Professional Documents
Culture Documents
Overzicht Woordsoorten Brugklas
Overzicht Woordsoorten Brugklas
Lidwoord – LW
- Onbepaald lidwoord – olw – een
- Bepaald lidwoord – blw – de, het
Zelfstandig naamwoord – ZN
- Mensen, dieren, planten, dingen, gevoelens, eigennamen
- Kan een lidwoord voor
- Heeft vaak een meervoud
- Kun je vaak verkleinen
Bijvoeglijk naamwoord – BN
- Zegt iets over een ZN
- Heeft vaak een korte en lange vorm
- Kun je vaak zetten in de trappen van vergelijking
- Ook stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden horen hierbij
Werkwoord – WW
- Iets dat je kunt doen.
- Hulpwerkwoord – hww [helpt een gezegde te maken, kan weg uit de zin]
Het belangrijkste werkwoord in de zin is een zww/ Deze twee werkwoorden kunnen niet bij
elkaar in de zin staan. Het is dus een zww + hww.
- Zelfstandig werkwoord – zww [kan alleen in de zin staan, dit werkwoord kun je vaak
uitbeelden]
Voorzetsel – VZ
Kast-, kooi- en schoolfeestwoorden