Professional Documents
Culture Documents
Antwoorden Bij Geologie Van Nederland H1+2
Antwoorden Bij Geologie Van Nederland H1+2
Bij Hoofdstuk 1
1 a. Leg in eigen bewoordingen uit wat een hoekdiscordantie is.
Een hoekdiscordantie is een plek waar sedimentaire gesteentelagen te zien zijn die onder een hoek op
andere gesteentelagen liggen. Daartussen bevindt zich een erosievlak.
Plooiing/scheefstelling.
c. Noem drie dingen waarom geologie van belang is voor onze maatschappij.
c. Noem een voorbeeld van een sedimentair, een metamorf en een stollingsgesteente
Sedimentair: zandsteen, schalie, kalksteen, steenzout
Stolling: graniet, basalt, dioriet, andesiet, puimsteen, obsidiaan
Metamorf: leisteen, fylliet, schist, gneiss, marmer, kwartsiet
2 a. Leg uit hoe het principe van evolutie volgens Darwin werkt. Waarom had
Darwin het begrip 'Geologische Tijd' nodig voor zijn theorie?
De evolutietheorie stelt dat in de loop van de geologische tijd soorten die het beste zijn aangepast aan
hun omgeving zullen overleven. Door geleidelijke veranderingen van de omgeving zullen er in de loop
van de tijd soorten splitsen en daardoor nieuwe soorten ontstaan. Die veranderingen gaan echter op
geologische snelheden, dus met honderdduizenden tot miljoenen jaren.
b. Zoek op internet naar websites over creationisme. Wat is dit voor stroming?
Creationisten gaan er vanuit dat de aarde is geschapen (gecreëerd) door God en dat deze niet verandert
in de loop van de tijd. Evolutie bestaat volgens deze mensen niet. De meeste creationisten menen ook
dat de aarde niet veel ouder is dan een paar duizend jaar.
c. Welke verklaring geven creationisten vaak voor het voorkomen van fossielen
van uitgestorven dieren?
Creationisten beweren vaak dat fossielen een overblijfsel zijn van de zondvloed. Dieren die niet op de
ark van Noach mee gingen, zijn toen verdronken en als fossielen in de grond terecht gekomen. Een
andere uitleg die wel eens wordt gegeven is dat fossielen in de grond zijn gestopt door God om het
geloof van de mens in Hem te testen.
c. Bedenk twee voorbeelden van een soort die niet goed te gebruiken is als
gidsfossiel.
Een Tyrannosaurus Rex, of in feite ieder groot landdier. Ook landplanten zijn relatief zeldzaam als
fossiel. Met name degene die niet in moeras-achtige omstandigheden groeien.
5 Paleomilieureconstructie
kleisteen
mengsel klei/kalksteen
kalksteen
zandsteen
erosievlak
schelpfragmenten
Koralen, brachiopoden,
gastropoden, crinoïden
(rifbewoners)
Golfwerking en stroming)
Stel, je bent een geoloog en in het veld heb je een gesteentepakket bekeken. Je hebt in bovenstaande
kolom genoteerd welke stenen je hebt gevonden en welke fossielen daarin zaten. Links zie je de
gesteenten, rechts de fossielinhoud.
Nu is het je taak om een kort verhaal te schrijven over wat hier achtereenvolgens is gebeurd. Denk
daarbij aan waar klei wordt afgezet en waar zand en probeer ook te bedenken wat de fossielen je
vertellen. Verduidelijk desnoods je verhaal met een tekening.
De plek waar deze afzettingen zijn gevormd was achtereenvolgens een diepe zee (klei), werd wat
ondieper (dat zie je aan de aanwezigheid van meer kalk en restanten van rifbewonende organismen),
om uiteindelijk erg ondiep te worden. De kalksteenlaag met fossielen is een overblijfsel van een
koraalrif, wat per definitie niet diep kan zijn (koraal heeft zonlicht en schoon, dus bewegend water
nodig). Daarna heeft er een branding-achtige situatie gelegen, wat je kunt zien aan de zandsteenlaag
met oesters, die beiden een indicatie zijn voor een hoger energetisch milieu. Uiteindelijk is het zelfs
verland, wat te zien is aan het erosievlak. Er is dus al die tijd sprake van een dalende relatieve
zeespiegel. Daarna heeft een snelle transgressie de boel weer onder water gezet en ben je weer terug
bij het diepe, open mariene milieu van de schalie.
6 a. Met koolstofdateringen kom je niet veel verder dan 60.000 jaar. Waarom niet?
Omdat 14C een halfwaardetijd heeft van 5730 jaar en dus na die 60.000 jaar allemaal vervallen is. Je
kunt het dan dus niet meer meten.
b. Zoek op wat het begrip 'halfwaardetijd' betekent. Waarom is dit handig voor
het dateren van gesteente?
De halfwaardetijd van een radioactief element is de tijd die het duurt om de hoeveelheid van dat
element met de helft te doen vervallen naar een vervalproduct. Dit is een vaste hoeveelheid tijd, dus
steeds na één keer de halfwaardetijd is er nog maar de helft over van waar je mee begon.
Omdat dit een vast tijdsbestek is, kun je een vervalcurve door de tijd heen construeren. Door te meten
hoeveel je nog over hebt van het oorspronkelijke radioactieve element, kun je dus vaststellen hoe oud
het is.
c. De halfwaardetijd van een radioactief element is 10 miljoen jaar. Hoeveel is er na 20
miljoen jaar nog over van de oorspronkelijke hoeveelheid van het element?
20 miljoen = 2*10miljoen, ofwel 2*de halfwaardetijd. Het is dus nog ½*½=¼ van de oorspronkelijke
hoeveelheid.
d. En na 30 miljoen?
Driemaal de halfwaardetijd, dus ½*½*½ = (½) 3 = 1/8