Professional Documents
Culture Documents
NLNLD CG3533 GLX Og 200711
NLNLD CG3533 GLX Og 200711
FordS-MAX
Instructieboekje
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang
van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor, specificaties, ontwerpen
of onderdelen zonder voorafgaande kennisgeving of verplichtingen te wijzigen. Deze
publicatie, of een deel daarvan, mag niet worden gereproduceerd of vertaald zonder onze
toestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
1
Inhoudsopgave
Ruitenwisserbladen Infodisplays
vervangen.....................................56
Algemene informatie......................93
Technische specificatie..................58
Tripcomputer.................................102
Persoonlijke instellingen...............104
Verlichting
Infoberichten..................................107
Verlichtingsbediening.....................59
Automatisch in- en uitschakelende
verlichting......................................60 Klimaatregeling
Voorste mistlampen.......................60 Werking............................................118
Mistachterlichten.............................61 Ventilatieroosters...........................119
Koplamphoogte afstellen...............61 Handmatige klimaatregeling.......120
Waarschuwingsknipperlichten.....62 Automatische klimaatregeling.....123
Adaptief verlichtingssysteem, voor Verwarmde ruiten en spiegels.....128
(AFS)..............................................63 Extra verwarming..........................129
Richtingaanwijzers..........................64
Interieurverlichting...........................65 Stoelen
Een koplamp verwijderen..............66 De juiste zitpositie innemen.........134
Gloeilampen vervangen.................67 Handmatig verstelbare
Gloeilampentabel............................78 stoelen.........................................135
Elektrisch verstelbare stoelen.....136
Ruiten en spiegels Hoofdsteunen................................138
Elektrisch bedienbare ruiten.........80 Achterbank.....................................138
Buitenspiegels.................................82 Verwarmde stoelen......................143
Elektrisch verstelbare Geventileerde stoelen..................144
buitenspiegels..............................83 Armleuning, voor...........................145
Binnenspiegel..................................84
Automatisch dimmende Gemaksfuncties
spiegel...........................................85 Zonneschermen ...........................146
Achterste zijruiten...........................85 Dimmer
instrumentenpaneelverlichting.146
Instrumenten Klok..................................................146
Meters...............................................87 Aansteker........................................147
Waarschuwings- en Asbak...............................................147
indicatielampen............................89 Extra voedingsaansluitingen.......148
Akoestische Bekerhouders................................148
waarschuwingssignalen en
-indicaties.....................................92 Dashboardkastje...........................149
2
Inhoudsopgave
Opbergruimtes..............................149 Versnel-
Wegenkaartopbergvakken.........152 lingsbak/transmissie
Rugleuningtafeltjes........................152 Handgeschakelde
Glashouder ....................................152 versnellingsbak...........................165
Geheugenfunctie..........................152 Automatische transmissie...........166
Kinder observatiespiegel ............154
Aansluiting Auxiliary ingang (AUX Remmen
IN) ................................................154 Werking...........................................170
Tips voor rijden met ABS..............170
De motor starten Parkeerrem.....................................171
Algemene informatie....................155 Elektronische parkeerrem
Contactslot.....................................155 (EPB).............................................171
Stuurwielblokkering.......................155
Een benzinemotor starten...........156 Stabiliteitsregeling
Een benzinemotor starten - Flex Werking...........................................176
Fuel (FF, ethanol)........................157 Gebruik maken van
Een dieselmotor starten...............158 stabiliteitsregeling.......................177
Dieselroetfilter (DPF).....................158
Motor uitschakelen.......................159 Hill launch assist (HLA)
Motorverwarming.........................159
Werking...........................................178
Brandstof en tanken Gebruik van HLA ...........................178
Veiligheidsmaatregelen................160
Brandstofkwaliteit - Benzine........160
Actieve schokdemperre-
geling
Brandstofkwaliteit - Flex Fuel (FF,
ethanol).......................................160 Werking...........................................182
Brandstofkwaliteit - Diesel............161 Gebruik van de actieve
schokdemperregeling .............182
Katalysator......................................161
Tankklep..........................................162
Parkeerhulp
Tanken.............................................162
Werking...........................................184
Brandstofverbruik .........................162
Gebruik maken van de
Technische specificatie................163 parkeerhulp................................184
3
Inhoudsopgave
Snelheidsregeling Nooduitrusting
(cruise control) Eerstehulpset.................................221
Werking...........................................186 Gevarendriehoek..........................221
Gebruik maken van
snelheidsregeling (cruise Staat na een
control)........................................186
aanrijding
Componenten van
Adaptieve snelheidsre- veiligheidssysteem
geling (ACC) inspecteren................................222
Werking...........................................188
Gebruik maken van ACC.............190 Zekeringen
Functie voorgangerwaarschuwing Plaatsen zekeringenhouders.....223
(forward alert).............................193 Een zekering vervangen.............224
Specificatie-overzicht
Transport zekeringen.................................225
Algemene informatie....................196
Bagageverankeringspunten........197 Bergen van de auto
Schuifbare laadvloer ....................199 Sleeppunten..................................234
Opbergruimte onder vloer Auto op vier wielen slepen..........234
achterin........................................201
Bagagenetten................................201 Onderhoud
Bagageafdekkingen.....................204 Algemene informatie....................236
Dakrekken en bagagedragers....205 De motorkap openen en
Bevestigingspunten voor lading sluiten..........................................237
.....................................................205 Overzicht motorruimte - 2,0 l
Hondenrek ....................................209 Duratec-HE (MI4) .....................238
Overzicht motorruimte - 2,3 l
Aanhangers trekken Duratec-HE (MI4)......................239
Trekken van een aanhanger.......212 Overzicht motorruimte - 2.5L
Duratec-ST (VI5).......................240
Afneembare trekhaakkogel.........212
Overzicht motorruimte - 1,8 l
Afneembare trekhaakkogel ........215 Duratorq-TDCi (Lynx) diesel ....242
Overzicht motorruimte - 2,2 l
Tips voor het rijden Duratorq-TDCi (DW) diesel .....243
Inrijden............................................220 Overzicht motorruimte - 2,0 l
Duratorq-TDCi (DW) diesel .....244
4
Inhoudsopgave
5
Inhoudsopgave
Bijlagen
Typegoedkeuringen.....................310
Typegoedkeuringen.....................316
Elektromagnetische
compatibiliteit.............................316
6
Inleiding
7
Inleiding
8
Inleiding
Buitenspiegel
E94716
E94714
Ruit
Bumper en radiateurgrille
• Achterruit
• Radiateurgrille
• Glazen dak
• Voor- en achterbumper
• Zijruiten
• Voorruit
E94715
9
Inleiding
E94717 E94718
Verlichting
• Achterlichtunits
• Koplampen
10
Kort overzicht
KORT OVERZICHT
Overzicht instrumentenpaneel - stuur links
A B C D E F G H I J K L M N
W V U T S R Q P O
E74123
11
Kort overzicht
N M K L I J H C D E F G B A
P O V U T S R Q W
E75798
12
Kort overzicht
13
Kort overzicht
Elektrisch inklapbare
spiegels
2
1
E95178
E72623
14
Kort overzicht
E70727
Automatisch in-
/uitschakelde verlichting
E70719
15
Kort overzicht
D WAARSCHUWING
Gebruik de geheugenfunctie
C niet tijdens het rijden.
B
A
A
E70696
A Een wisslag
B
B Automatisch wissen
C Normaal wissen E86768
16
Kort overzicht
Handbediende
Zie Handmatige
klimaatregeling
klimaatregeling (bladzijde 120).
Interieur snel verwarmen
Automatische
klimaatregeling
E70304
E71377
E71381
Voorruit ontdooien en
ontwasemen
E71382
17
Kort overzicht
Achteruitversnelling
inschakelen
Auto’s met een
C 6-versnellingsbak
Uitvoeringen met een
benzinemotor
2
A B 1
E75051
E73131 2
A Luchtstroom uit onderste 1
luchtrooster
B Luchtstroom uit bovenste
luchtrooster
C Bovenste luchtrooster
E75052
18
Kort overzicht
Elektrische parkeerrem
Zie Handgeschakelde
(EPB)
versnellingsbak (bladzijde 165).
EPB inschakelen
Automatische transmissie
Standen van
transmissiehendel
E70528
E80836
A Parkeren
B Achteruit
C Neutraal
D Rijden
S Handmatig schakelen en E70529
sportmodus Houd het rem- of koppelingspedaal
WAARSCHUWING ingedrukt en druk de schakelaar in.
Druk het rempedaal in voordat Automatisch loszetten -
u de keuzehendel verplaatst en loszetten bij het wegrijden
houd het ingedrukt tot u wegrijdt. (DAR)
Schakel de eerste versnelling of de
Zie Automatische transmissie achteruit in, rijd normaal weg en de
(bladzijde 166). EPB wordt vanzelf losgezet.
19
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
KINDERZITJES WAARSCHUWINGEN
Wanneer uw auto bij een
aanrijding betrokken is geweest,
laat dan het kinderzitje door een
hiertoe opgeleide monteur
controleren.
Kinderzitjes voor
WAARSCHUWINGEN verschillende
Laat kinderen met een lengte gewichtsgroepen
van minder dan 150 centimeter
of jonger dan 12 jaar plaatsnemen in Gebruik het correcte kinderzitje als
een geschikt, goedgekeurd volgt:
kinderzitje, dat op de achterbank is
geplaatst. Babyzitje
20
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Zitverhoger
E68920
ZITVERHOGERS
E70710
WAARSCHUWINGEN
Bevestig een kinderzitje of een Wij raden het gebruik van een
zitverhoger nooit alleen met de kinderzitje aan, dat uit een
heupgordel. zitverhoger met een rugleuning
bestaat in plaats van alleen een
Bevestig een kinderzitje of een zitverhoger. De hogere zitpositie
zitverhoger niet met een zorgt ervoor dat de standaard
veiligheidsgordel die niet gespannen veiligheidsgordel correct over het
is of gedraaid zit. midden van de schouder van het kind
Leg de schoudergordel niet en de heupgordel over de heupen
onder de arm of achter de rug komt te liggen.
van het kind langs.
21
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Front-airbag aan
X X UF¹ UF¹ UF¹
passagierszijde AAN
22
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Gewichtsgroepen
0 0+ I II III
Tot 10 Tot 13 15 - 25 22 - 36
9 - 18 kg
Zitplaatsen kg kg kg kg
Kinder-
veilig- Zitverhoger of
Babyzitje
heids- kussen
zitje
Voorstoel aan
passagierszijde met U¹ U¹ U¹ U¹ U¹
airbag UIT
Stoelen op de
U U U U U
tweede zitrij
Derde zitrij Galaxy U U U U U
Derde zitrij S-MAX L, UF L, UF UF UF UF
X Niet geschikt voor kinderen van deze gewichtsgroep.
U Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze
gewichtsgroep.
U¹ Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze
gewichtsgroep. Wij raden u echter aan een door de overheid goedgekeurd
kinderzitje te gebruiken dat op de achterbank is geplaatst.
L Alleen geschikt voor de volgende achterwaarts geplaatste kinderzitjes:
Roemer Baby-Safe (E1-04301146), Roemer Baby-Safe Plus (E1-04301146),
Britax Cosy Tot (E1-04301146), Britax Cosy Tot Premium (E1-04301146),
Maxi-Cosi Cabrio (E4-44R-043517).
UF Geschikt voor universele, voorwaarts gerichte kinderzitjes, goedgekeurd
voor gebruik in deze gewichtsgroep.
UF¹ Geschikt voor universele, voorwaarts gekeerde kinderzitjes, die zijn
goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep. Wij raden u echter aan
een door de overheid goedgekeurd kinderzitje te gebruiken dat op de
achterbank is geplaatst.
23
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
ISOFIX kinderzitjes
Gewichtsgroepen
0 0+ I II III
Tot 10 Tot 13 15 - 25 22 - 36
9 - 18 kg
Zitplaatsen kg kg kg kg
Kinder-
veilig- Zitverhoger of
Babyzitje
heids- kussen
zitje
ISOFIX kinderzitjes
IU IU IU X X
op tweede zitrij
ISOFIX op tweede A, B, B1,
* E C, D, E X X
zitrij, maatklasse C, D
24
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
ISOFIX Verankeringspunten
bovenste gordel
VERANKERINGSPUNTEN
WAARSCHUWING
Gebruik bij toepassing van het
ISOFIX systeem een voorziening
dat voorkomt dat de
veiligheidsgordel kan draaien. Wij
raden het gebruik van een
veiligheidsgordel aan de bovenzijde
of een steun aan.
25
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de gordel aan
de bovenzijde niet doorhangt of
gedraaid is en goed op het
verankeringspunt is bevestigd.
E75531
26
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
KINDERSLOTEN
WAARSCHUWING
Wanneer de kindersloten in
werking zijn gesteld, kunnen de
portieren niet van binnenuit worden
geopend.
E73697
A Vergrendelen
B Ontgrendelen
27
Bescherming van inzittenden
WERKING WAARSCHUWINGEN
Gebruik stoelhoezen die zijn
Airbags ontworpen voor stoelen met
zij-airbags. Laat deze aanbrengen
WAARSCHUWINGEN door een goed opgeleide monteur.
Wijzig de voorzijde van de
wagen op geen enkele wijze. N.B.: Het opblazen van een airbag
Dit zou nadelige gevolgen voor het gaat gepaard met een luide knal en
ontvouwen van de airbags kunnen u ziet een onschadelijke,
hebben. poederachtige stofwolk. Dit is
Oorspronkelijke tekst volgens normaal.
ECE R94.01: Extreme Hazard! N.B.: Reinig de panelen van de
Do not use a rearward facing child airbags met een vochtige doek.
restraint on a seat protected by an
airbag in front of it! Airbags voor de bestuurder en
Draag een veiligheidsgordel en passagier, voorin
houd voldoende afstand tussen
uzelf en het stuurwiel. Alleen wanneer
de veiligheidsgordel correct wordt
gedragen, kan deze u in een
zodanige positie houden dat de
airbag optimaal zijn werk kan doen.
Zie De juiste zitpositie innemen
(bladzijde 134).
Laat reparaties aan het
stuurwiel, de stuurkolom,
stoelen, airbags en veiligheidsgordel
uitvoeren door een goed opgeleide
monteur.
E74302
Houd de gebieden voor de
airbags vrij. Breng niets aan op
of over de panelen van de airbags.
Steek geen scherpe
voorwerpen in gebieden waar
airbags zijn gemonteerd. Dit zou
nadelige gevolgen voor het
ontvouwen van de airbags kunnen
hebben en de airbags kunnen
beschadigen.
28
Bescherming van inzittenden
E86311
E72658
29
Bescherming van inzittenden
E75004
Gebruik voor iedere stoel het
juiste gordelslot.
Achter de bekledingspanelen boven Zorg ervoor dat de
de voorste en achterste zijruiten zijn veiligheidsgordel niet slap of
side curtains aangebracht. gedraaid zit.
Opschriften in reliëf op de B-stijlen
geven aan dat de wagen is uitgerust Draag geen dikke kleding. De
met side curtains. veiligheidsgordels bieden
optimale bescherming wanneer ze
nauwsluitend worden gedragen.
30
Bescherming van inzittenden
WAARSCHUWINGEN
Leg de schoudergordel over het
midden van de schouder en leg
de heupgordel strak over uw heupen.
De oprolmechanismen van de
veiligheidsgordels voor de bestuurder
en de passagier voorin zijn voorzien
van een gordelspanner. De
gordelspanners hebben een lagere
activeringsdrempel dan de airbags.
Bij lichte aanrijdingen is het mogelijk
dat alleen de gordelspanners worden E74124
geactiveerd.
VEILIGHEIDSGORDELS
VASTMAKEN
WAARSCHUWING
Steek de slottong in het
gordelslot tot een zachte klik
hoorbaar is. Wanneer de
veiligheidsgordel niet correct is
bevestigd, hoort u geen klik.
E74127
31
Bescherming van inzittenden
Veiligheidsgordel op
tweede zitrij
1 E74126
32
Bescherming van inzittenden
E74128
33
Bescherming van inzittenden
HOOGTE VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
AFSTELLEN
E73137
34
Bescherming van inzittenden
Herinneringssysteem
uitschakelen
Neem contact op met uw Ford
dealer.
35
Bescherming van inzittenden
A B
E71312
E71313 A Uitgeschakeld
Schakelaar voor airbag aan B Ingeschakeld
passagierszijde monteren Zet de schakelaar in stand A.
WAARSCHUWING Controleer bij het aanzetten van het
Wanneer u een kinderzitje op contact, of de controlelamp airbag
een stoel moet plaatsen, aan passagierszijde uitgeschakeld
waarvoor zich een operationele gaat branden.
airbag bevindt, laat dan een
schakelaar monteren waarmee de
airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld. Raadpleeg
uw dealer voor meer informatie.
36
Bescherming van inzittenden
37
Sleutels en afstandsbediening
PROGRAMMEREN VAN
DE
AFSTANDSBEDIENING
U kunt maximaal acht
afstandsbedieningen voor uw auto
programmeren (inclusief die met uw
auto werd meegeleverd). Vraag uw
dealer om instructies.
38
Sleutels en afstandsbediening
BATTERIJ VAN
AFSTANDSBEDIENING
VERVANGEN
Afstandsbediening met
inklapbaar sleutelblad
3
E74385
3. Draai de schroevendraaier in de
afgebeelde richting om de twee
huishelften van de
1 afstandsbediening van elkaar te
scheiden.
E74383 LET OP
Raak de batterijcontacten of de
1. Steek een schroevendraaier printplaat niet met de
zover mogelijk in de sleuf aan de schroevendraaier aan.
zijkant van de afstandsbediening.
Druk de schroevendraaier in de
richting van het sleutelblad en 4. Maak de batterij voorzichtig met
verwijder dit. de schroevendraaier los.
5. Breng een nieuwe batterij (3V CR
2032) aan met de + naar
beneden gekeerd.
6. Zet de twee huishelften van de
afstandsbediening op elkaar vast.
7. Breng het sleutelblad aan.
2
E74384
2. Draai de schroevendraaier in de
afgebeelde richting om een begin
te maken de twee huishelften van
de afstandsbediening van elkaar
te scheiden.
39
Sleutels en afstandsbediening
Afstandsbediening zonder
inklapbaar sleutelblad
E74386
40
Sloten
VERGRENDELEN EN
ONTGRENDELEN
Centrale vergrendeling
Alleen wanneer alle portieren zijn
gesloten kunnen deze centraal
worden vergrendeld.
N.B.: Het bestuurdersportier kan
met de sleutel worden ontgrendeld.
Hiervan moet gebruik worden
gemaakt wanneer de
afstandsbediening niet werkt. E71961
N.B.: Met het centraal Dubbele vergrendeling is een
vergrendelingssysteem wordt ook voorziening tegen diefstal die
de klep van de brandstofvulopening voorkomt dat personen de portieren
vergrendeld en ontgrendeld. van binnenuit kunnen ontgrendelen.
Alleen wanneer alle portieren zijn
Dubbele vergrendeling gesloten kunnen deze dubbel
WAARSCHUWING worden vergrendeld.
41
Sloten
B B
A B C
E87379
A A A Ontgrendelen
B Vergrendelen
C Achterklep ontgrendelen
Portieren en achterklep
vergrendelen met de
afstandsbediening
Druk eenmaal op toets B.
Portieren en achterklep
dubbel vergrendelen met de
E71962 afstandsbediening
Druk toets B tweemaal binnen drie
A Ontgrendelen seconden in.
B Vergrendelen
42
Sloten
E71958
Passagiersportieren voor en
achter
E78262
E98653
43
Sloten
E71960 CENTRALE
VERGRENDELING
Aan de binnenzijde van de
kofferdeksel/ achterklep bevindt zich U kunt ook bij afgezet contact de
een greep die het sluiten elektrisch bedienbare ruiten
vereenvoudigt. bedienen met behulp van de functie
Automatisch opnieuw integraal openen en sluiten.
vergrendelen N.B.: Het integraal sluiten werkt
alleen als het geheugen voor elke ruit
Wanneer u niet binnen 45 seconden afzonderlijk correct is ingesteld. Zie
na het ontgrendelen met de Elektrisch bedienbare ruiten
afstandsbediening een portier opent (bladzijde 80).
worden de portieren automatisch
opnieuw vergrendeld. De portieren Integraal openen
worden vergrendeld en de
alarminstallatie keert terug in de
vorige stand.
Ontgrendelfunctie opnieuw
programmeren
Indien de ontgrendelfunctie opnieuw
is geprogrammeerd zodat alleen het
bestuurdersportier wordt
ontgrendeld ( Zie Programmeren
van de afstandsbediening
(bladzijde 38). ), let dan op het
volgende:
E71955
44
Sloten
Integraal sluiten
Uitvoeringen zonder key free
E78275
systeem
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Sla het sluiten van de ruiten altijd
Sla het sluiten van de ruiten altijd gade. Druk in een noodsituatie
gade. Druk in noodgevallen op de knop op het
onmiddellijk op een toets om de bestuurdersportier om de beweging
beweging te stoppen. te stoppen.
45
Motorstartblokkering
WERKING IMMOBILISATIESYSTEEM
UITSCHAKELEN
Het immobilisatiesysteem is een
diefstalbeveiligingssysteem dat Het immobilisatiesysteem wordt
voorkomt dat iemand de motor van automatisch uitgeschakeld bij het
uw auto met een onjuist gecodeerde met een correct gecodeerde sleutel
sleutel kan starten. aanzetten van het contact.
Wanneer het bericht Immobiliser
GECODEERDE SLEUTELS active op het informatiedisplay
verschijnt, is uw sleutel niet herkend.
N.B.: Dek uw sleutels niet met Neem de sleutel uit het slot en
metalen voorwerpen af. Hierdoor kan probeer het nogmaals.
de ontvanger uw sleutel niet
herkennen als geldige sleutel. Wanneer u de motor met een correct
gecodeerde sleutel niet kunt starten,
N.B.: Wanneer u een sleutel bent duidt dit op een storing. Het bericht
verloren, laat dan de code bij al uw Immobiliser active verschijnt bij
overige sleutels wissen. Raadpleeg het aanzetten van het contact op het
uw dealer voor meer informatie. Laat informatiedisplay. Laat het
de vervangingssleutels samen met immobilisatiesysteem onmiddellijk
uw overige sleutels opnieuw controleren.
coderen.
Wanneer u een sleutel verliest, kunt
u bij uw Ford dealer een
vervangingssleutel verkrijgen. Geef,
indien mogelijk, uw dealer het
sleutelnummer door, dat op het
plaatje staat dat met de originele
sleutels is geleverd. U kunt ook extra
sleutels bij uw Ford dealer verkrijgen.
IMMOBILISATIESYSTEEM
INSCHAKELEN
Korte tijd nadat u het contact hebt
afgezet wordt het
immobilisatiesysteem automatisch
ingeschakeld.
46
Alarm
WERKING WAARSCHUWING
De sensoren in de
Alarminstallatie interieurverlichting mogen niet
Uw wagen kan zijn uitgerust met één worden afgedekt. Schakel het alarm
van de volgende alarminstallaties: niet in indien zich personen, dieren
of andere bewegende voorwerpen
• Perimeter alarminstallatie. in de auto bevinden.
• Perimeter alarminstallatie met
interieursensoren. Dit sensoren zijn een afschrikmiddel
• Categorie 1 alarm met voor indringers door elke beweging
interieursensoren en sirene met in de auto met behulp van sensoren
afzonderlijke accu. te registreren.
• Categorie 1 alarm met Sirene met afzonderlijke accu
interieursensoren, sirene met
afzonderlijke accu en De sirene met afzonderlijke accu is
hellingssensoren. een extra alarmsysteem dat de
sirene inschakelt wanneer het alarm
Perimeter alarminstallatie wordt geactiveerd. Deze wordt direct
Het perimeter alarm is een ingeschakeld bij het afsluiten van de
afschrikmiddel voor personen die wagen. De sirene heeft zijn eigen
ongeoorloofd de portieren en de accu en wordt ingeschakeld zodra
motorkap proberen te openen. Het iemand de accukabels of de accu
beveiligd ook de audio-installatie. van de sirene zelf loskoppelt.
Interieursensoren Hellingsensoren
De hellingssensoren detecteren of
iemand probeert een wiel te stelen
of de wagen probeert weg te slepen
door de verandering van hellingshoek
van de wagen te registreren.
N.B.: Wanneer de wagen met
E71401
ingeschakeld alarm op een veerboot
wordt geplaatst, moeten de
hellingssensoren worden
uitgeschakeld door een
gereduceerde beveiligingsklasse te
selecteren. Hierdoor wordt
voorkomen dat het alarmsignaal door
de bewegingen in werking treedt.
47
Alarm
48
Alarm
Informatieberichten
Zie Infoberichten (bladzijde 107).
E74509
49
Alarm
ALARM UITSCHAKELEN
Perimeter alarm
Schakel de alarminstallatie en het
alarmsignaal uit door de deuren met
de sleutel te ontgrendelen, zet het
contact met een correct gecodeerde
sleutel aan of ontgrendel de deuren
met de afstandsbediening. Zie
Vergrendelen en ontgrendelen
(bladzijde 41).
Categorie 1 alarm
Schakel de alarminstallatie en het
alarmsignaal uit door de deuren met
de sleutel via het bestuurdersportier
te ontgrendelen en zet het contact
binnen 12 seconden met een correct
gecodeerde sleutel aan of
ontgrendel de deuren met de
afstandsbediening. Zie
Vergrendelen en ontgrendelen
(bladzijde 41).
50
Stuurwiel
2 E
D B
2
C
E72288
1
E95178 A Volume hoger
B Voorwaarts zoeken
C Volume lager
D Achterwaarts zoeken
E Modus
Modus
Druk de modus toets in en houd
deze ingedrukt om de audiobron te
kiezen.
3 Druk de modus toets in om:
E95179 • op het volgende radiostation af te
stemmen
• de volgende CD af te spelen
51
Stuurwiel
Zoekfunctie
Druk op de seek toets om:
• af te stemmen op het volgende
radiostation op een hogere of
lagere frequentie
• het volgende of vorige nummer
op de CD af te spelen
• de cassetteband snel voor- of
achterwaarts te laten spoelen.
Druk een seek toets in en houd
deze ingedrukt om:
• af te stemmen op een
radiostation op een hogere of
lagere frequentie
• door een CD nummer te zoeken
52
Ruitenwissers en ruitensproeiers
E70315
C
53
Ruitenwissers en ruitensproeiers
A
VOORRUITSPROEIERS
B
WAARSCHUWING
Schakel de ruitenwissers niet
langer dan 10 seconden
achtereen in of wanneer het reservoir
leeg is.
Wanneer u de automatische
wisfunctie inschakelt, maken de
ruitenwissers pas een wisbeweging
nadat water op de voorruit is
geregistreerd. De regensensor meet
daarna continu de hoeveelheid water E70776
op de voorruit en zal de snelheid van
de ruitenwissers automatisch
instellen. ACHTERRUITWISSERS EN
Stel de gevoeligheid van de -SPROEIERS
regensensor met de draaiknop in. Bij
een lage gevoeligheid zullen de Wissen met intervallen
ruitenwissers in werking treden
wanneer de sensor een grote
hoeveelheid water op de voorruit
registreert. Bij een hoge gevoeligheid
zullen de ruitenwissers in werking
treden wanneer de sensor een kleine
hoeveelheid water op de voorruit
registreert.
E70777
54
Ruitenwissers en ruitensproeiers
Ruitensproeier
WAARSCHUWING
Schakel de achterruitsproeier E70776
niet langer dan 10 seconden
achtereen in of wanneer het reservoir Bij ingeschakelde koplampen werken
leeg is. de koplampsproeiers in combinatie
met de voorruitsproeiers.
N.B.: Om ervoor te zorgen de het
ruitensproeierreservoir te snel
leegraakt, werken de
koplampsproeiers niet telkens
wanneer de voorruitsproeiers in
werking worden gesteld.
RUITENWISSERBLADEN
CONTROLEREN
E70777
E66644
55
Ruitenwissers en ruitensproeiers
RUITENWISSERBLADEN
VERVANGEN
Voorruitwisserbladen E75184
LET OP
Zet om de ruitenwisserbladen te
vervangen de voorruitwissers in
de onderhoudsstand.
U kunt de onderhoudsstand in
de winter gebruiken om de
ruitenwisserbladen eenvoudiger te
kunnen bereiken om deze vrij te A
maken van sneeuw en ijs. De
voorruitwissers keren in hun normale E75188
stand terug zodra u het contact
aanzet, u moet er dus voor zorgen Zet het contact af en zet binnen drie
dat de voorruit geheel ontdooid is seconden de ruitenwisserhendel in
voordat u het contact aanzet. de stand A. Laat de hendel los
wanneer de ruitenwissers in de
N.B.: De bladen van voorruitwissers onderhoudsstand staan.
hebben zijn verschillend qua lengte. Zet de ruitenwisserarmen omhoog.
Zie Technische specificatie
(bladzijde 58). Wanneer u
ruitenwisserbladen met een onjuiste 2
lengte aanbrengt, is het mogelijk dat
de regensensor niet correct meer
werkt.
Zet de voorruitwissers in de 1
onderhoudsstand. E72899
Aanbrengen geschiedt in
omgekeerde volgorde van
verwijderen.
N.B.: Controleer of het
ruitenwisserblad goed op zijn plaats
komt te zitten.
56
Ruitenwissers en ruitensproeiers
Achterruitwisserbladen
2 5
1
4
E93783
E93785
E93786
57
Ruitenwissers en ruitensproeiers
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Lengte van de ruitenwisserbladen van de voorruit
Afmeting in mm (inches)
Nr.
Linkerzijde Rechterzijde
58
Verlichting
Standen van de A
lichtschakelaar
A B C
B
E75505
A Rechterzijde
B Linkerzijde
A Uit
B Stads- en achterlichten
C Koplampen
Parkeerlichten
LET OP
Door langdurig gebruik van de
parkeerlichten wordt de accu E70725
ontladen.
Trek de hendel geheel naar het
stuurwiel toe om te wisselen tussen
Zet het contact af. grootlicht en dimlicht.
Beide zijden Lichtsignaal
Zet de lichtschakelaar in stand B.
Trek de schakelaarhendel naar het
stuurwiel toe.
59
Verlichting
AUTOMATISCH IN- EN
E70721
UITSCHAKELENDE
VERLICHTING WAARSCHUWING
Gebruik de mislampen alleen
wanneer het zicht ernstig wordt
belemmerd door mist, sneeuw of
regen.
E70719
60
Verlichting
MISTACHTERLICHTEN KOPLAMPHOOGTE
AFSTELLEN
N.B.: Uitvoeringen met Xenon
koplampen zijn uitgerust met
automatische regeling van de
koplamplichtbundels.
E70720
WAARSCHUWINGEN
Gebruik de mistachterlichten
alleen wanneer het zicht minder A B
dan 50 meter bedraagt.
E70722
Schakel de mistachterlichten
niet in bij regen of sneeuwval en A Hoge stand van de
wanneer het zicht meer dan 50 koplamplichtbundels
meter bedraagt.
B Lage stand van de
koplamplichtbundels
Aanbevolen regelknopstanden
Belading Lading in
Schakelaar-
Stoelen, Stoelen, bagagecom-
Voorstoelen stand
tweede zitrij derde zitrij partiment
1-2 - - - 0
1-2 - 2 - 2
0 (0.5)
1-2 3 - - 2
1 (0.5)
61
Verlichting
Belading Lading in
Schakelaar-
Stoelen, Stoelen, bagagecom-
Voorstoelen stand
tweede zitrij derde zitrij partiment
1-2 3 - 1 2
Max 3 (0.5)
1 - - 1 2
Max 4 (1.5)
1
Zie Voertuigidentificatieplaatje (bladzijde 275).
2
Uitvoeringen met actieve schokdemperregeling.
WAARSCHUWINGSKNIP- E71943
62
Verlichting
A A
B B
E72897
A zonder AFS
B met AFS
Het AFS stelt het dimlicht afhankelijk Bij storingen in het systeem verschijnt
van de richting en de snelheid van de een bericht op het informatiedisplay.
wagen af. Het verbetert het zicht Zie Infoberichten (bladzijde 107).
tijdens het rijden in het donker en De koplampen worden in een vaste
helpt verblinding van tegenliggers centrale stand of die van het dimlicht
voorkomen. gesteld. Laat het systeem zo snel
mogelijk controleren.
Het systeem werkt niet bij stilstaande
wagen, wanneer de verlichting
overdag of de achteruitversnelling is
ingeschakeld.
63
Verlichting
Bochtverlichting
A A
B B
E72898
E70727
64
Verlichting
A B C
E71946
65
Verlichting
EEN KOPLAMP
VERWIJDEREN
WAARSCHUWING
E88875
Laat Xenon gloeilampen door
een goed opgeleide monteur 3. Trek de multistekker los.
vervangen. Er bestaat kans op een 4. Trek de koplamp zover mogelijk
elektrische schok. naar het midden van de auto en
maak hem los van het onderste
1. Open de motorkap. Zie De bevestigingspunt.
motorkap openen en sluiten 5. Trek de buitenzijde van de
(bladzijde 237). koplamp omhoog en verwijder
hem.
N.B.: Wanneer de koplamp wordt
gemonteerd, let er dan op dat de
stekker correct wordt aangesloten.
N.B.: Wanneer de koplamp wordt
gemonteerd, let er dan op dat het
onderste bevestigingspunt van de
koplamp goed op zijn plaats komt te
zitten.
N.B.: Bij het monteren van de
koplamp moet de voorste schroef in
de koplamprand zitten alvorens u
E72257 deze aanbrengt.
N.B.: Wanneer u de koplamp N.B.: Zet bij het aanbrengen van de
verwijderd, controleer dan of de koplamp eerst de schroef aan de
voorste schroef in de koplamprand voorzijde vast en daarna de schroef
achterblijft. aan de achterzijde.
2. Verwijder de schroeven.
66
Verlichting
GLOEILAMPEN
A B C D
VERVANGEN
WAARSCHUWINGEN
Schakel de verlichting uit en zet
het contact af.
Laat de gloeilamp afkoelen
voordat u deze verwijderd.
Laat Xenon gloeilampen door E72258
een goed opgeleide monteur
vervangen. Er bestaat kans op een A Richtingaanwijzer
elektrische schok.
B Koplampen, grootlicht
LET OP C Koplampen, dimlicht
Raak het glas van de gloeilamp D Bochtverlichting
niet aan.
Breng alleen gloeilampen met Richtingaanwijzer
het juiste vermogen aan. Zie 1. Verwijder de koplamp. Zie Een
Gloeilampentabel (bladzijde 78). koplamp verwijderen
(bladzijde 66).
N.B.: De volgende instructies
beschrijven hoe de gloeilampen
moeten worden verwijderd. Breng
de nieuwe gloeilampen in
omgekeerde volgorde van
verwijderen aan, tenzij anders is
voorgeschreven.
2
Koplamp
N.B.: Verwijder de kappen om de
gloeilampen te kunnen bereiken. 3
E72259
67
Verlichting
Koplampen, grootlicht
1. Verwijder de koplamp. Zie Een
koplamp verwijderen 2
(bladzijde 66).
E72260
2 Bochtverlichting
1. Verwijder de koplamp. Zie Een
koplamp verwijderen
(bladzijde 66).
3
E72261
Koplampen, dimlicht
2
68
Verlichting
Zijknipperlicht
E72264
E72291 2
2. Verwijder de lamphouder.
E72265
3. Verwijder de gloeilamp.
2. Verwijder de lamp.
Instapverlichting 3. Verwijder de gloeilamp.
N.B.: Draai het spiegelglas zover
mogelijk naar binnen.
69
Verlichting
4
E72266 E74542
1. Verwijder de rand. 4. Trek de multistekker los.
N.B.: De gloeilamp van de mistlamp
kan niet uit de lamphouder worden
verwijderd.
5. Draai de lamphouder van de
mistlamp linksom en verwijder
hem.
6. Trek de multistekker los.
7. Draai de lamphouder van het
stadslicht linksom en verwijder
hem.
8. Verwijder de gloeilamp van het
E72268 stadslicht.
70
Verlichting
Mistlamp en stadslicht
(Galaxy)
5
4
6
E72269
Achterlichtunit (S-MAX)
Richtingaanwijzer en
3 rem-/achterlicht
1
E72267
1. Verwijder de schroeven.
2. Verwijder de lamp.
3. Trek de stekker van de mistlamp
los.
N.B.: De gloeilamp van de mistlamp
kan niet uit de lamphouder worden
verwijderd.
4. Draai de lamphouder van de
mistlamp linksom en verwijder E74078
hem.
1. Verwijder de bekledingspanelen.
71
Verlichting
E72270
2. Verwijder de vleugelmoeren.
E74080
5. Verwijder de schroef.
6. Verwijder de lamphouder.
7. Druk voorzichtig de gloeilamp in
de lamphouder en draai de
gloeilamp linksom. Verwijder de
gloeilamp.
Achteruitrijlamp,
mistachterlicht en achterlicht.
E74079
3. Verwijder de lamp.
4. Trek de multistekker los.
E72271
72
Verlichting
Achterlicht (Galaxy)
Richtingaanwijzer, remlicht en
achterlicht
E74076
2. Verwijder de vleugelmoeren.
3. Verwijder de lamp.
4. Trek de multistekker los. E75380
E74077
73
Verlichting
Achteruitrijlamp,
mistachterlicht en achterlicht.
E72792
3. Verwijder de lamp.
E72794
4. Trek de multistekker los.
1. Verwijder het bekledingspaneel.
E72795
E72793 2. Verwijder de vleugelmoeren.
5. Verwijder de schroef. 3. Verwijder de lamp.
6. Verwijder de lamphouder. 4. Trek de multistekker los.
7. Druk voorzichtig de gloeilamp in
de lamphouder en draai de
gloeilamp linksom. Verwijder de
gloeilamp.
74
Verlichting
E72797
E72798
E75460
6. Verwijder de schroeven.
2. Maak de veerklemmen los.
7. Verwijder de lamphouder.
8. Druk voorzichtig de gloeilamp in
de lamphouder en draai de
gloeilamp linksom. Verwijder de
gloeilamp.
E72790
3. Verwijder de lamp.
4. Verwijder de gloeilamp.
75
Verlichting
E72789
Interieurverlichting
Uitvoeringen zonder
interieursensoren
E75458
E72788
E72790 1. Werk voorzichtig de lamp los.
3. Verwijder de lamp. 2. Verwijder het lampglas.
4. Verwijder de gloeilamp. 3. Verwijder de gloeilamp.
76
Verlichting
Uitvoeringen met
interieursensoren
E72787
3
E73939
3. Verwijder de gloeilamp.
E72796
77
Verlichting
E72785
GLOEILAMPENTABEL
78
Verlichting
79
Ruiten en spiegels
80
Ruiten en spiegels
81
Ruiten en spiegels
Veiligheidsmodus
WAARSCHUWING
De antiklemfunctie werkt tijdens
deze procedure niet.
82
Ruiten en spiegels
Elektrisch inklapbare
spiegels
De elektrisch inklapbare spiegels
werken bij aangezet contact.
N.B.: U kunt de spiegels nog
gedurende enkele minuten na het
afzetten van het contact bedienen
(kantelen en inklappen). Zodra een
A C
portier wordt geopend wordt het
B mechanisme uitgeschakeld.
E70846
A Linker spiegel
B Uit
C Rechter spiegel
Richtingen waarin de
spiegel kan worden
gekanteld
E72623
E70847
83
Ruiten en spiegels
84
Ruiten en spiegels
AUTOMATISCH
DIMMENDE SPIEGEL
2
E71028
ACHTERSTE ZIJRUITEN
Handbediende achterste
zijruiten
Openen
1
E95384
E72126
85
Ruiten en spiegels
E95385
E72127
86
Instrumenten
METERS
Type 1 en 2
A B C D
E72984
A Toerenteller
B Koelvloeistoftemperatuurmeter
C Brandstofmeter
D Snelheidsmeter
87
Instrumenten
Type 3
A B
E D C
E87713
A Toerenteller
B Snelheidsmeter
C Koelvloeistoftemperatuurmeter
D Brandstofmeter
E Informatiecentrum. Zie Infodisplays (bladzijde 93).
LET OP
Koelvloeistoftempe-
ratuurmeter Start de motor niet voordat de
oorzaak voor de oververhitting is
Geeft de temperatuur van de verholpen.
koelvloeistof aan. Bij normale
bedrijfstemperatuur blijft de naald in
het middengedeelte.
88
Instrumenten
89
Instrumenten
90
Instrumenten
91
Instrumenten
Herinneringssysteem
veiligheidsgordel
Zie
Waarschuwingssignaal
veiligheidsgordel (bladzijde 35).
Controlelamp
stabiliteitsregeling (ESP) E70499
Wanneer het systeem 1. Druk op de rechter pijltjestoets op
tijdens het rijden wordt het stuurwiel om het hoofdmenu
geactiveerd, knippert de binnen te gaan.
lamp. Als na het aanzetten van het
contact de lamp niet brandt of 2. Selecteer Setup met de op en
continu tijdens het rijden brandt, duidt neer pijltjestoetsen en druk op de
dit op een storing. Bij storingen rechter pijltjestoets.
schakelt het systeem uit. Laat het 3. Selecteer Chimes en druk op de
systeem zo snel mogelijk door een rechter pijltjestoets.
goed opgeleide monteur controleren. 4. Selecteer de gong en druk op de
OK toets om de gong in en uit te
Wanneer u het ESP uitschakelt, gaat schakelen.
de controlelamp branden. De lamp
gaat uit wanneer u het systeem weer 5. Druk op de linker pijltjestoets om
inschakelt of wanneer u het contact het menu te verlaten. Houd de
afzet. linker pijltjestoets ingedrukt om
naar het scherm van de
boordcomputer terug te keren.
AKOESTISCHE
WAARSCHUWINGSSIGNALEN
EN -INDICATIES
De gongsignalen in- en
uitschakelen
Bepaalde gongsignalen kunt u
uitschakelen.
Type gong instellen:
92
Infodisplays
E70499
Boordcomputer X X X
93
Infodisplays
Informatieberichten X X X
Klok gelijkzetten X X X
Display-instellingen - X X
Standkachel instellen - X X
Bediening navigatiesysteem - - X
Bediening CD-speler - - X
Bediening CD-wisselaar - - X
Bediening radio - - X
Bediening telefoon - - X
Bediening auxiliary aansluiting - - X
Druk op de op en neer
Type 1 pijltjestoetsen op het stuurwiel om
door de displays van de
boordcomputer te scrollen. Zie
Tripcomputer (bladzijde 102).
E80604
94
Infodisplays
Menustructuur
Informatie Berichten
Druk op de op en neer
Type 2 pijltjestoetsen op het stuurwiel om
door de displays van de
boordcomputer te scrollen. Zie
09:00 Tripcomputer (bladzijde 102).
Gem.Verbruik
l
6,3 100km
123456 km
234,2 km
E74426
95
Infodisplays
Menustructuur
Informatie Berichten
Band.spann.
Talen Engels
Duits
Italiaans
Frans
Spaans
Turks
Russisch
Nederlands
Polijsten
Zweeds
Portugees
Meeteenheid Metrisch
Brits
A B
E87752
96
Infodisplays
A B
Geluiden WeinigBrndst
Alg. Info.
Alg. waarsch.
Uitstaplicht
ACC waarsch.
FA-waarsch.
Forw. Alert Gevoeligheid Vroeg
Normaal
Laat
Waarsch.toon
Hellingstart Uit
Automatisch
Handmatig
Band.spann. Controleer
Onbeladen
Beladen
Alarm Voll. alarm
Gereduceerd
Vragen
Hulpverwarm. Tijd 1 Instellen
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Parkeerverw
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Tijd 2 Instellen
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Eenmalig Zaterdag
Nu actief Zondag
E87753
97
Infodisplays
Type 3 Navigatie
CD-speler
CD-wisselaar
Radio
E88048
Telefoon
Scroll met de toetsen door de
menudisplays.
Boordcomputer
N.B.: Na korte tijd wordt de screen
saver modus ingeschakeld. Druk op
de linker pijltjestoets om van hieruit Instellingen
de menu's binnen te gaan.
Lijst met componenten Externe (auxiliary) ingang
De geselecteerde icoon geeft het
menu weer dat in gebruik is.
98
Infodisplays
Menustructuur
CD Map / Tracks
99
Infodisplays
Configureren
Help-scherm
NAV-info
Altijd uit
Bij aanw.
Altijd aan
Talen
Engels
Duits
Italiaans
Frans
Spaans
Turks
Russisch
Nederlands
Polijsten
Zweeds
Portugees
Meeteenheid Metrisch
A B C Brits
E87755
100
Infodisplays
Geluiden WeinigBrndst
Alg. Info.
Alg. waarsch.
Uitstaplicht
ACC waarsch.
FA-waarsch.
Forw Alert Gevoeligheid Vroeg
Normaal
Laat
Waarsch.toon
Hellingstart Uit
Automatisch
Handmatig
Band.spann. Controleer
Onbeladen
Beladen
Alarm Voll. alarm
Gereduceerd
Vragen
Hulpverwarm.
E87756
101
Infodisplays
A B
Tijd 2 Instellen
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Eenmalig
Nu actief
E88067
Aux-ingang
Actieradius tot de
TRIPCOMPUTER brandstoftank leeg is
Duidt bij benadering de afstand aan
Kilometerteller die nog kan worden afgelegd voordat
De kilometerteller geeft het totale de tank leeg is. De waarde kan
aantal gereden kilometers weer. variëren naarmate de
rijomstandigheden veranderen.
Dagteller
Gemiddeld
De dagteller registreert het aantal brandstofverbruik
kilometers van een bepaald traject.
Geeft het gemiddelde
brandstofverbruik aan vanaf het
moment dat de functie op nul werd
teruggesteld.
102
Infodisplays
Gemiddelde snelheid
Geeft de berekende gemiddelde Gem.Verbruik
snelheid aan vanaf het moment dat
de functie op nul werd teruggesteld. Gem.Snelheid
Buitentemperatuur
Outside air
Geeft de buitentemperatuur weer.
Reset afst
Type 1 en 2
Afstand
10:20
E74441
Druk op de op en neer
pijltjestoetsen op het stuurwiel om
Average Fuel A door de displays van de
l
6.3 100km boordcomputer te scrollen.
N.B.: De positie van het display van
123456 km B de boordcomputer kan variëren
afhankelijk van de getoonde
234.2 km informatie.
C
E74428 Boordcomputer terugstellen
met behulp van het
A Boordcomputer hoofdmenu
B Kilometerteller Een bepaald display terugstellen:
C Dagteller 1. Druk op de rechter pijltjestoets op
het stuurwiel om het hoofdmenu
De boordcomputer beschikt over de
binnen te gaan.
volgende informatiedisplays:
2. Selecteer Reset Trip met de op
en neer pijltjestoetsen en druk op
de rechter pijltjestoets.
3. Selecteer de functie die moet
worden teruggesteld.
4. Druk op de rechter pijltjestoets
om de functie te selecteren.
5. Houd de OK toets ingedrukt.
103
Infodisplays
Type 1 en 2
A Boordcomputer
1. Druk op de rechter pijltjestoets op
Boordcomputer terugstellen het stuurwiel om het hoofdmenu
met behulp van het binnen te gaan.
hoofdmenu 2. Selecteer Setup met de op en
neer pijltjestoetsen en druk op de
Een bepaald display terugstellen: rechter pijltjestoets.
1. Selecteer Trip Computer met 3. Selecteer Display en druk op de
de op en neer pijltjestoetsen en rechter pijltjestoets.
druk op de rechter pijltjestoets.
4. Selecteer Configure en druk op
2. Selecteer de functie die moet de rechter pijltjestoets.
worden teruggesteld.
5. Om het Helpscherm, Radio
3. Houd de OK toets ingedrukt. Info en Phone Info in of uit te
schakelen, kiest u de gewenste
PERSOONLIJKE instelling en drukt u op de OK
toets om de instelling te
INSTELLINGEN bevestigen.
De volgende informatie wordt op het 6. Druk op de linker pijltjestoets om
informatiedisplay getoond wanneer het menu te verlaten. Houd de
u dit hebt geselecteerd: linker pijltjestoets ingedrukt om
naar het scherm van de
boordcomputer terug te keren.
104
Infodisplays
105
Infodisplays
106
Infodisplays
107
Infodisplays
Actief veersysteem
108
Infodisplays
Alarmsignaal
Accu en laadsysteem
Klimaatregeling
109
Infodisplays
110
Infodisplays
Immobilisatiesysteem
Hill Launch not oranje De HLA werkt niet correct. Laat dit zo
available spoedig mogelijk controleren.
Hill Launch Assist - De HLA is ingeschakeld.
active
Hill Launch Assist - De HLA is uitgeschakeld.
off
Please use park oranje De HLA is i.v.m. een storing uitgeschakeld.
brake ! Gebruik gewoon de parkeerrem op
hellingen. Zie Hill launch assist (HLA)
(bladzijde 178).
111
Infodisplays
Verlichting
Onderhoud
112
Infodisplays
113
Infodisplays
Stuurbekrachtiging
Stabiliteitsregeling (ESP)
114
Infodisplays
Transmissie
Bandenspanningcontrolesysteem
115
Infodisplays
116
Infodisplays
Spraakbesturing
117
Klimaatregeling
Airconditioning
N.B.: De airconditioning werkt alleen
wanneer de temperatuur hoger is
dan 4 ºC.
N.B.: Wanneer de airconditioning is
ingeschakeld, zal het
brandstofverbruik hoger zijn.
118
Klimaatregeling
Luchtroosters, voor
E71942
A B
E73131
119
Klimaatregeling
E75471
Luchtverdeelknop
E73132
A
HANDMATIGE F B
KLIMAATREGELING
Aanjager
E C
A
D
E71379
A Voorruit
B Beenruimte en voorruit
E75470 C Beenruimte
D Hoofdniveau en beenruimte
A Uit
E Hoofdniveau
N.B.: Wanneer u de aanjager
uitschakelt kan de voorruit beslaan. F Hoofdniveau en voorruit
120
Klimaatregeling
E71380
E71377
Interieur snel afkoelen
Ventilatie
E71378
Airconditioning
Airconditioning in- en
uitschakelen
121
Klimaatregeling
E71383
122
Klimaatregeling
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING
Twee zones
E80737
Drie zones
E70302
123
Klimaatregeling
124
Klimaatregeling
125
Klimaatregeling
126
Klimaatregeling
A
E70312
127
Klimaatregeling
Automatisch
temperatuurregelsysteem
achter in- en uitschakelen
Wanneer het systeem in de
airconditioning modus achter zit, kunt
u het systeem met de toets aan- en
uitzetten. A/C OFF of A/C ON
verschijnt op het display.
N.B.: Wanneer de airconditioning
voorin is uitgeschakeld, hebt u geen
airconditioning achterin.
Aanjager achterin
Hoge snelheid
A
E70312
Lage snelheid
Wanneer het systeem in de
airconditioning modus achter zit, druk
dan op toets A om alleen het
systeem achterin in of uit te
Wanneer het systeem in de schakelen.
airconditioning modus achter zit, kunt
u met de toetsen de
aanjagersnelheid regelen. VERWARMDE RUITEN EN
De aanjagerinstelling wordt op het SPIEGELS
display getoond.
Verwarmbare ruiten
Schakel de ruitverwarming in om de
voor- of achterruit te ontdooien of
ontwasemen.
128
Klimaatregeling
129
Klimaatregeling
E70499
130
Klimaatregeling
131
Klimaatregeling
132
Klimaatregeling
133
Stoelen
Wanneer u de veiligheidsgordel
correct draagt kunnen de stoel,
hoofdsteun, veiligheidsgordel en
airbags bij een eventuele aanrijding
optimaal bescherming bieden. Wij
raden aan dat u:
• zoveel mogelijk rechtop gaat
zitten met de onderzijde van uw
rug zover mogelijk naar achteren.
• de rugleuning van de stoel niet
meer dan 30 graden achterover
kantelt.
134
Stoelen
E70729
Hoogte van de
bestuurdersstoel verstellen
E70728
WAARSCHUWING
Beweeg te stoel naar voren en
naar achteren nadat u de
hendel hebt losgelaten om te
controleren of de stoel goed is
vergrendeld.
E70730
135
Stoelen
E70731 2
2
E70733
136
Stoelen
2 3
1 2 1
5
8 7
8 7 6
E70734
137
Stoelen
HOOFDSTEUNEN ACHTERBANK
Hoofdsteun instellen Stoelen, tweede zitrij
WAARSCHUWINGEN Stoelen naar voren en
Trek de achterste hoofdsteun achteren schuiven
omhoog wanneer iemand
achterin plaatsneemt. WAARSCHUWING
Schuif de stoel naar voren en
Wanneer een voorwaarts
naar achteren nadat u de
gericht kinderzitje op een stoel
hendel omhoog hebt getrokken om
van de tweede of derde zitrij wordt
er zeker van te zijn dat de stoel weer
geplaatst, verwijder dan altijd de
goed is vergrendeld.
hoofdsteun van die stoel.
E71879
E72644
Hoofdsteun verwijderen
Druk de knoppen in en verwijder de
hoofdsteun.
138
Stoelen
Rugleuning instellen
E72704
E72645
139
Stoelen
Rugleuningen neerklappen
WAARSCHUWING
Wanneer u de rugleuningen
neerklapt, let er dan op dat uw
vingers niet tussen de rugleuning en
het stoelframe komen.
E72646
140
Stoelen
141
Stoelen
1. Trek, om de rugleuning in te
stellen, de lus naar boven en leun A
naar achteren tegen de
rugleuning tot deze zich in de 3
gewenste stand bevindt.
2. Trek, om de rugleuning weer
omhoog te brengen, de lus uit en
laat de rugleuning
omhoogkomen.
B
Stoelen plat neerklappen
WAARSCHUWING 2
E72648
Wanneer u de rugleuningen
neerklapt, let er dan op dat uw 1. Trek de lus aan de achterzijde van
vingers niet tussen de rugleuning en de zitting uit en klap de zitting naar
het stoelframe komen. voren tot deze plat op de vloer (1)
ligt.
N.B.: Bij de Galaxy kunt u de 2. Pak de greep (A) en trek de lus
veiligheidsgordels van de derde zitrij (B) bij de onderzijde van de
losmaken van de vloerogen. Zie rugleuning naar boven en
Veiligheidsgordels vastmaken achteren (2).
(bladzijde 31).
3. Klap de rugleuning met behulp
van de greep (3) plat tegen de
vloer.
4. Pak, om de stoel weer in de
normale stand te brengen, de
greep vast en trek de rugleuning
omhoog en vervolgens naar
achteren.
1 5. Klap de zitting terug.
142
Stoelen
VERWARMDE STOELEN
LET OP
Wanneer deze functie bij
stilstaande motor wordt
3 ingeschakeld, wordt hierdoor de
accu ontladen.
E72649
1. Draai de klemmen op de
achterzijde van de rugleuningen
van de derde zitrij 90 graden om
de vloerbedekking los te maken.
2. Klap de vloerbedekking naar
voren over de neergeklapte
stoelen.
3. Om de vloerbedekking weer op
de rugleuningen vast te zetten,
klapt u het terug en drukt u de
E70601
klemmen in de rugleuning tot op
hun plaats klikken.
143
Stoelen
E71224
E70601
GEVENTILEERDE
STOELEN
LET OP
Wanneer deze functie bij
stilstaande motor wordt
ingeschakeld, wordt hierdoor de
accu ontladen.
E70602
144
Stoelen
ARMLEUNING, VOOR
2
E95256
145
Gemaksfuncties
Zijruiten
A A
E74807
E74809 DIMMER
Trek het zonnescherm omhoog en INSTRUMENTENPANEEL-
bevestig het aan de haken (A). VERLICHTING
Dak (Galaxy)
E70723
E74808
KLOK
N.B.: Sommige navigatiesystemen
stellen met behulp van GPS signalen
automatisch tijd en de datum van de
klok in.
146
Gemaksfuncties
147
Gemaksfuncties
E73705 E74130
EXTRA VOEDINGSAAN-
SLUITINGEN
LET OP
Wanneer u het aansluitpunt
gebruikt terwijl de motor niet
draait, wordt hierdoor de accu
E72977
ontladen.
148
Gemaksfuncties
Tafeltjes op de
rugleuningen
WAARSCHUWING
Gebruik de tafeltjes niet tijdens
het rijden. Controleer voordat u
wegrijdt of de tafeltjes in de onderste
stand zijn vergrendeld.
E70885
OPBERGRUIMTES
WAARSCHUWING
Rijd niet met openstaande
kleppen van de opbergvakken.
Doe voordat u wegrijdt de klep dicht.
E72630
LET OP
DASHBOARDKASTJE Bewaar geen voor warmte
gevoelige voorwerpen en
Gekoeld vloeistoffen in enig opbergvak.
handschoenenkastje
Opbergvakken voorin
N.B.: U kunt het
handschoenenkastje koelen met
behulp van de lucht uit de
airconditioning.
E72978
149
Gemaksfuncties
E72980
2
E72981
E72905
150
Gemaksfuncties
Opbergvak achterin
E72585
E72982
151
Gemaksfuncties
WEGENKAARTOP- GLASHOUDER
BERGVAKKEN
E75193
GEHEUGENFUNCTIE
E74686
WAARSCHUWINGEN
Controleer voordat u het
RUGLEUNINGTAFELTJES stoelgeheugen activeert, of de
onmiddellijke omgeving van de stoel
WAARSCHUWING vrij is van belemmeringen en dat de
Gebruik de tafeltjes niet tijdens inzittenden niet met bewegende
het rijden. Controleer voordat u delen in aanraking kunnen komen.
wegrijdt of de tafeltjes in de onderste Gebruik de geheugenfunctie
stand zijn vergrendeld. niet tijdens het rijden.
E72630
152
Gemaksfuncties
Actieve instelling
1. Zet het contact aan.
2. Stel de stoel en de buitenspiegels
in de gewenste stand.
B
3. Druk op de gewenste insteltoets
E86768
B en houd deze ingedrukt tot ter
bevestiging een gongsignaal
klinkt.
A Bedieningsorganen
stoelverstelling Zie Een opgeslagen stoelstand
Elektrisch verstelbare oproepen
stoelen (bladzijde 136).
B Insteltoetsen geheugen N.B.: Druk, om de stoel tijdens het
innemen van de stand te stoppen,
In het geheugen kunnen maximaal een willekeurige insteltoets, een
vier verschillende stoelinstellingen en geheugentoets of een
buitenspiegelstanden worden spiegelschakelaar in. De stoel stopt
opgeslagen. Ook kan de kantelstand ook met bewegen zodra de auto
van de buitenspiegel tijdens het gaat rijden.
achteruitrijden worden opgeslagen.
Zie Elektrisch verstelbare Passieve oproep
buitenspiegels (bladzijde 83). N.B.: Wanneer zich meer dan één
passive key zich binnen de
Een stand in het geheugen detectiezone bevindt, zal de
opslaan geheugenfunctie de instellingen
Passieve instelling gebruiken van de sleutel die het eerst
werd geprogrammeerd.
De auto slaat de standen van de
stoel en de buitenspiegels in de vier
afstandsbedieningen of de passive
keys op. De volgende keer dat de
auto wordt ontgrendeld, wordt de
laatst gebruikte stand van de stoel
en de buitenspiegels ingesteld.
153
Gemaksfuncties
Actieve oproep
Druk op de insteltoets voor de
gewenste rijpositie. De stoel en de
spiegels bewegen in de stand die
onder de insteltoets is opgeslagen.
E71969
KINDER
OBSERVATIESPIEGEL Zie de afzonderlijke audiohandleiding.
E75192
154
De motor starten
ALGEMENE INFORMATIE
Algemene opmerkingen
over het starten
Als de accu losgekoppeld is geweest
kan de motor, nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, een E72128
afwijkende draaikarakteristiek
vertonen gedurende ca. 8 kilometer. 0 Contact uitgeschakeld.
De oorzaak is, dat het I De ontsteking en alle hoofdcircuits
motormanagement zich weer aan zijn uitgeschakeld.
de motor moet aanpassen. N.B.: Laat, om te voorkomen dat de
Ongebruikelijke rijkarakteristieken accu leegraakt, de contactsleutel niet
tijdens deze periode moeten worden te lang in deze stand staan.
genegeerd.
II Het contact staat aan. Alle
Motor starten door middel elektrische circuits zijn ingeschakeld.
van slepen of duwen Waarschuwings- en controlelampen
branden. Dit is de stand waarin de
WAARSCHUWING sleutel moet staan tijdens het rijden.
Om beschadiging te voorkomen U moet deze stand ook kiezen
moet u uw auto niet aanduwen wanneer de auto wordt gesleept.
of aanslepen. Gebruik hulpstartkabels III Startmotor ingeschakeld. Laat de
en een hulpaccu. Zie Gebruik van sleutel los zodra de motor aanslaat.
startkabels (bladzijde 255).
STUURWIELBLOKKERING
CONTACTSLOT
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Controleer altijd voordat u
Draai de sleutel nooit terug in de probeert uw wagen in
stand 0 zolang de auto nog in beweging te brengen of het stuurslot
beweging is. is uitgeschakeld.
Uitvoeringen zonder
keyless startsysteem
Stuurslot activeren:
1. Neem de sleutel uit het
contactslot.
155
De motor starten
156
De motor starten
157
De motor starten
158
De motor starten
MOTOR UITSCHAKELEN
Auto's met
turbocompressor
LET OP
Zet de motor niet af wanneer
deze met een hoog toerental E97918
draait. Als de motor bij een hoog
toerental wordt afgezet, zal de Sluit de motorverwarming 2 tot 3 uur
turbocompressor nog draaien nadat aan, voordat u de motor start.
de oliedruk al tot nul is gedaald. Dit
heeft vroegtijdige slijtage van de
compressorlagers tot gevolg.
159
Brandstof en tanken
VEILIGHEIDS- BRANDSTOFKWALITEIT -
MAATREGELEN FLEX FUEL (FF,
ETHANOL)
WAARSCHUWINGEN
Stop met tanken nadat het WAARSCHUWINGEN
vulpistool voor de tweede keer Breng geen wijzigingen aan het
is afgeslagen. Alle brandstof die u dan brandstofsysteem of
nog toevoegt vult de expansieruimte onderdelen ervan aan.
in de brandstoftank, hetgeen er toe
kan leiden dat de brandstof Vervang het brandstofsysteem
overstroomt. Het morsen van of componenten ervan niet door
brandstof kan gevaarlijk zijn voor onderdelen die niet specifiek zijn
andere weggebruikers. ontworpen voor gebruik van
bio-ethanol.
Vermijd open vuur of
hittebronnen in de nabijheid van
het brandstofsysteem. Het LET OP
brandstofsysteem staat onder druk. Gebruik geen gelode benzine of
Wanneer het brandstofsysteem lekt, benzine met additieven die
bestaat het gevaar van verwonding. andere metallische bestanddelen
(bijv. op mangaan gebaseerd) bevat.
Deze kunnen het emissiesysteem
BRANDSTOFKWALITEIT - beschadigen.
BENZINE Gebruik geen methanol in plaats
van bio ethanol E 85.
N.B.: Gebruik uitsluitend brandstof
van hoge kwaliteit zonder additieven
of andere toevoegingen. N.B.: Gebruik uitsluitend brandstof
van hoge kwaliteit zonder additieven
LET OP of andere toevoegingen.
Gebruik geen gelode benzine of N.B.: Gebruik van bio ethanol E 85
benzine met additieven die kan leiden tot een hoger
andere metallische bestanddelen brandstofverbruik.
(bijv. op mangaan gebaseerd) bevat.
N.B.: De correcte brandstofsoort
Deze kunnen het emissiesysteem
voor uw auto staat vermeld op een
beschadigen.
sticker aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep.
Gebruik ongelode benzine met een
minimum octaangetal van 95
die voldoet aan de specificatie EN
228, of een equivalent.
160
Brandstof en tanken
Gebruik ongelode benzine met een N.B.: Wij raden het langdurig gebruik
minimum octaangetal van 95 van additieven af die vlokvorming
die voldoet aan de specificatie EN moeten voorkomen.
228, of een equivalent. U kunt
tevens een mengsel gebruiken van Gebruik dieselolie die voldoet aan de
ongelode benzine en bio ethanol E specificatie EN 590, of een
85. equivalent.
U kunt dieselolie gebruiken die
Opslaan voor de lange maximaal 5% RME (biodiesel) bevat.
termijn
Vanwege kleine hoeveelheden KATALYSATOR
corrosiebevorderende
verontreinigingen in bio ethanol E85 Rijden met een auto met
wordt aanbevolen de tank alleen te katalysator
vullen met ongelode benzine met
een octaangetal van 95 alvorens de LET OP
auto voor een langere periode niet Zorg ervoor dat u de tank niet
te gebruiken. leeg rijdt.
Schakel de startmotor niet
BRANDSTOFKWALITEIT - langdurig achtereen in.
DIESEL Laat de motor niet met een
losgekoppelde bougiekabel
N.B.: Gebruik uitsluitend brandstof draaien.
van hoge kwaliteit zonder additieven
of andere toevoegingen. Sleep of duw de auto niet aan.
Gebruik hulpstartkabels. Zie
WAARSCHUWING Gebruik van startkabels
Meng de dieselolie niet met olie, (bladzijde 255).
benzine of andere vloeistoffen. Zet het contact tijdens het rijden
Deze kunnen een chemische reactie niet af.
veroorzaken.
161
Brandstof en tanken
Parkeren
WAARSCHUWING 3
Parkeer uw auto niet boven
droge bladeren of gras. Na het
afzetten van de motor straalt het
uitlaatsysteem nog gedurende enige
tijd veel warmte uit. Hierdoor ontstaat 2
het gevaar van brand.
E73225
TANKKLEP
Draai de dop, om hem te sluiten,
N.B.: Met het centraal rechtsom tot hij klikt.
vergrendelingssysteem wordt ook
de klep van de brandstofvulopening TANKEN
vergrendeld en ontgrendeld. Zie
Vergrendelen en ontgrendelen
LET OP
(bladzijde 41).
Probeer niet de motor te starten
N.B.: Het is normaal dat een sissend
wanneer u de tank met de
geluid hoorbaar is wanneer u de
onjuiste brandstofsoort hebt gevuld.
tankdop opent.
Hierdoor kan de motor worden
beschadigd. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren.
BRANDSTOFVERBRUIK
De CO2 waarden en de
brandstofverbruikcijfers zijn afgeleid
1 van laboratoriumtests volgens EEC
richtlijn 80/1268/EEC en aanvullingen
daarop. Deze richtlijnen worden door
alle automobielfabrikanten
E94744 aangehouden.
162
Brandstof en tanken
Deze gegevens zijn bedoeld voor het Uw Ford dealer dient u gaarne van
vergelijken van merken en modellen. advies hoe u het brandstofverbruik
Ze zijn niet bedoeld als weergave van kunt verlagen.
het werkelijke brandstofverbruik van
uw wagen. Het werkelijke
brandstofverbruik wordt door vele
factoren bepaald, waaronder de
rijstijl, rijden met hoge snelheden,
starten/stoppen, gebruik van de
airconditioning, de gemonteerde
accessoires, rijden met een
aanhanger, enz.
TECHNISCHE SPECIFICATIE
S-MAX
Brandstofverbruikscijfers
163
Brandstof en tanken
Galaxy
Brandstofverbruikscijfers
164
Versnellingsbak/transmissie
2
1
E75051
165
Versnellingsbak/transmissie
2
1
S
E75052 E80836
P Parkeerstand
R Achteruit
N Neutraal
D Rijden
S Sportmodus en handmatig
schakelen
WAARSCHUWING
Druk het rempedaal in voordat
u de keuzehendel verplaatst;
houd het rempedaal ingedrukt tot u
klaar bent om weg te rijden.
166
Versnellingsbak/transmissie
167
Versnellingsbak/transmissie
Stoppen
1. Laat het gaspedaal opkomen en
druk het rempedaal in.
2. Schakel de parkeerrem in.
E81705
168
Versnellingsbak/transmissie
169
Remmen
ABS
WAARSCHUWING
ABS is niet bedoeld om de
E71353
bestuurder te ontheffen van zijn
WAARSCHUWING plicht om tijdens het rijden voorzichtig
en oplettend te zijn.
Wanneer een remcircuit uitvalt,
voelt het rempedaal zachter Het ABS voorkomt dat de wielen
aan. Druk het rempedaal krachtig in blokkeren, zelfs tijdens krachtig
en houd rekening met een langere remmen, waardoor de auto in
remweg. Stop en laat dit onmiddellijk noodsituaties volledig bestuurbaar
controleren. Hervat uw reis niet. en stabiel blijft. Het ABS controleert
de omtreksnelheid van alle wielen en
Uw auto is uitgerust met een regelt de remdruk naar elk wiel
diagonaal gescheiden remsysteem. afzonderlijk. Tijdens krachtig remmen
Wanneer een remcircuit uitvalt, blijft optimaliseert het ABS de adhesie
het andere operationeel. tussen band en wegdek.
Schijfremmen
TIPS VOOR RIJDEN MET
ABS
E71354
E71355
170
Remmen
Handrem vrijzetten
1. Druk het rempedaal stevig in.
2. Trek de handremhefboom lichtjes
aan, druk de knop in en druk de
hefboom naar beneden.
ELEKTRONISCHE
PARKEERREM (EPB)
De elektrische parkeerrem (EPB)
vervangt de conventionele handrem.
Hij wordt bediend d.m.v. een
schakelaar op de middenconsole.
E73224
171
Remmen
172
Remmen
De EPB uitschakelen
Automatisch loszetten -
loszetten bij het wegrijden
E70529 (DAR)
Houd de schakelaar ingedrukt terwijl N.B.: Bij auto's met een
u het contact afzet of wanneer u de automatische transmissie moet het
sleutel uit het contactslot neemt. bestuurdersportier worden gesloten
en de veiligheidsgordel van de
WAARSCHUWING bestuurder worden vastgemaakt
Wanneer u bij het afzetten van voordat het DAR werkt.
het contact voorkomt dat de
EPB wordt ingeschakeld, blijft deze
uitgeschakeld wanneer u de sleutel
uit het contactslot neemt.
173
Remmen
E70529
174
Remmen
Onderbreking van de
stroomtoevoer
WAARSCHUWING
Het is mogelijk dat u de EPB niet
kunt in- of uitschakelen wanneer
de stroomtoevoer is onderbroken,
bijvoorbeeld bij een lege accu, een
defecte dynamo of een storing in de
elektronica.
175
Stabiliteitsregeling
Controlelamp Elektronisch
Stabiliteits Programma (ESP)
B WAARSCHUWING
A De noodremassistent is niet
bedoeld om de bestuurder te
A B A ontheffen van zijn plicht om tijdens
het rijden voorzichtig en oplettend te
zijn.
E72903
176
Stabiliteitsregeling
177
Hill launch assist (HLA)
E74629
178
Hill launch assist (HLA)
179
Hill launch assist (HLA)
180
Hill launch assist (HLA)
181
Actieve schokdemperregeling
WERKING Sport
In deze stand zijn de schokdempers
Het actieve schokdempsysteem
meer sportief ingesteld en worden
zorgt voor een betere wendbaarheid,
de carrosseriebewegingen maximaal
verhoogd comfort en een hogere
gedempt. De carrosserie volgt de
stabiliteit door continu de
wegoneffenheden om rolneigingen
karakteristiek van de schokdempers
tijdens het snel nemen van bochten
aan te passen aan het wegdek en
te onderdrukken en u krijgt het
de rijomstandigheden. Dit systeem
typische gevoel van een sportwagen.
in combinatie met ABS heeft het
voordeel dat de remweg op slechte
wegen korter wordt. GEBRUIK VAN DE
Al naar gelang uw wensen en rijstijl ACTIEVE
kunt u kiezen uit de volgende drie SCHOKDEMPERREGELING
standen:
Een instelling selecteren
Comfort
N.B.: Nadat u een instelling hebt
In deze stand zijn de schokdempers
geselecteerd, kunt u niet onmiddellijk
ten aanzien van de weg en
een verschil in het gedrag van de
rijomstandigheden soepele ingesteld,
wagen merken. Het effect van de
maar bieden zij nog steeds maximale
continu geregelde demping is
stabiliteit onder kritieke
afhankelijk van het wegoppervlak en
omstandigheden. De bewegingen
de rijomstandigheden.
van de carrosserie worden soepel
door de dempers onderdrukt,
waardoor het rijden comfortabel
wordt.
Normaal
Deze stand is voor optimale
prestaties tijdens normaal, maar
E70475
sportief rijden. De
carrosseriebewegingen zijn nog De instelling kan tijdens het rijden
comfortabel, maar in vergelijking tot worden veranderd.
de comfort-stand reageert de wagen
stugger op wegoneffenheden en
rijomstandigheden. Het dynamische
gedrag van de wagen in deze stand
komt overeen met het kenmerkende
gedrag van Ford personenwagens.
182
Actieve schokdemperregeling
183
Parkeerhulp
184
Parkeerhulp
185
Snelheidsregeling (cruise control)
186
Snelheidsregeling (cruise control)
E70614 E70613
E70616
187
Adaptieve snelheidsregeling (ACC)
WERKING WAARSCHUWINGEN
Wanneer ACC is ingeschakeld,
Adaptive cruise control is ontwikkeld kunt u ongebruikelijke geluiden
om u te helpen de afstand tot de horen wanneer automatisch wordt
auto voor u gelijk te houden of een afgeremd. Dit is normaal en het
rijsnelheid in te stellen wanneer er wordt veroorzaakt door het
zich geen langzamer rijdend verkeer automatische remsysteem.
voor u bevindt. Het systeem is
bedoeld om het rijden te Het adaptive cruise control systeem
veraangenamen wanneer u andere is gebaseerd op het gebruik van een
auto's volgt die op dezelfde rijstrook radarsensor, die een stralenbundel
in dezelfde richting rijden. direct vóór de auto projecteert.
WAARSCHUWINGEN Binnen het bereik van het systeem
zien deze stralenbundel alle auto's
Adaptive cruise control is geen
vóór u.
systeem dat waarschuwt voor
aanrijdingen en deze voorkomt. De De radarsensor is achter de grille
afzonderlijke forward alert functie gemonteerd, direct rechts naast het
waarschuwt voor aanrijdingen en Ford ovaal (gezien vanaf de voorzijde
verlaagt de rijsnelheid. Zie Functie van de auto).
voorgangerwaarschuwing Wanneer ACC is ingeschakeld, volg
(forward alert) (bladzijde 193). U dan de volgende richtlijnen strikt op:
moet zelf ingrijpen wanneer het
systeem geen verkeer voor u • Gebruik adaptive cruise control
waarneemt. alleen wanneer de
verkeerssituatie dit toelaat,
Adaptive cruise control kan niet bijvoorbeeld op snelwegen en
met alle verkeerssituaties, hoofdwegen waarop het verkeer
weers- en wegomstandigheden blijft doorstromen.
rekening houden.
• Gebruik ACC niet bij slecht zicht,
Tijdens het rijden bent u vooral niet bij mist, zware
verantwoordelijk voor het regenval, opspattend water en
handhaven van de juiste afstand en sneeuw.
snelheid, ook wanneer adaptive
cruise control is ingeschakeld. U • Gebruik ACC niet op bevroren of
moet altijd oplettend in het verkeer gladde wegen.
blijven en ingrijpen wanneer adaptive • Het is uw verantwoording alert te
cruise control niet de juiste snelheid blijven, veilig te rijden en te allen
of afstand aanhoudt. tijde de controle over de wagen
te behouden.
Adaptive cruise control remt niet
af voor langzaam rijdende of
stilstaande auto's.
188
Adaptieve snelheidsregeling (ACC)
189
Adaptieve snelheidsregeling (ACC)
WAARSCHUWING A
E
U dient dan onmiddellijk te
reageren, omdat de ACC
onvoldoende remt om een veilige B
afstand tot uw voorligger aan te
houden.
E70615
190
Adaptieve snelheidsregeling (ACC)
E82312
E82311
191
Adaptieve snelheidsregeling (ACC)
192
Adaptieve snelheidsregeling (ACC)
193
Adaptieve snelheidsregeling (ACC)
Gevoeligheid voor de
waarschuwingen instellen
U kunt de gevoeligheid van het
waarschuwingssysteem instellen met
de knoppen op het stuurwiel. Zie
Algemene informatie (bladzijde
93).
194
Adaptieve snelheidsregeling (ACC)
195
Transport
(bladzijde 275).
196
Transport
BAGAGEVERANKERINGSPUNTEN
Galaxy
A B
A B
A B
C
E75393
197
Transport
S-MAX
C
A
A B
A B
E75394
198
Transport
SCHUIFBARE
LAADVLOER
WAARSCHUWING
Schuif de laadvloer niet naar
achteren wanneer de wagen
met de voorzijde naar boven op een
helling van 15 graden of meer staat.
LET OP
Het maximum toelaatbare
gewicht op de schuifbare E74811
laadvloer bedraagt 200 kg.
Druk om de laadvloer geheel uit te
Het maximum toelaatbare gewicht schuiven, de ontgrendelhendel
op het uiteinde van de schuifbare opnieuw in en schuif de vloer uit tot
laadvloer bij volledig uitgetrokken deze in de eindstand wordt
laadvloer (buiten de bagageruimte vergrendeld.
uitgetrokken) bedraagt 120 kg. Druk, om de laadvloer naar voren te
schuiven, de ontgrendelhendel in en
duw de vloer naar voren.
N.B.: U hoeft weinig kracht op de
ontgrendelhendel uit te oefenen
wanneer u bij het indrukken van de
ontgrendelhendel de laadvloer licht
naar voren drukt.
Opbergvak
In de vloer aan de achterzijde van de
bagageruimte bevindt zich een
opbergvak.
Til, om toegang te krijgen tot dit
E74810
opbergvak, de laadvloer als volgt op:
Druk de ontgrendelhendel in en trek
de laadvloer naar achteren. Deze
stopt en wordt in het midden
vergrendeld.
199
Transport
1. Druk de ontgrendelhendel in en
trek de laadvloer iets naar
achteren.
2. Til de achterzijde van de laadvloer
2 1) omhoog.
3. Druk de vloer naar voren tot deze
1 aan de voorzijde (2) tegen de
aanslag komt.
4. Maak de steun los van de klem
op de onderzijde van de vloer.
5. Breng het uiteinde aan in de
vierkante houder in de rail aan de
E74812 linkerzijde (3).
6. Til het bagage-afdekpaneel aan
de lus omhoog.
Laadvloer in de normale stand
terugbrengen:
1. Houd de vloer met een hand vast
en maak de steun aan de andere
zijde los.
2. Breng de steun weer in de klem
aan.
3. Laat de vloer zakken.
4. Druk de ontgrendelhendel in en
trek de laadvloer naar achteren
3 tot hij op zijn plaats op de rails valt.
E74813
200
Transport
LET OP
Houd een afstand van minimaal
een centimeter aan tussen het
E72983 bagagenet en de stoelen ervoor.
A B
E75891
E75395
A Achter de voorstoelen
B Achter de stoelen op de
tweede zitrij
201
Transport
Net aanbrengen
2
C
E75892
E75893
C Ontgrendeltoets
202
Transport
3
5
E75894
203
Transport
LET OP BAGAGEAFDEKKINGEN
Controleer of de stangen stevig
in de bekledingspanelen WAARSCHUWING
vastzitten.
Leg geen voorwerpen op het
bagageafdekpaneel.
E95920
204
Transport
DAKREKKEN EN BEVESTIGINGSPUNTEN
BAGAGEDRAGERS VOOR LADING
Imperiaal
WAARSCHUWINGEN
Wanneer u een imperiaal
gebruikt, kan het
brandstofverbruik van uw auto hoger
zijn en kan de rijkarakteristiek anders
zijn.
Wanneer u een imperiaal
aanbrengt, lees dan de E75002
instructies van de fabrikant en volg
deze op. WAARSCHUWINGEN
Klap de leuning niet omhoog
LET OP wanneer een ladingsteun is
Overschrijd de maximum aangebracht.
toelaatbare dakbelasting van 75 Overschrijd niet het maximum
kg (inclusief de imperiaal) niet. toelaatbare laadgewicht van 60
kg voor twee ladingsteunen en 30
Controleer of de imperiaal goed kg voor één ladingsteun.
vastzit en zet de bevestigingen als
volgt vast: Controleer of de ladingsteunen goed
• voordat u vertrekt vastzitten en zet de bevestigingen
als volgt vast:
• na 50 kilometer (30 mijl) te
hebben gereden • voordat u vertrekt
• met intervallen van 1.000 • na 50 kilometer (30 mijl) te
kilometer (600 mijl). hebben gereden
Wanneer de imperiaal niet in gebruik • met intervallen van 1.000
is, moeten de rails in dwarsrichting kilometer (600 mijl).
naar achteren worden verplaatst om
geluiden die door de wind worden
veroorzaakt tot een minimum te
beperken. Als de rails in dwarsrichting
niet worden gebruikt, moeten ze
worden verwijderd om het
brandstofverbruik te verlagen.
205
Transport
E74997
E74999
E74998
206
Transport
E75003
E75000
207
Transport
3 3
2
E76378
208
Transport
LET OP
Houd een afstand van minimaal
een centimeter aan tussen het
hondenrek en de stoelen ervoor.
A B
E76380
5. Breng de ladingsteun op de
neergeklapte rugleuning aan
zodat de bouten door de twee
gaten in het langste deel van de
ladingsteun steken.
6. Zet de ladingsteun met de twee
vleugelmoeren vast. A B
7. Het verwijderen geschiedt in E75891
omgekeerde volgorde.
A Achter de voorstoelen
HONDENREK B Achter de stoelen op de
tweede zitrij
WAARSCHUWING
Wanneer het hondenrek is
aangebracht, ga dan niet op de
stoelen ervoor zitten.
209
Transport
Hondenrek aanbrengen
2
D
C
E75896
E75898
E75897
210
Transport
211
Aanhangers trekken
212
Aanhangers trekken
Trekhaakkogel
ontgrendelen
1
2
2 E71330
E71329 WAARSCHUWING
Breng de trekhaakkogel alleen
aan wanneer de koppeling
volledig is ontgrendeld.
213
Aanhangers trekken
A
2
E71331 B
1
WAARSCHUWING E71332
Wanneer aan één van de
onderstaande voorwaarden niet 1. Koppel de aanhanger af.
kan worden voldaan, gebruik dan de 2. Verwijder de beschermkap. Schuif
trekhaak niet en laat deze door een de kap op de sleutel. Steek de
goed opgeleide monteur controleren. sleutel in het slot en ontgrendel
deze (1).
Controleer voordat u gaat rijden of
de trekhaakkogel goed is
vergrendeld. Controleer of:
214
Aanhangers trekken
215
Aanhangers trekken
D
E76040
E75174
216
Aanhangers trekken
E75176
E75177
217
Aanhangers trekken
218
Aanhangers trekken
Onderhoud
LET OP
De trekhaak en het mechanisme
zijn onderhoudsvrij. Smeer ze niet
met olie of vet.
Alleen de fabrikant mag aan de
trekhaak reparaties uitvoeren of
hem demonteren.
Wanneer de auto met een
stoomreiniger wordt gereinigd,
richt dan de lans niet rechtstreeks op
het scharnierpunt van de
trekhaakkogel.
219
Tips voor het rijden
INRIJDEN
Banden
WAARSCHUWING
Nieuwe banden hebben een
inlooptijd van ongeveer 500
kilometer (300 mijl). Gedurende deze
periode kan de auto een andere
rijkarakteristiek vertonen.
Remmen en koppeling
WAARSCHUWING
Vermijd indien mogelijk het
intensief gebruik van de
remmen en de koppeling gedurende
de eerste 150 kilometer (100 mijl) in
de stad en gedurende de eerste
1.500 kilometer (1.000 mijl) op
snelwegen.
Motor
LET OP
Rijd de eerste 1.500 kilometer
(1.000 mijl) niet te snel. Varieer
uw snelheid en schakel tijdig op. Laat
de motor niet zwoegen.
220
Nooduitrusting
E73238
GEVARENDRIEHOEK
E73239
221
Staat na een aanrijding
COMPONENTEN VAN
VEILIGHEIDSSYSTEEM
INSPECTEREN
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels die zijn belast ten
gevolge van een aanrijding moeten
worden vervangen en de
verankeringen worden
gecontroleerd. Deze
werkzaamheden moeten door een
correct hiertoe opgeleide monteur
worden uitgevoerd.
222
Zekeringen
PLAATSEN
ZEKERINGENHOUDERS
Zekeringenkast in het
motorcompartiment
E72590
Centrale zekeringenkast
E72622
223
Zekeringen
LET OP
Breng een vervangingszekering
met hetzelfde vermogen aan als
van de verwijderde zekering.
WAARSCHUWINGEN
Wijzig de elektrische installatie
van de wagen op geen enkele
wijze. Laat reparaties aan de
elektrische installatie en het
vervangen van relais en zekeringen
voor hoge stroomsterktes door een
goed opgeleide monteur uitvoeren.
224
Zekeringen
SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN
Zekeringenkast in het motorcompartiment
E75525
225
Zekeringen
226
Zekeringen
Voorgloeirelais, koppelingsrelais
F12 10 rood airconditioning (AC) (2,2 l Duratorq-
TDCi)
F13 15 blauw Relais airconditioning
Dieselfilterverwarming, brandstofdoseer-
F14 15 blauw
eenheid (2,2 l Duratorq-TDCi)
F15 40 oranje Relais startmotor
transpa- Extra verwarming dieselmotor (PTC)
F16 80
rant
F17 60 blauw Voeding A centrale zekeringenkast
F18 60 blauw Voeding B centrale zekeringenkast
F19 60 blauw Voeding C zekeringenkast achterin
F20 60 blauw Voeding D zekeringenkast achterin
F21 – – Wordt niet gebruikt
F22 30 groen Ruitenwissermodule
1 transpa- Achterruitverwarming
F23 25 rant
F23 30
1 groen Achterruitverwarming
227
Zekeringen
228
Zekeringen
Centrale zekeringenkast
E75527
F1 5 bruin Regensensor
F2 10 rood Voeding SRS (airbag)
ABS, gierhoeksensor (ESP), elektrische
F3 5 bruin
parkeerrem (EPB)
Elektrische voeding, voeding gaspe-
F4 7,5 bruin
daal, elektronische zekering
F5 15 blauw Achterruitwisser
229
Zekeringen
230
Zekeringen
Zekeringenkast achterin
E75526
231
Zekeringen
232
Zekeringen
233
Bergen van de auto
E73240
234
Bergen van de auto
LET OP
Te veel spanning op de
sleepkabel kan schade
toebrengen aan uw en aan de
trekkende wagen.
Bevestig aan het voorste
sleepoog geen sleepstang.
235
Onderhoud
236
Onderhoud
E73698 E87786
Motorkap sluiten
WAARSCHUWING
Zorg dat de motorkap goed
wordt gesloten.
237
Onderhoud
A B C D E
J I H G F
E73231
238
Onderhoud
A B C D E
J I H G F
E81313
239
Onderhoud
A B C D E
J I H G F
E73232
240
Onderhoud
241
Onderhoud
A B C D E
J I H G F
E73233
242
Onderhoud
A B C D E
J I H G F
E87715
243
Onderhoud
A B C D E
J I H G F
E73234
244
Onderhoud
245
Onderhoud
A B A B
E92036 E95527
A MIN A MIN
B MAX B MAX
A B
E95542
A MIN
B MAX
E95543
A MIN
B MAX
246
Onderhoud
MOTOROLIE Bijvullen
CONTROLEREN WAARSCHUWINGEN
Vul alleen bij wanneer de motor
LET OP koud is. Wacht wanneer de
Gebruik geen additieven of motor heet is tien minuten om de
andere smeermiddelen. Onder motor te laten afkoelen.
bepaalde omstandigheden kunnen Verwijder de vuldop niet bij
deze de motor beschadigen. draaiende motor.
247
Onderhoud
248
Onderhoud
STUURBEKRACHTI- Bijvullen
GINGSVLOEISTOF Verwijder de brandstofdop.
CONTROLEREN LET OP
WAARSCHUWING Het oliepeil mag niet boven het
MAX merkteken komen te
Voorkom dat de vloeistof in staan.
contact komt met de huid of de
ogen. Mocht dit toch gebeuren,
Vul vloeistof bij die voldoet aan de
spoel het betreffende lichaamsdeel
Ford specificatie. Zie Technische
dan direct met veel water schoon en
specificatie (bladzijde 250).
neem contact op met uw huisarts.
LET OP RUITENSPROEI-
Controleer of het peil tussen de ERVLOEISTOF
MIN en MAX merktekens staat. CONTROLEREN
249
Onderhoud
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Vloeistoffen
Item Aanbevolen vloeistof Specificatie
Ford of Motorcraft
Motorolie Formula E SAE 5W-30 WSS-M2C913-B
*
motorolie
Stuurbekrachtigingsvloei- Ford of Motorcraft
WSS-M2C204-A2
stof Power Steering Fluid
Motorcraft SuperPlus
Koelvloeistof WSS-M97B44-D
antivries
Ford of Motorcraft Super
Remvloeistof ESD-M6C57-A
DOT 4 remvloeistof
LET OP
Gebruik geen olie die niet aan de specificaties of eisen voldoet. Het gebruik
van ongeschikte olie kan beschadiging van de motor tot gevolg hebben,
hetgeen niet onder uw garantie valt.
*
Als alternatief kunt u SAE 5W-30 motorolie gebruiken, wanneer deze
voldoet aan de specificatie WSS-M2C913-B.
N.B.: Wanneer u uw wagen gebruikt bij temperaturen lager dan -20 °C, moet
u geen SAE 10W-40 motorolie gebruiken.
Olie bijvullen: Wanneer geen olie verkrijgbaar is die voldoet aan de
specificatie WSS-M2C913-B, moet u SAE 5W-30 (aanbevolen), SAE
5W-40 of SAE 10W-40 gebruiken met de specificatie ACEA A1/B1
(aanbevolen) of ACEA A3/B3. Het gebruik van deze oliën kan tot gevolg
hebben dat de motor minder snel aanslaat, minder vermogen levert, meer
brandstof verbruikt en een hogere emissiewaarde heeft.
Inhouden
Stuurbekrachtigingsvloei-
Alle MAX-merkteken
stof
Alle Voorruitsproeiers 3,9 (0,9)
250
Onderhoud
Smeersysteem van de
2,0 l Duratec-HE 4,3 (1,0)
motor - inclusief oliefilter
Smeersysteem van de
2,0 l Duratec-HE 3,9 (0,9)
motor - exclusief oliefilter
2,0 l Duratec-HE Koelsysteem 6,2 (1,4)
2,0 l Duratec-HE Brandstoftank 70 (15,4)
Smeersysteem van de
2,3 l Duratec-HE 4,3 (1,0)
motor - inclusief oliefilter
Smeersysteem van de
2,3 l Duratec-HE 3,9 (0,9)
motor - exclusief oliefilter
2,3 l Duratec-HE Koelsysteem 6,9 (1,5)
2,3 l Duratec-HE Brandstoftank 70 (15,4)
Smeersysteem van de
2,5 l Duratec-ST 5,8 (1,3)
motor - inclusief oliefilter
Smeersysteem van de
2,5 l Duratec-ST 5,5 (1,2)
motor - exclusief oliefilter
2,5 l Duratec-ST Koelsysteem 7,1 (1,6)
2,5 l Duratec-ST Brandstoftank 70 (15,4)
Smeersysteem van de
1,8 l Duratorq-TDCi 5,6 (1,2)
motor - inclusief oliefilter
Smeersysteem van de
1,8 l Duratorq-TDCi 5,0 (1,1)
motor - exclusief oliefilter
1,8 l Duratorq-TDCi Koelsysteem 7,9 (1,7)
1,8 l Duratorq-TDCi Brandstoftank 70 (15,4)
Smeersysteem van de
2,0 l Duratorq-TDCi 5,5 (1,2)
motor - inclusief oliefilter
Smeersysteem van de
2,0 l Duratorq-TDCi 5,0 (1,1)
motor - exclusief oliefilter
251
Onderhoud
252
Verzorging van de auto
253
Verzorging van de auto
254
Accu van de auto
GEBRUIK VAN
STARTKABELS
LET OP
Verbind alleen accu's met
dezelfde nominale spanning met
elkaar. A
Gebruik altijd hulpstartkabels met
geïsoleerde klemmen en een
voldoende dikke kern.
Koppel de ontladen accu niet los
van de elektrische installatie van C D
de auto.
E75183
255
Accu van de auto
Motor starten
1. Start de motor van auto B en laat
deze met een matig hoog
toerental draaien.
2. Start de motor van auto A.
3. Laat beide motoren minimaal drie
minuten draaien alvorens de
kabels los te koppelen.
256
Velgen en banden
Boordkrik
Uw auto wordt niet met een
boordkrik of een wielmoersleutel
geleverd.
257
Velgen en banden
E90709
258
Velgen en banden
WAARSCHUWINGEN
Laat de inzittenden uitstappen.
259
Velgen en banden
WAARSCHUWINGEN
Laat geen run flat banden
monteren als de auto hiermee
oorspronkelijk niet was uitgerust.
Raadpleeg uw dealer voor meer
informatie over de geschiktheid van
banden.
LET OP
Bevestig lichtmetalen velgen niet
met moeren die voor stalen
velgen zijn bestemd.
E75442
4. Zet de wielmoeren in de
aangegeven volgorde voorlopig
vast.
5. Laat de auto zakken en verwijder
de krik.
260
Velgen en banden
261
Velgen en banden
262
Velgen en banden
WAARSCHUWINGEN LET OP
Wanneer de bandenspanning Wanneer de fles in de houder
binnen zeven minuten lager wordt gedraaid, wordt de
wordt dan 1,8 bar (26 psi), kan de afdichting van de fles verbroken.
band ernstig zijn beschadigd, Draai de fles niet uit de houder omdat
waardoor een tijdelijke reparatie dan het afdichtmiddel ontsnapt.
onmogelijk is. Vervolg in een dergelijk
geval uw reis niet met deze band.
263
Velgen en banden
A
K
J
C
D
H
E94973
A Beschermkap
B Aflaatklep
C Slang
D Oranje dop
264
Velgen en banden
E Flessenhouder
F Drukmeter
G Stekker met kabel
H Compressorschakelaar
I Label
J Flessendop
K Fles afdichtmiddel
265
Velgen en banden
266
Velgen en banden
D
C
E87667
267
Velgen en banden
268
Velgen en banden
269
Velgen en banden
270
Velgen en banden
Belading instellen
Banden
Banden
0,0 0,0
Controleer
bar bar Onbeladen
Beladen
0,0 0,0
E74435
271
Velgen en banden
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Aanhaalmoment wielmoeren
Wieltype Nm (Ib-ft)
Maximaal
Normaal beladen
beladen
2,0 l Duratec-HE
en 2,3 l Duratec- 215/60 R 16 2,2 (32) 2,4 (35) 2,6 (38) 3,1 (45)
HE
2,0 l Duratec-HE
en 2,3 l Duratec- 225/50 R 17 2,2 (32) 2,2 (32) 2,6 (38) 3,1 (45)
HE
2,0 l Duratec-HE
en 2,3 l Duratec- 235/45 R 18 2,2 (32) 2,2 (32) 2,6 (38) 3,1 (45)
HE
Alle behalve 2,0 l
Duratec-HE en 2,3 215/60 R 16 2,4 (35) 2,4 (35) 2,6 (38) 3,1 (45)
l Duratec-HE
272
Velgen en banden
Maximaal
Normaal beladen
beladen
Maximaal
Normaal beladen
beladen
2,0 l Duratec-HE
en 2,3 l Duratec- 215/60 R 16 2,2 (32) 2,4 (35) 2,6 (38) 3,1 (45)
HE
2,0 l Duratec-HE
en 2,3 l Duratec- 225/50 R 17 2,2 (32) 2,2 (32) 2,6 (38) 3,1 (45)
HE
2,0 l Duratec-HE
en 2,3 l Duratec- 235/45 R 18 2,2 (32) 2,2 (32) 2,6 (38) 3,1 (45)
HE
2,5 l Duratec-ST 215/60 R 16 2,6 (38) 2,6 (38) 2,8 (41) 3,2 (46)
2,5 l Duratec-ST 225/50 R 17 2,6 (38) 2,6 (38) 2,8 (41) 3,2 (46)
2,5 l Duratec-ST 235/45 R 18 2,6 (38) 2,6 (38) 2,8 (41) 3,2 (46)
273
Velgen en banden
Maximaal
Normaal beladen
beladen
1,8 l Duratorq-TDCi
en 2,0 l Duratorq- 215/60 R 16 2,4 (35) 2,4 (35) 2,6 (38) 3,1 (45)
TDCi
1,8 l Duratorq-TDCi
en 2,0 l Duratorq- 225/50 R 17 2,4 (35) 2,2 (32) 2,6 (38) 3,1 (45)
TDCi
1,8 l Duratorq-TDCi
en 2,0 l Duratorq- 235/45 R 18 2,4 (35) 2,2 (32) 2,6 (38) 3,1 (45)
TDCi
2,2 l Duratorq-TDCi 215/60 R 16 2,5 (36) 2,4 (35) 2,6 (38) 3,1 (45)
2,2 l Duratorq-TDCi 225/50 R 17 2,5 (36) 2,3 (33) 2,6 (38) 3,1 (45)
2,2 l Duratorq-TDCi 235/45 R 18 2,5 (36) 2,3 (33) 2,6 (38) 3,1 (45)
274
Voertuigidentificatie
VOERTUIGIDENTIFICA- VOERTUIGIDENTIFI-
TIEPLAATJE CATIENUMMER (VIN)
A B
E D C
E85610
E87496
275
Technische specificaties
TECHNISCHE SPECIFICATIE
Afmetingen van de auto
S-MAX
D
A
E
B
E75180
276
Technische specificaties
C 1 610 - 1 658
Totale hoogte bij EC rijklaargewicht
(63.4 - 65.3)
D Wielbasis 2 850 (112,2)
E 1 578 - 1 588 (62,1 -
Spoorbreedte voor
62,5)
E 1 600 - 1 610 (63 -
Spoorbreedte achter
63,4)
277
Technische specificaties
Galaxy
E76860
278
Technische specificaties
Afstanden trekhaak
S-MAX
D
E
F
G
E75182 H
279
Technische specificaties
280
Technische specificaties
Galaxy
D
E
F
G
E75181 H
281
Technische specificaties
282
Telefoon
283
Telefoon
Huis
E87688
M Mobiel
284
Telefoon
285
Telefoon
286
Telefoon
Afstandsbediening
Uw auto kan zijn uitgerust met één
van de diverse typen
afstandsbedieningen: E87662
287
Telefoon
288
Telefoon
289
Telefoon
290
Telefoon
291
Telefoon
292
Telefoon
293
Telefoon
Gekoppelde telefoon
ontkoppelen
Een gekoppelde telefoon kan op elk
gewenst moment uit het systeem
worden gewist, behalve wanneer
met deze telefoon een gesprek
wordt gevoerd.
1. Druk op de PHONE toets op de
audio-installatie.
2. Selecteer de AFMELDEN optie
in het menu.
3. Selecteer de telefoon uit de lijst
met behulp van de
voorkeuzetoetsen.
N.B.: Nadat een Bluetooth telefoon
met het systeem is gekoppeld, wordt
deze de actieve telefoon.
In sommige gevallen moet de
Bluetooth telefoon eerst worden
geactiveerd door de betreffende
voorkeuzetoets van de
audio-installatie of het
navigatiesysteem te drukken.
294
Spraaksturing
WERKING • klimaatregeling
• navigatiesysteem.
Met spraakbesturing kunt u de
audio-installatie bedienen zonder dat N.B.: Het spraakbesturingssysteem
uw aandacht van de weg wordt is een taalgevoelig systeem.
afgeleid om bijvoorbeeld instellingen Wanneer u wenst dat het systeem in
te veranderen of om reacties van het een andere taal werkt, raadpleeg dan
systeem te ontvangen. uw dealer.
Wanneer u bij geactiveerd systeem Reactie van het systeem
één van de gedefinieerde
spraaklabels gebruikt, zet het Wanneer u een gesproken
spraakbesturingssysteem uw commando geeft, antwoordt het
spraaklabel om in een systeem telkens met een piep
bedieningssignaal voor de wanneer het gereed is om door te
audio-installatie. Uw spraaklabels gaan.
nemen de vorm van dialogen of Probeer geen nieuwe commando's
commando's aan. U wordt door te geven voordat u de piep hebt
mededelingen of vragen door deze gehoord. Het
dialogen geleid. spraakbesturingssysteem herhaalt
Maak uzelf vertrouwd met de elk gesproken commando.
functies van de audio-installatie Wanneer u niet precies weet hoe u
voordat u het moet doorgaan, zeg dan "HELP"
spraakherkenningsysteem gaat voor hulp of "CANCEL" wanneer u
gebruiken. niet wilt doorgaan.
N.B.: Wanneer Bluetooth en De "HELP" functie biedt u alleen een
spraakbesturing gedurende langere verzameling van de beschikbare
tijd bij stilstaande wagen worden commando's. Gedetailleerde uitleg
gebruikt, laat dan de motor stationair over alle mogelijke gesproken
draaien om te voorkomen dat de commando's kunt u op de volgende
accu wordt ontladen. bladzijden vinden.
Ondersteunde commando's Gesproken commando's
Met het spraakbesturingssysteem Alle commando's moeten op
kunt u de volgende systemen in de natuurlijke wijze worden
wagen bedienen: uitgesproken, alsof u tot een
• telefoon passagier spreekt of een
telefoongesprek voert. Uw
• radio stemvolume moet afhankelijk zijn van
• CD-speler omgevingsgeluiden in of buiten de
auto, maar schreeuw niet.
295
Spraaksturing
1
Spraaklabel • telefoon: "MOBILE NAME" , "DIAL
NUMBER", "DIAL NAME" en
Het spraaklabel kan de telefoon, de "REDIAL"
audio-installatie en het
navigatiesysteem ondersteunen door • CD-speler: "DISC" en "TRACK"
gebruik te maken van de "STORE • klimaatregeling: "TEMPERATURE",
NAME" functie (naam opslaan). "FAN", "AUTO MODE",
"DEFROSTING/DEMISTING ON"
• Sla maximaal 20 actieve
en "DEFROSTING/DEMISTING
spraaklabels per functie op.
OFF"
• De gemiddelde opnametijd per • radio: "TUNE NAME"
spraaklabel bedraagt ongeveer 2
tot 3 seconden. • navigatie: "ZOOM" en "ROUTE
SETTING".
1) Alleen wanneer een mobiele
SPRAAKGESTUURD telefoon met Bluetooth en
REGELSYSTEEM spraaksturing (voice control) is
GEBRUIKEN aangesloten.
Short cuts
Er zijn een aantal gesproken
woorden (short cuts) mogelijk,
waarmee u enkele functies van de
auto kunt regelen zonder het
complete commandomenu te
hoeven volgen. Dit zijn:
296
Spraaksturing
COMMANDO’S AUDIO-
UNIT
CD-speler/ CD-wisselaar
Met behulp van Voice Control kunt u
direct een CD of een nummer kiezen.
Overzicht
Het overzicht toont de beschikbare
gesproken commando's voor het
bedienen van uw CD-speler. De
volgende lijsten bieden aanvullende
informatie over het complete
commandomenu.
E87665
"CD"
"HELP"
a
"DISC"
b
"TRACK"
a) Kan alleen worden gebruikt voor een CD-wisselaar.
b) Kan als short cut worden gebruikt.
CD
Wanneer u een CD-wisselaar hebt,
kunt u het nummer van de CD kiezen
1 "CD" "CD"
297
Spraaksturing
2 "DISC"
a "DISC NUMBER PLEASE"
Muzieknummer
U kunt ook direct een
muzieknummer op de CD kiezen.
1 "CD" "CD"
2 "TRACK"
a "TRACK NUMBER PLEASE"
Overzicht
Radio
Het overzicht toont de beschikbare
De gesproken commando's
gesproken commando's voor de
ondersteunen de radiofuncties en u
bediening van uw radio. De volgende
kunt met Voice Control op
lijsten bieden aanvullende informatie
radiostations afstemmen.
over het complete commandomenu.
"RADIO"
"HELP"
"AM"
"FM"
a
"TUNE NAME"
"DELETE NAME"
"DELETE DIRECTORY"
298
Spraaksturing
"RADIO"
"PLAY DIRECTORY"
"STORE NAME"
a) Kan als short cut worden gebruikt.
Afstemfrequentie
Met deze functie kunt u met
gesproken commando's afstemmen
op radiostations.
1 "RADIO" "RADIO"
2 "AM" "FREQUENCY PLEASE"
"FM" "FREQUENCY PLEASE"
3 "<frequentie>" "TUNE <frequentie>"
Naam opslaan
Wanneer u op een radiostation hebt
afgestemd, kunt u deze met een
naam in het bestand opslaan.
1 "RADIO" "RADIO"
2 "STORE NAME" "STORE NAME"
"NAME PLEASE"
3 "<naam>" "REPEAT NAME PLEASE"
4 "<naam>" "STORING NAME"
"<naam> STORED"
299
Spraaksturing
1 "RADIO" "RADIO"
2 "TUNE NAME"
a "NAME PLEASE"
Naam wissen
Met deze functie kunt u een
opgeslagen radiostation wissen
1 "RADIO" "RADIO"
2 "DELETE NAME" "NAME PLEASE"
3 "<naam>" "DELETE <naam>"
"CONFIRM YES OR NO"
4 "YES" "DELETED"
"NO" "COMMAND CANCELLED"
Bestand afspelen
Met deze functie kunt u het systeem
alle opgeslagen radiostations laten
opnoemen.
1 "RADIO" "RADIO"
2 "PLAY DIRECTORY" "PLAY <DIRECTORY>"
300
Spraaksturing
1 "RADIO" "RADIO"
2 "DELETE DIRECTORY" "DELETE DIRECTORY"
"CONFIRM YES OR NO"
3 "YES" "RADIO DIRECTORY DELETED"
"NO" "COMMAND CANCELLED"
Overzicht
COMMANDO’S Het onderstaande overzicht toont de
TELEFOON beschikbare gesproken commando's
voor het telefoonsysteem. De
Telefoon volgende lijsten bieden aanvullende
informatie over het complete
Met uw telefoonsysteem kunt u een commandomenu.
extra telefoonboek aanleggen. De
opgeslagen nummers kunnen met
behulp van Voice Control worden
gekozen. Telefoonnummers, die met
behulp van Voice Control zijn
opgeslagen, worden in het systeem
van de auto opgeslagen en niet in
dat van uw telefoon.
"PHONE"
"HELP"
a, b
"MOBILE NAME"
a
"DIAL NUMBER"
a
"DIAL NAME"
"DELETE NAME"
301
Spraaksturing
"PHONE"
"DELETE DIRECTORY"
"PLAY DIRECTORY"
"STORE NAME"
a
"REDIAL"
"ACCEPT CALLS"
"REJECT CALLS"
a) Kan als short cut worden gebruikt.
b) Alleen mogelijk bij mobiele telefoons die met Bluetooth zijn aangesloten en
voorzien zijn van Voice Control en opgeslagen spraaklabels.
Een telefoonboek
aanleggen
Naam opslaan
Nieuwe spraaklabels kunnen worden
opgeslagen met het commando
"STORE NAME". Deze eigenschap
kan worden gebruikt voor het kiezen
van een nummer door de naam in
plaats van het complete
telefoonnummer uit te spreken.
1 "PHONE" "PHONE"
2 "STORE NAME" "STORE NAME"
"NAME PLEASE"
3 "<naam>" "REPEAT NAME PLEASE"
4 "<naam>" "STORING NAME"
"<naam> STORED"
"NUMBER PLEASE"
5 "<telefoonnummer>" "<telefoonnummer>"
302
Spraaksturing
Naam wissen
Opgeslagen namen kunnen ook uit
het bestand worden gewist.
1 "PHONE" "PHONE"
2 "DELETE NAME" "NAME PLEASE"
3 "<naam>" "DELETE <naam>"
"CONFIRM YES OR NO"
4 "YES" "<naam> DELETED"
"NO" "COMMAND CANCELLED"
Bestand afspelen
Gebruik deze functie om het systeem
alle opgeslagen namen en nummers
te laten opnoemen.
1 "PHONE" "PHONE"
2 "PLAY DIRECTORY" "PLAY DIRECTORY"
Bestand wissen
Met deze functie kunt u alle
ingevoerde gegevens in één keer
wissen.
303
Spraaksturing
1 "PHONE" "PHONE"
2 "DELETE DIRECTORY" "DELETE DIRECTORY"
"CONFIRM YES OR NO"
3 "YES" "PHONE DIRECTORY
DELETED"
"NO" "COMMAND CANCELLED"
Telefoonfuncties
Naam mobiele telefoon
Met deze functie kunt u met een
spraaklabel toegang krijgen tot de in
uw mobiele telefoon opgeslagen
telefoonnummers.
1 "PHONE" "PHONE"
2 "MOBILE NAME"
a, b "MOBILE NAME" "<telefoonaf-
hankelijke dialoog>"
a) Kan als short cut worden gebruikt.
b) Alleen wanneer een mobiele telefoon met Bluetooth en Voice Control is
aangesloten (afhankelijk van de mobiele telefoon).
Nummer kiezen
Nadat het spraaklabel is uitgesproken
kunnen telefoonnummers worden
gekozen.
1 "PHONE" "PHONE"
304
Spraaksturing
2 "DIAL NUMBER"
a "NUMBER PLEASE"
3 "<telefoonnummer>" "<telefoonnummer>
CONTINUE?"
4 "DIAL" "DIALLING"
"CORRECTION" "<laatste deel van nummer
herhalen>
CONTINUE?"
a) Kan als short cut worden gebruikt.
Naam kiezen
Nadat het spraaklabel is uitgesproken
kunnen telefoonnummers worden
gekozen.
1 "PHONE" "PHONE"
2 "DIAL NAME"
a "NAME PLEASE"
Nummer herhalen
Deze functie maakt het mogelijk het
laatst gekozen nummer te herhalen.
1 "PHONE" "PHONE"
305
Spraaksturing
2 "REDIAL"
a "REDIAL"
"CONFIRM YES OR NO"
3 "YES" "DIALLING"
"NO" "COMMAND CANCELLED"
a) Kan als short cut worden gebruikt.
1 "NUMBER PLEASE"
2 "<cijfers 1 tot en met 9, nul,
hekje, sterretje>"
Hoofdinstellingen
Oproepen beantwoorden en
weigeren
Oproepen kunnen met Voice Control
worden beantwoord of geweigerd.
1 "PHONE" "PHONE"
2 "ACCEPT CALLS" "ACCEPT CALLS"
"REJECT CALLS" "REJECT CALLS"
306
Spraaksturing
COMMANDO’S Overzicht
NAVIGATIESYSTEEM Het overzicht toont de beschikbare
gesproken commando's voor de
Raadpleeg de afzonderlijke bediening van het
handleiding van het navigatiesysteem klimaatregelsysteem. De volgende
voor meer informatie over de lijsten bieden aanvullende informatie
commandomenu's. over het complete commandomenu.
COMMANDO’S
KLIMAATREGELING
Klimaat
Met gesproken commando's voor
de klimaatregeling kunnen het
aanjagertoerental, de temperatuur
en de modus worden ingesteld. Niet
alle functies zijn in alle autotypen
beschikbaar.
"CLIMATE"
"HELP"
a
"FAN"
a
"DEFROSTING/DEMISTING ON"
a
"DEFROSTING/DEMISTING OFF"
a
"TEMPERATURE"
a
"AUTO MODE"
a) Kan als short cut worden gebruikt. Bij auto's met een Engelse taalmodule
is de short cut "FAN" niet beschikbaar.
Aanjager
Met deze functie kunt u het
aanjagertoerental instellen.
307
Spraaksturing
1 "CLIMATE" "CLIMATE"
Ontdooien/ontwasemen
1 "CLIMATE" "CLIMATE"
"DEFROSTING/DEMISTING
a "DEFROSTING/DEMISTING ON"
ON"
2
"DEFROSTING/DEMISTING "DEFROSTING/DEMISTING
a OFF"
OFF"
a) Kan als short cut worden gebruikt.
Temperatuur
Met deze functie kunt u de
temperatuur instellen.
1 "CLIMATE" "CLIMATE"
2 a "TEMPERATURE PLEASE"
"TEMPERATURE"
3 "MINIMUM" "TEMPERATURE MINIMUM"
308
Spraaksturing
Automatische modus
1 "CLIMATE" "CLIMATE"
2 a "AUTO MODE"
"AUTO MODE"
a) Kan als short cut worden gebruikt. Kan worden uitgeschakeld door een
andere temperatuur of een ander aanjagertoerental in te stellen.
309
Bijlagen
310
Bijlagen
E76938
311
Bijlagen
E76939
312
Bijlagen
E76940
313
Bijlagen
E76941
314
Bijlagen
E76942
Alarm
Wanneer de typegoedkeuring van
uw alarminstallatie wordt
gecontroleerd, verwijs dan naar de
volgende tabel.
315
Bijlagen
E76974
TYPEGOEDKEURINGEN ELEKTROMAGNETISCHE
COMPATIBILITEIT
Bluetooth/spraakherken-
ningssysteem - WAARSCHUWINGEN
conformiteitsverklaring Uw wagen is getest en
gecertificeerd volgens de
Wij, de verantwoordelijke partij voor
Europese wetgeving betreffende
naleving van de wet, verklaren op
elektromagnetische comptabiliteit
eigen verantwoordelijkheid, dat het
(EMC) (2004/104/EC). U dient ervoor
handset-integratiepakket RX-1C
te zorgen dat apparatuur die u heeft
conform is aan de bepalingen gesteld
gemonteerd voldoet aan de
in de volgende Richtlijn van de Raad:
betreffende lokale wetgeving. Laat
1999/5/EC. Een kopie van de
apparatuur door goed geschoolde
Conformiteitsverklaring kunt u vinden
monteurs monteren.
op:
Radiofrequentie (RF) zenders
www.nokia.com/phones
(bijv. mobiele telefoons, amateur
/declaration_of_conformity
radiozenders, enz.) mogen alleen in
Het woord, het merk en de logo's uw wagen worden gemonteerd,
Bluetooth zijn eigendom van wanneer deze volledig voldoen aan
Bluetooth SIG Inc. en de Ford Motor de parameters die in de
Company mag dergelijke merktekens onderstaande tabel zijn
onder licentie gebruiken. Namen van weergegeven. Er zijn geen bijzondere
andere producten en bedrijven voorzieningen of voorwaarden voor
kunnen handelsmerken of het monteren of gebruik.
handelsnamen van de respectieve
Monteer geen
eigenaren zijn. Nokia Corporation
zender/ontvangers, microfoons,
Keilalahdentie 4, 02150 Espoo,
luidsprekers en dergelijke in de
Finland
ontvouwruimte van de airbags.
316
Bijlagen
WAARSCHUWINGEN WAARSCHUWINGEN
Bevestig geen antennekabels Houd antennekabels en
aan de originele bedrading, stroomdraden minimaal 100 mm
brandstofleidingen en remleidingen weg van elektronische modules en
van de wagen. airbags.
6
4
1 2 3 8
5
7
E85998
1 – 30 50 W 3, 8
30 – 54 50 W 2, 3
68 – 87,5 50 W 1, 2, 3, 4, 5
142 – 176 50 W 1, 2, 3, 4, 5
380 – 512 50 W 1, 2, 3, 4, 5
806 – 940 1
10 W (2 W )
1 1
1, 2, 3, 4, 5 (6 , 7 )
1200 – 1400 10 W 2
1710 – 1885 1
10 W (1 W )
1 1
1, 2, 3, 4, 5 (6 , 7 )
317
Bijlagen
1885 – 2025 10 W (1 W )
1 1 1
1, 2, 3, 4, 5 (6 , 7 )
2400 – 2500 0,1 W Alle plaatsen
1
Alleen voor GSM/3G mobiele telefoons met een patch antenne tegen de
binnenzijde van de voorruit gemonteerd.
318
Index
A Adaptieve snelheidsregeling
(ACC)............................................188
Aanhangers trekken.....................212 Werking................................................188
Aansluiting Auxiliary ingang (AUX Afneembare trekhaakkogel.........212
IN) .................................................154 Onderhoud..........................................215
Aansteker........................................147 Rijden met een aanhanger...............214
ACC Rijden zonder aanhanger.................215
Zie: Adaptieve snelheidsregeling Trekhaakkogel aanbrengen.............213
(ACC)................................................188 Trekhaakkogel ontgrendelen...........213
Accessoires Trekhaakkogel verwijderen..............214
Zie: Onderdelen en accessoires.........8 Afneembare trekhaakkogel ........215
Zie: Gebruik maken van ACC...........190 Onderhoud..........................................219
Accu van de auto.........................255 Rijden met een aanhanger...............218
Achterbank.....................................138 Trekhaakkogel inklappen..................216
Een vlakke laadvloer maken............142 Trekhaakkogel uitklappen.................218
Stoelen, tweede zitrij.........................138 Afstandsbediening programmeren
Stoelen van de derde zitrij.................141 Zie: Programmeren van de
Achterruitwissers en afstandsbediening...........................38
-sproeiers.......................................54 Airconditioning
Ruitensproeier......................................55 Zie: Klimaatregeling............................118
Wissen met intervallen........................54 Akoestische
Wissen tijdens achteruitrijden............55 waarschuwingssignalen en
Achterste zijruiten...........................85 -indicaties.......................................92
Elektrisch bedienbare achterste De gongsignalen in- en
zijruiten...............................................86 uitschakelen......................................92
Handbediende achterste Alarm.................................................47
zijruiten...............................................85 Werking.................................................47
Actieve schokdemperregeling Alarm inschakelen...........................49
.......................................................182 Alle uitvoeringen..................................49
Werking................................................182 Alarm uitschakelen.........................50
Actieve vering Categorie 1 alarm................................50
Zie: Gebruik van de actieve Perimeter alarm...................................50
schokdemperregeling ..................182 Algemene informatie over
Adaptief verlichtingssysteem, voor radiofrequenties............................38
(AFS)...............................................63 Anti Blokkeer Systeem (ABS)
Bochtverlichting...................................64 Zie: Remmen......................................170
Adaptieve cruise control Armleuning, voor...........................145
Zie: Gebruik maken van ACC...........190 Asbak...............................................147
Adaptieve koplampen (AFS) Asbak, achterin...................................148
Zie: Adaptief verlichtingssysteem, voor Asbak, voorin......................................147
(AFS)..................................................63
319
Index
Audiobediening................................51 Bagagenetten................................201
Modus....................................................51 Bagagenet - type 1............................201
Zoekfunctie...........................................52 Bagagenet - type 2..........................203
Automatisch dimmende Bagageverankeringspunten........197
spiegel............................................85 Galaxy..................................................197
Automatische S-MAX..................................................198
klimaatregeling............................123 Bandenreparatieset .....................261
Aanjager..............................................125 Algemene informatie.........................261
Airconditioning achterin Bandenspanning controleren.........266
(automatische klimaatregeling met Band oppompen...............................262
drie zones).......................................127 Gebruik van de
Airconditioning in- en bandenreparatieset......................262
uitschakelen....................................126 Bandenspanningcontrolesysteem.270
Automatisch Bandenspanning controleren.........270
temperatuurregelsysteem in- en Belading instellen................................271
uitschakelen....................................126 Banden
Gerecirculeerde lucht........................126 Zie: Velgen en banden......................257
Luchtverdeling....................................125 Batterij van afstandsbediening
Mono modus......................................124 Zie: Batterij van afstandsbediening
Temperatuur instellen........................124 vervangen.........................................39
Voorruit ontdooien en Batterij van afstandsbediening
ontwasemen...................................126 vervangen......................................39
Automatische transmissie...........166 Afstandsbediening met inklapbaar
Keuzehendelstanden........................166 sleutelblad.........................................39
Rijmodi.................................................168 Afstandsbediening zonder inklapbaar
Tips voor het rijden met een sleutelblad.........................................40
automatische transmissie.............168 Bedieningselementen
Voorziening voor het ontgrendelen telefoon........................................287
van de keuzehendel......................168 Afstandsbediening............................287
Automatisch in- en uitschakelende Oproepen beëindigen of
ruitenwissers.................................53 weigeren.........................................287
Automatisch in- en uitschakelende Bekerhouders................................148
verlichting.......................................60 Tafeltjes op de rugleuningen............149
Auto op vier wielen slepen..........234 Bergen van de auto.....................234
Alle uitvoeringen................................234 Bescherming van inzittenden.......28
Wagens met automatische Werking.................................................28
transmissie.....................................235 Bevestigingspunten voor lading
.......................................................205
B De ladingsteun monteren................208
Ladingsteunen monteren................206
Bagageafdekkingen.....................204 Verankeringspunten monteren.......207
Bijlagen............................................310
320
Index
321
Index
322
Index
323
Index
324
Index
325
Index
P R
Parkeerhulp Reinigen van binnenzijde
Zie: Gebruik maken van de auto..............................................254
parkeerhulp.....................................184 Instrumentenpaneelschermen,
Parkeerhulp....................................184 LCD-schermen,
Werking................................................184 radioschermen..............................254
Parkeerrem.....................................171 Veiligheidsgordels.............................254
Handrem aantrekken ........................171 Reinigen van buitenzijde
Handrem vrijzetten.............................171 auto..............................................253
Op een helling parkeren.....................171 Achterruit reinigen.............................253
Passagiersairbag uitschakelen.....36 Chromen onderdelen reinigen.......253
Airbag aan passagierszijde Koplampen reinigen.........................253
inschakelen.......................................37 Onderhoud van de lak......................253
Airbag aan passagierszijde Remmen.........................................170
uitschakelen......................................36 Werking................................................170
Schakelaar voor airbag aan Richtingaanwijzers..........................64
passagierszijde monteren..............36 Roetfilter (DPF)
Zie: Dieselroetfilter (DPF)..................158
Rugleuningtafeltjes........................152
Ruiten en spiegels..........................80
Ruitensproeiers
Zie: Ruitenwissers en
ruitensproeiers.................................53
326
Index
Ruitensproeiervloeistof Sloten.................................................41
controleren..................................249 Sneeuwkettingen
Ruitenwisserbladen Zie: Gebruik van
controleren....................................55 sneeuwkettingen...........................269
Ruitenwisserbladen Snelheidsregeling (cruise
vervangen......................................56 control)..........................................186
Achterruitwisserbladen.......................57 Werking................................................186
Voorruitwisserbladen..........................56 Snelheidsregeling
Ruitenwissers en Zie: Snelheidsregeling (cruise
ruitensproeiers..............................53 control).............................................186
Technische specificatie......................58 Specificatie-overzicht
Run flat banden ............................267 zekeringen...................................225
Run flat banden vervangen.............268 Centrale zekeringenkast..................229
Wat te doen wanneer een run flat Zekeringenkast achterin...................231
band lek raakt................................268 Zekeringenkast in het
Werkingsprincipe...............................267 motorcompartiment.....................225
Spiegels
S Zie: Ruiten en spiegels........................80
Zie: Verwarmde ruiten en spiegels..128
Schuifbare laadvloer ....................199 Spraakgestuurd regelsysteem
Opbergvak..........................................199 gebruiken.....................................296
Setup Bluetooth............................285 Werking van het systeem................296
Compatibiliteit van Spraaksturing................................295
telefoontoestellen.........................286 Werking...............................................295
Eisen voor een Bluetooth Staat na een aanrijding................222
verbinding.......................................286 Stabiliteits controle
Telefoons bedienen..........................285 Zie: Gebruik maken van
Setup telefoon..............................283 stabiliteitsregeling...........................177
Aansluiting met behulp van een Stabiliteitsregeling..........................176
telefoonhouder..............................283 Werking................................................176
Een andere Bluetooth telefoon Standverwarming
koppelen.........................................285 Zie: Extra verwarming.......................129
Telefoonboek.....................................284 Starten met hulpstartkabels
Telefoonboekcategorieën...............284 Zie: Gebruik van startkabels............255
Uw telefoon in de telefoonhouder Stoelen............................................134
plaatsen..........................................283 Stuurbekrachtigingsvloeistof
Van een telefoon een actieve telefoon controleren..................................249
maken.............................................284 Bijvullen...............................................249
Sleeppunten..................................234 Stuurwiel afstellen............................51
Sleutels en afstandsbediening......38
Sleutels
Zie: Gebruik van de sleutel.................38
327
Index
Stuurwielblokkering.......................155
Uitvoeringen met keyless
V
startsysteem...................................156 Veiligheidsgordels vastmaken.......31
Uitvoeringen zonder keyless Veiligheidsgordel op tweede zitrij.....32
startsysteem...................................155 Veiligheidsgordels op de derde
Stuurwiel............................................51 zitrij......................................................33
Veiligheidsmaatregelen................160
T Veiligheidsuitrusting voor
kinderen.........................................20
Tanken.............................................162 Velgen en banden........................257
Tankklep..........................................162 Algemene informatie........................257
Technische specificaties..............276 Technische specificatie....................272
Technische specificatie....................276 Ventilatie
Telefoon Zie: Klimaatregeling............................118
Zie: Gebruik maken van de telefoon ..... Ventilatieroosters...........................119
Zie: Gebruik maken van de telefoon ..... Luchtroosters, voor............................119
Telefoon.........................................283 Luchtroosters derde zitrij..................120
Algemene informatie........................283 Luchtroosters tweede zitrij................119
Tips voor het rijden met ABS Vergrendelen en
Zie: Tips voor rijden met ABS............170 ontgrendelen..................................41
Tips voor het rijden.......................220 Achterklep............................................43
Tips voor rijden met ABS..............170 Automatisch opnieuw
Transport........................................196 vergrendelen....................................44
Algemene informatie.........................196 Bevestiging van het vergrendelen en
Trekken van een aanhanger.......212 ontgrendelen.....................................41
Steile hellingen....................................212 Centrale vergrendeling........................41
Tripcomputer.................................102 Dubbele vergrendeling........................41
Actieradius tot de brandstoftank leeg Ontgrendelfunctie opnieuw
is........................................................102 programmeren.................................44
Buitentemperatuur............................103 Portieren en achterklep vergrendelen
Dagteller..............................................102 en ontgrendelen met de
Gemiddeld brandstofverbruik..........102 afstandsbediening...........................42
Gemiddelde snelheid........................103 Portieren met de sleutel dubbel
Kilometerteller....................................102 vergrendelen....................................42
Type 1 en 2..........................................103 Portieren met de sleutel vergrendelen
Type 3..................................................104 en ontgrendelen..............................42
Typegoedkeuringen.............310, 316 Portieren van binnenuit vergrendelen
Bluetooth/spraakherkenningssysteem en ontgrendelen..............................43
- conformiteitsverklaring...............316
328
Index
Verlichtingsbediening.....................59
Grootlicht en dimlicht..........................59
W
Home safe verlichting.........................60 Waarschuwings- en
Lichtsignaal...........................................59 indicatielampen.............................89
Parkeerlichten......................................59 Berichtenindicator................................91
Standen van de lichtschakelaar........59 Controlelamp 'Vorst'............................91
Verlichting.........................................59 Controlelamp ABS...............................89
Versnellingsbak/transmissie........165 Controlelamp airbag...........................89
Versnellingsbak Controlelamp automatische
Zie: Versnellingsbak/transmissie.....165 snelheidsregeling.............................90
Verwarmde ruiten en Controlelamp elektrische parkeerrem
spiegels.........................................128 (EPB)..................................................90
Verwarmbare buitenspiegels...........129 Controlelamp grootlicht......................91
Verwarmbare ruiten...........................128 Controlelamp koplampen...................91
Verwarmde stoelen......................143 Controlelamp laadstroom...................91
Verwarming Controlelamp laag
Zie: Klimaatregeling............................118 brandstofniveau................................91
Verzorging van banden...............269 Controlelamp mistachterlichten.........91
Verzorging van de auto...............253 Controlelamp mistlampen, vóór.......90
Voertuigidentificatienummer Controlelamp motor...........................90
(VIN)..............................................275 Controlelamp oliedruk.........................91
Voertuig Identificatie Nummer (VIN) Controlelamp remsysteem................89
Zie: Voertuigidentificatienummer Controlelamp stabiliteitsregeling
(VIN).................................................275 (ESP)..................................................92
Voertuigidentificatieplaatje..........275 Controlelamp voorgloeibougie..........91
Voertuigidentificatie......................275 Forward alert indicator........................90
Voorruitsproeiers............................54 Herinneringssysteem
Voorruitwissers................................53 veiligheidsgordel..............................92
Wissen met intervallen........................53 Indicator maximum
Voorste mistlampen.......................60 motortoerental..................................91
Richtingaanwijzers...............................90
Waarschuwingsknipperlichten.....62
Waarschuwingssignaal
veiligheidsgordel...........................35
Herinneringssysteem
uitschakelen......................................35
Wagen wassen
Zie: Reinigen van buitenzijde auto...253
Wassen
Zie: Reinigen van buitenzijde auto...253
Wegenkaartopbergvakken.........152
Winterbanden
329
Index
Z
Zekeringen.....................................223
Zitverhogers.....................................21
Zitverhoger............................................21
Zitverhoger...........................................22
Zonneschermen ...........................146
Dak (Galaxy)........................................146
Dak (S-Max)........................................146
Zijruiten.................................................146
330
8M2J-19A321-CA (CG3533nl)