Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 8

Pols, hartslag

Indicaties hartslag tellen


Tellen van de hartslag geeft een indruk van de gezondheidstoestand van de cliënt. De
hartfrequentie is het aantal hartslagen per minuut. De hartfrequentie zegt iets over de
behoefte aan zuurstof en/of voeding van het lichaam. Is de behoefte hoog, bijvoorbeeld door
koorts of grote inspanning, dan is de gemeten hartfrequentie ook hoog.

Bij cliënten met een (te verwachten) stoornis in de circulatie is het nodig om de hartslag te
tellen, bijvoorbeeld:

 bij aandoeningen van het hart of hartklachten

 voor een operatie

 bij gebruik van bepaalde medicijnen, bijvoorbeeld bij


hartritmestoornissen

De hartslag tel je meestal aan de polsslagader. Maar je kunt de hartslag ook op andere
plaatsen voelen en tellen, zie onderstaande afbeelding.

o Afbeelding
: plaatsen waar je de hartslag kan tellen
Let bij het tellen van de hartslag op:

 Frequentie. De normale hartfrequentie ligt bij volwassenen in rust tussen de 60 tot


100 slagen per minuut.*

 Regelmaat. De hartslag moet regelmatig zijn. Dit betekent dat de slagen elkaar
opvolgen met gelijke pauzes ertussen.

 Vulling. De vulling is de hoeveelheid bloed die het hart per samentrekking in de


slagaders perst. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een grote, normale en geringe
vulling.

 Gelijkmatigheid. De gelijkmatigheid betekent dat het hart bij elke samentrekking


evenveel bloed rondpompt.

 Spanning. De spanning is de druk in de vaten. Deze kun je goed voelen bij een hele
hoge of hele lage druk. Een hartslag die je niet goed kunt voelen, wijst op een lage
bloeddruk. Een cliënt die in shock dreigt te raken heeft bijvoorbeeld een zwakke
hartslag.

Afwijkingen in bovenstaande punten kunnen wijzen op stoornissen van de hartfunctie of het


hartritme. Vergelijk wat je meet altijd met eerdere metingen.

*) Bronnen:

 NHG (2020). NHG-Standaard Astma bij volwassenen. Utrecht: NHG.

 Website Hartstichting: Normale hartslag

Verhoogde en verlaagde hartslag


De hartslag verschilt per persoon en per situatie. Het hart past zich continu aan. In rust of
tijdens de slaap is de hartslag laag. Bij inspanning gaat de hartslag omhoog. Hoe zwaarder
de inspanning, hoe hoger de hartslag.

 Tachycardie

 Bradycardie

Een hoge hartslag (boven de 100 slagen per minuut)* heet tachycardie. Een hoge hartslag
kan bijvoorbeeld voorkomen bij koorts, lichamelijke inspanning, stress, bloedingen,
zuurstoftekort of een schildklierafwijking.

*) Bron: Website Hartstichting: Hoge hartslag.

Je kunt de hartslag tellen met behulp van een zandloper (polsteller) of klokje met
secondewijzer. Je telt het aantal slagen per minuut. Er zijn polstellers van ¼ en ½ minuut
verkrijgbaar. De getelde hartslag vermenigvuldig je dan met respectievelijk 4 of 2.
Het TIME-model is een hulpmiddel om plaatselijke verstoorde factoren in de wondgenezing
op te sporen, zodat de wondgenezing op gang komt.
 Het doel van het TIME-model is het creëren van een gezonde wond. Dat wil zeggen
zonder dood weefsel en ziekteverwekkende bacteriën, met weinig wondvocht en een
goede doorbloeding. Pas als dat bereikt is, kan een wond dicht granuleren (genezen).
 Gebruik het TIME-model bij het diagnosticeren van een wond (anamnese) en
het bepalen en evalueren van de wondbehandeling.
 Het TIME-model richt zich in 4 stappen op de verschillende factoren die de genezing
van de wond beïnvloeden.

TIME Observatie
o Is er vitaal- of dood weefsel?
Stap
Tissue (weefsel): vitale wondbodem. o Zwart, geel, rood?
1

o Is er infectie of ontsteking?
o Infectieverschijnselen: roodheid,
Stap zwelling, pijn, warmte, koorts?
Infectie.
2 o Toename van (gekleurd) wondvocht?
o Sterke of afwijkende geur?

o Is de wond droog, vochtig, nat?


o Hoe ziet het verband eruit: droog,
Stap verzadigd, lekkage?
3 Moisture (vochtigheid): vochtig wondmilieu. o Hoe vaak wordt het verband
verwisseld?

o Is de wondrand vitaal,
Edge (wondranden): epithelial edge teruggetrokken, ondermijnd?
Stap advancement; stimulatie epithelialisatie
o Is de wondomgeving droog,
4 vanuit de wondrand.
verweekt?

 Wondbehandeling aan de hand van het TIME-model


Zorg voor een vitale wondbodem:

Stap o Rood: beschermen


1 o Geel: reinigen
o Zwart: verwijderen dood weefsel

Infectiebestrijding:
Stap
o Regelmatige wondcontrole en verzorging/reiniging
2
o Antibacteriële wondbehandelingsproducten.

Zorg voor een vochtig wondmilieu (uitdroging en verweking van wondranden


voorkomen):
Stap o droog wondmilieu: wond vochtig maken
3
o vochtig wondmilieu: wond vochtig houden
o nat wondmilieu: overtollig wondvocht absorberen
Stimuleer de epithelialisatie vanuit de wondranden:

o bescherm de wondranden en wondomgeving


Stap
o zorg voor vitale wondranden
4
Als de eerste 3 stappen met goed resultaat zijn doorlopen, dan is een genezingsproces
zichtbaar vanuit de wondranden en/of vanuit het midden van de wond.
 Bronnen

Zwarte wond
Zwart betekent dat zich in de wond afgestorven (necrotisch) weefsel bevindt. Afgestorven
weefsel hoeft niet altijd zwart te zijn, maar kan ook een bruin-grijs-gelige kleur hebben. Een
zwarte wond bevindt zich in de reactiefase. Zolang er necrotisch weefsel in de wond is, kan
de wond niet helen.

Debridement
Er is een schone wond nodig voor de vorming van gezond granulatieweefsel. Dood,
beschadigd of geïnfecteerd weefsel dat de genezing van de wond tegengaat, moet worden
verwijderd. De verwijdering van dit weefsel heet debridement. Er zijn verschillende methoden
van debridement.

 Necrotectomie: wegsnijden van necrotisch weefsel. Dit is de meest snelle methode,


maar niet iedere wond is hiervoor geschikt. Er moet een goede scheidslijn
(demarcatie) zijn tussen necrotisch en vitaal weefsel.

 Enzymatisch: afbreken van dood weefsel door enzymen.

 Autolytisch: afbreken van dood weefsel door het lichaam zelf (door de marcofagen uit
het wondvocht) met behulp van modere wondbedekkers.

 Mechanische reiniging: verwijderen van dood weefsel door spoelen, poetsen met
uitgeknepen natte gazen, biochirurgie (maden)

Gele wond
Bij een gele wond is het wondbed bedekt met een gelige, halfvloeibare of taaie laag. Hierin
bevinden zich celresten en samengeklonterde eiwitten. Deze laag moet verwijderd worden.

De wond bevindt zich nog in de reactiefase. Het wondbed is nog niet geschikt voor de
vorming van granulatieweefsel.

Vaak produceren deze wonden veel vocht (exsudaat). Het doel van de behandeling is
reinigen van het wondbed en absorptie van de overmaat aan exsudaat. Een vochtig milieu is
gunstig voor de wond, maar voorkom dat er te veel wondvocht aanwezig is.

Rode wond
In de rode wond bevindt het wondbed zich in de regeneratiefase en wordt het bedekt door
rood granulatieweefsel. Het doel van de wondbehandeling is bescherming van de
wondbodem en het voorkomen dat de wond uitdroogt.

Wondbedekkers mogen niet met het wondbed verkleven, anders wordt het granulatieweefsel
beschadigd bij de verbandwisseling.
De nieuwe huidlaag die over het granulatieweefsel heen groeit, is in de beginfase nog dun
en kwetsbaar. Om beschadiging of blaarvorming van deze dunne epitheellaag te voorkomen,
is het belangrijk om een verbandmiddel te kiezen met een huidvriendelijke kleeflaag.

 Gemengd gekleurde wond


 Andere wondclassificatiesystemen
 Bronnen

Inspecteer een wond regelmatig. Maak afspraken over hoe vaak. Het is belangrijk om te
overleggen over het vervolg van de behandeling als er koorts optreedt of bij tekenen van
roodheid, zwelling of pijn in de wond.

Inspecteer de wond op het volgende:

 Grootte, diepte en vorm. Gebruik steeds dezelfde methode om de grootte en diepte


van een wond te meten. Zo zijn de meetgegevens vergelijkbaar. Je kunt de wond
bijvoorbeeld vastleggen met digitale fotografie of een rastervel op de wond leggen.
De houding van de cliënt kan invloed hebben op de meting. Laat de cliënt daarom
steeds in dezelfde houding liggen bij het meten.
 Geur. Een sterke of afwijkende geur is een aanwijzing voor wondinfectie. Om de geur
te bestrijden, kan je de volgende dingen doen:
o de wond spoelen
o (verzadigd) verband tijdig wisselen
o de kamer ventileren na de verbandwisseling
o antibacteriële wondbehandelingsproducten en/of verbanden met actieve
koolstof gebruiken
 Kleur. Het WCS-Classificatiemodel (rood – geel – zwart) geeft aan in welke fase van
genezing de wond zit en wat in deze fase het doel van de wondbehandeling is. Het
deel van de wond dat zich in de slechtste fase bevindt, bepaalt het wondproduct dat
je moet gebruiken.
 Wondranden. Verweking van de wondrand (door veel of agressief wondvocht)
vertraagt de wondgenezing en verhoogt de kans op infectie. Als er eelt aan de
wondranden vormt moet je dit verwijderen, omdat het de genezing van de wond
stagneert.
 Wondvocht. Een wond kan veel of weinig wondvocht produceren. Het opvangen van
de wondafscheiding hoort ook bij de wondverzorging, omdat je daarmee de vocht- en
elektrolytenbalans kunt bijhouden. Vang het wondvocht op met verband, via een
drain of in een opvangzak (bijvoorbeeld bij fistels).
 Pijn. Bij wondinfectie, onjuiste verzorgingstechniek of een ongeschikte wondbedekker
kan pijn optreden of verergeren. Het is daarom belangrijk om pijn te registeren bij de
wondverzorging. Bedenk of pijnstilling nodig is voordat je het verband gaat
verwisselen.
 Ontstekingsverschijnselen. Let op roodheid, zwelling, warmte, pijn en een
gestoorde functie. Dit zou kunnen duiden op een infectie.

Wond genezing
Bij een verwonding stroomt bloed uit een bloedvat in de wond. Het bloed stolt en er ontstaat
een korst. Vanuit de wondranden groeien bloedvaatjes en collageenvezels in het stolsel. De
vezels gaan samentrekken en het stolsel verdwijnt. De wond is dan gevuld met rood, nieuw
gevormd bloedvatrijk bindweefsel: granulatieweefsel. Dit verandert op den duur in wit
littekenweefsel.
Soorten wondgenezing
Wondgenezing kan op twee manieren verlopen.

 Primaire wondgenezing. De eenvoudigste vorm. De genezing verloopt zonder


problemen. De wondranden liggen tegen elkaar aan en de wond is schoon, niet
ontstoken. De wondranden groeien tegelijk met het onderhuidse weefsel aan elkaar
vast.

 Secundaire wondgenezing. De wondgenezing verloopt gecompliceerd. De


wondranden liggen niet tegen elkaar en er zijn geen randen beschikbaar om naar
elkaar toe te brengen en te hechten. Herstel van het weefseldefect moet door groei
van onder uit de wond. De vorming van dit granulatieweefsel kost meer tijd en er is
grotere kans op ontsteking.

Wondzorg rode wond

 3 paar handschoenen

 onderlegger

 bij kans op spatten: plastic schort, bril

 4 gazen voor reinigen wondomgeving

 verbandmateriaal passend bij soort wond

 zo nodig zalf of crème om wondrand mee te beschermen

 spatel om zalf of crème aan te brengen

 afvalbak

Bij gebruik schaar en pincet:

 schaar

 pincet

 6 gaasjes

 alcohol 70%

Voorbereiding

1. Pas handhygiëne toe.

2. Maak een schoon werkveld en zet daarop de benodigdheden binnen handbereik.

3. Trek handschoenen en eventueel schort aan. En zet eventueel een bril op.

4. Desinfecteer schaar en pincet als ze niet steriel zijn


5. Overgiet drie gaasjes met alcohol 70%.

6. Houd het pincet bij het handvat vast en desinfecteer beide bladen met een
alcoholgaasje.

7. Houd het pincet bij een blad vast met het gebruikte gaasje. Desinfecteer de rest van
het pincet met een tweede alcoholgaasje.

8. Leg het pincet op het werkveld op een derde alcoholgaasje.

Laat de cliënt de gewenste houding aannemen

1. Vraag de cliënt een comfortabele houding aan te nemen, waarbij de wond goed
bereikbaar is.

2. Zorg dat er geen andere activiteiten in de omgeving plaatsvinden, om stofvorming


tegen te gaan.

3. Leg een onderlegger rond het werkterrein.

Verwijder en inspecteer het wondverband

1. Verwijder het verbandmateriaal.

2. Inspecteer het verbandmateriaal: kleur, geur, hoeveelheid exsudaat, gebruik van het
juiste absorberende materiaal.

3. Gooi het verbandmateriaal in de afvalbak.

Inspecteer de wo

 Inspecteer de wond

 grootte
 diepte
 geur
 kleur
 wondranden
 exsudaat: wondvocht

Wissel handschoenen en pas handhygiene toe

 Trek de handschoenen uit en gooi ze in de afvalbak.


 Pas handhygiëne toe.
 Trek nieuwe handschoenen aan.

Verzorg de droge wond volgens afspraak

1. Zwarte wond (zonder infectie): droog verbinden.

2. Gele wond: debris (geel beslag) verwijderen, vochtig wondmilieu creëren.


3. Gele geïnfecteerde wond: antibacteriële maatregelen en/of infectie bestrijden.

4. Rode wond (zonder infectie): beschermen en stimuleren van de groei.

5. Maak de omgeving van de wond schoon met natte gazen. Droog met een gaasje.

Verzorg de vochtige wond volgens afspraak

1. Zwarte wond: necrose (afsterving van weefsel) verwijderen.


2. Gele wond: debris verwijderen, exsudaat absorberen.
3. Gele geïnfecteerde wond: wond uitspoelen en/of douchen, exsudaat absorberen,
infectie bestrijden.
4. Rode wond: vochtig wondmilieu creëren en/of behouden en wond beschermen.
5. Maak de omgeving van de wond schoon met natte gazen. Droog met een gaasje.
6. Zwarte wond: necrose verwijderen.
7. Gele wond: debris verwijderen, exsudaat absorberen met extra absorberend verband.
8. Gele geïnfecteerde wond: wond uitspoelen en/of douchen, exsudaat absorberen door
extra absorberend verband.
9. Rode wond: vochtig wondmilieu creëren, exsudaat absorberen en wond beschermen.
10. Maak de omgeving van de wond schoon met natte gazen. Droog met een gaasje.

Wissel handschoenen en pas handhygiene toe

1. Trek de handschoenen uit en gooi ze in de afvalbak.


2. Pas handhygiëne toe.
3. Trek nieuwe handschoenen aan.

You might also like