieperiode voldoende worden voorbereid op hun terugkeer in de maatschappij. 50
Deze voorwaarden worden gewaarborgd door het re-integratietraject.

Het re-integratietraject binnen de PI ziet er als volgt uit:51

Identificatie en registratie: Het is belangrijk om de gedetineerde te identificeren en te


registreren om te bepalen welke specifieke re-integratieprogramma's en -diensten geschikt
zijn voor de gedetineerde.

Screening en beoordeling: De gedetineerde wordt gescreend en beoordeeld om vast te


stellen welke specifieke behoeften en problemen er zijn, zoals taalbarrières,
gezondheidsproblemen en de stand van zaken op de 5 basisvoorwaarden. Naar aanleiding
hiervan worden doelen en acties opgezet samen met de gedetineerde. Dit onderdeel vindt
plaats door middel van een intake van het RIC.

Plan van aanpak: Er wordt een individueel re-integratieplan opgesteld, waarin staat welke
doelen en acties er nodig zijn om de gedetineerde te ondersteunen bij zijn of haar re-
integratie. Dit onderdeel wordt opgesteld naar aanleiding van bovenstaande screening in de
uitwerking daarvan. Ook dat doet het RIC.

Uitvoering van het plan: Het re-integratieplan wordt uitgevoerd met de hulp van
verschillende instanties en organisaties, zoals de PI, maatschappelijk werkers, taal- en
integratiecursussen en andere hulpverleners. Er wordt elke 6 weken een trajectgesprek
gevoerd waarin de casemanager het traject met de gedetineerde bespreekt en eventueel
bijstelt. Er wordt genoteerd of de gedetineerde actief meewerkt aan zijn doelen. De
casemanager bespreekt dit plan vervolgens op het MDO. Als iedereen het erover eens is dat
de gedetineerde actief werkt aan zijn re-integratie, kan hij promoveren. Als er in het overleg
wordt geconcludeerd dat de gedetineerde onvoldoende aan zijn re-integratie werkt, kan hij
degraderen.

Nazorg en monitoring: Het traject dat binnen detentie plaatsvindt kan ik sommige gevallen
doorgezet worden naar buiten. Dit gaat dan met behulp en financiering van bijvoorbeeld
Reclassering, de nazorginstantie van de gemeente of een andere zorginstelling.

In de praktijk kan het lastiger zijn om aan deze voorwaarden te voldoen voor deze groep,
omdat zij niet in aanmerking komen voor bepaalde vormen van onderwijs of arbeid. Ook kan
het lastiger zijn om geschikte huisvesting of maatschappelijke begeleiding te vinden voor

50
Commissie van Toezicht (CvT), 'Het re-integratiecentrum,' Commissie van Toezicht, commissievantoezicht.nl
(geraadpleegd op 21 april 2023).
51
DJI, 'Detentie- en re-integratieproces in de PI,' Dienst Justitiële Inrichtingen > dji.nl, dji.nl (geraadpleegd op 9
april 2023).

28
deze groep. Volgens de wet hebben VRIS'ers dezelfde rechten als andere gedetineerden als
het gaat om de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie.52

52
DJI, 'Detentie- en re-integratieproces in de PI,' Dienst Justitiële Inrichtingen > dji.nl, dji.nl (geraadpleegd op 9
april 2023).

29
5. Resultaten
De re-integratiemogelijkheden voor VRIS’ers
Om de re-integratieplicht en de mogelijkheid daartoe te onderzoeken, is het van belang om
in zicht te brengen welke re-integratiemogelijkheden er zijn. De vraag is daarom: Wat zijn de
re-integratiemogelijkheden voor VRIS’ers en wat zijn de juridische en beleidsmatige kaders
waarbinnen deze mogelijkheden zich bevinden?

Dit vraagstuk is onderzocht door middel van juridisch -en literatuuronderzoek en het lezen
van beleidsdocumenten. Juridisch -en literatuuronderzoek toont de juridische en
beleidsmatige kaders en mogelijkheden aan. Dit wordt getoetst aan de hand van de
beleidsdocumenten.

Invloed van wetgeving op de re-integratiemogelijkheden


De Koppelingswet heeft als doel illegaal verblijf in Nederland tegen te gaan. Volgens deze
wet heeft iemand die illegaal verblijft in Nederland geen recht op diensten van de overheid.
Iedere instantie die over sociale voorzieningen gaat, zoals de gemeente, controleert bij de
aanvraag of iemand hier recht op heeft.

Uitzonderingen op de koppelingswet zijn:

 Gezondheidszorg
 Onderwijs voor kinderen
 Juridische bijstand

De (on)mogelijkheden van de 5 basisvoorwaarden voor ongedocumenteerden


De re-integratieplicht wordt verhelderd in de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie. De
gemeenten, de reclassering en het gevangeniswezen willen samen voorkomen dat
(ex-)gedetineerde burgers na detentie in herhaling vallen door hen zo goed mogelijk voor te
bereiden op de terugkeer naar de samenleving.

DJI geeft een specifiekere beschrijving van de 5 basisvoorwaarden en benoemt hierbij ook
duidelijk welke partij verantwoordelijk is. Dit komt uit de handreiking ‘Bestuurlijk Akkoord
Nazorg Ex-gedetineerden’. De handreiking geeft handvatten voor de wijze waarop er samen
met de gedetineerde inspanningen worden geleverd voor een succesvolle re-integratie van
(ex-)gedetineerde burgers en hoe wij daaraan regionaal en lokaal invulling kunnen geven.53

Echter wordt er in deze handreiking verhelderd dat deze handreiking alleen geldt voor
gedetineerden met een geldige verblijfsstatus.54 Er wordt in het akkoord niet benoemd welke
voorwaarden er voor gedetineerden zonder verblijfsrecht geldt. Aangezien dit de enige bron
is waarin invulling wordt gegeven aan de vijf basisvoorwaarden, en er in de praktijk vanuit
deze handreiking gewerkt wordt, zal deze informatie toegepast worden op de doelgroep. Om
uit te zoeken welke re-integratiemogelijkheden er binnen het re-integratietraject passen, is

53
Kansen bieden voor Re-integratie: In de praktijk 2021.
54
Handreiking Bestuurlijk Akkoord Nazorg Ex-gedetineerden (2.1)

30
het daarom van belang om uit te zoeken welke mogelijkheden er zouden moeten zijn. Dit
gaat volgens de vijf basisvoorwaarden.

 Identiteitsbewijs

‘’De inspanningen zijn erop gericht tijdens detentie de gedetineerde te voorzien van een
identiteitskaart, paspoort of een Nederlands vreemdelingendocument .’’

Ongedocumenteerde migranten hebben geen recht op een Nederlands identiteitsbewijs.


Hierdoor kunnen zij zich ook niet inschrijven bij de Gemeente. Hierdoor stagneert ook het
openen van een rekening. Als de VRIS’er niet terug kan naar het land van herkomst zou hij
een buitenschuldverklaring kunnen aanvragen. Echter gebeurt dit in de praktijk vaak niet
en/of worden deze niet toegekend.

 Onderdak

‘’Bij binnenkomst in de PI informeert de casemanager of de gedetineerde beschikt over


huisvesting. Bij een eventuele hulpvraag informeert de PI de gemeente daarover, tenminste
als de gedetineerde toestemming heeft gegeven die informatie te delen. De gedetineerde
zonder passend onderdak wordt aangemoedigd zich tijdens detentie in te schrijven bij
wooncorporaties. Indien een gedetineerde geen onderdak heeft na vrijlating, kan
maatschappelijke opvang een oplossing zijn. Daarvoor gelden wel bepaalde voorwaarden.
Dit kan per gemeente verschillen. Ook biedt vrijwilligersorganisatie Exodus mogelijkheden
voor (tijdelijk) begeleid wonen.’’

Ongedocumenteerde kunnen geen woning van de woningbouwvereniging huren.


Ook is onderhuren bij mensen die van de woningbouwvereniging huren verboden.
Ongedocumenteerde krijgen geen huisvestingsvergunning. Dit is een vergunning die in
sommige steden nodig is om in een goedkope huurwoning of koopwoning, of in een
bepaalde wijk te mogen wonen.

De Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV) zijn speciale opvanglocaties in Nederland


die zijn opgezet om onderdak te bieden aan vreemdelingen die tijdelijk in Nederland
verblijven en geen recht hebben op reguliere voorzieningen, zoals asielzoekerscentra (AZC's).
Deze voorzieningen zijn bedoeld voor verschillende categorieën vreemdelingen, waaronder
ongedocumenteerden die niet terug kunnen naar het land van herkomst.

De LVV's zijn in het leven geroepen om een humane opvang te bieden aan vreemdelingen die
vaak in een kwetsbare positie verkeren. Hierdoor hebben ze toegang tot basisvoorzieningen
zoals onderdak, voedsel, medische zorg en begeleiding. Deze voorzieningen zijn bedoeld om
de vreemdelingen te helpen bij hun verblijf in Nederland en om te voorkomen dat ze op
straat moeten leven zonder enige vorm van ondersteuning. De voorzieningen kijken naar de

31
mogelijkheden tot een duurzaam bestaan. Dat wil zeggen: terugkeer, doormigratie of in
voorkomende gevallen legalisering van verblijf.55

De specifieke regels en criteria voor toegang tot de LVV's kunnen variëren, afhankelijk van de
gemeente of regio waarin ze zich bevinden. In sommige gevallen kunnen de LVV's
beschikbaar zijn voor bepaalde groepen vreemdelingen, terwijl andere voorzieningen zich
richten op een bredere doelgroep. Over het algemeen proberen de LVV's een menswaardige
opvang te bieden aan vreemdelingen in afwachting van hun juridische procedures of
uitzetting.

Aan de LVV-pilot doen vijf gemeenten mee: Amsterdam, Eindhoven, Groningen, Rotterdam
en Utrecht. Vanaf januari 2022 coördineert de Regiegroep Ongedocumenteerden
Amsterdam (RgOA) de uitvoer van het nieuwe loket voor ongedocumenteerden: het
Amsterdams Centrum Ongedocumenteerden (ACO).
Dit is de centrale plek in de stad waar ongedocumenteerde mensen terecht kunnen met
vragen omtrent opvang; juridische, maatschappelijke of terugkeer begeleiding;
doorverwijzing voor medische of andere hulp; etc. Zij doen ook de intake en screening voor
het Programma Ongedocumenteerden Amsterdan (POA), waaronder ook de LVV valt. 56

 Werk en inkomen

‘’DJI brengt bij de intake de werk- en inkomenssituatie van een recent binnengekomen
gedetineerde in kaart. Ook bekijkt de casemanager van de PI of hulp van de gemeente
gewenst is. Als er geen uitzicht is op betaald werk, kijken DJI en de gemeenten naar een
bijstandsuitkering voor de gedetineerde.’’

In Nederland mogen ongedocumenteerde personen over het algemeen niet legaal werken.
Werkgevers zijn verplicht om te controleren of hun werknemers over de juiste
verblijfsdocumenten beschikken om in Nederland te mogen werken. Ongedocumenteerde
personen hebben meestal geen geldige verblijfs- of werkvergunning, wat betekent dat ze niet
legaal in Nederland kunnen werken. Personen die in vreemdelingendetentie zitten, kunnen
onder bepaalde omstandigheden worden ingezet voor arbeid binnen de detentieomgeving.
Dit is echter beperkt tot werkzaamheden binnen de detentie-instelling zelf.

Ongedocumenteerde hebben geen recht op zorg -en huurtoeslag. Zorg -en huurtoeslag kan
alleen aangevraagd worden als iemand de Nederlandse nationaliteit heeft of een geldige
verblijfsvergunning. Als een ongedocumenteerde migrant op een bepaald woonadres staat
ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) kan niemand in die woning
huurtoeslag krijgen.

55
Dienst Terugkeer en Vertrek > De Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV), (geraadpleegd op 10
september 2023.
56
‘Amsterdams Centrum Ongedocumenteerden’, RGOA 2022, (geraadpleegd op 20 september 2023).
‘Programma ongedocumenteerden’, RGOA 2022, (geraadpleegd op 20 september 2023).

32
Iedereen in Nederland heeft recht op onderwijs tot zijn of haar 18e verjaardag. Ook mogen
ongedocumenteerden die voor hun 18e verjaardag zijn gestart met een vervolgopleiding,
deze afronden.57 Voor studenten zonder verblijfsvergunning die aan Hoger Onderwijs mogen
beginnen, geldt wel het instellingscollegegeld van minstens 10.000 euro. De
onderwijsinstelling kan dit verlagen tot het wettelijk collegegeld. Studenten die een MBO-
opleiding volgen kunnen aan DUO buiteninvorderingstelling van het lesgeld vragen.58

Vervolgopleidingen zijn in principe niet toegankelijk voor volwassen ongedocumenteerden.


Als de school wil meewerken, is het wel mogelijk om niet-overheidsbekostigd onderwijs open
te stellen voor ongedocumenteerden. De kosten van dit onderwijs kunnen door de school
zelf bepaald worden.59

De Inburgeringscursussen van het ROC zijn niet toegankelijk voor mensen zonder
verblijfsvergunning. Maar de taalcursussen van de volksuniversiteit wel, en ook de
taalcursussen die in buurthuizen gegeven worden. Ook organisaties die hulp geven aan
mensen zonder verblijfsvergunnig hebben vaak eigen taalcursussen. Tenslotte worden op
sommige plaatsen bijzondere cursussen aangeboden voor ongedocumenteerden. Dergelijk
aanbod wordt bijvoorbeeld verzorgd door Stichting Wereldwijd in Eckelrade of het PAO van
ASKV Amsterdam.

 Schuldenaanpak

‘’DJI maakt samen met de gedetineerde een inventarisatie van de schulden en de eventuele
vorderingen van het Centraal Justitieel IncassoBureau (CJIB). Gezamenlijk proberen ze inzicht
in de financiële situatie te krijgen, aflossing van bestaande schulden in gang te zetten of
voort te zetten en nieuwe schulden te voorkomen.’’

In beginsel heeft een ongedocumenteerde persoon beperkte mogelijkheden om schulden


aan te gaan, aangezien zij vaak geen toegang hebben tot formele financiële diensten. Dit
betekent dat traditionele schuldhulpverlening mogelijk niet van toepassing is op deze groep.
Bovendien kunnen ongedocumenteerde personen geen legaal inkomen genereren, wat het
in kaart brengen van hun financiële situatie bemoeilijkt.

 Zorg

''Elke burger is verplicht een zorgverzekering te hebben, ook de gedetineerde burger. Echter,
tijdens detentie is de medische zorg voor gedetineerden geregeld via het ministerie van
Justitie en Veiligheid. De verplichte zorgverzekering is daarom gedurende deze periode niet
nodig. De gedetineerde schort zelf zijn lopende zorgverzekering op en activeert deze weer
na vrijlating (eventueel met hulp van zijn casemanager).''

57
‘Ongedocumenteerden’, amsterdam.nl > Vluchtelingen, geraadpleegd op 15 november 2023.
58
Stichting LOS > Onderwijs en Opvoeding, (geraadpleegd op 28 november 2023).
59
Ongedocumenteerd en toch naar school? Prof. Dr. R. van Schoonhoven.

33
Ongeocumenteerde hebben wegens de Koppelingswet geen recht op een zorgverzekering.
Deze hoeft in detentie dan ook niet opgeschort te worden. In detentie heeft een
ongedocumenteerde (net zoals iedere gedetineerde) recht op medische zorg.

Vanuit detentie kan een zorgtraject worden voortgezet of opgestart. Ook dit geldt niet voor
een VRIS'er want zij krijgen deze zorg niet in verband met de Koppelingswet.

De mogelijkheden voor VRIS’ers


Ondanks de beperkingen, zijn er wél mogelijkheden. Hoewel de re-integratie van VRIS'ers in
Nederland wordt bemoeilijkt door hun ongedocumenteerde status en de beperkingen die
voortvloeien uit de Nederlandse Koppelingswet, zijn er nog steeds mogelijkheden voor
ondersteuning en hulp. Particuliere organisaties, diaconale werkgroepen, lokale gemeenten
en vrijwilligersorganisaties spelen een cruciale rol bij het bieden van deze ondersteuning.

Een van de belangrijkste mogelijkheden voor VRIS'ers om ondersteuning te krijgen bij hun re-
integratie is via particuliere organisaties. Deze organisaties, zoals Vluchtelingenwerk
Nederland en andere NGO's, richten zich op het bieden van hulp aan migranten, inclusief
ongedocumenteerden. Ze kunnen bijvoorbeeld juridische bijstand verlenen bij het aanvragen
van verblijfsvergunningen, buitenschuldvergunningen of andere juridische procedures die
van invloed zijn op de status van VRIS'ers. Daarnaast bieden deze organisaties vaak
praktische hulp, zoals het zoeken naar huisvesting, het verkrijgen van medische zorg en
psychosociale ondersteuning.

Naast Vluchtelingenwerk Nederland is er ook nog Stichting LOS (Landelijk


Ongedocumenteerden Steunpunt): Stichting LOS richt zich op de belangenbehartiging en
ondersteuning van ongedocumenteerde migranten in Nederland. Ze bieden onder andere
begeleiding en advies bij re-integratie van vreemdelingen in detentie.60

Diaconale werkgroepen en kerken spelen ook een cruciale rol bij het ondersteunen van
VRIS'ers. Ze kunnen bijvoorbeeld onderdak bieden via kerkasielprogramma's of noodopvang.
Deze instellingen zorgen vaak voor essentiële basisbehoeften zoals voedsel, kleding en
medische zorg. Bovendien bieden ze een gemeenschap waar VRIS'ers zich welkom kunnen
voelen, wat van onschatbare waarde kan zijn voor hun psychosociale welzijn.

De Protestantse Kerk Nederland (PKN) heeft verschillende initiatieven en programma's die


zich richten op het ondersteunen van vreemdelingen in detentie. Ze bieden pastorale zorg,
sociale ondersteuning en begeleiding bij de re-integratie.61

Hoewel de re-integratieverplichtingen van lokale gemeenten meestal niet gelden voor


VRIS'ers, zijn er enkele gemeenten die op vrijwillige basis ondersteuning bieden. Sommige
gemeenten hebben specifieke programma's opgezet om ongedocumenteerde migranten te

60
Stichting LOS, ‘Stichting LOS’, > stichtinglos.nl (geraadpleegd op 12 mei 2023).
61
Kerk in Actie, ‘Projecten’, > kerkinactie.protestantsekerk.nl (geraadpleegd op 17 mei 2023).

34
helpen bij het vinden van huisvesting en werk. Hoewel dit niet wettelijk verplicht is, kunnen
VRIS'ers baat hebben bij de goodwill van dergelijke gemeenten.

Stichting Inlia is een organisatie die zich inzet voor het bieden van hulp en ondersteuning aan
vreemdelingen, waaronder ook vreemdelingen in detentie. Ze bieden juridische bijstand,
begeleiding bij de re-integratie en ondersteuning bij het vinden van huisvesting. 62

Herziening van de vijf basisvoorwaarden


Een obstakel voor re-integratie is het ontbreken van het recht op een Nederlands
identiteitsbewijs voor VRIS'ers, wat hun toegang tot bepaalde diensten bemoeilijkt. Ze
hebben beperkte mogelijkheden om woningen te huren bij reguliere
woningbouwverenigingen, hebben over het algemeen geen legale arbeidsmogelijkheden in
Nederland en komen niet in aanmerking voor diverse financiële ondersteuningen, waaronder
zorg- en huurtoeslag. Daarnaast is hun toegang tot onderwijs beperkt, met uitzondering van
kinderen tot 18 jaar.

De vijf basisvoorwaarden, zoals uiteengezet in de handleiding, zijn in de praktijk niet van


toepassing op VRIS'ers, voornamelijk vanwege beperkingen en uitsluitingen die inherent zijn
aan hun juridische status. De verantwoordelijkheid voor bepaalde onderdelen van deze
voorwaarden ligt bij instanties die niet specifiek gefinancierd zijn om de re-integratie van
deze doelgroep te ondersteunen. Hierdoor worden de mogelijkheden die volgens de
handleiding beschikbaar zijn, beperkt of onhaalbaar voor VRIS'ers.

Een herziening van de vijf basisvoorwaarden is noodzakelijk om ze toepasbaar te maken op


de specifieke doelgroep van VRIS'ers. De huidige voorwaarden zijn ontworpen zonder
rekening te houden met de complexe situatie van deze groep, resulterend in beperkingen en
uitsluitingen die hun re-integratie in de samenleving bemoeilijken. Een herziening zou
moeten streven naar een meer inclusief en rechtvaardig kader dat rekening houdt met de
unieke omstandigheden van VRIS'ers.

Conclusie
De re-integratie van vreemdelingengedetineerden (VRIS'ers) staat voor aanzienlijke
uitdagingen binnen de juridische en beleidsmatige kaders. Het onderzoek naar re-
integratiemogelijkheden onthult de complexiteit van de Nederlandse Koppelingswet, die
illegaal verblijf in Nederland beperkt en de toegang tot overheidsdiensten voor VRIS'ers
bemoeilijkt. De vijf basisvoorwaarden voor re-integratie, zoals uiteengezet in het 'Bestuurlijk
Akkoord Nazorg Ex-gedetineerden', blijken in de praktijk beperkt toepasbaar op VRIS'ers,
gezien hun ongedocumenteerde status.

De invloed van wetgeving, zoals de Koppelingswet, en de beperkingen van de vijf


basisvoorwaarden leggen de fundamenten voor de belemmeringen waarmee VRIS'ers
worden geconfronteerd. Deze belemmeringen omvatten het ontbreken van
identiteitsbewijzen, beperkte toegang tot huisvesting, werk, financiële ondersteuning,

62
INLIA, ‘Wat doen we?, > inlia.nl (geraadpleegd op 17 mei 2023).

35
onderwijs, en zorg. De huidige situatie maakt duidelijk dat de bestaande voorwaarden
inadequaat zijn voor deze specifieke doelgroep.

Desondanks wijst het onderzoek op lichtpuntjes. Ondanks de beperkingen zijn er nog steeds
mogelijkheden voor ondersteuning en hulp. Particuliere organisaties, diaconale
werkgroepen, kerken en enkele gemeenten spelen een cruciale rol bij het bieden van deze
ondersteuning. Herziening van de vijf basisvoorwaarden is echter noodzakelijk om een meer
inclusief kader te creëren dat rekening houdt met de unieke omstandigheden van VRIS'ers.
Een dergelijke herziening zou kunnen bijdragen aan een effectievere re-integratie van deze
doelgroep in de Nederlandse samenleving.

36
Re-integratie vanuit de medewerker
Er kan geconcludeerd worden dat er mogelijkheden zijn binnen de re-integratie van VRIS’ers.
Om te kijken waarom de VRIS’ers geen optimale re-integratie krijgt binnen de PI, zal het
volgende worden behandeld: Waar lopen medewerkers van D&R tegenaan met het re-
integreren van deze groep vreemdelingen en welke factoren beïnvloeden hun vermogen om
effectieve ondersteuning te bieden? Dit wordt onderzocht door middel van interviews met
medewerkers van het D&R team. Deze informatie wordt vervolgens vergeleken met de
theorie van het literatuuronderzoek.

In deze context richten we ons op de re-integratieplicht van de PI tegenover VRIS'ers. Deze


plicht wordt uitgevoerd door het D&R team. Om het re-integreren van de doelgroep te
verbeteren vanuit het D&R team, is het belangrijk om te onderzoeken waar zij
tegenaanlopen. We kijken naar de factoren die het vermogen van medewerkers van D&R
binnen de PI's beïnvloeden om effectieve ondersteuning te bieden aan deze specifieke groep
gedetineerden.

Beperkte re-integratiemogelijkheden
VRIS'ers, vanwege hun ongedocumenteerde status en het ontbreken van een legaal verblijf in
Nederland, worden vaak geconfronteerd met aanzienlijke beperkingen bij hun re-integratie.
Dit beperkte perspectief maakt het moeilijk om hen toegang te bieden tot cruciale
elementen van succesvolle re-integratie, zoals huisvesting, werk, onderwijs, en toegang tot
sociale voorzieningen. De aanwezigheid van een strafblad kan deze uitdagingen verder
vergroten, omdat het hun kansen op de arbeidsmarkt kan beperken en toegang tot bepaalde
voorzieningen kan ontzeggen. Bovendien zijn veel van de bestaande voorzieningen en
ondersteuningsstructuren primair gericht op mensen met een verblijfsstatus, wat VRIS'ers
vaak uitsluit. Daarnaast hebben zij vaak een strafblad. Dit zondert hen ook uit van sommige
voorzieningen opgezet voor ongedocumenteerden.

Beperkte kennis en training van medewerkers


Een van de belangrijkste obstakels die naar voren komen in gesprekken met medewerkers
binnen PI's is het gebrek aan kennis over de beschikbare voorzieningen voor VRIS'ers. In
tegenstelling tot de voorzieningen voor gedetineerden met een legaal verblijf, waar
medewerkers vaak gedegen kennis over hebben, blijkt dat de kennis over de voorzieningen
voor VRIS'ers bijna nihil is. Dit leidt ertoe dat medewerkers zich onzeker voelen over hoe ze
de re-integratie-inspanningen voor deze specifieke groep moeten vormgeven.

Bovendien heeft het systeem specifieke procedures en richtlijnen voor gedetineerden met
een legaal verblijf, inclusief meldingen aan de juiste instanties en gestandaardiseerde
screeningsformulieren. Deze procedures zijn echter niet altijd van toepassing op VRIS'ers,
wat ruimte biedt voor interpretatie en eigen invulling van het re-integratietraject. Dit vereist
van medewerkers dat ze op eigen kennis en vaardigheden vertrouwen, wat vaak ontbreekt.

In dit complexe landschap blijkt het essentieel te zijn om medewerkers te voorzien van de
juiste training, bewustwording en educatieve hulpmiddelen. Het vergroten van de kennis
over de beschikbare voorzieningen voor VRIS'ers en het ontwikkelen van specifieke
vaardigheden voor het omgaan met deze doelgroep kan helpen om de re-integratie-
inspanningen te verbeteren. Het is eveneens van belang om mechanismen voor

37
samenwerking en coördinatie te ontwikkelen, zowel intern als extern, om de ondersteuning
van VRIS'ers in detentie en bij hun re-integratie te optimaliseren. Alleen met een goed
geïnformeerd en getraind personeelsbestand kunnen effectieve re-integratiemogelijkheden
worden geboden aan deze uitdagende doelgroep.

Voor een effectief re-integratietraject van VRIS'ers zijn specifieke kennis en vaardigheden
nodig. Het is essentieel dat medewerkers van het D&R team bereid zijn om deze kennis te
vergaren, maar het moet ook beschikbaar worden gesteld om hun ondersteunende rol te
versterken.

Zoals medewerker Jacqueline (gefingeerde naam) van het RIC aangaf, is niet iedereen
specifiek getraind in het begeleiden van VRIS'ers. Ze merkte op: "Ik ben vooral ingewerkt op
het algemene, zoals de standaardroute met betrekking tot de gemeente en nazorg. Ik ben
daar niet specifiek voor ingewerkt op het re-integratietraject van VRIS'ers."

Jacqueline erkent dat er wel enige kennis aanwezig is, maar dat er ook veel ontbreekt. Ze
weet niet waar ze deze ontbrekende kennis kan opdoen of dat er specifieke trainingen
beschikbaar zijn binnen DJI. Ze ziet mogelijkheden tot verbetering en benadrukt: "Als ik naar
mezelf kijk, denk ik dat er vrij weinig kennis is over hoe de re-integratie van deze doelgroep
gemakkelijker kan verlopen. Want ik denk dat de kennis nu nog wel ontbreekt, waardoor het
proces vaak niet soepel verloopt of stagneert."

Jacqueline ziet mogelijkheden tot verbetering, met name wat betreft het vergroten van de
kennis over de re-integratie van deze doelgroep. Ze suggereert trainingen en meer specifieke
begeleiding voor medewerkers om deze verbeteringen te realiseren.

Wat eveneens opmerkelijk is, betreft het feit dat medewerkers vaak niet op de hoogte zijn
van de beschikbare trainingen. Ze worden hier naar eigen zeggen niet actief over
geïnformeerd, maar tonen wel interesse in het vergroten van hun kennis en vaardigheden.
Dit wijst erop dat de communicatie over trainingsmogelijkheden en
ontwikkelingsprogramma's tekortschiet en dat er ruimte is voor verbetering. Het zou
wenselijk kunnen zijn om deze informatie beter toegankelijk te maken voor medewerkers,
zodat ze gemakkelijker de stap kunnen zetten om hun bekwaamheid op het gebied van re-
integratie te verbeteren.

Visie op de doelgroep
De persoonlijke visie en mening van medewerkers binnen de PI blijken een aanzienlijke factor
te zijn bij de mate van ondersteuning van VRIS’ers. Deze visie kan sterk variëren en heeft
belangrijke gevolgen voor de manier waarop VRIS'ers worden benaderd en ondersteund
tijdens hun detentie en bij hun re-integratie in de samenleving.

Binnen de D&R teams kunnen medewerkers uiteenlopende perspectieven hebben op


VRIS'ers. Sommigen kunnen van mening zijn dat deze groep gedetineerden speciale aandacht
en ondersteuning verdient vanwege hun complexe situatie. Ze kunnen geloven in de
mogelijkheid van re-integratie en in de positieve impact die zij als medewerkers kunnen
hebben op het leven van VRIS'ers. Deze overtuiging kan leiden tot meer empathie en inzet
om VRIS'ers te ondersteunen in hun re-integratieproces.

38
Aan de andere kant kunnen sommige medewerkers een meer kritische visie hebben, waarbij
ze mogelijk vinden dat VRIS'ers weinig tot geen toekomstperspectief hebben. Deze houding
kan voortkomen uit een gevoel van machteloosheid bij het omgaan met de complexe
juridische status en uitdagingen waarmee VRIS'ers worden geconfronteerd. Medewerkers
met deze houding zijn wellicht minder geneigd om extra inspanningen te leveren of buiten
de standaardprocedures te treden om VRIS'ers te ondersteunen.

Zo is casemanager Madelief (gefingeerde naam) van mening dat de kennis en vaardigheden


van medewerkers niet per se de belemmerende factor zijn: ‘’ Je zou inderdaad kunnen
zeggen dat we niet genoeg kennis hebben over de mogelijkheden en dat klopt ook, maar je
bent ook de enige hoop van zo'n persoon dus ze klampen ook aan je vast en wij willen ze in
die zin ook geen valse hoop geven. Want alles wat je ze kan bieden is tijdelijk.’’

De geciteerde casemanager, Madelief, illustreert een persoonlijke visie die ergens in het
midden lijkt te liggen. Ze erkent dat er inderdaad een gebrek is aan kennis over de
mogelijkheden voor VRIS'ers, maar benadrukt ook het precaire karakter van hun situatie.
Deze visie weerspiegelt een zekere terughoudendheid om valse hoop te bieden, terwijl het
tegelijkertijd de noodzaak benadrukt om enige vorm van steun te bieden aan deze kwetsbare
doelgroep.

Het is duidelijk dat deze variëteit aan persoonlijke visies en meningen onder medewerkers
binnen D&R de samenwerking en coördinatie bij het re-integratieproces van VRIS'ers kan
beïnvloeden. Het is dan ook van belang om dit bewustzijn in de organisatie te vergroten en
training en begeleiding te bieden om medewerkers te helpen omgaan met de complexiteit
en uitdagingen waarmee VRIS'ers worden geconfronteerd. Het aanpakken van deze
beïnvloedende factor kan leiden tot meer consistente en effectievere ondersteuning voor
VRIS'ers in detentie en bij hun re-integratie.

Algemene visie in het team


Ada benadrukt dat de behoeften van vreemdelingengedetineerden niet specifiek worden
geïdentificeerd en aangepakt. Er lijkt een algemene neiging te zijn om hen direct te linken
aan DT&V voor uitzettingsprocedures, met weinig aandacht voor actieve re-integratie-
inspanningen.

De overheersende visie binnen het team blijkt significant van invloed te zijn op de individuele
denkwijze en daarmee op de inspanningen van elk teamlid. Casemanager Ada benadrukt het
belang van re-integratie, aangezien gedetineerden vaak na hun eerste delict terugkeren naar
detentie. Ze erkent dat vreemdelingengedetineerden zich in een complexe situatie bevinden.
Desondanks wijst ze erop dat er binnen het team een algemeen heersend idee is dat er
weinig gedaan kan worden voor deze doelgroep: "Ik ben wel altijd bereid om dingen uit te
zoeken, maar de teamhouding is vaak gericht op 'het kan niet,' waardoor je minder geneigd
bent actie te ondernemen." Dit fenomeen komt vooral naar voren wanneer...

Teamleden hebben de neiging om eerder aan hun persoonlijke overtuiging te twijfelen dan
aan de consensus binnen de groep of de genomen collectieve besluiten. Dit komt overeen
met literatuuronderzoek. Volgens Daniel Goleman: "Wie een afwijkende mening heeft, houdt

39
liever zijn mond dan een paria te worden. Door je uit te spreken breng je de eenstemmigheid
in gevaar. Doordat mensen met een afwijkende mening zelfcensuur toepassen, dringen
kritiekpunten nooit door tot de collectieve bewustwording en kan een gemeenschappelijke
veronderstelling die aan alle kanten rammelt, probleemloos gedijen."63 Dit benadrukt dat,
ondanks hun persoonlijke visies, de mate van ondersteuning van
vreemdelingengedetineerden toch wordt beïnvloed door de dominante groepsdynamiek.

Beperkte middelen
Dat de doelgroep complex is houdt ook in dat er meer middelen nodig zijn om hen te
ondersteunen. Denk hierbij aan extra tijd en personeel. Ook kan het voorkomen dat er een
tolk nodig is om met de doelgroep te communiceren. Dit maakt ook dat bij medewerkers de
motivatie minder is om zich door alle bochten te wringen om de doelgroep te ondersteunen.
Er moet een tolkentelefoon gebeld worden of de gedetineerde moet vaker gesproken
worden omdat het proces ingewikkelder is. Vanuit de medewerker vraagt het een proactieve
houding om opzoek te gaan naar de juiste instanties en contact te leggen waar dit niet
vanzelfsprekend is.

Invloed van regels en voorschriften


Medewerker Jacqueline benoemt enkele regels die van invloed zijn op het werk, zoals de
verplichting om in het RIC in het Nederlands te bellen en het vermelden van de reden op het
sprekersbriefje. Ze wijst ook op grijze gebieden, zoals het bespreken van zaakinhoudelijke
zaken. Deze informatie geeft inzicht in de administratieve uitdagingen bij het omgaan met
vreemdelingengedetineerden.

Externe samenwerking
D&R-medewerkers dienen nauw samen te werken met diverse instanties en organisaties om
de coördinatie van re-integratie-inspanningen te waarborgen. Het gebrek aan afstemming en
communicatie tussen deze partijen kan de doeltreffendheid van het re-integratieproces
ondermijnen.

Uit gesprekken met externe organisaties blijkt dat er vanuit hun perspectief geen specifieke
behoefte is aan intensieve samenwerking met de D&R-afdeling. Dit komt voornamelijk
doordat er al voldoende, en in sommige gevallen zelfs overmatige, vraag is naar de diensten
die zij aanbieden. Dit fenomeen is met name te wijten aan het feit dat er relatief weinig
faciliteiten beschikbaar zijn voor een grote groep vreemdelingengedetineerden. Als gevolg
hiervan worden de beschikbare voorzieningen maximaal benut.

Bovendien richten veel van deze voorzieningen zich op ongedocumenteerde individuen en


zijn ze terughoudend om samen te werken met vreemdelingen met een strafblad, wat
mogelijk tot overlast zou kunnen leiden.

Interne samenwerking
Opvallend is dat medewerkers van het RIC vaak VRIS'ers doorverwijzen naar casemanagers,
maar niet altijd duidelijk weten welke rol casemanagers precies vervullen in het re-
integratieproces. Jacqueline en Rudolph verwijzen VRIS'ers meestal door naar casemanagers,
omdat ze van mening zijn dat deze casemanagers over meer kennis, middelen en contacten
63
Van Veen 2020, p. 157.

40
beschikken om de problemen van deze doelgroep aan te pakken. Echter geven de
casemanagers Ada en Madelief aan weinig tot niets te kunnen betekenen voor VRIS'ers. Dit
gebrek aan helderheid kan leiden tot stagnatie in het re-integratietraject. Wanneer
casemanagers zelf ook aangeven weinig voor VRIS'ers te kunnen betekenen, ontstaat er een
patroon waarbij VRIS'ers uiteindelijk in detentie verblijven zonder concrete ondersteuning.

Conclusie
Het re-integreren van VRIS'ers binnen de PI's vormt een complexe uitdaging voor het D&R-
team. Beperkte re-integratiemogelijkheden, voortkomend uit de ongedocumenteerde status
van VRIS'ers, bemoeilijken toegang tot essentiële elementen zoals huisvesting en werk. Het
gebrek aan kennis en training bij medewerkers resulteert in onzekerheid over effectieve re-
integratie-inspanningen. Persoonlijke visies variëren sterk, van geloof in re-integratie tot
meer kritische standpunten, wat de samenwerking binnen het team beïnvloedt.

Het ontwikkelen van specifieke kennis en vaardigheden is cruciaal, maar de ontoereikende


informatievoorziening over trainingen en beperkte samenwerking bemoeilijken deze
inspanningen. Een meer consistente aanpak vereist bewustwordingstraining en verbeterde
communicatie om de diversiteit aan visies te overbruggen. Het belang van samenwerking
met externe organisaties en helderheid over de rol van casemanagers in het re-
integratieproces benadrukt de noodzaak van verbeterde coördinatie. Het aanpakken van
deze knelpunten biedt perspectief op effectieve re-integratie-inspanningen voor VRIS'ers
binnen het complexe PI-landschap.

41
Trainen en informeren van personeel
De re-integratie is onvoldoende, ondanks dat er wel mogelijkheden zijn. Uit de interviews
blijkt dat medewerkers niet voldoende kennis hebben over dit onderwerp en toe zijn aan
ontwikkeling. Om de re-integratie te bevorderen, moet dus het volgende worden
onderzocht: Hoe kunnen medewerkers op een effectieve en efficiënte manier worden
getraind en geïnformeerd over de re-integratiemogelijkheden voor deze groep
gedetineerden?

Om tot het antwoord op deze vraag te komen, is gebruik gemaakt van interviews met het
D&R-team. Door middel van deze interviews werd geïnventariseerd waar de behoeftes van
het team liggen. Daarnaast is gebruik gemaakt van literatuuronderzoek om alle
mogelijkheden tot trainen en informeren op een rijtje te zetten. Door de behoeftes naast de
mogelijkheden te zetten, kan er antwoord gegeven worden op de deelvraag.

Uit de interviews blijkt overduidelijk dat er tekorten zijn aan zowel tijd als personeel. Dit
tekort bemoeilijkt de inspanningen die moeten worden geleverd voor deze specifieke
doelgroep, vaak tot het punt dat het niet haalbaar is. Wat ontbreekt is toegankelijke,
concrete informatie. Het trainen van personeel kan op diverse manieren plaatsvinden. Het is
cruciaal om te achterhalen waar het personeel specifiek behoefte aan heeft en op welke
manier aan deze behoeften kan worden voldaan. Bij het ontwikkelen van trainingen voor
medewerkers spelen drie essentiële factoren een rol: budget, functie en tijd.

Allereerst moet er vanzelfsprekend voldoende budget beschikbaar zijn om de trainingen te


financieren. Het type functie dat het personeel bekleedt, kan bepalen of een theoretische
dan wel praktische training geschikter is. Tot slot is het van groot belang om helder te
hebben hoeveel tijd er beschikbaar is en hoeveel tijd er nodig is om de trainingen effectief te
laten verlopen. De afstemming van deze factoren zorgt voor doelgerichte en haalbare
trainingen voor het personeel.

Naast het ontwikkelen en trainen van medewerkers, lijkt er ook behoefte te zijn aan concrete
informatie dat makkelijk te bereiken is. Zo zegt casemanager Ada; ‘’Er is kennis nodig. Al is
het een formulier met instanties en wat zij kunnen betekenen; een soort hand-out. Een
training vergeet je vaak, maar een soort werkblad met de organisaties, wat je altijd bij je kan
hebben. Misschien ook voor gedetineerde zelf met plaatjes. Al begrijp je elkaar niet
helemaal, kan je het zo uitleggen en dan zien zij ook duidelijk wat er kan.’’

Motiveren tot ontwikkeling


Binnen de PI Alphen zijn enkele trainingen en webinars beschikbaar die meer inzicht
verschaffen met betrekking tot VRIS’ers. Deze opleidingsmogelijkheden richten zich
voornamelijk op de trajecten waarbij VRIS’ers legaal in Nederland verblijven of op het punt
staan uitgezet te worden. Het is belangrijk om te benadrukken dat deze trainingen niet
specifiek gericht zijn op de groep die onrechtmatig in Nederland verblijft. Desondanks zijn er
wel trainingen beschikbaar die relevante aspecten van dit onderwerp behandelen.
Opmerkelijk is echter dat veel medewerkers binnen de PI niet op de hoogte zijn van deze
trainingsmogelijkheden. Dit gebrek aan bewustzijn wordt vaak toegeschreven aan de hoge
werkdruk waardoor medewerkers onvoldoende tijd vrijmaken voor hun persoonlijke en

42
professionele ontwikkeling. Daarom is het essentieel om medewerkers te stimuleren en
motiveren om te investeren in hun eigen groei.

Sommige organisaties kiezen ervoor om hun teams te stimuleren om zich te ontwikkelen


door middel van beloning en erkenning. Een cruciale intrinsieke motivatiefactor is de mate
waarin de inzet van medewerkers wordt erkend. Dit geldt voor zowel de publieke als de
private sector. Recente onderzoeken suggereren dat symbolische erkenning, zoals
felicitatiekaarten, openbare erkenning en certificaten, de intrinsieke motivatie en prestaties
aanzienlijk kunnen verbeteren. Bovendien laat dit vaak een blijvende indruk achter bij
degenen die de erkenning ontvangen.

Toch is het uitdagend om specifieke prestaties met betrekking tot dit onderwerp te belonen,
omdat het enerzijds niet tastbaar is. Wat precies als 'goed' beschouwd kan worden bij het re-
integreren van vreemdelingen, en wanneer dat is bereikt, kan vaag zijn. Anderzijds zou re-
integratie van vreemdelingen idealiter als een vanzelfsprekendheid moeten worden
beschouwd, en het is dus niet iets extra's dat kan worden beloond. Dit maakt het lastig om
meetbare criteria voor beloning vast te stellen.64

Communicatie vormt de sleutel tot het ontwikkelingsproces. Zoals Paul van Helmond,
Customer Success Manager bij Studytube, opmerkt: "Medewerkers moeten begrijpen
waarom voortdurende ontwikkeling van belang is. Dit moet niet eenmalig gebeuren, maar
voortdurend onder de aandacht worden gebracht." Het is dus noodzakelijk om regelmatig te
wijzen op de beschikbare ontwikkelingsmogelijkheden.

Daarnaast is het voordelig als medewerkers inzien welke voordelen deze ontwikkeling met
zich meebrengt voor henzelf en hun werkprestaties. Het is belangrijk om te benadrukken hoe
het vergaren van kennis over dit onderwerp kan leiden tot een effectievere uitvoering van
hun taken.

Tot slot is het van belang dat er voldoende tijd beschikbaar is voor leren en ontwikkelen. Het
zou de norm moeten zijn dat medewerkers tijdens werktijd de ruimte krijgen om workshops
en seminars bij te wonen en aan hun ontwikkeling te werken, zowel op persoonlijk als
professioneel vlak. Het is van cruciaal belang dat medewerkers de flexibiliteit hebben om te
investeren in hun groei en ontwikkeling tijdens hun reguliere werktijden.

Inhoudelijke trainingsbehoeften
Medewerkers zijn over het algemeen bereid om te werken aan re-integratie, maar geven aan
dat zij kennis missen. Daarnaast zijn er ook medewerkers die aangeven dat er geen
mogelijkheden zijn, waardoor ze de re-integratie niet kunnen verbeteren. In beide gevallen
kan meer kennisverschaffing de kloof tussen de re-integratiemogelijkheden en de
daadwerkelijke re-integratie-inspanningen verkleinen.

De benodigde informatie betreft de re-integratiemogelijkheden die beschikbaar zijn. Deze


mogelijkheden variëren sterk, vooral omdat ze afhankelijk zijn van het actuele beleid. Wat nu
geldt, kan over twee jaar anders zijn, afhankelijk van de veranderingen in het

64
De gedragscoach 2021, (geraadpleegd op 15 oktober 2023).

43
vreemdelingenbeleid in Nederland. Daarom is het van belang dat de informatievoorziening
zich aanpast aan de veranderende omstandigheden.

Het gebrek aan kennis beperkt zich niet alleen tot de mogelijkheden van re-integratie, maar
ook tot het bredere begrip van het onderwerp. Dit gebrek aan kennis leidt vaak tot de
veronderstelling dat er weinig mogelijk is, wat op zijn beurt re-integratie als zinloos kan doen
lijken. Door medewerkers beter te informeren en bewust te maken van het belang van re-
integratie, kan hun motivatie toenemen om volledige ondersteuning te bieden en alle
mogelijke wegen te verkennen. Het vergroten van de kennis over deze kwesties kan de
medewerkers in staat stellen om beter in te spelen op de behoeften van
vreemdelingengedetineerden en passende re-integratieprogramma's te ontwikkelen.

Manieren van trainen


Bij voldoende interesse voor ontwikkeling en duidelijkheid over de trainingsbehoeften van
medewerkers, is het van belang om de meest effectieve trainingsmethoden te selecteren,
rekening houdend met tijd en financiële beperkingen.

Een benadering om medewerkers te trainen is het aanbieden van trainingssessies en


workshops. Deze sessies kunnen hen voorzien van basisinformatie over het onderwerp, zoals
de juridische en maatschappelijke context, veranderende omstandigheden en benaderingen
ten aanzien van de doelgroep. Gezien de voortdurende verandering van informatie, is het
raadzaam om periodiek opfriscursussen aan te bieden, zodat medewerkers op de hoogte
blijven en hun kennis actueel houden.

Een alternatieve aanpak is het creëren van centrale informatiebronnen voor medewerkers.
Dit kan onder andere worden gerealiseerd via een speciale sectie op het intranet, de
ontwikkeling van een digitaal kennisportaal of het opzetten van een gedeelde opslagplaats
voor documenten en bronnen. Deze bronnen stellen medewerkers in staat om eenvoudig de
meest recente informatie te raadplegen. Het is van groot belang om medewerkers voldoende
te motiveren om van deze informatiebronnen gebruik te maken. Het is dan wel belangrijk dat
medewerkers genoeg gemotiveerd zijn en worden om dit te doen.

Een andere manier om de veranderende informatie bij te houden, is door gebruik van
technologie. Er kan gebruik gemaakt worden van moderne technologie, zoals mobiele apps
of pushmeldingen, om medewerkers op de hoogte te houden van updates en veranderingen
in het onderwerp. De betrokkenheid wordt hiermee vergroot en het kan gebruikt worden als
herinnering.65 Daarnaast is de informatie dan eenvoudig te bereiken vanaf hun mobiele
telefoon en vergt dit niet veel tijd. Zo wordt de werkdruk ook niet enorm vergroot.

Gezien de tijdsbeperkingen waarmee medewerkers te maken hebben, is het van belang dat
de informatie die wordt verstrekt concreet en gebruiksvriendelijk is. Op deze manier kunnen
medewerkers direct profiteren van de informatie, wat hun motivatie zal vergroten.

Bovendien speelt de heersende visie in het team een aanzienlijke rol bij het beïnvloeden van
de mate van ondersteuning. In dit opzicht kan intervisie een positieve bijdrage leveren.
Intervisie, ook wel intercollegiale consultatie genoemd, is een leermethode waarbij
65
Gruiters 2023, (geraadpleegd op 10 november 2023).

44
professionals met een vergelijkbare achtergrond samenwerkingsproblemen bespreken en
elkaar adviseren. Het is een vorm van 'peer coaching', waarbij collega's elkaar helpen bij het
overwegen van werk gerelateerde vraagstukken door middel van kritische en verhelderende
vragen. Intervisie stelt professionals in staat van elkaars ervaringen te leren en elkaar te
ondersteunen in hun professionele ontwikkeling.66

Door intervisie leren collega's elkaar beter begrijpen en inschatten, wat de samenwerking en
werkprestaties kan versterken. Deze methode kan nieuwe inspiratie en creativiteit bieden bij
het oplossen van problemen en biedt ruimte om persoonlijke casussen in te brengen ter
bevordering van de ontwikkeling. Het is belangrijk op te merken dat intervisie een regelmatig
terugkerende tijdsinvestering vereist, maar kan bijdragen aan professionele groei en
verbeterde prestaties in het team.67

Coaching en mentorschap zijn eveneens waardevolle methoden om medewerkers te


ondersteunen bij hun ontwikkeling op de werkvloer. Bij coaching en mentoring ontvangt een
medewerker persoonlijke begeleiding en ondersteuning van iemand die niet direct hun
leidinggevende is. Een coach kan intern of extern worden ingezet en is een professional die
zich bezighoudt met het begeleiden van individuen. Een mentor is meestal een ervaren
medewerker binnen dezelfde organisatie, die een minder ervaren medewerker begeleidt en
ondersteunt.

Coaching en mentorschap kunnen intensieve trajecten zijn die leiden tot aanzienlijke
persoonlijke ontwikkeling en verbetering van de betrokken medewerker. Niettemin brengen
deze benaderingen aanzienlijke kosten met zich mee voor de organisatie, vooral wanneer ze
voor elke medewerker worden ingezet. Daarnaast moeten medewerkers ook aanzienlijke tijd
investeren in dergelijke intensieve trajecten.

Een alternatieve benadering kan zijn om één medewerker intensief op te leiden en te


begeleiden met betrekking tot dit onderwerp. Deze medewerker kan vervolgens fungeren als
een interne expert en andere teamleden ondersteunen en adviseren bij vraagstukken met
betrekking tot de doelgroep. Hierdoor kunnen de kosten worden verminderd en kan de
kennis en expertise binnen de organisatie effectief worden verspreid.68

Conclusie
De conclusie uit de interviews wijst op de complexiteit van het trainen en informeren van
medewerkers over re-integratiemogelijkheden voor vreemdelingengedetineerden, door
beperkingen in tijd en personeel. Zowel het gebrek aan tijd als personeel bemoeilijkt de
inspanningen, soms tot onhaalbare niveaus. De noodzaak van toegankelijke, concrete
informatie wordt benadrukt.

Effectieve training vereist overweging van budget, functietype en beschikbare tijd. Moderne
technologie, zoals mobiele apps, kan naast traditionele methoden worden gebruikt om
medewerkers up-to-date te houden. Centrale informatiebronnen, zoals intranetsecties,
bevorderen gemakkelijke toegang tot de laatste informatie.

66
NJI > Professionalisering, (geraadpleegd op 29 november 2023.
67
Yacht > Intervisie helpt jouw carrière & die van je collega’s vooruit, geraadpleegd op 20 november 2023.
68
P-Direkt > Coaching en Mentoring, (geraadpleegd op 20 november 202).

45
Motivatie voor ontwikkeling, via communicatie, coaching, mentorschap en erkenning, is
cruciaal. Beloning en erkenning zijn krachtige motivatoren, maar complex gezien de aard van
re-integratie. Intervisie is waardevol om complexe werkproblemen aan te pakken.

Geen universele oplossing, maar een combinatie van strategieën is essentieel. Het vergroten
van kennis, bevorderen van bewustwording en aanmoedigen van persoonlijke groei zijn
noodzakelijke stappen in het effectief trainen en informeren van medewerkers over re-
integratiemogelijkheden voor gedetineerden.

In deze context is het duidelijk dat er geen universele oplossing is, maar eerder een
combinatie van strategieën en benaderingen die inspelen op de specifieke behoeften van de
medewerkers en de organisatie. Het vergroten van de kennis, het bevorderen van
bewustwording en het aanmoedigen van persoonlijke groei zijn allemaal essentiële stappen
in het proces om medewerkers effectief en efficiënt te trainen en te informeren over re-
integratiemogelijkheden voor gedetineerden.

46
Interne en externe samenwerkingen
Huidige externe samenwerkingen
De re-integratie van de groep vergt inspanningen van verschillende partijen. Momenteel
blijkt uit de interviews dat er weinig tot geen samenwerking plaatsvindt. Zo is er vanuit de PI
alleen een lopende externe samenwerking met DT&V. De DT&V stelt de PI namelijk op de
hoogte op het moment dat er een vreemdeling bij hen in detentie belandt. Andersom stelt
de PI soms DT&V op de hoogte. Dan wordt er een traject ingezet met betrekking tot de
verblijfsstatus en eventuele uitzetting.

Om de re-integratie te bevorderen moet het volgende worden onderzocht: Hoe kan de


interne en externe samenwerking worden verbeterd om de re-integratie van deze specifieke
groep gedetineerden optimaal te laten verlopen? Deze onderzoeksvraag zal beantwoord
worden door middel van interviews met relevante externe partijen. In deze interviews komt
naar voren hoe de organisaties staan tegenover samenwerking.

Huidige interne samenwerkingen


Wat er uit de interviews op valt te maken is dat interne samenwerkingen per medewerker
verschillen. Zo valt het op dat RIC-medewerkers de doelgroep met hun hulpvragen vaak
doorverwijzen naar casemanagers. Zij zijn in de veronderstelling dat casemanagers meer
kennis en mogelijkheden hebben om de doelgroep te ondersteunen. Echter spreken de
casemanagers zelf dit tegen. Zij hebben inderdaad door dat er veel naar hen doorverwezen
wordt, maar zij geven de gedetineerden eigenlijk hetzelfde antwoord; ‘we kunnen niks voor
je betekenen.’

Tussen beide partijen lijkt weinig communicatie te zijn over dit terugkerende patroon.
Medewerkers van het RIC zijn niet genoeg op de hoogte over de kennis en kunde van de
casemanagers. Zij weten niet dat casemanagers ook weinig betekenen voor de doelgroep en
dat daardoor het proces eigenlijk staakt.

Factoren in de interne samenwerkingen


Het ontbreken van effectieve communicatie tussen verschillende afdelingen of medewerkers
binnen de gevangenis kan een ernstige belemmering vormen. Er is weinig communicatie
tussen RIC-medewerkers en casemanagers, wat resulteert in een gebrek aan wederzijds
begrip en afstemming. De verwachtingen van RIC-medewerkers en casemanagers blijken niet
overeen te komen. RIC-medewerkers verwijzen gedetineerden door naar casemanagers in de
veronderstelling dat ze meer kunnen betekenen, terwijl casemanagers aangeven dat ze
weinig voor de doelgroep kunnen doen. Deze mismatch van verwachtingen kan de
samenwerking bemoeilijken.

Ook is er onvoldoende inzicht in elkaars expertise, verantwoordelijkheden en mogelijkheden.


Dit leidt tot misverstanden en inefficiënte doorverwijzingen. In dit geval weten RIC-
medewerkers niet voldoende over de rol en beperkingen van casemanagers, wat leidt tot
verwarring en suboptimale samenwerking. Als de procedures en protocollen voor
samenwerking niet duidelijk zijn vastgelegd en afgestemd, kan dit leiden tot verwarring en
inefficiëntie. In dit geval lijken zowel RIC-medewerkers als casemanagers niet te begrijpen
hoe ze moeten omgaan met de re-integratievragen van gedetineerden.

47
Om deze belemmerende factoren aan te pakken, kan het nodig zijn om de communicatie en
afstemming tussen verschillende afdelingen en medewerkers te verbeteren. Dit kan onder
meer worden bereikt door regelmatige vergaderingen, gedeelde documentatie en duidelijke
communicatiekanalen in te stellen. Het is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat alle
betrokkenen een goed begrip hebben van elkaars rollen en verantwoordelijkheden. Het
identificeren en aanpakken van deze belemmerende factoren zal de interne samenwerking
bevorderen en de effectiviteit van re-integratie-inspanningen verbeteren.

Een gemeenschappelijke visie en duidelijk gedefinieerde doelen voor re-integratie


bevorderen samenwerking. Als iedereen begrijpt wat er bereikt moet worden, kan dit
teamwerk aanmoedigen. Een heldere communicatie tussen medewerkers en afdelingen is
hierbij essentieel. Dit omvat open dialogen, regelmatige vergaderingen en de bereidheid om
informatie te delen.

Het delen van informatie en kennis is cruciaal. Dit kan worden bereikt door het opzetten van
trainingssessies en workshops om medewerkers bewust te maken van elkaars expertise. Dan
is er een duidelijk inzicht in de rollen en verantwoordelijkheden van elke afdeling en
medewerker. Dit voorkomt verwarring en dubbel werk. Ook zorgt dit ervoor dat
gedetineerden niet van het kastje naar de muur gestuurd worden. Een proces zoals intervisie
kan medewerkers helpen om werkproblemen samen op te lossen en van elkaars ervaringen
te leren. Dit versterkt de onderlinge samenwerking.

Het vastleggen van duidelijke procedures en protocollen voor re-integratieprocessen kan


helpen om de stappen en verantwoordelijkheden te stroomlijnen. Dit kan doormiddel van
een hand-out, zoals casemanager Ada ook al aangeeft.

Deze bevorderende factoren kunnen de interne samenwerking tussen medewerkers en


afdelingen in de gevangenis verbeteren en bijdragen aan een effectievere re-integratie van
gedetineerden. Het is belangrijk om een cultuur te creëren waarin samenwerking wordt
aangemoedigd en beloond, en waarin het delen van kennis en expertise wordt gewaardeerd.

Betrokken organisaties
Nationale organisaties zijn o.a. VluchtelingenWerk Nederland: VluchtelingenWerk Nederland
is een organisatie die zich inzet voor de belangen en rechten van vluchtelingen en
asielzoekers in Nederland. Zij bieden ook ondersteuning aan vreemdelingen in detentie, zoals
juridisch advies, begeleiding bij de asielprocedure en re-integratiediensten.

Naast Vluchtelingenwerk Nederland is er ook nog Stichting LOS (Landelijk


Ongedocumenteerden Steunpunt): Stichting LOS richt zich op de belangenbehartiging en
ondersteuning van ongedocumenteerde migranten in Nederland. Ze bieden onder andere
begeleiding en advies bij re-integratie van vreemdelingen in detentie.

Inlia: Inlia is een organisatie die zich inzet voor het bieden van hulp en ondersteuning aan
vreemdelingen, waaronder ook vreemdelingen in detentie. Ze bieden juridische bijstand,
begeleiding bij de re-integratie en ondersteuning bij het vinden van huisvesting. Stichting
Inlia werkt ook mee aan de Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen.

48
Protestantse Kerk Nederland (PKN): De PKN heeft verschillende initiatieven en programma's
die zich richten op het ondersteunen van vreemdelingen in detentie. Ze bieden pastorale
zorg, sociale ondersteuning en begeleiding bij de re-integratie.
Diaconale werkgroepen: In veel gemeenten zijn diaconale werkgroepen actief die zich
inzetten voor kwetsbare groepen, waaronder ook vreemdelingen in detentie. Deze
werkgroepen bieden praktische hulp, begeleiding en ondersteuning bij de re-integratie.

Factoren in het aangaan van externe samenwerkingen


Idealiter zouden er nauwe samenwerkingen ontstaan tussen de helpende organisaties en de
PI zodat de doelgroep makkelijker en sneller terecht kan. Echter is het aangaan van externe
samenwerkingen complex door verschillende factoren.

Gevangenissen moeten zich houden aan strikte wet- en regelgeving met betrekking tot
gevangenisbeheer en re-integratie. Het aangaan van externe samenwerkingen vereist vaak
juridische goedkeuring, overeenkomsten en naleving van privacywetten, wat een complex
juridisch proces kan zijn.

Externe partijen hebben vaak hun eigen missies en doelen die niet altijd naadloos aansluiten
op die van gevangenissen. Het kan een uitdaging zijn om gemeenschappelijke grond te
vinden en gezamenlijke doelstellingen te bepalen. Externe partijen, vooral maatschappelijke
organisaties, kunnen terughoudend zijn om samen te werken met gevangenissen vanwege
het stigma en negatieve percepties rondom de doelgroep. Ook stichting Inlia geeft
bijvoorbeeld aan dat zij de doelgroep wel zouden willen ondersteunen maar op een andere
manier; ‘’Het is inderdaad moeilijk, mensen met een zwaar inreisverbod komen eigenlijk
zelden in maar als organisaties zeggen we wel, eigenlijk moet er wel een soort aparte
voorziening komen of hoe dan ook, voor deze groep. Omdat je er wel als samenleving mee
geconfronteerd wordt.’’

Beide partijen hebben vaak te maken met beperkte middelen en tal van prioriteiten. Het
balanceren van de behoeften van re-integratie met andere verantwoordelijkheden kan
complex zijn. Dit uit zich in de PI in de praktijk doordat medewerkers aangeven minder tijd te
investeren in het onderwerp. Zij hebben al tijd -en personeelstekort en besteden dit elders
waar zij dat nuttiger achtten.

Ondanks deze complexiteiten zijn externe samenwerkingen van cruciaal belang om


gedetineerden te ondersteunen bij hun re-integratie en een succesvolle terugkeer naar de
samenleving te bevorderen. Het begrijpen en aanpakken van deze complexiteiten is
essentieel om effectieve re-integratieprogramma's te ontwikkelen.

Echter zijn de medewerkers van de externe organisaties die gesproken zijn wel bereid om de
doelgroep te ondersteunen. Zij delen de visie dat de re-integratie van de groep verbeterd kan
worden. Een gedeelde visie en duidelijke doelen tussen de gevangenis en externe partners
vormen de basis voor effectieve samenwerking. Wanneer alle betrokkenen zich inzetten voor
gemeenschappelijke doelen, wordt de samenwerking gestimuleerd. Echter moet deze visie
dan wel gedeeld worden door de hele organisatie en niet enkele organisaties.

49
Het toewijzen van verantwoordelijkheden en taken aan zowel de gevangenis als externe
organisaties zorgt voor een evenwichtige inzet van middelen en inspanningen. Gedeelde
verantwoordelijkheid zorgt ervoor dat elke partner bijdraagt aan het succes van de
samenwerking en de druk van de organisatie met betrekking tot ondersteuning van de
doelgroep verminderd.

Training en capaciteitsopbouw van medewerkers in zowel de gevangenis als externe


organisaties kunnen de kwaliteit van re-integratieprogramma's verbeteren. Dit helpt bij het
vergroten van de expertise en competentie. De partijen kunnen van elkaar leren. Ook is het
goed om breder begrip en inzicht te krijgen in elkaar mogelijkheden.

Door deze bevorderende factoren te integreren in samenwerkingsinspanningen kunnen


gevangenissen en externe organisaties effectievere re-integratieprogramma's ontwikkelen en
implementeren, wat de kans op een succesvolle terugkeer van gedetineerden naar de
samenleving vergroot.

Conclusie
Uit de analyse van de huidige interne en externe samenwerkingen met betrekking tot de re-
integratie van een specifieke groep gedetineerden blijkt dat er aanzienlijke uitdagingen zijn,
maar ook potentieel voor verbetering. De interne samenwerkingen binnen de gevangenis
variëren sterk tussen medewerkers en afdelingen, en er is een gebrek aan effectieve
communicatie en afstemming. Dit leidt tot verwarring en suboptimale ondersteuning van de
gedetineerden.

Wat betreft externe samenwerkingen zijn er complexe factoren in het spel, waaronder
juridische belemmeringen, uiteenlopende missies en doelen van externe organisaties, en
beperkte middelen. Ondanks deze complexiteiten zijn medewerkers van externe organisaties
bereid om de doelgroep te ondersteunen, mits er een gedeelde visie en duidelijke doelen
zijn. Om de interne samenwerkingen te verbeteren, is het cruciaal om de communicatie en
afstemming te bevorderen, inzicht in elkaars expertise te vergroten en duidelijke procedures
en protocollen voor re-integratieprocessen vast te stellen.

Bij externe samenwerkingen is het essentieel om juridische goedkeuring te verkrijgen,


gemeenschappelijke doelen en verantwoordelijkheden vast te stellen, en te investeren in
training en capaciteitsopbouw. Deze bevorderende factoren kunnen de interne en externe
samenwerkingen optimaliseren en uiteindelijk bijdragen aan een effectievere re-integratie
van gedetineerden in de samenleving.

Om de interne en externe samenwerking te verbeteren en de re-integratie van deze


specifieke groep gedetineerden optimaal te laten verlopen, is het van essentieel belang om
de communicatie en afstemming tussen medewerkers en afdelingen te bevorderen. Tevens
moeten procedures en protocollen duidelijk worden vastgelegd, zodat iedereen begrijpt hoe
ze moeten omgaan met re-integratievragen van gedetineerden. Bij externe samenwerkingen
is een gedeelde visie, duidelijke doelen, toewijzing van verantwoordelijkheden en training
van medewerkers cruciaal. Door deze maatregelen te implementeren, kan de re-integratie
van gedetineerden aanzienlijk verbeterd worden.

50
6. Conclusies en aanbevelingen
6.1 Conclusies
Het onderzoek naar de re-integratie van vreemdelingengedetineerden binnen de PI heeft
diepgaande inzichten opgeleverd met betrekking tot de uitdagingen en mogelijkheden
waarmee medewerkers van de PI worden geconfronteerd. De centrale vraag van dit
onderzoek luidde: "Hoe kunnen medewerkers van de PI, op basis van het bestaande aanbod
en mogelijke nieuwe samenwerkingen, zo succesvol mogelijk voldoen aan de re-
integratieplicht en de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie voor VRIS’ers?"

Uit de analyse blijkt dat er significante obstakels zijn voor het vervullen van de re-
integratieplicht en het toepassen van de vijf basisvoorwaarden op VRIS’ers. De juridische
status van deze groep, met name de beperkte mogelijkheden voor identiteitsdocumentatie
en het ontbreken van uitzetbaarheid, creëert een complexe situatie.

De mogelijkheden
Particuliere organisaties zoals Vluchtelingenwerk Nederland en Stichting LOS richten zich op
het bieden van juridische bijstand, praktische hulp, en psychosociale ondersteuning aan
VRIS'ers. Ze helpen bij juridische procedures en bieden begeleiding bij re-integratie.
Diaconale werkgroepen en kerken spelen een cruciale rol bij het verstrekken van onderdak,
basisbehoeften en een gastvrije gemeenschap aan VRIS'ers. Dit draagt bij aan het welzijn van
deze groep.

Enkele gemeenten, zij het op vrijwillige basis, bieden ondersteuning en programma's om


VRIS'ers te helpen bij huisvesting en werk. Hoewel dit niet wettelijk verplicht is, kan de
bereidheid van dergelijke gemeenten gunstig zijn voor VRIS'ers. Zo blijkt er een Landelijke
Vreemdelingen Voorzieningen te zijn in verschillende gemeente dat huisvesting biedt en
helpt bij het opbouwen van een duurzaam bestaan.

Herziening van de vijf basisvoorwaarden


Allereerst heeft het onderzoek duidelijk aangetoond dat de huidige vijf basisvoorwaarden
voor re-integratie in hun huidige vorm niet of slechts beperkt van toepassing zijn op de
doelgroep van VRIS'ers. Het is van uiterst belang om deze constatering serieus te nemen en
te overwegen om de voorwaarden te herzien of aan te passen aan de specifieke behoeften
van VRIS'ers. Mogelijk zou zelfs de ontwikkeling van een apart re-integratietraject voor deze
doelgroep noodzakelijk kunnen zijn.

Dit houdt in dat nauwkeurig moet worden onderzocht welke levensgebieden voor VRIS'ers
het meest van belang zijn om aan te werken en welke specifieke behoeften de doelgroep
heeft bij het verlaten van de PI. Eventueel het opnemen van specifieke voorzieningen voor
deze groep, zoals alternatieve huisvestingsmogelijkheden en toegang tot basisvoorzieningen
onafhankelijk van de juridische status. Het identificeren van deze cruciale gebieden zal als
leidraad dienen voor het vormgeven van een effectiever en meer op maat gemaakt re-
integratieprogramma dat daadwerkelijk inspeelt op de behoeften en uitdagingen van
VRIS'ers. Dit kan in combinatie met het bestaande aanbod, een volledig re-integratietraject
vormen. Echter ligt een herziening van de vijf basisvoorwaarden niet binnen de

51
mogelijkheden van de PI. Dit vraagt namelijk om herziening van bepaalde wetgeving. Toch is
het van belang om te noemen in dit onderzoek.

Externe samenwerkingen
Er is momenteel geen samenwerking vanuit de PI met relevante organisaties (zoals hierboven
benoemd) voor de doelgroep. Het initiëren van externe samenwerkingen met relevante
organisaties voor de doelgroep, zou aanzienlijke voordelen kunnen opleveren voor de re-
integratie-inspanningen. Dan kan er waardevolle informatie worden uitgewisseld over de
diensten die zij aanbieden en de doelgroep hier sneller gebruik van maken.

Het aangaan van een externe samenwerking begint met het in kaart brengen van relevante
organisaties, het leggen van contacten en het peilen van hun bereidheid tot ondersteuning.
Na deze initiële stappen moeten er gedeelde visies en doelen worden vastgesteld, en het
proces kan vervolgens in de praktijk worden gebracht. Uiteraard vereist een externe
samenwerking in eerste instantie juridische goedkeuring van beide organisaties, met name
met betrekking tot samenwerking en gegevensoverdracht.

Een externe samenwerking biedt de mogelijkheid om gezamenlijke protocollen en richtlijnen


te ontwikkelen tussen de PI en externe instanties. Dit zorgt voor een gestroomlijnde aanpak,
waarin aspecten zoals informatieoverdracht, follow-upprocedures en gezamenlijke evaluaties
worden gewaarborgd. Het opstellen van duidelijke procedures draagt bij aan een effectievere
samenwerking en een consistente ondersteuning van de re-integratie-inspanningen, wat
uiteindelijk de kans op succes voor de doelgroep vergroot.

Gestroomlijnde aanpak
De interviews illustreren duidelijke tekorten in zowel tijd als personeel, waardoor de re-
integratie-inspanningen soms bemoeilijkt worden, soms tot het punt waarop ze onhaalbaar
lijken. Wanneer de re-integratie van de doelgroep extra inspanning vereist, is het vaak
moeilijk om hieraan te voldoen. Bovendien blijkt uit het traject met betrekking tot VRIS’ers
dat er veel ruimte is voor eigen invulling door de medewerker. Dit betekent dat de mate
waarin aan re-integratie-inspanningen wordt voldaan, afhankelijk is van de individuele
medewerker. Wanneer de medewerker een visie heeft die niet in het voordeel van de
doelgroep is, kan dit leiden tot een verdere achterstand in de re-integratie-inspanningen. Een
gestroomlijnde aanpak, met duidelijke richtlijnen en werkprocessen, biedt daarentegen
minder ruimte voor eigen interpretatie en zorgt voor een consistente benadering,
vergelijkbaar met die bij andere gedetineerden.

Interne samenwerkingen
De interne samenwerkingen binnen de gevangenis variëren sterk tussen medewerkers en
afdelingen, en er is een gebrek aan effectieve communicatie en afstemming. De interne
samenwerking is verbeterd op het moment dat alle afdelingen binnen D&R op de hoogte zijn
van elkaars mogelijkheden in het re-integratieproces. Het is essentieel dat er duidelijke
coördinatie is over wie verantwoordelijk is voor welke taken en dat er een gestroomlijnde
aanpak wordt afgesproken.

Om de interne samenwerkingen te verbeteren, is het cruciaal om de communicatie en


afstemming te bevorderen, inzicht in elkaars expertise te vergroten en duidelijke procedures

52
en protocollen voor re-integratieprocessen vast te stellen. Dit kan door middel van
regelmatig overleg of intervisie dat speciaal gericht is op dit onderwerp.

In deze context is het van belang om een gebalanceerde aanpak te hanteren, waarbij rechten
en voorzieningen worden afgestemd op de individuele behoeften en omstandigheden van
VRIS'ers. Bovendien is er behoefte aan meer helderheid en uniformiteit in de procedures om
willekeur te voorkomen en om te zorgen dat rechten op een consistente en eerlijke manier
worden toegekend.

Een geoptimaliseerde interne samenwerking zorgt ervoor dat de doelgroep duidelijkheid


heeft over hun situatie. De medewerkers van D&R fungeren als het eerste aanspreekpunt en
kunnen de doelgroep leiden naar de beschikbare voorzieningen die voor hen van toepassing
zijn.

Trainen en informeren van medewerkers


Medewerkers van het D&R-team geven aan dat zij niet goed geïnformeerd zijn over VRIS’ers
en de mogelijkheden die er voor hen zijn. Daardoor heerst er in het team een bepaalde
denkwijze dat er voor deze groep niks is.

Om tot een gestroomlijnde aanpak te komen, is het nodig dat medewerkers goed
geïnformeerd zijn over de doelgroep en de juridische en maatschappelijke context waar zij
zich in bevinden. Vervolgens moet er helder worden welke organisaties er benaderd kunnen
worden en welke mogelijkheden er liggen voor de doelgroep. Het team geeft hierbij aan dat
er een behoefte is aan toegankelijke, concrete informatie.

Het trainen en informeren van medewerkers kan op verschillende manieren en hangt af van
factoren zoals tijd, personeel en financiën. In deze context is er geen one-size-fits-all
oplossing, maar eerder een combinatie van benaderingen die aansluiten bij de specifieke
behoeften van medewerkers en de organisatie. Het vergroten van kennis, bewustwording en
persoonlijke groei vormt een integraal onderdeel van het proces om medewerkers effectief
en efficiënt te trainen en te informeren over re-integratiemogelijkheden voor gedetineerden.
Het vereist een toegewijde inspanning en voortdurende aanpassing aan veranderende
omstandigheden en behoeften.

Conclusie
Dit onderzoek naar de re-integratie van vreemdelingengedetineerden binnen de PI belicht
significante obstakels en mogelijke oplossingen voor medewerkers. De huidige vijf
basisvoorwaarden voor re-integratie blijken beperkt van toepassing op VRIS'ers, en een
herziening van deze voorwaarden, wellicht door de ontwikkeling van een apart re-
integratietraject, is noodzakelijk. Externe samenwerkingen met organisaties zoals
Vluchtelingenwerk Nederland en relevante gemeenten kunnen aanzienlijke voordelen
opleveren, terwijl een gestroomlijnde aanpak, verbeterde interne samenwerking en gerichte
training voor medewerkers cruciaal zijn voor effectieve re-integratie-inspanningen.

In de tweede alinea benadruk ik dat de verbetering van interne samenwerkingen essentieel


is voor een consistente re-integratiebenadering, terwijl het trainen en informeren van
medewerkers cruciaal zijn om de beperkte perspectieven op mogelijkheden voor VRIS'ers te

53
doorbreken. Het onderzoek onderstreept de behoefte aan een gebalanceerde aanpak,
waarbij rechten en voorzieningen worden afgestemd op de individuele behoeften van de
doelgroep. Het formuleren van een gestroomlijnd beleid, zowel intern als extern, is
essentieel voor het vergroten van de kans op succesvolle re-integratie van
vreemdelingengedetineerden binnen de PI.

54
6.2 Aanbevelingen
Hier wordt dieper ingegaan op de voorgestelde verbeteringen die voortkomen uit de
conclusies van dit onderzoek en hoe deze kunnen bijdragen aan een meer rechtvaardig,
humaan en effectief re-integratieproces voor deze bijzondere groep gedetineerden.

 Verbeter de interne communicatie:


Stimuleer communicatie en samenwerking tussen medewerkers binnen de gevangenis,
vooral tussen de afdelingen die betrokken zijn bij de re-integratie van gedetineerden.
Duidelijke communicatie en afstemming kunnen verwarring verminderen en de kwaliteit van
de ondersteuning verbeteren.

De interne communicatie is geoptimaliseerd wanneer elke discipline volledig begrip heeft


van elkaars taken met betrekking tot de re-integratie van VRIS'ers. Bovendien is de
communicatie ook verbeterd wanneer er regelmatig contact is tussen de afdelingen en het
proces zorgvuldig is gecoördineerd. Dat houdt in dat iedere deelnemer bewust is van zijn of
haar rol en verantwoordelijkheid binnen dit proces.

Overweeg het opzetten van intervisiegroepen waarin medewerkers complexe


werkproblemen kunnen bespreken en van elkaars ervaringen kunnen leren. Dit kan de
professionele ontwikkeling en effectiviteit van het re-integratieproces verbeteren. Bij de
intervisie is een persoon van elke discipline aanwezig en worden casussen overlegd. Op het
moment dat een medewerker ergens tegen aanloopt met betrekking tot een casus, kunnen
zij deze inbrengen bij de intervisie. Daar kan door iedere medewerker gekeken worden wat
zij kunnen betekenen vanuit hun rol. Hierdoor is er regelmatig contact en wordt de
rolverdeling duidelijk.

 Bied specifieke training en educatie


Investeer in gerichte training en educatie voor medewerkers om hen bewust te maken van
de juridische en maatschappelijke context van VRIS’ers. Hierbij wordt ingegaan op de
specifieke behoeften en uitdagingen van deze groep en welke mogelijkheden er zijn. Deze
training omvat dus kennis over juridische en beleidsmatige kaders, beschikbare re-
integratiemogelijkheden, en de rechten en plichten van deze gedetineerden. Dit kan op
verschillende manieren. Denk aan een herhalende training waarbij er eens in de bijvoorbeeld
zes maanden een opfriscursus wordt gegeven.

Medewerkers hebben allen een persoonlijke mening over de doelgroep. Daarom is het van
belang om open discussies over de persoonlijke en collectieve visies van medewerkers
binnen de training te stimuleren. Dit kan helpen bij het creëren van meer uniforme
benaderingen voor re-integratie en het overwinnen van terughoudendheid.

Buitenom het bieden van algemene informatie, hebben medewerkers ook behoefte aan
concrete en gebruikersklare informatie. Dit zou kunnen in de vorm van een folder of
beslisboom waar per situatie ingegaan wordt op de mogelijkheden. Het is dan wel zaak om
ervoor te zorgen dat deze informatie up-to-date blijft.

55
 Favoriseer externe samenwerking:
Werk aan het ontwikkelen van solide samenwerkingsrelaties met externe organisaties, zoals
particuliere organisaties, diaconale werkgroepen en gemeenten. Stel duidelijke doelen en
verantwoordelijkheden vast en werk samen om de re-integratie van gedetineerden te
ondersteunen. Uiteraard is dit makkelijker gezegd dan gedaan en vraagt dit om juridische
goedkeuring. Dit ligt ook niet binnen de mogelijkheden van het D&R team maar is wel
noemenswaardig.

Het is essentieel om te beseffen dat er geen uniforme oplossing is voor de complexe


problemen waarmee VRIS’ers worden geconfronteerd. Het implementeren van deze
aanbevelingen vereist een gefaseerde en aanpasbare aanpak. Door deze maatregelen te
overwegen, kan de re-integratie van deze specifieke groep gedetineerden in de Nederlandse
samenleving worden verbeterd, wat bijdraagt aan het voorkomen van recidive.

56
6.3 Discussie
Generaliseerbaarheid
Dit onderzoek is specifiek gericht op de Penitentiaire Inrichting (PI) in Alphen. De interviews
zijn uitgevoerd met medewerkers van de PI Alphen. Dit betekent dat de bevindingen en
conclusies van dit onderzoek niet zonder meer generaliseerbaar zijn naar andere
penitentiaire inrichtingen. Het onderzoek biedt inzicht in de situatie in Alphen, maar het is
niet mogelijk om een representatief beeld te schetsen van re-integratieprocessen in alle PI's.
Om de generaliseerbaarheid te vergroten, zou een breder onderzoek nodig zijn, waarbij
enquêtes en vergelijkbare methoden worden gebruikt om gegevens te verzamelen in
verschillende PI's.

Deze aanpak zou een breder perspectief bieden en in staat stellen om gemeenschappelijke
trends en uitdagingen in de re-integratieprocessen van gedetineerden in heel Nederland te
identificeren. Bovendien zou dit een basis vormen voor diepgaandere interviews om inzicht
te krijgen in de nuances van specifieke situaties in verschillende PI's. Het is belangrijk op te
merken dat de specifieke kenmerken van VRIS'ers en de complexiteit van hun re-integratie
ook een factor zijn die kan variëren van geval tot geval.

Mijn aanpak
In de loop van dit onderzoek is duidelijk geworden dat de visie van organisaties en
medewerkers aanzienlijke invloed heeft op de bereidheid tot verandering in het re-
integratieproces. De ondersteuning en begeleiding van gedetineerden, vooral van VRIS'ers, is
afhankelijk van de betrokkenheid en overtuigingen van de medewerkers. Er is weinig
gestandaardiseerde procedures vanwege de unieke aard van deze doelgroep. VRIS'ers zijn
ongedocumenteerd, en er zijn weinig voorzieningen voor hen. Het gebrek aan zichtbaarheid
van deze groep en het gebrek aan voorzieningen creëren een vicieuze cirkel waarin deze
gedetineerden zonder adequate hulp achterblijven.

Een sterk punt van dit onderzoek is het feit dat contact is gelegd met de reclassering, hoewel
deze organisatie aanvankelijk niet als een mogelijke bron van hulp werd beschouwd. Dit
toont aan dat er in het voortraject van re-integratie wel mogelijkheden kunnen zijn voor
VRIS'ers, wat waardevolle informatie oplevert.

Een ander sterk punt is de identificatie van verschillende visies binnen de


casemanagementteams. Het blijkt dat deze visies onderling kunnen interageren en een
impact hebben op de werkmethoden. Dit wijst op de noodzaak van interne dialoog om te
begrijpen hoe deze visies de besluitvorming beïnvloeden.

Een zwak punt van het onderzoek is dat de groepsdynamiek en de impliciete aannames
binnen het team moeilijk in woorden zijn uit te drukken. Dit vraagt om verdere diepgaande
interviews en mogelijk groepssessies om deze dynamiek helderder te identificeren en te
begrijpen.

Ook had het onderzoek meer nadruk kunnen leggen op externe samenwerkingen. Het
gebrek aan medewerking van de organisaties kan te maken hebben met het feit dat zij geen
beslissingsbevoegdheid hebben in deze kwestie. Het zou waardevol zijn om met
medewerkers te spreken die verantwoordelijk zijn voor samenwerkingsverbanden om de

57
uitdagingen en mogelijkheden beter te begrijpen. Bovendien kan de lage motivatie voor
samenwerking te maken hebben met juridische en politieke complexiteiten met betrekking
tot het verblijf van VRIS'ers in Nederland. Hier is mogelijk nader onderzoek nodig om de
barrières voor samenwerking te identificeren en mogelijk oplossingen te vinden.

Interviewen bleek binnen dit onderzoek lastiger dan gedacht. Ik wilde binnen de PI ook
kwaliteitsmedewerkers en beleidsmakers interviewen om zo in kaart te brengen welke
(externe) samenwerkingen er mogelijk zijn. Omwille van de tijd is het helaas niet gelukt om
kwaliteitsmedewerkers te interviewen. Ook wilde ik interviews houden met externe partijen,
zoals de IND en Vluchtelingenwerk. Het is helaas niet gelukt om de IND te interviewen omdat
dat sinds kort niet mag binnen die organisatie. Vluchtelingenwerk Nederland had helaas
geen tijd. Graag had ik deze organisaties willen interviewen om helder te krijgen wat zij voor
de doelgroep betekenen en of er mogelijkheden zouden zijn tot een samenwerking.

Om de praktijk te observeren en relevante interne documenten te analyseren, had ik gekozen


voor observatie en documentanalyse. Dit omvatte het observeren van de dagelijkse gang van
zaken binnen de afdeling D&R en het bestuderen van interne documenten, zoals
beleidsrichtlijnen, evaluatierapporten en communicatie. Hierdoor zou ik meer inzicht krijgen
in de uitvoering van re-integratie, mogelijke knelpunten, en de mate waarin samenwerking
wordt nagestreefd. Echter is dit niet gelukt omdat er geen gedetineerden waren waar ik bij
kon meekijken. Dit had wel meer beeld gegeven aan hoe het proces concreet plaatsvindt.

58
Literatuurlijst
AD
AD, 'Herkomstlanden weigeren steeds vaker ongewenste asielzoekers', > ad.nl (geraadpleegd
op 10 mei 2023).

AHL Advocaten
AHL Advocaten, 'Vreemdeling in detentie: altijd extra het haasje', > ahl-advocaten.nl
(geraadpleegd op 10 mei 2023).

Comissie van Toezicht


Commissie van Toezicht (CvT), 'Het re-integratiecentrum,' Commissie van Toezicht >
commissievantoezicht.nl, geraadpleegd op 21 april 2023.

De Correspondent
De Correspondent, 'Meer of minder vluchtelingen in Nederland? We vroegen het ze zelf', >
decorrespondent.nl (geraadpleegd op 10 mei 2023).

De gedragscoach 2021
‘Medewerkers motiveren. Het belang van erkenning’, De gedragscoach 9 juni 2021,
degedragscoach.nl, (geraadpleegd op 15 oktober 2023).

De Telegraaf
De Telegraaf, 'Kabinet overweegt veilig Algerije, maar wie hakt de knoop door?', > telegraaf.nl
(geraadpleegd op 10 mei 2023).

Dienst Justitiële Inrichtingen


Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), 'Verlof voor gedetineerde volwassenen', > dji.nl
(geraadpleegd op 10 mei 2023).

Dienst Justitiële Inrichtingen


‘Verlof voor gedetineerde volwassenen’, DJI, DJI.nl > Justitiabelen > Verlof, (geraadpleegd op
1 oktober 2023).

Dienst Justitiële Inrichtingen


DJI, 'Detentie- en re-integratieproces in de PI,' Dienst Justitiële Inrichtingen > dji.nl,
geraadpleegd op 9 april 2023.

Dienst Justitiële Inrichtingen


Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), ‘Basisvoorwaarden re-integratie,’ Dienst Justitiële
Inrichtingen > dji.nl, geraadpleegd op 21 april 2023.

Dienst justitiële inrichtingen


‘Promoveren/degraderen’ Dienst Justitiële Inrichtingen, DJI.nl > Justitiabelen > Volwassenen
in detentie, geraadpleegd op 12 september 2023.

Dienst Terugkeer en Vertrek

59
Dienst Terugkeer en Vertrek (DTV), 'Leidraad Terugkeer en Vertrek: Opvanglocaties - De
Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV)', > dienstterugkeerenvertrek.nl (geraadpleegd
op 10 mei 2023).

Dienst Terugkeer en Vertrek


De Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV)', > dienstterugkeerenvertrek.nl
(geraadpleegd op 10 mei 2023).

Dienst Terugkeer en Vertrek


‘Terug -en overnameovereenkomst’, Dienst Terugkeer en Vertrek, dienstterugkeerenvertrek.nl
> Het terugkeerproces > Mogelijkheden voor vertrek, (geraadpleegd op 29 oktober 2023).

Gemeente Amsterdam
Ongedocumenteerden’, Gemeente Amsterdam, amsterdam.nl > Zorg en ondersteuning >
Vluchtelingen, geraadpleegd op 15 november 2023.

Gezondheid Ongedocumenteerden
Gezondheid Ongedocumenteerde. Infosheet. Pharos december 2022.

Gruiters 2023
N. Gruiters 2023, ‘Het effect van pushmeldingen’, prosumediaproducties 21 september 2023,
prosumediaproductie.nl, (geraadpleegd op 10 november 2023).

IND
IND, 'Verblijfstitels en code 98,' IND > ind.nl, geraadpleegd op 21 april 2023.

INLIA
INLIA, > inlia.nl (geraadpleegd op 10 mei 2023).

Inspectie Justitie en Veiligheid


Inspectie Justitie en Veiligheid, Een onderzoek naar informatieoverdracht tussen
ketenpartners, Den Haag: Inspectie Justitie en Veiligheid, 2021, geraadpleegd om 17 april
2023.

Judex 2018
‘Wat is vreemdelingenrecht en wanneer is iemand een vreemdeling?’, Judex 7 maart 2018,
Judex.nl, geraadpleegd op 12 november 2023.

Judex
Judex, 'Vreemdelingen en hun recht op voorzieningen en uitkeringen', > judex.nl
(geraadpleegd op 10 mei 2023).

Kansen bieden voor Re-integratie: In de praktijk 2021.


Kansen bieden voor Re-integratie: In de praktijk. Handreiking Bestuurlijk akkoord Re-
integratie van (ex-) gedetineerde burgers. De Directie Sanctietoepassing en Jeugd van het
ministerie van Justitie en Veiligheid 2021.

60
Kerk in Actie
Kerk in Actie, > kerkinactie.protestantsekerk.nl (geraadpleegd op 10 mei 2023).

Nederlands Jeugdinstituut
‘Intervisie’, Nederlands Jeugdinstituut, NJI.nl > Professionalisering, (geraadpleegd op 29
november 2023.

Nieuwsblad BE
Nieuwsblad BE, ‘’ Jean-Marc Nollet (Ecolo) stelt voor mensen zonder papieren legaal aan het
werk te zetten, staatssecretaris Nicole de Moor vindt dat verkeerd signaal’’, > nieuwsblad.be
(geraadpleegd op 10 mei 2023).

NH Nieuws
NH Nieuws, 'Grote zorgen over personeelstekort en onveiligheid in alle Nederlandse
gevangenissen', > nhnieuws.nl (geraadpleegd op 10 mei 2023).

P-direkt
‘Coaching en mentoring’, P-Direkt, p-direkt.nl > Coaching en Mentoring, (geraadpleegd op 20
november 2023.

Raad van State 2022


‘Nog steeds geen zicht op uitzetting naar Algerije binnen redelijke termijn’, Raad van State 4
mei 2022, RaadvanState.nl, (geraadpleegd op 20 november 2023).

Rechtspraak 2023
Rechtspraak > Juridische begrippen > Penitentiaire inrichting, geraadpleegd om 29 november
2023.

Reclassering
‘Soorten advies’, Reclassering, Reclassering.nl > Ik moet naar de reclassering > Advies van de
reclassering > Soorten advies, geraadpleegd op 22 november 2023.

RGOA 2022
‘Amsterdams Centrum Ongedocumenteerden’, RGOA januari 2022, RGOA.nl, (geraadpleegd
op 20 september 2023).

RGOA 2022
‘Programma Ongedocumenteerden’, RGOA januari 2022, RGOA.nl, (geraadpleegd op 20
september 2023).

Rijksoverheid
Rijksoverheid, 'Terugkeerbeleid,' Rijksoverheid > rijksoverheid.nl, geraadpleegd op 3 april
2023.

Stichting LOS
Stichting LOS, ‘Strafbaarstelling Illegaal Verblijf’, > stichtinglos.nl (geraadpleegd op 10 mei
2023).

61
Stichting LOS
Stichting LOS, 'Arbeidsrechten ongedocumenteerden', > stichtinglos.nl (geraadpleegd op 10
mei 2023).

Stichting LOS
Stichting LOS, 'Overige Rechten', > stichtinglos.nl (geraadpleegd op 10 mei 2023).

Stichting LOS
Stichting LOS, 'Verblijfsvergunning buiten schuld,' Stichting LOS > stichtinglos.nl,
geraadpleegd om 12 april 2023.

Stichting LOS
‘Onderwijs en opvoeding’, Stichting LOS, stichtinglos.nl > Basisrechten > Onderwijs en
Opvoeding, (geraadpleegd op 28 november 2023).

Van der Heijden 2020


P.G.M. van der Heijden, Schatting onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen
2017-2018, Universiteit Utrecht - Faculteit Sociale Wetenschappen (WODC Rapport 2969),
geraadpleegd op 3 november 2023.

Van Veen 2020


G. Van Veen 2020, Doorpakken (Handboek voor het werken met taakgerichte groepen) 2020.

VluchtelingenWerk Nederland
VluchtelingenWerk Nederland, 'Begeleiding Asielzoekers Justitieel Complex Schiphol', >
vluchtelingenwerk.nl (geraadpleegd op 10 mei 2023).

VluchtelingenWerk Nederland
VluchtelingenWerk Nederland, ‘Standpunt: Buitenschuldbeleid', > vluchtelingenwerk.nl
(geraadpleegd op 1 oktober 2023).

Vollebregt 2023
S. Vollebregt, ‘Geef ook ongedocumenteerden een zorgverzekering’, Medisch Contact 21
september 2023, medischcontact.nl, geraadpleegd op 3 september 2023.

Yacht
‘Intervisie helpt jouw carrière & die van je collega’s vooruit’, Yacht, Yacht.nl > Intervisie,
(geraadpleegd op 20 november 2023).

62

You might also like