Coniunctivus

VORMLEER en GRAMMATICA

I Maak vier kolommen en deel de volgende 20 persoonsvormen, allen in de

conjunctivus, in naar tijd: praesens, imperfectum, perfectum of plusquamperfectum.

1.vocarent, 2. vocem, 3. terruerit, 4. terreas, 5. miserint, 6. audiremus, 7. audivissetis,

8. essem, 9. possint, 10. terruisset, 11. vocent, 12. terrerent, 13. mittat, 14. ires, 15.
hortati sint, 16. loquamur, 17. fueritis, 18. feram, 19. audiatis, 20. vocarentur.

II Sommige werkwoordsvormen zijn op meer dan één manier te benoemen. Geef van
de volgende vormen alle mogelijke vertalingen:

1. mittam (2x)
2. audiar (2x)
3. audiverint (2x)
4. vinceris (2x) te weten: vince˘ris en vince¯ris

III Bepalend voor de vertaling van een conjunctivus in de hoofdzin is de

werkwoordstijd. Bestudeer onderstaand schema en vertaal de Latijnse zinnetjes:

praesens
-aansporing Hoc faciat. .....
-wens (Utinam) hoc faciat. .....
-mogelijkheid Hoc faciat .....
-twijfel Quid faciat? .....
-verbod Ne hoc facias …..

perfectum
-verbod Ne hoc feceris.

imperfectum
-irreële wens (heden) (Utinam) hoc faceret. .....
-irreële situatie (heden) Hoc faceret, (si posset) .....
-mogelijkheid Hoc faceret. .....
-twijfel Quid faceret? .....

plusquamperfectum
-irreële wens (verleden) (Utinam) hoc fecisset. .....
-irreële situatie (verleden) Hoc fecisset (si...) .....